Instelling hof van beroep Gent
Onderwerp Echtscheiding . Minderjarig kind. Art. 375bis BW. Recht op persoonlijk contact van oom en tante en vaderlijke grootouders. Samenloop. Art. 30 Ger.W. Samenvoeging. Dwangsom
Datum 17 juni 2010
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2010
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
Page 1 of 24
Details Justel Nummer:
N-20100617-9
Rolnummer: Instantie: Hof van Beroep, Gent Datum : 17/06/2010
Type van beslissing:
Arrest
Samenvatting Het hof beoordeelt het omgangsrecht van oom en tante en grootouders langs vaderszijde met een minderjarig kind na echtscheiding van diens ouders en overlijden van diens vader. Er kan geen sprake zijn van samenhang wanneer de ene vordering hangende is voor een rechtscollege dat in eerste aanleg uitspraak dient te doen en de andere voor een rechtscollege dat in hoger beroep uitspraak moet doen.De oorzaak van de vordering van de grootouders is de bloedband tussen de grootouders en het kleinkind. De rechtsgrond is art. 375bis BW. Een gepast contact met de vaderlijke grootouders is hoe dan ook te dezen in het belang van het kind.De oorzaak van de vordering van de oom en tante is de bijzondere affectieve band met het kind. De rechtsgrond is art.375bis, 1ste lid in fine BW. De bijzondere affectieve band tussen het kind en zijn oom en tante staat onbetwistbaar vast. Jaren heeft het kind deel uitgemaakt van hun gezin.Het recht op persoonlijk contact van derden is ondergeschikt aan het principieel contactrecht van de grootouders. De ondergeschiktheid staat echter los van de omvang. Het hof betracht een evenwichtige verdeling in de samenloop van de contactrechten. Het recht op persoonlijk contact wordt voor de oom en tante bepaald op één weekend per maand (het eerste weekend) en één nader bepaalde vakantieweek per jaar in de zomervakantie, en voor de grootouders op een halve dag per maand (de derde woensdag).Het verbeuren van een dwangsom komt het ontmijnen van de reeds gespannen verhouding tussen de partijen niet ten goede.
Vrije woorden Echtscheiding - minderjarig kind - art. 375bis BW - recht op persoonlijk contact van oom en tante en vaderlijke grootouders - samenloop - art. 30 Ger.W. samenvoeging - dwangsom
Trefwoord(en) UTU BURGERLIJK RECHT-> BEKWAAMHEID-> Ouderlijk gezag-> Omgangsrecht grootouders
Volledige tekst Hof van beroep
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 2 of 24
te Gent Jeugdkamer ________ Buitengewone terechtzitting van 17 juni 2010 ________ I. 2007/JR/233 - In de zaak van: 1. S......E..............., en zijn echtgenote 2. H................. K......................., samenwonende te .................................., appellanten, tegen een vonnis van de jeugdrechtbank te Kortrijk dd. 16.10.2007, 13e kamer hebbende als raadsman mr. VERFAILLE Magali, advocaat te 8900 IEPER, Bloemenstraat 1/glva tegen : S................. N.............., wonende te ......................................, geïntimeerde, toegelaten tot de kosteloze rechtspleging bij beslissing van het Bureau van rechtsbijstand bij het Hof alhier dd. 15.10.2008 (2008/PD/146), enkel voor de kosten en ereloon van de aangestelde bemiddelaar hebbende als raadsman mr. DECLERCK Lieve, advocaat te 8850 ARDOOIE, Stationsstraat 3 en in de zaak: II. 2009/JR/163: 1. H................ E..........., en zijn echtgenote 2. V.....................Y......... (elders ook I................)
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 3 of 24
samenwonende te ............., appellanten, hebbende als raadsman mr. DUYCK Jean-Pierre, advocaat te 8900 IEPER, Diksmuidsestraat 78 tegen : S...................... N.............., wonende te .............................., geïntimeerde, hebbende als raadsman mr. DECLERCK Lieve, advocaat te 8850 ARDOOIE, Stationsstraat 3 en in de zaak: III. 2010/JR/50: 1. H................... E...................l, en zijn echtgenote, 2. V.................. I..................., (elders ook I.............) samenwonende te ............................, appellanten, tegen een vonnis van de jeugdrechtbank te Kortrijk dd. 17.02.2009, 13e kamer hebbende als raadsman mr. DUYCK Jean-Pierre, advocaat te 8900 IEPER, Diksmuidsestraat 78 tegen : S.................... N.........., wonende te ............................., geïntimeerde, hebbende als raadsman mr. DECLERCK Lieve, advocaat te 8850 ARDOOIE, Stationsstraat 3 VELT DE JEUGDKAMER IN HET HOF VAN BEROEP GENT OP TEGENSPRAAK HET VOLGEND ARREST: Het hof nam kennis van de tussenarresten die op 25 september 2008, 15 januari 2009 en 3 december 2009 werden verleend in de zaak 2007/JR/0233 (hierna kortweg I genoemd).
