Instelling Politierechtbank Brussel
Onderwerp Schade. Schadeberekening. Draagwijdte indicatieve tabel. Minnelijke medische expertise. Begroting van schade door deskundige. Strijdig met de openbare orde. Huishoudelijke schade gedurende de tijdelijke ongeschiktheid. Ziekenhuisverblijf. Geïndexeerde rente. Ambtshalve toekenning tegen de wil van het slachtoffer
Datum 14 februari 2013
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2014
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
Jurisprudence Binnen deze context van veranderingen en hervormingen kan er thans nog geen prognose, laat staan een concrete becijfering, worden gemaakt van een eventueel verlies aan pensioen. Voor dit onderdeel van de (eventuele) schade kan enkel een voorbehoud worden toegekend. 3. Kosten van het geding Als in het ongelijk gestelde partij dient verweerster in te staan voor de kosten van het geding.
......................................................................................................................
Politierechtbank Brugge, 14 februari 2013 AR: 09B011446 Zetel: L. Soetemans (rechter) Openbaar Ministerie: M. Florens Griffier: G. Van Hauwenhuyse Advocaten: F. Vanparys loco K. Huys, D.L. Partijen: H.D. t. B.G.V.
Une mission d’expertise, suite à une désignation dans le cadre d’une expertise médicale amiable, ou dans le cadre d’une expertise judiciaire, reste toujours un avis pour le tribunal sur les questions médico-techniques et les experts ne peuvent se prononcer sur les responsabilités de l’une ou l’autre partie ni encore moins sur l’étendue et le calcul du dommage, que le tribunal doit luimême fixer. Les mentions dans un rapport par des experts désignés à l’amiable de chiffres correspondant au soi-disant tableau indicatif sans autre explication plus précise et sans aucune motivation va à l’encontre de l’ordre public. Lorsque quelqu’un n’est plus en mesure d’assurer lui-même les tâches ménagères suite à une maladie ou un accident et que ces tâches ménagères sont assurées par des tiers (en l’espèce par l’hôpital), alors il est manifeste que le préjudice ménager que quelqu’un subi pendant son séjour à l’hôpital est plus limité que lorsqu’il doit tout régler luimême dans son appartement. Une rente indexée offre la garantie que la victime va obtenir une indemnisation qui se rapproche le plus possible du standard de vie qui aurait été raisonnablement le sien si l’accident ne s’était pas produit.
............ Betichtenummer(s):
2013/2234 2013/2235
Inzake van:
Schade – Schadeberekening – Draagwijdte indicatieve tabel – Minnelijke medische expertise – Begroting van schade door deskundige – Strijdig met de openbare orde – Huishoudelijke schade gedurende de tijdelijke ongeschiktheid – Ziekenhuisverblijf – Geïndexeerde rente – Ambtshalve toekenning tegen de wil van het slachtoffer Dommage – Calcul du dommage – Portée du tableau indicatif – Expertise médicale amiable – Calcul du dommage par un expert – Violation de l’ordre public – Préjudice ménager pendant l’incapacité temporaire – Séjour à l’hôpital – Rente indexée – Reconnaissance d’office contre la volonté de la victime Een deskundigenopdracht, weze het ingevolge een aanstelling in het kader van een minnelijke medische expertise, weze het in het kader van een gerechtelijke expertise, blijft steeds een advies aan de rechtbank over de medisch-technische aangelegenheden en de deskundigen kunnen noch vermogen zich uit te spreken over de aansprakelijkheden van deze of gene partij en al evenmin over de omvang en de begroting van de schadevergoeding, die de rechtbank zelf dient te bepalen. De vermeldingen door de in der minne aangestelde deskundigen in een verslag van loutere cijfers overeenkomstig de zogenaamde indicatieve tabel zonder enige nadere toelichting en zonder enige motivering, druist in tegen de openbare orde. Als iemand door ziekte of door een ongeval niet meer bij machte is om zelf de huishoudelijke taken waar te nemen en die huishoudelijke taken worden waargenomen door derden (in casu door het ziekenhuis), dan hoeft het geen betoog dat de huishoudelijke schade die iemand lijdt gedurende het ziekenhuisverblijf, geringer is dan wanneer hij alles zelf zou moeten beredderen in zijn/of haar appartement. Een geïndexeerde rente biedt de waarborg dat de benadeelde een schadeloosstelling zal bekomen die zo dicht als mogelijk de levensstandaard benadert die in alle redelijkheid de zijne zou geweest zijn indien er zich geen ongeval zou hebben voorgedaan.
72 – VAV-CRA 2013/3
De Heer D.H., geboren te (...), van Belgische nationaliteit, gepensioneerde, thans wonende te (...). – oorspronkelijke burgerlijke partij, thans eiser, vertegenwoordigd door Meester Vanparys Frederik, advocaat loco Meester Huys Koen, advocaat te Blankenberge. Tegen: De BVBA, met maatschappelijke zetel gevestigd te (...). – oorspronkelijk burgerrechtelijk aansprakelijke partij, thans verweerster, vertegenwoordigd door Meester Donat Lambert, advocaat te Gent. Vonnis in afhandeling der burgerlijke belangen Gezien het vonnis van de 6de strafrechtelijke kamer van de Politierechtbank te Brugge dd. 10 september 2009. Gezien tevens het verzoekschrift van de BVBA overeenkomstig de bepalingen van art. 4 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot het bepalen van conclusietermijnen en pleitdatum, neergelegd ter griffie van de Politierechtbank te Brugge op 15 januari 2012. Gelet op de Beschikking van deze Rechtbank dd. 27 februari 2012, rechtsgeldig aan partijen en hun raadslieden ter kennis gebracht, waarbij conclusietermijnen en pleitdatum werden vastgelegd. Gelet op de uitstellen op verzoek van partijen. Gelezen de besluiten en de daarbij horende bescheiden, neergelegd door de raadslieden van partijen. Gehoord de partijen in hun middelen van verweer, alsmede het O.M., dit alles in het Nederlands.
Circulation, Responsabilité et Assurances – Kluwer
Rechtspraak De behandeling en de debatten van de zaak hebben ter openbare terechtzitting van de 6de strafrechtelijke kamer van de Politierechtbank te Brugge op 25 oktober 2012 en 14 februari 2013 plaatsgehad. De vordering van eiser strekt ertoe om vergoeding te bekomen voor schade, opgelopen bij het verkeersongeval van 27 augustus 2008 te Blankenberge.
nelijke expertise ondertekend tussen huidig eiser en de verzekeraar van huidig verweerster (zie stuk 1 verweerster). Dr. D., aanvankelijk aangesteld als minnelijk medisch deskundige deelde bij schrijven van 30 juli 2010 mee, dat hij zijn opdracht als minnelijk medisch expert niet langer kon waarnemen (zie stuk 2a verweerster), waarna hij werd vervangen door Dr. J.V.M. te samen met Dr. J.-M.P., aanvankelijk aangesteld als mededeskundige.
I. Voornaamste feitelijke gegevens en voorgaanden: De vordering van huidig eiser spruit voort uit een verkeersongeval, dat zich op 27 augustus 2008 omstreeks 15u45 heeft voorgedaan te 8370 Blankenberge, binnen de bebouwde kom, langsheen de Kerkstraat t.h.v. het kruispunt met de Ruiterstraat en waarin betrokken waren een vrachtwagen MAN, eigendom van de BVBA V. (huidig verweerster) en bestuurd door haar aangestelde, Lamaire Ivan (oorspronkelijk beklaagde, thans niet meer inzake) en een motorfiets Honda, eigendom van en bestuurd door D.H. (huidig eiser). Ten gevolge van het ongeval werd huidig eiser vrij ernstig gekwetst en overgebracht aanvankelijk naar het Fabiolaziekenhuis te Blankenberge en later per helicopter naar het AZ St. Jan te Brugge. L.I. werd ambtshalve vervolgd door het O.M. om bij bedoeld verkeersongeval onopzettelijke slagen en verwondingen te hebben toegebracht aan de Heer D.H. (huidig eiser), evenals wegens het negeren van de rode verkeerslichten (art. 61.1.1° AVR). De BVBA V. werd gedagvaard om zich burgerrechtelijk en solidair aansprakelijk te horen verklaren met de Heer L., haar aangestelde. Ter zitting van de 6de strafrechtelijke kamer van de Politierechtbank te Brugge dd. 10 september 2009 stelde de Heer D.H. zich burgerlijke partij
Op 21 april 2011 werd door de in der minne aangestelde deskundigen Dr. J.-M.P. en Dr. J.V. een definitief minnelijk medisch expertiseverslag overgemaakt (zie stuk 2b verweerster). Hieruit blijkt, dat huidig eiser in essentie volgende letsels had opgelopen ten gevolge van het ongeval van 27 augustus 2008 (zie blz. 4 minnelijk medisch expertiseverslag – stuk 2b verweerster): – open fractuur tibia en fibula links. – open fractuur malleolus lateralis linker enkel. – fractuur tibiaschotel links. – ribfracturen links. – bekkenfracturen met diastase en breuken doorheen ilioen ischiopubische tak links en door sacrum links. – fractuur linker schouder “flaoting shoulder” met breuken van distale clavicula, acromion, processus coracoïdeus en proximale humerus. – multifragmentaire fractuurluxatie proximale ulna type Monteggia. Huidig eiser werd in urgentie behandeld met multiple osteosynthesen, waarop een langdurige nabehandeling volgde, voornl. wegens pseudarthrose van het onderbeen. Uiteindelijk volgde een amputatie van het linkeronderbeen en nabehandeling met een extensieve revalidatie en aanpassing van een onderbeen prothese.
