Instelling Federale Overheidsdienst Financiën
Onderwerp Circulaire nr. 17/2003 Wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen
Datum 11 augustus 2003
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars - oktober 2003
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
Circulaire nr. 17/2003 (AFZ 18/2003 - Dos. E.E./L.128) dd. 11.08.2003 WET VAN 2 MEI 2002 BETREFFENDE DE VERENIGINGEN ZONDER WINSTOOGMERK, DE INTERNATIONALE VERENIGINGEN ZONDER WINSTOOGMERK EN DE STICHTINGEN In het Belgisch Staatsblad van 11 december 2002 werd de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, bekendgemaakt (1)(2). [(1) De oorspronkelijke bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 18 oktober 2002 werd geannuleerd en vervangen door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 11 december 2002. (2) Deze wet werd reeds gewijzigd door de Programmawet (I) van 24 december 2002 (B.S., 31 december 2002, 1ste ed.) en de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (B.S., 5 februari 2003) (in deze circulaire wordt deze wet afgekort als volgt: Wet K.B.O.).] Deze wet: 1) wijzigt op een zeer fundamentele wijze de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend ; 2) wijzigt een aantal fiscale wetboeken, namelijk het W. Reg., het W. Succ., het W. Zegel, het W. MZGT, het W.I.B. '92 ; 3) brengt een aantal andere wetten in overeenstemming met de nieuwe terminologie. Inwerkingtreding. Krachtens artikel 66 van de wet van 2 mei 2002, gewijzigd bij artikel 32 Wet K.B.O., bepaalt de Koning voor elk artikel van deze wet de datum waarop het in werking treedt. Het oorspronkelijke artikel 66 van de wet van 2 mei 2002, zoals bekendgemaakt in het B.S. van 11 december 2002, bepaalde de inwerkingtreding op de eerste dag van de tweede maand volgend op de bekendmaking van het koninklijk besluit ter uitvoering van deze wet in het Belgisch Staatsblad. In het Belgisch Staatsblad van 6 juni 2003 werd het koninklijk besluit van 2 april 2003 tot vaststelling van de termijnen voor de inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, zoals gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen en bij de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, bekendgemaakt. Krachtens artikel 4 van dit koninklijk besluit treden onder andere de fiscale bepalingen van de wet van 2 mei 2002, in werking op de dag van inwerkingtreding van titel 3 en 4 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, en uiterlijk op 1 januari 2004. De titels 3 en 4 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, zijn in werking getreden op 19 mei 2003 1
(Titel 4) en 1 juli 2003 (Titel 3) (3). De fiscale bepalingen van de wet van 2 mei 2002 zijn dus op 1 juli 2003 in werking getreden. [(3) Zie: koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot bepaling van de inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, B.S., 19 mei 2003.] In bijlage 1 gaat een uittreksel uit de wet. De bijlagen 2, 3, 4 en 5 bevatten de gecoördineerde tekst van de gewijzigde artikelen van het W. Reg, het W. Succ., het W. Zegel en het W. MZGT. Commentaar. 1. ALGEMEEN. De wetgever heeft met de wet van 2 mei 2002 voornamelijk de volgende doelstellingen (4) op het oog : [(4) Zie Gedr. St., Kamer, 1998-1999, 1854/1.] • de regeling betreffende de bekendmaking van de akten van de vereniging, alsmede inzake de tegenstelbaarheid van die akten aan derden ; • de regeling inzake de wijzen van vertegenwoordiging van de vereniging ; • de onderwerping van de belangrijke verenigingen aan de boekhoudkundige rechtsregeling bepaald bij de wet van 17 juli 1975, waarbij de nodige aanpassingen worden aangebracht ; • centralisatie van alle gegevens in een dossier dat voor iedere vereniging wordt aangelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel (5), waarbij derden het dossier kunnen raadplegen en een kopie van de stukken ervan kunnen verkrijgen ; [(5) Zoals gewijzigd bij artikel 69 W. K.B.O. De oorspronkelijke tekst bepaalde dat het dossier werd aangelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg.] • de strafregeling bij niet-nakoming van de formaliteiten ; • de opheffing van bepaalde overbodige formaliteiten ; • de procedure betreffende de ontbinding van niet meer actieve verenigingen ; • de regeling inzake de erkenning van en de bekendmakingsplicht voor centra van werkzaamheden die in België door een buitenlandse vereniging worden geopend ; • de modernisering van de taal en van de terminologie van de Nederlandse tekst. --Door de wet van 2 mei 2002 wordt de wet van 27 juni 1921 gemoderniseerd en gerationaliseerd. Het opschrift van de laatstgenoemde wet luidt nu "Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen" (zie artikel 2 van de wet van 2 mei 2002). De volgende verenigingen worden behandeld: • de Belgische VZW ; • de buitenlandse VZW ; • de stichtingen ; • de internationale VZW Onder punt 2. worden enkele wijzigingen aangehaald die van belang kunnen zijn voor de AKRED, en die, in voorkomend geval, een weerslag kunnen hebben op de fiscaliteit. Onder punt 3. worden de fiscale bepalingen van de wet behandeld. 2. De wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen (6). 2
[(6) Zoals gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002.] 2.1. Definities. Kenmerkend voor de vereniging zonder winstoogmerk is dat zij geen nijverheids- of handelszaken drijft en dat zij niet tracht een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen. De wet van 2 mei 2002 introduceert een nieuwe rechtsvorm, namelijk de "private stichting". De private stichting vertoont veel gelijkenissen met de instelling van openbaar nut (7), maar de oprichting ervan moet niet bij koninklijk besluit worden goedgekeurd. De private stichting biedt de stichter ervan de mogelijkheid een patrimonium voor een belangeloos doel aan te wenden, waarbij dit oogmerk niet noodzakelijk van openbaar nut is, alsook aan die bestemming bij authentieke akte rechtspersoonlijkheid te verlenen. [(7) Om taalkundige redenen vervangt de wet het begrip "instelling van openbaar nut" door het begrip "stichting van openbaar nut".] De definities van de verenigingen en stichtingen vindt men in de volgende bepalingen: Artikel van de wet van 2 mei Artikel van de VZW-wet 2002 Belgische VZW 5 1 Buitenlandse VZW 38 26octies Stichting 40 27 Internationale VZW 41 46 2.2. Verkrijging van rechtspersoonlijkheid. Aan de Belgische VZW, de stichtingen en de internationale VZW wordt, indien ze voldoen aan de voorwaarden, rechtspersoonlijkheid toegekend. Zie daarover: Artikel van de wet van 2 mei Artikel van de VZW-wet 2002 Belgische VZW 5 1, tweede lid Stichting 40 27, derde lid Internationale VZW 41 46, eerste lid Het moment waarop de rechtspersoonlijkheid wordt verkregen verschilt evenwel. Voor de VZW en de private stichting is dit de dag dat de statuten en de akten betreffende de benoeming van de bestuurders worden neergelegd op de griffie, voor de internationale VZW en de stichting van openbaar nut is dit de datum van het koninklijk besluit waarbij de vereniging wordt erkend. Zie daarover : Artikel van de wet van 2 mei Artikel van de VZW-wet 2002 Belgische VZW 9 3 Stichting - stichting van openbaar nut: 40 29, § 2, - private stichting 40 29, § 1, Internationale VZW 41 50, § 1, tweede lid 2.3. De vereniging in oprichting. De wet van 2 mei 2002 regelt het probleem van de verbintenissen die een vereniging in oprichting is aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid heeft verkregen. Zie daarover : Artikel van de wet van 2 mei Artikel van de VZW-wet 2002 3
