INPUT JOURNALISM EEN ZOEKTOCHT NAAR EEN OPLOSSING VOOR DE JOURNALISTIEKE CRISIS DOOR EEN COMBINATIE VAN WETENSCHAPPELIJKE THEORIEËN MET DE VISIES UIT DE PRAKTIJK
NAAM: Hein-Jan Keijzer STUDENT NUMMER: 9928081 OPLEIDING: doctoraal Film en Televisie wetenschappen master Journalistiek en Media BEGELEIDER: Peter Vasterman DATUM: Januari 2005
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ............................................................................................3 INLEIDING ..................................................................................................5 HOOFDSTUK 1; DE CRISIS ......................................................................7 Inleiding .................................................................................................7 Van schoothond naar waakhond .............................................................8 Professionalisering ...............................................................................10 Professie in debat..................................................................................14 Steeds meer met minder ........................................................................16 Het besef van de kloof ...........................................................................18 Conclusie ..............................................................................................19 HOOFDSTUK 2; DE JOURNALISTIEKE HERÖRIENTATIE.............21 Inleiding ...............................................................................................21 Waar dient journalistiek voor................................................................21 Herformulering; negen principes ..........................................................26 Journalistieke beroepsideologie ............................................................36 Conclusie ..............................................................................................39 HOOFDSTUK 3; PUBLIEKE JOURNALISTIEK...................................41 Inleiding ...............................................................................................41 Opkomst van zelfkritiek en nieuwe idealen ............................................43 De publieke praktijk..............................................................................46 Het 'traditionele' weerwoord .................................................................48 Het falen van idealen ............................................................................52 Conclusie ..............................................................................................56 HOOFDSTUK 4; DE VISIE VAN DE PRAKTIJK ..................................58 Inleiding ...............................................................................................58 Erkenning van de crisis.........................................................................59 De journalistiek; van output naar input.................................................62 Het contact in de praktijk ......................................................................67 In de regio ............................................................................................69 Een moeilijke omslag voor de praktijk...................................................76 Conclusie ..............................................................................................80 CONCLUSIE; INPUT JOURNALISM .....................................................83 LITERATUUR ...........................................................................................87 BIJLAGEN .................................................................................................90 Interview Frans Blok; hoofdredacteur Limburgs Dagblad.....................90 Interview Linda Eradus; researsch journalist RTL-Nieuws .................106 Interview Hendrik Jan Schoo; oud-hoofdredacteur van Elsevier .........119 Interview Harm Taselaar; hoofdredacteur RTL-Nieuws ......................138
2
VOORWOORD “Oh, is de journalistiek in crisis? Welke crisis?!” De afgelopen vier maanden is een dergelijke vraag vaak voorbij gekomen. “Lees het eindproduct maar als het klaar is, daar staat alles uitgebreid in” was mijn antwoord meestal, in de hoop daarmee voorlopig een bevredigend antwoord te geven en de nieuwsgierigheid te prikkelen. En hier ligt dat eindproduct dan… Vier maanden hard werken en veel nadenken hebben geleid tot de scriptie waarmee ik wil afstuderen bij doctoraal opleiding Film en Televisiewetenschappen en de master Journalsitiek en Media aan de Universiteit van Amsterdam. Dit voorwoord wil ik gebruiken om een kort woord van dank uit te spreken aan een aantal mensen. Zij hebben mij in de afgelopen zes jaar en in het bijzonder de afgelopen vier maanden geholpen en gesteund bij het doorlopen van mijn twee opleidingen en het vervaardigen van mijn scriptie. In het bijzonder mijn ouders, Jan en Roelie, die het gedurende de afgelopen jaren in vele opzichten mogelijk hebben gemaakt dat ik mijn studie heb kunnen volgen en daarnaast allerlei activiteiten heb mogen ontplooien. Verder mijn vrienden die ik tijdens mijn studie in Amsterdam heb leren kennen en die mijn studietijd erg waardevol hebben gemaakt. In het bijzonder Philip, Hugo, Susanne en Rogier. Vooral de activiteiten die we rond de studie hebben ontwikkeld, hebben mij veel geleerd van hoe mensen met elkaar om kunnen gaan en hoe passie kan leiden tot unieke en mooie resultaten. Tot slot dank ik de mensen die hebben meegewerkt aan mijn scriptie met hun visies en kennis; Linda Eradus, Frans Blok, Hendrik Jan Schoo en Harm Taselaar. Daarnaast wil ik in het bijzonder mijn begeleider Peter Vasterman bedanken. Hij heeft mij de afgelopen vier maanden op een bijzonder prettige
3
manier geholpen bij het schrijven van mijn scriptie. De gesprekken tussen ons over
mijn
onderwerp
hebben
een
sturende
rol
gespeeld
in
het
ontwikkelingsproces van deze scriptie en gaven nieuwe inzichten en ideeën voor de verdere aanpak. Met de steun en hulp van al deze mensen is mijn scriptie geworden tot wat er nu voor u ligt. Een product waarmee ik een bijdrage wil leveren aan het huidige journalistieke debat en waarmee ik nieuwe inzichten hoop te geven. Persoonlijk heb ik er met heel veel plezier aan gewerkt. Ik hoop tenslotte dat ik alle belangstellenden van de afgelopen tijd met dit product een bevredigend antwoord geef op de zovaak gestelde vraag en dat ik in volgende ontmoeting en gesprekken te horen krijg; “Dus die crisis!” Hein-Jan Keijzer
4
INLEIDING Zowel voor mijn doctoraal opleiding Film en Televisie Wetenschappen als voor de Master Journalistiek; Research en Redactie, werd ik in de literatuur meerdere malen geconfronteerd met het feit dat de journalistiek zich momenteel in een crisis zou bevinden. Er werden definities gegeven en analyses besproken over het mogelijke ontstaan en de gevolgen van de crisis. Omdat de theoretische voorstellen de literatuur om het tij te keren stuk voor stuk serieuze pogingen leken, vond ik het opvallend dat de voorgestelde oplossingen nergens echt in de praktijk vielen terug te zien. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de crisis werd in de praktijk niet serieus genomen wordt, of dat de praktijk een hele andere benadering heeft van de problemen en ze dan ook op een eigen manier wil oplossen. Tijdens mijn stage bij RTL-NIEUWS heb ik met verschillende mensen over het bestaan van de crisis gesproken. Uit de gesprekken kwam naar voren dat de meeste journalisten, verslaggevers en eindredacteuren de huidige situatie wel ervaren als een periode van malaise. Maar wat mij opviel was dat de benaderingen van de problemen en de voorgestelde oplossingen door de praktijk, totaal verschillend zijn van de wetenschappelijke theorieën. Toch kreeg ik in de loop van de tijd het gevoel dat er overeenkomsten zaten tussen de twee visies. Omdat het beide benaderingen tot nu toe niet is gelukt om te komen tot een keerpunt in de crisis, kwam ik op het idee met mijn scriptie een onderzoek te doen naar de mogelijkheid om te komen tot een combinatie van wetenschappelijke en praktische oplossingsvisies voor de crisis. Mijn vraagstelling luidt dan ook: Welke oplossing voor de journalistieke crisis valt te destilleren uit een combinatie van wetenschappelijke theorieën met de visies uit de praktijk? Een dergelijke analyse kan zowel voor de wetenschap als de praktijk interessante inzichten opleveren voor het zoeken naar oplossingen. Het kennis nemen van elkanders visies en denkwijze kan nieuwe impulsen geven aan het debat, zo is mijn veronderstelling.
5
Allereerst ga ik in op de journalistieke crisis. Dit doe ik door de huidige situatie in de journalistiek aan de hand van wetenschappelijke literatuur te bekijken en een analyse te maken van hoe het zover heeft kunnen komen. Hoofdstuk 1 zal dan ook antwoord geven op de vragen; Wat verstaan we onder de journalistieke crisis? en Hoe zijn we er in terecht gekomen? Vervolgens kijk ik naar de recente pogingen die zijn gedaan om tot nieuwe journalistieke inzichten en principes te komen. Welke pogingen hebben we gehad en waar hebben ze toe geleid? Ik zal daarna ingaan op een van de meest recente pogingen om de journalistieke principes en doelen te herformuleren en kijken wat deze hebben opgeleverd. Zo probeer ik in Hoofdstuk 2 een antwoord te vinden op de vraag; Wat zouden we er nu, anno 2005, onder moeten verstaan? Aan de hand van een vergelijking van deze laatste pogingen met een vernieuwingspogingen van tien jaar eerder, probeer ik te achterhalen waarom die vorige poging het niet heeft gered en er nu dus wederom een nieuwe herformulering van de journalistieke idealen nodig is. Deze vergelijking maak ik om te voorkomen dat we wederom de fout in gaan en we eigenlijk zouden moeten leren van de missers uit het verleden. De vraag die in Hoofdstuk 3 centraal staat is; Waarom faalden de oplossingen? Tot slot leg ik in Hoofdstuk 4 de theoretische bevindingen voor aan een viertal ervaringsdeskundigen uit de journalistieke praktijk. Met deze mensen heb ik langdurige (min. 1 uur) kwalitatieve interviews gehouden om er achter te komen hoe men aankijkt tegen de huidige situatie en de oplossingen en ik zal bespreken welke aanvullingen zij hebben op deze noties. De vraag die in het laatste hoofdstuk centraal staat is; Wat denk de praktijk er van? De analyse van theorieën uit verschillende literatuur zal ik in de conclusie combineren met de visies en ideeën uit de praktijk. Op deze manier probeer ik uit de overeenkomsten en de verschillen een bijdrage te leveren aan de zoektocht van wetenschap en praktijk naar een oplossing voor de crisis in de journalistiek.
6
HOOFDSTUK 1; DE CRISIS INLEIDING De Journalist van juni 2000 publiceerde een interview met James Carey. Hij is als hoogleraar journalistiek verbonden aan de Columbia University en kan gezien worden als de nestor van de Amerikaanse journalistiek. Volgens Carey bevindt de journalistiek zich al geruime tijd in een overgangsfase, waarvan het einde vooralsnog niet in zicht is.1 De boodschap die hij in het interview afgaf is helder, evenals de titel van het artikel; 'De Journalistiek bevindt zich in een crisis'. Volgens hoogleraar Communicatiewetenschap Jo Bardoel zijn het ook niet alleen deskundige omstanders als Carey, maar ook de journalisten zelf die de laatste jaren regelmatig gevoelens van onzekerheid en crisis over de eigen professie laten horen. In zijn artikel Het einde van de journalistiek? Nieuwe verhoudingen tussen professie en publiek signaleert hij een opmerkelijke paradox. Terwijl de media alomtegenwoordig zijn en hun rol in het maatschappelijk leven groter is dan ooit, wordt over de voornaamste producten van media - inhoud - content schijnen we tegenwoordig te moeten zeggen - voornamelijk in crisistermen gesproken. Het zelfvertrouwen en het zelfbewustzijn van journalisten hebben wel betere tijden gekend.2 Maar hoe is het gekomen dat de journalistieke zelfverzekerdheid plaats heeft gemaakt voor onzekerheid. Wat verstaat men er onder de crisis en over welke journalistiek hebben we het hier eigenlijk? In dit hoofdstuk wil ik de ‘crisis’ nader onder de loep nemen. Ik ga een beeld geven van ontwikkelingen in de journalistieke professie van de afgelopen vijftig jaar en aandacht geven aan die verschijnselen die gezien 1 Lith, Joske van, Mischa van Vlier. 'De Journalistiek bevindt zich in een crisis.' De journalist, (16 juni 2000): p. 16-17. 2 Bardoel, Jo. ‘Het einde van de journalistiek? Nieuwe verhoudingen tussen professie en publiek.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: p.357.
7
worden als de oorzaken van de huidige malaise. Dit doe ik aan de hand van wetenschappelijke literatuur die er over dit onderwerp is verschenen.
VAN SCHOOTHOND NAAR WAAKHOND Wanneer we de plaats van de journalistiek in de samenleving, de professionalisering van het vak en het journalistieke landschap van 1950 vergelijken met die van vandaag de dag, dan valt niet te ontkennen dat er meer verschillen dan overeenkomsten zijn. Volgens Bardoel is de verzuilde journalistiek in de jaren zestig verdwenen, doordat de professie zich zelfstandiger is gaan opstellen, autonoom van de instituties als kerk en staat. De journalistiek heeft zich in ons deel van de wereld in de afgelopen decennia vrijgevochten van religieuze en (partij)politieke bindingen en is sindsdien sterk geprofessionaliseerd. In dit proces ging de beroepsgroep zich, als elke professie, een eigenstandige en belangrijke maatschappelijke functie toekennen, in casu een belangrijke rol ten behoeve van politieke participatie en democratie.3 Deze toegenomen onafhankelijkheid gaf de journalistiek de mogelijkheid om het handelen van de politieke of religieuze instituties en maatschappelijke ontwikkelingen op een eigen manier te verslaan. De politiek, die tot dan toe alle berichtgeving controleerde en kleurde, werd volgens Carey in de jaren zestig juist de zondebok. De onderlinge verschillen in de benadering van onderwerpen tussen de verschillende journalistieke organen in de periode van de verzuiling maakte nu plaats voor een eensgezinde strijd. Het gezamenlijke doelwit was volgens Carey de Amerikaanse politiek. Voorbeelden hiervan zijn de journalistieke houding ten aanzien van de oorlog in Vietnam en de emancipatie van de studenten. Het verhaal van Carey is er dan wel een van de Amerikaanse journalistieke geschiedenis, de ‘crisis’ waarover hij spreekt is niet een typisch 3
Bardoel, Jo. Publieke journalistiek in een private wereld: 'advisor-in-residence'-advies aan de staatssecretaris van OCenW. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Directie Kunsten, 2000: 9.
8
Amerikaans verschijnsel. Als we de literatuur er op nakijken valt op dat het verschijnsel zich momenteel in veel westerse landen voor doet, ook in Nederland. En ook bij de relatie die Carey legt tussen de maatschappelijke veranderingen en het ontstaan van de crisis, zijn er parallellen tussen de Amerikaanse en Nederlandse situatie. De Nederlandse samenleving typeert zich tot het midden van de jaren zestig als een verzuilde. Hiermee wordt bedoeld dat de samenleving is ingedeeld in vier identiteiten met een levensbeschouwelijke of politiek ideologische grondslag. In Nederland waren dat de katholieken, protestanten, socialisten en liberalen. De verzuiling vond ook in de media haar uitdrukking, schrijft Kees Brants. Tweederde van de naoorlogse dagbladpers was wel onder de noemer van een van de vier zuilen te plaatsen en ook voor de omroepen gold dit. Vooral bij de katholieke en socialistische media, politieke partijen en maatschappelijke organisaties was sprake van ‘interlocking directorships’. De partijelite bepaalde tot op zekere hoogte de media agenda.4 Het is ook niet verwonderlijk dat deze journalistieke rol achteraf de metafoor van schoothond, geleidehond of herdershond heeft meegekregen. Schoothond van de politiek, of herdershond van de samenleving. De verzuilde samenleving, zoals we die in Nederland sinds de jaren 20 hadden gekend kwam in de jaren zestig de zwaar onder druk te staan. Er waren in die periode grote sociale en maatschappelijke veranderingen zichtbaar en voelbaar. De naoorlogse generatie, de babyboomers, kwam in opstand tegen de verzuilde inrichting van de samenleving. Jeugdculturen vonden een vruchtbare voedingsbodem bij deze zoekende jongeren en bleken nieuwe idealen en ideeën met zich mee te brengen of los te maken. Het
4
Brants, Kees. ‘Opgejaagd door Cerberus. Moeizame mediatisering van de politieke communicatie.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: 90.
9
gevolg was, midden jaren zestig, een algehele omwenteling in de samenleving. De journalistiek vervulde bij deze omwenteling een belangrijke rol. Dit was mogelijk door toegenomen autonomie van de Nederlandse media. Ze vormden er namelijk een cruciaal onderdeel van en hebben gefungeerd als het zaad waaruit in de jaren zestig andere politieke en culturele bewegingen konden opschieten.5 De nieuwe ideeën, idealen en opvattingen, die in de jaren zestig in de samenleving opkwamen, konden via de min of meer autonome pers makkelijker hun weg vinden in die samenleving. De journalistiek was nu niet meer de spreekbuis van de verzuilde instituties. In plaats daarvan nam de journalistiek ideologische standpunten in over ontwikkelingen in de maatschappij en was de spreekbuis geworden voor gedachtegoed dat leefde in de gepolariseerde samenleving. Onafhankelijk en kritisch trok de journalistiek ten strijde tegen de misstanden in de samenleving. De serieuze journalistiek had zichzelf een nieuwe rol gegeven. De ‘schoothond’ van de zuilen was de ‘waakhond’ van de samenleving en democratie geworden. In deze omslag, van een traditionele, verzuilde journalistiek naar een zelfbewuste, kritische en onafhankelijke journalistiek, ligt volgens Carey de oorsprong de huidige ‘crisis’.
PROFESSIONALISERING De waakhond van de samenleving en de democratie, dat was de nieuwe metafoor voor de journalistiek in de jaren zestig. Zij identificeerde zich niet meer met een bepaalde partij maar met de publieke zaak.6 Het was de taak van de journalistiek om de ontwikkelingen in de samenleving kritisch te bekijken en er over te berichten. De nieuwe rol, als waakhond van de samenleving, bracht nieuwe idealen met zich mee.
5
Vree, Frank van. ‘Beroep: journalist. Beeldvorming en professionalisering.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: 164. 6 Brants, Kees. 2002: 90.
10
Maar de nieuwe doelstellingen als objectiviteit, hoor en wederhoor en onafhankelijkheid, typisch klassiek journalistieke idealen, bleken echter niet zo absoluut als op dat moment werd gedacht. De journalistiek bleef namelijk niet zoals ze was. Integendeel, na 1965 raakten de journalistiek en de media in een ongehoorde stroomversnelling, die het beroep van journalist nog verder van karakter zou doen veranderen. De redacties bleven groeien, er kwamen fusies, veranderingen in de bedrijfscultuur, nieuwe technieken - computer, kabel en satelliet – en andere arbeidsverhoudingen.7 Dit, in combinatie met een samenleving waarin de diversiteit toenam en een toename van het aantal aanbieders, veranderde het journalistieke landschap. De ontwikkelingen vroegen om een andere denk- en werkwijze in het vak, dat steeds complexer werd. Gevolg was dat de klassieke journalistieke doelstellingen onder druk kwamen te staan en plaats maakten voor marktdenken. De tendens van ontideologisering in de samenleving zag men terug in de media, die de onderlinge inhoudelijke verschillen tussen steeds meer deed vervagen. De heterogeniteit in de boodschappen maakte plaats voor een politiek gezien steeds homogenere boodschap. In de strijd om toch publiek te trekken probeerden de aanbieders zich te onderscheiden door allerlei nieuwe elementen toe te voegen; zoals bijlagen en rubrieken of andere journalistieke werkwijzen als actie- of roddeljournalistiek. De wens van het publiek werd erg belangrijk en werd benaderd vanuit de marketing. Het hierboven beschreven proces geeft niet voor iedereen een bevredigende verklaring voor de huidige staat van de journalistiek. Jo Bardoel geeft aan, in zijn artikel Het einde van de journalistiek, dat hij de verklaring voor het gevoel van onbehagen, via de hierboven aangestipte elementen, te
7
Vree, Frank van. 2002: 165.
11
dicht bij huis vindt liggen. Een verklaring moet volgens hem gezocht worden op een hoger niveau, met een metavisie. In het artikel analyseert Bardoel de crisis ook via dezelfde drie elementen die hierboven worden aangehaald. Ten eerste de ontwikkelingen in de technologie van communicatie, ten tweede de ontwikkelingen in de samenleving en ten derde de veranderende positie van de journalistiek. Maar Bardoel gaat in zijn analyse wel dieper op de materie in en in zijn conclusie een stap verder. Hij stelt dat de nieuwe technologie, zoals het internet en de digitalisering, nieuwe vormen van communicatie heeft gebracht. Hierdoor zijn volgens Bardoel interactie, asynchrone aanbieding en raadpleging, hypertekstualiteit en multimedialiteit onderdeel geworden van het verspreidingsproces. Dit vraagt van de journalistiek grote veranderingen binnen het vakgebied en de werkwijze. Maar ook om een andere benadering van het publiek. De ontvanger is van een passief publiek veranderd in een actieve, individuele gebruiker, die het aangeleverde materiaal selecteert op bruikbare elementen voor eigen doeleinden. De gebruiker maakt hierbij zelf keuzes op basis van individuele voorkeuren. De technologische ontwikkelingen die dit mogelijk maken kunnen volgens Bardoel juist ontstaan doordat er bij het publiek een behoefte aan was. Technologische ontwikkelingen kunnen echter alleen maar doorzetten naar de mate waarin ze aansluiten bij bestaande sociaalculturele veranderingen. Daarom is het van belang om, naast de technische ontwikkeling, tevens de blik te richten op belangrijke veranderingen in de samenleving. 8 Religie of politiek zijn niet meer het referentiekader voor burgers. Door de veranderingen in de samenleving moeten en kunnen we de burgers ook anders benaderen. Motivaction is een voorbeeld van een bedrijf dat dit onderzoekt. Het is een marketing onderzoeksbureau dat de samenleving heeft ingedeeld in
8
Bardoel. 2002: 361.
12
een achttal sociale milieus met overeenkomstige waarden en normen. Deze indeling is niet ontstaan op basis van sociale klassen of socio-economische factoren, maar op basis van persoonlijke opvattingen, waarden en normen die volgens Motivaction aan de levensstijl van mensen ten grondslag liggen. Zo komen zij tot een totaal andere indeling van de Nederlandse samenleving dan traditioneel verzuilde. Zij onderscheiden bijvoorbeeld Traditionele burgerij (18%), Gemaksgeoriënteerden (9%), Moderne burgerij (22%), Nieuwe conservatieven (8%), Kosmopolieten (10%), Opwaarts mobielen (13%), Postmaterialisten (10%) en Postmoderne hedonisten (10%).9 Dit is een benaderingswijze die draait het om individuele keuzes met betrekking tot bijvoorbeeld leefstijl, wereldbeschouwing, groeperingen en bronnen. De toegang tot al deze terreinen is simpeler geworden. Zoals al eerder beschreven, de jeugdculturen in de jaren zestig hadden door de media toegang tot de wereld. Door de toename aan communicatie mogelijkheden is dat nu nog sterker. De ideeën en opvattingen circuleren zo in de ‘vrije ruimte’ en zijn ten alle tijden te raadplegen voor geïnteresseerden. De gebruiker heeft dus een andere behoefte aan informatie, maakt daarom zelfstandig eigen keuzes in de selectie en gebruikt deze informatie op een eigen manier met een eigen doel. De rol van de informatieaanbieders is in dit proces van assertiviteit en informalisering van de cultuur mee veranderd. Het publiek ging steeds meer mogelijkheden om informatie te verkrijgen toepassen en was dus lastiger te ‘pakken’, zo bleek uit de oplage- en kijkcijfers. Om dit te veranderen was het van belang om rekening te gaan houden met de wens van het publiek. Maar wie echt wil weten wat het publiek wil, heeft weinig boodschap aan kijkcijfers en oplage aantallen. Het gevolg was een groot aantal veranderingen en experimenten van formats, verschijningsvormen. Om het publiek te behagen veranderden de producties en journalistieke aanpak. De beroepsgroep ging zich sterk professionaliseren, om het ingewikkelde proces van vraag en aanbod op de informatiemarkt te kunnen begrijpen en beheersen. Gevolg was dat de aandacht van de journalistiek vooral uitging naar de kwantitatieve effecten en de output van de productie. Zoveel mogelijk publiek trekken was 9
Mentality sociographics in marketing. Motivaction. Versie winter 2005. 11 januari 2005. http://www.motivaction.nl/wat/modellen/mentality-instrumenten.html
13
onderdeel geworden van de journalistieke taak. Maar de samenleving en daardoor de markt waren minder makkelijk te beheersen. Kijkcijfers of oplageaantallen zeggen immers niets over de inhoudelijke waardering van de geleverde producten door het publiek. Kijkers betekent niet tevreden kijkers. Deze gang van zaken leidde tot onvrede onder journalisten, die merkten dat de berichtgeving door de vele concessies die werden gedaan aan de publieke wens, steeds minder inhoudelijk werd. De klassieke journalistieke taak raakte meer en meer in de vergetelheid in de zoektocht naar het publiek.
PROFESSIE IN DEBAT De klassieke journalistiek bevindt zich in een spagaat. Aan de ene kant heeft de professie zich tot doel gesteld om onafhankelijk te werk te gaan en objectieve berichtgeving na te streven. Aan de andere kant bestaat er de druk om een zo groot mogelijk deel van het zappende, haastige, vluchtige publiek te bereiken. Deze spagaat heeft onder een grote groep journalisten geleid tot gevoelens van onbehagen over haar eigen functioneren en was aanleiding tot vragen over de eigen professie. Wie objectief wil berichten over ontwikkelingen in de samenleving, moet toch niet dansen naar de pijpen van de afnemers? De onafhankelijkheid loopt dan wel gevaar. Wie objectief verslag wil doen en rekening wil houden met de wens van het publiek, moet zijn oor te luisteren leggen in de samenleving en daarover bericht, was de mening van een groep journalisten. De discussie die hier uit voort vloeide, raakte de basis van de journalistiek; haar doel en functie in de samenleving. De journalistiek valt hierbij niet als een homogene groep, met eenduidige doelstellingen en idealen, te benaderen. Verschillende, elkaar uitsluitende visies, doelen en uitgangspunten, zijn de versnipperde overblijfselen van oude utopieën. Aan de ene kant zijn er de voorstanders van de free marketplace of ideas, die de economische wetten van vraag en aanbod toepassen op de journalistiek. Deze visie gaat er vanuit dat de ideeën waar belangstelling voor bestaat hun weg in de samenleving zullen vinden. De ideeën die geen gehoor vinden zullen op de free marketplace dan ook verdwijnen. De journalistiek dient op deze manier letterlijk de wens van het publiek. De kwalitatieve en publieke 14
verantwoordelijkheid hoeft hierin nauwelijks een punt van aandacht te zijn. Vraag en aanbod dragen, volgens deze kijk, zelf de oplossing aan voor dit probleem. Hier lijnrecht tegenover staan de journalisten die minder vertrouwen hebben in de wetten van de marktwerking voor de journalistiek. Voor hen weegt de autonomie van de publieke sfeer en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de media zwaar. Er bestaat volgens hen namelijk altijd nog zoiets als het publieke belang. Dit is niet te reguleren met de wetten van vraag en aanbod, omdat ze niet geschikt zijn als product op de free marketplace. Maar dat betekent niet dat ze voor de samenleving waardeloos zijn geworden. In tegendeel zelfs. Want sommige ontwikkelingen zijn onprettig of oninteressant om te horen, maar kunnen grote gevolgen hebben voor de maatschappij. Om te voorkomen dat over deze ongeliefde, maar maatschappelijk belangrijke ontwikkelingen, niet wordt bericht, zijn er de verdedigers van de autonomie van de publieke sfeer. Voor hen is de markt niet zaligmakend, maar benadrukt die juist voortdurend de noodzaak voor de instandhouding van mediavormen die vanuit een publiek belang worden gemaakt.10 Tussen deze twee uitersten van journalistieke uitgangspunten zitten natuurlijk verschillende gematigdere benaderingen. Maar het laat goed zien hoe divers de kijk op de professie kan zijn en dus ook hoe divers de producten kunnen zijn die hier uit voort vloeien. Hierbij is het wellicht belangrijk om vast te stellen dat journalistiek in lang niet alle gevallen een product op zich is. Journalistiek is een activiteit, die leidt tot een product. Of dit product vervolgens bestempeld kan worden als een journalistiek product hangt af van de manier waarop er te werk is gegaan en hoe de vergaarde informatie is verwerkt in het product. De vorm waarin het wordt gegoten ligt dan ook niet vast, waardoor de producten heel divers kunnen zijn.
10
Vree, Frank van. ‘Het ontstaan van een politiek-publicitair complex 1960-2002’ Raad van Maatschappelijke Ontwikkeling. Medialogica. Over het krachtenveld tussen burger, media en politiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2003: 71.
15
STEEDS MEER MET MINDER In de zoektocht naar het publiek zijn er vele vormen gekomen om boodschappen naar het publiek toe te brengen: de output. Vooral op televisie hebben we in de laatste jaren verschillende genres gezien met journalistieke elementen. Dat komt door genreversmeltingen of adaptatie. De combinatie van serieuze journalistieke informatie met een amusemerende vorm en publieksvriendelijke elementen is een veel gezien genre op het moment, aangeduid met infotainment. Dit fenomeen, stammend uit de jaren zeventig, kwam door opkomst van de commerciële omroepen in de jaren negentig tot grote bloei, omdat de omroepen nog sterker dan voorheen publieksgericht gingen
programmeren.
Allerlei
op
doelgroepen
afgestemde
programma formats zagen het licht waarin lichte informatie werk vermengd met muziek en andere ontspannende programma inhoud. Het zijn vaak hybride genres, waarbij journalistieke elementen aan amusement worden gekoppeld. 11 Dit zien we bijvoorbeeld terug in de diverse vormen waarin de politiek op televisie te zien krijgen. De politiek verschijnt steeds meer in de vorm van 'nieuws', 'vermaak', 'verbeeldbaarheid' of andere vormen die hun betekenis niet zozeer ontlenen aan de politieke inhoud, maar aan de specifieke eigenschappen van het medium. Dat wordt ook wel 'media logica' genoemd. 12 In deze logica gaat het er niet meer om dat de essentie van een inhoudelijke boodschap die zo duidelijk mogelijk moet worden overgebracht. Het gaat om het begrijpelijk maken van een situatie met de retoriek wetten
11 12
Vree, Frank van. 2003: 85. Vree, Frank van. 2003: 92.
16
van de (audiovisuele)media. Zo brengt de journalistiek haar verhaal naar de burgers, met haar visie op het verhaal. Van Vree schrijft dat bijvoorbeeld de politiek door de journalistiek begrijpbaar wordt gemaakt door het steeds volgens herkenbare schema’s uit te leggen. Voorbeelden van deze schema’s zijn conflict of tegenstelling in leiderschap, de strijd naar de overwinning of de strategie van het spel. Elke nieuwe conflictsituatie, incident of affaire wordt opgebouwd volgens een toepasbaar schema. Zo wordt de politiek voor de kijker inzichtelijk gemaakt. De schema’s aan de hand waarvan het verhaal wordt verteld, hebben in de media in het verleden hun succes reeds bewezen. Probleem is volgens van Vree dat ze soms los staan van de politieke realiteit. De politiek gaat in de media een eigen leven gaan leiden, die weinig meer met de realiteit te maken hebben. Het groeit soms uit tot wat een mediahype wordt genoemd en waarin de onthullingen de boventoon gaan voeren. De drijfveer achter de deelname van de media aan zo’n hype is in de meeste gevallen niet de waakhondfunctie van de pers, maar een onderdeel van een overlevingsstrategie op een competitieve markt.13 De vraag die daarbij volgens de huidige critici van de journalistiek niet wordt gesteld, is die van het gevolg voor de burger. Heeft burger behoefte aan dergelijke verhalen en interesseert het hem of haar werkelijk omdat het een verschil maakt in het leven van de burger. Of kijkt men uit vermaak en niet uit interesse. Deze groep critici bevinden zich vooral in de hoek van wat ik wil betitelen als ‘serieuze’ journalisten. Zij zetten vraagtekens bij het huidige functioneren van de eigen professie en de manier waarop er naar het publiek wordt gekeken. Zij vinden de benadering te kwantitatief. De veranderende werkwijze, van sneller, eerder en meer, lijkt lastig te combineren met inhoudelijke eisen, zo ervaart de journalistiek. Dit is de paradox die Jo Bardoel aangaf over de alom aanwezige en overal vertegenwoordigde media die in crisistermen over de eigen inhoud spreekt en onzeker is over haar eigen product; steeds meer media met inhoud van steeds geringere maatschappelijke betekenis.
13
Vree, Frank van. 2003: 93.