Blijkens vonnis van de 6de strafrechtelijke kamer van de Politierechtbank te Brugge dd. 10 september 2009 werden op strafrechtelijk gebied de feiten lastens de beklaagde als bewezen aanzien en werd betrokkene voor beide tenlasteleggingen samen veroordeeld tot één enkele straf.
Er was hospitalisatie als volgt: – van 27/08/2008 tot 16/09/2009 in het AZ St. Jan – van 07/12/2009 tot 08/12/2009 in het AZ St. Jan – van 01/04/2010 tot 14/05/2010 in het AZ St. Jan – van 08/08/2010 tot 13/08/2010 in het Fabiolaziekenhuis te Blankenberge.
De B.V.B.A. V. werd burgerrechtelijk aansprakelijk verklaard voor haar aangestelde.
Eiser bewoonde een appartement, waar een lift aanwezig was.
Op burgerlijk gebied oordeelde de Rechtbank, dat de vordering van de burgerlijke partij in zoverre gesteld lastens L. ontvankelijk diende verklaard te worden, doch als ongegrond diende te worden afgewezen bij toepassing van art. 18 van de Wet op de Arbeidsovereenkomsten.
Hij zou na zijn ontslag uit het ziekenhuis vanaf september 2009 enige tijd hulp van derden hebben genoten, die achteraf voornl. door vrienden en kennissen werd behartigd.
De vordering van de burgerlijke partij, huidig eiser, lastens de BVBA V. (burgerrechtelijk aansprakelijke voor haar aangestelde) werd ontvankelijk en deels gegrond verklaard ten bedrage van 1 EUR ten provisionele titel meer onbepaald uitstel voor de verdere afhandeling der burgerlijke belangen. Kennelijk werd geen hoger beroep ingesteld tegen bedoeld vonnis. Op 1 april 2009 werd een overeenkomst van medische min-
Kluwer – Verkeer, Aansprakelijkheid, Verzekering
Tevens kreeg hij langdurig maaltijden aan huis toebedeeld. Er waren slechts minimale aanpassingen aan het appartement, weze een badplank en handvaten. De duur en de graad van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid kon als volgt worden omschreven: – 100 % van 27/08/2008 tot 30/11/2010 – 70 % van 01/12/2010 tot 31/12/2010 – 60 % van 01/01/2011 tot 07/04/2011. Lakoniek en zonder ook maar enige toelichting werd door de deskundigen gesteld, dat er een “pretium dolores” (wat dit
VAV-CRA 2013/3 – 73
Jurisprudence ook moge wezen) zou geweest zijn van 5 op 7 gedurende de periode van 27/08/2008 tot 02/04/2010. De letsels konden geconsolideerd worden op 8 april 2011 met een blijvende invaliditeit van 55 %. De esthetische schade werd geraamd als zijnde 5 op de klassieke zevenledige schaal en werd zeer uitvoerig in het eindverslag van de in der minne aangestelde deskundigen beschreven op blz. 2 van hun verslag. Tevens dienden reserves en hernieuwingen te worden voorzien als volgt: – de gebruikelijke hernieuwing voor krukken, onderbeenprothese en rolwagen. – reserve voor het eventueel verwijderen van het osteosynthesemateriaal, dat nog aanwezig zou zijn t.h.v. de linkerschouder, linkerelleboog en linkerheup. – reserve voor verdere behandeling van eventuele posttraumatische sequelen van de letsels van de linker schouder, linker elleboog, linker heup en linker knie. – eventuele aanpassingen aan de wagen conform de adviezen van CARA – aanpassingen aan de woning, momenteel bestaande uit een zitplank voor het bad en handvaten rond het toilet en het bad. Bij het deskundig verslag werd een advies van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid – Cara gevoegd, waarbij huidig eiser rijgeschikt werd bevonden voor het besturen van een voertuig met automatische schakeling. Vanaf 6 januari 2005 tot 27 mei 2011 was huidig eiser woonachtig te (...) en op 27 mei 2011 ging hij samenwonen met zijn partner in de (...) (zie attesten eiser). Gezien huidig eiser volgens verweerster naliet om zijn vordering kenbaar te maken, zag huidig verweerster zich verplicht om op 15 januari 2012 ter griffie van de Politierechtbank te Brugge een verzoekschrift overeenkomstig de bepalingen van art. 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering neer te leggen teneinde conclusietermijnen te bepalen, evenals een pleitdatum en de zaak te benaarstigen. II. Vordering eiser: Overeenkomstig de laatste syntheseconclusie van huidig eiser, neergelegd ter zitting van 25 oktober 2012, vordert huidig eiser de veroordeling van verweerster tot betaling van een bedrag van 204.308,14 euro in hoofdsom meer de vergoedende intresten a rato van 5 % per jaar vanaf de datum van het ongeval, weze 27 augustus 2008, evenals van een bedrag van 19.577,07 euro uit hoofde van allerlei medische en paramedische kosten, meer de gerechts-en expertisekosten en een rechtsplegingsvergoeding, geraamd op een bedrag van 5.500 € met voorbehoud voor fiscale- en sociale lasten en voorbehoud, zoals voorzien in het minnelijk medisch expertiserapport. Verweerster stelt, dat ze reeds zeer aanzienlijke provisies heeft uitbetaald aan huidig eiser en betwist de door eiser gevorderde bedragen.