Belgische VZW 9 3, § 2 Stichting - stichting van openbaar nut: 40 29, § 3, - private stichting 40 29, § 3, Internationale VZW 41 50, § 2 De tekst van de geciteerde artikelen luidt als volgt: "Niettemin kunnen in naam van de vereniging reeds verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen, zijn de personen die, in welke hoedanigheid ook, dergelijke verbintenissen aangaan, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk indien de vereniging binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis geen rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien de verbintenissen niet heeft overgenomen binnen zes maanden na het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid. Verbintenissen overgenomen door de vereniging worden geacht door haar te zijn aangegaan vanaf het ontstaan van die verbintenissen ". Deze tekst, waarvoor artikel 60 van het Wb. Venn. model heeft gestaan, maakt dat de principes die gevolgd worden in geval van een aankoop voor een handelsvennootschap in oprichting (8), nu ook van toepassing zijn op aankopen voor een vereniging in oprichting. [(8) Cf. Rep. RJ, R 12, nr. 12.01, Rep. RJ, R 44, nr. 26.01 en WERDEFROY, F., Registratierechten, Vol. I, Kluwer, 2002, nr. 5222.] 2.4. Bestuur en vertegenwoordiging. In de Belgische VZW is de algemene vergadering het hoogste orgaan waaraan een aantal exclusieve bevoegdheden zijn toegekend (cf. art. 12 van de wet van 2 mei 2002 – nieuw art. 4 van de VZW-wet). De raad van bestuur bestuurt de vereniging en vertegenwoordigt haar in en buiten rechte. Alle bevoegdheden die de wet niet uitdrukkelijk verleent aan de algemene vergadering worden toegekend aan de raad van bestuur (cf. art. 21 van de wet van 2 mei 2002 – nieuw art. 13 van de VZW-wet). Er kan ook worden voorzien in dagelijks bestuurders (een of meerdere personen die ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college optreden) (cf. art. 22 van de wet van 2 mei 2002 – nieuw art. 13bis van de VZW-wet). In de stichting is er geen algemene vergadering (de stichting kent immers geen leden noch vennoten – cf. art. 40 van de wet van 2 mei 2002 – nieuw art. 27 van de VZW-wet). De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van de doeleinden van de stichting. Er kan worden voorzien in dagelijks bestuurders. 2.5. Schenkingen en legaten. De aanneming van een gifte onder de levenden of bij testament behoeft, in principe, een machtiging door de Koning. De nieuwe regeling bepaalt : • dat de aanneming van een handgifte niet onderworpen is aan een machtiging ; • dat machtiging niet vereist is voor een gifte van roerende of onroerende goederen waarvan de waarde niet hoger is dan 100.000 EUR (volgens de oude regeling gold deze regel enkel voor roerende goederen en voor zover de waarde ervan niet hoger was dan 10.000 EUR) ; • er wordt voorzien in een automatische indexering van het bedrag van 100.000 EUR. Artikel van de wet van 2 mei Artikel van de VZW-wet 2002 Belgische VZW 26 16 Buitenlandse VZW 38 26octies, § 3, derde lid Stichting 40 33 4
Internationale VZW
41
54
2.6. De private stichting en de certificatie van effecten. De certificatie van effecten wordt geregeld door de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handels-vennootschappen (B.S., 5 september 1998). Certificatie is een techniek die erin bestaat de financiële rechten verbonden aan een aandeel af te splitsen van de andere rechten, zonder dat juridisch twee onderscheiden effecten worden gecreëerd. De emittent van het certificaat oefent met andere woorden zoals elke eigenaar de zeggenschapsrechten uit die aan het aandeel verbonden zijn, maar met de verplichting de financiële voordelen welke het aandeel kan opleveren (zoals dividenden en eventueel liquidatieboni) uit te keren aan de houder van het certificaat (9)(10). [(9) Cf. Parl. St., Kamer, 1997-1998, 1430/3, blz. 2. (10) In het W. Venn. worden de certificaten behandeld in artikel 242. Het eerste lid van de eerste paragraaf van dit artikel bepaalt: "Certificaten die betrekking hebben op aandelen, winstbewijzen, converteerbare obligaties of warrants kunnen, al of niet met medewerking van de vennootschap, worden uitgegeven door een rechtspersoon die in het bezit blijft of het bezit verkrijgt van de effecten waarop de certificaten betrekking hebben en zich ertoe verbindt de opbrengst van of de inkomsten uit die effecten voor te behouden aan de houder van de certificaten."] De techniek van de certificatie kan o.a. worden gebruikt om de continuïteit van familiebedrijven of om de familiale opvolging binnen K.M.O. te verzekeren. Ook de continuïteit van het management, zelfs bij een versnippering van het aandeelhoudersbezit, kan middels die techniek worden gewaarborgd (11). [(11) Zie Parl. St., Kamer, 1997-1998, 1430/1, blz. 1 tot 3.] Naast doelstellingen zoals bijvoorbeeld de handhaving van een collectie kunstwerken, steun aan de ontwikkeling van een regio, het creëren van een prijs of van een werk, het behoud van de integriteit van elementen van het patrimonium enz, blijkt uit de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 2 mei 2002 duidelijk dat de wetgever de private stichting ziet als "vehikel bij uitstek" voor de certificering van effecten (12). [(12) Cf. Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1854/1, blz. 24.] "Vehikel bij uitstek", maar niet het enige vehikel: in theorie kan om het even welke rechtspersoon als bezitter-emittent fungeren. *** 3. FISCALE BEPALINGEN. 3.1. Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. 3.1.1. Wijziging van artikel 117 W. Reg. In de tekst van art. 117, § 3, eerste lid, W. Reg. wordt het woord "aandelencertificaten" ingevoegd. Daardoor is het inbrengrecht niet verschuldigd in het geval de titularis van aandelencertificaten certificaten in een derde maatschappij inbrengt wanneer de voorwaarden zijn vervuld die zouden hebben gegolden bij een rechtstreekse inbreng van effecten zelf. 3.1.2. Wijziging van artikel 140 W. Reg.(13) [(13) Het Waalse Gewest heeft een onderzoek tot vernietiging ingesteld van artikel 43 van de wet van 2 mei 2002; dit artikel wijzigt artikel 140, eerste lid, 3°, W. Reg. (bericht van het Arbitragehof bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 juli 2003, bl. 38.229; de zaak is ingeschreven onder nr. 2713 van de rol van het Arbitragehof).] 5
Artikel 43 van de wet van 2 mei 2002 heeft artikel 140, eerste lid, 3°, W. Reg. gewijzigd en een 3°bis ingevoegd. Tijdens de parlementaire behandeling bleek dat de federale wetgever sinds 1 januari 2002 niet meer bevoegd is om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag, en de vrijstellingen van het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen te wijzigen (14). Daardoor is de aanpassing van artikel 140 W. Reg. aan de nieuwe terminologie, in het bijzonder de vervanging van de woorden "instelling van openbaar nut" door "stichting van openbaar nut" of de invoeging van de "private stichting", niet geschied. [(14) Zie artikel 3, 8°, en 4, § 1, Bijzondere wet van 16 janauri 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten gewijzigd bij de Bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale beveogdheden van de gewesten.] Opmerkingen. 1. Het gevolg daarvan is dat, aangezien het begrip "private stichting" niet wordt opgenomen in artikel 140, eerste lid, 2°, W. Reg, het bestemmen bij akte onder de levenden van een deel van zijn vermogen tot de oprichting van een private stichting, onderworpen is aan het gewoon schenkingstarief "tussen alle andere personen". 2. Bij de overdracht van aandelen aan een private stichting die zal fungeren als administratiekantoor krijgt de inbrenger certificaten die de stichting uitgeeft in ruil voor zijn inbreng. Het betreft bijgevolg een rechtshandeling ten bezwarende titel. De inbreng van aandelen ter certificatie in een private stichting is een niet getarifeerde rechtshandeling. Dergelijke inbreng is bijgevolg onderworpen aan het algemeen vast recht. De federale wetgever (15) achtte zich wel bevoegd om het fiscaal regime van de "inbrengsten om niet" tussen de in artikel 140, 2° W. Reg. bedoelde rechtspersonen te wijzigen. Die overdrachten zijn, wegens het ontbreken van een animus donandi, geen schenkingen in de burgerrechtelijke zin van het woord, doch veeleer een vorm van inbreng (16). [(15) Zie echter: Het Waalse Gewest heeft een onderzoek tot vernietiging ingesteld van artikel 43 van de wet van 2 mei 2002; dit artikel wijzigt artikel 140, eerste lid, 3°, W. Reg. (bericht van het Arbitragehof bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 juli 2003, bl. 38.229; de zaak is ingeschreven onder nr. 2713 van de rol van het Arbitragehof). (16) Cf. Parl. St., Kamer, 2001-2002, 1301/014, blz. 10.] Om herstructureringen van VZW (schaalvergroting van ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, instellingen in de non-profit sector,…) minder kostelijk te maken, schrapt artikel 43 van de wet van 2 mei 2002 de woorden "met inbegrip van de inbrengsten om niet" in artikel 140, eerste lid, 3°, W. Reg. en voegt het een 3°bis in. Op grond van deze bepaling is het algemeen vast recht verschuldigd voor de inbrengsten om niet, AAN: • private stichtingen ; • stichtingen van openbaar nut ; • rechtspersonen als bedoeld onder 2°, (de rechtspersonen als bedoeld onder 2° zijn : verenigingen zonder winstoogmerk, aangenomen mutualiteitsverenigingen, beroepsverenigingen en internationale verenigingen met wetenschappelijk doel), DOOR : • een stichting van openbaar nut ; 6
