Instelling Ministerie van Sociale Zaken
Onderwerp Wetsontwerp Aanvullende Pensioenen (WAP) -Een antwoord op uw vragen
Datum 13 september 2002
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars - 1 augustus 2002
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
INHOUDSTABEL WETSONTWERP AANVULLENDE PENSIOENEN (WAP) EEN ANTWOORD OP UW VRAGEN ........... 2 1. INLEIDING............................................................................................................................................................. 2 1.1. WAT IS EEN AANVULLEND PENSIOEN? ............................................................................................................... 2 1.2. WAT IS DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE PENSIOENPIJLER? ........................................................................ 2 1.3. SOORTEN VAN AANVULLEND PENSIOEN BINNEN DE TWEEDE PIJLER (BESTAAND+NIEUW)?................................ 2 1.4. WAT IS HET PROBLEEM? .................................................................................................................................... 3 1.5. HOE PAKKEN WE DEZE PROBLEMEN AAN?.......................................................................................................... 4 1.6. WAT IS DE TIMING? ............................................................................................................................................ 4 1.7. HOE WORDEN DE NIEUWE REGELS TE VELDE INGEVOERD?................................................................................. 5 2. ALGEMENE BEPALINGEN ................................................................................................................................ 5 2.1. WIE BESLIST OVER HET INVOEREN, WIJZIGEN VAN EEN PENSIOENPLAN OF HET VERANDEREN VAN PENSIOENINSTELLING? .............................................................................................................................................. 5 2.2. WELKE WERKNEMERS KUNNEN EEN COLLECTIEF AANVULLEND PENSIOEN OPBOUWEN EN WANNEER?.............. 5 2.3. WELKE VORMEN KAN EEN PENSIOENTOEZEGGING AANNEMEN? ........................................................................ 5 2.4. WAT ALS JE DE ONDERNEMING OF DE SECTOR VERLAAT VÓÓR DE PENSIOENLEEFTIJD? ..................................... 6 2.5. KAN DE AANGESLOTENE DE OPGEBOUWDE RESERVES OPNEMEN? ..................................................................... 6 3. SOCIALE PENSIOENPLANNEN ........................................................................................................................ 6 3.1. AAN WELKE VOORWAARDEN MOET EEN SOCIAAL PENSIOENPLAN VOLDOEN?.................................................... 6 3.2. VAN WELKE VOORDELEN KAN EEN SOCIAAL PLAN GENIETEN?........................................................................... 6 4. ANDERE SOCIALE MAATREGELEN .............................................................................................................. 6 4.1. HEEFT IEDEREEN TOEGANG TOT AANVULLENDE VERZEKERINGEN? ................................................................... 7 4.2. WAAR KAN DE AANGESLOTENE ZICH INFORMEREN OVER ZIJN RECHTEN?.......................................................... 7 4.3. IS ER EEN MINIMUMRENDEMENT? ...................................................................................................................... 7 4.5. VANAF WELKE LEEFTIJD KAN EEN AANVULLEND PENSIOEN OPGENOMEN WORDEN?.......................................... 7 5. FISCAAL LUIK...................................................................................................................................................... 8 5.1. HOE WORDEN DE AANVULLENDE PENSIOENEN EN VERZEKERINGEN MOMENTEEL BELAST? ............................... 8 5.2. WAT IS HET PROBLEEM MET DEZE VORM VAN BELASTING?................................................................................ 8 5.3. HOE KOMT EEN SAMENHANGENDE FISCALE BENADERING TOT STAND?.............................................................. 9 5.4. HOE WORDT DE SOLIDARITEIT IN DE PENSIOENPLANNEN FISCAAL AANGEMOEDIGD?......................................... 9 5.5. WAT VERANDERT ER AAN DE DIRECTE BELASTING VOOR DE WERKGEVER? ..................................................... 10 5.6. WAT VERANDERT ER VOOR DE BEDRIJFSLEIDERS? ........................................................................................... 10 5.7. DE NIEUWE FISCALE BEHANDELING GEÏLLUSTREERD MET VOORBEELDEN ....................................................... 11 5.8. BLIJFT HET NADELIG OM HET AANVULLEND PENSIOEN ALS EEN MAANDELIJKS BEDRAG TE LATEN STORTEN? . 12 Bijlage 1: aanvullende pensioenplannen in de sectoren ................................................................................... 13 Bijlage 2: belasting voor de werknemer op bijdragen en uitkeringen van collectieve toezeggingen ................ 14 Bijlage 3: belasting voor de werknemer op bijdragen en uitkeringen van individuele toezeggingen ............... 15 Bijlage 4 & 5: verzekeringstaksen op premies voor klassieke toezeggingen en voor cafetariaplannen............ 17 Bijlage 6: aftrekbaarheid voor de werkgever van bijdragen voor collectieve toezeggingen............................. 19 Bijlage 7: aftrekbaarheid voor de werkgever van bijdragen voor individuele toezeggingen ............................ 20 Bijlage 8: Voorbeeld van een collectieve toezegging ........................................................................................ 21 Bijlage 9: Voorbeeld van een collectief cafetariaplan ...................................................................................... 22 Bijlage 10: Voorbeeld van een individuele toezegging ..................................................................................... 23 Bijlage 11: Voorbeeld van een individueel cafetariaplan ................................................................................. 24
WETSONTWERP AANVULLENDE PENSIOENEN (WAP) EEN ANTWOORD OP UW VRAGEN Nog meer informatie vindt u op: http://www.cdv-oca.be/nl/pensioenen/tweede_pijler/twpijl.htm
