Instelling hof van beroep Brussel
Onderwerp Nietigheid dading. Auteursrecht. Computerprogramma. Beslag inzake namaak. “Fishing expedition”. Bedrog
Datum 3 juni 2013
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2014
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
Jurisprudence Quand bien même le consommateur moyen qui perçoit un signe verbal le décomposera en des éléments verbaux qui, pour lui, suggèrent une signification concrète (TUE, arrêt du 6 octobre 2004, en cause Vitakraft, T-356/02, points 51 & 52), il n’y a, dans le cas d’espèce, pas de raison de considérer la position des mots constitutifs de la phrase – qui ont chacun une signification propre – dès lors que celle-ci est présentée en tant que telle avec son contenu cognitif, et que ce dernier ne peut être compris autrement que par l’ensemble des mots dans leur ordre de syntaxe régulière. 24. Quant à la présentation de la phrase, la cour considère qu’elle ne revêt pas le moindre caractère inhabituel ou fantaisiste, de quelque nature que ce soit. Elle pourrait être tirée d’un exposé sur le sujet qu’elle évoque: le jeu de poker. Ne laissant ainsi aucune marge d’interprétation, le contenu de la phrase colle à ce point à son apparence que celle-ci ne crée pas une impression qui s’éloigne du message qu’elle véhicule.
Dès lors le signe déposé par la demanderesse est inapte à faire fonction de marque. 26. La décision attaquée a radié l’enregistrement du dépôt portant le numéro 1216438 à juste titre. La demande n’est pas fondée. 27. En ce qui concerne la taxation des dépens, les parties n’ont pas fait état d’éléments qui justifieraient une majoration ou une réduction du montant de l’indemnité de base fixée par l’arrêté royal du 26 octobre 2007. S’agissant d’un litige dont le montant n’est pas évaluable en argent, il y a lieu de taxer l’indemnité de procédure qui revient à la défenderesse au montant indexé de 1.320 EUR. PAR CES MOTIFS, LA COUR,
Ayant manifestement pour but de tenter les hésitants ou de convaincre les néophytes, le contenu promotionnel de la phrase capte à ce point l’attention du public pertinent, que la fonction promotionnelle prend le pas sur celle que la phrase était appelée à réaliser en tant que marque, c’est à dire la fonction d’indication de l’origine d’une entreprise.
Eu égard à la loi du 15 juin 1935 relative à l’emploi des langues en matière judiciaire,
25. Par ailleurs, en tant que slogan, la phrase n’est pas suffisamment brève, ni saillante, ni concise, ni originale pour qu’elle puisse s’inscrire facilement dans l’esprit du public.
Condamne la demanderesse aux dépens, liquidés à 186 EUR de droits mise au rôle ainsi qu’au paiement à la défenderesse d’une indemnité de procédure de 1.320 EUR.
Ne sortant pas de la banalité, la phrase n’est pas susceptible de déclencher dans l’esprit du public un processus de perception d’un signe distinctif qui renvoie au dépositaire de la marque, car le public n’est certainement pas habitué à rechercher dans une phrase composée de 17 mots l’identité d’une entreprise.
Statuant contradictoirement, Reçoit le recours mais le rejette.
(…)
......................................................................................................................
Beslag inzake namaak – Saisie-contrefaçon Brussel 3 juni 2013 (Beslag met machtsvertoon) Zetel: B. Lybeer (voorzitter), E. Herregodts en C. Van Santvliet (raadsheren) Advocaten: T. Heremans, S. De Coster Griffier: K. De Batselier
Auteursrecht – Computerprogramma – Beslag inzake namaak – “Fishing expedition” – Dading – Bedrog – Nietigheid Droit d’auteur – Logiciel – Saisie en matière de contrefaçon – “Fishing expedition” – Transaction – Dol – Nullité Een dading afgesloten na beslag inzake namaak kan worden nietig verklaard als een deel van de software die als namaak werd aangemerkt, toch legaal was verworven. Krachtens arti-
244 – I.R. D.I. 2013/3
kel 1116 Burgerlijk Wetboek is bedrog een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst, wanneer kunstgrepen, door één van de partijen gebezigd, van dien aard zijn dat de andere partij zonder die kunstgrepen klaarblijkelijk het contract niet zou hebben aangegaan. Verschillende kunstgrepen werden aangewend met de bewuste bedoeling om appellanten te misleiden en hen ertoe aan te zetten om de dading af te sluiten, en zonder dewelke appellanten klaarblijkelijk de dading niet zouden hebben gesloten. Er is sprake van een “fishing expedition” als beslag inzake namaak wordt gelegd voor 10 partijen en 150 softwareprogramma’s zonder dat er aanwijzingen zijn van inbreuk anders dan informatie “uit goede bron”. Namaak kan slechts door de bevoegde gerechtelijke instanties worden vastgesteld in een gerechtelijke uitspraak, niet door een deskundige aangesteld in het kader van een beslag inzake namaak. De auteursrechthebbende die bij de verrichtingen van beslag inzake namaak niet zijn gegevensbanken raadpleegt over de legale licenties, terwijl de raadpleging ervan door de beslagene via zijn computersysteem wordt bemoeilijkt, misleidt de beslagene bij het afsluiten van de dading. De uitvoering van de dading is geen feit waaruit met zekerheid kan worden afgeleid dat appellanten aan hun recht verzaakt
Intellectuele rechten / Droits intellectuels – Kluwer
Rechtspraak hebben om de rechtsgeldigheid van de dading te betwisten, noch is er sprake van een omstandig stilzwijgen waaruit een afstand van het recht om de dading aan te vechten, kan afgeleid worden. Une transaction conclue après une saisie-contrefaçon peut être déclarée nulle dès lors qu’il apparait qu’une partie du logiciel qui a été qualifiée de contrefaçon était en réalité légale. En vertu de l’article 1116 du Code civil, le dol est une cause de nullité de la convention lorsque les manœuvres pratiquées par l’une des parties sont telles qu’il est manifeste que, sans ces manœuvres, l’autre partie n’aurait pas contracté. Les intimées ont eu recours à des manœuvres ayant pour but de tromper les appelants et d’ainsi les inciter à conclure une transaction qu’ils n’auraient pas conclue en l’absence de ces manœuvres. On parle de “fishing expedition” lorsque la saisie en matière de contrefaçon est opérée pour 10 parties et 150 programmes d’ordinateur sans aucune autre indication de contrefaçon que des informations obtenues d’une «bonne source». Il appartient aux seules autorités judiciaires de se prononcer par le biais d’une décision judiciaire sur le caractère contrefaisant du logiciel. En effet, l’expert judiciaire désigné par le tribunal dans le cadre de la saisie description n’est pas autorisé à se prononcer sur la question de la contrefaçon. Le titulaire des droits d’auteur qui, dans le cadre des opérations de saisie-contrefaçon, reste en défaut de consulter ses banques de données relatives aux licences légales, alors que la saisie rend ces vérifications par le biais du système informatique du saisi difficiles, trompe le saisi lors de la conclusion de la transaction. Il n’est pas permis de déduire avec certitude de l’exécution de la transaction par les appelants que ces derniers ont renoncé à leur droit de contester la validité de la transaction. Une telle exécution ne constitue pas moins un silence circonstancié dont la renonciation à contester la transaction pourrait être déduite.