• •
een dezer rechtspersonen. Opmerking. Door een vergetelheid van de wetgever wordt de inbreng om niet door een private stichting in een private stichting, in stichtingen van openbaar nut of in een van de rechtspersonen als bedoeld onder art. 140, eerste lid, 2° W. Reg., niet geregeld. Betreffende de heffing op dergelijke inbrengen om niet door een private stichting kan er gesteld worden dat bij deze inbrengen er in principe evenmin een animus donandi aanwezig is en dat het bijgevolg geen schenkingen in de burgerrechtelijke zin betreffen. Zulke inbreng om niet door een private stichting is bijgevolg een niet getarifeerde rechtshandeling en is onderworpen aan het algemeen vast recht.
3.1.3. Wijziging van artikel 183 W. Reg. Art. 183 W. Reg. betreffende de verplichting tot inzageverlening wordt in overeenstemming gebracht met de nieuwe terminologie. 3.2. Wetboek der successierechten. 3.2.1. Wijziging van de artikelen 96, 97, 100 en 109, 4°, 147, 148, 148bis, 150, 151, 156, 157 en 158bis, W. Succ. Deze artikelen worden in overeenstemming gebracht met de nieuwe terminologie door toevoeging van de begrippen "private stichting" en "internationale VZW". De wijziging van artikel 150 W. Succ. gaat echter nog verder dan deze eenvoudige tekstuele aanpassing. 3.2.2. Artikel 150 W. Succ. De volgende redenen liggen aan de basis van de grondige wijziging: 1) de taks tot vergoeding der successierechten is zeer nadelig voor verenigingen die investeringen gedaan hebben en daarvoor een lening hebben aangegaan ; 2) de taks werd gezien als een hinderpaal voor het gebruik van private stichtingen als vehikel voor de certificering van effecten ; 3) de tekst van artikel 150 W. Succ. diende te worden geactualiseerd. Uiteindelijk wordt de structuur van het artikel aangepast. Art. 150, eerste lid, – Principe. De taks tot vergoeding der successierechten is verschuldigd op het geheel van de bezittingen van de vereniging of de private stichting ongeacht de plaats waar ze zich bevinden (binnen of buiten België). Art. 150, tweede lid, – Worden uitgesloten uit de belastbare basis:. "1º de nog verschuldigde en niet gekapitaliseerde intresten, rentetermijnen, huur- en pachtgelden en, meer in het algemeen, burgerlijke vruchten van welke aard ook, alsmede jaarlijkse bijdragen en inschrijvingsgelden ;" Deze tekst wordt om taalkundige redenen herschreven. "2º de al dan niet genoten natuurlijke vruchten ;" Aan deze tekst wordt niet geraakt. "3º de liquiditeiten en het bedrijfskapitaal bestemd om gedurende het jaar verbruikt te worden voor de activiteit van de vereniging of stichting ;" De oorspronkelijke tekst van het 3° ("de voorraden en voorwerpen bestemd voor gewoon verbruik") werd vervangen. Sinds lang werd het 3° onder druk van de rechtspraak veel ruimer geïnterpreteerd en evolueerde het naar de stelling dat de liquiditeiten of het bedrijfskapitaal die normaal bestemd zijn om gedurende het boekjaar verbruikt te worden voor de activiteit van de 7
vereniging, van de belasting zijn vrijgesteld (zie Decuyper, J., Successierechten, 2000-2001, Volume II, nr. 2484 en 2485). De wet van 2 mei 2002 heeft het 3° in die zin aangepast, weliswaar met de toevoeging van de stichting. "4º de in het buitenland gelegen onroerende goederen;" Gelet op het principe dat de taks verschuldigd is op het geheel van de bezittingen waar ze zich ook bevinden, stelt het 4° de in het buitenland gelegen onroerende goederen vrij van de taks. "5º de effecten uitgegeven door handelsvennootschappen waarvan de vereniging of stichting als bezitter-emittent wordt aangemerkt krachtens artikel 3 van de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, op voorwaarde dat de certificaten krachtens artikel 13, § 1, eerste lid, van dezelfde wet voor de toepassing van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gelijkgesteld worden met de effecten waarop ze betrekking hebben." Zoals hoger vermeld worden de gecertificeerde effecten die de VZW of de stichting als bezitteremittent in zijn vermogen heeft, krachtens het 5° niet begrepen onder de belastbare bezittingen. Door deze vrijstelling vormt de taks geen hinderpaal meer voor het gebruik van de VZW of de stichting als vehikel bij de certificatie van effecten. Deze vrijstelling wordt eveneens verantwoord door het feit dat de bezitter-emittent slechts de juridische en niet de economische eigenaar is van de gecertificeerde effecten. Art. 150, derde lid, – Geen lasten in mindering te brengen, met uitzondering van : "1º de nog niet betaalde termijnen van hypothecaire leningen, mits de hypotheek is gevestigd op goederen van de vereniging of stichting en minstens 50 % van de hoofdsom van de lening waarborgt;" "2º de door de vereniging of stichting als algemene legataris van een nalatenschap nog uit te voeren legaten van een geldsom." 3.3. Wijziging van het Wetboek der zegelrechten en van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen. De artikelen 57 en 58 van de wet van 2 mei 2002 brengen artikel 65 W. Zegel en artikel 2051, W. MZGT in overeenstemming met de nieuwe terminologie. NAMENS DE MINISTER De adjunct-administrateur-generaal, Paul NECKEBROECK BIJLAGE 1 Uittreksel uit het Belgisch Staatsblad van 11 december 2002 (17) [(17) De oorspronkelijke bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 18 oktober 2002 werd geannuleerd en vervangen door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 11 december 2002.] 2 mei 2002 – Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt: Hoofdstuk I.- Algemene bepaling Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend 8
