Instelling hof van beroep Brussel
Onderwerp Gerechtelijke verdeling. Eigenhandig testament. Betwisting i.v.m. het geschrift. Strafonderzoek. Kunnen elementen uit het strafonderzoek aangewend worden in het burgerlijk proces omtrent de geldigheid van het eigenhandig testament? II. Gerechtelijke verdeling. Wettelijke en deontologische plichten van de boedelnotaris. III. Aanstelling van een deskundige in het kader van de gerechtelijke verdeling. Respectieve taak van de deskundige en van de boedelnotaris i.v.m. de schatting van een onroerend goed
Datum 13 april 2010
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2011
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
Details Justel Nummer:
N-20100413-3
Rolnummer: 2006AR2468 Instantie: Hof van Beroep, Brussel Datum : 13/04/2010
Type van beslissing:
Arrest
Samenvatting I. De stukken van een strafrechtelijk onderzoek zijn bewijskrachtig in een burgelijk geschil inzake de geldigheid van een eigenhandig testament, waardoor het overbodig wordt toepassing te maken van de artikelen 883 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek, zijnde de bepalingen die het schriftonderzoek regelen . Men mag zich bijgevolg steunen op een strafrechtelijk onderzoek om de echtheid van het geschrift en van de handtekening van de decujus te bewijzen in het kader van een burgerrechtelijke procedure. II. Sedert de invoering van het gerechtelijk wetboek staat vast dat het niet aan de rechtbank toekomt de concrete vereffening/verdeling uit te werken maar dat dit wel en uitsluitend toekomt aan de gerechtelijk aangestelde boedelnotaris . III. De boedelnotaris heeft diverse wettelijke en deontologische beroepsverplichtingen, meer bepaald: - de boedelnotaris dient de partijen/deelgenoten volledig in te lichten over al hun rechten en plichten zodat zij met kennis van zaken stelling zouden kunnen innemen; bovendien heeft de boedelnotaris ook een raadgevingplicht; deze wettelijk voorziene beroepsplichten dient hij in alle onpartijdigheid in acht te nemen (art. 9, §1, lid 3 Org. . Not); - de boedelnotaris heeft ook een onderzoeksopdracht of opzoekingsplicht omdat hij actief en constructief dient op te treden bij de verrichtingen van de gerechtelijke vereffening -verdelingen; hij dient alle nuttige documenten (zoals de aangiften van de nalatenschappen, de titels van eigendom, documenten inzake het kadastraal inkomen van de onroerende goederen die L. (Jr) T. wil overnemen op basis van een wettelijk overnamerecht, enz) op te vragen; - de boedelnotaris heeft ook een bemiddelende en verzoenende opdracht in die zin dat hij moet trachten de partijen in elke stand van het geding te verzoenen en moet pogen een geheel akkoord over de vereffening - verdeling te bereiken of desgevallend deelakkoorden.
Vrije woorden Gerechtelijke verdeling. Eigenhandig testament. Betwisting i.v.m. het geschrift.
Strafonderzoek. Kunnen elementen uit het strafonderzoek aangewend worden in het burgerlijk proces omtrent de geldigheid van het eigenhandig testament? II. Gerechtelijke verdeling. Wettelijke en deontologische plichtan van de boedelnotaris. III. Aanstelling van een deskundige in het kader van de gerechtelijke verdeling. Respectieve taak van de deskundige en van de boedelnotaris i.v.m. de schatting van een onroerend goed.