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 4 of 24
Ter beoordeling is nog steeds het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat op 16 oktober 2007 werd verleend door de jeugdrechtbank, 13de kamer, van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk. Het hof nam ook kennis van het tussenarrest dat op 3 december 2009 werd verleend in de zaak 2009/JR/0163 (hierna kortweg II genoemd). Het betreft de door het vonnis van de jeugdrechtbank, 13de kamer, van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, van 17 februari 2009 naar de "vijftiende kamer, jeugdkamer van het Hof van Beroep te Gent" ‘wegens samenhang' (sic) verwezen zaak. In de zaak 2010/JR/0050 (hierna kortweg III genoemd) hebben E........H.............en I............. V................. bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof op 11 maart 2010, hoger beroep ingesteld tegen het voormeld vonnis dat op 17 februari 2009 werd verleend door de jeugdrechtbank, 13de kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk. De zaken I, II en III werden voor het hof behandeld in buitengewone openbare terechtzitting van 5 mei 2010. In elke zaak werd overeenkomstig art. 387, bis BW gepoogd de partijen te verzoenen. Hen werden alle nuttige inlichtingen verstrekt over de rechtspleging en in het bijzonder over het nut een beroep te doen op de in het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde bemiddeling. De partijen in de respectieve zaken I, II en III werden in elke zaak gehoord bij monde van hun raadslieden. Behalve E...........l H....................... verschenen zij telkens tevens in persoon en werden zij gehoord. In de respectieve zaken I, II en III werd er kennis genomen van het advies van substituut-procureur-generaal Diederik DERAEVE. Gezien de omstandigheden van de zaak werd dit advies steeds mondeling voorgebracht ter terechtzitting. In de zaak I formuleerden de appellanten geen repliek en werd de geïntimeerde gehoord in haar repliek. In de zaken II en III formuleerden de partijen telkens een repliek. Art. 24 Wet 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werd in acht genomen. Dit alles geschiedde in buitengewone openbare terechtzitting. De dossiers van de rechtspleging en de overgelegde stukken werden ingezien in de zaken I, II en III. In de zaak I legden E.......... S.............en K............. H................. een
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 5 of 24
stukkenbundel neer met een inventaris, die 30 stukken vermeldt. N......... S................... legde een stukkenbundel neer met een inventaris, die 34 stukken vermeldt. Zij verwees tevens naar haar stukken neergelegd in de zaken II en III. In de zaak II legden E.......... H.............. en I........ V.......G............... een stukkenbundel neer met een inventaris, die 18 stukken vermeldt (met uitzondering van stuk 7 dat werd verwijderd). N........S.................legde een stukkenbundel neer met een inventaris, die 35 stukken vermeldt. Zij legde tevens het aanvankelijk dossier neer zoals aangewend voor de jeugdrechtbank. In de zaak III legden E......... H.............. en I.............V........G............... een stukkenbundel neer met een inventaris, die 20 stukken vermeldt, waarvan enkel de (aanvullende) stukken 19 en 20 werden neergelegd. N............S...............legde een stukkenbundel neer met een inventaris, die 36 stukken vermeldt, waarvan enkel de aanvullende stukken 30-36 werden neergelegd. De respectieve partijen verwezen tevens naar hun stukken neergelegd in de zaak II. RELEVANTE FEITEN EN RELEVANTE PROCEDUREVOORGAANDEN 1. Het kind M..........H..............., geboren op 15 september 1999, is de zoon van N........ S.............. en van wijlen M............ H................., overleden op 3 januari 2007. E........... H............en I...........V........ G.............. zijn de ouders van wijlen M........... H.............. en zijn zus K.......... H................... Zij zijn de vaderlijke grootouders van M........ H........................... E......... S.............en K............H.................. zijn dus de oom en tante van M............H.................T. Alle ter zake betrokkenen hebben de Belgische nationaliteit en wonen in België. 2. N......... S................... heeft wijlen M................. H..............T gedagvaard in echtscheiding op grond van fout en in voorlopige maatregelen tijdens de echtscheidingsprocedure. N.........S.................. stelde op haar beurt een tegenvordering op grond van fout. Bij vonnis van 20 september 2006 werd de echtscheiding in wederzijds nadeel uitgesproken. Dit vonnis trad in kracht van gewijsde en werd overgeschreven in de registers van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 6 december 2006. Kort nadien overleed M............. H.................
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 6 of 24
3. Bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 22 januari 2004 werd een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag vooropgesteld. Het kind werd gedomicilieerd bij vader. Er werd beslist tot een gelijkmatig verdeeld verblijf van M...................week om week bij zijn moeder en vader en tot een verdeling van de zomervakantie bij helften in blokken van telkens een maand. Bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 10 juni 2004 werd bij onderling akkoord een aanpassing gevraagd. De moeder was om dringende familiale redenen tijdelijk naar Thailand vertrokken. Het hoofdverblijf van het kind en domicilie werden bepaald bij vader. Er werd geen onderhoudsbijdrage van moeder gevraagd. Bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 2 januari 2005 werd, na de terukeer van N.........S................ naar België, haar een onderhoudsbijdrage voor het kind opgelegd. Milan kon om de veertien dagen bij zijn moeder verblijven van zondagmorgen 10 uur tot 17 uur het ganse jaar door. Dit omgangsrecht werd wegens een crisissituatie bij N..........S....................... tijdelijk onregelmatig of niet uitgevoerd. 4. M......... H....................... werd blijkbaar meerdere jaren feitelijk (mee) opgevoed door zijn oom en tante, evenals met de hulp van de vaderlijke grootouders. Na het overlijden van M.............. H................ escaleerde de relatie tussen N.........S.................... en haar ex-schoonfamilie. Op 19 januari 2007 ging N.......... S..........M........ ophalen en schreef zij hem in een ander school in. Er was tot rechterlijke tussenkomst geen omgang van het kind meer met de familie H.............. Duidelijk goed bedoelde doch door de moeder mis begrepen pogingen van de familie H................. tot overleg faalden. Naast het probleem van een voorlopig omgangsrecht met M............, was er ook discussie nopens de inboedel en wagen van wijlen M........H................. en over de begrafeniskosten (waarvoor trouwens de beslagrechter te Ieper diende te beslissen). Wegens het gebrek aan mogelijke communicatie werden andere stappen in rechte gezet. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg te Roeselare-Tielt werd gevat over de opvoedingssituatie van M......... bij zijn moeder en P.........N....................,