Art. 2. Het opschrift van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, wordt vervangen als volgt : « Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen ». Art. 3. De Nederlandse tekst van het opschrift van titel I van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Titel I. - Verenigingen zonder winstoogmerk ». Art. 4. Voor artikel 1 van dezelfde wet wordt het volgende opschrift ingevoegd : « Hoofdstuk I. - Belgische verenigingen zonder winstoogmerk ». Art. 5. Artikel 1 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Artikel 1. - De zetel van een Belgische vereniging zonder winstoogmerk, in dit hoofdstuk « vereniging » genoemd, is gevestigd in België. De vereniging geniet rechtspersoonlijkheid, onder de voorwaarden omschreven in dit hoofdstuk. De vereniging zonder winstoogmerk is die, welke niet nijverheids- of handelszaken drijft en welke niet tracht een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen. » … Art. 9. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 3. - § 1. De vereniging bezit rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat haar statuten, de akten betreffende de benoeming van de bestuurders en in voorkomend geval van de personen gemachtigd om de vereniging overeenkomstig artikel 13, vierde lid, te vertegenwoordigen worden neergelegd overeenkomstig artikel 26novies, § 1. De akten betreffende de benoeming van de bestuurders en de personen gemachtigd om de vereniging te vertegenwoordigen bevatten de vermeldingen bedoeld in artikel 9. § 2. Niettemin kunnen in naam van de vereniging reeds verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen, zijn de personen die, in welke hoedanigheid ook, dergelijke verbintenissen aangaan, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk indien de vereniging binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis geen rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien de verbintenissen niet heeft overgenomen binnen zes maanden na het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid. Verbintenissen overgenomen door de vereniging worden geacht door haar te zijn aangegaan vanaf het ontstaan van die verbintenissen. » … Art. 12. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 4. - Een besluit van de algemene vergadering is vereist voor : 1° de wijziging van de statuten; 2° de benoeming en de afzetting van de bestuurders; 3° de benoeming en de afzetting van de commissarissen en het bepalen van hun bezoldiging ingeval een bezoldiging wordt toegekend; 4° de kwijting aan de bestuurders en de commissarissen; 5° de goedkeuring van de begroting en van de rekening; 6° de ontbinding van de vereniging; 7° de uitsluiting van een lid; 8° de omzetting van de vereniging in een vennootschap met een sociaal oogmerk; 9° alle gevallen waarin de statuten dat vereisen. » … Art. 21. Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 13. - De raad van bestuur bestaat uit ten minste drie personen. Als evenwel maar drie personen lid zijn van de vereniging, bestaat de raad van bestuur uit slechts twee personen. Het 9
aantal bestuurders moet in elk geval altijd lager zijn dan het aantal personen dat lid is van de vereniging. De raad van bestuur bestuurt de vereniging en de vertegenwoordigt haar in en buiten rechte. Alle bevoegdheden die de wet niet uitdrukkelijk verleent aan de algemene vergadering, worden toegekend aan de raad van bestuur. De statuten kunnen de bevoegdheden die op grond van het vorige lid aan de raad van bestuur worden toegekend, beperken. Deze beperkingen, alsook de taakverdeling die de bestuurders eventueel zijn overeengekomen, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs niet indien zij zijn bekendgemaakt. De bevoegdheid om de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan evenwel op de wijze bepaald in de statuten worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurder of lid die ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college optreden. Deze beslissing is tegenwerpbaar aan derden onder de voorwaarden bepaald in artikel 26novies, § 3. » Art. 22. In dezelfde wet wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende : « Art. 13bis . - Het dagelijks bestuur van de vereniging, alsook de vertegenwoordiging van de vereniging wat dat bestuur aangaat, mogen op de wijze bepaald in de statuten worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurder of lid, die ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college optreden. Deze beslissing is tegenwerpbaar aan derden onder de voorwaarden bepaald in artikel 26novies, § 3. Beperkingen van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn evenwel niet tegenwerpbaar aan derden.» … Art. 26. Artikel 16 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 16. - Met uitzondering van handgiften, behoeft elke gift onder de levenden of bij testament aan een vereniging machtiging door de Koning. Machtiging is evenwel niet vereist voor de aanneming van giften waarvan de waarde niet hoger is dan 100.000 EUR. Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt op één januari van ieder jaar aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van het voorbije jaar. Het indexcijfer van oktober 2001 geldt als basis. De aanpassing van het bedrag geschiedt volgens de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, gedeeld door het indexcijfer dat als basis wordt genomen. Het resultaat wordt naar het volgende tiende afgerond. Het aangepaste bedrag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, uiterlijk op 15 december van elk jaar. De machtiging kan alleszins niet worden verleend indien de vereniging niet voldaan heeft aan de artikelen 3 en 9, of als zij, in schending van artikel 26novies, haar jaarrekening, vanaf haar oprichting of althans van de laatste tien boekjaren, niet ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg heeft neergelegd.» … Art. 38. In titel I van dezelfde wet wordt, na artikel 26septies, een hoofdstuk II ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk II. - Buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk Art. 26octies . - § 1. Op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg (18) wordt een dossier gehouden voor iedere vereniging zonder winstoogmerk die op geldige wijze in het buitenland is opgericht overeenkomstig de wet van de Staat waartoe zij behoort en die in België een centrum van werkzaamheden opent in het arrondissement. [(18) Artikel 69 W. K.B.O. heeft de griffie van de rechtbank van eerste aanleg vervangen door de grieffie van der echtbank van koophandel (zie puntje 1).] 10
Ingeval een dergelijke vereniging in België verscheidene centra van werkzaamheden opent, wordt het dossier gehouden op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin een van die centra gevestigd is, zulks naar keuze van de vereniging. In dat geval vermeldt de vereniging in haar akten en in haar briefwisseling de plaats waar haar dossier wordt gehouden. Dit dossier bevat : … … Art. 40. Titel II van dezelfde wet, bestaande uit de artikelen 27 tot 43, wordt vervangen als volgt : « Titel II. - De stichtingen Art. 27. - Een stichting wordt opgericht door een rechtshandeling van één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen waarbij een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangenloos doel. De stichting mag geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de stichters, de bestuurders, of enig ander persoon, behalve, in dit laatste geval, indien dit kadert in de verwezenlijking van het belangenloos doel. De stichting kent geen leden noch vennoten. De stichting moet op straffe van nietigheid bij authentieke akte worden opgericht. Zij bezit rechtspersoonlijkheid onder de voorwaarden omschreven in deze titel. De notaris moet na onderzoek de naleving van de bepalingen van deze titel bevestigen. Een stichting kan worden erkend als zijnde van openbaar nut indien zij gericht is op de verwezenlijking van een werk van filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard. Stichtingen die zijn erkend als zijnde van openbaar nut dragen de naam « stichting van openbaar nut ». De andere stichtingen dragen de naam «private stichting». … Art. 29. - § 1. De private stichting verkrijgt rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat haar statuten en de akten betreffende de benoeming van de bestuurders worden neergelegd in het dossier bedoeld in artikel 31, § 1. § 2. De statuten van een stichting van openbaar nut worden meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor Justitie met het verzoek rechtspersoonlijkheid te verlenen en de statuten goed te keuren. De stichting van openbaar nut verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend. … Art. 41. In dezelfde wet wordt na titel II, een titel III ingevoegd, bestaande uit de artikelen 46 tot 58, luidende : « Titel III. - Internationale verenigingen zonder winstoogmerk Art. 46. - Onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet, kan, door de Koning, rechtspersoonlijkheid worden verleend aan verenigingen toegankelijk voor Belgen en vreemdelingen, die hun zetel in België hebben en die een niet-winstgevend doel van internationaal nut nastreven, voor zover hun doel of hun activiteiten niet strijdig zijn met de wet of met de openbare orde. Een internationale vereniging zonder winstoogmerk is die welke niet nijverheids- of handelszaken drijft en welke niet tracht een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen. … Art. 50. - § 1. De statuten worden meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor Justitie met het verzoek rechtspersoonlijkheid te verlenen en de statuten goed te keuren. De internationale vereniging zonder winstoogmerk verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend. 11