............ (1. Media Express nv; 2. Deckers-Snoeck nv; 3. E.S. 1. Autodesk Inc.; 2. Autodesk BV; 3. Adobe Systems Inc.; 4. Adobe Systems BV; 5. Symantec Corporation; 6. Microsoft Corporation; 7. Macromedia; 8. Bentley Systems; 9. Avid Technology Inc.; 10. Avid Technology Ltd.) In de zaak AR nr. 2010/AR/1108 Gelet op het arrest dat op 22 oktober 2009 gewezen werd door het Hof van Cassatie; Gelet op het exploot van dagvaarding dat op 8 april 2010 op verzoek van de drie appellanten betekend werd aan geïntimeerden om te verschijnen voor het hof van beroep te Brussel; Gelet op het tussenarrest van het hof d.d. 21 februari 2012; Gelet op het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 14 september 2012, waarmee het zijn arrest d.d. 22 oktober 2009 heeft verbeterd; Gehoord de mondelinge uiteenzetting van de raadslieden van partijen; Gelet op de voor partijen neergelegde conclusies en stavingstukken.
Kluwer – Intellectuele rechten / Droits intellectuels
I. De procedure Het hof verwijst naar zijn tussenarrest d.d. 21 februari 2012. Voor de leesbaarheid van dit arrest wordt enkel het volgende herhaald: 1. Appellanten en E.D. gingen op 19 mei 2004 over tot dagvaarding van geïntimeerden, hierna ″Autodesk e.a.″, voor de rechtbank van eerste aan1eg te Antwerpen. Appellanten en E.D. verzochten de eerste rechter om: – de tussen partijen afgesloten dading nietig te horen verklaren; – geïntimeerden te horen veroordelen om aan appellanten te betalen de som van 59.017,70 EUR meer de gerechtelijke interesten; – in ondergeschikte orde, geïntimeerden te horen veroordelen om aan appellanten te betalen de som van 46.391 EUR uit hoofde van incidenteel bedrog; – in uiterst ondergeschikte orde, de bedongen schadevergoeding van 37.111,12 EUR te horen matigen en derhalve geïntimeerden te horen veroordelen tot de terugbetaling van de te veel betaalde schadevergoeding; – geïntimeerden te horen veroordelen tot het betalen van een provisionele schadevergoeding van 25.000 EUR voor het bedrijfsverlies geleden ten gevolge van het beslag inzake namaak. Autodesk e.a. verzochten de eerste rechter om: – de vordering van appellanten en E.D. onontvankelijk te verklaren in zover zij ertoe strekt Autodesk e.a. te horen veroordelen tot de terugbetaling van de som van 32.859,87 euro (37.111,12 euro – 4.251,75 euro), meer een provisie van 25.000 euro; – voor het overige de vordering van appellanten en de heer E.D. ongegrond te verklaren; – appellanten en E.D. te veroordelen in de kosten; – in ondergeschikte orde, akte te nemen van het voorbehoud van Autodesk e.a. om de procedure inzake beschrijvend beslag verder te zetten; – de tegenvordering van Autodesk e.a. ontvankelijk en gegrond te verklaren en appellanten en E.D. te veroordelen, solidair, in solidum, tot betaling van een som van 10.000 euro, meer gerechtelijke intresten vanaf 19 mei 2004. 2. Bij een vonnis uitgesproken op 1 maart 2006 heeft de eerste rechter: – de vordering van appellanten en de heer E.D. toelaatbaar doch ongegrond verklaard; – de tegenvordering van Autodesk e.a. toelaatbaar en gegrond verklaard in de hierna bepaalde mate: – appellanten en E.D. veroordeeld tot betaling aan Autodesk e.a. van de som van 3.750 euro, meer gerechtelijke intresten vanaf 19 mei 2005 (zijnde de gemiddelde datum), tot op de dag van de algehele betaling; – appellanten en E.D. veroordeeld in de kosten van het geding. 3. Appellanten en E.D. hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep aangetekend bij het hof van beroep te Antwerpen. Op 9 juni 2008 werd door het hof van beroep te Antwerpen een arrest uitgesproken waarmee het vonnis d.d. 1 maart 2006 hervormd werd en de vordering van appellanten en de heer E.D. deels gegrond werd verklaard, met name in de mate
I.R. D.I. 2013/3 – 245
Jurisprudence waarin de dading d.d. 17 oktober 2003 in haar geheel nietig verklaard werd, Autodesk e.a. hoofdelijk en ondeelbaar veroordeeld werden om aan appellanten de betaalde som van 59.017 euro terug te betalen, meer de gerechtelijke intresten, en Autodesk e.a. hoofdelijk en ondeelbaar veroordeeld werden in de gerechtskosten. Tegen dit arrest werd door Autodesk e.a. een voorziening in cassatie ingesteld. 4. Bij arrest van het Hof van Cassatie d.d. 22 oktober 2009 werd het arrest van het hof van beroep te Antwerpen d.d. 9 juni 2008 vernietigd behoudens in zoverre dit het hoger beroep van appellanten ontvankelijk verklaarde.
in hoofdorde: – voor recht te zeggen dat de dading van 17 oktober 2003, gesloten tussen appellanten en Autodesk e.a., in haar geheel nietig is; – geïntimeerden hoofdelijk en ondeelbaar te veroordelen om aan appellanten de ter uitvoering van de dading van appellanten verkregen som van 59.017 euro meer gerechtelijke intresten sinds de dag van betaling, terug te betalen; – Autodesk e.a. hoofdelijk en ondeelbaar te veroordelen tot betaling van het ereloon en de kosten die zij dienden te betalen om bijgestaan te worden in het kader van de procedure voor het Hof van Cassatie, ten belope van 2.240 euro; – Autodesk e.a. hoofdelijk en ondeelbaar te veroordelen tot betaling van de gerechtskosten inclusief de rechtsplegingsvergoeding ten belope van 15.709,43 euro;
Er werd in dit arrest geen gewag gemaakt van E.D. 5. Appellanten gingen op 8 april 2010 over tot dagvaarding van Autodesk e.a. om te verschijnen voor het hof van beroep te Brussel.
in ondergeschikte orde: – de vordering tot terugbetaling van de juridische bijstand van Autodesk e.a. voor de cassatieprocedure terug te brengen tot 2.240 euro.
6. De zaak werd gepleit en in beraad genomen.
Autodesk e.a. verzoeken het hof om:
7. Op 14 november 2011 werd door appellanten een verzoekschrift tot heropening van het debat neergelegd. Er werd door appellanten aangevoerd dat het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 22 oktober 2009 nietig is, aangezien het geen melding maakt van één van de procespartijen, te weten de heer E.D.