1. INLEIDING 1.1. Wat is een aanvullend pensioen? Werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken hebben recht op een wettelijk pensioen. Voor mannen bedraagt deze leeftijd 65 jaar, voor vrouwen wordt deze leeftijd geleidelijk opgetrokken van 62 (nu) naar 65 jaar in 2009. Dit pensioen wordt betaald door de overheid, en die haalt de middelen daarvoor uit bijdragen van de actieve werknemers. De hoogte van het pensioen is voor een gedeelte afhankelijk van de hoogte van het vroeger verdiende loon en de duur van de loopbaan. Tegelijk is echter bepaald dat er een minimumpensioen is en een maximaal plafond voor het loon waarop het pensioen wordt berekend (een torenhoog loon kan niet tot een torenhoog pensioen leiden). Mensen die weinig hebben kunnen bijdragen, ontvangen hierdoor toch nog een fatsoenlijk pensioen, dat mee gefinancierd wordt door mensen die veel verdienen. Daarom spreken we van een “repartitiestelsel”, een herverdelend systeem dat gestoeld is op solidariteit. Er bestaan ook verschillende mogelijkheden om bovenop het wettelijk pensioen een aanvullend pensioen te krijgen. Op die manier ligt het pensioen van de werknemer niet veel lager ligt dan het laatst verdiende loon. Het wettelijk pensioen is immers vaak niet afgestemd op de levensstijl van de nieuwe, actieve senioren die op reis willen gaan, hobby’s beoefenen, …. Die nieuwe behoeften kunnen ze dan betalen via aanvullende pensioenen. 1.2. Wat is de eerste, de tweede en de derde pensioenpijler? Om op een begrijpelijke manier over al deze pensioenvormen te spreken, heeft men het vaak over de eerste, de tweede en de derde pensioenpijler. De eerste pijler wordt gevormd door het wettelijk pensioen. Tot de tweede pijler behoren alle vormen van aanvullend pensioen die door de werkgever (mee)gefinancierd worden: de sector- en bedrijfspensioenen, de individuele pensioentoezeggingen en de interne provisies. De derde pijler slaat op de aanvullende pensioenen die de werknemer op eigen houtje opbouwt via pensioensparen. Het wetsontwerp over de aanvullende pensioenen gaat enkel over de tweede pijler. 1.3. Soorten van aanvullend pensioen binnen de tweede pijler (bestaand+nieuw)? Binnen de tweede pijler, dus de aanvullende pensioenen die mee gefinancierd worden door de werkgever, kunnen heel wat varianten onderscheiden worden. Vooreerst zijn er de groepsverzekeringen of pensioenfondsen die aangeboden worden in een aantal sectoren of grote bedrijven. Omdat alle werknemers uit de betrokken sector, het bedrijf of een volledige personeelscategorie in het bedrijf hieraan deelnemen, noemen we dit collectieve aanvullende pensioenplannen. Het wetsontwerp moedigt de bedrijven en sectoren aan om in de collectieve aanvullende pensioenplannen een sociaal luik te voorzien, en dus sociale pensioenplannen op te 2
stellen. Daarnaast kan een werkgever ook met afzonderlijke werknemers overeenkomen om een aanvullend pensioen op te bouwen. Momenteel bestaat hier geen een wettelijk kader voor. Door het wetsontwerp wordt nu precies omschreven wanneer dergelijke individuele pensioentoezeggingen toegelaten zijn en hoe ze behandeld worden. Tenslotte is er ook nog een bijzondere categorie van pensioenafspraken, waarbij de werkgever geen bijdragen vastzet tijdens de loopbaan van de werknemer, maar ineens alles betaalt op het einde. De werkgever reserveert daarvoor geld op de balans van de onderneming (zogenaamde “interne provisies”). Dit zijn pensioentoezeggingen met een hoog risico (als de onderneming overkop gaat is het aanvullend pensioen verloren) die vooral gedaan worden aan kaderleden met leidende functies. Werkgevers kunnen ook met hun werknemers afspreken dat een bepaald bedrag besteed wordt aan andere aanvullende verzekeringen (arbeidsongeschiktheid, invaliditeit, ….). Zij kunnen dat momenteel ondermeer door een collectieve verzekering aan te bieden voor één bepaalde aanvullende verzekering. Door het wetsontwerp zullen ze ook een standaard bedrag aan elke werknemer kunnen aanbieden, dat deze werknemer naar eigen goeddunken kan verdelen over verschillende aanvullende verzekeringen. Deze verzekeringspakketten worden “cafetariaplannen” genoemd. 1.4. Wat is het probleem? In een vergrijzende samenleving worden mensen niet alleen ouder, de ouderen zijn ook langer actief en hebben een andere levensstijl: ze gaan meer op reis, beoefenen hobby’s, … De uitdaging voor de overheid is dan ook tweeledig. Enerzijds moet ze garanderen dat er een fatsoenlijk wettelijk pensioen is voor iedereen. Daarom wordt dit wettelijk pensioen nu en dan enigszins aangepast aan de algemene stijging van de welvaart (b.v. door de minima te verhogen, of de oudste pensioenen aan te passen) zodat het aangepast blijft aan de koopkracht), en is het Zilverfonds gecreëerd (zodat het allemaal betaalbaar blijft). Anderzijds wil de overheid dat de aanvullende pensioenstelsels de bijkomende verwachtingen van de ouderen op een efficiënte manier opvangen. Daarom worden een aantal problemen aangepakt: - Momenteel hebben lang niet alle werknemers de mogelijkheid om een aanvullend pensioen op te bouwen (nl. slechts één derde). Arbeiders hebben minder toegang dan bedienden en bovendien verschilt het aanbod sterk naargelang de sector of het bedrijf. Deels is dit te wijten aan de administratieve lasten die gepaard gaan met het opstarten van dergelijke plannen, vooral kleine bedrijven zien hier tegenop. Bovendien geldt de loonnorm (dat is de mate waarin de lonen in een bepaalde sector mogen stijgen per jaar) ook voor de bijdragen die de werkgevers voor aanvullende pensioenen storten. - De sector van de aanvullende pensioenen is vrij star georganiseerd: de aard van de plannen hangt sterk samen met de instelling waardoor ze aangeboden worden. Werknemers die van werk veranderen, kunnen hierdoor het pensioenbedrag dat ze via individuele toezeggingen of via een sectorplan opgespaard hebben, moeilijk meenemen naar hun nieuwe werkgever. - Veel pensioenplannen zijn niet op een sociale manier georganiseerd: i. er zit geen herverdelingsmechanisme in: werknemers die bv. door ziekte een tijd geen bijdragen hebben kunnen betalen, worden nog een tweede keer gestraft doordat geen aanvullend pensioen meer wordt opgebouwd; ii. sommige pensioenplannen houden een risico in dat de gepensioneerde het bijeengespaarde geld verliest of een ondermaats rendement krijgt; 3
iii. de voorwaarden waaronder aanvullende verzekeringen (bv. hospitalisatie) afgesloten kunnen worden, houden in sterke mate rekening met de medische situatie van de betrokkene. Hierdoor ontstaat een anti-selectie, waarbij precies de mensen die het meeste baat hebben bij aanvullende verzekeringen aan de slechtste voorwaarden (of zelfs helemaal niet) verzekerd worden; iv. het is voor een gepensioneerde duur om het aanvullend pensioen in maandelijkse bedragen te laten uitbetalen. De belasting ligt immers een stuk hoger, dan wanneer het opgespaarde bedrag in één keer uitbetaald wordt. De betrokkenen krijgen zo voor sommigen onhandelbaar grote bedragen in handen, terwijl ze misschien gewoon liever maandelijks een aanvulling op hun wettelijk pensioen krijgen. 