§ 2. Niettemin kunnen in naam van de internationale vereniging zonder winstoogmerk verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen, zijn zij die in enigerlei hoedanigheid dergelijke verbintenissen aangaan, daarvoor persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk, behalve wanneer de internationale vereniging zonder winstoogmerk binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien die verbintenissen binnen zes maanden na verkrijging van de rechtspersoonlijkheid heeft overgenomen. Verbintenissen overgenomen door de internationale vereniging zonder winstgevend doel worden geacht van het begin af door de internationale vereniging zonder winstoogmerk te zijn aangegaan. § 3. Elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 48, eerste lid, 2°, moet door de Koning worden goedgekeurd. Andere wijzigingen aan de statuten moeten worden meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor Justitie of aan zijn vertegenwoordiger en door één van hen worden aanvaard onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet. … Art. 54. - Met uitzondering van de handgiften behoeftigt elke gift onder de levenden of bij testament aan een internationale vereniging zonder winstoogmerk machtiging door de Koning. Machtiging is evenwel niet vereist voor de aanneming van giften waarvan de waarde niet hoger is dan 100.000 EUR. Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt op één januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van het voorbije jaar. Het indexcijfer van oktober 2001 geldt als basis. De aanpassing van het bedrag geschiedt volgens de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, gedeeld door het indexcijfer dat als basis wordt genomen. Het resultaat wordt naar het volgende tiende afgerond. Het aangepaste bedrag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad uiterlijk op 15 december van elk jaar. De machtiging kan alleszins niet worden verleend indien de internationale vereniging zonder winstoogmerk niet voldaan heeft aan artikel 51. HOOFDSTUK III.- Wijzigingen in het Wetboek van registratie-, hypotheek-, en griffierechten Art. 42. In artikel 117, § 3, eerste lid, van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten, wordt tussen de woorden «inbreng van aandelen» en de woorden «of deelbewijzen», en tussen de woorden «waarvan de aandelen» en de woorden «of deelbewijzen» telkens het woord «, aandelencertificaten» ingevoegd. Art. 43. In artikel 140, eerste lid, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 12 april 1957, de koninklijke besluiten van 12 september 1957 en 27 juli 1961 en de wetten van 22 juli 1970, 22 december 1989 en 20 juli 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 3º vervallen de woorden «met inbegrip van de inbrengsten om niet»; b) er wordt een 3ºbis ingevoegd, luidende : « 3ºbis het algemeen vast recht voor de inbrengsten om niet aan private stichtingen en stichtingen van openbaar nut of aan rechtspersonen als bedoeld onder 2º, indien de inbrenger zelf een stichting van openbaar nut of een dezer rechtspersonen is; » Art. 44. In artikel 183, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1947, worden de woorden « instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen of vennootschappen die in België haar hoofdinrichting » vervangen door de woorden « stichtingen van openbaar nut en private stichtingen, alle verenigingen en vennootschappen die in België hun hoofdinrichting ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het Wetboek der successierechten Art. 45. In artikel 96, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de woorden « 12
of instellingen van openbaar nut, alle verenigingen » vervangen door de woorden «, de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen ». Art. 46. In artikel 97, eerste lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947 en 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen » vervangen door de woorden «, de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen ». Art. 47. In artikel 100, eerste lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947 en 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen » vervangen door de woorden «, de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen ». Art. 48. In artikel 109, 4º, van hetzelfde wetboek, worden de woorden«gemeenten en openbare instellingen of instellingen van openbaar nut» vervangen door de woorden « gemeenten, openbare instellingen en stichtingen van openbaar nut ». Art. 49. Artikel 147 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art. 147. - De verenigingen zonder winstoogmerk en de private stichtingen zijn vanaf 1 januari volgend op de datum van hun oprichting onderworpen aan een jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten. » Art. 50. Artikel 148 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art. 148. - Aan de taks zijn onderworpen : 1º de verenigingen zonder winstoogmerk na 10 juli 1921 opgericht; 2º de inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk die rechtspersoonlijkheid verkregen hebben bij de wetten van 7 augustus 1919, van 12 maart en van 25 mei 1920; 3º de private stichtingen; 4º de internationale verenigingen zonder winstoogmerk.» Art. 51. Artikel 148bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989, wordt vervangen als volgt : « Art. 148bis. - De inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk, de private stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk waarvan het geheel van de bezittingen bedoeld in artikel 150 een waarde heeft die 25 000 EUR niet overschrijdt, zijn niet aan de taks onderworpen. » Art. 52. Artikel 150 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art. 150. - De belasting is verschuldigd op het geheel van de bezittingen van de inrichting, de vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk. Daaronder zijn evenwel niet begrepen : 1º de nog verschuldigde en niet gekapitaliseerde intresten, rentetermijnen, huur- en pachtgelden en, meer in het algemeen, burgerlijke vruchten van welke aard ook, alsmede jaarlijkse bijdragen en inschrijvingsgelden; 2º de al dan niet genoten natuurlijke vruchten; 3º de liquiditeiten en het bedrijfskapitaal bestemd om gedurende het jaar verbruikt te worden voor de activiteit van de vereniging of stichting; 4º de in het buitenland gelegen onroerende goederen; 5º de effecten uitgegeven door handelsvennootschappen waarvan de vereniging of stichting als bezitter-emittent wordt aangemerkt krachtens artikel 3 van de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, op voorwaarde dat de certificaten krachtens artikel 13, § 1, eerste lid, van dezelfde wet voor de toepassing van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gelijkgesteld worden met de effecten waarop ze betrekking hebben. 13