Trefwoord(en) UTU BURGERLIJK RECHT-> SCHENKINGEN EN TESTAMENTEN-> Testamenten-> Vormen-> Eigenhandig GERECHTELIJK RECHT-> BIJZONDERE RECHTSPLEGINGEN (BURGERLIJKE ZAKEN)-> Onverdeelde goederen-> Gerechtelijke verdeling GERECHTELIJK RECHT-> NOTARIAAT -> Algemeen (notariaat) GERECHTELIJK RECHT-> NOTARIAAT -> Andere (notariaat) GERECHTELIJK RECHT-> RECHTSPLEGING-> Bewijs (gerechtelijk recht)-> Deskundigenonderzoek -> Algemeen GERECHTELIJK RECHT-> RECHTSPLEGING-> Bewijs (gerechtelijk recht)-> Deskundigenonderzoek -> Opdracht
Volledige tekst ARREST N° Het Hof van Beroep te BRUSSEL, eerste kamer, na beraadslaging, spreekt volgend arrest uit : Rep. Nr. 2010/ A.R. nr. 2006/AR/2468 INZAKE VAN : 1) De heer V. T., 2) Mevrouw A. T., 3) Mevrouw J. T., 4) De heer F. T., appellanten tegen een vonnis uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven op 26 januari 1999, de eerste, derde en vierde in persoon verschijnende, alle vertegenwoordigd door Meester Jan EECKHOUT, advocaat te 1040 BRUSSEL, Baron de Castrostraat 25/8, 1ste kamer
TEGEN : 1) De heer L. T., en zijn echtgenote Mevrouw M. D., eerste en tweede geïntimeerden, vertegenwoordigd door Meester Walter BOSMANS, advocaat te 3000 LEUVEN, Justus Lipsiusstraat 39-41, 2) Mevrouw M. T., wonende te derde geïntimeerde, vertegenwoordigd door Meester B. MOSCHION loco Meester Th. HOSCHET, advocaat te 3000 LEUVEN, Montenaken 78, Gelet op de procedurestukken: · het voor eensluidend verklaard afschrift van het tussenvonnis uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven op 26 januari 1999, beslissing waarvan geen akte van betekening wordt overgelegd; · het verzoekschrift tot hoger beroep neergelegd ter griffie van het hof op 8 september 2006; · de syntheseconclusie van geïntimeerde sub 2 neergelegd ter griffie op 31 december 2007; · de syntheseconclusie van appellanten neergelegd ter griffie op 28 februari 2008; · de samenvattende conclusie van geïntimeerden sub 1 neergelegd ter griffie op 30 april 2008. Gehoord de advocaten van partijen ter openbare terechtzitting van 23 februari 2010 en gelet op de stukken die zij neerlegden. Het hoger beroep en het incidenteel beroep werden regelmatig naar vorm en termijn ingesteld en zijn bijgevolg ontvankelijk. I. Voorwerp van de vorderingen. 1.1. De oorspronkelijke eis van appellanten strekte ertoe: - (1) geïntimeerden sub 1 en 2 te horen veroordelen om samen met hen over te gaan tot de bewerkingen van vereffening, rekening en deling van de onverdeeldheid bestaande tussen partijen, uit hoofde van de ontbonden huwelijksgemeenschap en de nalatenschappen van wijlen L. T. en A. W., en de openbare verkoop te horen bevelen van de onroerende goederen afhangende van voormelde nalatenschappen; - (2) ten dien einde notaris V. met standplaats te X te horen benoemen om
over te gaan tot de gezegde bewerkingen van vereffening, rekening en deling; - (3) een tweede notaris te horen benoemen om de verstekdoende en/of weerspannige partijen te vertegenwoordigen; - (4) de verdeling en/of openbare verkoping te horen bevelen van de roerende goederen, meubilair en waardepapieren, welke afhangen van de onverdeeldheid; - (5) te horen zeggen voor recht dat het vonnis dat de vereffening en verdeling zal bevelen tussen de deelgenoten, aan hen gemeen wordt verklaard; - (6) geïntimeerden sub 1 te horen veroordelen tot betaling van een vergoeding van 5.000.000 BEF wegens het wederrechtelijk gebruik van de onverdeelde goederen sedert het overlijden van vader; - (7) hen voorbehoud te horen verlenen m.b.t. het bestaan en de rechtsgeldigheid van het testament gedicteerd door moeder op 27 januari 1977; - (8) de kosten ten laste van de massa te horen leggen. In ondergeschikte orde vroegen appellanten hen toe te laten een getuigenverhoor te houden. 