in hoofdorde: – het hoger beroep van appellanten als ongegrond af te wijzen; het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen d.d. 1 maart 2006 te bevestigen lastens appellanten; – dienvolgens, appellanten te veroordelen tot de terugbetaling aan Autodesk e.a. van een bedrag van 82.171,89 euro, vermeerderd met de gerechtelijke intresten; – appellanten te veroordelen tot het vergoeden van het ereloon en de kosten die zij dienden te betalen om bijgestaan te worden in het kader van de procedure voor het Hof van Cassatie, zijnde 7.938,70 euro, vermeerderd met de gerechtelijke intresten;
8. Door het hof werd in een tussenarrest d.d. 21 februari 2012 vastgesteld dat het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 22 oktober 2009 naliet om de naam van de heer E.D. bij de verweerders te vermelden. Het hof wenste de standpunten te kennen van beide partijen dienaangaande en aangaande de vaststelling dat de heer E.D. geen partij is in de huidige procedure. 9. Op 4 juni 2012 werd door Autodesk e.a. een verzoekschrift neergelegd voor het Hof van Cassatie, strekkend tot verbetering van het arrest d.d. 22 oktober 2009. Op 14 september 2012 werd een arrest gewezen door het Hof van Cassatie waarmee het arrest d.d. 22 oktober 2009 verbeterd werd in de mate dat daarin als vierde verweerder wordt vermeld de heer E.D., wonende te (...), en waarmee bevolen werd dat van het arrest d.d. 14 september 2012 melding zou gemaakt worden op de kant van het arrest van het hof van beroep te Antwerpen d.d. 9 juni 2008. 10. De heer E.D. is na het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 14 september 2012 niet verschenen voor het hof van beroep te Brussel in het kader van de huidige procedure. Hij komt zodoende in de huidige procedure niet tussen. II. De vorderingen van de partijen voor het hof 11. Krachtens hun laatste conclusie neergelegd vóór het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 14 september 2012, die zij gestand doen, verzoeken appellanten het hof om: – hun hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; – derhalve het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen d.d. 1 maart 2006 te hervormen en:
in ondergeschikte orde: – akte te verlenen aan Autodesk e.a. van hun voorbehoud om de procedure inzake beschrijvend beslag verder te zetten, de gerechtsdeskundige een verslag te laten opstellen en vervolgens ten gronde de werkelijke rekening op te maken (de rekening inzake schadevergoeding inbegrepen) en dit voor alle illegale software; in meest ondergeschikte orde: – indien het hof van oordeel zou zijn dat de dading nietig is, appellanten toch te veroordelen tot het terugbetalen aan Autodesk e.a. van de som van 21.906,58 euro, vermeerderd met de gerechtelijke intresten; recht doende over de gerechtskosten: – appellanten solidair, minstens in solidum, te veroordelen in de kosten van het geding en de rechtsplegingsvergoeding aan de zijde van geïntimeerden begroot als volgt: – eerste aanleg: 5.000 euro – beroepsprocedure hof van beroep te Antwe!Jlen: 5.000 euro – expeditie arrest Hof van Cassatie: 101,43 euro – beroepsprocedure hof van beroep te Brussel: 5.000 euro recht doende over de kosten van de procedure voor het Hof van Cassatie van appellanten – deze kosten ten laste te leggen van appellanten zelf.
246 – I.R. D.I. 2013/3
Intellectuele rechten / Droits intellectuels – Kluwer
Rechtspraak III. De feiten Voor de leesbaarheid van dit arrest herhaalt het hof de volgende relevante feiten: 12. Eerste en tweede appellanten zijn ondernemingen die deel uitmaken van de groep DeckersSnoeck (hiema samen ″DeckersSnoeck″). Derde appellant is één van de twee fysieke personen die aan het hoofd van deze ondernemingen staat. DeckersSnoeck is van een familiale drukkerij uitgegroeid tot één van de grootste drukkerijen van de Benelux, hetgeen niet betwist wordt door Autodesk e.a. In 2006 realiseerde DeckersSnoeck een omzet van 24 miljoen euro en stelde zij 120 personeelsleden te werk. Het drukwerk van DeckersSnoeck omvat onder meer verschillende tijdschriften, zoals Talkies Magazine en Media Marketing, en publicaties in de kunstensector, zoals voor Centre Pompidou, het Louvre en Sotheby’s. DeckersSnoeck maakt tevens reclamedrukwerk voor ondernemingen zoals Renault, Volkswagen, Solvay, UCB, Campina, Kodak, en werkt met verschillende reclamebureaus zoals Ogilvy of Elite. In het kader van haar activiteiten gebruikt DeckersSnoeck allerlei softwaretoepassingen teneinde een kwalitatief vooruitstrevende service te kunnen aanbieden aan haar klanten. DeckersSnoeck deed daarvoor eind 1997 beroep op een computerspecialist, nl. de N.V. Aktiv Computing. Aktiv Computing zorgde voor het verlenen van hardware, uitgerust met de gepaste software en schreef in haar voorstel van 23 oktober 1997 aan appellanten het volgende: ″Aansluitend op ons rapport van 15/10/1997 betreffende uw huidige informaticapark en onze daaropvolgende werkvergadering dd. 17110/1997, werd er beslist een aantal fundamentele wijzigingen door te voeren opdat het informaticasysteem zou beantwoorden aan de moderne eisen op niveau van Windows, datacommunicatie, internet, intranet, enz...
1 x MS Wind NT Server- 5 Connecting Client 1 x MS Wind NT Server- 5 Connecting Client 2 Server Navel opg 1 x MS NT MLP Server Het gaat volgens appellanten om het gebruik van een Microsoft Windows server met standaard 5 gebruikers, waarvoor 2 licenties voor 5 bijkomende gebruikers zijn aangekocht (″5 connecting client″). Samen kunnen dus 15 personen deze server gebruiken voor intemetbezoek, documenten bewaren, etc.... 1 x MS Exchange Server 5 user 1 x MS Exchange Client 5MLP 1 x MS Exchange Client 5MLP Het gaat volgens appellanten om het gebruik van een Microsoft Exchange server voor e-mail verkeer met standaard 5 gebruikers, waarvoor 2 licenties voor 5 bijkomende gebruikers zijn aangekocht (″Client 5MLP″). Samen kunnen dus 15 personen deze server gebruiken voor e-mailverkeer. 1 x Cheyenne ArcServe back-up software for Wind. NT 1 x HP Laserjet 5 NL 12 ppm NI 1 x Zoom V. 34 (&V.Fast) 8 x MS Wind. 95/1 Net Start Kit 10 x MS Office Standaard 97 for Wind.NT/95-C/VUP Sybase SQL Anywh 5.5 Cl/Server Sybase SQL Anywhere 5.5 6 client. DeckersSnoeck bevoorraadde zich tevens bij de firma NV Mac Design, waar zij tussen mei en december 2001 voor meer dan 50.000 euro besteedde aan de aankoop van hardware en software. De volgende facturen zijn volgens appellanten in casu relevant: 10 mei 2001: 11.998,02 euro 11 juli 2001: 8.998,51 euro 27 augustus 2001: 8.998,51 euro 3 september 2001: 5.999,01 euro 9 oktober 2001: 11.998,02 euro
Voorgestelde oplossing: (...) – Een Windows NT server, uitgerust met snelle modem en streamer voor backup – De bestaande Noveliserver ombouwen tot een tweede NT server – 5 nieuwe Desktop pc’s uitgerust met Windows 95/0ffice 97, en een netwerkinterface – Windows 95- Office 97 & randapparatuur – Netwerkinfrastructuur + tuning″. (stuk 2.1 van appellanten) Voor de hardware en de software, factureerde Activ Computing aan DeckersSnoeck de som van 1.545.394 BEF of 38.309 euro (stuk 2.2 van appellanten). De factuur van Activ Computing vermeldt de aankoop van de volgende licenties:
Kluwer – Intellectuele rechten / Droits intellectuels
19 december 2001: 5.999,01 euro (stukken onder 3 van appellanten) 13. Autodesk e.a. maken deel uit van de Business Software Alliance, een belangengroep die verschillende producenten van software groepeert en die regelmatig anti-piraterij acties voert. De activiteiten van de Business Software Alliance worden toegelicht op haar website onder www.bsa.org. Op 4 september 2003 legden Autodesk e.a. samen bij toepassing van het (toenmalige) artikel 1481 Ger.W. een verzoekschrift neer voor de beslagrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, teneinde machtiging te bekomen om over te gaan tot een beslag inzake namaak bij eerste en tweede appellanten. Autodesk e.a. zouden ″uit zeer goede bron″ te weten zijn gekomen dat eerste en tweede appellanten in het bezit waren en onder meer voor professionele doeleinden gebruik maakten van computersoftware configuraties waarop illegale versies van de software van Autodesk e.a.