Van het in het eerste lid bedoelde geheel van de bezittingen kunnen geen lasten in mindering worden gebracht, met uitzondering van : 1º de nog niet betaalde termijnen van hypothecaire leningen, mits de hypotheek is gevestigd op goederen van de vereniging of stichting en minstens 50 % van de hoofdsom van de lening waarborgt; 2º de door de vereniging of stichting als algemene legataris van een nalatenschap nog uit te voeren legaten van een geldsom. De bepalingen van boek I betreffende de belastinggrondslag en de rechtsregeling van de voorwaardelijke en betwiste bezittingen zijn van overeenkomstige toepassing op de belasting ingesteld bij artikel 147. » Art. 53. In artikel 151 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1960, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1º in het eerste lid worden de woorden « verenigingen zonder winstoogmerken » vervangen door de woorden « verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en internationale verenigingen zonder winstoogmerk »; 2º in het tweede lid worden tussen de woorden « voormelde verenigingen » en « ertoe gehouden » de woorden « en stichtingen » ingevoegd. Art. 54. In artikel 156 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947 en 22 december 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1º in het eerste lid worden de woorden « heeft de vereniging het vermogen » vervangen door de woorden « heeft de vereniging zonder winstoogmerk, de private stichting of de internationale vereniging zonder winstoogmerk de mogelijkheid »; 2º het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De in het eerste lid bedoelde verenigingen of stichtingen die van deze mogelijkheid gebruik maken zijn ervan ontheven een aangifte voor elk van de twee volgende jaren in te leveren »; 3º in het derde lid wordt het woord « vereniging » telkens vervangen door de woorden « vereniging of stichting ». Art. 55. In artikel 157 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « vereniging » vervangen door de woorden « vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk ». Art. 56. In artikel 158 bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947 en 22 juli 1993, worden de woorden « Elke vereniging » vervangen door de woorden « Elke vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk ». HOOFDSTUK V. - Andere wijzigingsbepalingen Art. 57. In artikel 65, eerste lid, van het Wetboek der zegelrechten, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden «, stichtingen van openbaar nut, private stichtingen ». Art. 58. In artikel 205-1, eerste lid, van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1947, het regentbesluit van 25 november 1947 en de wetten van 27 juli 1953 en 10 juli 1969, worden de woorden « de openbare inrichtingen of de inrichtingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « de openbare instellingen, de stichtingen van openbaar nut, de private stichtingen ». … Art. 66. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad (19). [(19) Dit artikel werd vervangen bij artikel 32 Wet K.B.O.: de Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de datum waarop het in werking treedt (zie puntje inwerkingtreding van deze circulaire.] 14
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 2 mei 2002. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN BIJLAGE 2 Gecoördineerde tekst van de gewijzigde artikelen van het W. Reg. TITEL I. – REGISTRATIERECHT. … HOOFDSTUK IV : VASTSTELLING VAN DE RECHTEN … Afdeling XI : Burgerlijke en handelsvennootschappen … Art. 117 § 1. Het bij artikel 115 bepaalde recht is niet verschuldigd in geval van inbreng van de universaliteit der goederen van een vennootschap, bij wijze van fusie, splitsing of anderszins, in een of meer nieuwe of bestaande vennootschappen. Deze bepaling is evenwel slechts toepasselijk op voorwaarde: 1° dat de vennootschap die de inbreng doet de zetel van haar werkelijke leiding of haar statutaire zetel heeft of het grondgebied van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen; 2° dat, eventueel na aftrek van de op het tijdstip van de inbreng door de inbrengende vennootschap verschuldigde sommen, de inbreng uitsluitend vergoed wordt, hetzij door toekenning van aandelen of deelbewijzen die maatschappelijke rechten vertegenwoordigen, hetzij door toekenning van aandelen of deelbewijzen die maatschappelijke rechten vertegenwoordigen samen met een storting in contanten die het tiende van de nominale waarde van de toegekende maatschappelijke aandelen of deelbewijzen niet overschrijdt. § 2. Het bij artikel 115 bepaalde recht is eveneens niet verschuldigd, onder de voorwaarden die de Koning bepaalt, voor de inbrengen gedaan door een vennootschap waarvan de zetel der werkelijke leiding of de statutaire zetel gevestigd is op het grondgebied van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, van goederen die één of meer van haar bedrijfstakken uitmaken. § 3. Het bij artikel 115 bepaalde recht is eveneens niet verschuldigd in geval van inbreng van aandelen, aandelencertificaten of deelbewijzen die maatschappelijke rechten vertegenwoordigen, die tot gevolg heeft dat de vennootschap bij wie de inbreng gebeurt, ten minste 75 pct. van het maatschappelijk kapitaal verwerft van de vennootschap waarvan de aandelen, aandelencertificaten of deelbewijzen zijn ingebracht. Wanneer dat percentage ten gevolge van verscheidene inbrengen is bereikt, is deze paragraaf alleen toepasselijk op de inbrengen die het bereiken van het percentage mogelijk hebben gemaakt, alsmede op de daaropvolgende inbrengen. Bovendien vindt deze paragraaf alleen toepassing wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de vennootschap die verkrijgt en de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen zijn ingebracht, moeten beide hun zetel der werkelijke leiding of hun statutaire zetel hebben op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen; 15
2° de inbreng moet uitsluitend door uitgifte van aandelen of nieuwe deelbewijzen van de verkrijgende vennootschap vergoed worden, samen met een storting in contanten die het tiende van de nominale waarde van de toegekende maatschappelijke aandelen of deelbewijzen niet overschrijdt; 3° de akte van inbreng moet vermelden dat bij de inbreng ten minste 75 pct. van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen zijn ingebracht, door de verwervende vennootschap wordt verkregen; 4° een attest van een bedrijfsrevisor dat het vermelde feit overeenkomstig het 3 van dit lid bevestigt, moet aan de akte worden aangehecht. In geval van niet-nakoming van een van de toepassingsvoorwaarden van deze paragraaf uiterlijk wanneer de akte ter formaliteit wordt aangeboden, wordt deze akte tegen het gewoon recht geregistreerd. … Afdeling XII : Schenkingen … Onderafdeling I : Algemene bepalingen … Art. 140 De bij artikel 131 vastgestelde rechten worden verlaagd tot : 1° 6,60 pct. voor de schenkingen aan provinciën, gemeenten, provinciale en gemeentelijke openbare instellingen, instellingen van openbaar nut, aan de Nationale Maatschappij voor de huisvesting en de Nationale Landmaatschappij alsmede de door hen erkende maatschappijen, aan de samenwerkende vennootschap "Woningfonds van de bond der Grote Gezinnen van België", aan de C.V. Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen, aan de C.V. Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië, aan de C.V. Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest, aan de naamloze of samenwerkende maatschappijen die uitsluitend tot doel hebben leningen te doen met het oog op het bouwen, het aankopen of het inrichten van volkswoningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, alsmede de uitrusting ervan met geschikt mobilair, aan de door de wet van 26 augustus 1913 opgerichte Nationale Maatschappij der waterleidingen, aan de verenigingen gesticht volgens hetgeen voorzien is bij de wetten van 18 augustus 1907 en 1 maart 1922 en aan de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; 2° 8,80 pct. voor de schenkingen, met inbegrip van de inbrengsten om niet, gedaan aan verenigingen zonder winstoogmerken, aangenomen mutualiteitsverenigingen, beroepsverenigingen en internationale verenigingen met wetenschappelijk doel; 3° 1,10 pct. voor de schenkingen (…), gedaan aan instellingen van openbaar nut of aan rechtspersonen die in het 2° bedoeld zijn, zo de schenker of de inbrenger zelf een instelling van openbaar nut of een dezer rechtspersonen is. 3°bis het algemeen vast recht voor de inbrengsten om niet aan private stichtingen en stichtingen van openbaar nut of aan rechtspersonen als bedoeld onder 2º, indien de inbrenger zelf een stichting van openbaar nut of een dezer rechtspersonen is; 4° 1,10 pct. voor de schenkingen met inbegrip van de inbrengsten om niet gedaan door de gemeenten aan de pensioenfondsen die zij onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk hebben opgericht in uitvoering van een door de voogdijoverheid goedgekeurd saneringsplan. Die verlagingen zijn enkel op de Belgische rechtspersonen toepasselijk. … HOOFDSTUK IX : VERPLICHTINGEN MET HET OOG OP HET VERZEKEREN VAN HET HEFFEN VAN DE RECHTEN 16