74 – VAV-CRA 2013/3
III. Bespreking: Voorafgaande opmerking: a. De Rechtbank stelt vast, dat huidig eiser bij de begroting van de door hem geleden schade te pas en ten onpas verwijst naar de zogenaamde indicatieve tabel om daaruit de hoogst mogelijke bedragen te puren, die hij vervolgens met inbegrip van het zogenaamde “pretium doloris” kapitaliseert (zie o.a. synthesebesluiten door eiser neergelegd ter griffie op 4 april 2012, blz. 4 e.v.) om vervolgens compleet af te wijken van diezelfde zogenaamde indicatieve tabel, waar het handelt over zogenaamde forfaitaire bedragen, zoals esthetische schade (zie synthesebesluiten eiser neergelegd op 4 april 2012, blz. 5), genoegenschade, enz. (zie o.a. respectievelijk volgende synthesebesluiten eiser neergelegd ter griffie op 16 mei 2012, blz. 5 versus blz. 6 e.v. en zie tenslotte synthesebesluiten eiser, neergelegd op 23 oktober 2012, blz. 5 tot 9 versus blz. 10 tot 13). Eiser lijkt bijgevolg de zogenaamde “indicatieve tabel” te hanteren als een snoepwinkel, waarin hij naar gelang zijn smaak en keuze de mooiste en lekkerste snoepjes uitpikt en andere afwijst. Hierbij gaat eiser uiteraard compleet voorbij aan het basisbeginsel, dat elke eisende partij in principe de bewijslast draagt niet alleen van het bestaan van de schade, doch ook van de omvang er van, evenals van het causaal verband tussen de gevorderde schade en de fouten, begaan door de aangestelde van huidig verweerster, terwijl het niet kan betwist worden, dat de Rechtbank soeverein en in feite over het bestaan en de omvang van de schade oordeelt en de omvang begroot in “concreto”, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke concrete omstandigheden, waarin de benadeelde zich bevindt. Huidig eiser is gepensioneerd, zodat elke verwijzing naar diens inkomen om schade te vorderen uiteraard niet ter zake dienend is. Zoals zovelen lijkt ook huidig eiser een aantal essentiële stappen in het proces van de begroting van de lichamelijke schade en van de materiële schade gewoonweg en gemakshalve over te slaan (zie o.a. Guy Meyns, “De behandeling van dossiers lichamelijke schade vanuit praktijk van de Politierechter”, in “De behandeling van lichamelijke schadedossiers en 10 jaar indicatieve tabel”, Uitgave Larcier 2004, blz. 158 e.v.): – Vooreerst dient eiser de schade en de omvang er van in concreto te bewijzen, evenals uiteraard het oorzakelijk verband tussen de gevorderde schade en de fouten, begaan door de aangestelde van verweerster. – Vervolgens dient nagegaan te worden of deze schade al of niet in natura kan hersteld worden. – Indien dit onmogelijk blijkt en het slachtoffer derhalve dient vergoed te worden door toekenning van bepaalde bedragen, dan dienen die bedragen in concreto berekend te worden op basis van de voorliggende bewijskrachtige gegevens en stukken. – Voor zoveel als nuttig en nodig kan nogmaals worden herhaald, dat elke eisende partij overeenkomstig de bepalingen van de art. 1315 B.W., 870 G.W. en 1382 e.v. B.W. de bewijslast draagt van zijn beweringen, van het bestaan en de omvang van de beweerdelijk door hen geleden schade, evenals van het oorzakelijk verband tussen bedoelde schade en de
Circulation, Responsabilité et Assurances – Kluwer
Rechtspraak door de Rechtbank bewezen geachte fouten in hoofde van haar aangestelde van huidig verweerster. – Dergelijk bewijs wordt niet geleverd door loutere verwijzingen naar verhalen of verhaaltjes en uiteenzettingen, die eiser desgevallend aan de in der minne aangestelde deskundigen zou hebben gedaan en die door die laatsten louter werden genotuleerd zonder dat de correctheid er van werd nagegaan (zie o.a. Soetemans Luc, “De nieuwe indicatieve tabel est arrivé”, V.A.V., 2008, blz. 457 e.v.). b. Bij de begroting van morele schade baseert eiser zich op het zogenaamde “pretium dolores”, zoals de in der minne aangestelde deskundigen louter cijfermatig en zonder enige toelichting of motivering hebben geponeerd in hun minnelijk medisch expertiseverslag op blz. 5
Bedoeld onderdeel van het minnelijk medisch expertiseverslag dient bijgevolg uit de debatten geweerd te worden, vermits het geschil de openbare orde raakt en de Rechtbank verplicht is om het ambtshalve in te roepen (zie eveneens Cass., 12 december 1995, R.W. 1996-1997, 267; B.H.D.O., III, “Gerechtelijk Deskundig Onderzoek”, blz. 172 e.v., evenals blz. 191 e.v. met aldaar geciteerde rechtsspraak en rechtsleer; 6de Kamer Politierechtbank Brugge, 3 februari 2011; dossiernr. 08B000729, inzake V.G.L. t/ NV E.K.B., onuitgegeven; 6de Kamer Pol. Brugge, 21 april 2011, dossiernr. 11B003340, inzake A.J. t/ V.G.M.,onuitgegeven; Pol. Brugge, 21 februari 2011, R.W. 2011/2012, 498 e.V.). A. Schade periode tijdeliike invaliditeit: 1. Verlies economische waarde huisman:
Een deskundige opdracht, weze het ingevolge een aanstelling in het kader van een minnelijke medische expertise, weze het in het kader van een gerechtelijke expertise, blijft steeds een advies aan de Rechtbank over de medische technische aangelegenheden en de deskundigen kunnen, noch vermogen zich uit te spreken over de aansprakelijkheden van deze of gene partij en al evenmin over de omvang en de begroting van de schadeloosstelling, die de Rechtbank zelf dient te bepalen (zie o.a. P. Taelman, “Het deskundig onderzoek in burgerlijke zaken”, in “Gerechtelijk deskundigenonderzoek”, Uitgave Die Keure, blz. 78 e.v.). Het voorwerp van een opdracht aan de deskundige ware trouwens niet eens wettig en zou tegen de openbare orde indruisen, indien in strijd met art. 11 G.W. de Rechtbank aan een deskundige zijn rechtsmacht zou overdragen om in een geschil in zijn plaats te treden en het geschil cijfermatig te gaan beslechten. De louter cijfermatige vermelding van iets zoals het “pretium dolores” zonder de minste toelichting of motivering betreft een loutere verwijzing naar cijfermatige begrotingen uit de zogenaamde indicatieve tabel en behoort geenszins tot de taak van de gerechtsdeskundige of van in der minne aangestelde deskundigen, doch tot de bevoegdheid van de Rechtbank zelf. De zogenaamde indicatieve tabel, waarnaar de deskundige impliciet verwijst en waar eiser gretig op in pikt, geniet niet de minste wettelijke waarde en al evenmin enige medische waarde, laat staan dat een louter cijfermatige vermelding op een zuiver fictieve schaal van 7 conform de indicatieve tabel een deskundige zou toelaten om de omvang van de schadeloosstelling eigenmachtig te gaan ranmen. De vermeldingen door de in der minne aangestelde deskundigen in hun verslag van loutere cijfers overeenkomstig de zogenaamde indicatieve tabel zonder enige nadere toelichting en zonder enige motivering druist bijgevolg in tegen de openbare orde en de deskundigen waren geenszins gerechtigd of bevoegd om zich hierover uit te spreken, vermits de deskundigen zich dienen te houden aan de wettelijke grenzen van hun opdracht en deze niet mogen overschrijden door een antwoord te geven op louter juridische vragen of door zelf een juridisch element naar voor te schuiven, dat louter tot de bevoegdheid van de Rechtbank behoort (zie o.a. Cass., 14 september 1992, Arr. Cass. 1991-1992, 1099; Cass., 12 december 1985, Pass. 1986, I, 466; A. Cloquet, “Deskundigenonderzoek”, A.P.R., blz. 49 e.v., nr. 100 e.v.).
Kluwer – Verkeer, Aansprakelijkheid, Verzekering
Het staat vast en het wordt niet betwist, dat huidig eiser gepensioneerd was sedert 2006 en dat hij bijgevolg op datum van het ongeval (27.08.2008) geen inkomen uit arbeid meer genoot (zie eveneens blz. 4 minnelijk medisch expertiseverslag). Verder moet worden vastgesteld, dat eiser op het ogenblik van het ongeval alleenstaande was en woonachtig was in een appartement aan de (...) (zie eveneens stuk 145 eiser). Verder zou eiser gedurende 438 dagen in het ziekenhuis en/of revalidatiecentrum en/of woonzorgcentrum van het O.C.M.W., verbonden aan het AZ Sint Jan, hebben verbleven (zie stuk 3a en stuk 3b eiser; blz. 5 minnelijk medisch expertiseverslag; en zie besluiten eiser). De huishoudelijke taken, die een huisman-huisvrouw op zich neemt en die worden aangetast bij invaliditeit bestaan o.a. uit het maaltijden koken, afwassen, afstoffen, stofzuigen, schuren, dweilen, de was doen, ruiten wassen en in het algemeen het onderhoud van de woning of appartement waar betrokkene woonachtig is, waarbij rekening moet gehouden worden met de samenstelling van het gezin en in voorkomend geval de professionele activiteiten van betrokkene. Huidig eiser was alleenstaande en het hoeft geen betoog, dat hij gedurende de periode ziekenhuisverblijf kon genieten van de gebruikelijke diensten zoals het opmaken van bedden, het bereiden van maaltijden, het onderhouden van de kamer enz., terwijl anderzijds mag aangenomen worden dat gedurende de periode ziekenhuisverblijf het onderhoud van een appartementje van een alleenstaande vrij gering zal zijn, zeker wanneer zou rekening gehouden worden met een minder verbruik aan gas, water, electriciteit, enz. Als iemand door ziekte of door een ongeval niet meer bij machte is om zelf de huishoudelijke taken waar te nemen, en die huishoudelijke taken worden waargenomen door derden (in casu door het ziekenhuis), dan hoeft het geen betoog dat de huishoud-schade die iemand lijdt gedurende het ziekenhuisverblijf geringer is dan wanneer hij alles zelf zou moeten beredderen in zijn/of haar appartement. Hiermee rekeninghoudend is de Rechtbank de mening toegedaan dat het verlies aan economische waarde huisman van eiser gedurende de periode ziekenhuisverblijf ex aequo et bono, in billijkheid en forfaitair kan worden geraamd op een
VAV-CRA 2013/3 – 75
Jurisprudence bedrag van 10 euro/dag periode 100 % tijdelijke invaliditeit. Wanneer die persoon bij zijn thuiskomst een beroep kan doen op derden, zoals het O.C.M.W. voor het bereiden van de maaltijden en tevens tussenkomsten geniet voor hulp van derden (zie respectievelijk stukken 8 en stukken 148-149 eiser) dan dienen die tegemoetkomingen in mindering gebracht te worden. De afrekening doet zich bijgevolg vertrekkend van de gegevens door eiser verstrekt voor als volgt: – periode ziekenhuisverblijf: 483 dagen × 10,00 euro/dag × 100 % = 4.380,00 euro – overige periode 100 % T.A.O.: 356 dagen × 17,50 euro/ dag × 100 % = 6.230,00 euro – periode 70 % tijdelijke invaliditeit: 31 dagen × 17,50 euro/dag × 70 % = 397,75 euro – periode 60 % tijdelijke invaliditeit: 97 dagen × 17,50 euro/dag × 60 % = 1.018,50 euro – aftrek tussenkomst OCMW voor het bereiden van maaltijden (zie stukken 8 eiser): – 790 euro – aftrek tussenkomst derdenhulp FOD sociale zekerheid (stukken 148-149 eiser): – 631,20 euro hetzij: 10.587,05 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf een gemiddelde datum, weze 15 december 2009.