1.5. Hoe pakken we deze problemen aan? Om te zorgen dat meer sectoren en bedrijven collectieve pensioenplannen opstarten, wordt gewerkt aan een meer gestandaardiseerde benadering via een aantal algemene bepalingen, bv. wie voor een andere werkgever gaat werken, mag niet verhinderd worden om zijn pensioengeld mee te nemen als hij van pensioeninstelling verandert. Door de invoering van vaste criteria wordt het voortaan minder belangrijk welke instelling een bepaald aanvullend pensioen aanbiedt. Om erover te waken dat de pensioenplannen zoveel mogelijk op een solidaire manier georganiseerd worden, creëert het nieuwe wetsontwerp sociale pensioenplannen. Die moeten beantwoorden aan welbepaalde eisen op het vlak van de solidariteit, bv. met mensen die gedurende een periode ziek zijn en dan geen bijdragen kunnen betalen. Om deze plannen te stimuleren, komt er een fiscaal meer voordelige behandeling: ze worden vrijgesteld van verzekeringstaksen. Bovendien vallen sociale aanvullende pensioenen buiten de loonnorm, met andere woorden: de bijdragen die betaald worden om een aanvullend pensioen op te bouwen, zullen niet meegeteld worden wanneer nagegaan wordt of de lonen in een bepaalde sector niet sneller stijgen dan overeengekomen. Daarnaast worden ook een aantal sociale maatregelen genomen die ook op andere vormen van aanvullende pensoenen slaan, nl: - individuele pensioentoezeggingen kunnen alleen toegekend worden als in de betrokken sector (of het betrokken bedrijf) ook collectieve pensioenplannen bestaan; - een collectief pensioenplan moet openstaan voor alle werknemers of voor alle werknemers van een bepaalde categorie (bv. arbeiders of bedienden). Het geldt ook voor wie deeltijds werkt; - de bijdragen moeten een minimumrendement opleveren, zodat er een bescherming is tegen de risico’s van de financiële markten; - wie een aanvullend pensioen opbouwt, moet volledig geïnformeerd worden over zijn of haar rechten; - de pensioenfondsen moeten extern beheerd worden. Zo worden werknemers beschermd bij een eventueel faillissement van de onderneming. Om te controleren of alle maatregelen effectief nageleefd worden, is de Controledienst voor de Verzekeringen belast met het toezicht. 1.6. Wat is de timing? De bovenstaande maatregelen zijn in twee stappen uitgewerkt. In 2001 is het sociaal luik van het wetsontwerp goedgekeurd door de Commissie Sociale Zaken van de Kamer. De fiscale maatregelen die dit sociaal luik moeten ondersteunen zijn pas daarna uitgewerkt. Op 25 januari 2002 heeft de ministerraad een princiepsnota goedgekeurd over het fiscale luik. Op basis hiervan is daarna het ontwerp van wet voor aanvullende pensioenen aangevuld met amendementen, 4
waarover de ministerraad van 6 september zijn zegen heeft gegeven. De tekst is nu met andere woorden definitief en volledig wat de regering betreft en de amendementen zijn nu voor advies verstuurd naar de Raad van State. Na dit advies worden de amendementen voorgelegd aan het parlement. 1.7. Hoe worden de nieuwe regels te velde ingevoerd? Veel sectoren en bedrijven bereiden zich voor op de nieuwe Wet Aanvullende Pensioenen. Dat doen ze door bestaande pensioenplannen nu al aan te passen aan de nieuwe regels of door alvast onderhandelingen op te starten. In bijlage 1 zit een overzicht van de sectoren die momenteel een regeling hebben voor aanvullende pensioenen (al dan niet reeds aangepast aan het wetsontwerp) en de sectoren die onderhandelen over een aanvullend pensioen volgens de nieuwe regels. In het totaal worden zo voor ongeveer 800.000 werknemers nieuwe aanvullende pensioenplannen opgestart. Daarnaast zijn er nog 400.000 werknemers die toegang hebben tot aanvullende pensioenplannen die opgesteld zijn op bedrijfsniveau. Op die manier zal binnenkort ongeveer 50% van de werknemers een aanvullend pensioen kunnen opbouwen. Dat is al een stuk meer dan bij et begin van deze legislatuur, toen ongeveer één derde van de werknemers toegang had. De regering wil het aandeel echter nog een stuk vergroten, namelijk tot drie vierde binnen 3 à 5 jaar.
2. ALGEMENE BEPALINGEN 2.1. Wie beslist over het invoeren, wijzigen van een pensioenplan of het veranderen van pensioeninstelling? Op ondernemingsvlak is dit de werkgever, op sectorvlak is dit het paritair comité. In bepaalde gevallen is een overlegprocedure voorzien. In geen geval mogen de opgebouwde rechten van de aangeslotenen worden verminderd. 2.2. Welke werknemers kunnen een collectief aanvullend pensioen opbouwen en wanneer? Alle bedienden en arbeiders die werken in een onderneming waarvoor (op het niveau van de sector, voor het hele bedrijf of voor de bewuste categorie van werknemers) een collectief pensioenplan is ingesteld. Deeltijdswerkenden kunnen niet worden uitgesloten, werknemers met een contract van bepaalde duur daarentegen wel. Voor de rest mogen geen discriminaties worden ingebouwd tussen mannen en vrouwen of andere onderscheiden worden gemaakt die als ongeoorloofd kunnen worden beschouwd. In een collectief pensioenplan moet iedere werknemer die ouder is dan 25 jaar opgenomen worden. Beneden die leeftijd is dit niet verplicht. 2.3. Welke vormen kan een pensioentoezegging aannemen? Ofwel wordt het aanvullend pensioen gedefinieerd in functie van (ondermeer) het aantal dienstjaren en het salaris van de aangeslotene (van het type vaste prestaties). Hierbij garandeert 5
het pensioenfonds dat de uitkering in een bepaalde verhouding staat tot het vroeger verdiende loon. Bijvoorbeeld 75 % van de laatste jaarwedde, verminderd met het wettelijk pensioen. Hierbij kan gekozen worden of de uitkering gebeurt als jaarlijkse rente of via de tegenwaarde van die rente in kapitaal. Ofwel vormt het aanvullend pensioen de som van de stortingen die gekapitaliseerd worden (van het type vaste bijdragen). Hierbij garandeert het pensioenfonds dat vooraf vastgestelde bedragen betaald zullen worden. Op pensioenleeftijd krijgt de aangeslotene de som van de gestorte bijdragen, samen met de opbrengst ervan. 2.4. Wat als je de onderneming of de sector verlaat vóór de pensioenleeftijd? Zo iemand heeft drie keuzemogelijkheden: - hij kan zijn reserves overdragen naar de pensioeninstelling van zijn nieuwe werkgever; - hij kan zijn reserves overdragen naar een pensioeninstelling die volgens bepaalde wettelijke regels inzake winstverdeling en kosten werkt; - hij kan zijn reserves in de pensioeninstelling van zijn vroegere werkgever laten. Als er bij de nieuwe werkgever geen pensioentoezegging bestaat, kan de werknemer zijn pensioen op eigen initiatief verder opbouwen. Zijn bijdragen mogen dan wel niet hoger zijn dan 1500 euro per jaar (te indexeren). 2.5. Kan de aangeslotene de opgebouwde reserves opnemen? Hij kan dit slechts onder bepaalde strikte voorwaarden, met name voor de aankoop van een onroerend goed.
3. SOCIALE PENSIOENPLANNEN 3.1. Aan welke voorwaarden moet een sociaal pensioenplan voldoen? Het plan moet voor alle werknemers zonder uitzondering gelden. Alle winsten moeten onder de aangeslotenen worden verdeeld en de kosten volgens bepaalde regels beperkt. Er moet een luik solidariteit aan worden gekoppeld. Dit houdt in dat het plan moet voorzien in een aantal voordelen die op basis van solidariteit zullen worden georganiseerd, bijvoorbeeld de dekking voor niet-gepresteerde periodes wegens ziekte of werkloosheid. 3.2. Van welke voordelen kan een sociaal plan genieten? Zo’n plan geniet van belangrijke voordelen. Aldus is geen verzekeringstaks van 4,4% verschuldigd op de stortingen en valt het buiten de loonnorm. Dit wil zeggen dat het plan kan worden ingevoerd zonder dat het beschouwd wordt als onderdeel van de wettelijk toegestane loonevolutie. Het komt dus bovenop de toegelaten loonstijgingen.
