Instelling Hof van Cassatie
Onderwerp Echtscheiding. Hulpplicht tussen echtgenoten. Voorlopige maatrgeleen t.o.v. de echtgenoten m.b.t. het levensonderhoud
Datum 5 juni 2014
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2015
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
5 JUNI 2014
C.12.0373.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.12.0373.N A.M., eiser, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 7 augustus 2012
(nr.
G.12.0137.N), vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Central Plaza, Loksumstraat 25, waar de eiser woonplaats kiest, tegen K.V., verweerster.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 29 maart 2012.
5 JUNI 2014
C.12.0373.N/2
Raadsheer Koen Mestdagh heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Tweede onderdeel 1.
De hulp- en bijstandsverplichting van de echtgenoten in de zin van de arti-
kelen 213 en 221, eerste lid, Burgerlijk Wetboek moet in beginsel in natura worden nagekomen in de echtelijke woonst, waar de echtgenoten overeenkomstig artikel 213 Burgerlijk Wetboek verplicht samenwonen. 2.
In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen, moet de echtgenoot die een
vordering instelt die strekt tot nakoming door de andere echtgenoot van de hulpen de bijstandsverplichting en zodoende een onderhoudsbijdrage vordert, bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is en dat hij derhalve niet zelf verhindert dat de andere echtgenoot de hulp- en bijstandsverplichting in natura in de echtelijke woonst nakomt. 3.
In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen ingevolge een rechterlijke be-
slissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de voormelde samenwoningsverplichting automatisch opschort, moet de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is. Evenwel staat het in een dergelijk geval de andere echtgenoot vrij het bewijs te leveren dat het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding, al was het ten dele, te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert.
5 JUNI 2014
4.
C.12.0373.N/3
De eiser voerde in zijn appelconclusie aan dat aan de verweerster geen per-
soonlijke onderhoudsbijdrage tijdens de echtscheidingsprocedure kan worden toegekend omdat zij schuld heeft aan het ontstaan van de feitelijke scheiding en het voortduren ervan. 5.
Het arrest dat oordeelt dat op de gronden die aanleiding gaven tot de echt-
scheiding hier niet nader dient te worden ingegaan en beslist dat de eiser aan de verweerster gedurende de echtscheidingsprocedure een onderhoudsbijdrage van 300 euro per maand moet betalen, zonder na te gaan of het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding geheel of gedeeltelijk te wijten is aan de verweerster, is niet naar recht verantwoord. Het onderdeel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Alain Smetryns, Koen Mestdagh, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 5 juni 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Johan Pafenols.
5 JUNI 2014
C.12.0373.N/4
J. Pafenols
K. Moens
B. Wylleman
K. Mestdagh
A. Smetryns
E. Dirix