en dat indien het afzonderlijk zou worden vergoed, de morele schade “op zich” zou dienen verminderd te worden. Uit de voorliggende stukken en meer in het bijzonder de foto’s en het expertiseverslag meent de Rechtbank te mogen afleiden, dat eiser gedurende de periode ziekenhuisverblijf van 27 augustus 2008, toen hij in kritieke toestand naar het AZ Sint Jan werd overgebracht tot 16 september 2009 zwaardere pijnen en smarten heeft geleden dan deze die inherent zijn aan normaal ziekenhuisverblijf en de er mee gepaard gaande behandelingen. De Rechtbank is bijgevolg van oordeel dat de schade door eiser geleden gedurende de periode T.A.O. als volgt kan worden begroot: -
-
-
-
2. Morele schade periode T.A.O.: Eiser verbleef geruime tijd in het ziekenhuis voor de behandeling van de door hem opgelopen zware verwondingen, die de Rechtbank geenszins wenst te minimaliseren en zonder ook maar enige afbreuk te doen aan de empathie, die eenieder dient op te brengen voor slachtoffers, die buiten hun wil om zware verwondingen oplopen.
-
-
Hier op volgend verbleef eiser in een revalidatiecentrum en wellicht ook gedurende zekere tijd in een Woonzorgcentrum kortverblijf (zie stukken 3a eiser). Reeds hoger heeft de Rechtbank gesteld, dat het niet tot de taak van een medisch deskundige behoort om zelf eenzijdig de omvang van de schade te begroten, doch dat het tot de taak van de Rechtbank behoort om aan de hand van de voorliggende stukken het bestaan en de omvang van de schade “in concreto” te ramen. Niemand zal in twijfel trekken, dat er pijn en schade is, doch het hoeft geen betoog dat de morele schade niet alleen de smarten of ander leed herstelt, doch ook de pijn die het slachtoffer heeft geleden ten gevolge van een schadegeval. Diegenen, die een beeld van de mens voor ogen hebben als zijnde een bezield lichaam of een geïncarneerde geest met de mens als psycho-fysieke entiteit, ervaart een onderscheid tussen psychisch leed en fysiek leed als volkomen kunstmatig, terwijl de eigen ervaring leert, dat pijn lijdt tot een gevoelsstoring, net zoals een sentimentele krenking ook vaak gewaarwordingen van pijn oproept. Wie zorgen heeft, krijgt hoofdpijn en wie maagpijn lijdt, voelt zich vaak ontstemd en bitter, zodat naar het oordeel van de Rechtbank het zogenaamde “pretium dolores” in wezen deel uitmaakt van één groot geheel van morele schade
76 – VAV-CRA 2013/3
-
-
periode ziekenhuisverblijf van 27/08/2008 tot 16/09/2009: 386 dagen × 36 euro/dag × 100 % = 13.896,00 euro periode thuisverblijf van 17/09/2009 tot 06/12/2009: 81 dagen × 25 euro/dag × 100 % = 2.025,00 euro periode ziekenhuisverblijf van 07/12/2009 tot 08/12/2009: 2 dagen × 31 euro/dag × 100 % = 62,00 euro periode thuisverblijf van 09/12/2009 tot 31/03/2010: 113 dagen × 25 euro/dag × 100 % = 2.825,00 euro periode ziekenhuisverblijf van 01/04/2010 tot 14/05/2010: 44 dagen × 31 euro/dag × 100 % = 1.364,00 euro periode thuisverblijf van 15/05/2010 tot 07/08/2010: 84 dagen × 25 euro/dag × 100% = 2.100,00 euro periode ziekenhuisverblijf van 08/08/2010 tot 13/08/2010: 6 dagen × 31 euro/dag × 100 % = 186,00 euro periode thuisverblijf van 14/08/2010 tot 31/11/2010: 109 dagen × 25 euro/dag × 100 % = 2.725,00 euro periode van 01/12/2010 tot 31/12/2010: 31 dagen × 25 euro/dag × 70 % = 542,50 euro periode van 01/01/2011 tot 07/04/2011: 97 dagen × 25 euro/dag × 60 % = 1.455,00 euro
hetzij: 27.180,50 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf een gemiddelde datum, in billijkheid bepaald op 15 december 2009. B. Schade blijvende invaliditeit: 1. Periode vanaf de datum van consolidatie (08.04.2011) tot heden (14/02/2013): a. Morele schade: De Rechtbank is van oordeel dat eiser in billijkheid en forfaitair aanspraak kan maken op een basisvergoeding van: 25 euro/dag × 55 % = 13,75 euro/dag. Voor de periode van 08/04/2011 tot heden kan eiser bijgevolg aanspraak maken op een vergoeding van: 13,75 euro/dag × 678 dagen = 9.322,50 euro te vermeerderen
Circulation, Responsabilité et Assurances – Kluwer
Rechtspraak met de compensatoire intresten vanaf een gemiddelde datum, in billijkheid bepaald op 8 maart 2012.
acht hoe de verdere evolutie zowel qua zijn gezondheid als qua rente in de toekomst zal evolueren.
b. Verlies economische waarde huisman:
Zonder voorlopig verder in te gaan op de concrete schadeposten en de concrete cijfers, komt het de Rechtbank voor dat voorafgaandelijk moet stilgestaan worden bij de vraag of de toekomstige schade die eiser claimt al of niet het best wordt vergoed door hem een kapitaal toe te kennen, zoals hij vraagt, dan wel of het verkiezelijk is hem een rente toe te kennen, waardoor hij in de toekomst maandelijks een bepaalde vergoeding zal ontvangen.
