Instelling Hof van beroep Brussel
Onderwerp Eigenhandig testament: medeondertekening door derden
Datum 6 september 2011
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2012
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
Details Justel Nummer:
F-20110906-3
Rolnummer: 2008AR2782 Instantie: Cour d'appel, Bruxelles Datum : 06/09/2011
Type van beslissing:
Avis
Samenvatting I. Een eigenhandig testament is niet noodzakelijk vormelijk nietig omdat er handtekeningen van derden (getuigen) erop voorkomen. Dit feit wijst evenmin noodzakelijk om ongeoorloofde beïnvloeding van de testator. II. Het declaratieve karakter of de retroactiviteit van de verdeling, of van een verrichting gelijkgesteld met een verdeling, betreft het zakelijk eigendomsrecht, maar niet de persoonlijke verbintenissen voortspruitende uit het exclusieve genot van de gebruiker mede-eigenaar. III. Artikel 1223 Ger. W. belet niet dat de staat van vereffening wordt geactualiseerd door de boedelnotaris bij de aanpassing ervan volgens de richtlijnen gegeven door de boedelrechter. IV. Artikel 875bis Ger. W. beperkt de keuze van de onderzoeksmaatregel door de rechter tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur verdient. Ook in het kader van de bijzondere rechtspleging van de gerechtelijke verdeling behoort het deskundig verslag subsidiair te blijven, zeker in de hypothesen die vallen buiten artikel 1215 Ger. W. De boedelrechter kan beslissen dat de boedelnotaris voor de schattingswaarde de waarde uit het oorspronkelijke deskundig verslag als uitgangspunt kan behouden maar dat hij erop de ABEX-index uit de bouw zal toepassen rekening houdend met de datum van het verslag en de datum zo dicht mogelijk bij de daadwerkelijke overname.
Vrije woorden I. Eigenhandig testament. Medeondertekening door derden. Getuigen. II. Verdeling: declaratief karakter. Exlusief genot gedurende de onverdeelheid. Gerechtelijke verdeling. Deskundigen onderzoek: subsidiair karakter. Actualisering. ABEX-INDEX
Trefwoord(en) UTU
DROIT CIVIL-> DONATIONS ET TESTAMENTS-> Testaments-> Formes-> Par acte public DROIT CIVIL-> DONATIONS ET TESTAMENTS-> Testaments-> Formes-> Olographe DROIT CIVIL-> DROITS RÉELS-> Copropriété-> Droit groupes d'immeubles bâtis-> Tiers DROIT JUDICIAIRE-> PROCÉDURES PARTICULIÈRES (AFFAIRES CIVILES)-> Biens indivis-> Partage judiciaire
Volledige tekst ARREST N° Het Hof van Beroep te BRUSSEL, eerste kamer, na beraadslaging, spreekt volgend arrest uit : Rep. Nr. 2011/ A.R. nr. 2008/AR/2782 INZAKE VAN : 1) Mevrouw M. V., 2) Mevrouw Ph. V. eerste en tweede appellanten, vertegenwoordigd door Meester Koen VAN ATTENHOVEN,advocaat te 3270 SCHERPENHEUVEL-ZICHEM, Kloosterstraat 26, 1ste kamer 3) Mevrouw J. V., derde appellante, in persoon aanwezig, bijgestaan door Meester Martine GEYSKENS advocaat te 2270 HERENTHOUT, Canadadreef 8, 4) Mevrouw P. V., 5) De heer H. V., vierde en vijfde appellanten, vertegenwoordigd door Meester Martine GEYSKENS advocaat te 2270 HERENTHOUT, Canadadreef 8, appellanten tegen vonnissen uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven op 11 januari 2005 eb 10 juni 2008, TEGEN : 1) Mevrouw A. V., eerste geïntimeerde, vertegenwoordigd door Meester Mr. E. ISENBORGHS, advocaat te 3202 AARSCHOT-¬RILLAAR, Diestsesteenweg 257,
2) De heer D. S., 3) Mevrouw S. S., tweede en derde geïntimeerden, in persoon verschijnende; I. Art. 970 BW - Geldigheidvereisten van een eigenhandig testament. Impact van de medeondertekening ervan door derden (getuigen). II. Artikel 883 BW. Omvang van het declaratieve karakter van een verdeling. III. Artikel 1223 Ger. W. Actualisering van de staat van vereffening IV. Artikel 875bis Ger. W. Subsidiair karakter van het bewijs middels een deskundigenonderzoek. Actualisering middels toepassing van de ABEX-index op de reeds geschatte waarde door een deskundige I. Een eigenhandig testament is niet noodzakelijk vormelijk nietig omdat er handtekeningen van derden (getuigen) erop voorkomen. Dit feit wijst evenmin noodzakelijk om ongeoorloofde beïnvloeding van de testator. II. Het declaratieve karakter of de