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 7 of 24
haar toenmalige en huidige partner met wie zij trouwens inmiddels ook een kind heeft. Er was tussenkomst van de Bemidddelingscommissie voor Bijzondere Jeugdbijstand Kortrijk ingevolge een vraag tot bemiddeling van 7 februari 2007. Van een problematische opvoedingssituatie was geen sprake. 5. Bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 2 februari 2007 gewezen ex art. 584 Ger.W. werd aan K..........H.............. en E............... S.......... een voorlopig omgangsrecht met M............ toegekend elk weekend van de pare weken van vrijdag 18 uur tot zondag 18 uur. Dit hof, 15de kamer, kwam in hoger beroep daartegen tussen op 28 juni 2007 (stuk 25 N......... S.................... zaak I). Het voormeld recht op persoonlijk contact werd herleid tot de eerste zondag van elke maand van 10 uur tot 17 uur. 6. De omgang van M.............. met zijn vaderlijke grootouders, enerzijds, en deze met zijn oom en tante langs vaderszijde, anderzijds, werd verder geregeld door tussenkomst van de jeugdrechtbank in de thans beroepen vonnissen (cf. infra). DE PROCESGANG EN DE VORDERINGEN IN DE ZAKEN I, II EN III In de zaak I 1. In de zaak I zijn de appellanten K.............. H.........en E.........S............., de oom en tante van M.......... Het voorwerp van hun vordering is een recht op persoonlijk contact met het kind op grond van art. 375bis, 1ste lid in fine BW. 2. In het bestreden vonnis d.d. 16 oktober 2007 werden de hoofdvordering van E........... S........... en K.........H................en de tegenvordering van N.........S..................ontvankelijk en als volgt gegrond verklaard. De voorlopige regeling van het recht op persoonlijk contact van E...........S...........en K........... H......... met M........., zoals bepaald in het arrest van dit hof, 15de kamer, d.d. 28 juni 2007 werd bevestigd. Derhalve werd gezegd voor recht dat E......... S........... en K............. H................... verder een recht op persoonlijk contact met M............. hebben - behoudens anders luidend akkoord tussen de partijen - de eerste zondag van de maand van 10 uur tot 17 uur. E.......... S........... en K.......... H..............zullen M........verder halen en N.........S............. zal M...........terughalen.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 8 of 24
De rechtsplegingsvergoedingen werden gecompenseerd. E.......S........ en K............H............., enerzijds, en N......... S...................., anderzijds, dienen ieder hun eigen kosten te dragen. Het vonnis werd voorlopig uitvoerbaar verklaard gelet op het belang van het kind. 3. Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof op 31 december 2007, tekenden E......... S.........en K.......... H.................... hoger beroep aan. 4. Bij tussenarrest van 25 september 2008 werd een gerechtelijke bemiddeling bevolen. De heer J......... B............... werd als bemiddelaar aangesteld. Deze bemiddeling werd stopgezet zoals blijkt uit het schrijven van de bemiddelaar van 7 oktober 2008. 5. Bij tussenarrest van 15 januari 2009 werd vervolgens een sociale studie bevolen. Er werd beslist dat voorlopig het maandelijks recht op persoonlijk contact op de eerste zondag van 10 uur tot 17 uur verder zou doorlopen. Het verslag van de sociale studie werd ter griffie van het hof neergelegd op 11 juni 2009. Het rapport is dubbel, in die zin dat in hetzelfde rapport dat werd opgesteld ten gevolge van het tussenarrest van dit hof en deze kamer van 15 januari 2009, ook verslag werd gegeven ingevolge de door de jeugdrechtbank te Kortrijk bevolen onderzoeksmaatregel in het vonnis d.d. 17 februari 2009 (zaken II en III). Zoals hierna zal blijken houdt het hof geen rekening met dit laatste deel van de onderzoeksopdracht. 6. In het tussenarrest d.d. 3 december 2009 werd ambtshalve de heropening van de debatten bevolen teneinde de partijen de mogelijkheid te bieden te handelen als naar recht behoort. Er werd overwogen wat volgt: " (...) Alle partijen hebben de samenvoeging gevraagd van onderhavige zaak met de zaak gekend onder 2009/JR/0163 (proces-verbaal van de terechtzitting van 24
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 9 of 24
september 2009). Op dit gezamenlijk verzoek van de partijen wordt vooralsnog niet ingegaan. Krachtens art. 30 Ger.W kunnen rechtsvorderingen als samenhangende zaken worden behandeld wanneer zij onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, teneinde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer zij afzonderlijk worden berecht. De samenhang staat ter vrije beoordeling van de rechter. Het hof stelt vast dat de zaak 2009/JR/0163 van E......... H............T en I......... V.......G............... geen appèlprocedure betreft. Er werd inderdaad door geen van de partijen tot dusver hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de jeugdrechtbank te Kortrijk, dertiende kamer, van 17 februari 2009. Het hof merkt op dat in dit tot dusver niet beroepen vonnis van 17 februari 2009 de samenhang reeds werd weerhouden met onderhavige voor het hof hangende zaak gekend onder nummer 2007/JR/233, hetzij tussen twee zaken hangend voor een verschillende aanleg. Er kan echter geen sprake zijn van samenhang wanneer de ene vordering hangende is voor een rechtscollege dat in eerste aanleg uitspraak dient te doen en de andere voor een rechtscollege dat in hoger beroep uitspraak moet doen (Cass. 11 februari 2000, Arr. Cass. 2000, 109). Meer in het bijzonder rijst de vraag of er sprake kan zijn van enige samenhang tussen een door de jeugdrechtbank - al dan niet terecht - naar dit hof verwezen zaak (zonder dat er sprake is van een beroepsprocedure) en een reeds eerder voor dit hof hangende appèlprocedure. Eén en ander klemt des te meer in de mate dat het rapport van de sociale studie een verslaggeving behelst, niet alleen voor wat betreft het recht op persoonlijk contact van de appellanten met M..............doch ook wat betreft het recht op persoonlijk contact van de grootouders met het kind. De partijen koppelen overigens zelf de draagwijdte van het recht op persoonlijk contact aan dit van de grootouders. De grootouders zijn prinicipeel omgangsgerechtigd, de appellanten zijn virtueel omgangsgrechtigd. In afwachting van duidelijkheid nopens de hoger aangehaalde vraagstellingen wordt voorlopig de thans lopende omgangsregeling aangehouden. Onderhavige zaak is immers niet in staat van wijzen. De partijen worden verzocht standpunt in nemen nopens deze procedurekwesties. (...)"
