Instelling Arbeidshof te Brussel
Onderwerp Arbeidsovereenkomst. Algemene regelingen. Bewijs bestaan arbeidsovereenkomst
Datum 24 oktober 2008
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars – 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
A.R. Nr. 49.881
1e blad.
Rep.Nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 OKTOBER 2008. 3de KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief In de zaak: De Heer V.D.V. P., wonende te [xxx], Appellant, geïntimeerde op incidenteel hoger beroep, verschijnend in persoon, bijgestaan door Mter B. De Winter, advocaat te 9200 Dendermonde; Tegen : DE N.V. J. LEMAIRE, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1742 Ternat, Fazantenlaan, 100, ondernemingsnummer 0458.014.895, Geïntimeerde, appellante op incidenteel hoger beroep, vertegenwoordigd door Mter S. Declerck loco Mter L. Teintenier, advocaat te 9600 Ronse; Na beraadslaging, velt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest : Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op : - het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis op tegenspraak gewezen door de Arbeidsrechtbank te Brussel (12de kamer) op 30 maart 2007; - het verzoekschrift tot hoger beroep ontvangen ter griffie van het Arbeidshof te Brussel op 25 mei 2007; - de besluiten en synthesebesluiten voor geïntimeerde neergelegd ter griffie van dit Hof, respectievelijk op 26 februari 2008 en 25 augustus 2008; - de besluiten voor appellant neergelegd ter griffie van dit Hof op 25 juni 2008; - de bundel met stukken neergelegd ter griffie van dit Hof door appellant op 25 juni 2008;
A.R. Nr. 49.881 2e blad. Gehoord partijen in hun middelen en beweringen op de openbare terechtzitting van 26 september 2008; geïntimeerde partij legde een bundel neer, waarna de debatten gesloten werden en de zaak in beraad genomen werd. x
x x
1. RELEVANTE FEITEN EN RECHTSPLEGING. De N.V. J. Lemaire zocht begin 2004 naar een persoon die de groei van het bedrijf kon ondersteunen door middel van o.m. een ERP- implementatie. Via bemiddeling van de heer C. van het boekhoudkantoor BTC cvba kwam de N.V. in contact met de heer P. V.D.V.; er volgden uitvoerige onderhandelingen. In het kader van deze onderhandelingen stelde de heer V.D.V. op 31 januari 2004 een lijst op, waarin hij o.m. volgende vraag stelt : "Die samenwerking kan volgens mij best verlopen als ik bij u in dienst treed als kaderlid. Op die manier geven we mekaar meer zekerheid en mogelijkheden om te groeien. Denkt u daar ook zo over en is dat ook uw bedoeling? Welke proefperiode voorziet u?" Hierop volgt volgend antwoord : "Ik volg deze gedachte hoewel ik een samenwerking op zelfstandige basis op dit moment zeker niet wil uitsluiten. Ik had hieromtrent graag samen met u en P. C. gebrainstormd." Na dit antwoord laat de heer V.D.V. op 2 februari 2004 weten : "ik deel uw gedachten en inzichten.Een tweede gesprek is zeker aangewezen." Er volgt een bespreking op 4 februari 2004, maar volgens de e-mail van de heer V.D.V. van 7 februari 2004 kwam er tijdens deze bespreking nog geen duidelijkheid over de precieze invulling van de "overeenkomst", daar de heer L. dit nog wenste te bespreken met de heer C.. De heer V.D.V. zendt op 8 februari 2004 een e-mail, waarin hij nogmaals informeert naar het definitieve voorstel. Hij stelt verder dat er op 14 februari 2004 uiteindelijk een mondelinge arbeidsovereenkomst voor bedienden werd aangegaan, maar, alhoewel de voorgaande onderhandelingen telkens stap per stap in e-mail's bevestigd worden, gebeurt dit thans niet wat betreft de voorgehouden arbeidsovereenkomst.