Uit de inmiddels eindelijk naar voor gebrachte stukken van eiser blijkt, dat eiser vanaf 27 mei 2011 is gaan samenwonen met zijn partner, zodat mag worden aangenomen dat hij reeds geruime tijd voordien met betrokkene samenleefde en van haar steun en hulp verkreeg. In principe zou eiser bijgevolg, zoals partijen zelf suggereren, aanspraak kunnen maken op een vergoeding van: 17,5 euro/dag × 35 % (aandeel eiser in het huishouden) × 55 % (graad blijvende invaliditeit) = 3,37 euro/dag. Mutatis mutandis met het bovenstaande dient uiteraard rekening gehouden te worden met de tussenkomsten die eiser genoot van de F.O.D. Sociale Zekerheid (stukken 148 tot 149 eiser) sedert april 2011 tot heden, die in mindering dienen gebracht te worden, doch welke bedragen tot op heden onbekend zijn gebleven. Bovendien moet rekening gehouden worden met de omstandigheid, dat eiser vanwege het O.C.M.W. derdenhulp kreeg en gedurende een zekere periode zelf niet diende in te staan voor het bereiden van de maaltijden, welke bedragen eveneens in mindering dienen gebracht te worden. Gelet op het ontbreken van de nodige en noodzakelijke gegevens kan de Rechtbank hic et nunc aan eiser slechts voorbehoud verlenen voor eventueel door hem geleden schade verlies economische waarde huisman periode blijvende invaliditeit van 8 april 2011 tot heden. Het zal aan eiser behoren om alle nodige, nuttige en dienstige stukken voor te leggen en/of desgevallend de F.O.D. sociale zekerheid in de procedure te betrekken. 2. Schade blijvende invaliditeit voor de periode vanaf heden (14.02.2013) naar de toekomst toe: Eiser beweert bij hoog en bij laag, dat de kapitalisatietechniek de enige en uitsluitende berekeningswijze is die hem een correcte begroting oplevert van de beweerdelijk door hem geleden morele schade en verlies economische waarde huisman. Hij stelt, verwijzend naar de tabellen van Schryvers dat hij nog zeker 17,34 jaar zal leven en bovendien dat hij op een leeftijd van meer dan 80 jaar nog steeds even fit en goed zal zijn, geen ouderdomskwalen of -kwaaltjes zal hebben, die het hem minder aangenaam en moeilijker maken en hij meent daarenboven, dat de te hanteren rentevoet 2 % bedraagt. Aldus begroot eiser op basis van de kapitalisatiemethode de morele schade die hij nog zal lijden op een bedrag van 73.625,06 euro en de schade verlies economische waarde huisman op een bedrag van 18.044,84 euro. Het komt er hierbij uiteraard op neer, dat eiser hic et nunc een zeer aanzienlijk kapitaal in handen zou krijgen, dat zou moeten volstaan om de toekomstige schade te dekken, onge-
Kluwer – Verkeer, Aansprakelijkheid, Verzekering
De door eiser gevorderde schade is immers onzeker en zulks geldt alleszins als hij zich uitstrekt over een grote periode van een mensenleven. De schade heeft 3 dimensies en met name een waardedimensie, een tijdsdimensie en ook een sociale dimensie, terwijl elk van deze dimensies een grote bron van onzekerheid meebrengen (zie o.a. Vandeweert M., “Eenmalige of meermalige evaluatie, kapitaal of rente?”, noot onder Corr. Rb. Leuven, 18 maart 1987, T.B.B.R. 1989, blz. 369). Velen, waaronder ook huidig eiser, maken kennelijk de denkfout dat de kapitalisatiemethode kan beschouwd worden als een “loutere” financiële verhandeling. Het actualiseren of het verdisconteren is overgekomen uit de bankwereld, waar men te maken heeft met “sommenschulden”, terwijl het bij een schadeloosstelling precies handelt over “waardeschulden” en niet, zelfs in de verste verte niet over “sommenschulden”. Een bankier kan een wissel verdisconteren, vermits hij van te voren exact het juiste bedrag kent van de schuldvordering en rekening kan houden met een vast intrest, die zijn kapitaal zou hebben opgebracht. Bij het kapitaliseren in het kader van een schadevergoedingsregeling ziet de Rechtbank zich evenwel geplaatst voor diverse parameters van zeer uiteenlopende aard, doch met één gemeenschappelijk kenmerk, met name een uitermate hoge graad van onzekerheid. Niet alleen zijn de door eiser gehanteerde parameters volstrekt onzeker, doch ook gewoon fout, omdat wordt gehandeld alsof de schade een statisch en constant gegeven is, terwiji dit integendeel een dynamisch gegeven is en in het later verloop ook constant verandert. Wie durft er vandaag zijn hand voor in het vuur steken, dat eiser nog zeker 17,5 jaar zal leven (????). Mogelijks en laat ons hopen leeft eiser veel langer, doch het is ook mogelijk dat eiser zelfs binnen 2, 3, 4 jaar komt te overlijden. De huidige rentevoet is extreem laag en, zoals reeds jaren in Japan het geval is, dreigt deflatie of steekt er mogelijks door het massaal bijdrukken van bankbiljetten een torenhoge inflatie op, zodat ook de rentevoet die eiser hanteert geenszins zeker is, wel integendeel. Door het aannemen van de kapitalisatietechniek gaf een bepaalde rechtsspraak aan herberekeningen van de huidige waarde van de toekomstige schade een “pseudo”exact wetenschappelijke allure en wekte daarmee een valse indruk
VAV-CRA 2013/3 – 77
Jurisprudence van zekerheid, juistheid en rechtvaardigheid, die ze niet bezit. Deze rechtsspraak verliest immers uit het oog, dat wiskunde zo ze misschien wel een exacte wetenschap is, louter exacte resultaten kan opleveren in zoverre de gebruikte parameters ook juist en exact zijn (zie o.a. Simoens Dries, “Buitencontractuele Aansprakelijkheid, Schade- en Schadeloosstelling”, blz. 164 e.v.). Actualiseren of verdisconteren of het berekenen van de actuele waarde kan alleen dan gebeuren voor een schuld of voor een schuldvordering, waarvan men het precieze bedrag kent, hetgeen bij de begroting van een schadevergoeding en zeker in onderhavige casus geenszins het geval is. De onzekerheid, die onafwendbaar voortvloeit uit de tijdsdimensie wordt geëxtrapolleerd en nog veel keer groter als men schade die zich voor een heel groot deel nog moet manifesteren in de toekomst op dit ogenblik voor eens en voor altijd tracht te begroten. Het risico of de onzekerheid, die samenhangt met een eenmalige kapitaalsuitkering (waardedimensie) is eveneens uitermate groot. De evolutie op de geldmarkt (inflatie, rentevoet) is zoals hoger gesteld totaal onvoorspelbaar. Het beheer van grote sommen geld stelt daarentegen zeer hoge eisen. Tenslotte is er ook nog de sociale dimensie: de schadevergoeding wordt de facto vergoed door een verzekeringsmaatschappij, weze door een grote groep premiebetalers. Zij hebben er belang bij dat de door hen bijeen gebrachte gelden op een adequate wijze worden aangewend. Een aanzienlijke kapitaalsuitkering kan in sommige gevallen buiten deze adequate aanwending vallen, zo bv. wanneer een slachtoffer voortijdig overlijdt, in welk geval het geld onnodig wordt besteed en alleen de erfgenamen ten goede komt. Zulks zou met zich meebrengen dat men aanzienlijke vergoedingen zou hebben uitgekeerd voor onbestaande schade, wat compleet indruist tegen de basisfilosofie van elke verzekering en zelfs van elke verantwoordde schadebegroting. Omgekeerd speelt de sociale dimensie ook op een andere manier en met name wanneer het slachtoffer langer leeft dan statistisch geacht te zullen leven, in welk geval het slachtoffer onvergoed zal blijven en riskeert om de laatste jaren van zijn leven geconfronteerd te worden met financiële problemen. Al deze onzekerheden en risico’s hangen onlossmakelijk samen met de door de onrechtmatige daad veroorzaakte schade en het is dan ook logisch, dat zij gedragen worden door de aansprakelijke en/of diens verzekeraar. Een eenmalige kapitaalsuitkering doet dit risico echter terug verschuiven naar het slachtoffer vermits het kapitaal zowel te groot als te klein kan zijn. De Rechtbank is bijgevolg van oordeel dat men in casu door kapitalisatie onmogelijk tot een mathematisch juiste en bevredigende berekening van de toekomstige schade kan komen, zeker als men ab initio vertrekt van gegevens en parameters, die onjuist zijn of mathematisch niet kunnen worden vastgesteld, doch louter willekeurig zijn gekozen of ex aequo et bono zijn geraamd, precies omdat die mathematische begroting van bedoelde parameters volstrekt onmogelijk is.