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 10 of 24
De lopende omgangsregeling bleef voorlopig gelden. 7. E............ S........ en K............. H...............T vorderen in hun syntheseconclusies voor het hof, neergelegd ter griffie op 4 januari 2010, een recht op persoonlijk contact met M..............: - de weekends van de pare weken, van de vrijdagavond na schooltijd tot de maandagmorgen voor school; - alsook tijdens het zomerverlof, de eerste week van juli (van 1 juli 9 uur tot 8 juli 19 uur) en de laatste week van augustus (van 24 augustus 9 uur tot 31 augustus 19 uur); met dien verstande dat zij instaan voor het afhalen en terugbrengen van Milan. Tevens vragen zij de verwijzing van N........S..................in de gerechtskosten in beide instanties, zoals begroot op het rolrecht en de rechtsplegingsvergoeding (telkens 1.200 EUR). Wat betreft de gevorderde samenvoeging gedragen zij zich naar het oordeel van het hof. 8. N........... S.............vraagt in haar conclusies, ter griffie neergelegd op 20 januari 2010, te zeggen voor recht dat de samenvoeging van de zaak I met de zaak II uitgesloten is. Voorts vraagt zij te zeggen voor recht dat: 1. het recht op persoonlijk contact van het echtpaar S.........H.................subsidiair is aan het recht op persoonlijk contact gevorderd door de grootouders; 2. zolang de modaliteiten van het recht op persoonlijk contact van de grootouders na terugverwijzing van de zaak II naar de jeugdrechtbank te Kortrijk niet definitief zijn geregeld, de zaak I niet in staat van wijzen is en dienvolgens te zeggen voor recht dat, in afwachting van een definitieve regeling van het recht op persoonlijk contact van de grootouders, de thans lopende omgangsregeling van het echtpaar S.........-H........... met M.......... wordt aangehouden. Ondergeschikt vraagt zij de vordering van het echtpaar S.........-H.................. tot toekenning van een recht op persoonlijk contact slechts gegrond te verklaren in volgende mate. Vooreerst vraagt ze te zeggen voor recht dat de bestaande voorlopige regeling inzake het recht op persoonlijk contact zoals bepaald in het tussenarrest d.d. 15
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 11 of 24
januari 2009 en voorlopig aangehouden bij tussenarrest van 3 december 2009 definitief wordt bevestigd voor de periode van het schooljaar. Vervolgens vordert ze volgend recht op persoonlijk contact voor het echtpaar S.........-H..............: - tijdens het schooljaar met inbegrip van de krokus- en herfstvakantie, kersten paasvakantie: doorlopend de eerste zondag van de maand van 10 uur tot 17 uur; - tijdens de grote vakantie: * in de pare jaren: opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand juli en in de maand augustus elke eerste zondag van de maand van 10 uur tot 17 uur; * in de onpare jaren: opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand augustus en in de maand juli elke eerste zondag van de maand van 10 uur tot 17 uur; - met last voor E........S........... en K..........H......... om M...........te halen en voor de moeder om hem terug te halen. Zij vraagt de verwijzing van E....... S...... en K......... H............... in de kosten zoals in beide instanties begroot op 1.200 EUR rechtsplegingsvergoeding. In de zaak II 1. Bij het vonnis van 17 februari 2009 (in de zaak 2009/JR/0163) van de jeugdrechtbank, 13de kamer, van de rechtbank van eerste te Kortrijk (hetzij het bestreden vonnis in zaak III), werd de vordering van E........ H.........en I........ V............ ontvankelijk verklaard. Het verzoek van N....... S................. tot heropening van de debatten werd ontvankelijk verklaard, doch afgewezen als niet gegrond. Het stuk 7 van E..........l H.............. en I............V........ G.................E werd niet uit de stukken geweerd. Er werd gezegd dat kennis werd genomen van het tussenarrest van dit hof en deze kamer van 15 januari 2009 in de zaak I. Er werd vastgesteld dat desbetreffende zaak 2009/JR/0163 samenhangt met de voor dit hof hangende zaak I. Overeenkomst art. 19, 2de lid Ger.W. werd voorlopig beslist als volgt. Er werd een sociale studie bevolen over de contacten van E...........H............
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 12 of 24
en I........V......G............ met hun kleinkind M............. Er werd verzocht om deze sociale studie "samen te voegen, minstens te coördineren" met de sociale studie bevolen in de zaak I voormeld en om het rapport neer te leggen ter griffie van het hof. De jeugdrechtbank bepaalde dat de grootouders een voorlopig contact zouden hebben met hun kleinkind M.............de derde woensdag van de maand hetzij na de school, hetzij van 12 uur tot 18 uur. De grootouders halen M............... en de moeder haalt hem terug. Deze zaak werd verder wegens samenhang verwezen naar het hof. 2. De zaak werd overgemaakt naar het hof in toepassing van art. 661 Ger.W. en ambtshalve zonder kosten (art. 662 Ger.W.) ingeschreven op de algemene rol onder nummer 2009/JR/163. 3. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 3 december 2009 in de zaak II. Daarin werd eveneens ambtshalve de heropening van de debatten bevolen teneinde de partijen de mogelijkheid te bieden te handelen als naar recht behoort. Er werd overwogen wat volgt: " (...) Alle partijen hebben de samenvoeging gevraagd van onderhavige zaak met de zaak gekend onder nummer 2007/JR/233 hangend voor dit hof en deze kamer (proces-verbaal van de terechtzitting van 24 september 2009). Op dit gezamenlijk verzoek van de partijen wordt vooralsnog niet ingegaan. Krachtens art. 30 Ger.W kunnen rechtsvorderingen als samenhangende zaken worden behandeld wanneer zij onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, teneinde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer zij afzonderlijk worden berecht. De samenhang staat ter vrije beoordeling van de rechter. Het hof stel vast dat de thans voorliggende zaak geen appèlprocedure betreft. Er werd inderdaad door geen der partijen tot dusver hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de jeugdrechtbank te Kortrijk, dertiende kamer, van 17 februari 2009. Nochthans wordt te dezen door alle partijen in hoofdorde een definitieve regeling gevraagd wat betreft het recht op persoonlijk contact tussen de
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 13 of 24