… Afdeling IV : Verplichtingen van inzageverlening … Art. 183 Openbare instellingen, stichtingen van openbaar nut en private stichtingen, alle verenigingen en vennootschappen die in België hun hoofdinrichting, een filiale of enigerlei zetel van verrichtingen hebben, bankiers, wisselagenten en wisselagentencorrespondenten, zaakwaarnemers en aannemers, openbare of ministeriële officieren zijn er toe gehouden aan de agenten van de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, met desvoorkomend inzageverlening van de stukken tot staving, al de inlichtingen te verstrekken welke dezen van node achten om de richtige heffing van de te hunnen laste of ten laste van derden invorderbare rechten te verzekeren. Deze inlichtingen kunnen slechts gevraagd worden krachtens bijzondere machtiging van de directeur-generaal van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, houdende nauwkeurige aanduiding van het rechtsfeit omtrent hetwelk navorsing dient gedaan. Voor elke overtreding wordt een boete verbeurd van 250 EUR tot 2500 EUR, waarvan het bedrag door de gewestelijke directeur van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen wordt vastgesteld. BIJLAGE 3 Gecoördineerde tekst van de gewijzigde artikelen van het W. Succ. BOEK I : RECHTEN VAN SUCCESSIE EN VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN … HOOFDSTUK XI : AAN DERDEN OPGELEGDE VERPLICHTINGEN TEN EINDE DE JUISTE HEFFING DER INGEVOLGE HET OVERLIJDEN VAN RIJKSINWONERS VERSCHULDIGDE SUCCESSIERECHTEN TE VERZEKEREN Art. 96 De besturen en de openbare instellingen, de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen of vennootschappen die in België hun voornaamste instelling, een bijhuis of een om 't even welke zetel van verrichtingen hebben, mogen, na het overlijden van een Rijksinwoner die titularis van een inschrijving of effect op naam is, de overdracht, de overgang, de conversie of de betaling daarvan slechts bewerkstelligen, na de daartoe aangestelde ambtenaar van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen bericht te hebben gegeven van het bestaan van de inschrijving of het effect op naam waarvan de overledene eigenaar is. Wanneer de titularis van een inschrijving of effect op naam de overdracht, de overgang, de conversie of de betaling daarvan aanzoekt na het overlijden van zijn echtgenoot, moet hij dit overlijden ter kennis der betrokken inrichting brengen, en deze mag het aanzoek slechts inwilligen na de bevoegde ambtenaar bericht te hebben gegeven van het bestaan van de inschrijving of het effect waarvan de aanzoeker titularis was op de dag van het overlijden van zijn echtgenoot. Indien de betrokken inrichting, na het overlijden van de echtgenoot van de titularis van een inschrijving of effect op naam en in de onwetendheid van dit overlijden, een overdracht, overgang, conversie of betaling heeft bewerkstelligd, is zij er toe gehouden, zodra zij kennis heeft van dit overlijden, de bevoegde ambtenaar bericht te geven van het bestaan van de inschrijving of het effect op de overlijdensdag. Deze beschikking is eveneens toepasselijk indien er een overdracht, overgang, conversie of betaling plaats gegrepen heeft op verzoek van de lasthebber of wettelijke vertegenwoordiger van 17
de titularis der inschrijving, na het overlijden en in de onwetendheid van het overlijden van de lastgever of van de onbekwame. In deze onderstellingen moet de lasthebber of de wettelijke vertegenwoordiger van de onbekwame, zodra hij kennis heeft van het overlijden van de lastgever of van de onbekwame, daarvan bericht geven aan de betrokken inrichting, die er alsdan toe gehouden is de in vorige alinea bedoelde kennisgeving aan de bevoegde ambtenaar over te maken. Art. 97 De besturen en de openbare instellingen, de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen of vennootschappen die in België hun voornaamste instelling, een bijhuis of een om 't even welke zetel van verrichtingen hebben, de bankiers, de wisselagenten, de wisselagentcorrespondenten, de zaakwaarnemers en de openbare of ministeriële ambtenaren die houders of schuldenaars zijn, uit welke hoofde ook, van effecten, sommen of waarden welke toekomen aan een erfgenaam, legataris, begiftigde of andere rechthebbende ingevolge het overlijden van een Rijksinwoner, mogen de teruggaaf, de betaling of de overdracht daarvan slechts doen na de echt en deugdelijk verklaarde lijst der effecten, sommen of waarden aan de daartoe aangewezen ambtenaar van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen te hebben afgegeven. Het eerste lid is van toepassing op de sommen, renten of waarden die na het overlijden worden verkregen ingevolge een contract bevattende een door de overledene gemaakt beding. De bepalingen van artikel 96, tweede, derde en vierde lid, zijn van toepassing op de teruggaaf, betaling of overdracht van de in dit artikel bedoelde effecten, sommen, renten of waarden. … Art. 100 De besturen en de openbare instellingen, de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen of vennootschappen die in België hun voornaamste instelling, een bijhuis of een om 't even welke zetel van verrichtingen hebben, de bankiers, de wisselagenten, de wisselagentcorrespondenten, de zaakwaarnemers en de openbare of ministeriële ambtenaren moeten aan de ambtenaren van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, met gebeurlijke rechtvaardiging van hun gelijkvormigheid en zonder verplaatsing, alle inlichtingen verschaffen welke dezen nodig achten om de juiste heffing der successierechten te verzekeren. Deze inlichtingen mogen slaan op al de verrichtingen die gedaan werden, hetzij door de overledene, hetzij door zijn echtgenoot, zijn opvolger of door een derde persoon vóór of na het openvallen van de nalatenschap, en die van aard zouden zijn invloed op de heffing der belasting uit te oefenen. Voormelde inlichtingen mogen slechts worden gevraagd krachtens een bijzondere machtiging van de directeur-generaal van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, behelzende de aanduiding van de overleden persoon; bovendien, zo het onderzoek betrekking heeft op feiten die meer dan drie jaar vóór het openvallen der nalatenschap gebeurd zijn ofwel op om 't even welke door een ander persoon dan de overledene of dezes echtgenoot gedane verrichtingen, moet bedoelde machtiging de feiten die het voorwerp van de opzoeking uitmaken nauwkeurig bepalen. … HOOFDSTUK XII : BEWIJSMIDDELEN Afdeling II : Bijzondere bewijsmiddelen … Art. 109
18