4. ANDERE SOCIALE MAATREGELEN
6
4.1. Heeft iedereen toegang tot aanvullende verzekeringen? Hoger is al aangegeven dat voor collectieve pensioenplannen met een sociaal luik de verzekeringstaks afgeschaft wordt. Eén van de voorwaarden hierbij is dat “het plan op een nietdiscriminerende wijze toegankelijk is voor alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders”. Een werkgever die een pensioenplan heeft dat niet voor iedere werknemer openstaat, kan de afschaffing van de verzekeringstaks dus vergeten. Deze voorwaarde volstaat echter niet om feitelijke discriminatie tegen te gaan. Momenteel kunnen ouderen en sociaal zwakkeren moeilijker aan een aanvullende verzekering voor overlijden, arbeidsongeschiktheid en medische kosten geraken. Via een medisch onderzoek wordt immers ingeschat welk risico de verzekeraar loopt bij het toekennen van de verzekeraar. Precies de meest behartenswaardige gevallen dreigen hierdoor uit de boot te vallen. Het wetsontwerp voorziet nu dat bij collectieve plannen waarbij meer dan 10 personen zijn aangesloten, geen medisch onderzoek meer toegestaan is. Voor cafetariaplannen, dat zijn plannen waarbij een combinatie van aanvullende verzekeringen aangeboden wordt, geldt dit verbod op medisch onderzoek voor een basispakket dat per plan vastgelegd kan worden. In dit basispakket moet een zinvolle combinatie gemaakt worden van de verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid, overlijden en medische kosten. 4.2. Waar kan de aangeslotene zich informeren over zijn rechten? Op eenvoudig verzoek kan de betrokkene een afschrift van het pensioenreglement krijgen. Jaarlijks moet de pensioeninstelling hem een pensioenfiche bezorgen met gedetailleerde informatie over zijn verworven reserves en prestaties. De pensioeninstelling moet ook jaarlijks een verslag over het beheer opstellen en aan de aangeslotenen ter beschikking stellen. 4.3. Is er een minimumrendement? Op de bijdragen van de werknemers wordt steeds een jaarlijks minimumrendement toegekend (nu 3,75 %). Voortaan zal bij de plannen van het type vaste bijdragen ook een globaal minimumrendement verplicht zijn voor de bijdragen van de werkgever (nu 3,25 %). Dat minimumrendement moet gegarandeerd zijn op het ogenblik dat de werknemer het plan verlaat. Het heeft betrekking op het gedeelte van de werkgeversbijdragen min de premies voor de dekking van de risico's overlijden en invaliditeit en min de kosten (maximum 5 %). 4.4. Hoe wordt voorkomen dat iemand zijn aanvullend pensioen verliest als de onderneming failliet gaat? De opgebouwde reserves mogen niet binnen het bedrijf zelf worden beheerd. Het beheer moet verplicht aan een pensioenfonds of aan een verzekeraar worden toevertrouwd. Hierdoor blijven in geval van faillissement of financiële moeilijkheden van de werkgever de opgebouwde reserves buiten schot. In sommige gevallen is zelfs een paritair beheer of een toezichtscomité opgelegd (bv. bij de sociale plannen). In dergelijke gevallen bestaat de raad van beheer van een pensioenfonds voor minstens de helft uit vertegenwoordigers van het personeel. 4.5. Vanaf welke leeftijd kan een aanvullend pensioen opgenomen worden? Om geen ongelijkheid te scheppen tussen bruggepensioneerden enerzijds, en werklozen of werkenden anderzijds, kan het aanvullende pensioen in principe opgenomen worden vanaf de 7
leeftijd van 60 jaar, waarbij het niet meer noodzakelijk is om gepensioneerde te zijn. Zo komt een werkelijk parallellisme tot stand tussen het wettelijke pensioen (dat ingaat op 65 jaar, met een mogelijke vervroeging naar 60 jaar, behalve voor bruggepensioneerden) en het aanvullende pensioen (dat kan ingaan op 65 jaar, maar met een mogelijke vervroeging naar 60 jaar voor iedereen), waarbij niemand zich gediscrimineerd kan voelen. Hiermee werd een principe vastgelegd, maar nog niet alle praktische problemen zijn opgelost. Een overgangsregeling wordt voorzien voor pensioenplannen ingegaan voor de inwerkingtreding van de WAP, waarbij een vroegere pensioenleeftijd dan 60 jaar van toepassing kan blijven tot 31 december 2009. Deze aanvullende pensioenen mogen dan wel niet gewijzigd worden (door bijvoorbeeld de pensioenleeftijd te verlagen), maar kunnen wel ongewijzigd verlengd worden als er een einddatum werd voorzien. Indien nieuwe CAO’s tot stand komen binnen de zes maanden na het in voege treden van de wet, dan kan men tijdens deze overgangsperiode tot einde 2009 echter iets soepeler zijn: voor deze nieuwe CAO’s geldt dan de minimumleeftijd van 58 jaar (tot einde 2009) in plaats van de voorziene 60 jaar.
5. FISCAAL LUIK 5.1. Hoe worden de aanvullende pensioenen en verzekeringen momenteel belast? · werknemer: De manier waarop een werknemer momenteel belast wordt, is weergegeven in twee tabellen in bijlage. Tabel 2 geeft weer hoe de werknemer momenteel belast wordt voor collectieve aanvullende verzekeringen. In tabel 3 staan de regels voor individuele aanvullende verzekeringen. Hieruit blijkt dat de werknemer momenteel soms twee keer belast wordt en soms helemaal niet. Bijvoorbeeld: - wie via individuele toezeggingen van zijn werkgever bijdragen betaalt voor een aanvullend pensioen, moet daarop sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing betalen. Bij de uitkering van het pensioen kan dan nog eens een belasting geheven worden; - wie via een collectief plan een hospitalisatieverzekering afsluit voor ernstige aandoeningen of operaties, moet geen belasting betalen op de bijdragen. Op het moment dat de werknemer uitkeringen van deze verzekering ontvangt, betaalt hij of zij daar evenmin lasten op. · werkgever: De fiscus houdt bij de werkgever enkel rekening met de bijdragen die betaald worden voor aanvullende verzekeringen, niet met de uitkeringen. Voor wat betreft de directe belastingen kan de werkgever de bijdragen inbrengen als kost, die binnen bepaalde grenzen afgetrokken kan worden. Anderzijds worden de indirecte belastingen (nl. 4,4% verzekeringstaks) die de verzekeringsinstellingen moeten betalen, normaalgezien doorgerekend aan de premiebetaler (in dit geval de werkgever). 5.2. Wat is het probleem met deze vorm van belasting? De belasting is in een aantal gevallen onredelijk: wie een aanvullende verzekering via individuele toezeggingen afsluit, wordt in een aantal gevallen twee keer belast (zie 5.1). In andere gevallen moet geen enkele belasting betaald worden. Ten tweede wordt solidariteit (via de sociale pensioenplannen) niet doelgericht ondersteund door de huidige fiscale regels: of een pensioenplan nu sociaal is of niet, de belastingen liggen even hoog. 8
5.3. Hoe komt een samenhangende fiscale benadering tot stand? Zoals hoger aangegeven worden sommige aanvullende verzekeringen tweemaal belast en andere helemaal niet. Het wetsontwerp maakt hier komaf mee, en voert het volgende principe in: - ofwel belast men aan het begin door te stellen dat de werkgever de gestorte bijdragen niet kan aftrekken als kost en is er nadien vrijstelling van belasting bij de uitkering; - ofwel belast men aan het begin NIET (de bijdragen zijn aftrekbaar als kost) en is er nadien belasting bij uitkering. Concreet, voor de bijdragen die de werkgever via een collectief plan betaalt, verandert er helemaal niets. Dit wil zeggen dat de bijdragen voor - aanvullende pensioenen, - solidariteitsprestaties (overlijdensdekking, uitkeringen arbeidsongeschiktheid, indexering van de renten), - een overlijdensdekking - een arbeidsongeschiktheidsverzekering, - een verzekering medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg) en afhankelijkheid , - andere persoonsverzekeringen in het voordeel van werknemers niet beschouwd worden als “voordeel van alle aard” (dus loon). Ze worden dan ook niet meegerekend in het totale bedrag waarop een werknemer belastingen betaalt. In de toekomst geldt hetzelfde ook voor de individuele toezeggingen die een werkgever voor zijn werknemer doet. Voor toezeggingen die dateren van na de inwerkingtreding van het sociale luik van het wetsontwerp gelden wel een aantal voorwaarden: - er moet in het betrokken bedrijf (of de betrokken sector) ook een collectief plan zijn; - de maximale werkgeversbijdrage of premie voor het pensioen mag niet meer bedragen dan 1525 euro (te indexeren) per jaar[i]; de individuele pensioentoezegging wordt ook meegerekend om te weten welk bedrag de werkgever maximaal mag aftrekken (de zogenaamde “80 %grens”)I. De wijzigingen zijn ook weergegeven in tabel 2 en tabel 3 in bijlage. 