17
HET BESEF VAN DE KLOOF Dit gebrek aan inhoud die er voor de burgers echt toe doet heeft ook gevolgen voor de journalistiek. Het leidt tot een dalend vertrouwen bij het publiek in de nieuwsmedia. Dat blijkt uit The State of the News Media 2004. Dit jaarlijkse onderzoek is een veelomvattende inventarisatie van de Amerikaanse journalistiek van de Columbia University Graduate School of Journalism. Met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens worden alle sectoren van de journalistiek geanalyseerd; kranten, tijdschriften, radio, televisie en online. In het onderzoek van 2004 wordt de crisis in de nieuwsmedia ook serieus genomen. De onderzoekers stellen echter dat de gevolgen ervan verder gaan dan gevoelens van onzekerheid bij de makers. Zij concluderen dat het traditionele journalistieke landschap door de crisis in problemen zal komen. Onder invloed van de hierboven beschreven tendensen van toegenomen aanbod
en
concurrentie,
sociale
veranderingen,
een
veranderende
journalistieke cultuur en een slinkend gebruikersaantal met een steeds minder vertrouwen in de inhoud kan de journalistiek, zoals ze vandaag de dag haar taak uitvoert, niet blijven bestaan, stellen de onderzoekers. De inrichting van het huidige landschap, waarbij de vercommercialiseerde journalistiek in Amerika afhankelijk is van de kijkers, zal met de teruglopende belangstelling in gevaar komen, aangezien men van belangstelling afhankelijk is door de inkomsten vanuit de reclamegelden. De onderzoekers signaleren in hun onderzoek dat de financiële situatie dwingt tot het snijden in de journalistieke bezetting. De studie toont aan dat er hierdoor sprake is van een toegenomen werklast voor journalisten en een daling van het aantal journalistieke bijdrages. De vrijgekomen ruimte wordt vervolgens besteed aan commerciële invulling en maakt de journalistieke inhoud minder. Deze tendens is een logische ontwikkeling vanuit de commerciële belanghebbenden. Toch kunnen er voor de lange termijn, volgens de onderzoekers, vragen gesteld worden over deze aanpak. Want zonder veranderende inhoud zullen de kijkers niet terugkeren en een kleiner wordend publiek is commercieel niet interessant. Bovendien stellen de onderzoekers dat
18
uit sociologisch onderzoek naar de media is gebleken dat dergelijk snijden in de kosten het weg blijven van het publiek alleen maar zal versnellen. Het publiek heeft echter wel behoefte aan nieuws, zeker in een gemeenschap die zich kenmerkt door diversiteit. Informatie is essentieel om in een dergelijke samenleving te participeren. Het gevaar bestaat namelijk dat er subgroepen ontstaan die zich niet meer herkennen in de berichtgeving van de media, omdat deze niet aansluit bij hun visie of leefwereld, waardoor de eenheid in de samenleving verdwijnt. Het is volgens de onderzoekers dan ook van belang dat de journalisten zich gaan inzetten om de heersende gevoelens in de samenleving in kaart te brengen. Het gebrek aan zicht op de samenleving is een van de grootste crisisfactoren van dit moment. De journalistiek heeft zich de laatste jaren bij haar output sterk afhankelijk gemaakt van de vraag van het publiek (zoals rudimentair vertaald in kijk- en verkoopcijfers). De inputkant van de journalistiek is daarbij over het hoofd gezien. De journalistiek heeft zich niet voldoende open gesteld voor impulsen uit de samenleving of verdiept wat er werkelijk bij de mensen leefde. Hiervoor zijn de antennes in de samenleving grotendeels verloren gegaan. Gevolg is dat men het beeld op de samenleving deels is kwijtgeraakt en niet meer in staat bleek de samenleving te voorzien van essentiële informatie. Dit besef dat de output niet meer aansluit bij de behoefte van het publiek en er sprake is van een kloof tussen burgers en journalistiek, heeft gezorgd voor de huidige crisis.
CONCLUSIE De journalistieke crisis, zoals die door wetenschap en beroepsgroep is erkend en wordt beschreven, kent een lange voorgeschiedenis. Het toegenomen aanbod en de groeiende concurrentie, de technologische innovaties, de sociale veranderingen en professionalisering van de journalistieke cultuur, hebben in wisselwerking met elkaar de plaats van de journalist in de samenleving voortdurend veranderd. De herdershond van de samenleving en schoothond van de instituties veranderde in de eerste instantie in de waakhond van de democratie. Maar de waakhond werd afgeleid door zijn tweede, steeds belangrijker wordende taak,
19
het bewaken van het commerciële belang van de media. Het gevolg was een veranderend karakter richting schoothond van het publiek, zo stellen critici. De taak van waker over de democratie kwam hierdoor op de tweede plaats. Je zou je kunnen afvragen of de twee taken verenigbaar zijn met elkaar. Maar het vertrouwen van de mensen in de hond neemt af. Het mag dan wel een gezelligheidsbeestje zijn geworden, die voor veel vermaak zorgt, de omgeving waar we zo op gesteld zijn, wordt niet meer bewaakt. Het beest slaat niet meer aan bij gebeurtenissen die als echt bedreigend worden ervaren. Het is nu de vraag hoe de rol van waakhond weer zo kan worden uitgevoerd, dat de mensen over wie hij waakt zich er weer veilig bij voelen, omdat de hond hen door en door kent en gevaren die hen bedreigen signaleert. De critici van de huidige journalistiek zouden een dergelijke omslag binnen de journalistiek graag zien. Maar het is geen proces dat van de ene op de andere dag te voltrekken is. Het zal beginnen met een debat, of liever dialoog tussen journalisten, wetenschappers en publiek, over de taak van de journalistiek in de samenleving. Dit debat zal moeten gaan over de vraag wat de taak is van de journalistiek in de samenleving en hoe deze taak vervolgens het beste omgezet kan worden in de praktijk. De vraag is echter hoe de input voor de journalistiek vanuit de samenleving weer kan worden hersteld? Wat is er nodig om weer ingangen te vinden in de samenleving? Hoe kunnen deze signalen vervolgens worden omgezet in producten, output, die aansluit bij de behoefte van het publiek en door het publiek gebruikt kan worden. Kortom, de journalistieke taak en doelstelling opnieuw tegen het licht houden om zo de journalistiek in de samenleving opnieuw een plaats te geven, een plaats die er toe doet. Tijd voor een journalistieke heroriëntatie.
20
HOOFDSTUK 2; DE JOURNALISTIEKE HERÖRIENTATIE INLEIDING Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb beschreven verkeerd de journalistiek momenteel in een inhoudelijke crisis. Het toegenomen aanbod en de groeiende concurrentie, de technologische innovaties, de sociale veranderingen en professionalisering van de journalistieke cultuur, hebben in wisselwerking met elkaar de journalistiek geïsoleerd van een deel van haar publiek. Zo wordt het althans ervaren door een groep bezorgde ‘serieuze’ journalisten, die zich niet meer herkennen in huidige diversiteit van verschijningsvormen
en
journalistieke
werkwijzen.
Zij
willen
hun
verantwoordelijkheid nemen voor het vak en willen dan ook een herbezinning op de journalistieke taak. Pas als dit is gedaan kan deze journalistiek tot een hernieuwd model komen van het vak, door de ideologie en de waarden ervan onder woorden te brengen. Tijd voor vragen over het doel van de pers, de plaats en taak van de journalisten in de samenleving en hoe die taak vorm en inhoud moet krijgen. Er zijn, naar aanleiding van de crisis, zowel door de wetenschap als door de beroepsgroep zelf, verschillende initiatieven genomen om tot een dergelijke herformulering te komen. In dit hoofdstuk wil ik een overzicht geven van deze pogingen, ze met elkaar te vergelijken en tegen het licht houden, om zo tot een meer eenduidige herformulering van de journalistiek, haar taken en doelen te komen.
WAAR DIENT JOURNALISTIEK VOOR Het is niet voor het eerst dat aan de journalistiek gevraagd wordt een code te ontwikkelen of tot een paradigma te komen, waarin haar taken worden omschreven. Op deze code zou een beroep gedaan kunnen worden in geval van twijfel over de uitvoering van de journalistieke taak. De invulling van de journalistieke rol in een democratische samenleving is dus ook al jaren lang een onderwerp van wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijk debat.
21
In de negentiende eeuw werd de Free press theory ontwikkeld. Zoals de naam al aangeeft stelde deze theorie een volledig onafhankelijke pers voor, die aan niemand verantwoording af hoefde te leggen. De theorie van de vrije pers is tegen de achtergrond van de politieke en maatschappelijke omstandigheden van de negentiende eeuw, te beschouwen als liberaal in de negentiende-eeuwse betekenis. De pers, zo was de centrale gedachte, diende vrij te zijn van staatsinvloeden en vanuit een onafhankelijke positie te berichten over wat zij in politiek en samenleving waard vond om over te berichten.14 De liberale filosofie in de negentiende-eeuwse betekenis heeft de vrije mening uiting hoog in het vaandel staan. Iedereen moet altijd alles kunnen zeggen en alle ideeën moeten vrij kunnen rouleren. De ideeën waar belangstelling voor bestaat zullen zo aandacht krijgen. De oorsprong van dit idee voert terug naar de zeventiende-eeuwse Engelse dichter en politicus John Milton. Hij stelde dat mensen namelijk uit zichzelf altijd de beste ideeën en waarden zullen kiezen, waardoor alleen deze over zullen blijven in een vrije en open debatplaats van ideeën. Toch bleek in de loop van de twintigste eeuw deze theorie niet het beste naar boven te brengen. De eindeloos vrije debatplaats, die niet ter verantwoording was te roepen, bleek in combinatie met commerciële doelstellingen niet altijd de ideale plaats voor het openbare debat. De waarheid, die door de pers zou moeten worden nagestreefd, bleek in veel van de gevallen niet naar voren te komen. De journalistiek was namelijk niet objectief maar juist partijdig, gedreven door commerciële motieven. En dus moest de Free press theory herzien worden. Als reactie op deze theorie kwam eind jaren veertig van de twintigste eeuw de Theory of the Social Responsibility op. Deze theorie gaat niet meer uit van de marktwerking van ideeën, maar stelt de pers voor een groot deel
14
Scholten, Otto. ‘Als de leugen regeert - wie brengt hem dan in omloop? Media, overheid en het debat over waarden en normen.’ Beer, P.T. de. e.a., red. Bijdragen aan waarden en normen. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004: 24
22
verantwoordelijk voor een vrije en open debatplaats. Deze free market place of ideas werd gezien als essentieel voor het goed functioneren van de democratie. Zo’n free market place of ideas ontstaat niet vanzelf en het is zeker niet zo dat persvrijheid in economische zin daarvoor een 100%garantie oplevert. De manier waarop de journalistiek haar taak opvat is cruciaal. De journalistiek heeft een publieke taak toebedacht gekregen en dat schept een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid verschaft de samenleving het recht eisen te stellen aan de journalistiek.15 Maar welke eisen de samenleving mag stellen wordt in de Theory of the Social Responsibility niet aangegeven. Dat maakte de theorie dan ook niet heel toepasbaar, omdat er nergens echt op terug te vallen viel. De International Federation of Jounalists kwam in 1954 met de Code van Bordeaux. Hierin formuleerde de beroepsgroep zelf de duidelijke normen waaraan de journalistiek zich zou moeten houden. Deze code geeft dus wel handvatten die ontbereken in eerdere theorieën om de journalistiek in haar handelen aan te kunnen spreken. Zo wordt in de code bijvoorbeeld het nastreven naar ‘de waarheid’ als een van de normen neergezet. Iedere journalist zou het verkondigen van de waarheid als hoger doel moeten hebben bij de uitoefening van het vak. Maar los van de handvatten en filosofische doelen geven de theorieën nog niet zoveel inhoud aan de taak van de journalistiek. Op 29 november 2001 hield Professor emeritus Bertrand De Clercq aan de Universitaire Instelling Antwerpen de tweede lezing van de Leerstoel Abraham Verhoeven. De titel van zijn lezing was Wie bewaakt de waakhond? De ethiek van journalistiek. In zijn verhaal ging De Clercq in op de verantwoordelijke taak van de journalistiek als waakhond van de
15
Scholten, Otto. 2004: 25.
23
democratie en de samenleving. Hij benadrukte dat deze taak uiterst serieus genomen moet worden, vooral door de journalistiek zelf. Hij zei: Waakhonden dienen om dreigend gevaar te signaleren en diegenen van wie de dreiging uitgaat af te schrikken. Ze doen hun werk maar goed als ze reële dreiging weten te onderkennen en geen valse signalen geven. Ze mogen niet te pas en te onpas beginnen te blaffen en te grommen. Journalisten vervullen de dienst van waakhond wanneer ze zich bij hun nieuwsgaring toeleggen op feiten, toestanden en gedragingen waarvan 'gevestigde machten' om allerlei redenen niet gaarne zien dat ze in het nieuws komen. Ze maken ze publiek omdat ze van oordeel zijn dat ze hierdoor dienst bewijzen aan het recht van het publiek op informatie. Daarin bestaat hun wezenlijke macht, in dienst van de democratie: scheve toestanden en tendensen in de machtsuitoefening van de gevestigde machten aan het licht brengen. De journalistieke macht is hun recht en al de nodige middelen moeten hen gegund worden om dit recht te kunnen uitoefenen.16 De taak die De Clercq hiermee aan de journalistiek toeschrijft is het oude klassieke journalistieke ideaal. Binnen dit ideaalbeeld heeft de journalistiek vier functies in de (Westerse) samenleving – informeren, interpreteren, bekritiseren en vermaken.17 Deze vier doelen van de journalistiek moeten in het klassieke ideaal bereikt worden door de ontwikkelingen in de samenleving op de voet te volgen en analytisch te bekijken. De journalist moet een kritische houding aannemen tegenover de gevestigde macht en hun handelen. Bovenliggend doel is, zoals De Clercq zei, het berichten over mistoestanden, omdat het publiek recht heeft op die informatie. Een bredere interpretatie hiervan is de kerntaak van de journalistiek; informatie de samenleving in brengen die nodig is om die samenleving zo goed mogelijk te laten functioneren.
16
De Clercq, Bertrand. Wie bewaakt de waakhond? De ethiek van de journalistiek. Tongerlo: Sint-Norbertusdrukkerij, 2001: 15. 17 Deuze, Mark. Wat is journalistiek? Amsterdam: Het Spinhuis, 2004: 158.
24
De samenleving, die gekenmerkt wordt door diversiteit, is voor haar functioneren namelijk afhankelijk van informatie. De participanten in de samenleving hebben voor hun persoonlijke rol, positie en houding in de samenleving, informatie nodig over het reilen en zeilen in de gemeenschap. Dat is inherent aan het samen leven, zo blijkt uit verschillende sociologische onderzoeken. Mensen hebben een intrinsieke behoefte - een instinct - om te weten wat er, naast hun directe eigen ervaring, allemaal plaats vindt. De kennis over gebeurtenissen buiten ons eigen gezichtsveld geeft ons namelijk een gevoel van veiligheid, controle en vertrouwen. De informatie is voor ons ook een selectie criterium. Voor een gedeelte vormen wij verhoudingen, kiezen wij vrienden en maken wij karakteroordelen op basis van de reacties van mensen op informatie. Wij hebben dus nieuws nodig om ons eigen leven te leiden. Het dient om onszelf en elkaar te beschermen en om de band met vrienden en vijanden te identificeren.18 De journalistiek functioneert in de samenleving als verstrekker en verspreider van de informatie die dit mogelijk maakt. Het is vanwege dit belang dat wij de kwaliteit van het nieuws en de journalistiek zo serieus dienen te nemen. Het beïnvloedt de kwaliteit van ons leven, onze gedachten en onze cultuur.19 In deze visie heeft de waakhond zijn taak dan ook heel serieus te nemen. De antennes in de gemeenschap moeten op scherp staan om trends te signaleren en ze op waarde te schatten. Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb beschreven is het deze taak van waakhond die de postmoderne samenleven onder druk is komen te staan. De antennes in de samenleving zijn deels verloren gegaan wat heeft geleid tot een kloof tussen burgers en journalistiek. Het gevolg was onzekerheid en ontevredenheid onder het journaille over het eigen functioneren. Een groep bezorgde journalisten heeft initiatieven genomen die er voor moeten zorgen dat de professie weer betekenis krijgt,
18 19
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. The elements of journalism. Londen: Atlantic Books, 2003: 9 Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 10.
25
door kerndoelen en waarden te formuleren voor de professie, waarop men ook aangesproken kan worden, als het functioneren faalt.
HERFORMULERING; NEGEN PRINCIPES In juni 1997 kwam een groep van vijfentwintig vooraanstaande mensen uit de Amerikaanse journalistieke wereld bijeen op de Harvard University in Cambridge, Boston. De journalisten kwamen samen omdat ze het idee deelden dat er iets mis was met het vak. Aanleiding hiervoor was de eigen constatering dat zij zich als serieuze journalisten niet meer herkenden in de berichtgeving van sommige collegae. De verschillende beroepsopvattingen over ethiek, doelen en werkwijze in de journalistiek weken onderling zo af dat de serieuze journalisten het tijd vonden voor een statement. Men wilde de doelen en uitgangspunten van het vak in kaart brengen en vastleggen om zo het hybride karakter van de journalistiek weer eenduidig te maken. De groep, die zichzelf Committee of Concerned Journalists (Comité van Bezorgde Journalisten) noemde, deed in de daarop volgende drie jaar uitvoerig onderzoek naar de Amerikaanse journalistiek in de breedste zin van het woord. Doel van het onderzoek was de ballans opmaken van de bestaande visies, normen, uitgangspunten en doelen van de journalistiek. Dit moest vervolgens als uitgangspunt dienen voor aanbevelingen waarmee me wilde komen om de geloofwaardigheid en doelen van de journalistiek te herstellen. Het project kreeg als titel The Project for Excellence in Journalism en resulteerde in 2001 in het boek The Elements of Journalism, door Bill Kovach en Tom Rosenstiel. Het werk was een beschrijving van de (Amerikaanse) journalistieke theorie en de cultuur, die uit drie jaar intensief luisteren naar publiek en journalisten naar voren waren gekomen.20 Men stond stil bij vragen als; wat is journalistiek, voor wie is journalistiek bedoeld, wat is het doel van de journalistiek, en hoe werkt dat in praktijk? Uit het onderzoeksmateriaal konden de onderzoekers negen kernprincipes of -waarden kristalliseren. Deze werden vervolgens het uitgangpunt voor de
20
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 12.
26
herformulering van het journalistieke vak, wat het doel was van de Committee of Concerned Journalists en The Project for Excellence in Journalism. Uit de analyse van alle interviews en discussies, formuleerden de onderzoekers een gezamenlijk journalistieke doel; The primary purpose of journalism is to provide citizens with the information they need to be free and self-governing.21 Het primaire doel van journalistiek is burgers van de informatie voorzien die zij nodig hebben om vrij en zelfregerend te zijn.
Het primaire doel dat hier wordt gegeven legt een grote en zware verantwoordelijkheid neer bij de pers. Dit doel zou geïnterpreteerd kunnen worden alsof de pers verantwoordelijk is voor de vrijheid en democratie in de samenleving. De journalisten die het doel hebben opgesteld willen zo ver niet gaan. Zij willen mensen van nauwkeurige en betrouwbare informatie voorzien die voor hen onmisbaar is om in de vrije maatschappij te functioneren, zo zeggen ze zelf op de website van het project geven.22 De journalistieke producties hebben het doel om de maatschappij te identificeren, zo stellen de Kovach en Rosenstiel, door schurken te ontmaskeren en
helden te benoemen. Zo helpen de journalisten de
gemeenschap te bepalen wie welke rol heeft en wanneer iemand buiten zijn of haar rol gaat. De journalistiek moet de mensen voorbij de zelfgenoegzaamheid duwen en de rollen in de samenleving steeds herformuleren en tegen het licht houden.23 Om dit doel te bereiken en de taak als waakhond van de samenleving en de democratie zo goed mogelijk uit te kunnen voeren, stelden de journalisten van de The Project for Excellence in Journalism dus negen kernprincipes op. In het boek Elements of Journalism worden de negen voorzien van toelichting. Maar het is tevens, in minder uitgebreide vorm, als een soort 'manifest' op de 21
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 17. 22 Project for Excellence in Journalism. Journalism.org. Versie najaar 2004. 1 november 2004. http://www.journalism.org/resources/guidelines/principles/purpose.asp 23 Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 18.
27
internetsite gezet, zodat het voor iedereen te raadplegen is. Via www.journalism.org
moeten
de
negen
belangrijkste
journalistieke
uitgangswaarden en kerndoelen voor iedereen toegankelijk zijn, zodat men zich erop kan beroepen in geval van twijfel of onvrede over journalistiek handelen. De negen principes moeten gezien worden als de leidraad voor zorgvuldige journalistiek en als handleiding voor de gebruikers van journalistieke producten. De journalistieke principes van The Project for Excellence in Journalism is een van de recentste uitgebreide herformuleringen op dit moment. Ik wil de negen principes gebruiken als basis voor de herformulering van het journalistieke vak. Daarom zal ik ze hier behandelen en voorzien van een korte toelichting over hoe ze volgens de opstellers moeten worden geïnterpreteerd, aangevuld met extra informatie voor de Nederlandse situatie. 1. HET ZOVEEL MOGELIJK BENADEREN VAN DE WAARHEID IS DE EERSTE VERPLICHTING VAN DE JOURNALISTIEK.
In de democratie is het noodzakelijk dat de deelnemers aan de democratie kunnen beschikken over betrouwbare, nauwkeurig feiten. Deze moeten voorzien zijn van de juiste en zinvolle context om de samenleving goed te kunnen interpreteren als deelnemers. The desire the information be truthful is elemental. Since news is the material that people use to learn and think about the world beyond themselves, the most important quality is that it be usable and reliable. Will it rain tomorrow? Is there a traffic jam ahead? Did my team win? What did the president say? Truthfulness creates, in effect the sense of security that grows from awareness and is at the essence of news.24 Het is voor journalisten noodzakelijk om de waarheid na te streven. Hiermee wordt niet een waarheid in de absolute of filosofische zin van het
28
woord bedoeld, maar de praktische zin. De onderzoekers noemen dit de journalistieke waarheid. Wat houdt dit voor de journalisten in praktijk in. Het begint bij het controleren van de feiten op een professionele, zuivere wijze. Hierbij hoort ook dat de journalisten open zijn over de onderzoeksmethoden en de geraadpleegde bronnen. Open verslaggeving komt de betrouwbaarheid ten goede, omdat het publiek in staat is om een eigen oordeel te geven over de informatie, de context en het tot stand komen ervan. Zeker in een samenleving waarin het aantal informatiekanalen, bronnen en meningen toeneemt, is het van belang dat de bron helder blijft, aangezien het als basis dient voor verdere context, interpretatie, commentaren, kritieken en analyses, die de basis zijn voor het publieke debat in de democratie. Hoe clichématig het ook klinkt, in het hele proces van opsporen, uitzoeken en tot slot de informatie omzetten in een zuiver bericht moet ten alle tijden de waarheid worden nagestreefd en het uitgangspunt zijn. Met dit in het achterhoofd heeft de journalist de verplichting om de zuivere waarheid zoveel mogelijk te benaderen en als basis te nemen voor haar producten. 2. DE JOURNALISTIEK IS ER IN EERSTE INSTANTIE VOOR DE BURGERS. In tegenstelling tot de nieuwsorganisaties, die rekening dienen te houden met de wensen van bijvoorbeeld de omroep of uitgever, adverteerders en aandeelhouders, is de journalist er voor de burgers. Dit is volgens de opstellers van ook de basis voor de geloofwaardigheid van de nieuwsorganisatie. De gebruikers van de berichtgeving gaan uit van de betrouwbaarheid van de inhoud en koersen er op. Maar de loyaliteit van de journalistiek aan burgers en een openbare samenleving gaat verder dan objectiviteit. Het houdt volgens de opstellers ook in dat samenleving wordt gerepresenteerd in de berichtgeving. Het negeren van bepaalde burgers of ideeën heeft het effect van het ontburgeren. Dit sluit aan bij het in hoofdstuk 1 behandelde uit elkaar groeien van de journalistiek en
24
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 38.
29
de samenleving, omdat hele delen niet gerepresenteerd werden in de berichtgeving. Mark Deuze schrijft hierover in Wat is Journalistiek. Je zou
kunnen
zeggen,
dat
we
zonder
min
of
meer
waarheidsgetrouwe informatie over de gehele samenleving niet goed weten wie we zijn als 'Nederlander', of waar we als burger nou precies bijhoren. 25 De angst dat dit zou leiden tot minder publieke belangstelling, is volgens de onderzoekers ongegrond. Gelijkwaardige representatie en diversiteit in mediaboodschappen zullen ervoor zorgen dat een breed mediapubliek zich loyaler zal opstellen. Hieruit zou vervolgens het economische succes volgen.26 3. DE ESSENTIE VAN JOURNALISTIEK IS CONTROLEREN. Zoals we bij principe 1 al zagen is het brengen van 'zuivere' informatie het doel van de journalistiek. Het is echter niet uit te sluiten dat de journalist een persoonlijke mening heeft over het onderwerp waarmee hij werkt. Om te voorkomen dat deze persoonlijke opvattingen en culturele achtergrond de zuiverheid van het verslag vertroebelen, heeft de journalistiek het instrument van verifiëren. Check, check, dubble check is wellicht de tot cliché verworden lijfspreuk van het vak. Herhaaldelijk controleren vergroot volgens de opstellers de objectiviteit. De journalistieke methode is objectief, niet de journalist zelf, zo stellen ze. This discipline of verification is what separates journalism from other modes of communication, such as propaganda, fiction or entertainment. But the need for professional method is not always fully recognized or refined. While journalism has developed various techniques for determining facts, for instance, it has done less to
25 26
Deuze, Mark. 2004: 128. Project for Excellence in Journalism. 2004: http://www.journalism.org
30
develop a system for testing the reliability of journalistic interpretation.27 4. JOURNALISTEN MOETEN
ONAFHANKELIJK ZIJN VAN HET ONDERWERP
WAAROVER ZIJ BERICHTEN.
Om de betrouwbaarheid van de journalistiek te waarborgen is een onafhankelijke positie van de journalist ten opzichte van het onderwerp waarover hij bericht essentieel. Onafhankelijk is in deze kwestie iets anders dan neutraal, omdat een opinie over gebeurtenissen niet valt te onderdrukken en menselijk is. De journalist hoeft dus niet neutraal te zijn maar moet wel onafhankelijk zijn en handelen, om de betrouwbaarheid van het product te waarborgen.
De
opstellers
waarschuwen
wel
voor
het
onafhankelijkheidsideaal bij journalisten kan leiden tot arrogantie, isolatie, elitarisme of nihilisme. 5. DE JOURNALISTIEK DIENT ALS MONITOR VAN DE MACHT. Het journalistieke ideaal sinds de ontzuiling is de waakhond zijn van de democratie en samenleving. Zoals hierboven beschreven moet de journalist het handelen van diegenen die met hun macht en posities de samenleving bepalen met een kritische blik volgen. Deze functie van de pers is uitvoerbaar als zij zelfstandig kunnen functioneren, los van politieke macht en onafhankelijk informatie te kunnen verspreiden over de politiek en de samenleving. 6. DE
JOURNALISTIEK DIENT ALS FORUM VOOR OPENBARE KRITIEK EN
DEBAT; DE PUBLIEKE RUIMTE.
So journalism must provide a forum for public criticism an compromise. Yet in a new age, it is more important, not less, that this public discussion be built on the same principles as the rest of journalism - starting with truthfulness, facts and verification. For a
27
Project for Excellence in Journalism. 2004: http://www.journalism.org
31
forum without regard for facts fails to inform. A debate steeped in prejudice and supposition only inflames.28 Het publieke debat speelt zich voor een groot deel af in de media, die daarbij een dubbele rol speelt. Aan de ene kant vertolken zij de levende opinies in de samenleven en aan de andere kan voorzien ze tegelijkertijd het debat van informatie. Het publieke debat is het meest gediend met diverse informatie vanuit de verschillende zienswijzen, die het debat beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt echter tamelijk consistent dat de media over het algemeen vooral de zienswijze en stem van de dominante (over het algemeen:
‘witte’)
cultuur
en
machtsstructuur
in
Westerse
samenleving weergeven, dan wel vertegenwoordigen.29 Het is de taak van de media om het debat van diverse informatie te voorzien en het effect van deze informatie in het debat, te vertolken, wederom voorzien van de juiste context. Deze context verdient aandacht, omdat aan de randen van het debat wellicht interessante extremen zitten. Wanneer deze los komen te staan van de context kan het publieke debat uit balans worden gebracht en de forumplaats gaat hellen. De zogenaamde mediahypes, waardoor de pers in het verleden veelvuldig is beschuldigd van subjectiviteit en participatie, zijn hier illustraties van. 7. DE JOURNALISTIEK MOET DÁT WAT ER ECHT TOE DOET,
INTERESSANT
EN RELEVANT MAKEN.
Volgens de opstellers van de principes gaat het bij journalistiek om het vertellen van verhalen met als doel het dienen van de samenleving door het geven van informatie. Dat doel is hierboven beschreven. Om dit doel te bereiken is het van belang dat de verhalen aansluiten bij de belevingswereld en interesse van het publiek. Wanneer dit niet gebeurt mist het verhaal immers het doel. Deze lastige taak van de journalistiek is in Hoofdstuk 1 beschreven 28 29
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 136. Deuze, Mark. 2004: 36.
32
als de spagaat, informeren en interesseren/amuseren. Het is een informatie afweging; welke informatie is van belang voor de samenleving en het debat, welke informatie mag als bekend worden beschouwd en hoe moet de overige relevante informatie vervolgens naar het publiek worden gebracht. Dit naar de mensen brengen van informatie moet op zo'n manier dat het publiek het interessant gaat vinden, maar de kern van het verhaal ondertussen toch zuiver overeind blijft. Het gaat erom het significante relevant en interessant te maken.30 Dit vraagt telkens om een zuivere en verstandige visie van de journalist, met kennis van zaken, omdat verkeerde keuzes grote gevolgen kunnen hebben. 8. DE
JOURNALISTIEK MOET STREVEN NAAR DIVERSE EN EVENREDIGE
BERICHTGEVING.
De journalist heeft een grote verantwoordelijkheid in de negen principes. Zoals hierboven naar voren is gekomen, gaat het om het beoordelen van informatie en deze vervolgens op een juiste manier de samenleving in sturen, in dienst van het publiek en de openbaarheid. Dit klinkt bevoogden, maar dat is het volgens de opstellers van de principes niet. Zij omschrijven de journalistiek als een vorm van cartografie. Journalism is our modern cartografy. It creates a map for citizens to navigate society.31 De verantwoordelijke taak van de journalisten is om de kaart in z'n juiste verhoudingen weer te geven en te voorzien van reële hoogtelijnen; de context. Het opblazen van gebeurtenissen, het veronachtzamen van ontwikkelingen, het stereotyperen of eenzijdige berichtgeving, het zal lijden tot een onbetrouwbare kaart.32 Om dit te voorkomen is het volgens de opstellers van belang allereerst te zorgen voor een diversiteit van achtergronden en perspectieven op de werkvloer.
30
Project for Excellence in Journalism. 2004: http://www.journalism.org Deuze, Mark. 2004: 164. 32 Project for Excellence in Journalism. 2004: http://www.journalism.org 31
33
De Nederlandse journalist is qua sociale demografie ‘iemand anders’ dan de gemiddelde Nederlander (…) De samenstelling van deze gespecialiseerde beroepsgroep kan niet opgevat worden als indicatief voor de sociaal-demografische samenstelling van de Nederlandse bevolking dan wel het mediapubliek in het algemeen.33 Meer diversiteit op de werkvloer kan een begin zijn om tot realistischere kaart te komen. Maar met culturele diversiteit alleen is het niet te bereiken. 9. JOURNALISTEN
MOETEN ONAFHANKELIJK ZIJN, MAAR ZIJN NOOIT
NEUTRAAL.