A.R. Nr. 49.881 3e blad. Wel is de heer V.D.V. op 16 februari 2004 aanwezig in de gebouwen van de N.V. Lemaire, waar hij een vergadering meemaakt in verband met de verdere samenwerking, waarvan hij gedetailleerde nota's voortbrengt. In dit verband stelt de N.V. Lemaire dat op 16 februari 2004 aan de heer V.D.V. de mogelijkheid werd gegeven om een offerte op te stellen in verband met de verdere samenwerking. Op 17 februari 2004 's morgens is de heer V.D.V. opnieuw aanwezig in de gebouwen van de N.V., maar hij verlaat deze reeds om 10u.05 wegens gezondheidsproblemen; in een e-mail van 19 februari 2004 brengt hij deze ziekte in verband met een aantal nare ervaringen op maandag en dinsdagmorgen, waarbij hij geschrokken is van de bitsigheid, kunstmatige nervositeit en gedram, terwijl hij uit een hectische periode komt en vooral wil samenwerken; hij kondigt aan om op 1 maart 2004 terug te komen en in een volgende e-mail geeft hij een aantal tips over hoe hij de samenwerking verder ziet, wat hij op 1 maart graag opnieuw zou bespreken. De ziekte van de heer V.D.V. duurt blijkbaar langer en hij verzendt telkens medische attesten naar de N.V. Lemaire, maar terzelfdertijd blijft hij tijdens de ziekteperiode "tips" verzenden omtrent de samenwerking. Op 5 maart 2004 verzendt de N.V. een aangetekende brief aan de heer V.D.V., als volgt : "Wij nemen kennis van uw verschillende e-mail berichten. Wij hebben een tijdje geleden - het weekend van 15 februari - een aantal gesprekken gevoerd betreffende een eventueel mogelijke samenwerking tussen enerzijds uzelf als zelfstandige dienstverlener of een door u aan te duiden vennootschap en anderzijds onze vennootschap, waarbij u een aantal diensten voor ons zou verrichten. In dit kader en teneinde alles verder te concretiseren bent u ook bij ons op kantoor geweest op maandag 16 februari. De dinsdag bent u nog eventjes langsgekomen en wij zouden beiden elk van zijn kant verder nadenken, wat wij deden en wat u ook heeft gedaan. Na deze voorafgaande gesprekken hebben wij nagedacht en intern overlegd en hebben wij beslist dat er tussen onze vennootschap en uzelf of een door u aan te duiden vennootschap geen samenwerking kan komen. ..." Bij e-mail van 11 maart 2004 stelt de heer V.D.V. de N.V. Lemaire in gebreke wegens éénzijdige verbreking van zijn arbeidsovereenkomst, met een uitvoerige toelichting. Deze ingebrekestelling wordt in een aangetekend schrijven van de raadsman van de N.V. van 17 maart 2004 op even uitvoerige wijze betwist. Bij dagvaarding van 30 april 2004 vordert de heer V.D.V. van de N.V. een opzeggingsvergoeding van € 86.553,56 en achterstallig loon van €4.537,39, samen met de afgifte van een aantal sociale en fiscale documenten. De N.V. stelt een tegeneis wegens tergend en roekeloos geding van € 2500.
A.R. Nr. 49.881 4e blad. Bij vonnis van de arbeidsrechtbank van Brussel van 30 maart 2007 wordt de hoofdvordering afgewezen als zijnde ongegrond en wordt de tegeneis gegrond verklaard ten belope van € 1 morele schade. Bij verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 25 mei 2008 tekende de heer V.D.V. hoger beroep aan en herneemt hij zijn oorspronkelijke vordering, terwijl hij tevens vraagt dat de tegenvordering volledig zou afgewezen worden als zijnde ontvankelijk, doch ongegrond. De N.V. Lemaire tekent incidenteel beroep aan in verband met haar oorspronkelijke tegenvordering, deze thans verhoogd tot € 7.000. 2. BEOORDELING Nu geen betekeningakte van het bestreden vonnis wordt voorgelegd, kan worden aangenomen dat het hoger beroep tijdig werd ingesteld. Het is regelmatig naar vorm en ook aan de andere ontvankelijkheidvereisten is voldaan. Het is derhalve ontvankelijk. Hetzelfde geldt voor het incidenteel beroep. 2.1. Is er een arbeidsovereenkomst? Terecht heeft de eerste rechter vastgesteld dat, wanneer de heer V.D.V. zijn vordering steunt op het bestaan van een arbeidsovereenkomst, hij hiervan het bewijs moet voorbrengen. Hij dient dan ook aan te tonen dat er een overeenkomst bestond tot het leveren van prestaties in een gezagsverhouding tegen betaling van een loon. Hij houdt voor dat er hierover op 14 februari 2004 een mondelinge overeenstemming was bereikt. In de voorafgaande onderhandelingen was de vraag onbeslist gebleven of partijen gingen samenwerken in een gezagsverhouding dan wel als zelfstandigen, mogelijk zelfs via een samenwerkingsovereenkomst tussen de vennootschap van de heer V.D.V. ( C. V. Fiskambo) en de N.V. Lemaire. Alhoewel alle belangrijke stappen in deze onderhandelingen bij e-mail zijn bevestigd, is er geen enkele bevestiging van een mondelinge overeenkomst op 14 februari 2004. Terecht wijst de eerste rechter erop dat de heer V.D.V. tijdens zijn ziekteperiode "tips" en voorstellen over de samenwerking bleef formuleren, die hij op 1 maart 2004 wilde besproken zien, waaruit blijkt dat er nog geen definitief contract werd afgesloten. Nadat de N.V. Lemaire bij aangetekende brief van 5 maart 2004 de onderhandelingen stopzette, stelde de heer V.D.V. de N.V. in gebreke wegens zogenaamde éénzijdige verbreking van de voorgehouden arbeidsovereenkomst voor bedienden, waarbij hij het verhaal doet over de bespreking van 14 februari 2004, waar de arbeidsovereenkomst mondeling zou zijn aangegaan via een "stevige" handdruk na het gesprek omtrent het volgende:
