Instelling Hof van Cassatie
Onderwerp Bewijs van verbintenissen. Gegrond op de bedoeling van de partijen
Datum 22 april 2010
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2012
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
22 APRIL 2010
C.09.0253.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.09.0253.N D.F. , eiser, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de eiser woonplaats kiest, tegen FORTIS BANK, naamloze vennootschap, met zetel te 1000 Brussel, Warandeberg 3, verweerster, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 106, waar de verweerster woonplaats kiest.
C.09.0253.N/2
22 APRIL 2010 I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 6 oktober 2008 gewezen door het hof van beroep te Gent. Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan. Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel 1.
De appelrechters oordelen in verband met de zekerheidsstelling door de
eiser: - de
eiser
vroeg
op
22
februari
1999
in
uitvoering
van
de
kredietopeningovereenkomst van 17 februari 1999 die zijn zoon en schoondochter afsloten, de overdracht van begunstiging van zijn ASLK Fund Plan nrs. 003-2818603-11 en 003-294343-30 ten voordele van de ASLK dienst Nijverheids- en Beroepskredieten; - deze overdracht van begunstiging kan niet afgezonderd worden van de kredietopeningsovereenkomst zelf, die kort voordien op 17 februari 1999 door zijn zoon en dochter werd gesloten; - het hof stelt vast dat de zekerheidsstelling van de eiser niet bestond in de overdracht van rechten uit al lopende levensverzekeringen, maar uit twee levensverzekeringen die hij juist moest afsluiten om het krediet te bekomen en dit voor de sommen in verhouding tot het bekomen krediet.
22 APRIL 2010
C.09.0253.N/3
Zij verwijzen verder naar de kredietopeningsovereenkomst en de erin opgenomen vermelding volgens dewelke de eiser ten voordele van de bank de rechten zal overdragen die voortvloeien uit het ASLK Fund Plan Europe dat hij op zijn hoofd bij de ASLK verzekeringen had. Zij oordelen ten slotte dat het hof niet gebonden is door de bewoordingen waarmee de partijen de zekerheidsstelling omschreven en dat de strekking van de verklaring van de eiser waarin hij de overdracht van begunstiging vraagt, geen twijfel laat dat zijn verklaring strekte tot de overdracht van de rechten uit de polissen ASLK Fund Plan. 2.
De appelrechters geven aldus te kennen dat zij bij de uitlegging van de
overeenkomst tussen de partijen
eerder steunen op de gemeenschappelijke
bedoeling van de contracterende partijen, veeleer dan zich aan de letterlijke zin van de woorden te houden. In het licht van de bedoeling van de partijen konden de appelrechters, zonder miskenning van de bewijskracht van de bijvoegsels bij de polissen ASLK Fund Plan, oordelen dat de eiser het recht om de overeenkomsten af te kopen heeft overgedragen aan de verweerster. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 3.
De appelrechters die aan de betwiste overeenkomsten de gevolgen
toekennen die zij volgens hun uitlegging ervan hebben, schenden de verbindende kracht van de overeenkomst niet. De overige in het onderdeel aangevoerde wetsschendingen zijn afgeleid uit de in het eerste onderdeel vergeefs aangevoerde miskenning van de bewijskracht van de betwiste overeenkomsten en uit de in dit onderdeel vergeefs aangevoerde miskenning van de verbindende kracht ervan. Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
22 APRIL 2010
C.09.0253.N/4
Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser in de kosten. Bepaalt de kosten op de som van 652,24 euro jegens de eisende partij en op de som van 183,86 euro jegens de verwerend partij. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit voorzitter Ivan Verougstraete, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Robert Boes, en de raadsheren Eric Dirix, Albert Fettweis en Beatrijs Deconinck, en in openbare terechtzitting van 22 april 2010 uitgesproken door voorzitter Ivan Verougstraete, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Johan Pafenols.
J. Pafenols
B. Deconinck
A. Fettweis
E. Dirix
R. Boes
I. Verougstraete