Doorgaand op principe 8, diversiteit op de werkvloer zal weinig effect opleveren als dat het enige is wat er gebeurt. De diversiteit wordt pas effectief in combinatie met principe 9. Wetenschappelijk onderzoek heeft tot op heden niet kunnen aantonen dat een veranderende samenstelling van een redactie (bijvoorbeeld de toename van vrouwen in de beroepsgroep gedurende jaren ’80 en ’90 van de 20
ste
eeuw) direct gevolgen heeft voor de
inhoud van de media. De journalistiek als spiegel van de samenleving in termen van de samenstelling van haar redacties biedt hierdoor geen (uitsluitend) soelaas als het gaat om de noodzaak tot meer (culturele) diversiteit in media-inhoud.34 Principe 8 zal dus alleen werken als de diversiteit wordt gebruikt door de persoonlijke mening van iedere journalist op de redactie een kans te geven en te horen. Het is de taak van de nieuwsorganisatie deze persoonlijke mening een stem te geven en ruimte te geven zich te laten horen. Dit zal het persoonlijke geweten en de journalistieke ethiek ten goede komen. De intellectuele diversiteit, zo stellen de opstellers, is noodzakelijk om de meer en 33 34
Deuze, Mark. 2004: 44. Deuze, Mark. 2004: 45
34
meer diverse maatschappij te begrijpen en daarom essentieel voor de journalistiek van morgen. De negen principes zullen zo op het eerste gezicht niet vernieuwend overkomen. Ze zullen door veel ingewijden in de journalistiek zelfs als vanzelfsprekend worden gezien. In grote lijnen komen de negen principes overeen met de acht normen die in 1954 al reeds zijn opgesteld door de International Federation of Journalists. Deze formeel opgestelde normen zijn opgesteld en vermeld in de Code van Bordeaux. De inmiddels vijftig jaar oude code leeft in de huidige journalistieke cultuur nauwelijks. Dat komt omdat de het gewicht van de code erg gering is. Zij wordt ervaren als een codificatie van vanzelfsprekendheid dan wel, indien de code een verdergaande doelstelling beoogt, als een beperking van de hem toekomende democratische vrijheden.35 Toch is de essentie van de code, waarheid boven alles, feiten verkondigen en integer te werk gaan, nog erg actueel, gezien de negen principes die, bijna vijftig jaar later, werden gepresenteerd in the Elements of Journalism. Grote verschil is echter dat de principes, in tegenstelling tot de code, niet zijn gepresenteerd als ‘waarheden’. De negen moeten dienen als handleiding voor journalisten, aangereikt door (bezorgde) collegae. De principes melden de aandachtspunten die naar voren zijn gekomen tijdens de interviews van de Committee of Concerned Journalists in The Project for Excellence in Journalism. De negen principes hebben betrekking op inhoud van het journalistieke product, het tot stand komen van de inhoud en ze gaan in op de eigenlijke intentie, het 'hogere' doel van het vak. Het was niet de bedoeling om met dit project te komen tot de ultieme vorm van journalistiek, die alle onvolkomenheden van het vak zou wegnemen. This book is intended as a first step in helping journalists articulate those values and helping citizens create a demand for a 35
Bletz, Frans. Journalistiek, nieuws brengen of nieuws maken? Rotterdam: Nederlands Gesprek Centrum, 1992: 51
35
journalism connected to the principles that spawned the free press in the first place.36 Kortom, een afbakening en herformulering van de journalistieke principes die gebruikt kunnen worden om het begrip journalistiek weer eenduidig te krijgen. Het boek dient als handvat, zowel voor de gebruikers als de beroepsgroep zelf, om de journalistiek en haar producten te kunnen duiden. Naar aanleiding van deze principes zou je kunnen komen tot een beroeps ideologie voor de journalistiek.
JOURNALISTIEKE BEROEPSIDEOLOGIE Mark Deuze gaat in zijn boek Wat is Journalistiek uitgebreid in op het ideologische aspect de journalistiek. Ideologie is een paraplubegrip, zo stelt Deuze, dat op vele manieren te gebruiken valt, omdat er zoveel onder valt. In het woordenboek van Van Dale wordt het begrip ideologie omschreven als; het geheel van ideeën dat ten grondslag ligt aan een wijsgerig stelsel, m.b.t. hun maatschappelijke of politieke strekking.37 In deze definitie zou de journalistieke ideologie een geheel van ideeën zijn, die ten grondslag liggen aan de journalistiek. Op deze manier geformuleerd lijkt het erop dat de ideologie is ontstaan op basis van beredeneerde afwegingen. Maar dat is volgens Deuze bij de journalistieke ideologie niet het geval. Volgens hem is de ideologie van de journalistiek ontstaan in een proces van uitsluiten en accepteren door de journalisten zelf; dat niet en dit wel. De journalistieke idealen zijn volgens hem door de beroepsgroep zelf, in het proces van permanente betekenisgeving en vervolgens uitsluiting en acceptatie in de praktijk, geaccepteerd.
36
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. 2003: 14 Dale, Johan Hendrik van, Guido Geerts. Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht: Van Dale Lexicografie, 1999. 37
36
De beroepsideologie van de journalistiek is voor elke journalist herkenbaar, ook al brengt bijna niemand dit ooit concreet onder woorden. Dat is het bijzondere van een professionele ideologie: iedereen beroept zich er op, maar niemand neemt het initiatief om de onderdelen ervan ergens vast te leggen.38 Deuze's verklaring voor het feit dat de beroepsideologie nooit wordt vastgelegd is dat het proces aan verandering onderhevig is en zich permanent aan past in het proces van uitsluiting en acceptatie van impulsen. Het vastleggen van zo'n ideologie zou, volgens Deuze, remmend werken op de dynamiek van de ideologie. Vastleggen is immers permanent uitsluiten van nieuwe impulsen. Maar hoe kan over iets gesproken worden wat nergens vast ligt en wordt voorgesteld als een beroepsmatige gevoelskwestie dat is aangewezen op een Fingerspitzengefűhl. Deuze doet wel een poging om iets op papier te zetten over de ideologie, zonder hem echt vast te leggen. Deuze heeft voor zijn formulering gezocht naar de overeenkomsten tussen de journalistieke principes, die hij probeert vast te leggen in een reeks van vijf ideaaltypische waarden. Dergelijke waarden zijn erg algemeen en daarom ideaaltypisch, hetgeen wil zeggen dat ze geen noodzakelijke basis in de werkelijkheid hebben - ze zijn niet 'meetbaar' of anderszins objectief te concretiseren - maar wel dienen als toetsteen voor journalistiek handelen.39 De waarden van Deuze zijn; Dienstverlenend, Objectief, Autonoom, Actueel en Ethisch. De overeenkomsten tussen de vijf waarden en de negen principes is zichtbaar. Deuze heeft the Elements of Journalism als een van de basis materialen gebruikt om te komen tot de formulering van de waarden. De vijf termen hebben allemaal op meerdere principes betrekken.
38 39
Deuze, Mark. 2004: 77 Deuze, Mark. 2004: 78
37
Door de combinatie van de negen principes en de waarden van Deuze kan gekomen worden tot een schets van de journalistieke beroepsideologie, zonder dat deze vast ligt, stelt Deuze. De ideologie kan zich in de toekomst dus nog steeds ontwikkelen en vormen. Dienstverlenend heeft betrekking op de taak van de journalist. De journalist verleent een dienst aan de samenleving en de burger. Dit heeft betrekking op de principes van het publieksgericht handelen (2) als waakhond van de democratie en samenleving (5). Maar ook dienstverlenend als debatplaats (6), waarbij de journalist als cartograaf optreedt (8) en het verhaal aan en voor het publiek verteld (7). Objectief is terug te voeren op de principes die uitgaan van zuiver journalistiek handelen, dat gericht is op het zo dicht mogelijk benaderen van de waarheid (1) (3). De journalist moet neutraal handelen en verslag doen, om de geloofwaardigheid van de berichtgeving te waarborgen. Autonoom heeft betrekking op de onafhankelijke positie van de journalist (4) (8) (9). Alleen dan kan de pers de macht en samenleving goed monitoren (5). Maar autonoom betekend niet dat men de positie van buitenstaander aan moet nemen. De pers mag en moet wellicht zelfs, ook een mening hebben. Het is ook niet geloofwaardig dat een medium, dat als taak heeft het doen en laten in de samenleving te volgen, zelf geen mening heeft over wat zich voltrekt. Actueel is een waarde die van toepassing is op de journalistiek als geheel. De actualiteit, in de ruimste zin van het woord, is het uitgangspunt van journalistiek handelen, omdat zij zich richt levende kwesties in de samenleving die urgente aandacht verdienen. Journalistiek heeft in dat opzicht ook een taak van agenda setting (7).
38
In al het handelen van de journalist moet daarbij oog zijn voor de ethische kant. De journalisten moeten volgens Deuze 'werken op basis van ethiek, deugdelijk validiteit en rechtvaardig legitimiteit.' 40
CONCLUSIE Het hierboven beschreven beeld van de journalistiek is een poging om, met wetenschappelijke
literatuur
en
onderzoeken,
tot
een
theoretische
herformulering van de journalistieke taak en doelen te komen. De directe aanleiding hiervoor was de geconstateerde crisis in de journalistiek, zoals ik die in hoofdstuk 1 heb beschreven. Er in het verleden verscheidene pogingen gedaan om, in combinatie met wetenschap en praktijk, tot een dergelijke herformulering te komen. Een van de meest recente en toonaangevende op dit moment is het The Project for Excellence in Journalism van de Committee of Concerned Journalists, die drie jaar lang veldonderzoek deden naar de levende visies op journalistiek. Dit heeft geresulteerd in het boek The Elements of Journalism, door Bill Kovach en Tom Rosenstiel. Hierin zijn de visies geanalyseerd en beschreven aan de hand van negen uitgekristalliseerde journalistieke principes. 1. Het zoveel mogelijk benaderen van de waarheid is de eerste verplichting van de journalistiek. 2. De journalistiek is er in eerste instantie voor de burgers. 3. De essentie van journalistiek is controleren. 4. Journalisten moeten onafhankelijk zijn van het onderwerp waarover zij berichten. 5. De journalistiek dient als monitor van de macht. 6. De journalistiek dient als forum voor openbare kritiek en debat; de publieke ruimte. 7. De journalistiek moet dát wat er echt toe doet, interessant en relevant maken. 8. De journalistiek moet streven naar diverse en evenredige berichtgeving. 9. Journalisten moeten onafhankelijk zijn, maar zijn nooit neutraal.
40
Deuze, Mark. 2004: 78
39
Deze negen principes kunnen als uitgangpunt dienen om te komen tot een vernieuwde formulering van de journalistieke taken en doelen. De kerntaak wordt in het boek van Elements of Journalism al gegeven. Het primaire doel van journalistiek is burgers van de informatie voorzien die zij nodig hebben om vrij en zelfregerend te zijn.
Aan de hand van deze aangereikte principes en kerntaak, kan men komen tot eenduidiger beroepsbeeld en beroepstaak, met een ideologie. Hier worden door Mark Deuze, in zijn boek Wat is journalistiek, een aantal handreikingen voor gedaan. Hoewel de herformulering van de journalistieke principes deels is gebaseerd op signalen uit de praktijk, blijft deze hele heroriëntatie een theoretische aanzet om de journalistiek weer een eenduidige taak en doel te geven. De vraag is of de theorieën ook op deze manier in de praktijk kunnen overleven. In Hoofdstuk vier zal ik verslag doen van mijn gesprekken met mensen uit de journalistieke praktijk. Zij vertellen hoe zij de crisis ervaren en denken de herformuleringtheorieën om te kunnen zetten in de praktijk. Waar voldoen de principes en waar zitten, volgens de mensen uit de praktijk, eventuele gebreken of tekortkomingen. Is er meer nodig dan een herformulering van het journalistieke begrip om uit de crisis te komen? Maar voordat ik over ga naar de visie van de praktijk, wil ik eerst bekijken waarom het tot op heden nog niet is gelukt om de journalistiek weer vertrouwen te geven onder de burgers. De heroriëntatie uit dit hoofdstuk is namelijk niet de eerste poging om de kloof tussen journalistiek en burgers te dichten. Vreemd is echter wel dat de huidige poging voor een groot deel een reactie is op de uitwerking van deze eerdere inspanningen. In het volgende hoofdstuk wil ik in gaan op een poging die qua theorie heel dicht tegen de zojuist besproken herformulering aanzit, maar het niet geheel gelukt is om de theorie om te zetten in de praktijk; public journalism. Uit de fouten die zijn gemaakt kunnen we lering trekken voor de huidige poging, om te voorkomen dat dezelfde fouten niet nogmaals worden gemaakt. 40
HOOFDSTUK 3; PUBLIEKE JOURNALISTIEK INLEIDING In de vorige twee hoofdstukken ben ik ingegaan op het ontstaan van de journalistieke crisis en de herformulering van de journalistiek taken en doelen. Er worden in het vorige hoofdstuk verschillende theoretische aanzetten gegeven die de crisis zouden kunnen keren. Het komt er nu op aan om deze theoretische herformulering in de praktijk vorm en inhoud te geven, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de intenties van deze herformulering. Het gaat dus om de uitvoering van de theorie. Dat kan natuurlijk alleen als theorie aansluit bij de manier van denken over de journalistiek en de bereidheid tot veranderen in de praktijk. Uit het verleden weten we dat het erg belangrijk is naar deze praktische uitvoerbaarheid te kijken bij veranderingen, omdat het namelijk wel eens geresulteerd in andere verschijningsvormen dan men voor ogen had. In dit hoofdstuk wil ik kijken naar zo´n poging tot verandering die vijftien jaar geleden is geïntroduceerd, maar die anders uitpakte dan men voor ogen had; public journalism. De publieke stroming ontstond eveneens na kritiek op het eigen functioneren en de plaats van de journalisten in de samenleving. De pers, zo was het verwijt van de kritische journalisten destijds, zou inhoudelijk weinig meer voorstellen.
Directe aanleiding voor het ontstaan van de stroming was de rol die de pers had gespeeld in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1988. De strijd ging tussen de republikein Bush en de democraat Dukakis. In plaats van verslag uit te brengen over de standpunten en het gedachtegoed van de twee kandidaten, richtte de media zich in de campagne vooral op incidenten die zich voordeden. Zoals ik in Hoofdstuk 1 ook al heb beschreven vervreemdt het publiek van de journalistieke inhoud en de samenleving wanneer de pers zich vervreemdt van haar taak en haar publiek. Ook vijftien jaar geleden was het gevolg een groeiende desinteresse bij de burgers in publieke en politieke zaken en een toenemend wantrouwen bij het publiek in de journalistiek. 41
Als reactie hierop ontstond een stroming die zich meer op de mensen zou richten, op de behoefte van het publiek en zou luisteren naar wat er werkelijk in de samenleving speelde, zonder inhoudelijk te verslappen. Deze stroming zien we in de journalistieke literatuur terug als civic journalism, ook wel citizen based journalism, community assisted reporting, of zoals ik de stroming wil benoemen; public journalism. Maar de pogingen om de breuk tussen publiek en journalistiek te lijmen, hebben anders uitgepakt dan men voor ogen had. Ondanks de veelbelovende theoretische basis, heeft public journalism bij de burgers niet geleid tot hernieuwde interesse in de politiek en een hersteld vertrouwen in de professie, maar heeft het juist bijgedragen aan het huidige hybride karakter van de journalistiek. Gezien het feit dat de problemen van destijds grote overeenkomsten vertonen met de huidige malaise en de oplossingen van nu op veel punten eveneens gelijkenis vertonen met de ideeën achter public journalism, is het zinvol om eerst te kijken naar wat er destijds is gebeurd. Een heldere analyse kan helpen voorkomen dat nogmaals dezelfde fouten wordt begaan, waardoor de oplossing van nu wederom zou leiden tot een averechts effect. In dit hoofdstuk wil ik een analyse maken van de problematiek destijds, van de aangedragen oplossingen door public journalism en waar de tekortkomingen zaten die hebben geleid tot de huidige situatie. Hiervoor kijk is naar de vele literatuur die inmiddels over de stroming en haar theorieën is verschenen.41 Vervolgens zal ik, bij gebrek aan wetenschappelijke antwoorden op het falen van de publieke stroming, een eigen visie geven om de tekortkomingen van de stroming. Een dergelijke analyse kan, naar mijn mening, veel moeite en tijdverlies in de toekomst besparen.
41
Veel literatuur over de stroming beschrijft de theorie van de beweging, maar gaat niet of nauwelijks in op de uitwerking en uitvoering in de praktijk. Een uitgebreide literatuurlijst met boeken over de publieke stroming is te vinden in Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: p. 127136.
42
OPKOMST VAN ZELFKRITIEK EN NIEUWE IDEALEN De objectieve, neutrale waakhond van de samenleving en de democratie, die de taak had om de burgers zo volledig mogelijk te informeren om tot een goede afweging te kunnen komen bij de verkiezingen, had gefaald. Nico Drok schrijft hierover in zijn artikel Civiele journalistiek in Journalistieke cultuur in Nederland. Wat een belangrijk moment in de democratie zou moeten zijn, werd een nieuwscircus, een wedstrijdverslag, een diarree van onzinberichtjes, in hoge mate geregisseerd door de snelle jongens en meisjes van de campagnebureaus. Democratie dreigde zo een kijksport te worden.42 Dat realiseerden de burger zich ook en rekenden dit de journalistiek aan. In de zoektocht naar publiek was de pers, volgens de kritische vakgenoten, juist van de burgers vervreemd. De journalisten zaten te veraf van de belevingswereld van het publiek en hadden geen zicht meer op wat het publiek werkelijk interesseerde. De burgers hadden geen affiniteit meer met de inhoud over politieke onderonsjes en had behoefte aan berichtgeving met duiding. Heldere, gerichte, zuivere en voor de burger bruikbare informatie, die in juiste verhoudingen in de maatschappij worden gerouleerd. Dit kan een bijdrage leveren aan een gezonder klimaat in de samenleving. Deze journalistieke taak omschrijving van public journalism, vraagt om een hele andere benadering van het vak dan tot dan toe gebruikelijk was. Het gaat om journalisten die hun vak bezien vanuit een maatschappelijk perspectief,
die vinden
dat de journalistiek
medeverantwoordelijk is voor de kwaliteit van de samenleving als geheel en de democratie in het bijzonder.43
42
Drok, Nico. ‘Civiele journalistiek. Het belang van de professie voor het publieke domein.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: 375 43 Drok, Nico. 2002: 376
43
De journalist wordt in deze benadering verantwoordelijk gesteld voor de kwalitatieve staat van het publieke domein. Het publieke domein moet hier gezien worden als een plek waar het openbare debat wordt gevoerd, de publieke opinie ontstaat. Er wordt over de kwaliteit van 'het leven' gediscuteerd en de cultuur krijgt er, in de breedste zin van het woord, een maatschappelijke plaats, vorm en inhoud. A. van den Heuvel omschreef het als de maatschappelijke ruimte waarin georganiseerde burgers de samenleving gestalte geven, waarin de cultuur vorm krijgt, waar het openbare debat over de kwaliteit van het leven plaatsvindt, waar mensen hun geloof belijden, hun vorming opdoen en hun belangen aan elkaar toetsen.44 Public Journalism ziet het als de taak van journalisten om dit publieke domein te ondersteunen en de kwaliteit ervan te controleren. Dat moet de journalist niet doen door het opleggen van visies, maar door met verhalen het ontstaan van visies in het domein stimuleren. Rightly understood as a state of mind rather than a technique or formula, public journalism aims, says Rosen, at "enhancing democracy, nourishing public life, aiding in the search for solutions to public problems, changing the reflexive attitudes of the profession." It particularly targets the daily press's "relentless insiderism, its weakness for cheap drama, its narrow focus on winning as the one true story of politics" and its denial that it is "a political institution." 45
In vergelijking met de benadering van de journalistieke taak die hiervoor bestond, is de benadering van public journalism een omslag. De journalist krijgt niet alleen de verantwoordelijkheid over het verspreiden van informatie, maar ook over de uitwerking ervan op de maatschappij. Het is de taak van journalisten om verhalen te produceren die afkomstig zijn uit en bestemd voor het publieke domein. De berichten fungeren als positieve impulsen voor het 44
Drok, Nico. ‘Ter wille van het publieke domein. Over de opkomst van public journalism in Amerika.’ Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: 21 45 Romano, Carlin. Who Owns the Fourth Estate? The Nation. Versie najaar 2004. 7 december 2004. http://www.thenation.com/doc.mhtml%3Fi=20000124&s=romano
44
publieke domein. Dat is, volgens de public journalism, het doel van de journalistiek; nieuws (informatie) ten behoeve van de kwaliteit van de samenleving. Dat hoger liggende doel heeft de journalistiek in de loop van de tijd uit het oog verloren en is ingeruild voor het doel productie. Dat moet weer veranderen. Wil de journalistiek de burger weer bereiken, dan vraagt het een andere benadering van het publiek dan tot nu toe gebruikelijk was. De passieve consument bestaat in de optiek van de publieke journalistiek niet meer. In plaats daarvan zijn het actieve gebruiker van het nieuws. De verhalen die momenteel echter gemaakt worden, zijn daar niet op dat publiek gericht. Ze zijn niet gericht op de burger, verteld vanuit de burger en bedoeld voor de burger. Volgens Nico Drok wordt de overvloed aan doelloze impulsen, die inherent lijkt aan de postmoderne tijd, vanuit de burgerij nu de rug toe gekeerd, omdat men behoefte lijkt te hebben aan een doel gerichte selectie van bruikbare impulsen. De klassiek liberale oplossing voor problemen, namelijk het verhogen van kwantiteiten, werkt niet langer. Aan nog meer informatie heeft de burger geen behoefte, aan meer duiding wel 'values' in plaats van 'volume', 'context' in plaats van 'content', 'meaning' in plaats van 'matter', 'scope' in plaats van 'scale'.46 De journalistieke filosofie van public journalism komt voor een groot deel overeen met de beschreven principes en herformulering van de journalistiek in Hoofdstuk 2. De daarin beschreven theoretische waarden en principes en het journalistieke doel, om burgers te voorzien van de informatie die zij nodig hebben om vrij en zelfstandig te zijn, lijken wel heel sterk op de uitgangspunten van de public journalism. Verschil is wel dat de publieke stroming de journalisten aansprakelijk stelt voor de kwaliteit van de samenleving. Dat is in de nieuwe herformulering minder dwingend.
46
Drok, Nico. ‘Civiele journalistiek. Het belang van de professie voor het publieke domein.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: 378
45
De publieke stroming verwacht dus een actieve rol van de journalist in het publieke domein. In praktijk betekent die dat de journalist actief betrokken is bij de samenleving met debatten, discussies en zichtbaar is in het openbare leven. Er wordt zelfs verwacht dat een bijdrage aan de discussies wordt geleverd door als buitenstaander met oplossingen en ideeën te komen die de kwaliteit van het debat in het publieke domein en de samenleving ten goede kunnen komen. Maar de vraag is hoe de 'teleurgestelde' burgers in de praktijk weer bereikt kunnen worden en hoe de journalistiek het vertrouwen van de burgers weer kan winnen.
DE PUBLIEKE PRAKTIJK De kritische journalisten hadden niet tot doel om een geheel nieuwe stroming op te zetten. Ze wilden voor het grootste deel vast houden aan de klassieke journalistieke principes zoals neutrale opstelling, hoor en wederhoor en openbaarheid. De bestaande journalistiek werd dan ook niet in z'n geheel de rug toegekeerd. Het enige wat de publieke journalistiek wilde was een andere invulling of bijsturing op die punten waar de journalistiek op een dood spoor zat. Dat dode spoor was in de eerste plaats het contact met de burger en de journalistieke verantwoordelijkheid. Het nieuws brengen is voor de publieke journalistiek niet meer het doel op zich, maar het middel, een gereedschap, zo stel Drok. Het werkelijke doel is de kwaliteit van de samenleving verbeteren, waarbij het gereedschap ingezet kan worden. Over de praktische aanpak hiervan bestaan verschillende visies. Ik zal nu niet een geheel overzicht geven van al de ideeën omtrent de uitvoering, maar een kort beschrijving geven van hoe er gedacht wordt over public journalism in de dagelijkse praktijk. In de filosofie van public journalism is het contact met de burgers van wezenlijk belang. Dit contact moet opnieuw hersteld worden. De media moeten dus open staan voor het publiek; interactie met de burgers. Niet allen de mensen opzoeken in de toon van je berichtgeving, maar ook letterlijk in contact treden met het publiek, bereikbaar zijn en open staan voor commentaar.
46
Dat kan op vele manieren, bijvoorbeeld door het redactiebeleid op bijeenkomsten toe te lichten, door regelmatig spreekuren te houden, door discussies tussen lezers en journalisten te organiseren (al of niet ter redactie), door rondleidingen te bevorderen, door redacteuren een gezicht te geven, door het vergroten van de lezersfeedback (bijvoorbeeld via een e-mail adres) of door het aanstellen van een ombudsman of lezersredacteur.47 De publieke journalistiek vraagt dus om een andere relatie met de burgers, een interactieve. Het medium moet op verschillende manieren toegankelijk zijn voor de ideeën en opvattingen die onder het publiek leven en moet open staan voor deze levende denkbeelden. Het gaat er dan om kennis te nemen van dat wat er werkelijk leeft onder burgers en dit als uitgangspunt te nemen van de verslaggeving. Dat maakt de public journalism anders dan de ‘oude’ journalistiek, die het nieuws van bovenaf, vanuit de experts en bestuurders, vertelt en zo oplegt aan het publiek. De publieke stroming wil deze vertelwijze omdraaien. Zij willen de burgers als uitgangspunt te nemen en vanuit die publieke belevingswereld het verhaal te vertellen naar boven. James Fallows betoogt in zijn boek Breaking the news: how the media undermine American democracy (New York 1996): 'Het is niet moeilijk aandacht te trekken met geweld, dood, roddel, corruptie, schandalen en ruzies, maar het degradeert het publiek tot toeschouwer en het werkt passiviteit of zelfs cynisme in de hand.' 48 Wanneer de journalistiek een actiever participerende samenleving wil verwezenlijken, zo vinden de publieke journalisten, dan moet de berichtgeving dus aansluiten bij de belevingswereld van het publiek, zodat ze zich aangesproken voelen en aangezet worden te participeren. Het is daarvoor nodig goede research te plegen naar de levende visies en trends in de samenleving. 47 48
Drok, Nico. 2001: 26. Drok, Nico. 2002: 381.
47
De verslaggeving moet vervolgens niet de fouten in het systeem te benoemen, maar met constructieve oplossingen te komen uit de gemaakte analyse en visies voordragen die vooruitgang bieden. De aandacht voor extremen en het opkloppen van tegenstellingen zou vaker vervangen kunnen worden door na te gaan waar overeenkomsten liggen en hoe een maatschappelijk probleem het beste aangepakt kan worden. De nadruk moet liggen op het beginsel: ‘helping the public to help themselves’, op de inventarisatie van keuzes, mogelijke alternatieven en gunstige ervaringen elders en op de argumenten, opvattingen, waarden en doelen die daarbij in het geding zijn.49 Op die manier zal het publiek zich meer herkennen in de berichtgeving en wordt de burger aangesproken op zijn of haar verantwoordelijkheid in de samenleving. Door het aandragen van ideeën en verschillende visies op de problematiek te laten zien, zal de belangstelling voor de publieke zaak groeien en de burger weer betrokken raken bij de samenleving, zo is de filosofie van de publieke stroming. De journalistiek heeft daarin een essentiële rol.
HET 'TRADITIONELE' WEERWOORD Toch is de stroming niet door iedere journalist even enthousiast ontvangen. Er waren dan ook veel kritische geluiden te horen toen de stroming haar standpunten uit ging dragen. In haar artikel Beyond the Public Journalism Controversy geeft Judith Lichtenberg een overzicht van de kritiek op de publieke stroming en legt de argumenten van voor en tegen standers naast elkaar. Lichtenberg is medeprofessor filosofie aan de Institute for Philosophy and Public Policy aan de universiteit van Maryland (VS). De critici zijn vooral afkomstig uit de hoek van de, zoals Lichtenberg ze noemt, traditional journalists. Hun kritiek richt zich op de rol van de journalist en op de houding ten aanzien van het publiek. 49
Drok, Nico. 2002: 381
48
Volgens de critici is de maatschappelijke rol en invloed van de journalistiek bij de publieke stroming, buiten proportioneel en irreëel groot. De critici menen dat de journalist, als bewaker en verantwoordelijke voor de kwaliteit van samenleving, een overschatting van de journalistieke invloed is. Bovendien is het in hun ogen ook niet aan de journalisten om met oplossingen te komen voor problemen in de samenleving. Dat is een totaal verkeerde voorstelling van zaken. De pers moet, als buitenstaander, berichten over dat wat er in de samenleving speelt en daar zelf niet een bijdrage aan leveren. They (the critics) fear that the seemingly laudable commitment to contribute to a healthy public climate and to help the public solve its problems pushes journalists over the line from their proper stance of detachment to an improperly engaged posture, and thus hampers their ability to report the news fairly and without bias.50 De onafhankelijke, objectieve buitenstaander wordt dan een participant, die vervolgens moet reageren en verslag moet doen van de ontwikkelingen die hij/zij zelf in gang heeft gezet. Dit is een onmogelijke positie, nemen de critici. Bovendien is volgens de critici de insteek, om met berichtgeving een positieve bijdrage te leveren aan de vooruitgang, heel beperkt. Soms zijn dingen namelijk verkeerd zoals ze gaan. Dat moet verteld kunnen worden, zo menen de critici. De publieke journalistiek elimineert het negatieve nieuws door er een positieve draai aan te geven en met oplossingen te komen. Dat is een stap te ver voor de traditionele journalisten. Zij zien het zelfs als het verdraaien van de feiten, wat de objectiviteit van de journalistiek in gevaar brengt. Naast de verkeerde rol van de journalistiek is het tweede punt van kritiek de benadering van het publiek, die bij de publieke stroming een veel actievere rol krijgt toebedeeld. De traditionele journalisten menen dat hier de kerntaak
50
Lichtenberg, Judith. Beyond the Public Journalism Controversy. The Institute for Philosophy and Public Policy. Versie 1999. 10 december 2004. http://www.journalism.org/resources/guidelines/principles/purpose.asp
49
van de journalist in het geding komt. De journalist moet als objectieve buitenstaander de ontwikkelingen in de samenleving tegen het licht houden. Wanneer er excessen ontstaan of macht en geld verkeerd wordt gebruikt, moet de media hierover berichten. De journalist is er voor opgeleid om de keuze te maken waarover, wanneer en op welke manier verslag wordt gedaan. Daar zijn journalisten, in de ogen van de traditionele stroming, de aangewezen waakhonden voor. Public journalists zetten deze taak op het spel door het publiek te laten kiezen waar ze over wil horen. Lichtenberg schrijft hierover: The other noteworthy feature of public journalism is its asserted reliance on "the people" -- the readers of a newspaper or the viewing audience -- as a source of decisions about what stories and issues to cover. "In a democracy," writes Arthur Charity, "the public arena ought to be arranged on the public's own terms. So public journalists have invented ways to let Americans set the terms of the 'national debate' themselves." 51 Judith Lichtenberg schrijft dat deze benadering, volgens de traditionele journalisten, twee gevaren met zich mee brengt. In de eerste plaats zal van de journalisten worden gevraagd een veel actievere houding aan te nemen in maatschappelijke kwesties. De journalist verandert, volgens de critici, van buitenstaander, die objectief verslag moet doen van de voltrokken feiten, in een actieve participant, die zich in dienst stelt van het publiek. Dit doemscenario is voor de tegenstanders het einde van de journalistieke professie zoals we die nu kennen. In de tweede plaats zal, door het overdragen van de nieuwsselectie, de journalistieke onafhankelijkheid in het gedrang komen. Deze selectie taak is essentieel, want het bepaalt de plaats van de pers in de samenleving, menen de critici. De pers heeft namelijk een leidende, wakende rol; de waakhond. Bij de publieke stroming wordt deze ingeruild voor een volgzame rol naar de wil van het publiek; de schoothond.
51
Lichtenberg, Judith. 1999.
50
"When journalists begin acting like waiters and taking orders from the public and pollsters, the results are not pretty," David Remnick wrote recently in the New Yorker. 52 Leonard Downie, executive editor of the Washington Post, is slightly more restrained but no less critical: "Too much of what's called public journalism appears to be what our promotion department does." The sole responsibility of journalists, he says, is to give people "as much as possible of the information they need to conduct their lives." 53 Het verschil tussen het geven van objectieve informatie als neutrale buitenstaander en het geven van oplossingsgerichte informatie van een actief participerende, is het verschil tussen de traditionele en publieke journalistiek, stelt Lichtenberg. De critici vrezen dat deze laatste vorm van journalistiek, teveel danst naar de pijpen van het publiek. Bovendien bestaat het gevaar dat de pers ook makkelijk voor het karretje van belanghebbenden te spannen is. Judith Lichtenberg besluit haar artikel dat de waarheid van de journalistieke praktijk ergens in het midden zal liggen van deze extreme uitersten. De uitgangspunten van public journalism moeten volgens Lichtenberg ook niet zo zwart wit geïnterpreteerd worden als door de traditionele journalisten wordt gedaan. Lichtenberg sluit zelfs niet uit dat de twee stromingen verenigbaar zijn. De rol van de journalist in een democratische samenleving, het belang van het publiek, die de boodschap opneemt en gebruikt bij het debat in de publieke ruimte, zijn discussiepunten die in beide leven. In thinking about these connections, we may find ourselves wondering how exactly public journalism differs from more traditional approaches. Don't these ideas sound familiar? Haven't we heard them a million times in connection with the justification of the 52 53
Lichtenberg, Judith. 1999. Lichtenberg, Judith. 1999.