1.2. Geïntimeerde sub 1.a. stelde een tegeneis in en vroeg: - (1) dat hij overeenkomstig de wet van 16 mei 1900 de overname kan vragen op schatting van een aantal gebouwen en percelen gelegen te B. en te B. alsmede van de meubelen geschat in de aangifte van nalatenschap van moeder W. op 46.490 BEF; - (2) dat hij ten laste van de nalatenschap recht heeft op betaling van het hem toekomend uitgesteld loon in land - en tuinbouw overeenkomstig de wet van 12 augustus 1985 voor de door hem geleverde prestaties vanaf zijn 18e verjaardag tot wanneer hij de leeftijd van 26 jaar had bereikt en dit voor een bedrag van 304.666 BEF, plus de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf het begin van die prestaties; - (3) in ondergeschikte orde, te zeggen voor recht dat hij krachtens de wet van 29 augustus 1988 de overname kan vorderen op schatting van diezelfde gebouwen en percelen; - (4) in nog meer ondergeschikte orde, te zeggen voor recht, dat hij, in alle geval, overeenkomstig artikel 4 van de wet van 16 mei 1900 al de onverdeelde goederen kan overnemen op schatting en in dat geval een deskundige aan te stellen. Geïntimeerde sub 1.b. stelde tevens een tegeneis in en vroeg te zeggen voor recht dat de nalatenschap haar een bedrag verschuldigd is van 2.962.850 BEF,
plus de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf 22 januari 1977 uit hoofde van kosten van verzorging en bijstand van moeder W.. In totaal ondergeschikte orde vroegen beide geïntimeerden sub 1 hen te machtigen om met alle middelen van recht, getuigen inbegrepen, een aantal precieze feiten te mogen bewijzen. Zowel appellanten als geïntimeerde sub 2 verzetten zich tegen een overname van de goederen afhangende van de nalatenschap door geïntimeerde sub 1.a. 1.3. Geïntimeerde sub 2 vroeg hetzelfde als appellanten en bijkomend nog te horen zeggen voor recht dat de onroerende goederen van de nalatenschappen niet verhuurd of verpacht zijn. 1.4. De eerste rechter heeft: - De vereffening, rekening en deling van de onverdeeldheid tussen partijen, uit hoofde van de ontbonden huwelijksgemeenschap en nalatenschappen van de ouders T. bevolen; - Notaris M. te X benoemd om hiertoe over te gaan; - Notaris G. te X benoemd om de weerspannige partijen te vertegenwoordigen overeenkomstig artikel 1209, alinea 3 Ger.W.; - Het vonnis gemeen verklaard aan geïntimeerde sub 2; - Geïntimeerde sub 1.a toegelaten tot overname, overeenkomstig de wet van 29 augustus 1988, op schatting van een aantal hoevegebouwen met tuin en van een aantal percelen grond alsmede van de meubels zoals geschat in de aangifte van nalatenschap van moeder W.; - De heer Jozef B. aangesteld als deskundige om tot de schatting over te gaan van de over te nemen roerende en onroerende goederen; - Aan appellanten voorbehoud verleend m.b.t. het bestaan en de rechtsgeldigheid van het authentiek testament, gedicteerd door moeder W. op 27 januari 1977; - Rechter I. De K. aangesteld om uitspraak te doen over de geschillen, waartoe de overname aanleiding zouden kunnen geven, in de zin van artikel 4, laatste alinea van de wet van 29 augustus 1988; - Geïntimeerde sub 1.a toegelaten om o.a. door getuigenissen een welbepaald feit te bewijzen alvorens te beslissen over de tegeneis tot betaling van uitgesteld loon in de land - en tuinbouw, overeenkomstig de wet van 12 augustus 1985; - Aan geïntimeerde sub 2 voorbehoud verleend om desgevallend zelf uitgesteld loon inzake land - en tuinbouw te vragen;
- Geïntimeerde sub 1.b toegelaten om o.a. door getuigenissen een welbepaald feit te bewijzen alvorens te beslissen over haar tegeneis tot betaling van kosten van verzorging en bijstand van moeder W.; - Geïntimeerde sub 2 ook toegelaten om ditzelfde feit te bewijzen o.a. door getuigenissen; - Geïntimeerde sub 2 akte gegeven van haar voorbehoud om in de loop van de vereffening een vergoeding te vorderen lastens beide geïntimeerden sub 1 voor het wederrechtelijk gebruik van de roerende en onroerende goederen van de nalatenschap sedert 13 september 1975 ; - De kosten aangehouden. Eén getuigenverhoor werd gehouden m.b.t. de vraag hoelang geïntimeerde sub 1.a reeds werkte in het ouderlijk landbouwbedrijf . 1.5. Het hoger beroep van appellanten beoogt (1) de vernietiging te horen bekomen van het bestreden vonnis in zoverre hierin geïntimeerde sub 1.a toegelaten wordt tot overname van een beperkt deel van de gronden en gebouwen afhangende van de nalatenschappen van beide ouders en (2) te horen zeggen voor recht dat de vereffening en verdeling dient te gebeuren conform het eigenhandig testament dd. 21 september 1993 van de hand van moeder. 