78 – VAV-CRA 2013/3
Doordat het onmogelijk is om de in de toekomst te lijden schade op een andere wijze te bepalen, is de Rechtbank de mening toegedaan dat het toekennen van een geïndexeerde rente het voordeel biedt, dat ze aan het slachtoffer, dat een deel van zijn zelfredzaamheid heeft verloren een veel grotere waarborg geeft dat hij gedurende de rest van zijn leven over vergoedingen zal kunnen beschikken, die hem financieel toelaten om het te dragen leed menswaardiger te maken en te voorzien in een permanente tegemoetkoming voor zijn huishoudelijke hulp, zolang hij leeft en zolang zulks nodig is. Een geïndexeerde rente biedt bijgevolg de waarborg, dat eiser een schadeloosstelling zal bekomen, die zo dicht als mogelijk de levensstandaard benadert, die in alle redelijkheid de zijne zou geweest zijn indien er zich geen ongeval zou hebben voorgedaan (zie o.a. Antwerpen, 31 mei 1995, R.G.A.R., 1996, 12652). Ook de onzekerheid, die voortvloeit uit het feit dat de juiste levensduur onbekend is, wordt ondervangen door het toekennen van een rente. Deze beschermt immers het slachtoffer tegen de oogverblinding, die uitgaat van het miljoenenbedrag van de kapitaaluitkering die eiser thans vordert, met alle gevaren van verspilling of slecht beheer dat eraan gekoppeld is. Een rente is het uitgelezen middel voor slachtoffers, die omwille van hun handicap een éénmalig vergoedingskapitaal bezwaarlijk kunnen beheren of die door hun kwetsbaarheid zijn blootgesteld aan mogelijke uitbuiting door derden (zie o.a. Simoens Dries, o.c., blz. 186; Simoens Dries, “Toekenning van een rente voor morele schade, huishoudschade en derdenhulp”, noot onder Brussel, 17 oktober 1997, T.B.B.R. 1998, blz. 231). De Rechtbank vermag zelfs ambtshalve en tegen de wil van het slachtoffer in, dat een kapitaal vordert, deze methode van schadeloosstelling op te leggen. De Rechter dient immers de herstelwijze te kiezen, die hem het meest adequaat lijkt en hij dient de schade van de benadeelde in concreto te begroten, rekeninghoudend met de omstandigheden eigen aan het dossier (zie o.a. Schuermans D., “Toekenning van een geïndexeerde rente tegen de wil in van het slachtoffer”, noot onder Antwerpen, 31 mei 1995, R.G.A.R. 2006, 12652; Vandeweert M., o.c., blz. 370; Cass. 20 november 2012, P.12.0499.N/1 e.V.). a. Morele schade vanaf heden: Naar het oordeel van de Rechtbank kan eiser aanspraak maken op een geïndexeerde rente, gebaseerd op een vergoeding ex aequo et bono geraamd op een bedrag van 13,75 euro/dag, vanaf 01.03.2013 betaalbaar/maand en op voorhand, de eerste van elke maand. Vermits de basisvergoeding weinig evolutie kent, kan er een indexatie plaatsvinden na verloop van 5 jaar en voor het eerst op 01.02.2018, gekoppeld aan de gezondheidsindex overeenkomstig volgende formule: 13,75 euro per dag × nieuwe index (de eerste keer index van de maand januari 2018) index van de maand januari 2013
Circulation, Responsabilité et Assurances – Kluwer
Rechtspraak b. Verlies economische waarde huisman: In principe zou huidig eiser aanspraak kunnen maken op een geïndexeerde rente gebaseerd op een basisbedrag van 3,37 euro/dag conform de hogerstaande principes. Gelet evenwel op het ontbreken van gegevens nopens tussenkomsten van de FOD Sociale Zekerheid en inmiddels nog verstrekte maaltijden door het OCMW, kan hic et nunc slechts voorbehoud worden verleend.
begroot op een bedrag van 5.000 euro te vermeerderen met de compensatoire intresten eveneens vanaf de datum van consolidatie, weze 8 april 2011, datum waarop eiser diende vast te stellen dat hij definitieve beperkingen had ondergaan die zijn levensvreugde kunnen temperen. E. Allerlei kosten: 1. Administratie- en verplaatsingskosten (inclusief taxigebruik):
C. Esthetische schade:
Eiser vordert een vergoeding ten bedrage van respectievelijk 250,00 EUR en 162,3 euro.
De esthetische schade werd in het minnelijk medisch expertiseverslag geraamd als zijnde 5 op 7 en werd daarenboven uitvoerig omschreven (zie blz. 2 minnelijk medisch expertiseverslag – stukken verweerster), terwijl eiser tevens bij zijn bundel een aantal foto’s heeft gevoegd.
Nopens de verplaatsingen per taxi verwijst eiser naar de stukken 67 tot 101, doch de Rechtbank moet vaststellen dat de voorgelegde stukken eigenlijk helemaal niets bewijzen, nu nergens vermeld staat wie de taxirit heeft gebruikt en al evenmin waarvoor ze werd gebruikt.
Eiser vordert een vergoeding van minimaal 30.000 euro en de Rechtbank moet ook hier vaststellen, dat eiser met gretigheid verwijst naar de indicatieve tabel wanneer het hem uitkomt, doch deze compleet naast zich neerlegt, wanneer het hem minder schikt.
De Rechtbank neemt aan dat er een zekere en vaststaande schade is, zowel qua administratiekosten als qua verplaatsingskosten, doch deze schade kan naar het oordeel van de Rechtbank louter ex aequo et bono, in billijkheid en forfaitair worden geraamd op een bedrag van 300 euro.
Een en ander bewijst nogmaals dat de schade in concreto moet begroot worden door de Rechtbank en dat iedere verwijzing naar de indicatieve tabel elke rechtsgrond mist.
2. Kledijschade:
Gelet op de diverse littekens aan de linkerschouder, linkerelleboog, heup, dij, linkerknie en t.h.v. de amputatie van het onderbeen is deze rechtbank de mening toegedaan, mede gelet op de leeftijd van eiser (geboren op 21 maart 1945), zijn gezinstoestand, zijn geslacht en de zichtbaarheid van bedoelde littekens, dat de esthetische schade kan geraamd worden op een bedrag, dat in billijkheid en forfaitair kan worden bepaald op 15.000 euro te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf de dag van consolidatie, weze 8 april 2011, datum waarop de esthetische schade definitief en onherstelbaar tot uiting kwam en huidig eiser er ook van dan af het psychisch nadeel van ondervond. D. Genoegenschade: Eiser vordert een vergoeding van minimaal 25.000 euro, voorhoudend dat hij talloze sporten beoefende en zelfs niet meer zou kunnen fietsen. De Rechtbank stelt vast dat een en ander flink moet genuanceerd worden nu eiser beweert dat hij zelfs een nieuwe fiets heeft aangekocht, waaruit onomstootbaar blijkt dat hij wel degelijk kan fietsen en eiser voor het overige nalaat om ook maar enig bewijs voor te brengen van de beweerde sporten die hij zou hebben beoefend. Vaststaat dat motorijden (wellicht ook mede gelet op de leeftijd van eiser) zo niet onmogelijk, dan toch moeilijk is geworden, terwijl er mag worden aangenomen dat een aantal andere activiteiten, zoals wandelen ten gevolge van de heelkundige ingrepen en amputatie ook veel minder vlot geschieden. Naar het oordeel van de Rechtbank heeft eiser bijgevolg wel degelijk een zekere en vaststaande schade geleden, dewelke de Rechtbank ex aequo et bono, in billijkheid en forfaitair
Kluwer – Verkeer, Aansprakelijkheid, Verzekering
Eiser vordert een vergoeding ten bedrage van respectievelijk 375 euro, 128 euro en 90,94 euro. De bedragen worden betwist, doch de Rechtbank is de mening toegedaan dat er een zekere en vaststaande schade is geleden, welke schade naar het oordeel van de Rechtbank ex aequo et bono kan worden geraamd op een bedrag van 520 euro. 3. Gsm Nokia: Eiser vordert een vergoeding ten bedrage van 349,99 euro (verwijzend naar zijn stuk 10), welk bedrag en welke schade door verweerster op de meest formele wijze wordt betwist. Het is niet omdat eiser jaren na het ongeval ter zitting of ter griffie een kapot GSM toestel voorlegt, bij zijn bundel foto’s van een GSM toestel voegt, evenals aankoopbewijzen van een nieuw toestel jaren na het ongeval, dat hiermee het bewijs is geleverd dat ten gevolge van het ongeval en de fouten, begaan door de aangestelde van huidig verweerster, het GSM toestel van eiser werd beschadigd en zelfs werd vernietigd. De Rechtbank dient bijgevolg vast te stellen dat eiser faalt in de op hem rustende bewijslast, zodat de vordering van eiser dienaangaande als ongegrond moet worden afgewezen. 4. Opleg kosten AZ St. Jan: Eiser vordert een vergoeding ten bedrage van 15.248,07 euro, verwijzend naar zijn stukken 2a t.e.m. u, evenals 141, en de stukken 4 van eiser. Andermaal weze het herhaald, dat eiser de bewijslast draagt zowel van het bestaan als de omvang van de door hem geleden schade, evenals van het oorzakelijk verband tussen be-
VAV-CRA 2013/3 – 79
Jurisprudence doelde schade en de fouten, begaan door de aangestelde van verweerster. De stukken die eiser voorlegt zijn quasi uitsluitend fragmenten van verpleegnota’s, waarvan in de meeste gevallen niet eens de data kunnen nagegaan worden en waarvan quasi nergens kan worden nagegaan over welke behandelingen het handelt. Noch verweerster noch de Rechtbank is bij machte om na te gaan op welke data de behandelingen zouden geschied zijn en evenmin over welke behandelingen het precies handelt. Daarenboven rekent eiser in sommige gevallen zelfs een voorschot aan (o.a. stuk 2i), dat dan later wordt verrekend terwijl andere stukken 2u, 2v, 2w, 2x, stuk 5 geen betalingsbewijzen vormen, doch slechts een eenzijdig papiertje.