retroactiviteit van de verdeling, of van een verrichting gelijkgesteld met een verdeling, betreft het zakelijk eigendomsrecht, maar niet de persoonlijke verbintenissen voortspruitende uit het exclusieve genot van de gebruiker mede-eigenaar. III. Artikel 1223 Ger. W. belet niet dat de staat van vereffening wordt geactualiseerd door de boedelnotaris bij de aanpassing ervan volgens de richtlijnen gegeven door de boedelrechter. IV. Artikel 875bis Ger. W. beperkt de keuze van de onderzoeksmaatregel door de rechter tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur verdient. Ook in het kader van de bijzondere rechtspleging van de gerechtelijke verdeling behoort het deskundig verslag subsidiair te blijven, zeker in de hypothesen die vallen buiten artikel 1215 Ger. W. De boedelrechter kan beslissen dat de boedelnotaris voor de schattingswaarde de waarde uit het oorspronkelijke deskundig verslag als uitgangspunt kan behouden maar dat hij erop de ABEX-index uit de bouw zal toepassen rekening houdend met de datum van het verslag en de datum zo dicht mogelijk bij de daadwerkelijke overname. 1 De procedure (...) 2 De feiten L. V. was getrouwd met T. S.; zij hadden samen als kinderen de huidige partijen V.: M., Ph., H., J., A. (ook A. genoemd), P. en V.. Die laatste is
overleden en had twee kinderen: D. en S. S., ook huidige procespartijen. Bij het overlijden van L. V. op 9 maart 1994 kwam het wettelijk erfrechtelijk vruchtgebruik toe aan zijn weduwe T. S., en erfden zijn voormelde afstammelingen de blote eigendom van zijn nalatenschap, bevattende zijn onverdeelde helft in de huwgemeenschap. T. S. is overleden op 10 oktober 2002. Bij eigenhandig testament van 24 juni 2001 vermaakte zij een legaat aan A. V.. Het testament luidt als volgt: "Op vierentwintig juni 2001 Ik ondergeteken S. T. verklaar hier met mijn volle verstand in goede gezondheid in bijzijn van twee getuigen dat mijn bezittingen de helft van het huis en de bijhooren waar ik eigenares ben schenk ik na mijn dood aan mijn dochter A. A. V. daar ik geen moeilijkheden wil en dat is mijn laatste wil. Gelegen en goedgekeurd S. T., Gelezen en goedgekeurd N. H. (plus handtekening), gelezen en goedgekeurd N. B. (plus handtekening). De handtekening van mevrouw S. staat links onder haar testament. De handtekening van H. N. staat rechtsonder het testament, dus rechts van de handtekening van mevrouw S. en de handtekening van N. B staat onder die van mevrouw S.. Bij akte van notaris R. van 27 september 1990 was een "verzorgingsovereenkomst" gesloten tussen T. S. en A. A. V.. Daarin verbindt A. A. V. ‘er zich toe om in het voordeel van [T. S.], haar leven lang, of tenminste zolang zij niet gehospitaliseerd is of opgenomen in een verzorgingsinstelling of op haar eigen verzoek wordt opgenomen in een bejaardentehuis of door een ander persoon wordt verzorgd, in te staan voor de nodige bijstand en verzorging van [T. S.], wanneer nodig haar op te passen, haar huishouden te doen, haar boodschappen te doen, het eten klaar te maken, de was te doen, haar woning te onderhouden en in het algemeen alles te doen wat nodig en nuttig zal zijn voor zijn welzijn. Deze verbintenis is de bevestiging van de mondelinge overeenkomst die reeds tussen partijen bestond en reeds uitgevoerd wordt. Als vergoeding voor deze prestaties zal [T. S.] verschuldigd zijn aan [A. V.] een vergoeding van duizend frank per dag, vanaf heden tot het overlijden van [T. S.] of tot het einde van de prestaties van [A. V.]. Deze som zal betaalbaar en eisbaar zijn binnen drie maanden na het overlijden van [T. S.], door diens erfgenamen of legatarissen, en zonder intrest tot alsdan.' De huwelijksgemeenschap die bestond tussen L. V. en T. S. bevatte één onroerend goed, een huis met aanhorigheden en grond gelegen te S., L...straat 64. Bij verzoek aan de vrederechter te Diest van 26 april 2000 verzocht A. V. om de overname van het huis tegen schattingsprijs, op basis van artikel 4 van de wet van 16 mei 1900 op de kleine nalatenschappen. De vrederechter verzond de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg te Leuven.