grootouders en hun kleinkind én telkens een regeling die afwijkt van de voorlopige regeling vervat in het vonnis van de jeugdrechtbank te Kortrijk, dertiende kamer, van 17 februari 2009. Het hof voegt daaraan toe dat in desbetreffend tot dusver niet beroepen vonnis de samenhang reeds werd weerhouden met de voor dit hof en deze kamer hangende zaak gekend onder nummer 2007/JR/233, hetzij tussen twee zaken hangend voor een verschillende aanleg. Er kan echter geen sprake zijn van samenhang wanneer de ene vordering hangende is voor een rechtscollege dat in eerste aanleg uitspraak dient te doen en de andere voor een rechtscollege dat in hoger beroep uitspraak moet doen (Cass. 11 februari 2000, Arr. Cass. 2000, 109). Afgezien van de vraag naar de regelmatige saisine van het hof rijst meer in het bijzonder de vraag of er sprake kan zijn van enige samenhang tussen een door de jeugdrechtbank - al dan niet terecht - naar dit hof verwezen zaak zonder dat er sprake is van een beroepsprocedure en een reeds eerder voor dit hof hangende appèlprocedure. Eén en ander klemt des te meer in de mate dat E.......... H........... en I........V......... G............... vragen te zaak terug te verwijzen naar de jeugdrechtbank te Kortrijk terwijl geen hoger beroep hangend is. Onderhavige zaak is niet in staat van wijzen. De partijen worden verzocht standpunt in nemen nopens deze procedurekwesties en desgevallend één en ander te regulariseren. De partijen hadden de samenvoeging gevraagd van beide zaken, waarop vooralsnog niet kon worden ingegaan bij gebrek aan samenhang zonder hoger beroep tegen het vonnis van 17 februari 2009 van de jeugdrechtbank te Kortrijk. (...)." 4. Hierna legden E........... H.............en I...........V........ G..............op 28 december 2009 ter griffie conclusies neer. Daarin gedragen zij zich naar het oordeel van het hof wat betreft de samenvoeging van de zaken I en II. Zij vorderen volgend recht op persoonlijk contact met hun kleinkind (rekening houdend met het vonnis van de jeugdrechtbank van 17 februari 2009 en met de sociale studie): - pare weekends: van vrijdagavond na schooltijd tot maandagmorgen voor schooltijd, waarbij zij M............. ophalen na schooltijd en hem op
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 14 of 24
maandagmorgen naar school terugbrengen; - alle schoolvakanties: eerste week van juli en eerste week van augustus waarbij zij instaan voor het vervoer. Tevens vorderen zij een dwangsom te verbeuren van 500 EUR per dag dat de contactregeling niet plaatsvindt. Ondergeschikt besluiten zij tot de bevestiging van het vonnis van de jeugdrechtbank van 17 februari 2009 en desnoods de zaak opnieuw naar de jeugdrechtbank te verwijzen. Uiterst ondergeschikt vragen zij te oordelen in het belang van de minderjarige. Zij vorderen N.......... S.................. te verwijzen in de gedingkosten, begroot op het rolrecht en op telkens een rechtsplegingsvergoeding van 1.200 EUR. 5. N.........S................... vordert, in haar conclusie neergelegd ter griffie op 20 januari 2010, te zeggen voor recht dat het hof onregelmatig werd geadieerd, dat samenvoeging van onderhavige zaak II met de zaak I uitgesloten is en dat de zaak terug dient te worden verwezen naar de 13de kamer van de jeugdrechtbank te Kortrijk. Zij betracht de vordering van de grootouders tot een recht op persoonlijk contact met hun kleinkind slechts in de volgende mate gegrond te doen verklaren. Vooreerst vraagt ze te zeggen voor recht dat de bestaande voorlopige regeling inzake het recht op persoonlijk contact, zoals bepaald in het vonnis van de jeugdrechtbank te Kortrijk d.d. 17 februari 2009, definitief wordt bevestigd voor de periode van het schooljaar. Vervolgens vordert ze volgend recht op persoonlijk contact voor het echtpaar H............-V................: - tijdens het schooljaar met inbegrip van de krokus- en herfstvakantie, kersten paasvakantie: elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur; - tijdens de grote vakantie: * in de pare jaren: opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand juli en in de maand augustus elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur; * in de onpare jaren: opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand augustus en in de maand juli elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur;
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 15 of 24
- met last voor het echtpaar H.............-V.............. om M............te halen en voor de moeder om hem terug te halen. Zij vraagt de verwijzing van E......... H............. en I......... V....................in de kosten zoals in beide instanties begroot op 1.200 EUR rechtsplegingsvergoeding. Er wordt blijkbaar niet volhard in de vraag tot wering van stuk 7 van het echtpaar H..........-V..............., vermits dit werd verwijderd. In de zaak III 1. E.......... H............... en I............. V....................... hebben, bij verzoekschrift neergelegd ter griffie op 11 maart 2010, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis d.d. 17 februari 2009 van de jeugdrechtbank , 13de kamer, van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk. Voor de weergave van de inhoud van desbetreffend vonnis wordt verwezen naar punt 1. in de zaak II. 2. E........... H............. en I..........V................. vorderen in hun conclusies, neergelegd ter griffie op 22 april 2010, hun hoger beroep toelaatbaar, ontvankelijk en gegrond te verklaren. Zij vorderen het bestreden vonnis in alle onderdelen te vernietigen en te zeggen voor recht dat zij een recht op persoonlijk contact krijgen met hun kleinzoon M............... als volgt: - de weekends van de pare weken, van de vrijdagavond na schooltijd tot de maandagmorgen voor school; - alsook alle schoolvakanties, de eerste week van juli en de eerste week van augustus; met dien verstande dat zij instaan voor het afhalen en terugbrengen van M........... Zij vorderen tevens een dwangsom op te leggen van 500 EUR voor elke dag dat de op te leggen verblijfsregeling niet plaats vindt. Uiterst ondergeschikt vragen zij te statueren in het belang van de minderjarige. Tevens vragen zij de verwijzing van de geïntimeerde in de gerechtskosten in beide instanties, zoals begroot telkens op het rolrecht en op de rechtsplegingsvergoeding aan 1.200 EUR.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 16 of 24
