Instelling Stibbe Nieuwsflash marktpraktijken en consumentenrecht www.stibbe.be
Onderwerp Verbod lokvogelreclame scherpgesteld
Datum Juli 2011
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2011
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
juli 2011 Nr. 2011/02
Nieuwsflash marktpraktijken en consumentenrecht
1. 2. 3.
4. 5. 6.
Verbod lokvogelreclame scherpgesteld Het Hof van Cassatie interpreteert ‘reclame’ breed Gezamenlijke aanbiedingen die een financiële dienst omvatten – verduidelijkingen van de reikwijdte van het verbod en de uitzonderingen Het begrip ‘uitnodiging tot aankoop’ en de mogelijkheid om ‘vanafprijzen’ aan te duiden uitgelegd door het Hof van Justitie Wijziging van de Wet Marktpraktijken met het oog op het bestrijden van reclameronselaars Commissiemededeling
1. Verbod lokvogelreclame scherpgesteld De correctionele rechtbank van Gent heeft in een vonnis van 12 januari 2011 het verbod op de zogenaamde lokvogelreclame verduidelijkt. Het gaat daarbij om interessante aanbiedingen aangekondigd in een folder of via een ander medium die consumenten naar de winkel lokken. Het product blijkt echter niet meer in voorraad, soms bij het begin van de reclame, soms na enkele uren. De rechter veroordeelde in dit geval de betrokken onderneming (een supermarktketen) onder meer op grond van de volgende overwegingen:
Om u uit te schrijven of in te schrijven voor andere nieuwsbrieven, gelieve hier te klikken.
Contact Voor meer informatie kan u contact opnemen met Peter Wytinck (+32 2 533 52 38 of via e-mail), Tim Baes (+32 2 533 52 38 of via email) of uw gebruikelijke contactpersoon bij Stibbe.
Gerelateerde pagina's Stibbe - Webpagina marktpraktijken en consumentenrecht Stibbe - Advocaten marktpraktijken en consumentenrecht
- Het feit dat slechts een miniem aantal producten zo beperkt voorradig is, is irrelevant; - De “modale consument mag er immers wel degelijk van uitgaan dat de aangekondigde actie- en promotieartikelen in voorraad en ter beschikking zullen zijn in elk filiaal van de beklaagde, minstens via elk filiaal op de actiedag kunnen besteld/gereserveerd worden”. De eventuele inbreuk moet dus niet nationaal of globaal bekeken worden. - Van de consument kan niet verwacht worden dat hij zich op één en dezelfde dag naar verschillende filialen begeeft in een poging alsnog een actie- of promotieartikel op de kop te kunnen tikken. - De vermelding "aanbieding enkel geldig op de dagen vermeld in deze folder en zolang de voorraad strekt" is onvoldoende om een inbreuk te vermijden.