I.R. D.I. 2013/3 – 247
Jurisprudence werden geïnstalleerd (″verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van toelating tot het leggen van beschrijvend beslag″, stuk 5.1 van appellanten).
lanten en E.D., die zich allen solidair verbonden, enerzijds, en Autodesk e.a., anderzijds. In de afgesloten dading wordt onder meer verklaard:
In het verzoekschrift waarvan sprake, werd door de 10 geïntimeerden (Autodesk e.a.) de hesehemring ingeroepen van meer dan honderdvijftig software programma’s of onderdelen daarvan. De beslagrechter sprak op 11 september 2003 een beschikking uit waarbij: – machtiging werd verleend aan Autodesk e.a. om op het adres te 9130 Beveren (Verrebroek) Aven Ackers nr. 2 en 11, evenals op alle andere plaatsen binnen het arrondissement te Dendermonde, te doen overgaan tot beschrijving, door een deskundige, van alle voorwerpen die een namaak van de software van Autodesk e.a. uitmaken, evenals van alle documenten, berekeningen en geschriften waaruit de beweerde namaak in haar hoegrootheid kan blijken en van de gereedschappen die rechtstreeks gediend hebben om de aangeklaagde namaak te kunnen plegen; – de heer P.D. aangesteld werd als deskundige, met als opdracht om, onder meer: – een beschrijving te geven van de op de aldaar aangetroffen computers en/of op welke andere informatiedragers ook (CD-roms, diskettes, enz...) zich bevindende software en bestanden die van namaak verdacht worden of die kunnen wijzen op namaak van computerprogramma’s waarvan Autodesk e.a. het intellectuele eigendomsrecht hebben; – een beschrijving te geven van de aangetroffen documenten waaruit de namaak en haar hoegrootheid kan blijken; – de heer P.D. aangesteld werd als bewaarder van de beweerde namaak en hem toegelaten werd de van namaak verdachte software, bestanden en informatiedragers waarop deze terug te vinden zijn, evenals alle ter zake relevante documenten, mee te nemen; – de verzegeling bevolen werd van de van namaak verdachte software, bestanden en informatiedragers waarop deze terug te vinden zijn; – Autodesk e.a. en/of hun raadslieden gemachtigd werden om aanwezig te zijn bij het beslag en de beschrijving. 14. Deze beschikking werd op 17 oktober 2003 aan eerste en tweede appellanten betekend en er werd vervolgens overgegaan tot het beslag inzake namaak. Hierbij waren aanwezig de raadsman van Autodesk e.a., een vertegenwoordiger van Microsoft Corporation en een vertegenwoordiger van Autodesk. Bij de aankomst bij eerste appellante om 9.15 uur vroeg de gerechtsdeurwaarder aan iedere werknemer om ″te stoppen met werken op het computersysteem en dit tot de deskundige de pc’s vrij geeft″. Daarna begaf de deskundige zich naar tweede appellante om daar om 9.20 uur dezelfde instructies te geven (zie P.V. van beslag inzake namaak, stuk 5.3 van appellanten). Ter gelegenheid van het beslag dienden eerste en tweede appellanten aan te tonen dat de software die zij in hun bezit hadden, legaal was. Zij konden echter niet (onmiddellijk) alle bewijzen voorleggen van de licenties van de software die bij hen werd aangetroffen. Op de dag zelf van het beslag inzake namaak, 17 oktober 2003, om 18 uur, werd er een dading gesloten tussen appel-
248 – I.R. D.I. 2013/3
″uit deze handelingen (bedoeld worden deze van beschrijvend beslag) is gebleken dat {appellanten) inderdaad illegale versie van volgende software bezit en gebruikt: – van AUTODESK: nihil – van ADOBE: FONT FOLIO, ACROBAT voor pc (3), GOLIVE voor pc (1), ILLUSTRATOR voor pc (1), PAGEMAKER voor pc (1), PHOTOSHOP voor pc (2), FRAMEMAKER voor mac (2), ILLUSTRATOR voor mac (1), ILLUSTRATOR UPGRADE voor mac (1), INDESIGN voor mac (2), PAGEMAKER voor mac (4), PHOTOSHOP voor mac (1) en PHOTOSHOP UPGRADE voor mac (1); – van SYMANTEC: NORTON SYSTEMS WORKS voor mac (1) en PC ANYWHERE (1); – van MICROSOFT: OFFICE voor mac (8), OFFICE voor pc (20), UPGRADE van NT 4 SERVER naar WINDOWS 2000 (1), NT 4 SERVER (1), EXCHANGE-licentie (1), EXCHANGE CAL’s (25), VISUAL STUDIO (1) en VJSIO (2) – van MACROMEDIA:nihil – van BENTLEY SYSTEMS: nihil – van AVID: nihil (appellanten) en (Autodesk e.a.) wensen de gevolgen van het bezit en gebruik van de illegale software in der minne te regelen, dit ten einde het tussen hen bestaande geschil op te lossen en een toekomstig proces te vermijden.″ (stuk 6 van appellanten). Krachtens de dading werd ″het geschil″ tussen appellanten en E.D., enerzijds, en Autodesk e.a., anderzijds, aangaande het bezit en het gebruik van illegale software, minnelijk geregeld mits: – betaling door appellanten en E.D. van een schadevergoeding van 32.859,37 euro; – betaling door appellanten en E.D. van de gerechts- en advocatenkosten van Autodesk e.a. ten belope van 4.251, 75 euro; – de aankoop door appellanten en E.D. van software voor een minimumbedrag van 21.906,58 euro. Autodesk e.a. eisten dat de afgevaardigd bestuurder van respectievelijk eerste en tweede appellanten, te weten de heer E.S. en de heer E.D., zich in de dading solidair zouden verbinden, samen met eerste en tweede appellanten. De software waarvan sprake in de dading werd door eerste en tweede appellanten aangekocht bij hun’ leverancier COMIT. Het bewijs van aankoop werd overgemaakt aan Autodesk e.a.. Het gaat om de facturen van COMIT van januari 2004 voor een totaal bedrag van 44.505,53 euro, waarvan 15.841,39 euro gefactureerd werd aan eerste appellante en 28.664,14 euro aan tweede appellante (zie stuk 7 van appellanten). Er werd tegen de beschikking d.d. 11 september 2003 geen derdenverzet aangetekend door appellanten. 15. Na de ondertekening van de dading namen appellanten contact op met hun software leveranciers. Zij waren immers in de ove1tuiging dat zij op rechtmatige wijze in het bezit
Intellectuele rechten / Droits intellectuels – Kluwer
Rechtspraak gekomen waren en gebruik maakten van de software die bij hen werd aangetroffen ter gelegenheid van het beslag inzake namaak. Zij raadpleegden tevens de informatie die door Microsoft online aan haar klanten verstrekt wordt (stuk 8 van appellanten). Appellanten voeren aan dat zij dankzij de ingewonnen informatie vernamen dat zij voor de meeste software geldige licenties hadden op het ogenblik waarop de dading gesloten werd. Appellanten voeren aan dat van zodra zij kennis kregen van de onjuiste informatie die diende als basis voor het sluiten van dading, zij overgingen tot dagvaarding van Autodesk e.a. in nietigverklaring van de dading en teneinde Autodesk e.a. te horen veroordelen tot terugbetaling van de door appellanten betaalde bedragen. IV. Beoordeling De beweerde impliciete aanvaarding van de dading 16. Geïntimeerden voeren aan dat appellanten de geldigheid van de dading impliciet aanvaard hebben, door de procedure, die een betwisting betreft met betrekking tot deze dading, aanhangig te maken voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, conform het forumbeding dat in de dading is opgenomen. Het hof van beroep te Antwerpen heeft dit middel van Autodesk e.a. onderzocht en naar aanleiding daarvan bij zijn arrest d.d. 9 juni 2008 de vordering van appellanten ontvankelijk verklaard. Het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 22 oktober 2009 heeft het arrest van het hof van