3.1. N.......... S.................... vraagt in haar syntheseconclusies, neergelegd ter griffie op 30 april 2010, akte van haar akkoord met de samenvoeging van de zaken I, II en III. Zij vraagt het principaal beroep af te wijzen als ongegrond. Bij incidenteel beroep vordert zij het bestreden vonnis teniet te doen en te zeggen voor recht dat het recht op persoonlijk contact van de grootouders definitief als volgt wordt toegekend: - tijdens het schooljaar met inbegrip van de krokus- en herfstvakantie, kersten paasvakantie: elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur; - tijdens de grote vakantie: * in de pare jaren: opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand juli en in de maand augustus elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur; * in de onpare jaren: opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand augustus en in de maand juli elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur; - met last voor de grootouders om M..................te halen en voor de moeder om hem terug te halen. Zij vraagt de grootouders te veroordelen tot de kosten van beide instanties, zoals begroot op telkens een rechtsplegingsvergoeding van 1.200 EUR. Er wordt blijkbaar niet volhard in de vraag tot wering van stuk 7 van het echtpaar H..............-V................., vermits dit werd verwijderd. 3.2. De grootouders vragen de afwijzing van het incidenteel beroep als ongegrond. BEOORDELING de samenvoeging van de zaken I, II en III De zaak II behelst een verwijzing door het vonnis van de jeugdrechtbank d.d. 17 februari 2009 wegens beweerde samenhang naar het jeugdhof. De zaak III behelst de hogere beroepen tegen desbetreffend vonnis. De zaak I heeft betrekking op een virtueel omgangsrecht van de oom en tante langs vaderszijde voor M................ De zaken II en III hebben betrekking op een principieel omgangsrecht van de vaderlijke grootouders van M................. Het gaat telkens om een recht op persoonlijk contact van het kind in het
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 17 of 24
vaderlijk milieu, zijn vader daarenboven overleden zijnde. Met het oog op een goede rechtsbedeling en teneinde uitspraken te vermijden die onderling tegenstrijdig zouden kunnen zijn is de samenvoeging van de zaken I, II en III in de gegeven omstandigheden voor het hof onontbeerlijk. de ontvankelijkheid van de beroepen in de zaken I en III 1. In het tussenarrest d.d. 15 januari 2009 werden het principaal en incidenteel beroep in de zaak I reeds ontvankelijk verklaard. 2. Het principaal beroep in de zaak III is tijdig en regelmatig naar de vorm. Ook het incidenteel beroep in de zaak III is regelmatig. Beide hogere beroepen kunnen ontvankelijk worden verklaard. de gegrondheid van de beroepen in de zaak III 1. Alle in de zaak III betrokken partijen vragen het bestreden vonnis teniet te doen en opnieuw, ditmaal definitief, te oordelen over het contactrecht van de grootouders met M.............. In het bestreden vonnis van 17 februari 2009 werd meer in het bijzonder ten onrechte: - de samenhang van desbetreffende zaak hangende in eerste aanleg met de zaak I hangende voor dit hof aanvaard; - beslist dat het rapport van de door de jeugdrechtbank bevolen sociale studie (inzake het grootouderlijk contactrecht) diende te worden samengevoegd met dat van de door het hof bevolen sociale studie (inzake het contactrecht met de oom en tante) en dat het diende te worden neergelegd ter griffie van het hof van beroep; - de zaak verwezen naar de jeugdkamer van dit hof. In de gegeven omstandigheden dient het bestreden vonnis integraal te worden teniet gedaan en opnieuw recht gedaan. Het hof maakt dan ook abstractie van de overwegingen in het rapport van sociale studie die betrekking hebben op de opdracht vervat in het te dezen vernietigd vonnis van de jeugdrechtbank d.d. 17 februari 2009. Het hof houdt evenmin rekening met de argumenten die door de partijen in dit verband werden ontwikkeld.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 18 of 24
Het hof oordeelt zonder verdere onderzoeksmaatregel nu het zich voldoende voorgelicht acht. Het heeft voorts geen zin M.............. (opnieuw) te (doen) horen. Het kind dient behoed te worden voor een loyauteitsconflict. Om dezelfde reden werd trouwens in de sociale studie geen weerslag gegeven van het onderhoud van de justitieassistent met het kind, terwijl redelijkerwijze kan aanvaard worden dat in het uiteindelijk advies daarmede wel rekening werd gehouden. 2. De oorzaak van de vordering van de grootouders is de bloedband tussen de grootouders en het kleinkind. De rechtsgrond is art. 375bis BW. Er zijn geen spontane contacten via de moeder tussen het kind en de grootouders van vaderszijde nadat de vader overleed. Niet het afdwingbaar recht op persoonlijk contact als dusdanig, doch enkel de omvang ervan is ter betwisting voor het hof. Een gepast contact met de vaderlijke grootouders is hoe dan ook te dezen in het belang van het kind. De moeder overtuigt geenszins in haar argumentatie als zou het grootouderlijk contact louter dienstig zijn voor een uitbreiding van het persoonlijke contact van de oom en tante. Net zoals M............. recht heeft op persoonlijk contact met de moederlijke grootouders (in Thailand), heeft het kind ook recht op persoonlijk contact met de vaderlijke grootouders. De grootouders ontkennen de aantijgingen als zou hun contactrecht de facto worden doorgegeven aan de oom en tante. Niets staat er trouwens aan in de weg dat tijdens het contactrecht bij de grootouders het kind ook een vrijwillig contact zou hebben met de oom en tante en omgekeerd. Het komt het hof echter voor dat de grootouders en de oom en tante ieder de bedoeling hebben hun contactrecht maximaal autonoom uit te putten. Het hof betracht een evenwichtige verdeling in de samenloop van de contactrechten met de vaderlijke grootouders, enerzijds, en de oom en tante langs vaderszijde, anderzijds. Het hof houdt daarbij rekening met de vroeger bestaande situatie door het toekennen van overnachting in het kader van het contactrecht met de oom en tante aan wie ook een aantal dagen van de zomervakantie worden toegekend. Een contactrecht van een halve dag per maand moet in de gegeven omstandigheden de grootouders toelaten hun genegenheidsbanden met hun kleinkind te onderhouden.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 19 of 24