De alliantie Stibbe Herbert Smith Gleiss Lutz
2. Het Hof van Cassatie interpreteert ‘reclame’ breed In een arrest van 18 maart 2011 heeft het Hof van Cassatie bevestigt dat het begrip ‘reclame’ erg breed moet worden geïnterpreteerd. Hoewel het arrest nog de oude Wet op de Handelspraktijken van 1991 betrof, gelden de beginselen in het arrest ook voor de betekenis van ‘reclame’ onder de nieuwe Wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming van 6 april 2010. Het verbroken arrest van het Hof van Beroep van 25 mei 2009 stelde dat "het plaatsen van een kenplaatje op één tank die – uit de aard van de zaak – slechts op één plaats kan geïnstalleerd worden, (…) op zich onvoldoende [is] om van ‘reclame’ in de zin van de WHPC te spreken » en dat « er (…) sprake (moet) zijn van meerdere van dat soort praktijken [om van reclame te kunnen spreken]". Het Hof van Cassatie brengt in zijn arrest eerst in herinnering dat ‘reclame’ in de zin van de Wet van 1991 ‘elke mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten of diensten te bevorderen, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen’. Vervolgens overweegt het Hof dat een mededeling die het vertrouwen van de consument begunstigt of versterkt en aldus onrechtstreeks tot doel heeft de verkoop van diens producten te bevorderen, onder deze definitie valt. Bijgevolg verbreekt het Hof van Cassatie het bestreden arrest omdat dit arrest in de aangehaalde overweging een voorwaarde toevoegt aan de wettelijke definitie van reclame in de Wet van 1991. 3. Gezamenlijke aanbiedingen die een financiële dienst omvatten – verduidelijkingen van de reikwijdte van het verbod en de uitzonderingen In een vonnis van 13 april 2011 heeft de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel verduidelijkingen aangebracht inzake het verbod op gezamenlijke aanbiedingen die een financiële dienst omvatten. Het betrof een zaak ingeleid tegen Citroën die tijdens een reclamecampagne gelanceerd in december 2010 ter gelegenheid van het Autosalon, aan consumenten zes maanden gratis omniumautoverzekering had aangeboden bij aankoop van een wagen. Sinds de inwerkingtreding van de Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken zijn gezamenlijke aanbiedingen niet meer principieel verboden, maar principieel toegelaten. De voornaamste uitzondering is echter het behoud van het verbod op gezamenlijke aanbiedingen met betrekking tot financiële
diensten (nieuw artikel 72 WMPC). Luidens artikel 72 §1 is het verbod van toepassing zodra één van de gezamenlijk aangeboden elementen een financiële dienst is. De rechter moest zich o.m. uitspreken over de vraag (1) of Richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (hierna ‘Richtlijn oneerlijke handelspraktijken) een dergelijk regeling niet enkel toestaat wanneer het hele aanbod bestaat uit enkel financiële diensten en (2) of de uitzondering van het ‘geheel’ (artikel 72 §2, 1°) vereist dat alle elementen die gezamenlijk worden aangeboden, financiële diensten zijn. Na de relevante Belgische en Europese wettelijke bepalingen in herinnering te hebben gebracht, oordeelde de Voorzitter dat het in het voorliggende geval ging over een gezamenlijk aanbod van een goed (de wagen van het merk Citroën) en een financiële dienst (een omniumverzekering) en dat dit aanbod dan ook viel onder het verbod op gezamenlijke aanbiedingen met betrekking tot financiële diensten. Hij overwoog dat uit geen enkel element van artikel 3, 9° van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (dat een striktere regeling voor financiële diensten mogelijk maakt) blijkt dat deze bepaling beperkt zou zijn tot de gezamenlijke aanbieding van verschillende financiële diensten, d.w.z. tot de situatie waarin enkel financiële diensten gezamenlijk zouden zijn aangeboden – of minstens hoofdzakelijk financiële. Hieruit blijkt, volgens de rechter, dat de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken aan de nationale wetgever toelaat om het gezamenlijk aanbod te verbieden van zodra één van de elementen die gezamenlijk worden aangeboden een financiële dienst uitmaakt. Bovendien oordeelde de voorzitter dat de uitzondering in artikel 72 §2, 1° (‘het geheel’) niet toepasselijk is omdat dit vereist dat het gaat