A.R. Nr. 49.881 5e blad. 3. 3. 5 P. V.D.V. mag zelf beslissen of het om een arbeidsovereenkomst voor bedienden gaat of over een dienstverleningcontract tussen J. Lemaire en Fiskambo CV. In het laatste geval is het bedrag van € 6.000, vermeld onder 3.3.1, te verhogen met de BTW. 3. 3. 6 aanvang prestaties : maandag 16 maart 2004 om 9:00 uur. Hierin erkent de heer V.D.V. dus zelf dat er over het bestaan van een arbeidsovereenkomst op 14 februari 2004 nog geen overeenstemming bestond tussen de partijen en bovendien volgt uit het bovenstaande dat de samenwerking alleszins niet aanving op 16 februari 2004. Er bestond dus op die datum geen arbeidsovereenkomst. Dit bevestigt het standpunt dat door de N.V. Lemaire werd ingenomen en het is dus overbodig om hierover nog verder een getuigenverhoor te houden. Het feit dat de heer V.D.V. zichzelf eerder inschreef in de logica van een zelfstandige verhouding, kan bovendien afgeleid worden uit de e-mail van 7 maart 2004, met een aanrekening van prestaties tijdens zijn ziekteperiode en waarbij hij tevens voorbehoud maakte omtrent de prestaties van zijn zoon Ief; dit duidt erop dat de heer V.D.V. zich vervangbaar achtte; juist zoals hijzelf, maakt de zoon overigens gebruik van een e-mailadres van de C. V. Fiskambo, via welke vennootschap de zelfstandige samenwerking kon vorm gegeven worden . De bijkomende elementen, die de heer V.D.V. inroept, zijn irrelevant in verband met de bewijslevering van een gezagsverhouding; zo legt de N.V. Lemaire uit dat zij aan de heer V.D.V. een Renault Megane ter beschikking heeft gesteld om zijn tijdelijk verplaatsingsprobleem op te lossen, maar dit toont in de gegeven context niet aan dat er een bediendeovereenkomst werd afgesloten. Terecht heeft de eerste rechter dan ook de hoofdvordering van de heer V.D.V. afgewezen als zijnde ongegrond. 2. 2 Tergend en roekeloos geding? Het is niet omdat de hoofdvordering van de heer V.D.V. ongegrond wordt verklaard dat het geding tergend en roekeloos zou zijn. Partijen hebben immers discussie gehad over de vorm van samenwerking en ze hielden hierbij de mogelijkheid van een bediendeovereenkomst open. De N.V. Lemaire toont dus niet aan dat het geding tergend en roekeloos zou zijn; ook de eerste rechter aanvaardt dat de kwade trouw van de heer V.D.V. niet bewezen is en dat de N.V. geen schade bewijst. Hieruit volgt meteen dat geen schadevergoeding kan worden toegekend. Het hoofdberoep van de heer V.D.V. is op dit punt dan ook gegrond en het incidenteel beroep is ongegrond.
A.R. Nr. 49.881 6e blad. In ondergeschikte orde, vraagt de N.V. dat haar dan de hoogste rechtsplegingsvergoeding zou worden toegekend, maar de zaak is niet dermate complex dat een hogere rechtsplegingsvergoeding dan het basisbedrag zou verantwoord zijn. OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Recht sprekend op tegenspraak, Verklaart het hoofdberoep ontvankelijk, doch enkel gegrond in zoverre het de tegenvordering gedeeltelijk gegrond verklaarde; Verklaart het incidenteel beroep ontvankelijk, doch ongegrond, Bevestigt het bestreden vonnis, behalve in zoverre de tegenvordering gegrond werd verklaard, Hervormt het vonnis op dit punt en opnieuw recht doende, verklaart de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond, Veroordeelt de heer V.D.V. tot de kosten van het hoger beroep, deze aan zijn zijde begroot op € 3000 ( basisbedrag rechtsplegingsvergoeding) en aan de zijde van de N.V. Lemaire begroot op € 6.000 en door het arbeidshof herleid tot € 3000. Aldus gewezen door de 3de Kamer van het Arbeidshof te Brussel en ondertekend door : De heer L. LENAERTS, Raadsheer, Mevrouw L. REYBROECK, Raadsheer in sociale zaken als werkgever, De Heer A. LEURS, Raadsheer in sociale zaken als werknemer-bediende, De Heer S. VAN DER HOEVEN, Adjunct-griffier.
L. LENAERTS.
S. VAN DER HOEVEN.
L. REYBROECK.
A. LEURS.
A.R. Nr. 49.881
7e blad.
Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de 3de kamer van het Arbeidshof te Brussel op 24 oktober 2008 door de heer L. LENAERTS, Raadsheer, bijgestaan door de heer S. VAN DER HOEVEN, Adjunct-griffier. L. LENAERTS.
S. VAN DER HOEVEN.