51
First Amendment and the role of the press in a democratic society? Haven't theorists of the media been talking for years about the agenda-setting function of the press? (…) I've met reporters who are angered by what they take to be the meaning of public journalism but who (in the spirit of Molière's bourgeois gentilhomme) seem to have been public journalists all their working lives -- covering underreported communities and telling stories from the point of view of those communities' members. We may suspect that much of the disagreement between public journalists and their critics is terminological. Such tiresome disputes persist when people speak in vague generalities. Although they may sometimes disagree when they get down to cases, my guess is that, more often than not, journalists will reach consensus about what constitutes good journalism. Or at least they should.54 Het zou volgens Lichtenberg dus goed zijn als de beide stromingen open zouden staan voor de argumenten van de ander, om zo de eigen stroming te verbeteren op punten waar dat kan.
HET FALEN VAN IDEALEN Maar nu, vijftien jaar nadien, kunnen we wellicht constateren dat de kritiek vanuit de traditionele stroming niet geheel onterecht is geweest of op z’n minst een kern van waarheid had. Het valt namelijk niet te ontkennen dat public journalism ergens niet sluitend was in haar filosofie of de praktijk. Want het is op z´n minst opvallend te noemen dat tien jaar na het ontstaan van de publieke stroming, er opnieuw een journalistieke heroriëntatie plaats moest vinden vanwege onvrede over exact dezelfde zaken als destijds; het verloren contact met de burgeren en de hybride journalistieke taakopvatting en doelen. Des te opmerkelijker is het dan ook om te zien dat de voorgestelde journalistieke principes uit Hoofdstuk 2, die een antwoord moeten geven op de huidige crisis, grote gelijkenis vertonen met de filosofie van public journalism. 54
Lichtenberg, Judith. 1999.
52
Het is dus goed om, voordat we overgaan tot verandering van de journalistieke denk en werkwijze, eerst eens goed te kijken waar de theorie van de publieke stroming te zwak bleek voor de praktijk. Anders bestaat de kans dat we bij de huidige verandering wederom de zelfde fout begaan. Over het falen van de oorspronkelijke publieke doelstellingen heb ik echter geen wetenschappelijke literatuur kunnen vinden. Met de wetenschap die ik heb opgedaan uit de literatuur die ik voor deze scriptie heb gelezen, denk ik dat het mogelijk is om zelf tot een analyse aanzet te komen. Het probleem van de public journalism is dat er weinig handvatten bestaan voor de praktijk om de stroming mee vast te pakken en toe te passen. De verschijningsvormen zijn hierdoor nogal divers van karakter. Ze lopen uiteen van inhoudelijke, dicht tegen de theorie aanliggende, berichtgeving, tot actief journalistiek participerende producties; actie journalistiek. Thijs Jansen zegt hierover: Dat is het grote taboe: de journalistiek mag beslist geen actie gaan voeren! Dan wordt de grens van de journalistiek overschreden en belandt men in de politiek, een heel andere tak van sport. (…) Dergelijke journalistiek is in Nederland echter merkwaardig vaak aan te treffen.55 Een van de voorbeeld van public journalism in ons land is HART
VAN
NEDERLAND, het dagelijkse actualiteiten programma van SBS 6. Het is niet mijn bedoeling in deze scriptie individuele programma´s te beoordelen als goed of slecht. Ik haal het programma hier aan als voorbeeld om te laten zien hoe de praktijk en de theorie uit elkaar liggen. De oprichter en oud hoofdredacteur van het programma, Jean Mentens, ziet HART NEDERLAND als een voortrekker van public journalism in Nederland.
55
VAN
56
Jansen, Thijs. ‘Ladders ui de Haagse echoput. Naar een Nederlandse civiele journalistiek.’ Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: 112. 56 Mentens, Jean. ‘Civiele journalistiek: commercieel of toch publiek.’ Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: p. 75-79
53
Maar als je nu de theoretische doelstellingen van de public journalism legt naast deze uitwerking, dan kan je naar mijn idee niet anders dan constateren dat die uitvoering een erg enge interpretatie is van deze journalistieke stroming. En zo zijn er nog vele voorbeelden te geven van programma's die de stroming op een eigen wijze hebben ingevuld. Dit is geen verwijt aan het adres van deze programma’s maar een probleem van de stroming. De doelstellingen van public journalism zijn in beginsel te idealistisch geweest en stonden te ver af van de praktijk. Alhoewel de stroming zijn oorsprong kent in de praktijk, is er in de theoretische vertaalslag te weinig rekening gehouden met de journalistieke uitvoeringskant en de problemen waar de journalistiek in de dagelijkse praktijk mee geconfronteerd wordt. Deze te filosofische en idealistische kant zien we bijvoorbeeld terug in het feit dat de stroming weinig tot geen rekening houdt met commerciële factoren. De instelling van de individuele journalist kan dan wel idealistisch zijn, het beslissende kader deelt deze motivatie vaak maar gedeeltelijk. Voor bijna alle media is de drijfveer een commerciële en niet een idealistische. Dit is een gebrek van de publieke stroming, die zich hiermee kwetsbaar maakt voor een te vrije interpretatie van haar idealen. Commerciële motieven kunnen bijvoorbeeld leiden tot een populistische interpretatie van public journalism; veel emotionele onderwerpen, nieuws van om de hoek, geen moeilijke en complexe problemen, maar alleen aansprekende onderwerpen. Het leidt tot een soort gemaksjournalistiek, waardoor de publieke stroming door de commerciële belanghebbenden makkelijk gebruikt kan worden als motivatie om het nieuws met een publieke aanpak te brengen. Dat de producties niet de gehele filosofie van de publieke stroming aanhangen blijkt wel als we kijken naar de aandacht voor doelstellingen als de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de samenleving. Het kritiekpunt dat de journalistiek zich voor het karretje van andere belanghebbenden zou laten spannen is dan ook niet geheel onterecht. De waakhond van de democratische samenleving wordt dan het schoothondje van de commercie. De publieke stroming bevindt zich hier in een spagaat. De commerciële druk om mensen te trekken gaat ten koste van de doelstellingen 54
van de ideeën achter stroming. Daarbij kan de vraag gesteld worden of hoge kijkcijfers iets zeggen over de tevredenheid van de kijkers over de inhoud. Is de inhoud van de berichtgeving werkelijk dat wat mensen bezighoudt of hebben we het over amusement?. Een ander zwak punt van de stroming is, in mijn ogen, de benadering van de samenleving. Het is het streven van de stroming is om de kwaliteit van de samenleving en de publieke ruimte te verbeteren. De journalistiek wordt door de publieke stroming zelfs verantwoordelijk gehouden voor het niveau hiervan. Hoewel public journalism de diversiteit in de samenleving niet ontkent, is in de uitvoering vooral oog voor een homogene maatschappij. Daar wordt de burger meer als gelijke gezien en is weinig ook voor de diversiteit in de samenleving. Gehoor geven aan alle geluiden is een onmogelijke opgave en zal keuzes moeten maken voor een bepaald geluid en een bepaalde doelgroep. Hiervoor is intensieve research nodig om de geluiden uit de samenleving op te pikken waaruit vervolgens een keuze gemaakt kan worden. Dat vraagt van de journalistiek dat er wordt nagedacht over de werkelijke inhoud van de berichten, de doelgroepen en het effect van de mededelingen op de burgers. Wie vertegenwoordigt men in de verhalen die worden, wie niet en waarom niet. Dat is iets wat op dit moment binnen de journalistiek nog teveel achter wegen wordt gelaten. Van dit doelgroepsdenken en een diversiteitbenadering valt in de praktijk vaak maar weinig terug te zien. Dit geldt ook voor het principe van de oplossingsgerichte verslaggeving die een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de samenleving. In de meeste gevallen staat de burger centraal als slachtoffer van de macht en de autoriteit. Deze aanpak neigt sterk naar de traditionele journalistiek en is uiteindelijk weinig vernieuwend. Het laatste punt van mijn persoonlijke analyse van het falen, is dat public journalism te weinig rekening heeft gehouden met de machtsverhoudingen in de samenleving en de bestaande kloof tussen politiek en burger. De assertieve burger, die via de media zijn ongenoegen uit, wat door de journalistiek vervolgens in een oplossingsgericht verhaal wordt gerouleerd, lijkt wederom te idealistisch. Een dergelijke aanpak, met assertieve burgers en politiek, die 55
elkaar in de media ontmoeten en tot oplossingen komen, werkt alleen als iedereen vertrouwen heeft in deze benadering van problemen. Bovendien vraag het om een open houding in de samenleving voor veranderingen en andere visies, die via de media verspreidt worden. De journalistiek moet hierbij heel bewust handelen en afwegen welke meningen, visies en redenaties van belang zijn, wil men zo te werk gaan. Het feit dat er in de journalistiek, zoals hierboven beschreven, te veel naar de kwantitatieve en niet naar de kwalitatieve effecten van boodschappen wordt gekeken, maakt het onmogelijk om echt een oplossingsgerichte werkwijze toe te passen. Een te idealistische, te weinig vanuit de praktijk gedachte filosofie over journalistiek, met idealen die elkaar in de praktijk leken uit te sluiten en gecombineerd nauwelijks toepasbaar waren, heeft er toe geleid dat public journalism, niet is geslaagd. Althans, zoals het vijftien jaar geleden is uitgedacht. De praktijk had in het denkproces wellicht meer stem moeten hebben.
CONCLUSIE Kortom, de theoretisch uitgangspunten en doelstellingen van de publieke stroming zijn, naar mijn mening, in beginsel te naïef en te idealistisch en tonen te weinig voeling met de praktijk. Public journalism gaat uit van gelijke en vrije burgers en politiek, die bereid zijn om te veranderen en open staan voor visies. Zeker in de huidige samenleving, die zich kenmerkt door diversiteit en een verharding ten aanzien van andersdenkenden, lijkt dit uitgangpunt weinig kans van slagen te hebben als de journalistiek zich niet heel bewust is van haar taak en deze met grote zorgvuldigheid uitvoert. Wanneer de visies van andersdenkenden op een onzorgvuldige manier in de omloop worden gebracht, gaat het publiek dat daar niet voor open staat afstemmen op informatie die dit links laat liggen. Daarbij heeft de oorspronkelijke publieke journalistiek een eindeloos vertrouwen in de goedheid van de media en bagatelliseert de invloed van commercie op de journalistieke.
56
Door de te theoretische benadering van de publieke journalistiek was de praktische invulling te vrijblijvend en kon de stroming zeer vrij worden geïnterpreteerd.
Het
resultaat
was
een
grote
diversiteit
van
verschijningsvormen van de public journalism, of producten die aan de stroming verwant waren. In plaats van eenheid in de journalistiek terug te brengen en de professie weer maatschappelijk gewicht te geven, heeft het geleid tot een hernieuwd/blijvend gevoel van onvrede in het functioneren van de journalistiek; de huidige crisis. Toch is het niet zo dat de gehele stroming daarmee heeft afgedaan. De nieuwe heroriëntatie op de journalistiek, zoals die in Hoofdstuk 2 is beschreven, toont grote overeenkomsten met de ideeën van public journalism. De benadering vanuit de burger, diverse in plaats van eenzijdige benadering en de journalistiek die dient als forum voor het openbare debat en informatie die burgers nodig hebben om burger te zijn, zijn zaken die kennelijk nog steeds als waardevol worden gezien. De door Lichtenberg aangegeven overbrugbare ruimte tussen de publieke en de traditionele stroming geldt naar mijn mening zeker ook voor de publieke en nieuw herformulering. Door goed te kijken naar de fouten uit het verleden, is het mogelijk om de nieuwe herformulering veel praktijk gerichter te laten zijn en zo tot een stroming te komen die meer kans van slagen heeft. Met dit inzicht is het wellicht goed om de nieuwe herformuleringen en de theorieën over de journalistieke crisis, goed vooraf te bespreken met de praktijk. In overleg en samenwerking kan de nieuwe stroming dan vorm en inhoud gaan krijgen. De vraag is dus hoe de praktijk staat tegenover de ontwikkeling en invulling van de zo´n new public journalism.
57
HOOFDSTUK 4; DE VISIE VAN DE PRAKTIJK INLEIDING Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben kunnen lezen is het van belang dat een journalistieke stroming breed gedragen wordt en met uiterste zorgvuldigheid wordt geïntroduceerd. De kans bestaat anders dat de uitvoering in de praktijk een hele eigen vertaling wordt van de theorieën. In Hoofdstuk 3 is public journalism uitvoerig besproken als voorbeeld van een dergelijke stroming met een onzorgvuldige vertaalslag. In de conclusie van het hoofdstuk kwam naar voren dat het van belang is om de praktijk nauwer bij de ontwikkeling en introductie nieuwe journalistieke theorieën en principes te betrekken. Dat kan voorkomen dat de stroming, zoals het geval was bij public journalism, te ver af staat van de praktijk. Hoe kijkt de uitvoerende kant tegen de huidige journalistiek situatie aan? Ervaren de journalisten de gesuggereerde kloof tussen hen en het publiek en zo ja, op welke wijze? Hoe denken zij over de voorgestelde theoretische oplossingen uit Hoofdstuk 2 om de journalistiek weer inhoud en doelen te geven? Zijn ze afdoende of zijn er nog aanvulling nodig om het tij te keren? Om antwoord te krijgen op dergelijke vragen ben ik (kwalitatieve) interviews gaan houden met vier mensen, die de journalistieke praktijk, op hun terrein, door en door kennen. Zij bleken in staat te zijn om de problematiek en de journalistiek te bekijken zowel als praktische insider op microniveau als vanaf een afstand met een metavisie. De vier mensen die ik heb uitgekozen voor de interview zijn Linda Eradus (research journalist RTL-NIEUWS), Herdrik Jan Schoo (oudhoofdredacteur Elsevier), Harm Taselaar (hoofdredacteur RTL-NIEUWS) en Frans Blok (hoofdredacteur Limburgs Dagblad). Daarnaast maak ik ook gebruik van een interview dat John Lloyd (chef-redacteur Financial Times) over dit onderwerp gaf aan NRC Handelsblad journalist Folkert Jensma.
58
Ik heb voor dit hoofdstuk de verschillende interviews, die een soortgelijke opbouw kennen, naast elkaar gelegd en de meningen van de geïnterviewden vergeleken. Ik zal in dit hoofdstuk de verschillende ideeën de revue laten passeren. Op deze manier wil ik de theoretische herbezinningen en formuleringen voorzien van een praktische visie en kanttekening, om te kijken hoe de praktijk denkt over de voorstellen om de crisis te bezweren. Dit levert een meer praktijk gerichte benadering op van de crisis, wat in combinatie met de theorie een sterke basis kan zijn voor een nieuwe journalistieke denkwijze. In hoofdstuk 4 dus aandacht voor de visie van de praktijk. Allereerst ga ik in op de beleving en erkenning van de crisis door de praktijk. Waar ligt de oorzaak volgens de geïnterviewden en hoe zien zij de voorgestelde heroriëntatie? Vervolgens ga ik me de vier kijken naar wat er volgens hen zou moeten veranderen om tot keerpunt te komen in de crisis.
ERKENNING VAN DE CRISIS Hoewel de vier geïnterviewden allemaal op een andere manier of op een ander terrein in de journalistiek actief zijn, erkennen ze stuk voor stuk dat de professie momenteel in een malaise zit, al ervaren ze het ieder op een eigen manier. Schoo, Taselaar en Blok, alle drie (oud)hoofdredacteur, benaderen de crisis vanuit een visie van toegepaste marketing en ervaren de crisis in de definitie van en de zoektocht naar de doelgroep. Voor Blok komt de crisis zelfs tot uiting in het weglopen van lezers. Eradus ervaart de crisis meer aan den lijve op de werkvloer bij zichzelf en collegae. Zij benadert de crisis en de oplossingen dan ook meer vakanalytisch, bijna filosofisch. Voor haar is de crisis het verliezen van vormen en inhoud die de kijker, het publiek, weer echt kunnen bezig houden. Hoewel heel divers, zijn in de benaderingen van de problemen en de naar voren gebrachte oplossingen wel duidelijke overeenkomsten te zien. Het is volgens allen een probleem dat ligt bij de journalistiek. De journalistiek kan er volgens hen ook overheen komen, maar daarvoor zullen er wel veranderingen moeten plaats vinden binnen de professie. De eerste stap op weg naar verandering is de erkenning dat het anders moet.
59
Net als de literatuur, zien ook de geïnterviewden de kloof tussen de journalistiek en de samenleving als de kern van het probleem. Zij onderstrepen ook het verloren contact met het publiek als gevolg van de technologische, beroepsmatige en sociale ontwikkelingen. Vooral bij dit laatste punt, zo ervaren ze, heeft de journalistiek gefaald. De samenleving die zich meer en meer differentieert, is voor de journalistiek op steeds grotere delen onbekend terrein, zo is de ervaring van de geïnterviewden. De journalistiek heeft geen goed zicht meer op de samenleving. Deze conclusie valt volgens Linda Eradus te trekken wanneer je de huidige journalistiek tegen het licht houdt. De journalistiek heeft zichzelf op een eiland in de samenleving neergezet. Veel van de contactlijnen naar de buitenwereld zijn kwijt geraakt, zo stelt ze, terwijl er wel permanent signalen naar buiten worden gestuurd, niet wetende of de boodschappen aankomen en of er überhaupt iets met de signalen wordt gedaan. Ze vindt het ook niet vreemd dat de burger de pers is gaan wantrouwen, omdat het geluid dat men laat horen bij grote groepen in de samenleving weinig herkenning opleverde. Het gaat er volgens de geïnterviewden om dát te beseffen en te erkennen dat het anders moet. Los van elkaar zijn de geïnterviewden ervan overtuigd dat een initiatief tot verandering, die het tij zou kunnen keren en de journalistiek weer identiteit en (zelf)vertrouwen kan geven, vanuit de journalistiek afkomstig moet zijn. Maar dat kost tijd en het besef dat het anders moet is er nog lang niet bij iedereen. Het is ook nog maar kort geleden dat het echt tot de journalistiek doordrong dat men het zicht deels kwijt was en de journalistiek niet meer het alles overziende instituut was.
"De crisis van nu", zegt Linda Eradus van RTL-NIEUWS, "is volgens mij ontstaan door het besef dat wij helemaal niet wisten wat er speelde. En dat is met de opkomst van Pim Fortuyn geweest. De opkomst van Pim Fortuyn gaf in de eerste instantie een reactie van ongeloofwaardigheid. De ongelofelijke steun voor de man, die maar 60
wat riep, in onze ogen, was ongeloofwaardig. We erkenden niet dat daar een volksbeweging achter zat. Een grote bevolkingsgroep die een grote gemene deler had, namelijk ontevredenheid. (…) Maar pas toen Fortuyn dood was, realiseerden wij ons dat we ook helemaal geen voeling hadden met wat er speelde." Ook de andere drie geïnterviewden erkennen dat het contact van de journalistiek met de samenleving en daarmee het contact met een deel van het publiek is verloren. Schoo wijdt dit probleem aan de identiteit van de journalistiek. Het geluid dat de men laten horen is volgens hem een heel beperkt geluid, dat door heel veel mensen niet meer wordt herkend. Het is een standaard timbre en mist iets eigens of brutaals. "De journalistiek is heel slecht in staat geweest om, na de verzuiling, een eigen positie in te nemen. Men heeft zich aangesloten bij de ratio, bij de wereldbeschouwing van het establishment, ´the powers that be´. Dat is paradoxaal. Tegelijkertijd was men nog heel doortrokken van het jaren zestig ethos van 'wij moeten kritisch zijn'. In wereldbeeld, in kijk op gebeurtenissen en mensen, identificeerde men zich met de autoriteit." Deze identificatie met de autoriteit heeft de pers in zekere zin blind gemaakt voor de andere ontwikkeling die zich ondertussen in de samenleving voltrokken. De veranderingen werden niet af nauwelijks geconstateerd door de eenzijdige kijk naar en het gebrek aan contact met de samenleving. Het timbre van de autoriteit, die in de berichtgeving weerklinkt, vertolkt steeds minder de gevoelens die er in de stemming bestaan door de steeds grotere diversiteit, zo ook in de pers. "Als je kijkt naar de grote dingen... Men heeft Fortuyn gemist. Men heeft het woelen in de samenleving gemist. Men heeft met een buitengewoon roze bril naar immigratievraagstukken gekeken. En natuurlijk is dat een crisismoment in de journalistiek geweest. Want, met de overheid, de politiek en politieke partijen, stond men ineens 61
buiten spel. … De pers is een klankkast in plaats van een snaar. Een klankkast voor de instituties en gekalibreerde opvattingen zal ik maar zeggen. De hele consensus van de contra pouvoir zijn, komt er heel weinig uit. ... Ik heb altijd een snaar willen zijn."
DE JOURNALISTIEK; VAN OUTPUT NAAR INPUT Het inzicht een klankkast te zijn in plaats van een snaar, heeft de journalistiek het gevoel gegeven buiten spel te staan. Dit is eigenlijk wat ook uit de literatuur in hoofdstuk 1 naar voren is gekomen. Alle mensen met wie ik over dit onderwerp voor dit hoofdstuk heb gesproken geven aan dat na de erkenning van deze situatie, een herbezinning over journalistieke doelen en taken een vervolg stap is. Zoals Lloyd al aangaf in het NRC Handelsblad; "We zijn op een ontdekkingstocht. We moeten wel vasthouden aan de opvatting dat journalistiek bestaat om complexe zaken te interpreteren. En om mensen die het onderling nooit eens zullen zijn, toch de indruk te geven dat wij tenminste proberen om de waarheid te vertellen. (...) Namelijk 'to tell it like it is'- informatie en analyses verschaffen die burgers helpen om burgers te zijn. Dat is het excuus voor ons bestaan. Wij moeten blijven uitleggen dat de wereld zeer complex is, dat die begrepen moet en kan worden. Voor die burgerrechten blijven we vechten. Volgens mij is dat gevecht ook lang niet verloren." 57
Dit verhaal van Lloyd vertoont grote vereenkomsten met de negen principes van de Committee of Concerned Journalists en The Project for Excellence in Journalism, die in Hoofdstuk 3 zijn besproken en de ideeën van public journalism. De burger is het uitgangspunt voor een verhaal, dat gebaseerd is op informatie, die de waarheid moet benaderen, om zo de burgers te helpen burgers te zijn.
62
Dit idee en de negen principes, worden ook door de geïnterviewden als herkenbaar en positief gezien voor het vak. De principes zijn volgens hen een mooi (theoretisch) uitgangspunt en vertolken ze de beroepsnormaal. Maar net als bij de publieke stroming destijds het geval was, hebben de geïnterviewden hun twijfel over hanteerbaarheid van de principes in de praktijk. De herformulering is in de ogen van de ervaringsdeskundigen erg theoretisch en daardoor weinig daadkrachtig als het om de uitvoering gaat. Het doet vooral een beroep op de eigen inzicht en visie en biedt weinig praktische handvatten. Dit zelfde zagen we eerder ook al bij public journalism, waar de uitvoering en invulling van de verandering in journalistiek denken en doen werd overgelaten aan de inzichten van de praktijk. Maar invulling is voor de uitvoerenden erg moeilijk, weet ook Linda Eradus. Zij maakte destijds de bewust de omslag mee van traditioneel naar public journalism, met de komst van RTL Veronique. Deze omslag in het denken van de journalisten over publieksbenadering en de journalistieke taak is, volgens haar, destijds al een hele stap geweest. Op de redactie bij RTL, waar het publieke journalistiek denken door Rik Rensen was geïntroduceerd, zag ze hoe het werkte en waar het fout ging. "Het feit dat de journalistiek überhaupt bedacht dat wij dichter bij de kijker, klanten, burgers, hoe je het ook noemen wilt, moesten gaan staan, was al een hele revolutie. Tot die tijd was de journalistiek bepalend in hoe de mensen het nieuws tot zich moesten nemen. En wij, onderdeel van die grotere stroming, vonden dat de mensen daar ook in naar voren moesten komen. Maar dan heb je het nog wel steeds alleen maar over de output." Volgens haar heeft deze omslag in het denken van de journalisten en de eruit voortvloeiende veranderingen in werkwijze zoveel aandacht gevraagd, dat men niet op een hoger niveau heeft nagedacht over het werkelijke effect 57
Jensma, Folkert. ‘De stelling van John Lloyd: televisie maakt parlement en partijen overbodig.’ NRC Handelsblad, 4-5 december 2004: p. 19, kolom 4.
63
van de 'nieuwe' berichtenstroom. Vragen over hoe de ideeën vervolgens ingevuld moest worden in de praktijk, werden volgens Eradus nauwelijks gesteld. De aandacht ging uit naar de kwantitatieve resultaten, kijkcijfers in haar geval. Die waren positief, maar tonen volgens haar maar een heel een beperkt deel. Eigenlijk het deel waar het voor de journalistiek niet echt om gaat. "Wat er daadwerkelijk, volgens mij, is fout gegaan, in wat we civic journalism noemden, is dat we daadwerkelijk in de output dichter naar de mensen, de burgers zijn toe gekropen. Ik denk dat het nieuws nu een stuk beter verteerd kan worden door die mensen. Alleen de vraag is welk nieuws breng je. En die vraag is blijven liggen. We zijn dichter naar de mensen toe gekropen, maar we weten niet wat er groeit en bloeit. (...) De crisis die er werkelijk is heeft te maken met de input, de voeling met de maatschappij, wat burgers belangrijk vinden om te horen".
Tijdens het interview tekent Eradus schematisch de situatie uit, zoals volgens haar van de huidige journalistiek te werk gaat en te werk zou moeten gaan.
I
J
O - Figuur 1.
Volgens haar typeert de huidige situatie zich door een te eenzijdig aandacht (
) van de journalistiek ( J ), die gericht is op het kwantitatieve
effect van de output ( O ). Er is daarbij nauwelijks aandacht voor het kwalitatieve effect van de stroom aan informatie op de samenleving. Dit typeert wellicht het grote vertrouwen bij de journalistiek in het eigen
64
vermogen om in te schatten welke informatie voor het publiek van belang is. De journalistiek heeft geen oog voor het feit of het publiek iets met de geleverde informatie kan. Het kwalitatieve effect valt aan kijk-, luister- en oplagecijfers niet goed af te lezen. Evenmin kunnen we zien wat mensen doen met de mededelingen. Kunnen mensen iets met de verhalen en visies die door de journalistiek de wereld worden ingestuurd. Deze zeer essentiële informatie komt bij de media nauwelijks binnen, omdat de input ( I ) mogelijkheden zijn kwijtgeraakt en de signalen uit de samenleving dus niet meer kunnen worden oppikt (zie figuur 1.).
J
I
O - Figuur 2.
Als de journalistiek wel wil weten wat er groeit en bloeit, dan zal ze het aandachtsgebied (
) volgens Eradus moet verleggen. De antennes in de
samenleving moeten worden vervolgens als eerste worden hersteld, zodat de journalistiek weer input krijgt vanuit die samenleving. Dit is het nieuwe vertrekpunt van de journalistiek. Men moet zich allereerst gaan verdiepen in de doelgroep. Dus niet kennis maken met de mensen, maar kennis nemen van de mensen, hun leef- en gedachtewereld en weer in contact treden met de mensen waarvan je wil weten wat er werkelijk speelt. "Dus stel, jij maakt onderdeel uit van een groep, mijn doelgroep. Ik werk voor een krant. Ik word gevraagd als journalist van dat deel van de krant de studenten te nemen. Dan kan ik denken dat ik wel ongeveer weet wat daar leeft. Die feesten namelijk, wonen in huizen en de keukens zijn vies. Maar ik kan ook bedenken dat ik ze a. eerst
65
echt moet leren kennen en b. ik mij moet verdiepen in hoe zij communiceren. Dan kan ik ze dus aanspreken. Dan kan ik de informatie die zij hebben namelijk van ze terugkrijgen, zonder dat daar een product achter zit. Dat is belangrijk." Deze informatie kan gebruikt worden als uitgangspunt voor de zoektocht naar en selectie van berichten. Het product zal hierdoor meer aansluiten bij de belevingswereld van de doelgroep. Dit geeft een geheel andere situatie, zo blijkt uit de tweede situatieschets van Eradus. Vanuit de input ( I ) krijgt de journalistiek ( J ) nu door wat er speelt en waar men zich in de output ( O ) op moet richten. Dit geeft uiteindelijk een andere stroom informatie, die door de lezers echt gehaald en gebruikt kan worden in het dagelijks leven en weer voor nieuwe input zorgt bij de journalistiek, die het hele traject in de gaten houdt (zie figuur 2.). Dat vraagt van de journalistiek een veel groter aandachtsgebied dan men tot nu tot gewend is. Men zal zich moeten gaan verdiepen in de samenleving en zich moeten beseffen dat er zoiets als diversiteit bestaat. Het idee dat de leefwereld van de gemiddelde journalist niet gelijk is aan de grote gemene deler in de samenleving, is er nog maar nauwelijks. Eradus: "Wij journalisten zijn een beroepsgroep, die niet meer tot de laagste of middelste regionen behoren. Het is een hoog opgeleid elitair clubje dat denkt dat het alles weet van het laag opgeleidde en minder elitaire clubje. Ik denk dat het begint met het besef dat we een elitair clubje zijn. (...) Dus, van je voetstuk af. Leren kennen wie je doelgroep is. Maar dan echt leren kennen, zodat je de inhoud van dan die mensen leert kennen. En zo ondervang je dat je zelf tot een andere groep behoort. De journalistiek moet open staan voor de verschillende pluimages mensen die er zijn en die je bedient. (...) Voordat het zover is gaat er nog wel wat water door de rivier."
66
HET CONTACT IN DE PRAKTIJK Als de journalistiek de crisis erkent zoals die in de hoofdstukken hiervoor is beschreven en tot een herformulering is gekomen van haar taken, is vervolgens de vraag hoe er gedacht wordt over de eventuele oplossingen. De negen voorgestelde principes zijn een begin, maar staan nog te ver af van de journalistieke praktijk en zijn dus niet afdoende. De vraag is hoe je het contact met de doelgroep in de praktijk herstelt en er achter komt wat er echt leeft. Harm Taselaar, hoofdredacteur van RTL-NIEUWS, realiseert zich dat het een grote stap is die genomen moet worden. Het vraagt daadwerkelijke actie en daadkracht van journalisten en de organisatie. Over dit onderwerp is binnen de organisatie van Taselaar veel gesproken. Meerdere opties om de antennes in de samenleving terug krijgen en input te ontvangen hebben de revue gepasseerd. Dat is volgens hem de eerste stap om de vinger weer terug te krijgen aan de pols van de samenleving.. "Een probleem is dat journalisten niet meer daar wonen in de samenleving waar het ook gebeurt. Ik zie daar een lacune in. Vandaar dat we dat op een bijna kunstmatige manier proberen om dat gat te dichten. Wij hebben ons nu voor een jaar gelieerd aan TNS NIPO, die via peilingen voor ons de gevoelens van de samenleving in kaart gaan brengen. Ik vind, als je dat namelijk zelf niet kan, dan moet je middelen in gaan zetten. (...) Ze peilen. Ze beginnen met een nulmeting, waarbij allerlei mogelijke onderwerpen de revue passeren en die herhaal je na een half jaar en na een jaar. En zo zie je of er trends zijn. Wat op komt en afvalt. Wat de grootste ergernissen zijn. Dat komt er allemaal uit. Dat is in feite wat Tony Blair en Bill Clinton hebben gedaan. Die deden dat voor politiek gewin. Wij doen dat a. om er achter te komen wat er in de samenleving speelt, b. om daar ernstig rekening mee te houden in onze journalistieke producten en c. hopen we natuurlijk dat daardoor weer meer mensen naar onze producten zullen gaan kijken."