5.4. Hoe wordt de solidariteit in de pensioenplannen fiscaal aangemoedigd? Deze aanmoediging gebeurt door de hoogte van de verzekeringstaksen te laten afhangen van de manier waarop de aanvullende pensioenen georganiseerd zijn: voor een aanvullende collectieve toezegging arbeidsongeschiktheid betaalt men minder dan voor een aanvullende individuele toezegging arbeidsongeschiktheid, en voor een sociaal pensioenplan is er zelfs vrijstelling van verzekeringstaksen. De hoogte van de verzekeringstaksen is weergegeven in de tabellen in bijlage. Tabel 4 geeft weer wat verandert voor de klassieke plannen voor collectieve aanvullende verzekeringen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de plannen die een “verzekering voor leven en overlijden” aanbieden, de plannen met een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en de plannen met een verzekering voor medische kosten. Globaal komt het erop neer dat de taksen op de premies voor “leven en overlijden” en deze voor arbeidsongeschiktheid afgeschaft worden als het een sociaal pensioenplan betreft. Voor collectieve plannen is dit (net als vroeger) 4,4%. Voor individuele toezeggingen arbeidsongeschiktheid bedraagt de taks 9,25%. De verzekeringstaksen op bijdragen voor verzekeringen voor medische kosten stijgen van 4,4% naar 9,25%. 9
In de klassieke toezeggingen is de verzekeringstaks gevestigd afhankelijk van het type verzekering (óf leven-overlijden, óf arbeidsongeschiktheid, óf medische kosten) . Daarnaast bestaan ook de zogenaamde (cafetaria)plannen, waarin de verschillende aanvullende verzekeringen gecombineerd kunnen worden. Dit kan voor elke werknemer afzonderlijk (individueel plan) of voor een hele groep (collectief plan). In tabel 5 is weergegeven welke de verzekeringstaksen zijn voor deze (cafetaria)plannen. 5.5. Wat verandert er aan de directe belasting voor de werkgever? Uit het antwoord op de vorige vraag blijkt dat de indirecte belastingen (de verzekeringstaksen) op aanvullende verzekeringen grondig gereorganiseerd worden. Daarnaast verandert ook de mate waarin de bijdragen door de werkgever mogen afgetrokken worden voor de directe belastingen. De nieuwe regeling is samengevat in tabel 6 en 7: tabel 6 gaat over collectieve toezeggingen, tabel 7 over individuele toezeggingen. a) verzekeringen voor aanvullende pensioenen en arbeidsongeschiktheid Werkgeversbijdragen en premies, gestort ter uitvoering van collectieve pensioentoezeggingen inzake rust- en overlevingspensioen met het oog op de vorming van een rente of een kapitaal bij leven of overlijden zijn aftrekbaar binnen dezelfde grenzen (80%-grens) en voorwaarden als nu het geval isI. Bijdragen die gebeuren in het kader van het luik “solidariteit” van de sociale pensioentoezeggingen of in het kader van aanvullende verzekeringen bij arbeidsongeschiktheid volgen op het fiscale vlak dezelfde regels als diegene die van toepassing zijn op de bijdragen die gebeuren in het kader van het luik “aanvullend pensioen” met dien verstande dat elke aanvullende verzekering wordt beperkt tot de normale bruto-jaarbezoldiging (100%)I. De zogenaamde gratis kapitalen bij arbeidsongeschiktheid die rechtstreeks door de werkgever aan de werknemer worden betaald, mogen niet meer door de werkgever als beroepskost aftgetrokken worden. Ook voor alle individuele pensioentoezeggingen kunnen de kosten verder afgetrokken worden, met dien verstande dat met betrekking tot werknemers : - individuele pensioentoezeggingen afgesloten vanaf de inwerkingtreding van het sociale luik slechts mogelijk zijn binnen de voorwaarden van de sociale wetgeving. Dit wil ondermeer zeggen dat in het bedrijf of in de sector ook een collectieve pensioentoezegging moet bestaan; - de werkgeversbijdrage of premie niet meer mag bedragen dan 1525 euro (te indexeren) per jaar (van toepassing vanaf de inwerkingtreding van het sociale luik); - de individuele pensioentoezegging (beperkt tot 1525 euro per jaar) ook in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de 80 %-grens I. b) verzekeringen voor medische kosten De werkgever kan de premies voor toezeggingen in verband met medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging en palliatieve thuiszorg) niet aftrekken als beroepskosten. Anderzijds moet de werknemer geen belastingen betalen op de uitkeringen van deze verzekering. De premiebetaling wordt niet aangemerkt als ‘een voordeel van alle aard’ voor de werknemers indien er in de onderneming een collectieve toezegging bestaat die op een zelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor alle werknemers of een bijzondere categorie ervan. 5.6. Wat verandert er voor de bedrijfsleiders? Wat bedrijfsleiders betreft, behouden alle contracten die dateren van vóór de inwerkingtreding van het wetsontwerp hun huidig regime. Voor de pensioentoezeggingen vanaf de 10
inwerkingtreding van het wetsontwerp moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de regelmatig, om de maand, bezoldigde bedrijfsleiders en de niet-regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders. Voor de regelmatig, om de maand, bezoldigde bedrijfsleiders vormen de individuele toezeggingen voor pensioen, overlijden, arbeidsongeschiktheid en medische kosten geen belastbare voordelen van alle aard. Voor de niet-regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders vormen de individuele toezeggingen voor pensioen, overlijden en arbeidsongeschiktheid steeds een “voordeel van alle aard”, terwijl dit voor de individuele toezeggingen voor medische kosten slechts het geval is wanneer in de onderneming geen collectieve toezegging bestaat die op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor de bedrijfsleiders of een bepaalde categorie ervan. Wat de aftrek als beroepskost van de pensioenbijdragen door de vennootschap betreft, blijven de bestaande beperkingen (ondermeer de 80 %-grensI ) gelden maar de voormelde beperking tot 1525 euro voor individuele toezeggingen aan werknemers is niet van toepassing. Daarentegen zullen de premies voor pensioentoezeggingen die in het kader van zogenaamde back-service en inhaalbijdragen worden gestort voor zelfstandige bedrijfsleiders eveneens aan de 80%-grens worden onderworpen (aanpassing van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek inkomstenbelastingen 1992). Wat de opbouw van pensioentoezeggingen betreft zijn, voor contracten gesloten vanaf de inwerkingtreding van het wetsontwerp, interne voorzieningen niet meer toegelaten behalve voor de categorie bedrijfsleiders mandatarissen die het statuut van zelfstandigen hebben. Indien ondernemingen toch verder voorzien in zogenaamde gratis pensioenkapitalen, zullen deze kapitalen bij uitkering n.a.v. de pensionering of ten vroegste op 60 jaar worden belast tegen 33 % (behalve voor de zelfstandige gemandateerde bedrijfsleiders voor wie de uitkeringen belastbaar blijven tegen 16,5 %). De Controledienst der Verzekeringen zal op de hoogte gebracht worden met het oog op het toepassen van een administratieve geldboete van 35 % van het kapitaal voor de ondernemingen die toch nog interne voorzieningen toelaten voor andere categorieën dan zelfstandige bedrijfsleiders mandatarissen. Bovendien zal het mogelijk zijn om zonder fiscale consequenties de bedrijfsleidersverzekeringen en interne pensioenvoorzieningen die zijn opgebouwd vóór de inwerkingtreding van het wetsontwerp buiten het bedrijf te plaatsen op naam van de begunstigde werknemer of bedrijfsleider. Op die manier wordt voorkomen dat de voorzieningen verloren gaan bij een faillissement. Inzake de andere uitkeringen dan pensioenuitkeringen (arbeidsongeschiktheid, medische kosten, …) zijn voor de bedrijfsleiders dezelfde regels van toepassing als voor de werknemers. 5.7. De nieuwe fiscale behandeling geïllustreerd met voorbeelden In bijlage zitten vier voorbeelden: - bijlage 8: een werknemer die een aanvullend pensioen opbouwt via een sociaal plan - bijlage 9: een werknemer die toetreedt tot een collectief cafetariaplan - bijlage 10: een werknemer die een aanvullend pensioen opbouwt via een individuele toezegging - bijlage 11: een werknemer die toetreedt tot een individueel cafetariaplan