1.6. Bij incidenteel beroep vordert geïntimeerde sub 1.a de overname van een aantal andere percelen dan deze waarop hij in eerste aanleg aanspraak maakte en voor het overige hernemen beide geïntimeerden sub 1 hun vorderingen zoals ingesteld voor de eerste rechter. 1.7. Bij incidenteel beroep vordert geïntimeerde sub 2 (1) de vernietiging te horen bekomen van het bestreden vonnis in zoverre hierin geïntimeerde sub 1.a toegelaten wordt tot overname van een beperkt deel van de gronden en gebouwen afhangende van de nalatenschappen van beide ouders en (2) te horen zeggen voor recht dat de vereffening en verdeling dient te gebeuren conform het eigenhandig testament dd. 21 september 1993 van de hand van moeder. Voor het overige vraagt zij de bevestiging van het bestreden vonnis. II. De Feiten. 2.1. De consorten T. zijn de 6 kinderen van vader T., overleden op 13 september 1975, en moeder W., overleden op 27 april 1995. 2.2. Op 27 januari 1977 stelde moeder W. een testament op waarin ze het grootst beschikbaar deel van haar nalatenschap overmaakte aan geïntimeerde sub 1.a en geïntimeerde sub 2 (= L. en M.). 2.3. Op 21 september 1993 zou zij een tweede testament hebben opgesteld
waarin zij al haar eerdere testamenten herriep en als volgt tot verdeling overging: " Ik heb 6 kinderen. L. en M. hebben het uitgesteld loon in landbouw al gehad. Ons M. krijgt een derde van het geld bij notaris G. op de bank. De rest is voor de andere kinderen. Al de papieren die ik heb ondertekend zijn onder dwang van onze Louis getekend en zijn ongeldig. Hij heeft de andere kinderen buiten gezet. Voor mijn oppas en alle levensonderhoud krijgt hij de helft van mijn pensioen en ziektevergoeding vanaf mijn ziekte. De rest is voor de andere kinderen. Onze L. heeft vanaf mijn handicap al mijn geld achter gehouden, pensioen, ziektevergoeding, erfenis van mijn broer F. en zuster M., intrest van geld bij notaris G., verzekeringsgeld, enzovoort. Hij moet dat allemaal terug geven met intrest!! Alle andere papieren zijn ongeldig. De rest verdelen onder de 6 kinderen. " Dit laatste testament werd blijkbaar eind oktober 1998 naamloos opgestuurd aan notaris M die het op 10 februari 1999 onder de rang van zijn minuten neerlegde en de partijen op de hoogte bracht van de inhoud ervan. De eerste rechter had op het ogenblik van zijn uitspraak geen kennis van dat testament. 2.4. M.b.t. dit laatste testament legden geïntimeerden sub 1 op 19 februari 1999 klacht neer met burgerlijke partijstelling wegens valsheid in geschriften en gebruik van het van valsheid betichte stuk. In het kader van het gerechtelijk onderzoek werd een schriftdeskundige aangesteld die tot het besluit kwam dat het aan A. W. toegeschreven testament van 21 september 1993 met zekerheid authentiek was en aldus van de hand zijnde van wijlen A. W.. Bij beschikking van 4 juni 2004 besliste de raadkamer van Leuven tot de buitenvervolgingstelling. Tegen deze beslissing werd geen hoger beroep aangetekend. 2.5. Op 13 augustus 1993 hebben appellanten bij de vrederechter een verzoek ingediend tot aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder voor moeder. De vrederechter verklaarde dit verzoek ongegrond omdat hij met moeder een
normaal gesprek kon voeren en zij zich, niettegenstaande haar hoge leeftijd, nog perfect kon situeren in tijd en ruimte. Moeder W. werd op 22 januari 1977 getroffen door een hersenbloeding. 2.6. Appellanten en geïntimeerde sub 2 houden voor dat geïntimeerden sub 1 sinds het overlijden van vader op 13 september 1975 het gebruik hebben gehad van de goederen afhangende van de beide nalatenschappen en dat geïntimeerde sub 1.a. sedert 30 jaar al zijn wens uitdrukt om een deel/het geheel van die goederen over te nemen maar hiertoe nooit daadwerkelijk overging . III. Beoordeling. 