Om de moeder tijdens de zomervakantie een volledige maand vakantie toe te staan is er een opschorting van één woensdagnamiddag gedurende afwisselend juli dan wel augustus. Het verbeuren van een dwangsom komt het ontmijnen van de reeds gespannen verhouding tussen de partijen (cf. ook politionele tussenkomst) niet ten goede. Daarop wordt dan ook niet ingegaan temeer er, behoudens misverstand, uitvoering werd gegeven aan het voorlopig grootouderlijk omgangsrecht. de zaak II De onderscheiden vorderingen van de partijen N.........S.................... en van het echtpaar E............. H..................- I........... V................... in de zaak II zijn zonder voorwerp geworden nu het bestreden vonnis in de zaak III werd teniet gedaan en over de beroepen tegen het vonnis van de jeugdrechtbank van 17 februari 2009 wordt geoordeeld in zaak III. de gegrondheid van de beroepen in de zaak I 1. De oorzaak van de vordering van de oom en tante is de bijzondere affectieve band met het kind. De rechtsgrond is art.375bis, 1ste lid in fine BW. Het recht op persoonlijk contact van derden is ondergeschikt aan het principieel contactrecht van de grootouders dat hoger werd onderzocht en vastgesteld. Deze ondergeschiktheid staat echter los van de omvang van dit recht op persoonlijk contact. Van belang is immers dat het recht op persoonlijk contact van M............. met het vaderlijk milieu (hetzij principieel met zijn grootouders, hetzij virtueel met zijn oom en tante) op elkaar wordt afgestemd. 2. De bijzondere affectieve band tussen M........... en zijn oom en tante staat onbetwistbaar vast. Jaren heeft het kind deel uitgemaakt van hun gezin. Nog tijdens het huwelijks samenwonen van N........ S.............. en wijlen M.......... H.............. verbleef Milan door de week regelmatig bij zijn oom tante en bleef hij er ook overnachten. Gedurende de echtscheidingsprocedure werd het verblijf van het kind door de voorzitter ex art. 1280 Ger.W. geregeld (cf. hoger de relevante feiten en de relevante procedurevoorgaanden). Het weekverblijf bij vader kwam neer op een weekverblijf bij oom en tante. Na het vertrek van moeder naar Thailand was er een hoofdverblijf bij vader (dus feitelijk alweer vooral bij oom en tante). De contacten met moeder werden na haar terugkeer naar België beperkt tot een tweewekelijks contactrecht op zondag.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 20 of 24
Het is trouwens niet het recht op persoonlijk contact als dusdanig dat ter betwisting staat, doch wel de omvang ervan. 3. Het recht op persoonlijk contact moet van die aard zijn dat de oom en tante hun bijzondere affectieve band voldoende kunnen cultiveren. Een tot één zondag per maand beperkte omgang van 10 uur tot 17 uur volstaat daartoe naar het oordeel van het hof niet in de concrete omstandigheden van onderhavige zaak. Het hof vindt daarbij steun in de conclusies van de sociale studie wat betreft het daarin gegeven advies over het contact met oom en tante. De omvang van het recht op persoonlijk contact met de oom en tante dient niet van dezelfde omvang te zijn dan dit dat normaal is voorbehouden aan de niet inwonende ouder die ook titularis is van het ouderlijk gezag. Het is immers niet de bedoeling dat de virtueel omgangsgerechtigden deelnemen aan of toezicht uitoefenen op de opvoeding van het kind. Een langer verblijf van het kind met overnachting hoeft echter niet noodzakelijk een inmenging in de opvoeding te betekenen. De familie kan N........S.................. immers in haar moederrol (waarop thans niets aan te merken valt) respecteren. Dit blijkt ook uit het verslag van de sociale studie. Een omgangsrecht van één weekend om de maand en één vakantieweek per jaar is niet van aard M........... te onttrekken aan het moederlijk milieu dat tevens een nieuw samengesteld gezin is met een broertje voor M.............. Het is bovendien voor de emotionele ontwikkeling van M........absoluut noodzakelijk dat hij verder op regelmatige en voldoende ruime wijze contact kan onderhouden met het vaderlijk familiaal milieu. De justitieassistent adviseerde trouwens reeds een professionele ondersteuning voor het kind dat lijdt onder de familiale strijd. 4. Het Hof neemt aan dat de zomervakantie 2010 reeds is gepland, rekening houdend met de voorlopig geldende omgangsregeling met het vaderlijk milieu. Een vakantieverblijf tijdens de zomervakantie van één week wordt pas met ingang van 2011 toegekend. De maandelijkse weekendverblijven met overnachting zullen dan ook reeds geruime tijd lopen zodat er geen problemen van aanpassing meer zullen zijn. Het weekendrecht wordt opgeschort tijdens de maand waarin aan de oom en tante een vakantieverblijf wordt toegekend. 5.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 21 of 24
Een gedeelde vervoerlast kent de instemming van de moeder en is daarom aangewezen. Het hof gaat niet in op de vraag van de oom en tante om de wissel op school te laten plaatsvinden. Ook voor de grootouders gebeurt de wissel niet aan de schoolpoort en wordt dit niet gevraagd. Het behoort de partijen toe, na tussenkomst van dit arrest, voortaan in alle sereniteit de opgelegde omgangsregeling uit te voeren. de gedingkosten in de zaken I, II en III 1. Gelet op het wederzijds gelijk en ongelijk draagt elke partij in beide instanties in de zaken I en III zijn eigen kosten en worden de rechtsplegingsvergoedingen omgeslagen. 2. Er zijn geen meerdere kosten in hoger beroep in de ten onrechte verwezen zaak II uitgezet. 3. Wat betreft de kosten van bemiddeling wordt verduidelijkt wat volgt. De bemiddelaar richtte op 7 oktober 2008 een factuur nr. 08000057 voor zijn tussenkomst aan N............. S..................ten bedrage van 200 EUR. Bij arrest van het bureau voor rechtsbijstand bij dit hof van 15 oktober 2008 werd aan N......... S............. de gunst van de rechtsbijstand verleend met het oog op de betaling van de kosten en het ereloon van voormelde bemiddelaar. De bemiddelaar bevestigde op 26 november 2008 dat E...............S.................en en K................ H................... hun deel van de kosten van de bemiddeling (factuur nr. 08000056 ten bedrage van 200 EUR) hadden voldaan. In toepassing van art. 1731, § 1 Ger.W. komen de bemiddelingskosten en erelonen inderdaad gelijkelijk ten laste van de partijen, tenzij die er anders over beslissen. De staat van kosten en ereloon van de bemiddelaar werd vervolgens op 27 november 2008 uitvoerbaar verklaard voor 200 EUR, hetzij het nog te vereffenen aandeel ten laste van N..........S........................die rechtsbijstand daarvoor genoot. Het hof wijst de andersluidende conclusies van de hand als overbodig of ter zake niet dienstig of ontoereikend.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 22 of 24