11
5.8. Blijft het nadelig om het aanvullend pensioen als een maandelijks bedrag te laten storten? Momenteel is het fiscaal veel voordeliger om het bijeengespaarde bedrag voor aanvullende pensioenen in één keer op te nemen. Dit kan de gepensioneerden echter confronteren met een onhandelbaar groot bedrag. Veel gepensioneerden krijgen liever elke maand een vast bedrag bovenop hun wettelijk pensioen. De nieuwe regeling moedigt daarom aan dat de aanvullende pensoenen in rente uitbetaald worden. Ze doet dat door de twee manieren van uitbetaling op dezelfde manier te belasten[ii]. Deze regel geldt natuurlijk niet voor de reeds lopende rentes maar alleen voor de rentes waarvan de uitkering pas start na de inwerkingtreding van de wet. NOTEN [i] Wanneer grensbedragen overschreden worden, kan het bedrag van de overschrijding niet meer in de directe belastingen ingebracht worden als kost (en dus afgetrokken worden). [ii] het vestigingskapitaal van de rente wordt belast: 16,5 % (deel werkgeversbijdragen) of 10 % (deel werknemersbijdragen) plus 3,55 % ZIV-inhouding en maximum 2 % solidariteitsinhouding. Achteraf wordt op de rente zelf elk jaar 15 % op 3 % van het kapitaal geheven. Om te vermijden dat achteraf de rente zou worden belast tegen het marginaal tarief moet een afzonderlijke akte van afstand van kapitaal worden opgesteld.
12
Bijlage 1: aanvullende pensioenplannen in de sectoren Reeds van kracht vóór de WAP (op termijn aan te passen aan nieuwe wetgeving) 102.07 Bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik 117 Petroleumnijverheid en -handel 124 Bouwbedrijf 126 Stoffering en houtbewerking 130 Drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf 139 Binnenscheepvaart 216 Notarisbedienden 301.01 Havenbedrijf Antwerpen 315.01 Sabena 326 Gas- en elektriciteitsbedrijf 328.01, 02 en 03 Paritair subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Vlaamse en Brusselse hoofdstedelijk gewest Opgestart in filosofie WAP 105 Non-ferro metalen 111 Metaal-, machine en elektrische bouw 112 Garagebedrijf 120.02 Vlasbereiding 149.02 Koetswerk 149.03 Electriciens 149.04 Metaalhandel 209 Metaalfabrikatennijverheid Voorzien een opstarting in CAO 109 Kleding- en confectiebedrijf 118 Voedingsnijverheid 120 Textielnijverheid en het breiwerk 127.02 Handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen 142.01 Terugwinning van metalen 218 Aanvullend nationaal paritair comité voor de bedienden 226 Internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken
13
Bijlage 2: belasting voor de werknemer op bijdragen en uitkeringen van collectieve toezeggingen werknemer COLLECTIEVE toezeggingen
Pensioen
Bijdrage van de werkgever Huidige situatie Geen voordeel van alle aard voor de werknemer
Wetsontwerp Huidige situatie
Uitkering Wetsontwerp
Geen voordeel van alle aard voor de werknemer
Renten: progressief Renten die volgens het oude stelsel uitbetaald worden: belastbaar met belastingvermindering progressief belastbaar met voor pensioenen belastingvermindering voor pensioenen Kapitaal: - 16,5 % indien Kapitaal: - 16,5 % indien gevormd met gevormd met werkgeversbijdragen; werkgeversbijdragen; - 10 % indien gevormd - 10 % indien gevormd met bijdragen WN met werknemers indien bij overlijden, Indien bij overlijden, bij pensionering of 5 pensionering en ten vroegste jaar ervoor, bij op 60 jaar brugpensionering,… Renten ingevolge afstand van kapitaal: 15 % op 3% van het Renten ingevolge afstand van kapitaal: kapitaal progressief belastbaar met belastingvermindering voor pensioenen Solidariteitsprestaties Nihil Geen Nihil Belastbaar als pensioenen of voordeel van vervangingsinkomen alle aard voor de werknemer Arbeidsongeschikt- Geen Geen Belastbaar tegen Belastbaar tegen progressief heid ingevolge voordeel van voordeel van progressie tarief met tarief met (arbeids)ongeval of alle aard alle aard voor belastingvermindering belastingvermindering voor (beroeps)ziekte voor de de werknemer voor vervangingsinkomen indien werknemer vervangingsinkomen de bijdrage door de werkgever indien er effectief als beroepskost is afgetrokken inkomensverlies wordt hersteld Medische kosten Geen Geen Niet belastbaar indien Niet belastbaar (hospitalisatie, voordeel van voordeel van hulp bij uitzonderlijke dagverpleging, alle aard alle aard voor omstandigheden ernstige voor de de werknemer aandoeningen, …) werknemer
14
Bijlage 3: belasting voor de werknemer op bijdragen en uitkeringen van individuele toezeggingen werknemer INDIVIDUELE toezeggingen
BIJDRAGE VAN DE UITKERING WERKGEVER Huidige Wetsontwerp Huidige situatie Wetsontwerp situatie Pensioen Voordeel Geen Renten: progressief belastbaar met Renten die volgens van alle aard voordeel van belastingvermindering voor het oude stelsel voor alle aard voor pensioenen uitbetaald worden: werknemers de werknemer Kapitaal: progressief belastbaar (dus indien er in de - 10 % indien belastingvermindering is met bezoldiging onderneming verleend; belastingvermindering onderworpen een - vrijgesteld indien geen voor pensioenen aan RSZ en collectieve belastingvermindering is verleend Kapitaal: aan toezegging Renten ingevolge afstand van kapitaal: - 16,5 % indien bedrijfsvoor bestaat voor progressief belastbaar met gevormd met heffing) alle personeel. belastingvermindering voor werkgeversbijdragen; Bovendien is pensioenen - 10 % indien die gevormd met individuele bijdragen WN toezegging Indien bij overlijden, beperkt tot pensionering en ten 1.525 Euro vroegste op 60 jaar per jaar Renten ingevolge afstand van kapitaal: 15 % op 3% van het kapitaal Arbeidsongeschik Voordeel Geen Belastbaar tegen progressief tarief met Belastbaar tegen theid ingevolge van alle aard voordeel van belastingvermindering voor progressief tarief met (arbeids)ongeval voor alle aard voor vervangingsinkomen indien er belastingvermindering of (beroeps)ziekte werknemers de werknemer effectief inkomensverlies wordt voor (dus indien er in de hersteld vervangingsinkomen bezoldiging onderneming indien de bijdrage onderworpen een door de werkgever als aan RSZ en collectieve beroepskost is aan toezegging afgetrokken bedrijfsvoor bestaat voor heffing) alle personeel Medische kosten Voordeel Geen Niet belastbaar indien hulp bij Niet belastbaar (hospitalisatie, van alle aard voordeel van uitzonderlijke omstandigheden dagverpleging, voor alle aard voor ernstige werknemers de werknemer aandoeningen, (dus indien er in de …) bezoldiging onderneming onderworpen een 15
aan RSZ en collectieve aan toezegging bedrijfsvoor bestaat voor alle personeel heffing) Dit stelsel van individuele toezeggingen is ook van toepassing op de zogenaamde cafetariaplannen. Dit is een voorzorgsregeling waarbij iedere aangeslotene zelf binnen het door de werkgever vastgelegde premiebudget individueel kan kiezen tussen de aangeboden risico’s en dekkingen.