niet ten laste kunnen gelegd worden van de aansprakelijke. In het protocol van minnelijke medische expertise werd trouwens gestipuleerd, dat elke partij de kosten van zijn eigen raadsgeneesheer zou dragen (zie stukken verweerster). 8. Kosten apotheek: Op blz. 10 van de laatste synthesebesluiten van eiser wordt een bedrag van 487,2 euro gevorderd, terwijl in fine van zijn besluiten 503 euro wordt gevorderd. De Rechtbank stelt vast dat de aangerekende kosten voor Sinutab en Nasa Rhinathiol, evenals Vitalux dienen geweerd te worden, zodat slechts een bedrag toewijsbaar is van 455.30 euro. 9. Maaltijden OCMW:
De overzichten van de Mutualiteit (stukken 141 eiser) betreffen overzichten betalingen gedaan door de CM in de periode van 29 augustus 2008 tot 15 mei 2012, doch het is zowel voor verweerster als voor de Rechtbank volstrekt onmogelijk om uit te maken welke uitgaven al of niet een causaal verband vertonen met het ongeval en de schade enerzijds, en de fouten begaan door de aangestelde van verweerster anderzijds. Een reeks van de beweerde uitgaven hebben zelfs betrekking op tandverzorging, ophtalmologie, enz. die in de verste verte geen verband houden met de letsels die eiser heeft opgelopen ten gevolge van het ongeval. Ook aan de beweerde bedragen, toegekend in het kader van de maximumfactuur valt niet aan uit te geraken.
Het bereiden van de maaltijden vormt dubbel gebruik uit met de gevorderde vergoedingen verlies economische waarde huisman (zie hoger), terwijl de ingrediënten zelf geen vergoedbare schade vormen. Ook zonder het ongeval en de fouten, begaan door de aangestelde van verweerster, had eiser ingrediënten dienen te kopen voor het bereiden van zijn maaltijden, terwijl de kosten daarvan wellicht veel hoger zouden hebben opgelopen dan deze die door het OCMW werden aangerekend. Dit onderdeel van de vordering van eiser dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen, zeker de kosten voor “waarborg” van een soepkom. 10. Eten Intermezzo:
Het zal aan eiser behoren om zijn stukken netjes te ordenen, “volledige” stukken voor te leggen en niet enkel fragmenten en aan te tonen welke schadeëlementen in oorzakelijk verband staan met het ongeval en de fouten, begaan door de aangestelde van verweerster. In voorkomend geval kan de mutualiteit door eiser in het verder verloop van de procedure betrokken worden. In afwachting kan louter voorbehoud verleend worden. 5. Uitgaven VZW Gezondheidszorg Oostkust: Mutatis mutandis met het bovenstaande moet de Rechtbank vaststellen dat de voorgelegde stukken dermate fragmentarisch zijn dat onmogelijk kan worden uitgemaakt over welke behandelingen het gaat en wat het oorzakelijk verband is met de fouten, begaan door de aangestelde van verweerster. Ook hier kan louter voorbehoud verleend worden. 6. Prothesen: Kennelijk bestaat dienaangaande een akkoord tussen partijen, zodat het gevorderde bedrag van 2.254.47 euro toewijsbaar is. 7. Kosten Dr. D.: ongegrond Het betreft uitgaven gedaan aan de eigen raadsgeneesheer van eiser en het kosten van zijn eigen verdediging, zodat deze
80 – VAV-CRA 2013/3
Eiser vordert een vergoeding van zo maar eventjes 621 euro, verwijzend naar zijn stukken 102 tot 128, doch de Rechtbank dient vast te stellen dat de aangerekende kosten verspringen van het enkele naar het dubbele terwijl dienaangaande dezelfde opmerking geldt als deze, gemaakt voor de maaltijden OCMW. Het is eiser zijn volste recht om geregeld op restaurant te gaan eten, doch de kosten hiervan vormen geen vergoedbare schade. 11. Thuiszorgwinkel – ambulance helicopter – fiets: Eiser vordert een vergoeding ten bedrage van 2.296 euro, verwijzend naar zijn stukken 6, 11 en 138. Samen met verweerster aanvaardt de Rechtbank een bedrag van 191,39 euro (Thuiszorgwinkel), alhoewel moet vastgesteld worden dat de aangerekende kosten voor het huren van een rolstoel zich voordoen of voor het grootste deel voordoen in de periode, waarin eiser naar eigen bewering in het ziekenhuis zou hebben verbleven. Het is uiteraard van algemene bekendheid, dat in ziekenhuizen rolstoelen zonder vergoeding ter beschikking gesteld worden van de patiënten. Anders is het in woonzorginstellingen en wellicht werden de kosten gemaakt gedurende die perioden. Gelet op het ontbreken van betwisting vanwege verweerster
Circulation, Responsabilité et Assurances – Kluwer
Rechtspraak kan het bedrag van 191,39 euro toegewezen worden, net als het bedrag van 414,50 euro (ambulancehelicopter) en 27,85 euro, weze een totaal bedrag van 633.74 euro. De kosten voor de aanschaf van een spiksplinternagelnieuwe plooifiets jaren na het ongeval dienen als ongegrond te worden afgewezen, bij gebreke aan oorzakelijk verband met de fouten, begaan door de aangestelde van verweerster. 12. Kosten ziekenvervoer Vandenbrande: Naar het oordeel van de Rechtbank is een bedrag van 175 euro toewijsbaar, doch kan voor de factuur van 13 augustus 2010 louter voorbehoud verleend worden, gezien de Rechtbank onmogelijk kan uitmaken waarvoor en waarnaar bedoelde verplaatsing is geschied, terwijl het totaal onduidelijk is welke de tussenkomst was van de mutualiteit. 13. Aanpassingen nieuwe wagen: Uit de stukken die eiser voorlegt (132a tot c) blijkt weliswaar, dat eiser zich conform het attest van Cara een wagen heeft aangeschaft met automatische versnelling, doch nazicht van de bestelbon (stuk 132c) toont aan, dat BTW inclusief amper een bedrag werd aangerekend van 15.215,98 euro, terwijl de normale prijs van een gelijkaardig voertuig met een manuele versnellingsbak (stuk 132b) meer bedraagt dan het aangerekende bedrag. Dit onderdeel van de vordering van eiser dient naar het oordeel van de Rechtbank dan ook als ongegrond te worden afgewezen. 14. Voorbehoud voor fiscale en sociale lasten: De Rechtbank ziet geenszins in, dat dienaangaande ook maar enig voorbehoud zou dienen verleend te worden, gezien eiser als gepensioneerde geen enkel inkomstenverlies heeft geleden. 15. Expertisekosten: ongegrond Uit de overeenkomst strekkende tot minnelijke medische expertise (zie stukken verweerster) blijkt, dat elke partij de kosten van zijn eigen raadgevende geneesheer zou dragen, zodat dienaangaande geen kosten kunnen toegekend worden.