Op 29 mei 2000 dagvaardden M., Ph., J. en P. V. mevrouw S., H. en A. V. en D. en S. S. voor de rechtbank van eerste aanleg te Leuven in uitonverdeeldheidtreding van de nalatenschap van L. V.. Bij vonnis van 26 oktober 2000 voegde de eerste rechter de twee zaken. Hij beval de vereffening-verdeling van de onverdeeldheid ontstaan na het overlijden van L. V. en stelde notaris M. aan en notaris T. als tweede notaris. Hij verleende akte aan A. V. van haar wens tot overname, en stelde dat zij slechts tot overname zou kunnen overgaan mits het eerbiedigen van het recht van vruchtgebruik van T. S.. Hij overwoog daarbij onder meer dat alle voorwaarden voor de toepassing van de wet op de kleine nalatenschappen waren vervuld en dat misbruik van recht of kwade trouw in hoofde van A. V. niet bewezen waren, en besloot: "Aldus kan op dit ogenblik geen bezwaar gevonden worden op grond waarvan het verzoek van eiseres thans reeds moet afgewezen worden." De eerste rechter stelde de heer Guy Michiels aan als deskundige schatter. In zijn verslag van 27 april 2001 schatte die de waarde van het huis op 66.931,25 EUR. Na het overlijden van T. S. dagvaardden M., Ph., J., P. en H. V. op 13 maart 2003 A. V. en D. en S. S. voor de rechtbank van eerste aanleg te Leuven in uitonverdeeldheidtreding met betrekking tot de huwelijksgemeenschap en de nalatenschap van T. S.. 3 Het onderwerp van de vordering 3.1 Voor de eerste rechter vorderden M., Ph., J., P. en H. V. de openbare verkoop te bevelen van het onroerend goed. Zij vroegen akte van hun voorbehoud van A. V. inbreng te vorderen van de bedragen geschonken door hun ouders aan haar en van een woonvergoeding vanaf 1 november 2002. A. V. concludeerde tot de ongegrondheid van de vorderingen met betrekking tot de inbreng en de woonvergoeding. De partijen S. namen geen conclusie. 3.2 Bij vonnis van 11 januari 2005 beval de eerste rechter de vereffening-deling van de nalatenschap van T. S. en van de ontbonden huwgemeenschap V. - S.; hij stelde notaris M. aan en notaris G. als tweede notaris. Hij verleende M., Ph., J., P. en H. V. akte van hun voorbehoud voor het vorderen van de inbreng en de woonvergoeding. Met betrekking tot de openbare verkoop oordeelde hij dat op die vordering hic
en nunc niet kon ingegaan worden. Hij stelde vast dat de rechtbank haar rechtsmacht had uitgeput bij beslissing van 26 oktober 2000, naar luid waarvan A. V. de overname zal moeten betalen na de vereffening en verdeling. 3.3 Op 22 juni 2007 legde notaris M. een staat van vereffening en verdeling neer op de griffie. De notaris is van oordeel dat het testament nietig is wegens beïnvloeding. Met betrekking tot de overname meent de notaris dat de rechtbank uitspraak zal doen indien A. V. haar verzoek hernieuwt; anders zal openbaar verkocht worden. Aan de verzorgingsovereenkomst van 5 oktober 1989 kan geen gevolg verleend worden, onder meer omdat de prestaties niet werden geleverd, en gelet op de mogelijkheid van vergoeding van A. V. door haar moeder tijdens haar leven. De notaris begroot de huurwaarde (waarde van een woonvergoeding) op 371,84 EUR, aan te passen aan de gezondheidsindex. Met betrekking tot de individuele rekeningen acht de notaris de opmerkingen van mr. V.A. terecht. 