16
Bijlage 4 & 5: verzekeringstaksen op premies voor klassieke toezeggingen en voor cafetariaplannen Verzekeringstaks klassieke toezeggingen 2e Huidige toestand pijler Premies Leven-Overlijden • 4,40 % • Collectief • vrijstelling • Individuele pensioentoezegging en de individuele voortzetting van het aanvullende pensioen bij een nieuwe werkgever die zelf geen pensioenplan heeft Premies Arbeidsongeschiktheid ingevolge 4,40 % (arbeids)ongeval of (beroeps)ziekte
Premies Medische Kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), afhankelijkheid en andere persoonsverzekeringen Verzekeringstaks (cafetaria)plannen
4,40 %
Volgens Wetsontwerp 4,40 % maar vrijstelling indien pensioentoezegging ook een solidariteitsluik bevat (sociaal pensioenplan)
9,25 % maar: • 4,40 % indien die toezegging op een niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders; • vrijstelling indien die toezegging deel uitmaakt van een sociaal pensioenplan 9,25 %
Individueel plan (meerdere toezeggingen aan één personeelslid)
Collectief plan (meerdere toezeggingen aan alle werknemers)
Premies Leven-Overlijden 4,40 % ** 4,40 % * Premies Arbeidsongeschiktheid ingevolge 4,40 % ** 4,40 % * (arbeids)ongeval of (beroeps)ziekte Premies Medische Kosten (hospitalisatie, 9,25 %** 9,25 % dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), afhankelijkheid en andere persoonsverzekeringen * het tarief van 4,40 % is slechts van toepassing indien: · het collectief plan op een niet-discriminerende wijze toegankelijk is op alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders; 17
· het collectief of individueel plan door de verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling gedifferentieerd wordt beheerd; · er geen uitsluiting is op grond van medisch onderzoek voor de toezeggingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of medische kosten indien meer dan 10 personen bij dat collectief plan zijn aangesloten. ** altijd belastbaar als voordeel van alle aard voor werknemers
18
Bijlage 6: aftrekbaarheid voor de werkgever van bijdragen voor collectieve toezeggingen werkgever COLLECTIEVE toezeggingen Pensioen
huidige situatie
Aftrekbare beroepskost voor de werkgever indien de wettelijke en extrawettelijke uitkeringen niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging Solidariteitsprestaties Nihil
Arbeidsongeschiktheid Aftrekbare beroepskost ingevolge voor de werkgever (arbeids)ongeval of (beroeps)ziekte Medische kosten Aftrekbare beroepskost (hospitalisatie, voor de werkgever dagverpleging, ernstige aandoeningen, …)
Wetsontwerp Aftrekbare beroepskost voor de werkgever voor zover de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging
Aftrekbare beroepskost voor de werkgever voor zover de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging (voor pensioen- en overlijdensdekkingen) of 100 % van de normale bruto-jaarbezoldiging (voor dekkingen arbeidsongeschiktheid) Aftrekbare beroepskost voor de werkgever voor zover de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen niet meer bedragen dan de bruto-jaarbezoldiging (100%-grens) Niet aftrekbaar voor de werkgever
19
Bijlage 7: aftrekbaarheid voor de werkgever van bijdragen voor individuele toezeggingen WERKGEVER INDIVIDUELE toezeggingen Pensioen
huidige situatie
Wetsontwerp
Aftrekbare Aftrekbare beroepskost voor de werkgever voor zover beroepskost voor de de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen niet meer werkgever indien de bedragen dan 80 % van de laatste normale brutowettelijke en extra- jaarbezoldiging. De individuele pensioentoezegging wettelijke uitkeringen (beperkt tot 1.525 EUR) wordt eveneens in aanmerking niet meer bedragen genomen voor de berekening van die 80 %-grens. dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging Arbeidsongeschikt- Aftrekbare Aftrekbare beroepskost voor de werkgever voor zover heid ingevolge beroepskost voor de de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen niet meer (arbeids)ongeval of werkgever bedragen dan de bruto-jaarbezoldiging (100%-grens) (beroeps)ziekte Medische kosten Aftrekbare NIET aftrekbaar voor de werkgever (hospitalisatie, beroepskost voor de dagverpleging, werkgever ernstige aandoeningen, …) Dit stelsel van individuele toezeggingen is ook van toepassing op de zogenaamde cafetariaplannen. Dit is een voorzorgsregeling waarbij iedere aangeslotene zelf binnen het door de werkgever vastgelegde premiebudget individueel kan kiezen tussen de aangeboden risico’s en dekkingen.