beroep te Antwerpen d.d. 9 juni 2008 niet vernietigd in de mate waarin het de vordering van appellanten ontvankelijk verklaarde, aangezien het dictum van het arrest d.d. 22 oktober 2009 luidt als volgt: ″Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre het het hoger beroep ontvankelijk verklaart. ″ Over het door Autodesk e.a. ingeroepen middel werd zodoende reeds uitspraak gedaan bij het arrest van het hof van beroep te Antwerpen d.d. 9 juni 2008, waartegen geen buitengewoon rechtsmiddel meer openstaat en dat kracht van gewijsde heeft. Het middel van Autodesk e.a. wordt om die reden afgewezen. De vordering tot nietigverklaring van de dading d.d. 17 oktober 2003 17. Appellanten voeren aan dat de dading d.d. 17 oktober 2003 nietig dient verklaard te worden en dit op grond van artikel 2057, tweede lid BW wegens gebrek aan voorwerp. Minstens dient volgens appellanten de dading nietig verklaard te worden wegens dwaling over het voorwerp van de dading en wegens bedrog. Het middel van bedrog 18. Krachtens artikel 1116 Burgerlijk Wetboek is bedrog een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst, wanneer kunstgrepen, door één van de partijen gebezigd, van dien aard zijn dat de andere partij zonder die kunstgrepen klaar-
Kluwer – Intellectuele rechten / Droits intellectuels
blijkelijk het contract niet zou hebben aangegaan. Bedrog wordt niet vermoed, maar moet worden bewezen. Er moet derhalve sprake zijn van het aanwenden van kunstgrepen of listen die uitgaan van een mede-contractant, met de bewuste bedoeling om de bedrogene te misleiden en aan te zetten tot contracteren, en die doorslaggevend zijn voor het sluiten van de overeenkomst, omdat zonder het bedrog de toestemming niet zou zijn bekomen of het contract onder minder bezwarende voorwaarden zou zijn aangegaan. De kunstgrepen kunnen ook bestaan uit het bedrieglijk stilzwijgen of verzwijgen van informatie, namelijk indien men de verplichting had te spreken en men bewust of opzettelijk zweeg. Deze verplichting om te spreken kan voortvloeien uit de wet, de gebruiken, de aard van het contract en de bijzondere omstandigheden waarin de partijen zich bevinden. 19. Appellanten voeren aan dat na de dading is gebleken dat een deel van de software die als verdacht of namaak werd aangemerkt, door hen legaal werd verworven. Autodesk e.a. betwisten dit. Zij stellen dat met het bestaan van de door appellanten voorgelegde licenties rekening gehouden werd tijdens het beslag inzake namaak en (de onderhandelingen voorafgaand aan) het opstellen van de dading. Het hof zal hierna vooreerst onderzoeken of er al dan niet een dading gesloten werd aangaande software die van namaak verdacht werd, doch legaal in het bezit was van en gebruikt werd door appellanten. De dading vermeldt de volgende software als zijnde illegaal in het bezit van appellanten: – van ADOBE: FONT FOLIO, ACROBAT voor pc (3), GOLIVE voor pc (1), ILLUSTRATOR voor pc (1), PAGEMAKER voor pc (1), PROTOSHOP voor pc (2), FRAMEMAKER voor mac (2), ILLUSTRATOR voor mac (1), ILLUSTRATOR UPGRADE voor mac (1), INDESIGN voor mac (2), PAGEMAKER voor mac (4), PROTOSHOP voor mac (1) en PROTOSHOP UPGRADE voor mac (1); – van SYMANTEC: NORTON SYSTEMS WORKS voor mac (1) en PC ANYWHERE (1); – van MICROSOFT: OFFICE voor mac (8), OFFICE voor pc (20), UPGRADE van NT 4 SERVER naar WINDOWS 2000 (1), NT 4 SERVER (1),EXCHANGE-licentie (1),EXCHANGE CAL’s (25), VISDAL STUDIO (1) en VISIO (2). (Onderlijning en benadrukking door het hof) De volgende software van Microsoft wordt zodoende onder meer op pagina’s 2 en 3 van de dading bestempeld als namaak (zie onderlijning en benadrukking door het hof): – Font Folio van Adobe, Acrobat, Golive, lllustrator, Pagemaker, Photoshop, Indesign Exchange licentie (1) van Microsoft – NT 4 server (1) van Microsoft – Exchange CAL (25) van Microsoft – Visio (2) van Microsoft Appellanten bewijzen aan de hand van hun stukken 3, 8, 9 en 10 bis dat de voormelde software legaal in hun bezit was op het ogenblik van het beslag inzake namaak:
I.R. D.I. 2013/3 – 249
Jurisprudence – ″Exchange licentie (1)″: dit is de ″1x MS exchange server 5 user″ vermeld op de factuur van Activ Computing (stukken 2.2 en 8 van appellanten); – ″NT 4 server Cl)″: dit is software die eerste appellante verwierf bij de aankoop van hardware waarop de software stond van Plantin (stuk 9 van appellanten, met name een aankoopfactuur; op pagina 3 van stuk 9 wordt vermeld dat een ″upgrade software jetbase naar 4.1″ werd aangekocht); – ″Exchange CAL’s (25)″: dit is de licentie voor 15 gebruikers die vermeld staat op de factuur van Activ Computing (stuk 2.2 van appellanten); in de dading wordt vermeld ″25″ maar dit betreft niet de gebruikers maar wel de zogenaamde ″accounts″, met name verschillende adressen voor één gebruiker (cf. stuk 8 van appellanten dat een overzicht geeft van de licenties bij Microsoft); – ″Visio (2)″: hiervoor heeft DeckersSnoeck de aankoopdoos teruggevonden, met de originele CD ROM; stuk 10 van appellanten levert het bewijs dat appellanten deze software legaal aangekocht hebben; – wat betreft de Font Folio software van Adobe, heeft eerste appellante de originele CD ROM aangekocht bij MacDesign (stuk 3 van appellanten). Het gebruik van fonts ofiettertypes is dus toegelaten voor alle fonts die op deze CD staan. Het louter in bezit nemen van fonts van cliënten is geen reproductie noch een mededeling aan het publiek en maakt dus geen inbreuk uit op de rechten op de software. Aan de hand van stuk 3 van appellanten kan vastgesteld worden dat eerste appellante in 2001 niet alleen Adobe Font Folio aankocht, doch tevens de volgende software van Adobe, die in de dading vermeld werd: ACROBAT, GOUVE, ILLUSTRATOR, PAGEMAKER, PHOTOSHOP, INDESIGN. De stukken 3, 8, 9 en 10 bis van appellanten vormen, in strijd met hetgeen Autodesk e.a. beweren,in casu een rechtsgeldig en afdoend en deugdelijk bewijs van het feit dat de door hen in conclusies besproken software (Font Folio van Adobe, Exchange licentie van Microsoft, NT 4 server van Microsoft, Exchange CAL van Microsoft en Visio van Microsoft) op legale wijze in het bezit van appellanten is gekomen en door hen gebruikt werd. De bezwaren dienaangaande van Autodesk e.a. zijn ongegrond. Autodesk e.a. kunnen in casu geen nuttig middel putten uit artikel 3 § 1, 2 Auteurswet (wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten). Het hof besluit dat appellanten terecht aanvoeren dat een deel van de software waarvan in de dading d.d. 17 oktober 2003 sprake is, ten onrechte als illegale software werd bestempeld. 20. Partijen beweren één en ander over de inhoud van de onderhandelingen die het sluiten van de dading voorafgegaan zijn, doch hun respectieve beweringen, die wederzijds betwist worden, worden noch gestaafd, noch aannemelijk gemaakt. De inhoud van de onderhandelingen tussen partijen die het ondertekenen van de dading voorafgegaan zijn, blijkt uit geen enkel objectief element van het dossier, zodat het hof er geen rekening mee kan houden. Hetzelfde geldt wat de beweerde vaststellingen van de gerechtsdeskundige betreft ter gelegenheid van het beslag inzake namaak: hieromtrent wordt er geen enkele objectieve informatie verstrekt.