3.4 Bij vonnis van 10 juni 2008 besliste de eerste rechter als volgt over de zwarigheden. Het eigenhandig testament van T. S. van 24 juni 2001 is geldig. De verzorgingsovereenkomst van 5 oktober 1999 is een vermomde schenking die moet ingebracht worden. A. V. is een woonvergoeding verschuldigd vanaf november 2002 (de maand volgend op het overlijden van T. S.) tot op de datum van de overname of tot zij het huis verlaat) gelijk aan de door de notaris geschatte huurwaarde. Uit de vorige beslissingen van de rechtbank blijkt het recht op overname van het huis door A. V.. De eisers kunnen niet voor de eerste maal rechtstreeks voor de boedelrechter een zwarigheid opwerpen in verband met de geschatte waarde van het over te nemen onroerend goed. A. V. kan niet voor de eerste maal rechtstreeks voor de boedelrechter een zwarigheid opwerpen in verband met de individuele rekeningen. De eerste rechter verzond de zaak naar de boedelnotaris voor aanpassing van de staat. 3.5 In hoger beroep vragen M., Ph., J., P. en H. V., verder aangeduid als de appellanten, de vordering van A. V. met betrekking tot de overname "indien ontvankelijk, als ongegrond af te wijzen op grond van rechtsmisbruik", en zij
hernemen hun vraag met betrekking tot de openbare verkoop. Ondergeschikt vragen zij een nieuwe schatting. Zij vragen het testament nietig te verklaren. A. V. concludeert tot de niet-ontvankelijkheid, minstens de ongegrondheid van het hoger beroep tegen het vonnis van 11 januari 2005, en tot de ongegrondheid van het hoger beroep tegen het vonnis van 10 juni 2008. Bij incidenteel hoger beroep vraagt zij te zeggen dat de notaris rekening moet houden met de verzorgingsovereenkomst, vast te stellen dat de appellanten niet meer de inbreng van 67.399,94 EUR vorderen en die eisuitbreiding ongegrond te verklaren, en de vordering met betrekking tot de woonvergoeding onontvankelijk te verklaren (voor de partijen S.) en ongegrond (voor appellante). Zij vraagt voor zoveel als nodig bevestiging van haar recht op overname. De partijen S. werpen op dat het testament niet geldig is. Zij vragen de openbare verkoop van het onroerend goed. Zij concluderen tot de afwijzing van de vergoeding voor verzorging, en tot toekenning van de woonvergoeding. 4 De gronden van de beslissing en het antwoord op de middelen van de partijen (...). 4.1.1 Het testament Terecht oordeelde de eerste rechter dat het eigenhandig testament van 24 juni 2001 van mevrouw T. S. geldig is. Het testament voldoet aan alle vormvoorwaarden van artikel 970 van het Burgerlijk Wetboek. Het feit dat twee andere personen er hun handtekening op hebben geplaatst, voorafgegaan door een ‘gelezen en goedgekeurd', doet daaraan niets af. Een bijkomende handtekening op een eigenhandig testament maakt het op zich niet nietig. De handtekeningen volgen op die van de testamentmaakster en zij zijn duidelijk afgescheiden van het corpus van het eigenhandig testament; het blijkt niet dat zij deel uitmaken van het testament of de inhoud ervan mee bepalen. De toevoeging van de twee handtekeningen van derden wijst in deze ook niet op een dwang uitgeoefend op de testamentmaakster noch op een erfenisbejaging, noch op een ongeoorloofde beïnvloeding of kunstgrepen. In elk geval leveren de appellanten niet het bewijs, ook niet door vermoedens in de zin van artikel 1353 van het Burgerlijk Wetboek, van een dergelijke ongeoorloofde beïnvloeding of erfenisbejaging, of van het feit dat het testament niet louter zou uitgaan van de testamentmaakster of geen persoonlijke beschikking van haar zou zijn. De vermeldingen over de verhoudingen in de familie, en de leeftijd van mevrouw S. kunnen niet gelijkgesteld worden met een geheel van precieze, ernstige en overeenstemmende vermoedens in de zin van artikel 1353 van het Burgerlijk Wetboek.