3.1. Wat de rechtsgeldigheid betreft van het testament van 21 september 1993: 3.1.1. Bij toepassing van artikel 1209, eerste lid Ger. W. is de vraag naar de geldigheid van voornoemd eigenhandig testament van cruciaal belang voor de verdere verrichtingen van vereffening en verdeling. Om deze reden komt het bijgevolg de vereffening - verdeling ten goede om desbetreffend geschil tussen de erfgenamen reeds in onderhavig arrest te beslechten vooraleer de partijen zich tot de gerechtelijk aangestelde boedelnotaris wenden. 3.1.2. Wat de bewijskracht van een eigenhandig testament betreft zijn de gemeenrechtelijke bewijsregels van de onderhandse akte, waaronder artikel 1323 BW, van toepassing. Slechts het eigenhandig testament dat erkend, of niet betwist wordt door de erfgenamen, heeft dezelfde bewijskracht als een authentieke akte. De erfgenamen kunnen zich ermee vergenoegen te verklaren dat ze het geschrift, de datum of de handtekening niet erkennen als zijnde deze van de testamentmaakster. De bewijslast van de echtheid rust op de legatarissen die het eigenhandig testament inroepen. Zij moeten bijgevolg aantonen dat het document uitging van de erflater en dat het diens geschrift is. De feitenrechter oordeelt soeverein of een voorafgaand deskundigenonderzoek naar de echtheid van het geschrift al of niet noodzakelijk is. Hij kan en mag echter zelf rechtstreeks de echtheid van een dergelijk document onderzoeken via vergelijking met andere geschriften van de erflater. 3.1.3. Het feit dat het eigenhandig testament "laattijdig" of in "eigenaardige" omstandigheden werd gevonden of aan een notaris overgemaakt werd, heeft geen invloed op de rechtsgeldigheid van het betwiste testament. Wat de klacht wegens valsheid in geschrifte en het gebruik van valse geschriften betreft, vorderde de procureur des Konings de
buitenvervolgingstelling, welke uitgesproken werd door de raadkamer van Leuven op 4 juni 2004. Tegen deze beslissing werd geen hoger beroep ingesteld. De stukken van een strafrechtelijk onderzoek zijn bewijskrachtig waardoor het overbodig wordt toepassing te maken van de artikelen 883 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek, zijnde de bepalingen die het schriftonderzoek regelen . Men mag zich bijgevolg steunen op een strafrechtelijk onderzoek om de echtheid van het geschrift en van de handtekening van de decujus te bewijzen in het kader van een burgerrechtelijke procedure. In het kader van het strafonderzoek kwam schriftdeskundige Anne V., aangesteld door onderzoeksrechter R. D. van Leuven, tot het volgend besluit, dit op basis van de analyse van het origineel van het testament:"Het testament dd 21.09.1993 aan A. W. toegeschreven, is met zekerheid authentiek en aldus zijnde van de hand van wijlen A. W.". In dezelfde lijn liggen de verslagen van schriftdeskundige Johan V. en van schriftdeskundige F. W., die hun verslag weliswaar dienden op te stellen op basis van een kopie van het testament. Het verslag van Roger D. dat op eenzijdig verzoek van geïntimeerden werd opgemaakt, weegt niet op tegen de verslagen en besluiten van voormelde drie schriftdeskundigen. Het staat bijgevolg afdoend vast dat het eigenhandig testament rechtsgeldig is en niet vals. 3.1.4. De boedelnotaris dient derhalve de gerechtelijke vereffening - verdeling van de nalatenschap van A. W. door te voeren met inachtneming van haar testamentaire beschikkingen vervat in haar tweede eigenhandig testament van 21 december 1993. Het bestreden vonnis wordt op dit punt dus hervormd met die nuance - het weze herhaald - dat de eerste rechter niet op de hoogte was van het bestaan van dit tweede eigenhandig testament zodat hij de vereffening - verdeling gegeven die omstandigheden - bevolen heeft conform het vroegere, eerste authentiek testament van A. W.. 3.2. Wat het verzoek betreft om uit onverdeeldheid te treden: 3.2.1. Niemand kan gedwongen worden in onverdeeldheid te blijven (artikel 815 BW). De eerste rechter heeft dan ook terecht bevolen dat zou overgegaan worden tot de bewerkingen van de gerechtelijke vereffening en verdeling conform de procedure voorzien in de artikelen 1207 e.v. Ger.W. van de gemeenschap van goederen die bestond tussen L. T. (sr) en zijn echtgenote A. W. en die ontbonden is door het overlijden van L. T. (sr) op 13 september 1975, alsmede van hun opengevallen nalatenschappen.