250 – I.R. D.I. 2013/3
De bewering van Autodesk e.a. dat indien de dading niet zou gesloten zijn, er nog andere illegale software aan het licht zou gekomen zijn, wordt niet bewezen. Het is niet omdat de dading gesloten werd ″in alle vrijheid″ dat er geen sprake was van bedrog van Autodesk e.a. 21. Het hof oordeelt dat er door geïntimeerden in casu kunstgrepen aangewend werden, waaronder het bewust verzwijgen van informatie, met de bewuste bedoeling om appellanten te misleiden en hen ertoe aan te zetten om te contracteren, en zonder dewelke appellanten klaarblijkelijk de dading niet zouden hebben gesloten. Hetgeen voorafgaat blijkt volgens het hof uit het geheel van de volgende omstandigheden: (1) Zelfs al maakt in huidig geschil de rechtsgeldigheid van het verzoekschrift beslag inzake namaak en van de beschikking d.d. 11 september 2003 niet het voorwerp uit van de betwisting op zich, toch stelt het hof vast dat het verzoekschrift uitging van 10 geïntimeerden, dat er door hen meer dan 150 softwareprogramma’s werden ingeroepen en dat aangevoerd werd dat geïntimeerden ″uit zeer goede bron″ te weten waren gekomen dat eerste en tweede appellanten ″in het bezit zijn en onder meer voor professionele doeleinden gebruik maken van computersoftwareconfiguraties waarop één of meerdere illegale versies van hun software werd geïnstalleerd″, of met andere woorden dat door eerste en tweede appellanten inbreuk gepleegd werd op hun intellectuele eigendomsrechten op hun software. Uit de dading blijkt echter dat er voor de overgrote meerderheid van de ingeroepen software en daarenboven voor de meerderheid van de geïntimeerden (zes onder hen, zie tevensinfra) geen enkel probleem bestond op het ogenblik van het beslag inzake namaak. Inderdaad, wat de software van zes van de tien geïntimeerden betreft werd er ter gelegenheid van het beslag inzake namaak zelfs geen vermeende inbreuk op hun intellectuele eigendomsrechten vastgesteld en wat de overige vier geïntimeerden betreft, werd slechts een vermeende inbreuk vastgesteld op een klein deel van de door hen in hun verzoekschrift ingeroepen software. Nochtans was (als enige) motivering voor het verzoek tot beslag inzake namaak door geïntimeerden in hun verzoekschrift beweerd dat zij ″uit zeer goede bron″ te weten waren gekomen dat eerste en tweede appellanten in het bezit waren en onder meer voor professionele doeleinden gebruik maakten van computersoftwareconfiguraties waarop één of meerdere illegale versie van de software van geïntimeerden werd geïnstalleerd. Uit de hiervoor opgesomde feiten, die gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens uitmaken, kan ten genoege van recht aangenomen worden dat het beslag inzake namaak waartoe geïntimeerden overgingen bij eerste en tweede appellanten een ″fishing expedition″ was, met name een louter op onderzoek uitgaan (in casu bij een potentiële gebruiker van de software van geïntimeerden) om informatie te vergaren, onder het mom van een rechtmatig belang.
Intellectuele rechten / Droits intellectuels – Kluwer
Rechtspraak (2) De dading d.d. 17 oktober 2003 bepaalt dat ze gesloten werd tussen partijen ″ten einde het tussen hen bestaande geschil op te lossen en een toekomstig proces te vermijden″. Er bestond echter op het ogenblik van het beslag inzake namaak geen geschil tussen minstens zes geïntimeerden en appellanten, om de eenvoudige reden dat er bij appellanten van deze zes geïntimeerden geen software werd aangetroffen die van namaak verdacht werd. Minstens blijven geïntimeerden in gebreke om het tegendeel aan te tonen of zelfs maar aan te voeren. De dading d.d. 17 oktober 2003 kan dan ook niet als doel gehad hebben om een tussen appellanten, enerzijds, en Autodesk Inc., Autodesk BV, Macromedia lnc, Bentley Systems Inc, Avid Technology Inc en Avid Technology Europe Ltd (zijnde de zes geïntimeerden waarvan hier sprake) een geschil op te lossen en een toekomstig proces te vermijden. Autodesk e.a. voeren weliswaar aan dat er op het ogenblik van het beslag inzake namaak procedures hangende waren tussen partijen, doch dit wordt betwist en Autodesk e.a. leveren geen enkel bewijs van hun bewering. In die omstandigheden kon en mocht het beslag inzake namaak waartoe zij op hun verzoek gemachtigd werden over te gaan, enkel als doel hebben om bewijzen te verzamelen en!of te behouden van vermeende namaak, die nog geenszins vaststond (cf. infra). (3) Geïntimeerden hebben via de procedure van beslag inzake namaak kunstmatig een geschil gecreëerd, onder meer via het dreigen met een verzegeling van de informatiedragers van eerste en tweede appellanten (met name PC’s) en het verzwijgen van informatie, om (zodoende) deze laatsten ertoe aan te zetten om een ″dading″ te sluiten. Hiervoor werd reeds vastgesteld dat er tussen zes geïntimeerden en appellanten op 17 oktober 2003 helemaal geen geschil bestond aangaande de software van deze geïntimeerden, laat staan dat er een dading diende gesloten te worden om een geschil te beëindigen. Van de vier overige geïntimeerden werd er beweerdelijk door de deskundige software aangetroffen op PC’s van eerste en tweede appellanten die van namaak verdacht werd. Het is niet omdat software van namaak verdacht wordt door een deskundige aangesteld in het kader van een beslag inzake namaak, dat deze software per se namaak uitmaakt of meer algemeen enig intellectueel eigendomsrecht schendt. De deskundige heeft dienaangaande in het kader van het beslag inzake namaak geen enkele boordelingsbevoegdheid. Deze vraag kan enkel beslecht worden door de bevoegde gerechtelijke instanties die hierover uitspraak moeten doen indien zij geadieerd werden. Geïntimeerden die zelf stellen regelmatig tot beslag inzake namaak over te gaan, kunnen niet redelijk beweren hiervan onwetend te zijn. Door geïntimeerden werd voor appellanten ter gelegenheid van het beslag inzake namaak een dreiging gecreëerd van verzegeling van de van namaak verdachte software en vooral van de dragers van eerste en tweede appellanten waarop deze software zich bevond.