De bijkomende handtekeningen op het eigenhandig testament zijn duidelijk bedoeld als die van getuigen bij het opmaken van het testament, mogelijk naar analogie van het notarieel testament. Overigens vermeldt de testamentmaakster zelfs in het corpus van haar testament de aanwezigheid van twee getuigen. De handtekeningen van getuigen maken het testament evenmin nietig . 4.1.2 De woonvergoeding. Het declaratieve karakter of de retroactiviteit van de verdeling, of van een verrichting gelijkgesteld met een verdeling, betreft het zakelijk eigendomsrecht (artikel 883 van het Burgerlijk Wetboek), maar niet de persoonlijke verbintenissen voortspruitende uit het exclusieve genot van de exclusieve gebruiker mede-eigenaar. Die laatste, in dit geval A. V., is dus aan de onverdeeldheid een vergoeding verschuldigd voor de duur van dit exclusieve gebruik . Dat zij nadien het onroerend goed zou overnemen, doet daaraan uiteraard niets af. Ook het legaat in het vermelde eigenhandig testament is zonder invloed op deze verplichting ten voordele van de onverdeeldheid. Het legaat doet geen afbreuk aan de reservataire rechten van de voorbehouden erfgenamen die hun reserve opeisen en dus elk gerechtigd zijn in deze vergoeding, minstens tot beloop van hun erfrechtelijk voorbehouden erfdeel. Er is uiteraard schuldvermenging in de zin van artikel 1300 van het Burgerlijk Wetboek tussen enerzijds de schuld van A. V. tegenover de onverdeeldheid en anderzijds haar aandeel in deze onverdeeldheid. De eerste rechter oordeelde terecht dat een woonvergoeding verschuldigd is aan de onverdeeldheid, en dat zij bijgevolg alle deelgenoten ten goede komt. D. en S. S. kunnen dus ook aanspraak maken op hun aandeel in de woonvergoeding volgens hun gerechtigheden in de nalatenschap. De boedelnotaris begroot de huurwaarde (waarde van een woonvergoeding) op 371,84 EUR, aan te passen aan de gezondheidsindex. Artikel 1223 van het Gerechtelijk Wetboek belet niet dat de staat van vereffening wordt geactualiseerd door de boedelnotaris bij de aanpassing volgens de richtlijnen gegeven door de boedelrechter. Deze actualisering kan, bijvoorbeeld, betrekking hebben op de berekening van verstreken intresten of op het inmiddels toegenomen verschuldigde bedrag van de woonvergoeding. 4.1.3 De verzorgingsovereenkomst van 5 oktober 1999 (...). 4.1.4 Het onroerend goed Zoals boven vermeld is het hoger beroep tegen het vonnis van 26 oktober 2005 niet ontvankelijk. De daar gemaakte beoordeling (A. V. zal de overname moeten betalen na de vereffening en verdeling, zodat de openbare verkoop vooralsnog niet aan de orde is) blijft dus gelden. Geheel ten overvloede: de beoordeling was terecht: in het vonnis van 26
oktober 2000 heeft de rechtbank reeds beslist dat voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor het overnamerecht, en dat A. V. daarbij alleen het recht van vruchtgebruik van T. S. moest respecteren. De eerste rechter kon dus, gelet op de uitputting van rechtsmacht, niet meer (anders) beslissen op dit punt. Eveneens ten overvloede: het blijkt ook niet dat er andere omstandigheden zijn op grond waarvan de uitoefening van het recht op overname reeds moet worden uitgesloten. In het bijzonder tonen de appellanten geen juridisch relevante feiten aan die zouden wijzen op het rechtsmisbruik van de kandidaat overneemster dat haar het recht op overname zou ontnemen. Het recht op overname wordt overigens beoordeeld in functie van de omstandigheden aanwezig op het ogenblik van het overlijden, zodat latere feiten, zoals de nietbetaling van de begrafeniskosten door de overneemster, het recht van overname niet beïnvloeden. Deze feiten tonen ook niet duidelijk en onbetwistbaar aan dat de kandidaat-overneemster verzaakt zou hebben aan haar overnamerecht of dat zij insolvabel zou zijn. Met het oog op de uitgesproken vrees van de appellanten en de partijen S. inzake wanbetaling en rechtsmisbruik vanwege A. V., kan gewezen worden op de bescherming die de andere deelgenoten kunnen putten uit de ambtshalve inschrijving