De eerste rechter heeft hiertoe terecht notarissen aangesteld overeenkomstig artikel 1209, tweede en derde lid Ger. W. 3.2.2. Het bestreden vonnis wordt op dit punt bevestigd. 3.3. Wat de gerechtelijke aanstelling van de notarissen betreft (artikel 1209, 2° en 3° lid Ger. W.): 3.3.1. Wat de door de eerste rechter aangestelde notarissen Dirk M en Kurt G. te Aarschot betreft - bij toepassing van respectievelijk het tweede en derde lid van artikel 1209 Ger. W. - wordt opgemerkt dat geen enkel van de partijen de aanstelling van een andere of van andere notarissen vordert. 3.3.2. Het bestreden vonnis wordt derhalve ook op dit punt bevestigd. 3.4. De beslechting van alle overige geschilpunten tussen de deelgenoten met betrekking tot de betrokken onverdeeldheden (artikel 1209, eerste lid, en 1223 Ger.W.), met uitzondering van voormeld geschil inzake het toe te passen testament van A. W.: 3.4.1. Tussen de zes kinderen, deelgenoten in de voormelde drie onverdeeldheden, blijken er nog diverse betwistingen te bestaan, waaronder over: - het recht van overname door L. T. (junior) op basis van artikel 4 van de wet van 16 mei 1900 op de kleine nalatenschappen en, in ondergeschikte orde, op basis van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit; - de toepassing van de wet op het uitgesteld loon in de land - en tuinbouw de dato 28 december 1967, zoals gewijzigd bij de wet van 12 augustus 1985, ten voordele van L. jr. T. en M. T., en betreffende het overgangsrecht terzake; - de vordering uitgaande van Mevrouw D.; - de interpretatie en wijze van uitvoeren van het tweede, eigenhandig testament. Sedert de invoering van het gerechtelijk wetboek staat vast dat het niet aan de rechtbank toekomt de concrete vereffening/verdeling uit te werken maar dat dit wel en uitsluitend toekomt aan de gerechtelijk aangestelde boedelnotaris . De partijen dienen bijgevolg alle tussen hen (nog) bestaande geschillen m.b.t. de gerechtelijk bevolen vereffening/verdeling voor te leggen aan de door de eerste rechter aangestelde boedelnotaris. De boedelnotaris heeft trouwens diverse wettelijke en deontologische beroepsverplichtingen in dit verband, meer bepaald: - de boedelnotaris dient de partijen/deelgenoten volledig in te lichten over al
hun rechten en plichten zodat zij met kennis van zaken stelling zouden kunnen innemen; bovendien heeft de boedelnotaris ook een raadgevingplicht; deze wettelijk voorziene beroepsplichten dient hij in alle onpartijdigheid in acht te nemen (art. 9, §1, lid 3 Org. . Not); - de boedelnotaris heeft ook een onderzoeksopdracht of opzoekingsplicht omdat hij actief en constructief dient op te treden bij de verrichtingen van de gerechtelijke vereffening -verdelingen; hij dient alle nuttige documenten (zoals de aangiften van de nalatenschappen, de titels van eigendom, documenten inzake het kadastraal inkomen van de onroerende goederen die L. (Jr) T. wil overnemen op basis van een wettelijk overnamerecht, enz) op te vragen; - de boedelnotaris heeft ook een bemiddelende en verzoenende opdracht in die zin dat hij moet trachten de partijen in elke stand van het geding te verzoenen en moet pogen een geheel akkoord over de vereffening - verdeling te bereiken of desgevallend deelakkoorden. De zes hier voren reeds geciteerde kinderen van beide overleden ouders, gerechtigd in de voormelde drie onverdeeldheden (ontbonden gemeenschap en opengevallen nalatenschap van elke respectieve ouder), dienen bijgevolg al hun geschillen die hierop betrekking hebben eerst voor te leggen aan de boedelnotaris. Bij gebrek aan akkoord van alle voormelde deelgenoten over het ontwerp van verdeling van de notaris, dient de boedelnotaris een P.V. van beweringen en zwarigheden op te maken waarin hij tevens zijn eigen standpunt moet weergeven over alle