67
Het is volgens Taselaar een van de middelen die ingezet kunnen worden om de voeling met de samenleving terug te krijgen. Het kan een antenne zijn, die dat opvangt wat nu niet gezien wordt door de journalistiek. Taselaar ziet het als een begin, een eerste stap. Hij heeft ook nog andere opties overwogen, zo geeft hij aan, maar tijd en middelen (geld) spelen in zo'n geval altijd een bepalende rol. Een serieuze optie voor hem is ook om met een groep journalisten het land in te trekken om in gesprek te gaan met de mensen om zo een beeld te krijgen. Maar je moet in zo'n geval altijd kijken naar wat het oplevert. "Wie komen er? Vertegenwoordigen ze wat? Dan huur je ergens een zaaltje in Appelscha, onder de noemer van RTL komt naar u toe. Daar komen dan dertig mensen opdraven en dat zijn de politiek geëngageerde. Je moet er niet vanuit gaan dat dat wat je daar doet de mening is van de gemiddelde Nederlander. Daar heb ik dus ook TNS NIPO voor." Eradus, eveneens werkzaam bij het RTL-NIEUWS, denkt dat de optie om letterlijk in contact treden met de mensen in het land, wel serieus bekeken moet worden. Tijdens bijeenkomsten in het land kan je dingen horen, de echte verhalen van de mensen, die via de peilingen minder naar voren zullen komen. Ook al komen er niet direct de mensen die de journalistiek zou willen spreken, het moet gezien worden als een eerste stap om contact te leggen, zo beredeneert Eradus. "Stel je houdt kijkers bijeenkomsten, met allerlei mensen uit allerlei lagen en je gaat daar proberen discussies te voeren. De reactie om dat af te keuren is vooringenomen, daar komt toch niets uit. Maar weet je dat eigenlijk wel? (...) Als je nu al min gaat doen over het zaaltje in Appelscha, dan doe je al min over je publiek, want dan heb je daar dus geen vertrouwen in. (...) Ik denk dat de mensen die daar zijn wel iets te vertellen hebben. Die willen gehoord worden. De groep die je niet bereikt zitten in hun eigen, zelf gecreëerde levenssfeertje. Maar dat zijn wel de buren van de mensen die daar 68
zitten. (...) Ik zie dat ook niet als de oplossing, het is het begin. Ik denk dat het een deel van de oplossing is. Maar ik denk wel dat een groot deel van de benadering van de mensen in de maatschappij, uit de regio moet komen. Wij kunnen als landelijk medium, met 140 mensen, niet het land in en bij iedereen op schoot gaan zitten." Dit geeft Taselaar ook aan. Het is als landelijk medium veel lastiger om naar de mensen toe te gaan dan voor een regionaal nieuwsorgaan. Momenteel wordt er ook al in de regio geëxperimenteerd met mogelijkheden die het contact tussen de journalistiek en de burgers weer te herstellen.
IN DE REGIO Omdat Het Bedrijfsfonds voor de Pers ook de noodzaak inziet van een herstelde relatie tussen publiek en pers, heeft het fonds in november 2004 bijna 700 duizend euro subsidie gegeven aan de Media Groep Limburg. Daarmee willen zij een public journalism project van het Limburgs Dagblad ondersteunen dat sinds begin 2004 in de regio Parkstad loopt. Het is een vorm van publieke journalistiek die meer toegespitst is op de praktijk. Ik wil dit project bespreken, omdat het volgens mij een goed voorbeeld is om tot een verandering in de journalistiek te komen. Parkstad betreft een samenwerkingsproject tussen vier verstedelijkte en drie landelijke gemeenten in Zuid-Oost Limburg; Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Voerendaal, Simpelveld en Onderbanken. Doelstelling is om binnen de gemeenten samen te werken bij grootschalige projecten op het gebied van werkgelegenheid, recreatie en toerisme, scholing, midden- en kleinbedrijf, openbaar vervoer, infrastructuur, veiligheid en criminaliteit. Volgens Frans Blok, hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad, is Parkstad een afspiegeling van Nederland. Alle problematiek komt samen in de laars van Limburg. Het aantal moorden in het gebied is het hoogste in Nederland. Parkstad kent veel overlast van drugsgebruik en drugstoerisme uit Duitsland, België en Frankrijk. Bovendien kenmerkt het gebied zich door een 69
extreem hoog werkeloosheidscijfer, volgens Blok, als gevolg van de sluiting van de mijnen in 1968. Door de samenwerking in het gebied vinden er veel bestuurlijke vernieuwingen plaats die invloed hebben op de inwoners van het gebied. Dit alles veroorzaakt bij de inwoners van Parkstad een gevoel van onvrede en cynisme. Uit een eigen onderzoek van de krant bleek dat de lezers van het Limburgs Dagblad zich ook steeds minder herkenden in de berichtgeving van de krant en een afnemend vertrouwen hadden in de journalistiek van het dagblad. Dit uitte zich al jaren in dalende oplagecijfers van ca. 5% per jaar. De fusie tussen het Limburgs Dagblad en Dagblad De Limburger in Media Groep Limburg, om met vereende krachten het hoofd boven water te houden, was voor de twee hoofdredacteuren aanleiding om eens goed te kijken naar de nieuwe mogelijkheden voor de kranten. Zij wilden dat de fusie meer ging inhouden dan een reorganisatie. Hun wens was een journalistieke vernieuwing, die een antwoord gaf op de oorzaken van de dalende oplagecijfers. "Wij hebben gezocht naar iets wat onze eigen journalisten aan het denken kon zetten en iets waarmee we konden proberen het contact met de samenleving te herstellen. (...) Als je opzoek wil naar de samenhang in de samenleving, en dat willen we, kom je uit op civic journalism." Blok was zich vooraf wel terdege bewust van de valkuilen en gevaren van civic journalism, ook wel public journalism. De verleiding om te veel toe te geven aan de publiekswens, zoals besproken in hoofdstuk 3, zou voor Blok tijdens het experiment in Parkstad een punt van aandacht worden. Hij wilde dit voorkomen door voor een invulling te kiezen die heel dicht bij de praktijk ligt maar nog wel oog heeft voor de theoretische uitgangspunten. De ideeën zijn gebaseerd op theorieën en literatuur, onder anderen van de Committee of Concerned Journalists. Het project kan in mijn ogen gezien worden als een van de eerste praktijk voorbeelden van het hergeformuleerd journalistiek denken in Nederland op dit moment.
70
Vooraf heeft hij zijn journalisten uitvoerig op de hoogte gesteld van de ideeën van public journalism. Dit moest een aanzet geven voor de journalisten om eerst zelf na te denken over de veranderde rol van hun vak in de samenleving. Wat hun functie was in de gemeenschap en waar zij zelf stonden. Dit bleek voor veel journalisten al een eye-opener. "Wij zaten hier ook in Heerlen op het industrieterrein, buiten de stad. Niet meer zichtbaar achter een bureau, alles met internet en email. Daarbij komt dat de wereld om ons heen is verambtelijkt. De politie heeft het internet ook uitgevonden voor het verspreiden van de politieberichten en hebben de persconferentie afgeschaft. De journalist trok zichzelf terug uit de samenleving. (...) Als je dan naar Parkstad kijkt. Een van de oudste gebieden is Hoensbroek. Daar woont niemand meer van mijn redactie. Hoe houd ik nu contact met Hoensbroek, want dat was wel het dorp met de drugsstaat. Wat kan ik daar nog mee, kom ik daar nog binnen en word ik daar nog geaccepteerd door de mensen. Een aantal groepen in de samenleving wilden niet meer met journalisten in contact treden of in gesprek gaan." Deze combinatie van weglopende lezers en verprofessionaliseerde journalisten die de weg in de samenleving kwijt waren, was voor Blok aanleiding om zijn ingeslagen weg van vernieuwing door te zetten. Hij verplaatste de Parkstad redactie van een industrie terrein in Heerlen naar het centrum van de stad. Dit was voor hem een essentiële eerste stap om weer zichtbaar te zijn in de samenleving en de toegankelijkheid te vergroten. Het aantal arbeidsplaatsen werd verdubbeld, van 10 naar 20 FTE's, omdat Blok zich realiseerde dat de nieuwe werkwijze van de journalisten veel tijd zou gaan vragen. Doordat de twee kranten gingen fuseren was Blok in de luxe positie dat hij uit een grote groep goede journalisten de meest geschikte kon vragen om deel te nemen. Hij realiseerde zich dat de motivatie van de deelnemende journalisten essentieel was voor het slagen van het project. Zij moesten inzien wat het doel was en zich willen inzetten voor de kwaliteit van de krant, het project en het vak van journalist. 71
"Wat wij hebben gedaan is de mensen die hier kwamen werken nog een keer de journalistieke spiegel voorhouden. Wat is het nut van de regiojournalist? (...) Het is de ambitie van een civic journalist om voor de mensen en over de mensen te schrijven. Er zitten ook mensen die de ambitie hebben om mooi te schrijven, of omdat ze mooi pagina's op willen maken. Die kan je moeilijk voor zo'n project motiveren. (...) Je kan zowel oude als jonge mensen gebruiken voor dit project en dat moet ook, omdat je mensen met journalistieke ervaring nodig hebt. Het gaat om een andere manier van journalistiek denken en werken. De mensen die daar wel voor open stonden hebben we bij elkaar geroepen. Met hen zijn we over nieuwe vormen en mogelijkheden gaan praten, om zo bij een vorm uit te komen die iedereen draagt." Met deze nieuwe club mensen is Blok aan de slag gegaan in het pand in het centrum van Heerlen om de public journalism een (nieuwe) kans te geven, met als doel een journalistieke vernieuwing die het vertrouwen van de Parkstad bewoners, de lezers, weer zou doen toenemen en de dalende oplage cijfers een halt toe zou roepen. In de praktijk betekent dit dat de journalisten van het Limburgs Dagblad veel vaker de straat op gaan, met mensen in gesprek zijn en horen en zien wat er gebeurt en speelt. Blok merkt op de redactie dat de nieuwe manier van werken en denken wel veel van zijn journalisten vraagt, maar dat ze wel gemotiveerd zijn. Hij is trots op wat er in een klein jaar van de grond is gekomen. De krant is bezig een plek in de samenleving terug te winnen, zo vertelt hij. Het Limburgs Dagblad probeert actief betrokken te zijn, door debatten te organiseren in de dorpen en steden, over actuele thema's die leven, of om juist te horen te krijgen wat er leeft. Daar komen soms hele verrassende avonden uit, waarop de krant zichzelf laat zien en ondertussen haar oor te luisteren legt bij de mensen. Tijdens debat avonden creëert de krant een forum voor verschillende visie op actuele kwesties. Dat heeft een meerwaarde vindt Blok, 72
omdat mensen kunnen kennis nemen van elkanders ideeën en daar meteen op kunnen reageren. De journalist leidt het debat en kan meteen verbanden leggen tussen botsende visies en om reactie vragen. Blok ziet dit als een uitbreiding van de journalistieke taak en het vak. Vroeger belde je de verschillende mensen bij langs, terwijl je nu tijdens een forum mensen meteen kennis kan laten nemen van visies en laat reageren, waardoor de journalistiek ook verder komt, zo stelt hij. Dat vraagt inzet van de mensen, omdat jezelf een forum of debat organiseert waar je je ideeën op moet doen en de antennes uitzet. Het is een andere vorm van journalistiek bedrijven. "Waar het mij om gaat is het eerst ophalen. Waar is men nu overal mee bezig. Dat vervolgens vertalen naar een Parkstad niveau of een Limburg niveau. (…) Wat wij doen is, bijvoorbeeld in Brunssum is betaald parkeren ingevoerd. Op een avond die wij daar over organiseren lijdt dat tot opschudding en wij kijken vervolgens naar hoe dat leeft in Parkstad. Is Brunssum de laatste gemeente waar dit wordt ingevoerd en zo ja, hoe zijn de ervaringen in, bijvoorbeeld, Kerkrade. Wat we dan ook doen is de wethouder in Kerkrade uitnodigen op de avond in Brunssum. Dan creëer je een nieuwe kennismaking op een nieuw niveau. In dit dossier breng je de wethouder er inhoudelijk bij en voeg je hem dus toe aan het dossier. Wat ze er vervolgens in Brunssum mee doen is mij zaak verder niet, daar doe je dan alleen verslag van. Of het is mijn zaak wel en dan heb je een mening als krant. 'Gehoord hebbende dat, of het nu wel of niet wordt ingevoerd in Brunssum, wij van vinden dat Brunssum-Noord niet hoeft mee te betalen.' Zo'n mening, vind ik, mag je hebben als krant. En dan mag je partij kiezen. Een van onze uitgangspunten is, we willen tegenstellingen niet vergroten. Maar je mag best wat vinden en best met oplossingen komen en sla dan die brug maar. Je moet mensen vervolgens niet dwingen er overheen te lopen. Maar als je tussen voor en tegenstanders een brug ziet, benoem hem op zo'n avond in Brunssum, of beschrijf die dan in de krant en dan zie je wel of mensen er over heen gaan lopen of niet." 73
Naast de debat avonden, waar de journalisten optreden als debatleiders en hun oor te luisteren leggen als uitvoerenden van hun professie, zijn er in Limburg nog meer initiatieven om de journalistiek weer met de burgers in contact te brengen en de relatie te herstellen. Zo gaan journalisten een week lang wonen in een van de kernen en treden in gesprek met de inwoners. In de serie Kijk op wordt vervolgens een week lang verslag gedaan van wat er speelt in de kernen. Blok ziet dit ook als een vorm van het ophalen van het nieuws. Een andere optie die wordt ingezet is letterlijk ruimte van de krant beschikbaar stellen als 'open pagina's' of internet pagina's opzetten voor lezers, waarop ze hun eigen verhalen of meningen te geven. Daar zie je volgens Blok hele interessante ontwikkelingen. Mensen gebruiken het medium namelijk echt, zo ziet hij, om te participeren, te evalueren en zichzelf een platform te geven. Het is vervolgens aan de journalistiek, zo zegt hij, om de signalen te gebruiken en te verwerken in de eigen berichten, of ze in ieder geval als uitgangspunt te nemen voor de verhalen waarover men schrijft. De eerste maanden van het experiment, dat in totaal drie jaar gaat duren, was het voor de journalisten zoeken. Maar de laatste maanden merkt Blok dat men met de nieuwe werkwijze leert werken en er ook iets mee kan. Wat betreft het effect bij de lezers wil Blok nog heel terughoudend zijn. Het doel om de oplagedaling een halt toe te roepen, is nog heel moeilijk in te schatten. In de eerste maanden zette de daling gewoon door. Maar sinds de zomer constateert hij een lichte stagnatie in de daling. Deze wijkt af van de schaduw krant; editie Sittard. Het aantal opzeggingen neemt iets licht af. Maar Blok durft er nog geen enkele conclusie aan te verbinden. Meer zekerheid geeft de vertrouwensmeting die het Limburgs Dagblad steeds laat houden. Daaruit blijkt dat de actieve rol van de krant in de ZuidOost Limburgse regio Parkstad heeft geleid tot een toenemend vertrouwen in de journalistiek van het dagblad. Dat stemt Blok positief voor de komende tijd, omdat het een van zijn doelen was en het wellicht een voorwaarde is voor abonnees. De eerste signalen lijken dus goed en geven Blok vertrouwen. Blok vindt dat hij als hoofdredacteur van een regionale krant niet op de stoel van de landelijke media moet gaan zitten. Maar hij sluit niet uit dat een 74
publieksgerichte benadering ook voor hen positief kan uitpakken, in vertrouwelijke en financiële zin. Maar dan moet je wel op het niveau waarop wij bezig zijn, door regio's met elkaar te verbinden. Als wij het parkeerbeleid van Brunssum vergelijken met Midden-Parkstad. Dat zou je op grote schaal landelijk ook kunnen doen. Alleen het vergt van je organisatie wel wat. Het is namelijk nogal een vertaalslag. Het vraagt namelijk ook een echte mate van betrokkenheid, anders maak je alsnog de verkeerde vertaalslag.
Eradus sluit zich bij dit idee aan. Volgens haar kan de landelijke pers heel veel nieuws, ander nieuws, uit de regio halen. De initiatieven die daar worden genomen zijn dan ook hoopgevend en kunnen een vervolg krijgen in de landelijke journalistiek. De signalen die uit de regio komen zouden weer moeten worden opgepikt, stelt Eradus, wat leidt tot ander nieuws. Dat gebeurt nu nauwelijks. "Tot nu toe komt iets regionaals in de landelijke media, als het echt groot is. Er gebeuren ook dingen in de regio die klein lijken, maar groot zouden kunnen zijn. Je hebt een blik als landelijke media op Groningen, Limburg en Zeeland en je signaleert dat daar hetzelfde speelt, dan ben je gek als je daar geen landelijk item van maakt. Dat is dan iets wat wel degelijk landelijk speelt, maar eerst een jaar of twee jaar kan sudderen in een regio, zonder dat iemand het verband speelt. Ik denk dat dat niet of nauwelijks gebeurt. Het hoeft niet per definitie groot te zijn. Landelijk nieuws is iedere trend of gebeurtenis die een serieuze basis heeft die landelijk voorkomt. Er zit nu een gat tussen regio en landelijk, waardoor de stap van regio naar landelijk wel heel erg groot wordt."
75
EEN MOEILIJKE OMSLAG VOOR DE PRAKTIJK Volgens Schoo zijn deze ideeën en initiatieven prachtige voorbeelden. Probleem is alleen dat het gaat om incidenten. "Het gaat om de min of meer toevallige aanwezigheid van een entrepreneur ingestelde hoofdredacteur, die eventueel bepaalde weerstanden kan overwinnen en vernieuwing kan afdwingen." Schoo bewondert de initiatieven. Maar bij veranderingen op grote schaal vreest hij voor de weerstanden van de praktijk, die een echte omschakeling van de journalistiek in de weg zullen staan. Schoo heeft degelijke aversie in het verleden ervaren tijdens zijn hoofdredacteurschap bij Elsevier. De journalistiek is goed in haar professie als verteller van verhalen, maar blijkt niet in staat om in grotere kaders te denken. Er zit volgens hem een grote kloof tussen het journalistieke en commerciële denken van de redactie en de directie. De redactie heeft volgens hem te veel autoriteit. Dit staat veranderingsprocessen, die ook de kwaliteit van het product ten goede kunnen komen, sterkt in de weg, is Schoo's ervaring. De journalistiek heeft last van een te ver doorgeslagen zelfprofessionalisering. "Ik denk dat het journalistieke management in Nederland heel erg slecht is ontwikkeld. Dat heeft te maken met de grote mate van autonomie van redacties. Men heeft zichzelf als autonome professionals gedefinieerd. Dat is een hele aantrekkelijke zelfdefinitie. Dat betekent wel dat er weinig hiërarchie is en dat het journalistieke management heel weinig hefboom heeft. En wat ook een crisisfactor is, is dat het management niets te zeggen heeft. Journalisten hebben nog altijd de oude habitus van 'de directie moet paperclips klaar leggen en zich verder helemaal nergens mee bemoeien en mogen zelfs niet op de vloer'. Dat is ondenkbaar in het buitenland. Je ziet het nu in de pogingen van PCM en Wegener om met het AD iets te gaan doen. Je ziet dat het management daar naar voren stapt. Terecht. Want journalisten, niet omdat ze ondeskundig zijn, maar zijn niet in staat om een heel nieuw kader te scheppen, van waaruit men een nieuwe 76
krant kan gaan maken. Dat zal het management moeten doen. Het journalistieke management zal moeten samen spannen met het eigenlijke management en tot nieuwe posities moeten komen en vormen van specialisatie." Er moeten volgens Schoo in de journalistiek keuzes worden gemaakt, die nu niet kunnen worden doorgevoerd, bijvoorbeeld voor gerichte doelgroepen, vernieuwingen of stijlen. Volgens hem kunnen dergelijke veranderingen beter doorgang vinden als de journalistiek zich open zou stellen voor het feit dat het anders moet. Pas dan is de landelijke gedrukte media in staat om, door samenwerking
van
het
zakelijke
management
en
inhoudelijk
verantwoordelijken, tot nieuwe producten te komen die beter aansluiten bij de behoefte van het publiek. Inhoudelijk sterke producten, waar mensen, de specifieke doelgroep, echt iets mee kunnen. Daar moeten de landelijke kranten keuzes inmaken, volgens Schoo en zich vervolgens gaan specialiseren op een specifiek terrein om zo een eigen uniek selling-point te krijgen. Dit onderscheiden van de anderen, want dat is waar het volgens Schoo om gaat, wordt binnen de journalistiek wellicht als eng ervaren, maar is volgens hem vooral noodzakelijk voor het voortbestaan van de landelijke kranten. Het management ziet dit inmiddels in. Nu moet de journalistiek in beweging komen, aldus de oud hoofdredacteur van Elsevier. De journalistiek benadert de samenleving nog steeds op een institutionele manier, vanuit een verzuilde visie. Maar de zuilen zijn niet meer. Daarbij komt dat de autoriteiten aan autoriteit verliezen door de enorm toegenomen deskundigheid van burgers. Zij weten het volgens Schoo vaak beter dan de autoriteit en de journalistiek, die daardoor vertrouwen verliezen bij de burger. Daar moet je, volgens Schoo, wel rekening mee houden en het zien als een uitdaging. "Het is veel spannender om goed geïnformeerde lezers te bedienen, in plaats van een stel zombies. De lezer is op heel veel gebieden slimmer geworden dan de krant. Juist daarom kan de krant het zich ook niet permitteren om niet gespecialiseerd te zijn. Je bent in de ogen van goed opgeleidde, deskundige lezer volkomen irrelevant 77
aan het worden. (...) We zijn altijd geneigd om te denken in een samenleving die verticaal is georganiseerd. Nederland is al heel lang horizontaal georganiseerd. Dat heet dan levensstijl. Dat is een instrument om anders naar je lezers te kijken. Waar ligt de belangstelling, waar zijn zij mee bezig? Dan kan je zeggen, dat is veel te vraag gestuurd. Als je die vraagsturing niet wil houd je op te bestaan, tenzij je subsidie krijgt." De huidige benadering van het lezerspubliek is volgens Schoo totaal niet meer van deze tijd. Het is steeds moeilijker om vandaag de dag nog een krant te maken voor alle leeftijden en belangstellingen. "Het is heel moeilijk om een cel lezers te vinden die nog past bij een grote krant. Als je met vijf gelijke netten de lezers probeert te vangen, krijg je steeds minder in je net. (...) Het is nu op levensbeschouwing gedifferentieerd. Dat bestaat niet meer, leefstijlen, daar gaat het om. Motivaction heeft het over 'nieuwe conservatieve burgerij'. Daar wordt geen krant voor gemaakt nog. Men loopt met andere zelfbeelden rond. Voor die nieuwe zelfbeelden moet je kranten gaan maken." De indeling van de samenleving zoals Motivaction dat heeft gedaan (zie Hoofdstuk 1) zou volgens Schoo een goed uitgangspunt kunnen zijn voor de nieuwe doelgroepen van de media. Het is volgens hem realistischer dan de zuil gerelateerde indeling die momenteel nog steeds wordt gehanteerd. De journalistiek moet zich vervolgens gaan verdiepen in de leef- en denkwereld van de nieuwe doelgroep waarvoor het medium heeft gekozen. Dit is het verdiepen waar Eradus het over had. Desnoods moet de journalistiek zich bij gaan scholen op de gebieden waarvan de doelgroep meer op de hoogte is. Op die manier kan de journalistiek met berichten en verhalen komen die aansluiten bij de belangstelling en leefwereld van het publiek. Deze zullen de informatie opnemen en toepassen, wat aanleiding kan geven voor nieuwe verhalen voor de journalistiek. De verhalen moeten gebracht worden in gebruiksvriendelijk aanbod, overzichtelijke katernen, wellicht specialistisch, 78
met informatie die te vertrouwen is, menen zowel Schoo als Lloyd. Het gaat om verdiepen in de doelgroep en voor hen informatie willen brengen. De theoretisch principes kunnen vervolgens dienen als uitgangspunt voor het maken van de verhalen en als achterliggende vakfilosofie tijdens dit proces. De belangstelling en het vertrouwen, zoals we bij het Limburgs Dagblad hebben gezien, zal hierdoor toenemen, waardoor een dergelijke omslag in denk en werkwijze, volgens Schoo, ook commercieel erg interessant kan zijn. De geïnterviewden geven allen nadrukkelijk aan dat een dergelijke benadering van het publiek niet betekent dat de publiekswens centraal komt te staan en het uitgangspunt wordt voor de journalistiek, zoals dat bij de public journalism stroming in het verleden is gebeurt. De journalistiek moet zich open stellen voor de input vanuit de lezer en kijkers, de doelgroep, zodat men weet hoe verhalen het best over komen en aansluiten bij de interesse en leefwereld van het publiek. Maar de journalist moet in dit proces wel altijd zelf keuzes maken en onafhankelijk blijven, zoals de principes uit hoofdstuk 2 ook aangeven. Het gaat om het vertellen vanuit de mensen. Of zoals Taselaar het zegt: "Je moet niet alleen dat brengen wat mensen interessant vinden, je moet ook je eigen verantwoordelijkheid nemen. Wij vinden dingen super interessant en uit NIPO meting zou wel eens kunnen komen dat het de kijker geen zak interesseert. Dan moet je het ZO brengen dat het de kijker wel een zak gaat interesseren. Want als wij het belangrijk vinden, vinden wij het belangrijk voor die mensen om een reden. Bijvoorbeeld omdat het ze raakt, omdat ze er last van krijgen, omdat je er profijt van kunnen hebben of omdat het van invloed is op hun leef omgeving. Weet ik veel. Het kan om allerlei manieren belangrijk zijn. Maar dan moet je het wel zo brengen, want anders haken ze af. En terecht." Al deze veranderingen in de benadering van het publiek, de taakopvatting van het vak, de veranderende werkhouding en visie op de producten die men 79
voort brengt, vraagt van de journalistiek een grote omslag, die veel tijd en energie gaat vragen, zo veronderstellen de journalisten. Maar de noodzaak om de schouders en onder te zetten is er volgens hen wel degelijk en het is dus zaak dat er wat gebeurt.
CONCLUSIE De theoretische handvatten die uit de verschillende onderzoeken zijn gekomen en die ik in de vorige hoofdstukken heb aangehaald, om uit de crisis te komen heb ik in interviews met mensen uit de praktijk bekeken. De uitgangspunten voor een verandering worden door alle vier de geïnterviewden serieus genomen maar niet als afdoende. Net als bij de poging van public journalism worden de nieuwe uitgangspunten en principes van de Committee of Concerned Journalists als te theoretisch en abstract gezien. Om de ideeën effectief te maken zijn extra handvatten nodig voor de praktijk. In de gevoerde gesprekken kwamen de ervaringsdeskundigen met extra aandachtspunten of opmerkingen, die volgens hen essentieel zijn, wil je de huidige journalistiek veranderen. Een van de meest naar voren gekomen dingen is het doelgroepsdenken, de doelgroepverkenning en -verdieping. Als gevolg van het feit dat de journalistiek het contact met delen van de samenleving is verloren, is het besef doorgedrongen dat de journalistiek niet meer weet voor wie ze nu werkelijk produceren. Tot nu toe, zo geven de geïnterviewde journalisten aan, was het Fingerspitzengefűhl, wat niet bleek te voldoen. Ze geven allemaal aan dat het nu eerst van belang is dat de journalisten weer echt kennis maken met de samenleving, om te beginnen met de doelgroep van het medium waarvoor zij werken. Om dit te doen moet de journalistiek van haar voetstuk af en uitgebreid onderzoek doen, op verschillende manieren, naar de leef en denkwereld van het publiek. Dit kan door enquêtes, zoals wordt voorgesteld door Harm Taselaar van RTL-NIEUWS, maar ook door letterlijk in contact te treden met het publiek, door ze op te zoeken en te verdiepen in de leef en denkwereld. Dit is een kostbare en tijdrovende methode, maar niet onbelangrijk.
80
Maar, zoals blijkt uit het experiment bij het Limburgs Dagblad in de regio Parkstad, heeft een dergelijke, zorgvuldige, publieke benadering, wel effect. Uit de eerste resultaten blijkt dat het vertrouwen in de journalistiek is toegenomen, wat de journalist weer een plaats in de samenleving geeft. Bovendien heeft het er op dit moment de schijn van dat ook de oplage daling een halt wordt toegeroepen, als is het voor die conclusie nog te vroeg, aldus Frans Blok, hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad. Het signaal dat investeren qua tijd en geld in de doelgroep en je nieuws via aan andere dan de gebruikelijke manier binnenhalen echt werkt, ziet Hendrik Jan Schoo als een teken dat het ook anders kan. Maar het probleem is de huidige machtsverhouding tussen de journalistiek en de directie van de verschillende media. Volgens hem is de zelfprofessionalisering van de journalistiek te ver doorgeschoten. Hij ziet journalisten als hele vakbekwame uitvoerenden, maar niet geschikt om de lange termijn visie voor het medium waarvoor ze werken te bepalen. Hij denkt dat het onvermijdelijk is dat het management knopen doorhakt en kiest voor een duidelijke richting en doelgroep. Hierdoor zal de journalistiek ook veel sterker worden en er een duidelijker product ontstaan dat echt bruikbaar is voor een specifiek publiek. Dat is volgens alle betrokkenen ook het uiteindelijke doel van de journalistiek, produceren voor de kijker, lezer, luisteraar, de doelgroep. Producten die de burgers helpen om burgers te kunnen zijn. Dit vraagt van de journalisten en de nieuwsorganisaties een andere denken werkwijze, waarbij er in de eerste instantie in de journalistiek spiegel wordt gekeken en wordt nagedacht over de invloed, de taak en de werkwijze van het vak. Hiervoor kunnen de negen principes als handvat dienen en kan er gewerkt worden aan een beroepsideologie die voeling heeft met de praktijk en ook realistisch is. Dit doet een beroep op de professie, de nieuwsorganisaties en de opleidingen die de nieuwe generatie journalisten moeten klaarstomen, zo stelt Eradus, om met elkaar het vak serieus te nemen en zorg moeten dragen dat het vak weer het aanzien krijgt dat het verdient. Daar over nadenken en er met collegae over praten is volgens haar een eerste stap, een begin. Een bewustwordingsproces. 81
"Ik denk ook, dat als we niet ergens beginnen, we ook nergens zullen eindigen. Dat we dan permanent van die wake up calls krijgen, iets veranderen en weer in sukkelen en over tien jaar nog nergens zijn. Mijn gevoel is dat daarover binnen de journalistiek niet veel wordt gediscuteerd. Ik denk dat er twee dingen belangrijk zijn. Namelijk, dat het moeilijk is, maar dat je je wel altijd bewust moet zijn van het feit dat je moet blijven groeien en leren. Dus niet als individu, maar als journalistiek in het algemeen. En dat daar ten tweede veel ouderwetse inzet voor nodig is. (...) Voor mij is het een VAK. Een beroepsgroep met eer. Dat heeft niets met voetstuk te maken, maar ik vind dat wij dat zelf op moeten leggen. Het heeft ontzettend veel impact, wat jij doet is enorm belangrijk, je verzorgd de beeldvorming. Ik vind dat je je daarvan bewust moet en mag zijn. In die zin is het voor mij een vak. En als ik naar dat vak kijk, dan zie ik nu meer mensen die het als een baan zien. Ik denk dat dit voor de journalistiek en voor de wisselwerking met de maatschappij die wij hebben, de dood in de pot is." aldus Eradus.
82
CONCLUSIE; INPUT JOURNALISM Technische innovaties, zoals de digitalisering met de komst van computers, internet, e-mail en de toegenomen mogelijkheden van telefonie, zijn in de tweede helft van de vorige eeuw onderdeel geworden van de journalistiek. Daarnaast is de journalistiek de zich in de laatste vijftig jaar in hoog tempo gaan professionaliseren, met HBO en universitaire opleidingen, redactiestatuten, vakbonden en een enorm toegenomen aantal journalisten. De journalistiek heeft zichzelf losgemaakt van haar traditionele, aan politiek en instituten gerelateerde positie en heeft zichzelf een onafhankelijke positie in de samenleving verworven. Haar taak is om de democratische samenleving op peil te houden en te bewaken tegen verkeerde invloeden of ontwikkelingen. Dit moet gebeuren door de samenleving met een kritische blik te blijven volgen en bij misstanden aan de bel te trekken. De journalistiek is de waakhond van de democratische samenleving. De samenleving op haar beurt stond ook niet stil, maar ontwikkelde zich in hoog tempo. Kenmerkend was de segmentatie die plaats vond en die het homogene karakter van de verzuilde samenleving deed verdwijnen. Het resultaat is een heterogene samenleving, met een grote diversiteit aan opleidings- en inkomensniveau, religies, politieke en maatschappelijke visie en sociale betrokkenheid. Voor de journalistiek was het steeds moeilijker het publiek te bereiken met de traditionele berichtgeving. Men ging op zoek naar allerlei vormen om de inhoud toch aan de man te brengen, wat de journalistiek een hybride aanzien gaf. De gebruikers van de boodschappen kregen een wantrouwen in de journalistiek en de politiek omdat de geluiden die ze hoorden niet overeenkwamen met de dingen die zij om zich heen zagen gebeuren. Zo ontstond er een kloof tussen het publiek en de journalistiek door een verloren geraakt contact met de samenleving. Een waakhond die de samenleving niet meer onder ogen had kon deze ook moeilijk bewaken. Dit besef leidde tot de huidige crisis in de journalistiek.