om een geheel van financiële diensten, terwijl het hier om een aanbod van een goed (een Citroën voertuig) met een financiële dienst (omniumverzekering) ging. 4. Het begrip ‘uitnodiging tot aankoop’ en de mogelijkheid om ‘vanafprijzen’ aan te duiden uitgelegd door het Hof van Justitie Op 12 mei 2011 heeft het Hof van Justitie een arrest geveld met betrekking tot de interpretatie van het begrip ‘uitnodiging tot aankoop’ in de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken1. Het was de eerste zaak waarin het Hof de kans kreeg om dit begrip uit te leggen. Het belang van dit begrip ligt in het feit dat in geval van een ‘uitnodiging tot aankoop’, artikel 7 §4 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (artikel 90 §4 WMPC) bepaalde bijkomende informatievereisten stelt aan het aanbod. In de zaak die aanleiding had gegeven tot de prejudiciële
vragen, was het Zweedse reisbureau Ving Sverige betrokken, gespecialiseerd in het aanbod van pakketreizen, vliegtuigtickets en hotelreservaties. Dit reisbureau had in een Zweeds dagblad een commerciële communicatie laten publiceren waarin reizen naar New York werden gepresenteerd. Deze communicatie bevatte bepaalde inlichtingen met betrekking tot de reis in kwestie, in het bijzonder de ‘vanafprijs’, dat wil zeggen de minimale prijs waaraan deze reis kon worden gekocht2 en een verwijzing naar de website en naar het telefoonnummer van het reisbureau. De Zweedse autoriteit bevoegd voor consumentenbescherming (de ‘Konsumentenombudsmannen’) was van mening dat de advertentie in kwestie naliet om enkele van de voornaamste kenmerken van de reis (waaronder de vaste prijs) te vermelden en leidde een procedure in tegen het reisbureau wegens misleidende omissie in de zin van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. De Zweedse rechter achtte een interpretatie van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken noodzakelijk voor de oplossing van het geschil en besliste om zeven prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. In de antwoorden van het Hof van Justitie zijn de volgende overwegingen de interessantste: 1) Er is sprake van een ‘uitnodiging tot aankoop’ wanneer de informatie inzake een geadverteerd product en de prijs ervan voor de consument volstaat om een besluit over een aankoop te nemen, zonder dat de commerciële boodschap een daadwerkelijke mogelijkheid tot aankoop hoeft te bieden (zoals bv. een bestelbon), of zonder dat toegang tot een dergelijke mogelijkheid hoeft te bestaan (zoals bv. reclame aan de buitenzijde van een winkel). 2) De voorwaarde van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken betreffende de aanduiding van de prijs van het product kan zijn voldaan indien de commerciële boodschap een vanaf prijs vermeldt (‘prijs vanaf’), dat wil zeggen de laagste prijs waartegen het geadverteerde product kan worden gekocht op voorwaarde dat de consument op basis van deze vanafprijs een besluit over een aankoop kan nemen. 3) De voorwaarde in de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken inzake vermelding van de productkenmerken kan zijn voldaan wanneer in woord of beeld naar het product wordt verwezen, ook wanneer met één enkele aanduiding naar een product met verschillende uitvoeringen wordt verwezen op voorwaarde dat de consument hiermee over voldoende informatie beschikt om het product te identificeren en te onderscheiden, teneinde een besluit over een aankoop te nemen.
4) Het kan volstaan dat de handelaar slechts een aantal van de voornaamste kenmerken van het product vermeldt in een uitnodiging tot aankoop en voor het overige verwijst naar zijn website, mits deze essentiële informatie bevat over de voornaamste kenmerken van het product in overeenstemming met de vereisten van de Richtlijn, op voorwaarde dat de vermelding van slechts een aantal van de voornaamste kenmerken van het product de consument in staat stelt een geïnformeerd besluit over een aankoop te nemen. Het Hof herinnert er ook aan dat betreffende pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten, artikel 3 van Richtlijn 90/314 een reeks informatievereisten bevat waaraan iedere brochure m.b.t. dergelijke producten moet voldoen. 