Kluwer – Intellectuele rechten / Droits intellectuels
Autodesk e.a. hadden immers aan appellanten de beschikking d.d. 11 september 2003 waarbij zij gemachtigd werden om tot beslag inzake namaak over te gaan, laten betekenen, zodat appellanten er kennis van hadden genomen. Bij deze beschikking, die op verzoek van geïntimeerden werd gewezen, werd, recht doende op het uitdrukkelijke verzoek daartoe van geïntimeerden, de verzegeling bevolen van de van namaak verdachte software, bestanden en informatiedragers waarop deze te vinden was. De activiteiten van eerste en tweede appellanten waren stilgelegd om respectievelijk 9.15 uur en om 9.20 uur. Appellanten waren op 17 oktober 2003 dan ook niet in de mogelijkheid om al de nodige documentatie te vergaren teneinde zich een volledig beeld te vormen van de geldige licenties op grond waarvan zij de bij het beslag aangetroffen software in hun bezit hadden en gebruikten. Zij hadden immers, zoals gesteld, om 9.15 uur en 9.20 uur het verzoek gekregen van de gerechtsdeurwaarder om te stoppen met werken op het computersysteem en dit tot de deskundige de PC’s zou vrijgeven (cf. het Proces-verbaal opgesteld door gerechtsdeurwaarder Pierre De Mey op 17 oktober 2003) en konden zodoende hun PC’s niet meer gebruiken om minstens een deel van de softwarelicenties op hun regelmatigheid na te kijken (onder meer via de gegevensbank van Microsoft, cf. infra). Het is voldoende aannemelijk, gelet op de activiteiten van appellanten (zie het feitenrelaas) dat zij in geval van verzegeling van de door hen gebruikte software, bestanden en informatiedragers waarop deze zich bevonden, of zelfs van een deel daarvan, aanzienlijk (verder) zouden gehinderd worden in de uitoefening van hun commerciële activiteiten, hetgeen een reëel risico inhield op financiële/economische schade. Hoewel minstens Microsoft op het ogenblik van het beslag inzake namaak via haar gegevensbank beschikte over informatie waaruit bleek dat een deel van de van namaak verdachte software rechtsgeldig in het bezit was van appellanten en door hen gebruikt werd (Microsoft betwist immers niet dat zij gegevensbanken bijhoudt van de bestaande licenties met gebruikers van haar software – zie trouwens stuk 8 van appellanten), heeft Microsoft, die bij het beslag inzake namaak niet alleen door haar raadsman doch tevens door één van haar aangestelden vertegenwoordigd werd, het bestaan van deze informatie verzwegen. Gelet op het geheel van de hiervoor geschetste omstandigheden had Microsoft de verplichting om te spreken en het bestaan van de licenties voor een deel van de ten onrechte van namaak verdachte software (cf. supra) mede te delen aan de deskundige en appellanten. Uit het geheel van omstandigheden dat hiervoor geschetst werd kan voldoende afgeleid worden dat Microsoft bewust deze informatie verzwegen heeft, om appellanten te misleiden en aan te zetten de dading te sluiten. Het staat voldoende vast dat indien Microsoft op 17 oktober 2003 had gewag gemaakt van het bestaan van licenties voor ten onrechte van namaak verdachte software en indien de andere omstandigheden waarvan hiervoor gewag gemaakt werd zich niet hadden voorgedaan, appellanten kennelijk de dading niet zouden gesloten hebben. (4) Autodesk e.a. beweren dat de dading gesloten werd op verzoek van appellanten, daarbij bijgestaan door hun raads-
I.R. D.I. 2013/3 – 251
Jurisprudence man. Deze laatste betwisten ten stelligste dat zij op de dading aangedrongen hebben en er wordt door Autodesk e.a. geen enkel bewijs geleverd van hetgeen voorafgaat. De dading die gesloten werd op 17 oktober 2003 betreft vermoedelijk een typedading opgesteld door Autodesk e.a., die vóór het beslag inzake namaak door hen grotendeels werd voorbereid. Hetgeen voorafgaat blijkt uit de vaststelling dat hoewel er geen vermeende nagemaakte software van zes van de tien geïntimeerden bij appellanten werd aangetroffen, de namen van alle geïntimeerden op de dading vermeld worden en de dading ook in naam van alle geïntimeerden werd gesloten. Indien de dading spontaan ter plaatste zou zijn opgesteld, in gemeen overleg, zou deze logischerwijze enkel gesloten zijn door de geïntimeerden van wie er vermeende nagemaakte software was aangetroffen bij appellanten en zouden de namen van de overige geïntimeerden niet in de dading vermeld staan. Met zes van de tien geïntimeerden bestond immers geen geschil (zie supra). De dading werd vermoedelijk voorafgaand aan het beslag opgesteld door Autodesk e.a. in functie van het verzoekschrift van geïntimeerden dat ertoe strekte om gemachtigd te worden om tot beslag inzake namaak over te gaan en de beschikking die, recht doende daarop, gewezen werd. Autodesk e.a. stellen trouwens zelf dat zij zeer regelmatig dadingen gesloten hebben volgend op beslagen inzake namaak waartoe zij lieten overgaan, hetgeen een bijkomend element is dat laat vermoeden dat zij over een typedading beschikken. 22. Het hof oordeelt dat appellanten aantonen dat de dading aangetast is door het wilsgebrek van bedrog. De dading die op 17 oktober 2003 gesloten werd is zodoende nietig. De vordering van appellanten die ertoe strekt om geïntimeerden te horen veroordelen tot terugbetaling van hetgeen appellanten betaalden in uitvoering van de dading, meer de gevorderde intresten, is dan ook gegrond. 23. Gelet op hetgeen voorafgaat dient het hof de andere nietigheidsgronden die door appellanten worden aangevoerd, niet te onderzoeken. Zij kunnen immers niet tot meer leiden dan tot de nietigheid van de dading die uitgesproken wordt wegens bedrog. Het wilsgebrek zou gedekt zijn door de uitvoering van de dading 24. Autodesk e.a. voeren aan dat indien zou aangenomen worden dat de dading aangetast was door een wilsgebrek, dit wilsgebrek gedekt is door de uitvoering van de dading door appellanten. De dading werd inderdaad door appellanten uitgevoerd. De uitvoering diende krachtens de dading te geschieden in verschillende fases (cf. de dading), waarvan de laatste diende plaats te vinden ten laatste op 15 april 2004 door middel van de betaling van een saldo van 16.429,69 euro. Afstand van recht (in casu om de dading d.d. 17 oktober 2003 aan te vechten) kan enkel worden afgeleid uit met elkaar overeenstemmende feiten en handelingen waaruit met ze-
252 – I.R. D.I. 2013/3