83
Committee of Concerned Journalists, een groep kritische Amerikaanse journalisten besloot zich niet neer te leggen bij deze situatie en ging tot actie over. In 1997 besloten zij te willen komen tot een heroriëntatie op de journalistiek en een herformulering van haar taak- en doelstellingen. Uit een inventarisatie van alle visie op het vak werden negen journalistieke principes geformuleerd die als uitgangspunt moeten dienen bij een toekomstige verandering die het vak weer haar eenduidige karakter en geloofwaardigheid terug kan geven. De negen principes vertonen grote overeenkomsten met de ideeën van een journalistieke stroming die eind jaren tachtig het licht zag; public journalism. Ook deze stroming was eveneens een initiatief uit de praktijk vanwege onvrede over het niveau van de journalistiek. Zij wilden ook de kloof met de samenleving
dichten
en
de
journalistiek
weer
vertrouwen
en
geloofwaardigheid geven. Opvallend is dat er bijna tien jaar later weer een journalistieke herbezinning nodig is. De stroming heeft niet geleid tot het dichten van de kloof maar juist meer vraagtekens opgeroepen over het hybride karakter van de journalistiek. Om een herhaling van fouten te voorkomen is het van belang om te kijken naar wat er in de uitvoering van de stroming is mis gegaan. De theorie en ideologie van de publieke journalistiek was wellicht te academisch en had te weinig handvatten voor de praktijk om er mee aan de slag te gaan. De uitvoering kwam aan op eigen inzicht en initiatief van de journalist die met de stroming aan de slag wilde. De verschillende goede elementen uit de theorieën konden afzonderlijk en naar willekeur gebruikt worden, wat resulteerde in een grote diversiteit aan producten met een hybride karakter. De theorieën bleken dus niet goed in staat te overleven in de praktijk. Er moesten teveel concessies worden gedaan aan andere krachten in het journalistieke veld waardoor aan daadkracht moest worden ingeleverd. De stroming leek stuurloos en in plaats van de kloof te dichten leek ze er zelf in te vallen. De journalistiek was weliswaar meer naar de mensen toe geschoven, waardoor de journalistieke producties beter waren te begrijpen. Maar de 84
inhoud van de boodschappen sloot nog niet aan bij de belevingswereld van het publiek. Wil de journalistiek zich nu werkelijk op het publiek gaan richten, dan zal een verandering meer in de basis van de praktijk moeten plaats vinden. Het vraagt namelijk om een andere journalistieke kijk en aanpak dan de klassieke. Deze laatste richt zich vooral op het kwantitatieve effect van de output. Het gaat bij de nieuwe journalistiek om het kwalitatieve effect op het geheel. Dit begint aan de input kant. De journalistiek moet zich eerst echt gaan verdiepen in de samenleving om er achter te komen wat er werkelijk onder de burgers speelt. Deze signalen moeten als uitgangspunt dienen voor de berichten die men vervolgens weer verspreidt. De berichten hebben affect op de samenleving en zorgt zo weer voor nieuwe input. Bij deze productiewijze kunnen de principes van de Committee of Concerned Journalists het journalistieke niveau waarborgen. Dat deze aanpak in de praktijk werkt, blijkt uit de ervaringen die het Limburg Dagblad sinds korte tijd heeft. Daar wordt bij de editie Parkstad geëxperimenteerd met journalistiek die werkt vanuit deze input filosofie. Het vertrouwen onder de lezers in de journalisten van deze regionale krant is het afgelopen jaar toegenomen. Een eerste signaal dat de kloof minder diep lijkt te worden. De vraag is echter waarom een dergelijke journalistieke aanpak en denkwijze niet op meer plaatsen wordt ingevoerd. Reden hiervoor is de arbeidscultuur binnen journalistieke organisaties. De journalist heeft hierin zoveel macht gekregen via statuten en organisatiestructuren, dat het onmogelijk is om noodzakelijke veranderingen door te voeren. Het management heeft hiervoor namelijk veel te weinig zeggingskracht. Legio gefaalde reorganisatie of veranderingsvoorstellen uit het verleden zijn hier de voorbeelden van. Dit is een eerste probleem op weg naar een oplossing. De eerste stap is een algeheel besef onder journalisten dat de tijden zijn veranderd en dat de journalistiek daar in mee moet gaan en zich moet verdiepen in die huidige samenleving om andere input te krijgen. Het management moet vervolgens een marktgerichte koers inzetten en in overleg met het journalistieke management een keuze maken voor de koers die men 85
wil varen. Dit doelgroep denken moet door de journalisten opgepakt worden en leiden tot een groot inlevingsvermogen in de gekozen doelgroep, om er achter te komen wat er nu werkelijk leeft onder deze groep burgers. De verkregen informatie moet gebruikt worden bij het produceren van verhalen. Deze hele verandering vraagt van de journalistiek een nieuwe denk- en werkwijze die wellicht valt te zien als een nieuwe stroming. Deze doet deels afstand van verworven rechten en posities en gaat de samenleving anders benaderen. Wellicht zelfs marktgericht, met als doel om de inhoud zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte van de doelgroep, het publiek. Het is een vorm van journalistiek met realistische idealen en principes. Deze zijn ontstaan door een samenvoeging van theorie en praktijk. Hier komen we dan ook bij het antwoord op de vraagstelling van deze scriptie; Welke oplossing voor de journalistieke crisis valt te destilleren uit een combinatie van wetenschappelijke theorieën met de visies uit de praktijk? De combinatie levert een aanzet op voor een meer praktijk gerichte journalistieke stroming, die gebaseerd is op de principes van de Committee of Concerned Journalists, elementen van public journalism en elementen van de toegepaste marketing. De stroming richt zich eerst op het verkrijgen van nieuwe input, om los te komen uit de eigen denk- en leefwereld en van daaruit te komen toe een vorm van kwalitatieve berichtgeving, gericht op de burger. Naar mijn idee is een dergelijke stroming in staat om het vertrouwen van de burgers terug te winnen en de kloof te dichten. Dat is niet alleen interessant voor het vertrouwen en de positie van de journalistiek, maar ook goed uit commercieel oogpunt voor de toekomst van het vak. Het is naar mijn idee dan ook de wetenschap en de praktijk aan te raden om met elkaar in gesprek te gaan om met vereende krachten de crisis aan te pakken. Door de visies te combineren kan er een daadkrachtigere stroming ontstaat die in staat is de journalistiek er weer bovenop te helpen. De stroming heeft nog een lange ontwikkelingsweg te gaan. Maar de eerste aanzet voor een stroming is er al wel, die ik voorlopig de naam INPUT JOURNALISM wil geven.
86
LITERATUUR •
Bardoel, Jo. ‘Het einde van de journalistiek? Nieuwe verhoudingen tussen professie en publiek.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: p. 357-371.
•
Bardoel, Jo. Publieke journalistiek in een private wereld: 'advisor-inresidence'-advies aan de staatssecretaris van OCenW. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Directie Kunsten, 2000.
•
Bletz, Frans. Journalistiek, nieuws brengen of nieuws maken? Rotterdam: Nederlands Gesprek Centrum, 1992.
•
Brants, Kees. ‘Opgejaagd door Cerberus. Moeizame mediatisering van de politieke communicatie.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: p. 85-99.
•
Dale, Johan Hendrik van, Guido Geerts. Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht: Van Dale Lexicografie, 1999.
•
De Clercq, Bertrand. Wie bewaakt de waakhond? De ethiek van de journalistiek. Tongerlo: Sint-Norbertusdrukkerij, 2001.
•
Deuze, Mark. Wat is journalistiek? Amsterdam: Het Spinhuis, 2004.
•
Drok, Nico. ‘Civiele journalistiek. Het belang van de professie voor het publieke domein.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: p. 373-389.
•
Drok, Nico. ‘Ter wille van het publieke domein. Over de opkomst van public journalism in Amerika.’ Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: p. 17-35.
87
•
Jansen, Thijs. ‘Ladders ui de Haagse echoput. Naar een Nederlandse civiele journalistiek.’ Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: p. 107-119.
•
Jensma, Folkert. ‘De stelling van John Lloyd: televisie maakt parlement en partijen overbodig.’ NRC Handelsblad, 4-5 december 2004: p. 19, kolom 1-4.
•
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. The elements of journalism. Londen: Atlantic Books, 2003.
•
Kovach, Bill, Tom Rosenstiel. Project for Excellence in Journalism. Journalism.org. Versie najaar 2004. 1 november 2004. http://www.journalism.org/resources/guidelines/principles/purpose.asp
•
Lichtenberg, Judith. Beyond the Public Journalism Controversy. The Institute for Philosophy and Public Policy. Versie 1999. 10 december 2004. http://www.journalism.org/resources/guidelines/principles/purpose.asp
•
Lith, Joske van, Mischa van Vlier. 'De Journalistiek bevindt zich in een crisis.' De journalist, (16 juni 2000): p. 16-17.
•
Mentality sociographics in marketing. Motivaction. Versie winter 2005. 11 januari 2005. http://www.motivaction.nl/wat/modellen/mentality-instrumenten.html
•
Mentens, Jean. ‘Civiele journalistiek: commercieel of toch publiek.’ Drok, Nico, e.a., red. Even geen Den Haag vandaag. Naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001: p. 75-79.
88
•
Romano, Carlin. Who Owns the Fourth Estate? The Nation. Versie najaar 2004. 7 december 2004. http://www.thenation.com/doc.mhtml%3Fi=20000124&s=romano
•
Scholten, Otto. ‘Als de leugen regeert - wie brengt hem dan in omloop? Media, overheid en het debat over waarden en normen.’ Beer, P.T. de. e.a., red. Bijdragen aan waarden en normen. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004: p. 20-32.
•
Vree,
Frank
van.
‘Beroep:
journalist.
Beeldvorming
en
professionalisering.’ Bardoel, Jo. e.a., red. Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002: p. 155-167.
•
Vree, Frank van. ‘Het ontstaan van een politiek-publicitair complex 19602002’ Raad van Maatschappelijke Ontwikkeling. Medialogica. Over het krachtenveld tussen burger, media en politiek. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2003: p. 67-98.
89
BIJLAGEN INTERVIEW FRANS BLOK; HOOFDREDACTEUR LIMBURGS DAGBLAD De journalistieke crisis, zoals ik het in mijn theoretisch kader heb beschreven, is dat voor u een herkenbaar fenomeen? In 2001 werd ik hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad (LD) Dat was nog voor de samensmelting met het Dagblad De Limburger (DDL), die er overigens al wel aan zat te komen. Samensmelting met DDL heeft ons handelen de afgelopen jaren erg bepaald. Als je naar jouw onderwerp kijkt, het komt ten nadele van het denken over journalistiek op een redactie. De redacties gaan dan ineens navelstaren. Hoe gaan we samen, hoe moeten we dit organiseren. Dan gaat het al heel snel over praktische organisatie en veel minder over de journalistieke inhoud. Komen ook complicaties bij. Vanuit de NMA werd ons verboden een nieuwe krant te maken. Als je dat wel gaat doen, zoals Dagblad van het Noorden onlangs heeft gedaan, dan kan je wel nadenken over journalistiek. Wij maken een nieuwe krant, welke richting moet die op. Wordt dat de richting van het Nieuwsblad van het Noorden of van de Drentse Courant of gaan we ertussen inzitten en nemen we van twee werelden het beste. Dan krijg je een nieuwe formule. Wij hebben het hier ook geprobeerd om daar over na te denken en zijn journalistiek ook een behoorlijk eind gekomen. Maar je kan het niet uiten in een product, want dat mag niet. Dus wij hebben daar toch zoveel mogelijk hetzelfde product van gemaakt, weliswaar met een eigen vormgeving, maar de kranten zijn inhoudelijk heel erg gelijk aan elkaar. Ook tekstueel, de enige editie van het LD dat nog verschilt is de editie in parkstad.58 Parkstad is een afspiegeling van de rest van Nederland, in alles. Je verwacht dat niet in Zuid-Limburg, maar hier is alles. Zuid-Limburg als geheel, Maastricht en Sittard erbij, we hebben hier al twee jaar het record aantal moorden in Nederland op onze naam staan. En we hebben vorige week ons
90
eigen record verbeterd ten opzichte van 2003. Ik bedoel, het aantal moorden neemt toe. Nou is de criminaliteit hier in zekere zin altijd aanwezig geweest in de zin van grenssmokkel, drugshandel, van over de grens komen mensen op zoek naar waar ze drugs kunnen halen. Dat is altijd geweest. Dit gebied is verder altijd bepaald door de mijnen. Het is zo verstedelijkt geworden als gevolg van de mijnen en de bevolking van Heerlen is verveelvoudigt… In heel Parkstad wonen dik 300.000 mensen. De structuur van het gebied is altijd erg bepaald door de mijnen, dan heb je het over infrastructuur, openbaarvervoerlijnen die elkaar niet raken, maar mooie rondjes beschrijven in het Noorden of in het Zuiden van Parkstad. Er is nog heel veel op dat punt te verbeteren. Sinds 1999 is het ontwikkelingsorgaan Parkstad opgericht, waar alle gemeenten hun kennis en hun mensen in stoppen, om ze de infrastructuur, het toerisme, de economie, etc te ontwikkelen. Dat is eerst een heel politiek spel binnen de gemeenten of zij die verantwoordelijkheid wel wilden afstaan. Als je dan zo'n rondje hebt en je gaat het vervolgens hebben over het spreiden van de coffeeshops in Parkstad, dan is het NIMBY syndroom een feit, dat doen we dus even niet bij mij in de achtertuin. Wij zijn wel voor, maar niet in onze gemeenten. Nou dat zie je met meer. Dus als je een voetbal stadion bouwt, dan drop je dat op de grens met Heerlen. Als tegenprestatie heeft Heerlen aan de andere kant van de weg de tippelzone gehuisvest, zodat de voetbalsupporters ook nog even op een andere manier hun ontspanning kunnen vinden. Even terug naar het NMA en Media Groep Limburg. Wij mogen dus iets en ook een aantal dingen niet. Wij moesten die twee titels in stand houden en hebben vervolgens gezegd dat geven we op deze manier vorm. In fysieke zin een redactie die twee kranten maakt met twee hoofdredacteuren. Dus we gooien iedereen in een grote bak en stellen de best denkbare redactie samen, met een sportredactie, een buitenlandredactie, een featureredactie, etc. Kortom, we bouwen hem helemaal op. Iedereen werkt voor twee kranten. En we zetten ook in Parkstad een aantal mensen neer uit beide bloedgroepen. Die laten we ook twee kranten maken, LD Parkstad en DDL editie Heerlen.
58
Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Voerendaal, Simpelveld en Onderbanken. Vier verstedelijkte gemeenten en drie landelijke, samen: Parkstad Limburg.
91
In het hart van het LD gebied zijn jullie gestart met een experiment van civic journalism. Wat was voor jou als hoofdredacteur nu aanleiding om, na het samengaan van LD en DDL, het anders te gaan doen? Twee dingen. Eerste is bedrijfsstrategisch. We wilden niet alleen saneren, maar ook vernieuwen. Dat hebben we als twee hoofdredacteuren samen uitgedragen. Als je in onderhandeling met de directie komt en het gaat over saneren, zit je ook in de fase waarin je aangeeft dat je wilt vernieuwen. Wij wilden een deel van de winst die we konden boeken door het samenvoegen van de twee redacties, investeren in een journalistiek vernieuwingsproces. Dat is het bedrijfsstrategische spel, waarmee je ook het aantal banen dat je verliest enigszins te beperken. Ik vind dat een hoofdredacteur dan ook voor zijn redactie moet gaan staan. Tweede component is de journalistieke inhoud. Wat ik net al even zei, als je twee redacties samenvoegt dan zijn de journalisten in de eerste instantie alleen maar bezig met vragen als; Kan ik hier wel blijven werken? Kan ik wel blijven doen wat ik leuk vind om te doen? En als ik van redactie ga veranderen, heb ik daar dan zelf een stem in wat ik dan wel ga doen? Dat zijn organisatorische redenen. Zo zijn er nog heel veel zaken waar je rekening mee moet houden in het nieuwe spoorboekje van het organisatietraject. Daar dreig je in te verzanden als je in het spel zit van samengaan. En Bart en ik hebben a. vanwege die bedrijfsstrategische redenen, b. omdat wij onszelf als hoofdredacteuren beschouwen die ook over goede journalistiek moeten gaan en nadenken. Dus hebben wij gezegd we willen een journalistieke vernieuwing en willen gaan nadenken. We leggen ons niet neer bij de dalende oplages, waardoor we uiteindelijk samen in een boot terecht zijn gekomen. Nou, nu zitten we in die boot en willen we ook proberen die dalende oplages tegen gaan. En dat willen we doen door journalistiek te vernieuwen. Was dat voor de hand liggend, vernieuwen om oplagedaling tegen te gaan? Nee absoluut niet. Als je kijkt naar wat voor de hand liggend was moet je kijken naar de rest van Nederland, die ons zijn voor gegaan met fusies. Als je al die reorganisaties in 'dagblad Nederland' tussen 1985 en 2000 analyseert, 92
dan is het altijd een kwestie geweest van saneren en samenvoegen. Overal kwam het tot een titel per gebied. Al die ineen voegingen en saneringen hebben tot doel gehad de kosten te verlagen en het aantal banen te schrappen om het rendement te verhogen. Uiteindelijk zijn er echter wel een aantal respectabele uitgevers uit de dagbladwereld gestapt. Dat VNU zijn kranten weg deed had alleen maar een rendementsreden. Men vond het rendement niet hoog genoeg. Is er in jouw ogen wel goed gekeken naar de reden van het lage rendement? Een uitgever of aandeelhouder mag zeggen ik vind het rendement niet hoog genoeg, ik stap er uit. Dat is immers het belang van een aandeelhouder, verdienen. Misschien moet je als dagbladuitgever wel gaan investeren in tv. Telegraaf is heel tevreden over haar deelname aan SBS. De vraag is wat je met dagbladen wil. Dat is dan toch een beetje een idealistische vraag, je beschrijft die ook in je theoretisch kader. Ik ben een hoofdredacteur die op de centen past, dat is waar, maar ook iets wil met de vraag wat de rol van dagbladen is in een veranderend medialandschap of in de samenleving. Dan kom je bij de pluriformiteitsdiscussie, als titels verdwijnen, verdwijnt de pluriformiteit. Dan misken je wel de opkomst van regionale omroepen en de opkomst van internet als nieuwsbron. Daarmee verandert de rol van de kranten ook. Dan kom je bij een fusie over dit soort onderwerpen te spreken met je nieuwe hoofdredacteur. Dan komt uiteindelijk het idee om het civic journalism eens op te pakken. Wij ons daarin verdiept en een notitie geschreven over hoe we dat zouden kunnen doen en wat zijn de belangrijkste hoofdlijnen daarvan. Waarom is het nergens opgepakt of is het opgepakt en een zachte door gestorven. Kansberekening of we het er bij de directie en op de redactie door krijgen. Dat hebben we gedaan en zijn we in een half half traject terechtgekomen. We hebben een uitgeefplan geschreven, wat gericht is op je oplage doelstelling. Niet op methodiek, die staat daar los van. Als wij denken dat die oplage doelstelling gehaald kan worden met deze nieuwe methode… Kijk, de directie komt wel terug als de oplage niet stijgt. Dat is hoofdredacteur en uitgever, constructief naast elkaar, waarbij iedere partij op zijn eigen terrein blijft. 93
Jullie kwamen, in de zoektocht naar journalistieke vernieuwing, bij het civic journalism terecht. Vanwaar de keuze voor deze stroming? Wij wilden nadenken over de veranderde rol van journalisten in de samenleving. Met name die rol is verandert, journalistiek uit de samenleving, de hele Fortuyn discussie. Wij zaten hier ook in Heerlen op het industrieterrein, buiten de stad. Niet meer zichtbaar achter een bureau, alles met internet en email. Daarbij komt dat de wereld om ons heen is verambtelijkt. De politie heeft het internet ook uitgevonden voor het verspreiden van de politieberichten en hebben de persconferentie afgeschaft. De journalist trok zichzelf terug uit de samenleving. Daarbij komt ook het spel van de journalist van begin jaren negentig… De journalist verdient erg goed. Je moet er veel voor doen, het is hard werken, maar je verdient goed. Als je dan naar Parkstad kijkt. Een van de oudste gebieden is Hoensbroek. Daar woont niemand meer van mijn redactie. Hoe houd ik nu contact met Hoensbroek, want dat was wel het dorp met de drugsstaat. Wat kan ik daar nog mee, kom ik daar nog binnen en word ik daar nog geaccepteerd door de mensen. Als de journalist nou in het dorp woont. Maar een aantal groepen in de samenleving wilden niet meer met journalisten in contact treden of in gesprek gaan. Het was dus de vraag of de input, de impulsen uit de samenleving nog goed waren voor de output. Dan is voor ons dus de vraag of je output goed is. Doet de krant nog wat mensen van de krant verwachten. En dalende oplages kan je wel wegredeneren door te zeggen dat mensen hun nieuws van elders halen, dat is allemaal waar. Maar daarmee is het niet over, dan kan je beter stoppen. Misschien zal het aantal betalende kranten wat blijven dalen tot 2015, maar het aantal gedrukte kranten is hoger op het moment dan 10 jaar geleden. Alleen Spits en Metro doen het op een andere manier. Het is eigenlijk toch een beetje een zoektocht naar het individu, dat schrijf jij ook terecht in je theoretisch kader. Het begint, als je het filosofisch bekijkt, 94
feitelijk bij Kant. Die kwam een paar eeuw geleden met der reinen Vernunft gedachtegang. En van daar is de gang naar het individu ingezet. Dat zie je in deze samenleving terug en daar maak je dan een krant voor. Tegelijkertijd zien wij, met name in Limburg en misschien zijn we daar uitzonderlijk in, bijzonder veel samenhang. Er zit hier verschrikkelijk veel samenhang in de schutterij feesten. Er zit hier verschrikkelijk veel samenhang in carnaval, liedjesconcoursen. Iedereen wordt hier met de toeter in de mond geboren zeg ik altijd. De samenleving is nog niet kapot. Nee, de samenleving is nog niet kapot. Misschien gaat ie dat ook wel niet en wellicht hebben wij daar ook wel een rol in, dat weet ik ook niet. We hebben nog een grotere positie als Limburgse kranten dan de gemiddelde regionale krant in Nederland. Op de 475 duizend huishoudens hebben wij 210 duizend abonnees. Dat is vrij veel. Dan hebben we nog 22 duizend abonnees op andere kranten, dat is dus helemaal niets. Als ik een abonnement op Trouw wil nemen in mijn dorp, dan krijg ik een postabonnement, want ze kunnen hem niet eens bezorgen. Dus concurrentie no way. De landelijke kranten zijn de regio wel meer gaan ontdekken, maar ze zijn niet in Limburg begonnen omdat ze hier een grotere vijand te verslaan dan in Twente of Utrecht. Wij betekenen en kunnen hier nog iets. Als je opzoek wil naar de samenhang in de samenleving, en dat willen we, kom je uit op civic journalism. Het kan toch niet zo zijn dat het als los zand uit elkaar valt. En deze samenleving heeft een aantal noemers, die de samenleving bij elkaar houdt. Feesten. Maar er zijn ook een aantal negatieve bindende elementen. Hier in parkstad, je laat het woord mijnen vallen en meteen hoor je verhalen over het sluiten van de mijnen in 1968 en men voelt zich hier nog altijd achtergesteld. Als je hier kijkt naar het aantal mensen op de sociale werkplaats werkt, dat is verschrikkelijk. Die hebben daar een permanente baan aan overgehouden, omdat ze gecompenseerd moesten worden. Dat is een samenleving die heel anders in elkaar zit dan in de randstad. De afhankelijkheid is veel groter, de onderlinge verbondenheid is op sommige punten veel groter. Daar kan je iets mee. 95
Wij hebben gezocht naar a. iets wat onze eigen journalisten aan het denken kon zetten en b. iets waarmee we konden proberen het contact met de samenleving te herstellen. Nog heel even, voor dat je verder gaat… Deze signalering, is dat uit een onderzoek gekomen dat jullie hebben laten doen, ben je zelf de straat op gegaan of was het iets dat je signaleerde op basis van een fingerspitzengefull? Ja, dat wat gutfeeling. We laten ook permanent marktonderzoek doen naar wat onze mensen van de krant vinden en wat ze van de veranderingen in de krant vinden. Daarmee kom je veel te weten. Tegelijkertijd is dat er wel bij in geschoten op de afdeling marketing en onderzoek. Ook die is samen gegaan en ook daar is men een jaar met navelstaren bezig geweest. Dan mis je wel eens wat dingen. Waar we wel heel sterk de vinger aan de pols hebben gehouden is, toen ik hier kwam begon ook het ontwikkelingsorgaan Parkstad. Ik had het gevoel, dat doen ze in het hart van mijn gebied, ik moet daar bij zijn. Ik wil weten hoe dat gaat. Is dit een stap op weg naar een gemeente, dan wil ik het weten. Of is het juist een stap om gemeentelijke herindeling te voorkomen, dan wil ik het ook weten. Ik wil met mijn neus aan het venster zitten en vanaf moment 1 heb ik daar op regelmatige basis onderzoek naar laten doen, hoe is de beleving van Parkstad. Wat vinden mijn lezers daar nu van. En het goedkoopste en makkelijkste onderzoek is vragen wat je lezers ervan vinden. Daarmee kan ik ook iets aan het project toevoegen. Ik kan dingen aan mijn lezers vragen en krijgen jullie snel feedback en zei kunnen vragen bij mij neerleggen en dat via mij aan de mensen voorleggen. Zo kunnen we iets samen doen. In het begin moest niemand iets van Parkstad hebben. Heerlen voor Heerlen en Kerkrade voor Kerkrade. Dat kwam in 1999 naar voren. Vier jaar later zag je dat Parkstad bij de mensen aansprak. Als je in de telefoongids van Heerlen kijkt onder Parkstad, dan zie je dat dierenambulance en ziekenomroep zich zo noemen. Dat woord is geadopteerd en iedereen voelt zich onderdeel. Dat was voor ons de reden om editie Heerlen de naam LD Parkstad te geven. Dus jullie hadden met elkaar afgesproken, hoofdredactie en directie, wij gaan het anders doen. Op basis gutfeeling kies je voor civic journalism, omdat dat 96
volgens jullie kennis van zaken het beste aansluit bij de problemen waar de krant mee te kampen had, verwijdert van de samenleving en niet meer weten wat er speelt. Dat moest anders. Hoe ga je dat dan communiceren naar een redactie die op dat moment nog heel druk bezig is met navelstaren. Want dat is in het verleden vaak fout gegaan bij civic journalism, de uitvoering. Hoe doe je dat. Ja… Om te beginnen hebben we een notitie geschreven en naar alle medewerkers gestuurd, waarin we hebben uitgelegd wat we wilden doen, in alle regio's. Maar we doen het in het kwadraat in Parkstad. En die notitie was een uiteenzetting van de plannen of van civic journalism? Het was een theoretische samenvatting van wat is civic journalism? Met daarbij een aantal praktijkvoorbeelden uit de VS, waarop het succesvol is geweest. Een van die dingen was een oproep aan alle journalisten om uit je eigen netwerk 3 namen op te zoeken met wie je al een half jaar geen contact meer hebt gehad, om wat voor reden dan ook. Met die drie mensen zoek je binnenkort eens contact… Dat levert je dus nieuws op! Dat levert je aantoonbaar meer connecties met de samenleving op en is puur methodisch. Voor een deel is het opvoeden en voor een deel is het overwinnen. Niet iedereen wil en kan dit natuurlijk. Maar we hadden het geluk dat we een grote nieuwe redactie gingen vormen. Dus we konden mensen kiezen. We konden ook mensen er buiten laten, die hun sterkte op een ander terrein hadden of omdat ze niet geschikt zouden zijn voor civic journalism. Daar ben ik dan erg benieuwd naar. Wat zijn die selectiecriteria geweest. Op basis waarvan heb jij mensen gekozen en is je redactie samengesteld? We hebben eerst de organisatie in beeld gebracht en daar hebben we, op de beschikbare plaatsen, mensen op in laten schrijven. Daar zaten ook de 20 FTE's van het project in Parkstad bij. Vervolgens heeft iedereen drie voorkeuren op mogen geven, waaruit wij vervolgens hebben moeten kiezen, zo dicht mogelijk bij de keuzes van de mensen zelf. Dat stimuleert natuurlijk 97
het werkplezier van mensen. Dat was een dubbel belang, een zo goed mogelijke bezetting van de Parkstadredactie en een zo optimaal mogelijke bezetting van de hele redactie, om iedereen snel in een club te krijgen. Nou, dat laatste is gelukt, dat eerste minder. Dus binnenkort gaan we schuiven. Er zitten hier mensen die vinden dat ze het niet helemaal meemaken en in Sittard zitten mensen die ik hier in dit project wil hebben. De belangstelling voor dit project, was die. Nee, die was te klein. Als je zo'n organisatie uittekent, ik heb dat ook in Noord-Holland gedaan, de uitkomst is bijna parallel. Iedereen wil op de feature redactie werken, met de mooie katernen, mooie verhalen en mooie interviews of iedereen wil op de nieuwsdienst werken, want daar zat dan ook de onderzoeksjournalistiek in en dat vindt iedereen wel leuk. Beide afdelingen konden we vijf keer bezetten. Voor Parkstal waren in aantal voldoende mensen, maar niet in onze beleving. Het waren niet de goede mensen. Dus we hebben er ook mensen bij moeten vragen die het niet bij hun drie voorkeuren hadden staan. Hoe zag het profiel er dan uit. Wat onderscheidt een verslaggever op de redactie in Sittard van een regioverslaggever Parkstad? Dus, wat is het verschil tussen een traditionele journalist en een journalist die de civic journalism methode toepast. Heel flauw, als het goed is niets. Het enige wat wij hebben gedaan is de mensen die hier kwamen werken nog een keer de journalistieke spiegel voorhouden. Wat is het nut van de regiojournalist? Dan moet je er wel in willen kijken. Ja, dan moet je er in willen kijken. Maar je werkt in de regionale journalistiek op een andere manier. Je gaat naar een raadsvergadering en schrijft een stuk. De volgende dag belt een boze wethouder, die je de volgende week weer tegen komt. De landelijke media heeft veel meer afstand en dat is wel makkelijker. 98
Een regio journalist kan dat ook gebruiken en mag dat ook gebruiken. Maar moet dan niet wegkruipen achter zijn bureau en daar niet achter vandaan willen komen. Dus wat onderscheidt een civic jounalism journalist, het willen schrijven voor de lezer. Het is de ambitie van een civic journalist om voor de mensen en over de mensen te schrijven. Er zitten ook mensen die de ambitie hebben om mooi te schrijven, of omdat ze mooi pagina's op willen maken. Die kan je moeilijk voor zo'n project motiveren. Waren dat de ervaren, oudere journalisten, of juist de jongen. Eigenlijk beide. Er zijn altijd mensen die zeggen ja en doen nee. Je kan zowel oude als jonge mensen gebruiken voor dit project en dat moet ook, omdat je mensen met journalistieke ervaring nodig hebt. Het gaat om een andere manier van journalistiek denken en werken. De mensen die daar wel voor open stonden hebben we bij elkaar geroepen. Met hen zijn we over nieuwe vormen en mogelijkheden gaan praten, om zo bij een vorm uit te komen die iedereen draagt. Ik zal de mensen op de werkvloer zoveel mogelijk moeten motiveren, als ik denk dat het A moet zijn, met mij mee gaat zien dat het A moet zijn. Heb je je oorspronkelijke plan ook moeten aanpassen, omdat er andere vormen naar boven kwamen dan je dacht? Ja, in de praktijk wel. Dat is dat tweeslachtige. Dit is aan de ene kant een project met een oplagedoelstelling, in Parkstad. Aan de andere kant doen we een onderzoek waarin we kijken of civic journalism. Heeft civic journalism, wat in theorie een mooie stroming lijkt, in de praktijk ook kans van slagen heeft. Die onderzoeks component heeft een rol gespeelt in de subsidie aanvraag bij het bedrijfsfonds voor de pers. Het project kan namelijk wel waarde hebben voor de dagbladpers in Nederland. Voor de regiojournalistiek. Dit hele jaar was het nog onzeker of wij geld gingen krijgen van het bedrijfsfonds en was het nog gewoon een oplage project. Nu gaan we daar vanaf en gaan we het verbreden zodat het voor de rest van Nederland ook van waarde kan zijn.