Er bestaat insgelijks, tot levering van het tegenbewijs, een wettelijk vermoeden van eigendom voor de eis tot betaling der rechten van successie en van overgang bij overlijden en der boeten in de volgende gevallen: 1° wat aangaat de onroerende goederen, wanneer zij ingeschreven zijn op het kohier der grondbelasting ten name van de overledene en wanneer door deze laatste betalingen gedaan werden volgens dit kohier; 2° wat aangaat de hypothecaire renten en schuldvorderingen, wanneer zij te zijnen behoeve in de registers der hypotheekbewaarders ingeschreven zijn; 3° wat de schuldvorderingen op de Belgische Staat aangaat, wanneer zij voorkomen ten name van de overledene, op het Grootboek der Staatsschuld; 4° wat aangaat de obligatiën, aandelen of andere schuldvorderingen op de provinciën, gemeenten, openbare instellingen en stichtingen van openbaar nut van het Rijk, wanneer zij ten name van de overledene op hun registers en rekeningen ingeschreven zijn. … BOEK II : TAKS TOT VERGOEDING DER SUCCESSIERECHTEN HOOFDSTUK I : VESTIGING VAN DE TAKS Art. 147 De verenigingen zonder winstoogmerk en de private stichtingen zijn vanaf 1 januari volgend op de datum van hun oprichting onderworpen aan een jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten. Art. 148 Aan de taks zijn onderworpen : 1º de verenigingen zonder winstoogmerk na 10 juli 1921 opgericht; 2º de inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk die rechtspersoonlijkheid verkregen hebben bij de wetten van 7 augustus 1919, van 12 maart en van 25 mei 1920; 3º de private stichtingen; 4º de internationale verenigingen zonder winstoogmerk. Art. 148bis De inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk, de private stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk waarvan het geheel van de bezittingen bedoeld in artikel 150 een waarde heeft die 25 000 EUR niet overschrijdt, zijn niet aan de taks onderworpen. …
HOOFDSTUK II : ZETTING DER TAKS Art. 150 De belasting is verschuldigd op het geheel van de bezittingen van de inrichting, de vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk. Daaronder zijn evenwel niet begrepen : 1º de nog verschuldigde en niet gekapitaliseerde intresten, rentetermijnen, huur- en pachtgelden en, meer in het algemeen, burgerlijke vruchten van welke aard ook, alsmede jaarlijkse bijdragen en inschrijvingsgelden; 2º de al dan niet genoten natuurlijke vruchten; 3º de liquiditeiten en het bedrijfskapitaal bestemd om gedurende het jaar verbruikt te worden voor de activiteit van de vereniging of stichting; 4º de in het buitenland gelegen onroerende goederen; 5º de effecten uitgegeven door handelsvennootschappen waarvan de vereniging of stichting als bezitter-emittent wordt aangemerkt krachtens artikel 3 van de wet van 15 juli 1998 betreffende 19
de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, op voorwaarde dat de certificaten krachtens artikel 13, § 1, eerste lid, van dezelfde wet voor de toepassing van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gelijkgesteld worden met de effecten waarop ze betrekking hebben. Van het in het eerste lid bedoelde geheel van de bezittingen kunnen geen lasten in mindering worden gebracht, met uitzondering van : 1º de nog niet betaalde termijnen van hypothecaire leningen, mits de hypotheek is gevestigd op goederen van de vereniging of stichting en minstens 50 % van de hoofdsom van de lening waarborgt; 2º de door de vereniging of stichting als algemene legataris van een nalatenschap nog uit te voeren legaten van een geldsom. De bepalingen van boek I betreffende de belastinggrondslag en de rechtsregeling van de voorwaardelijke en betwiste bezittingen zijn van overeenkomstige toepassing op de belasting ingesteld bij artikel 147. HOOFDSTUK III : AANGIFTE Art. 151 De aan de taks onderworpen verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en internationale verenigingen zonder winstoogmerk zijn ertoe gehouden, binnen de eerste drie maanden van elk aanslagjaar, ten kantore der successierechten van hun zetel, een aangifte in te leveren waarbij toestand en waarde van de goederen op de eerste januari van het aanslagjaar worden vermeld. Bovendien, zijn voormelde verenigingen en stichtingen ertoe gehouden een bijkomende aangifte in te leveren binnen de drie maand van de verwezenlijking der voorwaarde of van de oplossing van een geschil waarbij een goed in hun bezit komt. Valt de laatste dag van de termijn op een sluitingsdag van de kantoren, dan wordt deze termijn verlengd tot de eerste openingsdag der kantoren die volgt op het verstrijken van de termijn. De bepalingen van artikelen 42, nummers VI en VII, 43, 45 en 46 zijn op bedoelde aangiften van toepassing. HOOFDSTUK IV : VEREVENING EN BETALING VAN DE TAKS … Art. 156 Wanneer de jaarlijkse taks geen 125 EUR overschrijdt, heeft de vereniging zonder winstoogmerk, de private stichting of de internationale vereniging zonder winstoogmerk de mogelijkheid de voor drie achtereenvolgende jaren verschuldigde taks ineens te kwijten; de aldus betaalde taks wordt definitief door de Staat verkregen. De in het eerste lid bedoelde verenigingen of stichtingen die van deze mogelijkheid gebruik maken zijn ervan ontheven een aangifte voor elk van de twee volgende jaren in te leveren. Edoch, zo het bezit der vereniging of stichting, op de eerste januari van het een of het ander der twee jaren waarvoor de taks vooraf betaald werd, zodanige vermeerdering van waarde of van actief ondergaan heeft dat de taks in verband met deze vermeerdering ten minste 25 EUR bereikt, is de vereniging of stichting ertoe gehouden, binnen de drie eerste maanden van bedoeld jaar, een aangifte in te leveren en de belasting voor het complex van haar belastbaar bezit te betalen, behoudens aftrekking van de reeds betaalde taks. Art. 157 Het bestuur wordt ertoe gemachtigd de aan teruggave onderworpen sommen toe te rekenen op iedere om 't even welke som verschuldigd door dezelfde vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk krachtens de bepalingen van dit boek. HOOFDSTUK V : DIVERSE BEPALINGEN 20
… Art. 158bis Elke vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk, die de aangifte te laat inlevert, loopt per maand vertraging een boete op van 2,50 EUR vertraging waarbij elke begonnen maand voor een gehele maand wordt aangerekend. Het totaal dezer boeten mag het tiende der verschuldigde taks niet te boven gaan, noch minder dan 2,50 EUR bedragen. BIJLAGE 4 Gecoördineerde tekst van artikel 65 W. Zegel. Hoofdstuk IX : Bewijsmiddelen, verplichting tot inzageverlening … Art. 65 Openbare instellingen, stichtingen van openbaar nut, private stichtingen, verenigingen, maatschappijen of vennootschappen die in België hun hoofdinrichting, een filiale of enigerlei zetel van verrichtingen hebben, bankiers, wisselagenten en wisselagentcorrespondenten zijn er toe gehouden hun registers, repertoriums, boeken, akten en alle andere bescheiden in verband met hun handels-, beroeps- of statutaire bedrijvigheid, zonder verplaatsing mede te delen aan de agenten van de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, handelende krachtens een bijzondere machtiging van de directeur-generaal van dit bestuur, opdat bedoelde agenten zich kunnen vergewissen van de juiste heffing van de ten hunnen laste of ten laste van derden vallende zegelrechten. Voor elke overtreding wordt een boete opgelopen van 250 EUR tot 2500 EUR, waarvan het bedrag door de directeur der registratie en domeinen wordt vastgesteld. BIJLAGE 5 Gecoördineerde tekst van artikel 2051 W. MZGT. Titel XV. Bepalingen gemeen aan de met het zegel gelijkgestelde taksen … Art. 2051 Onverminderd de bijzondere bepalingen van dit Wetboek, zijn de openbare instellingen, de stichtingen van openbaar nut, de private stichtingen, de verenigingen, maatschappijen of vennootschappen die in België hun hoofdinrichting, een filiale of enigerlei zetel van verrichtingen hebben, de bankiers, de wisselagenten, de wisselagentcorrespondenten, en alle personen bij wie, ter voldoening aan bedoelde wetgeving, controle kan uitgeoefend worden, gehouden, zonder verplaatsing, hun registers, repertoria, boeken, akten en alle andere bescheiden in verband met hun handels-, beroeps- of statutaire bedrijvigheid, mede te delen aan de ambtenaren van het bestuur der Registratie, handelende krachtens een bijzondere machtiging van de directeur-generaal van dit bestuur, opdat evengenoemde ambtenaren zich kunnen vergewissen van de juiste heffing der te hunnen laste of ten laste van derden vallende met het zegel gelijkgestelde taksen. Elke weigering van mededeling wordt met een boete van 250 tot 2.500 EUR gestraft.
21