kerheid kan worden afgeleid dat een partij aan haar recht heeft verzaakt. Deze feiten en handelingen mogen voor geen andere interpretatie vatbaar zijn. Wanneer de afstand van recht wordt gebaseerd op een stilzwijgen, moet het gaan om een omstandig stilzwijgen, dat evenmin voor enige andere interpretatie vatbaar is. De uitvoering van de dading is in casu geen feit waaruit met zekerheid kan worden afgeleid dat appellanten aan hun recht verzaakt hebben om de rechtsgeldigheid van de dading te betwisten, noch is er sprake van een omstandig stilzwijgen van appellanten waaruit een afstand van het recht om de dading aan te vechten, kan afgeleid worden. De laatste fase in de uitvoering van de dading situeert zich op 15 april 2004. Huidig geschil werd door appellanten voor de eerste rechter aanhangig gemaakt door middel van de inleidende dagvaarding die op 19 mei 2004 betekend werd aan geïntimeerden. Het is voldoende aannemelijk dat het voor appellanten enige tijd in beslag genomen heeft om hun stukken 3, 8, 9 en 1Obis te verzamelen en dat zij zodoende slechts na de uitvoering van de laatste fase van de dading kennis hadden van al deze stukken, waaruit blijkt dat een deel van de software die door de dading als namaak bestempeld werd, wel degelijk op rechtmatige wijze in hun bezit was gekomen en door hen gebruikt werd op het ogenblik dat de dading gesloten werd. In die omstandigheden kan niet besloten worden tot afstand van recht door appellanten om de rechtsgeldigheid van de dading aan te vechten, of tot een ″dekking″ van de dading door de uitvoering daarvan. Voor zover nodig, oordeelt het hof dat de dagvaarding voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, evenmin een dekking van de dading inhoudt, noch een verzaking aan het recht om deze dading aan te vechten op grond van een wilsgebrek. De gevorderde bevestiging van het bestreden vonnis, dienvolgens de veroordeling van appellanten tot betaling aan Autodesk e.a. van een som van 82.171,89 euro, minstens van een som van 21.906,58 euro 25. De som van 82.171,89 euro is het bedrag dat door Autodesk e.a. terugbetaald werd aan appellanten in uitvoering van het arrest van het hof van beroep te Antwerpen. Gelet op hetgeen hiervoor besproken werd en de nietigverklaring van de dading d.d. 17 oktober 2003, is deze vordering van Autodesk e.a. ongegrond. Autodesk e.a. vorderen in geval van nietigverklaring van de dading de veroordeling van appellanten tot terugbetaling van het bedrag van 21.906,58 euro, zijnde de prijs die door appellanten betaald werd voor de aankoop van licenties en die door Autodesk e.a. aan appellanten terugbetaald werd in uitvoering van het arrest van het hof van beroep te Antwerpen. Gelet op de nietigverklaring van de dading d.d. 17 oktober 2003, die ex tunc uitwerking heeft, waren appellanten er niet toe gehouden om de licenties aan te kopen waarvan sprake in de dading, minstens wordt het tegendeel niet bewezen.
Intellectuele rechten / Droits intellectuels – Kluwer
Rechtspraak De vordering van appellanten die ertoe strekt om Autodesk e.a. te horen veroordelen tot terugbetaling van de sommen die betaald werden in uitvoering van de dading, waaronder het bedrag van 21.906,58 euro, is dan ook gegrond (cf. tevens supra). Meteen is de vordering van Autodesk e.a. ongegrond. Het akte verlenen aan Autodesk e.a. van een voorbehoud 26. Autodesk e.a. vorderen om hen akte te verlenen van hun voorbehoud om de procedure inzake beschrijvend beslag verder te zetten, de gerechtsdeskundige een verslag te laten opstellen en vervolgens ten gronde de wettelijke rekening op te maken. Het hof acht het niet nuttig om Autodesk e.a. akte te verlenen van het voormelde voorbehoud, in elk geval geformuleerd bij hun conclusie neergelegd op 1 april 2011. De rechtsplegingsvergoeding en de kosten en het ereloon voor bijstand in het kader van de procedure voor het Hof van Cassatie 27. De kosten van de gevoerde procedure in eerste aanleg, deze van de beroepsprocedure voor het hof van beroep te Antwerpen en deze van de procedure voor het hof van beroep te Brussel, zijn ten laste van Autodesk e.a. Appellanten vorderen het maximumbedrag van de rechtsplegingsvergoeding maar geven hiervoor geen motivering. In die omstandigheden kan niet meer dan het basisbedrag toegekend worden. In elk geval acht het hof de zaak niet complex genoeg om een verhoogde rechtsplegingsvergoeding tot te kennen aan appellanten.
Verklaart het hoger beroep van appellanten in de hierna bepaalde mate gegrond: Doet het bestreden vonnis d.d. 1 maart 2006 teniet in de mate waarin het de vorde1ing van appellanten ongegrond verklaarde, de tegenvordering van Autodesk e.a. gedeeltelijk gegrond verklaarde en uitspraak deed over de kosten; Opnieuw recht doende dienaangaande: – zegt voor recht dat de dading van 17 oktober 2003, gesloten tussen appellanten en Autodesk e.a., in haar geheel nietig is; – veroordeelt Autodesk e.a. hoofdelijk om aan appellanten de ter uitvoering van de dading van appellanten verkregen som van 59.017 euro, meer gerechtelijke intresten sinds de dag van betaling, terug te betalen; Verwerpt de nieuwe vorderingen van de partijen; Veroordeelt Autodesk e.a. hoofdelijk in de kosten van de procedure voor de eerste rechter en in de kosten van beide beroepsprocedures (Antwerpen en Brussel), vastgesteld in hoofde appellanten op 525,43 (dagvaarding) + 356,97 euro (rechtsplegingsvergoeding procedure voor de eerste rechter) + 186 euro (beroepsverzoekschrift Antwerpen) + 2.500 euro (rechtsplegingsvergoeding hof van beroep Antwerpen) + 393,04 euro (dagvaarding hof van beroep Brussel na cassatie) + 2.750 euro (geïndexeerde rechtsplegingsvergoeding procedure hof van beroep Brussel); Veroordeelt appellanten in de gerechtskosten van de procedure voor het Hof van Cassatie die aanleiding gaf tot het arrest d.d. 22 oktober 2009, vastgesteld in hoofde van geïntimeerden op 325 euro + 434,55 euro +101,43 euro. (...)
Appellanten kunnen in ieder geval geen aanspraak maken op de terugbetaling door geïntimeerden van de kosten en het ereloon dat zij betaalden voor de bijstand van een advocaat in het kader van de procedure voor het Hof van Cassatie die aanleiding gegeven heeft tot het arrest d.d.
......................................................................................................................
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken;
Kluwer – Intellectuele rechten / Droits intellectuels
I.R. D.I. 2013/3 – 253