99
Hoe ziet het project er in praktijk nu uit. Wat doen jullie hier. Je gaf net al aan dat sommige mensen het project meekrijgen en anderen doen het niet… Wat doen zij niet? Vooropgesteld, ik ben al heel erg blij met wat we hier al hebben bereikt. Ik zal het proberen aan te geven met voorbeelden. Vorige week hadden wij een toerisme debat in Landgraaf, bij Snowworld, de hoogste skibaan op laagland in Europa. Ja hebt daar Gaiapark, een dierentuin en Mondo Verde, een miniatuurpark. Dat zijn grote projecten, maar die kennen veel problemen, bijvoorbeeld in de bereikbaarheid. (…) Wij organiseren dan zelf een debatavond, met eigen mensen. De debatleider is een van onze eigen journalisten. Dat zijn nieuwe vormen. Er was een forum tafel en loopmicrofoons in de zaal. Dan moeten je mensen ineens andere dingen gaan doen. Ze moeten niet alleen in contact komen met de lezers, maar hebben ook een andere rol. En dat past bij de rol van de moderne journalist. Het is nuttig en nodig om niet alleen dat ene medium te beheersen, maar ook het andere. Is dat kennis maken met de mensen, of is dat kennis nemen van de mensen. Op zo'n avond is dat allebei. Hangt er vanaf hoe het debat verloop. Deze keer ging het erg goed, in de zin dat de gespreksleider de dingen die hij hoorde met elkaar verbond. We hadden een echte netwerkavond opgezet, met betrokkenen uit besturen. Iedereen die ook maar iets met toerisme te maken had, zat in de zaal. Dat betekent dat je bruggetjes kan maken. Ik hoor nu Jan Smeets van Pinkpop zeggen dat… Wat vindt Roel Wevers, de secretaris van het Parkstad ontwikkelingsorgaan daar nu van. Het is nogal een felle aanval, reageer nu eens meteen. Op zo'n avond haal je op wat je in de traditionele journalistiek via je papier deed. Dan interview je Jan Smeets en heb je ofwel dezelfde dag een reactie van Wevers, ofwel de volgende dag een follow up. Maar dat gaat veel langzamer. Zo'n avond is veel dynamischer en kan ontwikkelingen inleiden of forceren, afdwingen en denk je mee als krant. Een van de theorieën is dat je civic journalism vanuit de mensen moet doen. Als ik dit hoor, dan klinkt het nogal eenzijdig. Er waren geen mensen uit 100
Landgraaf zelf, die niet beroepsmatig betrokken zijn, maar wel de gevolgen ervaren van het toerisme. In dit geval niet nee. Maar we hebben wel, om het vanuit de mensen te laten komen, de Kijk op serie. We hebben acht gemeenten, met een kleine twintig tal kernen. Dat is ooit gekomen door gemeentelijke herindeling. De gemeente Landgraaf bestaat uit kernen als, ik noem, Nieuwehagen, Strijdhagen, Ubach over Worms. Mensen voelen zich nog van Nieuwehagen. Wij trekken nu met een soort van reizend circus langs al die kernen. We zijn dan een week in zo'n kern en noemen het dan Kijk op Hoensbroek, Kijk op Onderbanken. We noemen dat dus Kijk op. In zo'n week gaat daar een journalist 'wonen'. Die spreekt met de mensen, beweegt zich in zo'n samenleving en doet daar verslag van. Dat is nog steeds eenzijdig vanuit de krant zelf. Maar we halen ook de mensen zelf de krant in. We geven ze ruimte om zelf te schrijven en hun visie op problematiek weer te geven. We organiseren een avond met het bestuur, waarop zij zelf de inhoud mogen bepalen en vragen mogen stellen aan de burgemeester. Een voorbeeld, een paar weken geleden gingen wij naar Schinveld. Het hele land was in rep en roer naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh. Ik dacht, dát kan wel eens een thema op deze avond worden. Als mensen dat willen aanroeren, dan komt dat wel. Die avond ging het over de Mei Den, en hekken die in de bossen worden gezet door de gemeente, vanwege criminaliteit in de bossen, waardoor ze in Mei die den er niet meer uit kunnen slepen en op kunnen zetten in het midden van Schinveld. Dat is een wedstrijd in Schinveld en dat kan nu niet meer. Die hele zaal heeft dat als onderwerp gekozen en die daarover vragen willen stellen. En als daarop een bevredigend antwoord is gekomen, bepalen zij of de avond verder gaat. Met zo'n project als Kijk op, laat je de mensen aan het woord. Ja, laat je de mensen aan het woord. Dat moeten wij dus meer gaan doen. Leveren die avonden ook ander nieuws op. Ik kan mij voorstellen dan journalisten verhalen uit Schinveld, Nieuwehagen en Hoensbroek met elkaar 101
in verband brengen en daar dan een lijn in zien. Dat ze dan een andere manier van denken ontwikkelen en ander nieuws vinden. Waar het mij om gaat is het eerst ophalen. Waar is men nu overal mee bezig. Dat vervolgens vertalen naar een Parkstad niveau of een Limburg niveau. (…) Wat wij doen is, bijvoorbeeld in Brunssum is betaald parkeren ingevoerd. Op een avond die wij daar over organiseren lijdt dat tot opschudding en wij kijken vervolgens naar hoe dat leeft in Parkstad. Is Brunssum de laatste gemeente waar dit wordt ingevoerd en zo ja, hou zijn de ervaringen in, bijvoorbeeld, Kerkrade. Wat we dan ook doen is de wethouder in Kerkrade uitnodigen op de avond in Brunssum. Dan creëer je een nieuwe kennismaking op een nieuw niveau. In dit dossier breng je de wethouder er inhoudelijk bij en voeg je hem dus toe aan het dossier. Wat ze er vervolgens in Brunssum mee doen is mij zaak verder niet, daar doe je dan alleen verslag van. Of het is mijn zaak wel en dan heb je een mening als krant. Gehoord hebbende dat, of het nu wel of niet wordt ingevoerd in Brunssum, wij van vinden dat Brunssum-Noord niet hoeft mee te betalen. Zo'n mening, vind ik, mag je hebben als krant. En dan mag je partij kiezen. Een van onze uitgangspunten is, we willen tegenstellingen niet vergroten. Maar je mag best wat vinden en best met oplossingen komen en sla dan die brug maar. Je moet mensen vervolgens niet dwingen er overheen te lopen. Maar als je tussen voor en tegenstanders een brug ziet, benoem hem op zo'n avond in Brunssum, of beschrijf die dan in de krant en dan zie je wel of mensen er over heen gaan lopen of niet. Dat is wel typisch civic journalism. …Als ik jouw verhaal nu zo hoor. Ik zou je nu willen vragen eens te reageren op een idee, wat ik ook terug hoor in jouw verhaal. Een beweging als civic of public journalism, wanneer dat nu begint bij de regio, met debat avonden en je polst daar wat er speelt… Zou dan, in de eerste instantie, de landelijke media de regionale media meer moeten volgen. De landelijke media zouden dan vervolgens de ontwikkelingen bij jullie in Limburg kunnen vergelijke men de ontwikkelingen in regio N-O Groningen, Delfzijl of Veendam en de regio Goes. Als je daar nu de verbanden uit gaat 102
halen en je bericht daar vervolgens over, dan heb je natuurlijk een andere manier van nieuws maken dab dat dat op dit moment gebeurt. Het is die niet meer het nieuws van bovenaf, autoritair opleggen, maar het zijn de gevoelens uit de samenleving. Vooropgesteld. Ik ga niet teveel op de stoel van de landelijke media zitten. Als ik gaar al iets over vind, vind ik het in al mijn eigenwijsheid… Landelijke media hebben een oriëntatie die niet verder reikt dan de Veluwe. Een vriend van mijn werkt bij de Trouw. Hij wordt nu van de eindredactie overgeplaatst
op
het
correspondentschap
Oost-Nederland,
standplaats
Nijmegen. Hij wordt dus geacht van Zuid-Overijssel tot Noord-Limburg te volgen. Dus die rijdt zich helemaal gek. Het enige wat hij echt kan doen is de kranten regionale media volgen en een mooi samengevat verhaal op zaterdag schijven. Dan ben je er niet, want je raakt het gevoel niet van de mensen. (…) De omroepen zijn, sterker dan de landelijke dagbladen, veel beter bezig in de regio. Met name de commerciële omroepen hebben de regio in de picture gezet, door daar een dagelijks bulletin van te maken. Hart van Nederland Maar het is nogal fragmentarisch. Wat zie je daarin, verkeersongelukken, het drama. Het is niet nieuws! Ik ben vorig jaar in Californië geweest. Dat is daar wil het nieuws. Een oorlog in Irak dringt daar niet of nauwelijks door, pas op pag. 7 onderin. Dat is incidenten journalistiek. Ik denk, wat jij suggereert, kan. Maar dan moet je wel op het niveau waarop wij bezig zijn, door regio's met elkaar te verbinden. Als wij het parkeer beleid van Brunssum vergelijken met Midden-Parkstad. Dat zou je op grote schaal landelijk ook kunnen doen. Alleen het vergt van je organisatie wel wat. Het is namelijk nogal een vertaalslag. Het vraagt namelijk ook een echte mate van betrokkenheid, anders maak je alsnog de verkeerde vertaalslag. (…) Wat is nu het effect van het experiment. Het gaat drie jaar duren. Je bent 11 maanden bezig. Wat zie je er al van terug. De eerste signalen zijn in de oplage nog niets. De eerste vervlakking is wel zichtbaar, maar ik vind het eng om daar al conclusies aan te verbinden. Ik wacht 1 januari af. Dat is ieder jaar het grootste moment van opzeggingen. 103
Wat we wel absoluut zien is een algehele waardering van de lezers. We hebben, voor dat we begonnen, een nul meting gehouden. Die hebben we in maar en september herhaald en de volgende komt in februari. En dan zie je dat er een positieve waardering is bij lezer op wat de krant aan het doen is. Het vertrouwen en de herkenbaarheid nemen toe. Als we er nu eens vanuit gaan dat deze stroming succes heeft en de eerste signalen spreken die aanname niet tegen. Waar staat de journalistiek over tien jaar dan? Als de regionale kranten een kans willen hebben, zal het op de manier moeten waarbij je laat zien dat je betrokken bent en wilt zijn bij de samenleving. Als je het op de ouderwetse manier blijft doen, ben je ten dode opgeschreven. Er zijn op dit moment een aantal titels die over een paar jaar niet meer zullen bestaan. We kunnen ons natuurlijk blijven verliezen in het schrappen van titel. Als ik heel eerlijk ben, denk ik dat wij, zonder het ingrijpen van de NMA, hier ook geen twee titels meer hadden gehad. Dan had de uitgever waarschijnlijk ook een titel gewild en niet gekeken naar het waarom van de dalende oplage cijfers. Maar nu delen deze twee kranten wel samen ook kosten die een krant niet voor zijn rekening zou kunnen nemen. In de kleinschaligheid zit wel de kostendekking. Onze kracht is om lezers aan te spreken dicht bij huis. Als je een steen in de vijver gooit, die eerste kring vertellen wij. De tweede kring doen meer mensen met ons en de derde kring is de landelijke media en neemt iedereen mee. Wij geven een totaal beeld van de wereld om mensen heen, van ver af tot heel dicht bij. Ik blijf dat een ijzersterke formule vinden. Maar dan moet je wel die eerste kring opzoeken. Wat regionale kranten een tijdje hebben gedaan is titels schrappen, samenvoegen en een groter verband zoeken. Ik geloof echt in een titel die mensen aanspreekt op het gezamenlijke identiteit en daar dan een krant voor maken. De landelijke media zouden dan die eerste ringen in de samenleving moeten pakken en op elkaar leggen, om tot de mensen te komen.
104
Ja, als je op zoek bent naar het Fortuyngevoel, waar komt dat nu vandaan, dan vind je dat op de eerste ring! De NRC heeft dat wel heel goed gedaan. Als een van de weinigen, met een fantastische serie over die buurt in Rotterdam. Ze hebben er een prijs mee gewonnen en volkomen terecht. Als landelijk medium hebben zij de eerste ring opgezocht en het AD en Rotterdams Dagblad in dat gebied voor gek gezet. Dat is echt knap en heeft WAARDE. De vraag is wat is die waarde voor aandeelhouders. Zijn de aandeelhouders van PCM blij dat het NRC dat heeft gedaan. Het heeft een maatschappelijke waarde. Dat vind ik veel relevanter dan die financiële waarde. Zitten we met de huidige journalistiek in een crisis en maak je je zorgen? Als we niet oppassen wel. Als ik kijk naar de follow-ups in de landelijke media, na de moord op Theo van Gogh, dan mis ik daarin echt de verdieping. Trouw heeft een heel mooi katern wat zo heet. Als een krant zou moeten beschrijven hoe in religieus opzicht de religies zich met elkaar en tot de wereld verhouden, dan is het Trouw. Dan kan je er verdieping opzetten wat je wil, maar hun verdieping is de partij ideoloog van het CDA op dit moment. Ik vind het jammer voor Trouw, een diamant in het medialandschap. Die zou gewoon naar hun eerste kring op zoek zouden moeten gaan en dan de religieuze, filosofisch, theologische achtergrond moeten geven. Dat kan je in heel Nederland ophalen. Trouw zit daardoor in een crisis en daarmee ook de journalistiek, want niemand geeft de antwoorden. Niemand kijkt naar die eerste ring. Het gaat om het gevoel. Daar moet je de mensen op aanspreken en dat moet je doen in een gebied, met een groep, die identiteit heeft en waarmee mensen zich willen identificeren.
105
INTERVIEW LINDA ERADUS; RESEARSCH JOURNALIST RTL-NIEUWS In hoeverre is het verhaal, dat je via de samenvatting van het theoretisch kader ontvangen, voor jou een herkenbaar verhaal. Herken je er iets in? Ja, ik herken er wel wat in. Ik denk dat de crisis in het vak, dat ik die ook wel ervaar als een crisis in het vak. Ik denk alleen dat de oplossingen niet zo heel makkelijk zijn. Wat ervaar je aan crisis. Of laat ik het anders vragen, hoe denk jij dat de crisis in de journalistiek wordt ervaren? Ik heb het gevoel dat de discussie in nieuwsorganisaties niet of nauwelijks gevoerd is. Er is wel gesignaleerd. Er zijn trends en ontwikkelingen in de journalistiek gesignaleerd. Maar ik heb het idee dat het gevoel van crisis binnen de journalistiek niet breed gedragen wordt. Laat ik het zo zeggen. Vijftien jaar geleden begon ik met werken voor RTL-Nieuws. Wij waren en zijn nog steeds, nieuw in de denkbeelden over hoe het moest. Dat sluit aan bij wat jij beschrijft. Ons ontstaan ligt gelijk met de opkomst van de publieke stroming. De man die deze ontwikkeling verwoorde is Rik Rensen. Hij riep Het is allemaal leuk, maar we hebben veel te veel autoriteiten en veel te weinig mensen in het nieuws. Dus in items moet je niet volstaan met de deskundigen, de minister, maar moet je ook zorgen dat de gene om wie het gaat aan het woord komt. De mensen die er toen werkten hebben dat omarmd en dat idee in praktijk proberen uit te voeren en te vervolmaken. Daar ben ik er een van. De afstand tussen tv nieuws en de kijker werd door deze aanpak kleiner. Waaraan zag je dat? Aan de reacties van mensen. Over het algemeen heeft de journalistiek niet zo'n hoge pet op van het publiek, van de kijker in dit geval. De meeste journalisten stellen zichzelf een beetje op een voetstuk, is mijn idee en hebben de kijker niet hoog zitten. Nu moet je wel realistisch zijn over wie de kijker is, maar die 106
is volgens mij niet achterlijk. Uit de reacties van kijkers, die wij binnen kregen, kon je heel duidelijk merken dat mensen heel goed het verschil zagen tussen wat wij deden en wat het journaal was. Als mensen dat erkennen, kan je stellen dat het een behoefte vervult, want anders zouden ze het niet zien. Dan zouden ze het tot zich nemen, maar niet hun waardering erover uitspreken. In de waardering zie je de behoefte. En in de kijkcijfers. Vergis je niet, we zijn als niets begonnen en heel buitenland georiënteerd. Toen wij zagen dat de mensen ons waardeerden en ons stijltje waardeerden, hebben we de omschakeling gemaakt van buitenlands naar binnenlands. Dus als buitenlands nieuws en binnenlands nieuws gelijk is in waarde, dan openen we binnenlands. Dat hele idee werd wel bevestigd dat de kijker het stijltje wel vrat. Als je de ontwikkeling van de groep zag die naar ons keek, dan zag je vooral jongere mensen. Dat zijn natuurlijk ook de mensen die de trend zetten voor de nieuwe maatschappij. Nu zie je dat verschil nog steeds. Het Journaal heeft wel plannen geschreven die betoogden ook te gaan doen wat de visionair Rik Rensen al had neergezet. Maar daar zie je in praktijk nog maar weinig van terug. Dat komt ook omdat journalisten met hun voeten in de maatschappij moeten staan. Maar ik denk dat journalisten heel conservatief zijn en niet echt in voor verandering. Dat zie je terug bij het Journaal. De journalist is de criticus van de samenleving, behalve over zichzelf? Ja, dat is het. En wij doen alles goed en zijn de boodschapper. Maar de vraag is of wij wel de boodschap geven waar behoefte aan is. Dan volgt daar natuurlijk weer de vraag op of wij dat wil moeten doen. Dat is de crisis van vijftien jaar geleden. In die vijftien jaar zag je zijpaden van die trend. Hart van Nederland is daar een heel goed voorbeeld van. Die koppelde vervolgens het dichter naar de mensen toe ook naar aan het dichter naar de regio toe. En ook aan dat 107
programma bleek een behoefte. Nu kan je er over reden twisten of dat journalistiek is, maar zo wordt het wel ervaren. Misschien komt dat omdat doordat de identiteit van journalistiek niet duidelijk is. Dan kan er namelijk ook alles onder vallen. Op het moment dat jij jezelf er uit laat zien als nieuws, dan is het journalistiek. Dat is ook de macht van tv. Alles wat eruit ziet als nieuws, is nieuws. Is dat wel zo? Dat is een discussiepunt. Als je puur naar het vak alleen kijkt is het antwoord nee. Als je puur naar de consument kijkt is het antwoord, denk ik, ja. De crisis van nu, hoe ervaar jij die dan. Je geeft zelf aan dat de journalistieke beweging van public journalism, in de uitvoering ergens is ontspoord. Je kan je afvragen of bepaalde dingen nog onder de noemer journalistiek vallen. De crisis van nu is eigenlijk een voortvloeisel van de oplossing van toen. De crisis van nu is, volgens mij, ontstaan, door het besef dat wij helemaal niet wisten wat er speelde. En dat is met de opkomst van Pim Fortuyn geweest. De opkomst van Pim Fortuyn gaf in de eerste instantie een reactie van ongeloofwaardigheid. De ongelofelijke steun voor de man die maar wat riep, in onze ogen, was ongeloofwaardig. We erkenden niet dat daar een volksbeweging achter zat. Een grote bevolkingsgroep die een grote gemene deler had, namelijk ontevredenheid. En of die ontevredenheid terecht is, is weer een discussie. Wij hebben wel discussie gevoerd over het feit dat er iets aan de hand was en hoe gaan we daar mee om. Dus dat is wel een goed punt. Maar pas toen Fortuyn dood was realiseerden wij ons dat we ook helemaal geen voeling hadden met wat er speelde. Nu moet ik daarbij opmerken dat ik denk dat dat voor ons ook veel moeilijker is dan voor een regionale krant. De snelheid, deadlines, manier van werken, commerciële druk omdat met zo min mogelijk mensen en middelen te doen, heeft zeker wel invloed op de manier hoe je aan nieuws komt, hoe je dat vergaart.
108
Maar pas na zijn dood werd ik wakker, samen met veel andere collega's die verder nadachten dan hun neus lang was. Wij dachten toen van daar moeten we iets mee, maar wat. Maar hoe moet je terug, want we zijn er veel te ver vanaf komen te staan. Als je dan kijkt waar dat is mis gegaan. De journalistiek is erg conservatief en vindt zichzelf erg geweldig, ik doe daar zelf ook aan mee. Als je dan bedenkt dat je het nieuws in uitvoering dichter bij de mensen wilt laten staan, wil dat niet zeggen dat je het nieuws van de mensen brengt. Die eerste stap was al zo groot stap, dat destijds die tweede vraag niet bij ons opkwam. Je hebt overal momenten en ontwikkelingen voor. Maar de tijd die wij nodig hebben gehad om die eerste stap in uitvoering te brengen, zette onszelf zo midden in het proces, dat we die vervolgvraag niet hebben gesteld. Misschien dat we hem wel een beetje gesteld hebben, maar niet voldoende. De omschakeling van boven naar onder denken in de uitvoering, was voor de meeste journalisten al zo'n stap, dat mijn niet echt inhoudelijk naar het effect ervan heeft gekeken. Dat wel. Maar als je nieuws dichter bij mensen wil brengen in je uitvoering, wil dat niet zeggen dat het nieuws dat je brengt ook van de mensen is. In die zin denk ik dat wij onszelf in slaap hebben gesust. We deden al zo'n stap… Alleen, was die stap voldoende. Raak je daarmee de mensen in de uitvoering, of pak je wat er leeft. Toen met de volksbeweging Fortuyn kwam het besef van Godver… Dat die eerste stap een goeie zet is geweest… Dat vind ik nog steeds overigens. Want als we dat toen niet hadden gedaan hadden wij deze discussie uberhaupt niet gevoerd. Maar er is destijds niet echt kennis gemaakt met de burger. Dat heeft ook met ontwikkelingen in de beroepsgroep zelf te maken. Je omschrijft de ontwikkeling op bepaalde terreinen. Zuilen weg en technologische ontwikkeling. Ik denk, het is geen verontschuldiging, maar als je die twee combineert, licht dat wel op de loer dat je het echte contact kwijt raakt. Snelle berichten de wereld insturen in makkelijker geworden, zeg jij in je samenvatting. Maar mensen consumeren dus kennelijk ook anders. Los van het feit dat zij zelf als individu zijn gaan functioneren, zijn zij ook als individu 109
de informatie tot zich gaan nemen. Die twee dingen zijn gekoppeld heel bepalend geweest voor het uit elkaar trekken van het journalistieke en ontwikkelingen in de maatschappij. Dat besef is er ook niet geweest dan mensen het nieuws anders gaan gebruiken. Jawel.
Daar
is
de
afgelopen
jaren
veel
over
gediscuteerd.
De
informatiemaatschappij is aan het veranderen, hoe kunnen wij er voor zorgen dat we contact blijven houden met mensen. Maar dat gaat weer niet uit van de garende kant, maar de output kant. Als het om de output kant gaat, moet je daarbij ook niet rekening houden met je input kant als journalistiek. Dat wat je aan signalen opvangt. Is het daar niet fout gegaan? Ja, dat bedoel ik. De journalistiek heeft niet stil gezeten. Maar wat gebeurd is zijn belangrijke stappen aan de output kant. Dat is ook belangrijk. Het feit dat de journalistiek überhaupt bedacht dat wij dichter bij de kijker, klanten, burgers, hoe je het ook noemen wilt, moesten gaan staan, was al een hele revolutie. Tot die tijd was de journalistiek bepalend in hoe de mensen het nieuws tot zich moesten nemen. En wij, onderdeel van die grotere stroming, vonden dat de mensen daar ook in naar voren moesten komen. Maar dan heb je het nog wel steeds alleen maar over de output. Als ik kijk naar de discussies die wij hebben gevoerd over hoe wij dichter bij de mensen konden blijven staan, heb je het nog steeds over die output. Dat ging over hoe wij de kijkcijfers konden handhaven en wij konden zorgen dat onze boodschap via alle nieuwe technieken de wereld ik kwam. Maar dat is allemaal output. De crisis die er werkelijk is heeft te maken met de input, de voeling met de maatschappij, wat burgers belangrijk vinden om te horen. Nu denk ik persoonlijk dat je daar niet volledig in mee moet. Ik denk dat wij ook als journalisten een taak hebben om mensen te informeren, ook als het mensen niet boeit, vind ik. Maar daar moet je niet te opleggend in zijn. Maar de andere
110
kant is dat wij geen taak hebben als we alleen maar berichten brengen over dingen waar mensen niets mee hebben. Dan streef je je doel voorbij. Dan zit je de hele dag in Hilversum op de redactie. Wat moet er dan anders als je het vergelijkt met hoe het nu gaat. Ik denk dat er een aantal voorwaarden vervuld moeten worden. Om te beginnen denk ik dat de journalistiek definitief van zijn voetstuk af moet komen. Een arts is niet heilig meer, een politieman niet. Waarom wij journalisten nog wel. Dat is namelijk een houding die je ziet bij veel journalisten. Er vanaf! Beseffen dat de grote maatschappelijke bewegingen niet in je eigen kringetje bestaan. Wij journalisten zijn een beroepsgroep, die niet meer tot de laagste of middelste regionen, ontwikkelingsniveau en geld verdienen… Het is een hoog opgeleid elitair clubje. Dat hoog opgeleide elitaire clubje denkt dat het alles weet van het laag opgeleide en minder elitaire clubje. Ik denk dat het begint met het besef dat we een elitair clubje zijn. Voordat het zover is gaat er nog wel wat water door de rivier. Verder denk ik dat nog steeds niet overal is doorgedrongen dat wij er zijn voor de mensen. Ik vraag me af of journalisten beseffen voor wie ze het doen. Ik heb de indruk dat veel het alleen maar voor zichzelf doen. En, ken je lezer, je kijkers, je consument. Wie is dat. Dat is een essentieel stap om door te dringen tot wat die mensen bezielt. Dat wil je toch, tenminste als je als journalist vindt dat jouw doelgroep iets in de melk te brokkelen heeft, wat jouw nieuwsbepaling betreft. Wij kunnen als journalisten niet van hoger af bepalen wat mensen moet boeien. Jij als journalist moet je dat afvragen. Wat jouw doelgroep boeit is wat jouw persoonlijk zou moeten boeien. Ik vind dat de journalist, los van al die andere dingen uit de negen principes, ook de taak heeft om naar de mensen te luisteren. Dus, hup, van je voetstuk af. Leren kennen wie die mensen zijn. Begin bij je eigen doelgroep, want anders wordt het te breed. En kijk wat die groep boeit. Dat is wel moeilijker dan vroeger. De media was vroeger vooral regionaal georganiseerd. Je had een paar landelijke kranten, een beetje tv en radio was het snelste medium wat je had. Dat was ook nog gestoeld op ontwikkelingen 111
in de regio. De regio is nog steeds heel belangrijk. Dat is namelijk de leefwereld en het ervaringsgebied van mensen. Maar tegelijkertijd is de wereld ook vermondialiseerd. Dus er is een soort van tegenstelling in de leefwereld van mensen ontstaan. Ik denk dat als je niet a. erkent dat dat zo is, b. dat er weer vanuit de regio ontwikkelingen opgang komen die die tegenstelling kunnen omvatten. Welke globale ontwikkelingen zie je in de informatie positie van mensen, mensen chatten. Dat doe je in een klein groepje. Dat doe je niet in een kerkgemeenschap die veel groter is. Hoe vat je dat. Hoe maak je gebruik van internet. Dan heb je een aantal algemene invloeden op de leefwijzen van mensen. Daarnaast heb je nog steeds dat kleine leefgebied, dat er niet groter op is geworden, omdat je niet automatisch naar de sportvereniging gaat waar je een kennissenkring opbouwt. Omdat ook de daadwerkelijke leefwereld van mensen kleiner is geworden. Als je daar voeling mee kan houden, met begrip van de globale trends, dus hoe mensen op een ander niveau dan zou je kunnen bedenken hoe je ze beter kan benaderen. Wat komt daar uit, zodat jij dat kan gebruiken als input. Hoe communiceer je zo met je doelgroep, dat zij jouw gaan vertellen wat ze boeit. Ik heb het nu puur over de input. Dan heb ik het dus ook nog niet over uitzending, puur als journalist. Dus stel, jij maakt onderdeel uit van een groep, mijn doelgroep. Ik werk voor een krant. Ik word gevraagd als journalist van dat deel van de krant de studenten te nemen. Dan kan ik denken dat ik wel ongeveer weet wat daar leeft. Die feesten namelijk, wonen in huizen en de keukens zijn vies. Maar ik kan ook bedenken dat ik ze a. eerst echt moet leren kennen en b. ik moet mij verdiepen in hoe zij communiceren en kan ik ze dus aanspreken. Dan kan ik de informatie die zij hebben namelijk van ze terugkrijgen, zonder dat daar een product achter zit. Dat is belangrijk. Dus, van je voetstuk af. Leren kennen wie je doelgroep is. Maar dan echt leren kennen, zodat je de inhoud van dan die mensen leert kennen. En zo ondervang je dat je zelf tot een andere groep behoort. De journalistiek moet open staan voor de verschillende pluimages mensen die er zijn en die je bedient. En dat kan niet anders dat daar een grote algemene mal uitkomt, want je kan niet voor iedere individu er zijn. Maar je kan het wel zo dicht mogelijk benaderen.