ten voordele van de overlaters van het goed bij de overschrijving van de uitgifte van de notariële akte met de overname op het hypotheekkantoor. Verder wordt rechtsmisbruik preventief gedeeltelijk vermeden door de wettelijke verplichtingen van de overnemer uit de wet van 10 mei 1900 op de kleine nalatenschappen. Ingevolge artikel 5 van deze wet kan de overneemster immers het onroerend goed niet vervreemden gedurende een periode van vijf jaar, en ingevolge artikel 6 moet zij het overgenomen goed ook betrekken gedurende een periode van vijf jaar. Aldus wordt rechtsmisbruik met het oog op speculatie in deze mate dan toch enigszins voorkomen. De overneemster moet zich goed bewust zijn van haar verplichtingen, waarop over de optredende notaris haar overigens zal wijzen met toepassing van artikel 9, §1, derde lid Org. W. Not. Met betrekking tot de bepaling van de waarde van het over te nemen onroerend goed laten de appellanten gelden dat zij dit bezwaar reeds hebben aangebracht door middel van hun nota bij de opening der werkzaamheden. Het procesverbaal van opening verwijst naar de nota als bijlage 1, maar het hof vindt in de door de notaris neergelegde stukken die nota niet terug. In elk geval kunnen de appellanten een nieuwe schatting vragen omdat de staat van vereffening daarover zoals reeds vermeld alleen een pro memorie opneemt; zij zijn gerechtigd om rechtstreeks bij de rechtbank hun bezwaren aan te brengen die niet de inhoud van de staat van vereffening betreffen. Er anders over oordelen zou op hen het nadeel leggen van het feit dat de boedelnotaris slechts een pro memorie vermeldt. Het hof acht een herschatting echter niet gerechtvaardigd. Artikel 875bis van het Gerechtelijk Wetboek beperkt de keuze van de onderzoeksmaatregel door de rechter tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur verdient. Ook in het kader van de bijzondere rechtspleging van de gerechtelijke verdeling behoort
het deskundig verslag subsidiair te blijven, zeker in de hypothesen die vallen buiten artikel 1215 van het Gerechtelijk Wetboek. Daarom en om proceseconomische redenen en in acht genomen de lange duur van de rechtsplegingen tussen de erfgenamen beslist het hof dat de boedelnotaris voor de schattingswaarde de waarde uit het oorspronkelijke deskundig verslag als uitgangspunt kan behouden maar dat hij daarop de ABEX-index uit de bouw zal toepassen rekening houdend met de datum van het verslag en de datum zo dicht mogelijk bij de daadwerkelijke overname. 4.1.5 Individuele rekeningen Met betrekking tot de individuele rekeningen heeft de eerste rechter terecht vastgesteld dat A. V. daarover geen zwarigheden heeft gemaakt, zodat dit punt van betwisting van de staat niet voor het eerst voor de rechter kan worden gebracht. In overeenstemming met artikel 1219, §2 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen immers uitsluitend de bezwaren die zijn voorgelegd aan de boedelnotarissen het voorwerp uitmaken van een beslissing van de boedelrechter; nieuwe bezwaren kunnen niet rechtstreeks bij de boedelrechter aanhangig gemaakt worden . Uitzondering wordt gemaakt in vier gevallen : het akkoord van partijen , het bestaan van gegevens of feiten die de partijen nog niet kenden op het ogenblik van het proces-verbaal van beweringen en zwarigheden of de verzwijging van gegevens door partijen aan de notaris , de niet-vermelding door de notaris van beweringen en zwarigheden die de partijen wel hadden gemaakt , en bezwaren die de openbare orde betreffen. Die gevallen zijn in deze niet aan de orde (...). OM DEZE REDENEN : HET HOF, (...) Hervormt het vonnis in volgende zin: zegt dat de boedelnotaris voor de schatting van het onroerend goed voor de overname de geschatte prijs zal actualiseren door middel van de abex-index; Verwijst de zaak naar notaris M., Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke eerste kamer van het hof van beroep te Brussel, op 06/09/2011 waar aanwezig waren en zitting hielden : Marc DEBAERE, Raadsheer, bijgestaan door Viviane DE VIS, Griffier.