geschilpunten die erin vervat zijn. Hij handelt hierbij als het ware als ‘eerste rechter' . Slechts hierna zal de rechter ten gronde de eventuele nog bestaande en de door de notaris voorgelegde geschillen kunnen beslechten. Desgevallend kan de boedelnotaris, tijdens de verrichtingen van vereffening verdeling , een tussentijds proces-verbaal van beweringen en zwarigheden opmaken, waarin hij andermaal verplicht is zijn standpunt weer te geven. Na neerlegging van dit tussentijds P.V., zal het voorgelegde probleem en/of geschil gerechtelijk beslecht kunnen worden waarna de notaris de verrichtingen van vereffening en verdeling opnieuw zal kunnen verder zetten. Bij toepassing van het eerste lid van artikel 1209 Ger. W. komt het derhalve voorbarig voor de overige bestaande geschilpunten tussen de deelgenoten m.b.t. de voormelde onverdeeldheden, in onderhavig arrest reeds te beslechten. 3.4.2. Het is derhalve aangewezen dat de boedelnotaris eerst zijn werkzaamheden aanvangt met het oog op het uitwerken van een regeling tussen alle betrokken partijen . 3.5. Wat de door de eerste rechter aangestelde deskundige - schatter betreft: 3.5.1. De eerste rechter stelde Jozef B. aan als deskundige voor de schatting van de roerende en onroerende goederen op vordering van de L. (jr) T. die de overname ervan wenst ingevolge zijn ingeroepen wettelijke overnamerechten.
3.5.2. Hierbij wordt vooreerst opgemerkt dat in het kader van een vereffening verdeling, de boedelrechter niet verplicht is de goederen aan een deskundig onderzoek te onderwerpen. Gelet op de voorbarigheid van de vorderingen van L. (jr) T. m.b.t. de overname problematiek is bijgevolg ook de vordering van L. T. (Jr) tot gerechtelijke aanstelling van een deskundige met als opdracht tot schatting over te gaan van de goederen die hij wenst over te nemen, voorbarig. Het is in de huidige stand van het geding nog niet uitgemaakt of hij wel een wettelijk overnamerecht heeft, en zo ja, op basis van welke wetsbepalingen. 3.5.3. De eerste rechter heeft niettemin in zijn bestreden vonnis reeds een deskundige aangesteld met als opdracht tot schatting over te gaan. De gerechtelijke aanstelling van een deskundige -schatter is in de huidige stand van het geding kennelijk voorbarig en de bestreden beslissing wordt bijgevolg op dat punt hervormd. 3.5.4. Ten overvloede rijst bovendien de vraag of door de aanstelling van Jozef B. als deskundige - schatter de (gebruikelijke) taak van de aangestelde boedelnotaris niet wordt miskend. Het behoort immers tot de taak van de boedelnotaris tot schatting over te gaan van de goederen waarvan de overname wordt gevraagd. De opdracht van de boedelnotaris is een algemene opdracht die tevens de schatting van alle betrokken goederen omvat. Voor wat het schatten van onroerende goederen betreft, is een notaris uitstekend geplaatst om hiertoe zelf over te gaan gezien hij beter dan wie ook de onroerende markt (zeker in zijn gerechtelijk arrondissement) kent en beschikt over vele vergelijkingspunten. Indien de partijen de raming van de boedelnotaris zouden betwisten, kan de rechtbank, ter gelegenheid van de behandeling van de zwarigheden of van een tussentijds proces-verbaal van beweringen en zwarigheden, vooralsnog een deskundige aanstellen. Vermits in huidige onverdeeldheden geen onroerende goederen voorkomen met een specifiek karakter is de aanstelling van een deskundige - schatter ervan, in huidige stand van het geding niet opportuun. 3.5.5. Ook op dit punt wordt het bestreden vonnis hervormd. 3.6. Art. 1405, 4° en 1416 B.W. - vergoeding gevorderd door schoondochter D. - nadere toelichting: 3.6.1. Mevrouw D. vordert de som van 2.962.850 BEF of 73.447,73 euro ten laste van de nalatenschap uit hoofde van kosten van verzorging en bijstand van haar schoonmoeder A. W..