5) De enkele vermelding van een vanafprijs in een uitnodiging tot aankoop kan niet per se als een misleidende omissie beschouwd worden. Voor ieder van de vragen, laat het Hof van Justitie het aan de nationale rechter over om in ieder concreet geval na te gaan of de genoemde regels wel degelijk gerespecteerd zijn in het onderhavige geval, rekening houdend met de aard en de kenmerken van het product, de gebruikte communicatiedrager en de andere maatregelen die de handelaar daadwerkelijk heeft genomen om de informatie ter beschikking van de consument te stellen. 5. Wijziging van de Wet Marktpraktijken met het oog op het bestrijden van reclameronselaars In mei heeft de Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat ertoe strekt reclameronselaars te bestrijden en dat vooral geïnspireerd is door een soortgelijke regeling die in het Oostenrijkse recht is ingevoerd. De nieuwe regeling viseert vooral de techniek van inschrijvingen van zelfstandigen en ondernemingen in internetgidsen. Zonder iets gevraagd te hebben ontvangt het slachtoffer informatie m.b.t. zijn onderneming waarin bewust fouten zijn gezet en er wordt hem uitdrukkelijk gevraagd om de informatie te corrigeren of aan te vullen.In de praktijk blijkt dat de ondernemingen die antwoorden niet beseffen dat ze zich in werkelijkheid inschrijven voor één of andere gids en dat ze daardoor inschrijvings- en abonnementskosten verschuldigd zijn. Omdat er nog geen efficiënte middelen bestonden om te strijden tegen dergelijke oplichterijn, heeft de wetgever beslist tussen te komen en een nieuw artikel 97/1 in te voegen in de WMPC dat dergelijke praktijken verbiedt. Tegen degenen die het nieuwe artikel overtreden, zijn strafsancties mogelijk en
heeft een belanghebbende de mogelijkheid om een stakingsvordering in te stellen. Het nieuwe artikel 97/1 van de WMPC luidt als volgt: ‘Het is verboden voor een onderneming ofwel rechtstreeks, ofwel via een betalingsformulier, een bestelformulier, een factuur, een aanbod, algemene voorwaarden, een voorstel tot verbetering of elk ander soortgelijk document, adverteerders te werven om hen in gidsen, adressenbestanden, telefoonboeken of soortgelijke lijsten of bestanden op te nemen, zonder ondubbelzinnig aan te geven dat deze werving een aanbod van overeenkomst tegen betaling uitmaakt en zonder in het vet en in het grootste lettertype dat in het document wordt gebruikt de duur van de overeenkomst en de hieraan verbonden prijs te vermelden’. 6. Commissiemededeling De Europese Commissie heeft einde mei een bijgewerkte lijst3 gepubliceerd van de instanties die door de autoriteiten van de betreffende lidstaten bevoegd zijn gemaakt om stakingsprocedures in te leiden in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen in de zin van Richtlijn 98/27/EG4. Deze Richtlijn maakt het voor de aangeduide instanties mogelijk om ook tegen intracommunautaire inbreuken op te treden. Voor België gaat het over de Belgische Verbruikersunie Test-Aankoop (l’Association belge des consommateurs TestAchats) in Brussel en de vzw Consumentenorganisatie (l’a.s.b.l. Organisation des consommateurs / Verbraucherschutzzentrale V.o.E.) in Eupen. ----------1. Zaak C-122/10, Ving Sverige AB, 12 mei 2011. 2. De advertentie vermeldde ‘New York vanaf 7820 kroon’. 3. Pb. C 158 van 27 mei 2011, pp. 1 en volgende. 4. Richtlijn 98/27/CE van het Europees Parlement en de Raad betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen, Pb. L 166 van 11 juni 1998, pp. 51–55.
Alle rechten voorbehouden. De inhoud van deze e-bulletin werd zo nauwkeurig mogelijk samengesteld. Wij kunnen echter geen enkele garantie bieden over de nauwkeurigheid en volledigheid van de informatie die deze e-bulletin bevat. De in deze publicatie behandelde onderwerpen werden enkel en alleen voor informatieve
doeleinden voorbereid en ter beschikking gesteld door Stibbe. Ze bevatten geen juridisch of andersoortig professioneel advies en lezers mogen geen actie ondernemen op basis van de informatie in deze e-bulletin zonder voorafgaandelijk een raadsman te hebben geconsulteerd. Het raadplegen van deze e-bulletin doet geenszins een advocaat-cliënt-relatie tussen Stibbe en de lezer ontstaan. Deze e-bulletin dient enkel voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik is verboden.