OP DIE GRONDEN, HET HOF, recht doende op tegenspraak, gelet op artikel 24 van de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken; voegt de zaken I, II en II, respectievelijk gekend onder de rolnummers 2007/JR/0233, 2009/JR/0163 en 2010/JR/0050 samen; verder recht doende na de tussenarresten van 25 september 2008, 15 januari 2009 en 3 december 2009 in de zaak I; verder recht doende na het tussenarrest van 3 december 2009 in de zaak II; en recht doende in de zaak III; I. verklaart het principaal en incidenteel beroep in de zaak I ontvankelijk en zoals hierna volgt gegrond; doet het vonnis van de jeugdrechtbank, 13de kamer, van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 16 oktober 2007 teniet en wijst opnieuw; verklaart de onderscheiden vorderingen ontvankelijk en zoals hierna volgt gegrond; zegt voor recht dat de thans voor de oom en tante langs vaderszijde, E..........S.............en K..............ien H................, geldende omgangsregeling over M........... H..................., hetzij de eerste zondag van de maand van 10 uur tot 17 uur, nog doorloopt tot en met augustus 2010; kent vanaf september 2010 aan de oom en tante langs vaderszijde, E............S.............en K.................. H................., over M............ H.................... een recht op persoonlijk contact toe, buiten de zomervakantie als volgt: - elk eerste weekend van de maand van vrijdag 18 uur tot zondag 18 uur (en dit voor het eerst in de maand september 2010, hetzij 3, 4 en 5 september 2010); - voor de telling van de weekends wordt gestart bij het eerste weekend dat volledig (vrijdag, zaterdag én zondag) in de betrokken maand valt; kent vanaf de zomervakantie 2011 aan de oom en tante langs vaderszijde, E............ S............. en K............ H...............T, over M........... H................... een recht op persoonlijk contact toe, tijdens de zomervakantie, als volgt:
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 23 of 24
- tijdens de pare jaren in de maand augustus van 24 augustus 9 uur tot 31 augustus 18 uur (dus voor het eerst in augustus 2012); - tijdens de pare jaren een opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand juli; - tijdens de onpare jaren in de maand juli van 1 juli 9 uur tot 8 juli 18 uur (dus voor het eerst in juli 2011); - tijdens de onpare jaren een opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand augustus; bepaalt dat het kind telkens wordt gehaald door de omgangsgerechtigde en teruggehaald door de omgangsplichtige; bij elke overgang worden de kindidentiteitskaart, de SIS kaart en voldoende klevertjes van het ziekenfonds meegegeven; verstaat dat één en ander geldt behoudens anders luidende overeenkomst tussen de partijen II. verstaat dat de vorderingen in de zaak II van N.......... S................, enerzijds, en, Y............ V......... G.............. en E........... H................, anderzijds, zonder voorwerp zijn ingevolge de hervorming van het bestreden vonnis van de jeugdrechtbank,13de kamer, van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 17 februari 2009 in de zaak III; III. verklaart het principaal en incidenteel beroep in de zaak III ontvankelijk en zoals hierna volgt gegrond; doet het vonnis van de jeugdrechtbank, 13de kamer, van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 17 februari 2009 teniet en wijst opnieuw; verklaart de onderscheiden vorderingen ontvankelijk en zoals hierna volgt gegrond; zegt voor recht dat de thans voor de grootouders langs vaderszijde, E............ H........... en I.......... V............, over M........... H...................... geldende voorlopige omgangsregeling, hetzij de derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur, nog doorloopt tot en met augustus 2010; kent vanaf september 2010 aan de grootouders langs vaderszijde, E.......... H.............. en I............ V.............., over M................ H....................... een recht op persoonlijk contact toe, buiten de zomervakantie, elke derde woensdag van de maand van 12 uur tot 18 uur; kent vanaf de zomervakantie 2011 aan de grootouders langs vaderszijde over M.......... H.................T een recht op persoonlijk contact toe, tijdens de zomervakantie, als volgt:
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010
Page 24 of 24
- tijdens de pare jaren in de maand augustus elke derde woensdag van 12 uur tot 18 uur; - tijdens de pare jaren een opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand juli; - tijdens de onpare jaren in de maand juli elke derde woensdag van 12 uur tot 18 uur; - tijdens de onpare jaren een opschorting van het recht op persoonlijk contact in de maand augustus; bepaalt dat het kind telkens wordt gehaald door de omgangsgerechtigde en teruggehaald door de omgangsplichtige; verstaat dat één en ander geldt behoudens anders luidende overeenkomst tussen de partijen; wat betreft de gedingkosten in eerste aanleg in de zaken I en III, compenseert de rechtsplegingsvergoedingen en laat de overige kosten ten laste van de partij die ze maakte; verstaat dat deze kosten niet nuttig te vereffenen zijn; wat betreft de gedingkosten in hoger beroep in de zaken I en III, compenseert de rechtsplegingsvergoedingen in hoger beroep en laat de overige kosten ten laste van de partij die ze maakte; verstaat dat deze kosten niet nuttig te vereffenen zijn, behoudens wat betreft de kosten van de bemiddeling die aan de zijde van N.......... S................ in debet worden begroot op 200 EUR; zegt voor recht dat in de zaak II geen meerdere kosten in hoger beroep zijn uitgezet; wijst het meer- of anders gevorderde af; Aldus uitgesproken in buitengewone openbare terechtzitting van het Hof van beroep te Gent, VIJFTIENDE KAMER, zitting houdende in jeugdzaken van ZEVENTIEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN. Aanwezig: Sabine De Bauw, Raadsheer, wn. Jeugdrechter in hoger beroep; Chantal Lanssens, Substituut-procureur-generaal; Jenny Dammekens, Griffier.
http://jure.juridat.just.fgov.be/printDecision.php
16/12/2010