Mevrouw D. legt desbetreffend een geschrift neer dat volgens de eerste rechter een schuldbekentenis uitmaakte vanwege A. W. dewelke uitgevoerd diende te worden na haar overlijden. De eerste rechter besliste echter dat er eerst verder moest uitgemaakt worden wie A. W. daadwerkelijk verzorgde en liet om deze reden een getuigenverhoor toe. 3.6.2. Schoondochter D. is evenwel geen erfgenaam in de nalatenschappen van haar schoonouders. Haar vordering op de nalatenschap van A. W. - die een vordering is behorende tot het gemeenschappelijk vermogen bestaande tussen haarzelf en haar echtgenoot L. (jr.) T. (artikel 1405, 4° BW) - dient op grond van de principes inzake het concurrentieel bestuur van de gemeenschap (artikel 1416 BW) uitgeoefend te worden door haar echtgenoot tijdens de vereffening en verdeling van de nalatenschap van A. W. waarin hij wel erfgenaam en deelgenoot is. Het behoort aan de boedelnotaris de vordering van Mevrouw D., die haar echtgenoot moet opeisen, te toetsen in dit kader. 3.6.3. De gemeenverklaring van het bestreden vonnis aan Mevrouw D. dient dus ongedaan gemaakt te worden nu zij haar vordering op M. W. kan uitoefenen via haar echtgenoot bij toepassing van artikel 1418 BW. Ook op dit punt dient het bestreden vonnis hervormd te worden. 3.7. Wat de rechtsplegingsvergoeding betreft: 3.7.1. Alle partijen hebben ter zitting van 23 februari 2010 om de toepassing gevraagd van het basistarief wat de rechtsplegingsvergoeding betreft. Zij hebben deze terecht begroot op 3.000 euro gelet om de omvang van het gevorderde. 3.7.2. Gelet op de aard van het geschil worden deze kosten ten laste van de massa gelegd. OM DEZE REDENEN : HET HOF, Rechtdoende op tegenspraak, Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken; Verklaart het hoger beroep en het incidenteel beroep beiden ontvankelijk. Verklaart de ingestelde beroepen gegrond in de hiernavolgende mate. Bevestigt het bestreden vonnis enkel voor zover hierin:
- de gerechtelijke vereffening en verdeling wordt bevolen van de gemeenschap van goederen die bestond tussen L. T. (sr) en zijn echtgenote A. W. en die ontbonden is door het overlijden van L. T. (sr) op 13 september 1975 alsmede van hun respectieve opengevallen nalatenschappen; - de notarissen M en notaris G., beiden met standplaats te X, worden aangesteld. En hervormend voor het overige, Zegt voor recht dat bij de gerechtelijke vereffening - verdeling van de opengevallen nalatenschap van A. W. haar laatste, eigenhandig testament van 21 september 1993 in aanmerking moet genomen worden. Wijst de partijen voorlopig af wat hun overige vorderingen betreft gelet op de huidige stand van het geding. Verwijst de partijen voor het overige naar de bij het bestreden vonnis aangestelde notarissen voor de verdere afhandeling van de verrichtingen van de gerechtelijke vereffening - verdeling van voormelde ontbonden gemeenschap en opengevallen nalatenschappen. Legt de kosten van beide aanleggen ten laste van de massa. Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke eerste kamer van het hof van beroep te Brussel, op 13/4/2010 waar aanwezig waren en zitting hielden : Astrid DE PREESTER, Raadsheer dd. Voorzitter, Marc BOSMANS, Raadsheer, Marc DEBAERE, Raadsheer, bijgestaan door Viviane DE VIS, Griffier. V. DE VIS M. DEBAERE M. BOSMANS A. DE PREESTER