18. Rechtsplegingsvergoeding: Rekeninghoudend met de diverse voorbehouden die de Rechtbank dient toe te kennen gelet op het ontbreken van voldoende bewijskrachtige stukken moet worden vastgesteld, dat de waarde van de vordering van eiser, mede gelet op de reeds uitbetaalde provisies hic et nunc niet waardeerbaar is, zodat de gevorderde R.P.V., zoals terecht door verweerster gevorderd, dient herleid te worden tot een bedrag van 1.320 euro. RECAPITULATIE: 1. Schade tijdelijke invaliditeit: 10.587,05 euro + 27.180,50 euro = 37.767,55 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf 15 december 2009 2. Morele schade blijvende invaliditeit tot heden: 9.322.50 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf 8 maart 2012 3. Verlies economische waarde huisman periode blijvende invaliditeit tot heden: voorbehoud 4. Morele schade periode blijvende invaliditeit vanaf heden: Een geïndexeerde rente van 13,75 euro/dag, betaalbaar per maand en op voorhand 5. Verlies economische waarde huisman periode blijvende invaliditeit vanaf heden: voorbehoud 6. Esthetische schade: 15.000 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf 8 april 2011 7. Genoegenschade: 5.000 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf 8 april 2011 8. Allerlei kosten: 4.338,51 euro, te vermeerderen met de compensatoire intresten vanaf een gemiddelde datum, in billijkheid bepaald op 1 januari 2010, meer voorbehoud voor de medische kosten AZ St. Jan en VZW Gezondheidszorg, evenals voor de factuur ziekenvervoer dd. 13 augustus 2010, alsook voorbehoud voor reserves en hernieuwingen, zoals voorzien in het minnelijk medisch expertiseverslag (stukken verweerster blz. 5). Algemeen totaal: 71.428,56 euro in hoofdsom, onder aftrek van de reeds uitbetaalde provisies (zie stukken verweerster) ten bedrage van 73.500 euro. OM DEZE REDENEN
16. Intresten: Eiser vordert dat de vergoedende of compensatoire intresten worden geraamd op 5 %, terwijl de Rechtbank van oordeel is dat er geen enkele reden is om af te wijken van de gebruikelijke wettelijke intresten. De omvang van de intresten wordt soeverein door de Rechtbank bepaald en de Rechtbank heeft reeds hoger aangeduid vanaf welk tijdstip de vergoedende of compensatoire intresten beginnen lopen. 17. Provisies: Uiteraard dienen de reeds uitbetaalde provisies in mindering gebracht te worden, zoals hierna bepaald.
Kluwer – Verkeer, Aansprakelijkheid, Verzekering
Gelet op de volgende artikelen door de Voorzitter aangeduid: art. 1382, 1383, 1384 van het burgerlijk wetboek; art. 4 van de wet van 17.04.1878, art. 44, 45 van het Strafwetboek; art. 11, 12, 14, 31,36, 37 en 41 van de wet van 15.06.1935; art. 147, 152,153, 161, 162, 163 van het wetboek van Strafvordering DE RECHTBANK Alle andere strijdige en meeromvattende besluiten van partijen verwerpende als ongegrond, niet terzake dienend en/of overbodig.
VAV-CRA 2013/3 – 81
Jurisprudence Verklaart de vordering van eiser ontvankelijk en in de hierna volgende mate gegrond.
13,75 euro × index januari 2018 (en telkens idem na 5 jaar) index januari 2013
Veroordeelt verweerster om te betalen aan eiser de som van eenenzeventigduizend vierhonderd achtentwintig euro zesenvijftig cent (71.428,56 euro) te vermeerderen met de compensatoire intresten aan de wettelijke intrestvoet op een bedrag van 37.767,55 euro vanaf 15 februari 2009, op een bedrag van 4.338,51 euro vanaf 1 januari 2010, op een bedrag van 20.000 euro vanaf 8 april 2011, en op een bedrag van 9.322,50 euro vanaf 8 maart 2012 tot heden en de verwijlintresten vanaf heden tot de dag der algehele betaling en de kosten, waarin begrepen de rechtsplegingsvergoeding ten bedrage van 1.350 euro.
Wijst het meer- of anders gevorderde af als ongegrond.
Zegt voor recht, dat de hierna volgende reeds in der minne uitbetaalde provisies dienen toegerekend te worden, hierbij rekeninghoudend met het feit dat de vergoedende of compensatoire intresten een integrerend deel uitmaken van de vergoeding, die wordt toegekend tot herstel van de door de fout veroorzaakte schade, terwijl tevens rekening dient gehouden te worden met de intresten a rato van de wettelijke intrestvoet, die de uitbetaalde voorschotten hebben opgebracht tot op het ogenblik van de aanrekening: -
3.000 euro 8.000 euro 15.000 euro 5.000 euro 7.500 euro 35.000 euro
betaald op 10/07/2009 betaald op 27/04/2009 betaald op 29/09/2009 betaald op 04/06/2010 betaald op 03/12/2010 betaald op 24/11/2011
hetzij: 73.500 euro Verleent aan eiser voorbehoud voor de eventuele schade verlies economische waarde huisman periode blijvende invaliditeit vanaf de datum van consolidatie tot heden, evenals voor de eventuele schadeverlies economische waarde huisman vanaf heden. Verleent aan eiser tevens voorbehoud voor de opleg medische kosten o.a. AZ St. Jan en VZW Gezondheidszorg Oostkust, evenals voor de factuur ziekenhuisvervoer dd. 13 augustus 2010. Verleent verder aan eiser voorbehoud conform blz. 5 van het minnelijk medisch expertiseverslag voor: – de gebruikelijke hernieuwing van krukken, onderbeenprothese en rolwagen – voor het eventueel verwijderen van het osteosynthesemateriaal t.h.v. de linkerschouder, linkerelleboog en linkerheup. – voor de behandeling van eventuele posttraumatische sequellen van de letsels van de linkerschouder, linkerelleboog, linkerheup en linkerknie. – voor eventuele aanpassingen aan de woning behoudens de reeds geplaatste zitbank voor het bad en handvaten rond w.c. en bad. Veroordeelt verweerster tenslotte om te betalen aan eiser uit hoofde van morele schade periode blijvende invaliditeit vanaf heden een bedrag van 13,75 euro/dag, dat vanaf 1 maart 2013 betaalbaar is per maand en op voorhand en na 5 jaar te indexeren, weze voor het eerst op 1 februari 2018 conform de hiernavolgende formule:
82 – VAV-CRA 2013/3
Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van de 6de strafrechtelijke kamer van de Politierechtbank te Brugge, zetelend in afhandeling der burgerlijke belangen, op 14 februari 2013.
......................................................................................................................
Politierechtbank Brugge, 21 november 2012 AR: 11B011695 Zetel: L. Vulsteke (toegevoegd rechter) Openbaar Ministerie: V. Goeminne Griffier: H. Bamps Advocaten: F. Gevaert, P. Van den Berghe Partijen: D.F. t. T.D.
Waarde minnelijke medische expertise Valeur d’une expertise médicale amiable Indien in de overeenkomst tot minnelijke medische expertise werd bedongen dat de expertise dezelfde waarde zal hebben als een gerechtelijke expertise (dit is een niet-bindend minnelijk deskundigenonderzoek), heeft de minnelijke medische expertise de waarde van een onderzoeksmaatregel, een advies, dat noch de partijen, noch de rechter bindt. In dergelijk geval kan de rechter alsnog overgaan tot aanstelling van een nieuwe, ditmaal gerechtelijke expertise, ook al werd de minnelijke expertise goed uitgevoerd. Er bestaat geen reden om een gerechtelijke expertise te bevelen indien blijkt dat er geen redenen zijn om de besluiten van de minnelijke medische expertise in twijfel te trekken. Si dans la convention d’expertise médicale amiable a été prévue que l’expertise aura la même valeur qu’une expertise judiciaire (ceci est une expertise amiable non contraignante), l’expertise médicale amiable a la valeur d’une mesure d’instruction, d’un avis, qui ne lie ni les parties, ni le juge. Dans pareil cas le juge peut encore désigner une nouvelle expertise, judiciaire cette fois, même si l’expertise amiable a été bien exécutée. Il n’y a pas de raison d’ordonner une expertise judiciaire s’il n’y a pas de raisons de mettre en doute les conclusions de l’expertise médicale amiable.
............ Betichtenummer(s): 2012/12194 De Politierechtbank van Brugge, negende kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken: Inzake van: De heer F.D., A., E. geboren te (...) 1965 wonende te (...)
Circulation, Responsabilité et Assurances – Kluwer