20
Bijlage 8: Voorbeeld van een collectieve toezegging Een arbeider met een belastbare bezoldiging van 25.000 EUR ontvangt bovenop zijn loon een pensioenbijdrage in het kader van een collectieve pensioentoezegging die een werkgever voor alle arbeiders heeft georganiseerd. De werkgeverbijdrage voor het pensioen bedraagt 1.250 EUR per jaar waarvan 55 EUR per jaar gaat naar een sectorale solidariteitsregeling waarin een overlijdensdekking vóór de pensioenleeftijd en een dekking arbeidsongeschiktheid bij arbeidsongeval of beroepsziekte is begrepen. Wat verandert er op fiscaal vlak door de Wet Aanvullende Pensioenen? In hoofde van de werkgever 1) de verzekeringstaks op de pensioen- en de solidariteitsbijdrage gaat van 4,40 % naar 0 % omwille van het sociale karakter van het pensioenplan; 2) Bovenop de pensioenbijdrage is ook de solidariteitsbijdrage aftrekbaar als beroepskost. In hoofde van de werknemer 1) zoals voorheen geven de definitieve pensioenrechten die worden opgebouwd door de werkgever, geen aanleiding tot het belasten van een voordeel van alle aard; 2) bij uitkering zijn de volgende mogelijkheden van toepassing: · uitkering van overlijdenskapitaal: afzonderlijk tarief van 16,5 % · uitkering van pensioenkapitaal bij pensionering of ten vroegste op 60 jarige leeftijd: afzonderlijk tarief van 16,5 % · uitkering van pensioenkapitaal bij brugpensionering op 58 jaar: progressief tarief met belastingvermindering voor pensioenen (maar afzonderlijk tarief van 16,5 % blijft van toepassing voor de contracten gesloten vóór de Wet Aanvullende Pensioenen); · uitkering van rente ingevolge afstand van het kapitaal op 60 jaar: afzonderlijk tarief van 16,5 % op het afgestane kapitaal en rente afzonderlijk belasten tegen 15 % (die rente wordt nu progressief belast als een pensioen) op 3% van het afgestane kapitaal. 3) in geval van arbeidsongeschiktheid bij arbeidsongeval zorgt de solidariteitsdekking voor een aanvullende uitkering die wordt belast als een vervangingsinkomen. De wettelijke uitkeringen bij permanente arbeidsongeschiktheid blijven, zoals nu, onderworpen aan de bestaande vrijstellingsregels
21
Bijlage 9: Voorbeeld van een collectief cafetariaplan Een onderneming met meer dan 10 werknemers biedt een collectief cafetariaplan aan dat zonder medische controle en op niet-discriminerende wijze van toepassing is op alle aangeslotenen. Gelet op het collectief karakter van het plan worden de werkgeversbijdragen niet als voordelen van alle aard belast bij de werknemer, ook al kunnen de aangeslotenen zelf kiezen hoe die werkgeversbijdragen binnen de aangeboden dekkingen worden besteed. Hierna wordt een overzicht gegeven van het belastingstelsel dat op de verschillende premies en eventuele uitkeringen van toepassing is. De verzekerde werknemer heeft de keuze tussen: Aard van de Premietaks Bijdrage werkgever Uitkering dekking 4,4 % want geen Aftrekbare beroepskost Belastbaar tegen 16,5 % Pensioenkapitaal medische controle en binnen de 80 %-grens op pensioenleeftijd of op het plan is op alle 60 jaar. aangeslotenen van Bij afstand van kapitaal is toepassing de rente belastbaar tegen 15 % ten belope van 3 % van het afgestane kapitaal Overlijdensdekking 4,4 % want geen Aftrekbare beroepskost Belastbaar tegen 16,5 % medische controle en binnen de 80 %-grens bij overlijden het plan is op alle (samen met de aangeslotenen van pensioendekking te toepassing berekenen) Rente gewaarborgd 4,4 % want geen Aftrekbare beroepskost Belastbaar als inkomen medische controle en binnen de 100 % grens vervangingsinkomen het plan is op alle indien de premie door de aangeslotenen van werkgever is afgetrokken toepassing Een bijkomend 4,4 % want geen Aftrekbaar als Belastbaar tegen kapitaal bij medische controle en beroepskost binnen de omzettingsrente blijvende het plan is op alle 100 % grens (samen met invaliditeit aangeslotenen van de rente gewaarborgd ingevolge een toepassing inkomen te berekenen) arbeidsongeval Een verzekering 9,25 % NIET aftrekbaar als NIET belastbaar medische kosten bij beroepskost ernstige aandoeningen
22
Bijlage 10: Voorbeeld van een individuele toezegging Aan een werknemer met een belastbare bezoldiging van 34.000 EUR wordt bovenop zijn loon in het kader van een groepsverzekering door de werkgever een pensioenbijdrage van 1.500 EUR per jaar toegekend. Daarbovenop ontvangt hij bovendien van zijn werkgever een occasionele individuele pensioentoezegging van 1.000 EUR om ontbrekende stortingen voor het verleden op te vangen. Er is geen solidariteitsluik voorzien maar in de groepsverzekering is eveneens een dekking overlijden vóór de pensioenleeftijd (jaarlijkse bijdrage van 300 EUR) begrepen, alsmede een dekking hospitalisatie voor de werknemer en zijn gezinsleden (jaarlijkse bijdrage van 150 EUR). Wat verandert er op fiscaal vlak door de Wet Aanvullende Pensioenen ? In hoofde van de werkgever 1) de verzekeringstaks op de bijdrage pensioen- en overlijdensdekking (1.500 EUR + 1.000 EUR + 300 EUR) bedraagt 4,40 % (geen vrijstelling want er is geen solidariteitsluik). De verzekeringstaks op de hospitalisatiepremie (150 EUR) zal 9,25 % bedragen; 2) De bijdragen voor pensioen en overlijden zijn aftrekbare beroepskosten. Ook de occasionele bijdrage voor de individuele pensioenbelofte is aftrekbaar aangezien zij niet meer dan 1.525 EUR per jaar bedraagt. De hospitalisatiepremie van 150 EUR is evenwel niet aftrekbaar. In hoofde van de werknemer 1) zoals voorheen geven de definitieve pensioenrechten, zowel de collectieve als de individuele, die worden opgebouwd door de werkgever, geen aanleiding tot het belasten van een voordeel van alle aard; 2) bij uitkering zijn de volgende mogelijkheden van toepassing: · uitkering van overlijdenskapitaal: afzonderlijk tarief van 16,5 % · uitkering van pensioenkapitaal bij pensionering of ten vroegste op 60 jarige leeftijd: afzonderlijk tarief van 16,5 % · uitkering van pensioenkapitaal bij brugpensionering op 58 jaar: progressief tarief met belastingvermindering voor pensioenen (maar afzonderlijk tarief van 16,5 % blijft van toepassing voor de contracten gesloten vóór de Wet Aanvullende Pensioenen); · uitkering van rente ingevolge afstand van het kapitaal op 60 jaar: afzonderlijk tarief van 16,5 % op het afgestane kapitaal en rente afzonderlijk belasten tegen 15 % (die rente wordt nu progressief belast als een pensioen) op 3% van het afgestane kapitaal. 3) in geval van hospitalisatie in het ziekenhuis zullen de uitkeringen tot dekking van de medische kosten niet belastbaar zijn.
23
Bijlage 11: Voorbeeld van een individueel cafetariaplan Een vennootschap biedt een haar bedrijfsleider een individueel cafetariaplan aan. De individuele premiebesteding is geen voordeel van alle aard aangezien het hier gaat om een regelmatig, om de maand, bezoldigde bedrijfsleider. Indien de bedrijfsleider niet regelmatig, om de maand, zou bezoldigd worden, dan moeten de individuele premiebestedingen als voordelen van alle aard worden aangemerkt, waarop sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing verschuldigd zijn. Hierna wordt een overzicht gegeven van het belastingstelsel dat op de verschillende premies en eventuele uitkeringen van toepassing is. De verzekerde bedrijfsleider heeft de keuze tussen: Aard van de dekking Premietaks Bijdrage werkgever Uitkering 4,4 %, zelfs indien Aftrekbare beroepskost Belastbaar tegen 16,5 % op Pensioenkapitaal er medische binnen de 80 %-grens pensioenleeftijd of op 60 controle is (minder jaar. dan 10 Bij afstand van kapitaal is aangeslotenen) de rente belastbaar tegen 15 % ten belope van 3 % van het afgestane kapitaal Overlijdensdekking 4,4 %, zelfs indien Aftrekbare beroepskost Belastbaar tegen 16,5 % bij er medische binnen de 80 %-grens overlijden controle is (minder (samen met de dan 10 pensioendekking te aangeslotenen) berekenen) Rente gewaarborgd 4,4 %, zelfs indien Aftrekbare beroepskost Belastbaar als inkomen er medische binnen de 100 % grens vervangingsinkomen controle is (minder indien de premie door de dan 10 vennootschap is aangeslotenen) afgetrokken Een bijkomend 4,4 %, zelfs indien Aftrekbaar als beroepskost Belastbaar tegen kapitaal bij er medische binnen de 100 % grens omzettingsrente blijvende invaliditeit controle is (minder (samen met de rente ingevolge een dan 10 gewaarborgd inkomen te arbeidsongeval aangeslotenen) berekenen) Een verzekering 9,25 % NIET aftrekbaar als NIET belastbaar medische kosten bij beroepskost ernstige aandoeningen
24