112
Dat vraagt van de journalistiek dan dus dat ze zich wel door en door nu in mensen gaan verdiepen. Ja, de groepen kennen. Want mensen kennen dat wordt heel lastig. Dan moet je op iedere burger een journalist gaan zetten. Dat kan natuurlijk niet. Dit sluit redelijk nauw aan bij de ideeën van public journalism. Alleen heeft die stroming het als zodanig nooit echt gered. Hoe kan dan. Wat er daadwerkelijk, volgens mij, is fout gegaan, in wat we civic journalism noemden, is dat we daadwerkelijk in de output dichter naar de mensen, de burgers zijn toe gekropen. Ik denk dat het nieuws nu een stuk beter verteerd kan worden door die mensen. Alleen de vraag is welk nieuws breng je. En die vraag is blijven liggen. We zijn dichter naar de mensen toe gekropen, maar we weten niet wat er groeit en bloeit. Je moet naar die doelgroep toe. Betekent dat dat wij met z'n tweeën binnenkort aan de rand van een sportveld gaan zitten en gaan peilen wat daar leeft bij de mensen? Hoe denk jij dat dit uitgevoerd moet worden? Gaan we naar het zaaltje in Appelscha, zoals Harm het afkeurend voorstelde. Ja, dat is een moeilijk punt. Maar ik denk dat dat een deel van het antwoord kan zijn. Ik denk dat namelijk wel. Als je nu al min gaat doen over het zaaltje in Appelscha, dan doe je al min over je publiek, want dan heb je daar dus geen vertrouwen in. Ik wil nog even terugkomen op twee dingen. Het eerste is het doelgroep denken. Naar mijn mening is het doelgroep denken altijd gezien als een kind van de commerciële journalistiek. Het gekke is dat dat bij televisie extreem het geval is. Kranten zijn al eeuwig commercieel, maar dat was dan ineens anders. Het doelgroepsdenken zou niet allen aan journalisten van de commerciële omroepen voorbehouden moeten zijn, maar voor alle journalisten, omdat zij daar namelijk allemaal nog heel veel van kunnen leren. Het tweede waar ik op terug wilde komen is het zaaltje in Appelscha. Wij zijn er ook erg goed in om te denken dat die mensen achterlijk zijn. Dat is voor een 113
deel verklaarbaar omdat wij de communicatoren zijn. Wij worden geacht te weten wat die mensen aankunnen en wat niet. Er bestaat daardoor wel een enorme vooringenomenheid ten aanzien van de mensen die het nieuws consumeren. Nou denk ik dat wij er vanuit ons vak geoefend in raken om dingen te plaatsen en die plaatsing over te dragen aan de consument. De vraag is hoe ver ga de je daar in. Stel je houdt kijkers bijeenkomsten, met allerlei mensen uit allerlei lagen en je gaat daar proberen discussies te voeren. De reactie om dat af te keuren is vooringenomen, daar komt toch niets uit. Maar weet je dat eigenlijk wel? De reactie van Harm was dat de mensen in het zaaltje toch niet de mensen zijn die je wil hebben bij zo'n project. Jawel, maar daar begint het wel mee. Ik snap wel wat hij bedoelt. Maar ik denk dat de mensen die daar zijn wel iets te vertellen hebben. Die willen gehoord worden. De groep die je niet bereikt zitten in hun eigen, zelf gecreëerde levenssfeertje. Maar dat zijn wel de buren van de mensen die daar zitten. Je komt dan dichter bij die mensen dan dat je er niet naar toe gaat. Ik zie dat ook niet als de oplossing, het is het begin. Ik denk dat het een deel van de oplossing is. Maar ik denk wel dat een groot deel van de benadering van de mensen in de maatschappij, uit de regio moet komen. Wij kunnen als landelijk medium, met 140 mensen, niet het land in en bij iedereen op schoot gaan zitten. Wij kunnen bijeenkomsten organiseren, platformen creëren voor mensen die kunnen en willen reageren op ons. Wij kunnen op basis daarvan bedenken hoe wij anderen kunnen bereiken die niet komen maar daar omheen staan. Dat kunnen wij doen. Maar de echte voeling van de maatschappij kan niet van een landelijk medium komen, dat moet uit de regio komen. Maar daar kunnen wij wel wat mee. De landelijke journalistiek zou veel dichter naar die regio toe moeten kruipen. De regio journalistiek moet naar de burger en de landelijke zichzelf een groot plezier zou doen als ze dichter naar de regionale media toekruipen. 114
Geef eens een voorbeeld? Tot nu toe komt iets regionaals in de landelijke media, als het echt groot is. Er gebeuren ook dingen in de regio die klein lijken, maar groot zouden kunnen zijn. Stel, op het moment dat in Limburg bericht wordt over een gebeurtenisje, en niet meer lijkt. Maar je hebt een blik als landelijke media op Groningen en Zeeland, en je signaleert dat daar hetzelfde speelt, dan ben je gek als je daar geen landelijk item van maakt. Dat is dan iets wat wel degelijk landelijk speelt, maar eerst een jaar of twee jaar kan sudderen in een regio, zonder dat iemand het verband speelt. Ik denk dat dat niet of nauwelijks gebeurt. Het hoeft niet per definitie groot te zijn. Landelijk nieuws is iedere trend of gebeurtenis die een serieuze basis heeft die landelijk voorkomt. Er zit nu een gat tussen regio en landelijk, waardoor de stap van regio naar landelijk wel heel erg groot wordt. Ik signaleer gaten bij de journalistiek. Gaten tussen de maatschappij, de consument en de regio. We zijn natuurlijk ook een beroepsgroep die elkaar goed in de gaten kunnen houden. Daar zijn we ook voor en hebben we allerlei nieuwe technieken voor. Dus samenwerkingsverbanden sluit ik niet uit. Dat is ook zo'n trend in de journalistiek, de concurrentie is, door de toename van aanbieder, nog heviger geworden dan dat het al was. Het is niet meer een gevecht voor jouw krant, als journalist, maar ook een gevecht tegen de anderen. Veel meer dan vroeger. Dat gevecht tegen de anderen dwingt je in een bepaalde positie. En die positie waarin het je dwingt is dat je met minder geld en middelen toe moet komen, anders overleef je niet. Dat tast nu juist het vak aan. Het vak is om te controleren, trends te signaleren, misstanden aan de kaak te stellen en mensen voor te lichten. Als je puur naar dat vak kijkt, zou het niet uit moeten maken waarvoor je werkt. Die concurrentie is heel logisch, maar is het niet te ver doorgeslagen? Zover dat wij onszelf hinderen in het uitoefenen van ons vak? Ik denk het wel. Neem bijvoorbeeld Zembla. Die heeft een verhaal en maakt daar nieuws mee. De follow up kunnen zij niet doen, daar is Zembla niet voor. Dat moeten andere journalisten doen. Maar a. ontstaat de houding Ja, Zembla heeft het al gedaan. b. onstaat de houding om nu het werk van Zembla over te doen, want zij hebben de bronnen, is niet effectief genoeg en dus doen we het niet. Maar Zembla signaleert een misstand. Wie moeten dat controleren, de 115
rest. Dat begint niet alleen bij de journalist die bedenkt dat hij zich er ook in gaat verdiepen. Maar ook bij de journalist van Zembla die bedenkt dat hij zijn bronnen deelt. Je kan niet heel je bronnenpositie delen, maar we denken er binnen de journalistiek ook niet over na hoe we dat wel iets meer kunnen benaderen. Als ik je verhaal zo hoor. In de eerste instantie niet kennis maken met, maar kennis nemen van. En de vervolgstap vraag een heel ander denk en werkproces van de journalistiek. Je moet de samenleving anders bekijken, minder landelijk denken en meer in regio. Meer in collegae denken en minder in concurrenten. Hoe gaan we dat weer in de praktijk doen dan. Heb jij straks op de redactie niet alleen het dossier journalistiek, maar ook het dossier van een regio. Dat vraag wel een reorganisatie van de journalistiek. Ja, maar wat willen we nu eigenlijk. Willen we dat de journalistiek toch een vak blijft… Dat is maar net hoe serieus men de crisis en het vak neemt. Ja, maar daar gaat ook wel een generatie overheen. Ik denk ook, dat als we niet ergens beginnen, we ook nergens zullen eindigen. Dat we dan permanent van die wake up calls krijgen, iets veranderen en weer in sukkelen en over tien jaar nog nergens zijn. Mijn gevoel is dat daar over binnen de journalistiek niet veel wordt gediscuteerd. Ik denk dat er twee dingen belangrijk zijn. Namelijk, dat het moeilijk is, maar dat je je wel altijd bewust moet zijn van het feit dat je moet blijven groeien en leren. Dus niet als individu, maar als journalistiek in het algemeen. En dat daar ten tweede veel ouderwetse inzet voor nodig is. Ouderwetse inzet? Ja, ik heb daar ook over na zitten denken, wat voor journalisten heb je nou nodig om de journalistiek een volledig verse en energieke impuls te geven. Wat voor mensen heb je daar nou voor nodig. Nu staat de beroepsgroep bekend als gedreven. De karikatuur van de persmuskiet ken je. Het is 116
natuurlijk overdreven. Maar de gedrevenheid die daar achter zit heb je wel nodig. Ik denk dat we ons nog om iets anders zorgen moeten maken. Als ik naar de komende generatie journalisten kijk, denk ik dat we het daarmee niet gaan redden. Gebrek aan journalistieke idealen en houding. Ik vind van wel. Ik denk daar al een paar jaar over na, toen signaleerde ik het voor het eerst. Ik denk dat je voor de omslag mensen nodig hebt die voor zich zien dat ze een VAK uitoefenen en daarmee een verantwoordelijkheid hebben, de impact van het vak blijft enorm. En dat daar dus inzet voor nodig is om dat te bereiken. Als ik naar de nieuwe lichting kijk, uitzonderingen daar gelaten, zie ik geen totaalgebrek. Maar ik vind het kantje boord. Ik zie op dit moment meer mensen met een baan die hun werk doen, dan mensen die een VAK uitvoeren. Als je je vak wil ombuigen, heb je daar wel dragers voor nodig en geen mensen die hun werk van 9 tot 5 doen. Waar ik bang voor ben is dat dat met de huidige nieuwe lichting niet lukt. De oudere mensen zijn vaak meer gedreven en voller van idealen dan de jongere mensen. Die zitten vol verbazing te kijken naar hoe gedreven die ouderen bezig zijn. Ik maak me daar zorgen over. Je hebt in de journalistiek natuurlijk ook mensen met veel talent die gedreven zijn en waterdragers die doen wat ze moeten doen. Maar als dit de mensen zijn die de fakkel moeten overnemen en ook nog een andere weg in moeten slaan, ik vraag me af of dat kan. Maak je je zorgen over de journalistiek? Ja, in die zin maak ik me wel zorgen over de journalistiek. Maar dat komt ook door de manier waarop ik tegen het vak aan kijk. Voor mij is het een VAK. Een beroepsgroep met eer. Dat heeft niets met voetstuk te maken, maar ik vind dat wij dat zelf op moeten leggen. Het heeft ontzettend veel impact, wat jij doet is enorm belangrijk, je verzorgd de beeldvorming. Ik vind dat je je daarvan bewust moet en mag zijn. In die zin is het voor mij een vak. En als ik naar dat vak kijk, misschien is dat ouderlijk, zoals het vroeger was, maar dan zie ik nu meer mensen die het als een baan zien. Ik denk dat dat voor de 117
journalistiek en voor de wisselwerking met de maatschappij die wij hebben, de dood in de pot is. De mensen die op dit moment opgroeien, in verwarring, de toekomstige lichting, juist door die verwarring, wel de fakkel kunnen overdragen. Dat we een soort van generatie overslaan. Omdat zij zijn opgegroeid in een woelige maatschappij en niet in de welvaartsgedachte van het komt allemaal wel goed en als we maar genoeg geld hebben kunnen we leuk leven. Het baan werk idee. Ik denk dat het goed komt bij de volgende generatie journalisten. Hoe je dat gat tussen de oude en de nieuwe lichting moet dichten, weet ik nog niet zo goed. Maar ik denk dat de kans groot is dat we dan weer elan zien, met meer een doel. Wat is nou het doel van de journalistiek, is dat geld verdienen of informeren. De vraag is of dat niet samen kan natuurlijk. Maar als je mensen in je weet te interesseren, verkoop je je product natuurlijk vanzelf. Ja, dat besef moet doordringen. Eigenlijk heb ik daarmee al antwoord gegeven op je vraag, hoe is de journalistiek over tien jaar. Ik hoop dat er nu voldoende goeie mensen zijn die de fakkel brandend kunnen houden. En dat er tegen die tijd een nieuwe lichting is die, door dat de maatschappij, zo is als dat die nu is, een beeld heeft van hoe de journalistiek zou moeten zijn en dit beter aanvoelt en de fakkel over kan nemen. Ik denk dat dat voor het vak heel belangrijk is. Heb je zelf nog iets wat niet aan de orde is gekomen? Als we nu nog even kijken naar hoe die new public journalism vorm moet krijgen, sluit daarbij peilingen trouwens niet uit. TNS NIPO. Ik denk dat een van de manieren om grotere bredere volksgevoelens te peilen. Maar weet dan wel wat voor vraag je stelt en ben je bewust van jouw aandeel daarin. Neem het niet voor waar aan, maar trek er je eigen conclusies uit. Dat je niet klakkeloos feiten voorlegt, maar bedenkt hoe je het vraagt. Open of gesloten. Welke informatie neem je mee en hoe formuleer je je vraag. Dat speelt allemaal mee. En, presenteer het in godsnaam niet als de waarheid, maar als een waarheid. En gebruik de resultaten om zelf verder te denken en te komen. 118
INTERVIEW HENDRIK JAN SCHOO;
OUD-HOOFDREDACTEUR VAN
ELSEVIER De journalistieke crisis, zoals ik het in mijn theoretisch kader heb beschreven, is dat voor u een herkenbaar fenomeen? Het is altijd een beetje parmantig om over crisis te spreken. Parmantig, omdat? Het blijkt vaak anders dan we op het moment zelf vaak denken. Of we gaan de dingen anders definiëren, of er gebeuren dingen waardoor zaken in een heel ander licht komen te staan. Dus de crisis van vandaag is bij wijze van spreken, nu chargeer ik, de oplossing van morgen. En misschien hebben we ook wel crisis, of milde crisis, of turbulentie, of twijfel nodig om tot vruchtbare reflectie te komen en vervolgens tot bepaalde innovaties te komen. Als je nu toch even uitgaat van iets crisisachtigs, of crisis verschijnselen, dan moet je heel specifiek kijken. Het is heel raar. Ook dingen die een onverbiddelijk succes zijn in allerlei opzichten, bijvoorbeeld kijk en waarderingscijfers. Ik heb me bij de NOS wel eens verdiept in de cijfers. Alleszins reden om te zeggen dit is een groot succes. Er is een groot vertrouwen. Het is de meest gebruikte nieuwsbron. What more do you want…RTL heeft ook helemaal niet te klagen over cijfers en waardering. Dus of er nu sprake is, als je naar de meest prominente journalistieke tv-producten kijkt, dan geloof ik niet dat er een crisis is in de relatie kijkers-makers. De makers wantrouwen zichzelf veel meer. Dus er is eerder een gerucht in de journalistiek van er is een crisis. Ik vraag me af of de journalist zichzelf wantrouwt maar misschien meer zijn collega's. Ik hoop dat de journalist zichzelf ook een beetje wantrouwt. Het is altijd een niet helemaal verkeerde houding. Is er aanleiding voor het wantrouwen?
119
Ja, er is ook aanleiding. Iedereen die langer in de journalistiek werkzaam is gaat zichzelf en anderen in de journalistiek een beetje wantrouwen denk ik. De journalistiek heeft kanten die ook niet prettig zijn. Je gebruikt mensen. Ik bedoel… je gaat bij iemand langs, je zet je microfoon open of camera erop en gaat weer weg. En die persoon zie je nooit meer. Je bent even de allerbeste vrienden met het allerbeste contact wat er bestaat. Dat geeft iets sloerieachtig. Iedereen die dat heeft gedaan weet dat daar iets gebruikerigs aanzit, iets instrumenteels. Dat is een kant van de journalistiek. Je weet ook dat je de 'waarheid' geweld aandoet. Dat je versimpelt, dat je verhevigt, dat je condenseert, comprimeert, vergroot stileert, minimaliseert… Dat je soms op een hele geforceerde manier nieuws of een gebeurtenis plaats in een masternarative die je daarmee de werkelijkheid niet recht aandoet. We hebben om te communiceren allemaal truckjes nodig, waarvan je weet dat het ook een beetje slonzig is, niet helemaal fair. Je zou ook kunnen zeggen dat dat nu juist de kerntaak is van de journalistiek. Het gaat om de kern van een verhaal te pakken. Dat houdt in de werkelijkheid ontdoen van allerlei schillen, die er niet toe doen. Dat ben ik met je eens. Maar tegelijkertijd is ambitie ook wel heel erg groot. De kern te pakken, daarmee suggereer… Veel dingen hebben helemaal geen kern. Dat is een soort van essentialistisch denken. Je hebt het nodig om effectief te communiceren, terwijl je weet dat je onrecht doet. We weten ook allemaal dat, ik zou het geen crisis willen noemen, maar de transformatie waarin de journalistiek op dit moment verkeert. We zijn van hele pedagogische media getransformeerd naar vraaggestuurde media. Dat is wennen voor de journalistiek. Veel mensen vinden dat geen zuivere koffie. Die vinden het niet comme il fau. Eigenlijk verlangt men terug naar de tijd waarin men heel eenzijdig kon bepalen wat er in de krant of op de televisie kwam. We zijn met twee grote bewegingen bezig. Van bestel naar markt. En als onderdeel van die overgang zijn we bezig met een overgang van aanbod sturing naar vraagsturing.
120
Opzich is daar niets mis mee. Nee, dat zul je mij ook niet horen zeggen. Maar er is een impliciete journalistieke norm, die zegt dat 'vraag gestuurd' secundair is, tweederangs. Daar wordt op neergekeken. Toch denk ik dat er op dit moment, ook bij de zichzelf serieuzer nemende journalistiek, een besef is van 'willen we de mensen met onze verhalen nog bereiken, dan zullen we ons meer in de belevingswereld van die mensen moeten verdiepen.' Maar waar de crisis overgaat is het feit dat de journalistiek de output wel op de mensen heeft gericht, maar daarbij de input vanuit de samenleving heeft genegeerd. Dat men dus niet door heeft gehad waar het nu werkelijk over moet gaan. (lachen) Dat zijn nooit te beantwoorden vragen hè… Nou ja, dat is wellicht de vraag. Hoe kan je deze vragen, die behoefte, zoveel mogelijk beantwoorden. In Nederland is bij veel journalisten het kwartje gevallen bij de opkomst van Pim Fortuyn. Er leefden kennelijk gevoelens in de samenleving die door de journalistiek niet herkend werden. Dat kwam omdat de journalistiek dat pedagogische programma had. Wij weten het beter. Dat was trouwens niet eens ons eigen programma. Dat was in feite het programma van de sociale wetenschappers, van de overheid. De journalistiek is heel slecht in staat geweest om, na de verzuiling, een eigen positie in te nemen. Men heeft zich aangesloten bij de ratio, bij de wereldbeschouwing van het establishment, the powers that be. Dat is paradoxaal. Tegelijkertijd was men nog heel doortrokken van het jaren zestig ethos van 'wij moeten kritisch zijn'. In wereldbeeld, in kijk op gebeurtenissen en mensen, identificeerde men zich met de autoriteit. Men keerde zich tegen autoriteiten, maar had ondertussen wel de autoritaire bril op.
121
Met had in feite de agenda van de autoriteiten overgenomen. Als je kijkt naar de grote dingen… Men heeft Fortuyn gemist. Men heeft het woelen in de samenleving gemist. Men heeft met een buitengewoon roze bril naar immigratievraagstukken gekeken. En natuurlijk is dat een crisismoment in de journalistiek geweest. Want met de overheid, de politiek en politieke partijen, stond men ineens buiten spel. De politiek heeft tot voor kort nooit durven zeggen dat het mis ging. Ja en de journalistiek deed daar aan mee. Het was bijna een 'twee handen op een buik' effect. Dat besef leidt, in wat ik nu uit de theorie haal en ook uit de interviews, die voelen dat wel. Het besef is er nu wel dat dat moet gaan veranderen. Maar dat is helemaal niet eenvoudig. Men identificeert zich nu alweer met de professionele ideologieën, bijvoorbeeld van de gezondheidszorg of de juristerijen in Nederland. Er is bijna geen afwijkend geluid in de kranten aan te treffen. Men heeft enerzijds de rol aangemeten van de luis in de pels van de macht. Maar men heeft zich er wel mee geïdentificeerd, omdat men geen ander denkraam meer ter beschikking had. Maar dat heeft ook te maken met de ontzuiling. Met de min of meer afgeronde mens en wereldbeelden van de zuilen en die de journalistiek daarmee vertegenwoordigden. De journalistiek was daarin een niet op zichzelf staande macht. Het is altijd een aanhangsel van andere maatschappelijke fenomenen en ordeningsbeginselen geweest. En nu moet men op eigen kracht een min of meer autonome positie zoeken. En dat valt niet mee. Dat heeft natuurlijk ook met een geestelijke gelijkschakeling van Nederland te maken, die het gevolg is geweest van de verzuiling. We zijn van een land van 'anders' denkenden een land van 'hetzelfde' denkenden geworden. Van een land van compromissen zijn we een land van consensus geworden. De journalistiek staat nu, wat dat betreft, met betrekkelijk lege handen.
122
Als u nu naar het journalistiek product kijkt. Kranten, radio, televisie in Nederland… hoewel deze crisis zich niet tot alleen ons landje beperkt, dus laten we naar de journalistiek in de westerse wereld kijken… Denkt u dat de journalistiek trots kan zijn op wat ze nu doen? Dat hangt er wel heel erg vanaf waar je kijkt. … Het is een goeie, maar erg lastig te beantwoorden vraag. … Om te beginnen en dat is heel tegenstrijdig wat ik nu ga zeggen. De kranten nu zijn, hoe je het ook wendt of keer, veel beter dan de kranten van twintig of vijfentwintig jaar geleden. In welk opzicht? Veel vollediger, professioneler. Maar het is een professionaliteit die een hol vat omhult. De pers is een klankkast in plaats van een snaar. Een klankkast voor de instituties en gekalibreerde opvattingen zal ik maar zeggen. De hele consensus van de contra pouvoir zijn, komt er heel weinig uit. De vraag is of dat de meest interessante positie is om te hebben. Maar dat zal ieder medium voor zichzelf moeten beslissen. Wil je een klankkast of een snaar zijn, dat je zelf wilt tokkelen. Ik heb altijd zelf willen tokkelen. Dat is wel vooruitstrevend. Maar de gedachten in de journalistiek is wel dat men los wil komen van de instituties en de samenleving vanuit de mensen wil vertellen en dus, om het in uw woorden te zeggen, wil tokkelen. Ja, niet de staat maar de straat… en al die noties die men daarover heeft. Dat zal niet meevallen. Dat valt voor politieke partijen niet mee. We hebben een immense verstatelijking van … Ik wil niet zeggen dat de staat alles bepaald, maar wel heel erg veel. Daarin verschillen wij van andere landen. In Amerika is dat heel anders. Ik zeg niet dat daar geen crisis in de journalistiek is. Maar daar heb je een heleboel onafhankelijk geld. Allemaal bronnen, anders dan overheid. Die hele infrastructuur van rivaliserende denktanks. Daarvan komt ook weinig in de established pers terecht. Maar in het kielzog en als motor van de neoconservatieve revolutie, heb je allemaal nieuwe denktanks gekregen. Dat is wel vanuit een oppositioneel moment tot stand gekomen. De essentie 123
was dat men het mens en wereldbeeld van de jaren zestig heeft verworpen. Iets dergelijks hebben wij in Nederland gehad. Wij zitten nog steeds in de nadagen van het denken van de jaren zestig. Er is niet een nieuw generatie effect gekomen. We denken nog steeds allemaal zo. Dat is natuurlijk de echte crisis van de pers en professionalisering. We zijn allemaal zo gaan denken. Als je de vijf landelijke kranten gaat bekijken. Ik heb een broer die zelf in Australië woont en erg geïnteresseerd is. Hij is zelf uitgever. Die komt twee keer per jaar hier en ziet die kranten en zegt: Ik kan ze nauwelijks uit elkaar houden. Welk geluid laten die kranten horen? De institutionele visie, nog steeds van bovenaf. En die visie is de maatschappij niet meer? In een aantal opzichten niet. We moeten de bevolking natuurlijk ook niet zien als een meute rebellen. Er is een niet onaanzienlijk percentage… De opkomst van Fortuyn en het smeulen van de onvrede in de samenleving, is absoluut een crisismoment in de pers. En de ontlezing is ook geen natuurverschijnsel, maar heeft ook hier absoluut mee te maken. Als je het leest en denk Het is allemaal het zelfde, ik ken het nu wel of daar heb je ze weer. Dat soort sentimenten dat leeft. We geen veel te mechanisch om met die ontlezing. We denken dat het iets is dat ons overkomt, iets wat ons overrompelt. Maar het ligt ook aan de input functie van de pers. Wat de pers te bieden heeft boeit kennelijk de lezer niet meer, of hebben het geld er niet meer voor over. Ze lezen de ov-kranten (Spits en Metro). En die ov-kranten zijn in essentie een redelijk adequate condensatie van wat er ook in de grote kranten staat. De structuur van het nieuws is identiek. Hun nieuwsagenda is hetzelfde. Voordat ik bij de Volkskrant ging werken mailde ik Broertjes een keer plagend; Hé, de Metro was vandaag wel beter dan de Volkskrant. Ze concurreren gewoon te weinig. Wat ik zelf ook als een crisisverschijnsel beschouw, is dat die kranten niet een inhoudelijke differentiatie hebben gekozen. Er is geen krant in Nederland die adequaat over bijvoorbeeld ICT schrijft, vanuit een gezichtspunt van news you can use. Er zijn een heleboel mensen mee bezig. Maar in de kranten zie je 124
niets systematisch daarover. The New York Times doet dat wel. Die vernieuwen de kranten naar de mate waarop maatschappelijke onderwerpen of belangstellingen veranderen. Wij hebben nog bijna allemaal dezelfde mix van sport, institutioneel nieuws, heel veel buitenland, maar waar heel weinig belangstelling voor bestaat bij de lezers. Heel veel aanbod, aanbod, aanbod, waarbij de vraag waarom dat gedaan wordt, niet gesteld wordt. Die wil men ook niet stellen, weet ik van binnen uit, want dan kom je bij allemaal heilige huisjes intern op de redacties. Dan gaan namelijk carrière perspectieven verloren, de hoop op een correspondentschap gaat verloren. Er gaat zo dus heel, heel veel geld in de buitenland berichtgeving zitten, die heel slecht gelezen wordt. De input van de journalistiek zou dus moeten veranderen. Je moet je openstaan voor een ander signaal. Wat is de kracht van de Telegraaf geweest. Waarmee hebben die toch, in de jaren zestig zeventig, toch die immense doorbraken bereikt. Doordat ze gespecialiseerde katernen aan die krant gingen toevoegen, naar model van The New York Times overigens. Die hebben ze gewoon uit Amerika over genomen. De vaarkrant, de Woonkrant, de Auto, Vrouw, noem maar op. Maar daarmee begonnen ze wel een nieuw journalistiek programma, waarvan de ivoren toren van de journalistiek al zei Dat is geen journalistiek. Dat heb ik ook eindeloos moeten horen bij dingen die ik deed. Dat is zo'n lichtvaardig oordeel. Het begrip journalistiek heeft een hele wonderlijke normatieve landing. Als je dan gaat vragen aan mensen wat dan wel journalistiek is… Dan kom je altijd uit bij de controle van de macht en interviews. Dat is natuurlijk voor een deel ook wel de taak van de journalistiek. Gaat het er in deze niet veel meer over hoe je die controle van de macht uitvoert en nog veel meer, hoe je er dan over bericht. Dat het geen Haagse-kaasstolp-echoput wordt, maar dat je het echt aansluit bij de belevingswereld van mensen, dat zij zichzelf herkennen.
125
Ik wil die controle van de macht niet… Bij Elsevier, waar ik hoofdredacteur was, heb ik altijd gezegd, We moeten een soort tegenmacht zijn. Dat betekent dat je heel veel kennis van zaken moet hebben. Dat is al heel erg lastig. Dan moet je journalisten dwingen om specialismen te ontwikkelen, waar vaak een grote tegenzin in bestaat, omdat men veel liever een soort van generalistisch bezig is en leuke algemene genres beoefent dan dat men zich werkelijk toelegt op fiscaliteit of hypotheekrenteaftrek. Maar dat is natuurlijk ook wel een potje vermoeiend. Als je je daar ook nog eens helemaal in moet gaan verdiepen. Dat vraag natuurlijk wel iets van de journalist hè. Ja! En het is strijdig met het beroepsbeeld waarmee men vaak het vak in is gegaan. Eigenlijk zegt u, als we het bestaan van de crisis accepteren en we er iets aan willen dien, begint het bij het besef dat de crisis er is. Vervolgens kijken naar wat nu werkelijk de taak is en van het voetstuk afkomen en de oogkleppen af doen. Oogkleppen. Voetstuk. Zo kan je het noemen. Ik vind het altijd heel erg lastig om over 'de media' te praten. Ieder journalistiek medium moet dat zelf bepalen. Dit kan je niet voor 'de journalistiek' bepalen of een receptuur schijven, want dan wordt het weer allemaal me-too-isme. Het gaat mij juist om een nieuwe pluriformiteit. Niet de oude pluriformiteit van de zuilen, maar een inhoudelijke pluriformiteit. Dus inderdaad een krant voor professionals, het klinkt misschien heel banaal, waarin je het nodige aantreft over accounting, ICT, ontwikkelingen op juridisch vlak. Dat is wat in de Duitse kranten wel wordt gedaan, maar in Nederland nauwelijks gebeurt. Als je dat goed doet gaan mensen die daar belangstelling voor hebben het intensief lezen.
126
Sommige mensen zullen dat doen. Wat is nou tekent voor de Nederlandse pers. Dat we allemaal middenmoot zijn. Dat we ons allemaal op dezelfde doelgroep storten. Er is hier geen yellowpress, er zijn geen inhoudelijke tabloids. Het Parool heeft bezworen, toen ze op tabloid gingen verschijnen, dat ze een echte stadskrant gingen maken. No way. Neem hem op en je ziet de hunkering naar Den Haag, de hunkering naar buitenland en cultuur. Het is geen stadskrant geworden. Ik denk dat ze daar op dit moment wel mee bezig zijn, maar de omslag zal niet van vandaag op morgen zijn. Omdat het kennelijk niet opgelegd kan worden. Moet zoiets bij scholing beginnen? Ik denk dat het journalistieke management in Nederland heel erg slecht is ontwikkeld. Dat heeft te maken met de grote mate van autonomie van redacties. Men heeft zichzelf als autonome professionals gedefinieerd. Dat is een hele aantrekkelijke zelfdefinitie. Dat betekent wel dat er weinig hiërarchie is en dat het journalistieke management heel weinig hefboom heeft. En wat ook een crisisfactor is, is dat het management niets te zeggen heeft. Journalisten hebben nog altijd de oude habitus van de directie moet paperclips klaar leggen en zich verder helemaal nergens mee bemoeien en mogen zelfs niet op de vloer. Dat is ondenkbaar in het buitenland. Je ziet het nu in de pogingen van PCM en Wegener om met het AD iets te gaan doen. Je ziet dat het management daar naar voren stapt. Terecht. Want journalisten, niet omdat ze ondeskundig zijn, maar zijn niet in staat om een heel nieuw kader te scheppen, van waaruit men een nieuwe krant kan gaan maken. Dat zal het management moeten doen. Het journalistieke management zal moeten samen spannen met het eigenlijke management en tot nieuwe posities moeten komen en vormen van specialisatie. Het management zal dus journalistiek inhoudelijke keuzes moeten maken. Ik heb een gesprek gehad met Frans Blok, hij is hoofdredacteur van Het 127
Limburgs Dagblad. Hij heeft daar een experiment opgezet, vanwege dalende oplages, om het inhoudelijk anders te gaan doen. Hij wil nu naar de mensen toe. Hij wil zich verdiepen in de samenleving. Hij heeft het aantal journalisten verdubbeld. Sinds oktober ziet hij de daling stoppen. Hij wil er heel voorzichtig in zijn, maar het kan een signaal zijn dat het dus ook economisch interessant kan zijn. Ja het kan. A, in de regio is het lastig. Maar landelijk moet iedere krant een uniek sellingpoint gaan ontwikkelen. Deze krant staat hier voor, die krant staat daar voor. Bij PCM is dat ook aan de orde geweest, een soort van geleidelijke differentiatie van de inhoud van de kranten. Daar viel met de journalistiek van de kranten niet over te praten. Maar de hoofdredacteuren zijn altijd de gevangenen van de redacties. Heeft u dat zo ervaren tijdens uw Elsevier tijd? In mijn Elsevier tijd niet. Toen ben ik rücksichtslos de baas geworden. Dat was een keuze. En tegen alle weerstand van de redactie in heb ik daar een nieuw inhoudelijk programma voor Elsevier ontwikkeld. Dat heeft heel goed gewerkt. Wat heeft u daar gedaan? Laat
ik
zeggen…
Inhoud
kan
je
op
twee
manieren
definiëren.
Levensbeschouwelijk, wat de klassieke definitie was van de opinie weekbladen en je kunt het echt als content opvatten. Waarover berichten wij en waarover niet. Ik heb minder een levensbeschouwelijk profiel gekozen en meer voor content, voor een aantal issues, waarmee je een bepaalde uniciteit kunt bewerkstelligen. En welke issues waren dan? Nou, al begin jaren negentig, de multiculturele samenleving, waar niemand nog de onkritische belangstelling voor had. De rol van de overheid, maar heel 128
geprolongeerd. Dat noemden wij edge without ideology, scherpte zonder ideologie. Maar vooral ook een nieuwe opbouw van het magazine. De opinieweekbladen zijn een recent fenomeen en hadden allemaal inhoudelijk hetzelfde programma; de schaak rubriek de puzzel de bridgerubriek, veel aandacht voor boeken en veel aandacht voor kunst. Dat is echt aanbod journalistiek hè. Meer dan de helft van Elsevier bestond uit cultuur. Dat werd niet gelezen. Mensen waren vroeger natuurlijk om andere redenen lid van kranten of tijdschriften. Het was een daad van Selbstdarstellung, zelfdefinitie, van identiteit, van ik hoor daar en daar bij. Dat identiteitscultiverende, bevestigende element, is toch veel minder sterk geworden. Dat is niet of nauwelijks nog een abonneermotief. Voor een oudere generatie nog wel, voor een jongere generatie niet meer. Die omslag bij Elsevier, van ideologisch naar inhoudelijk denken, is er gewoon doorheen gedrukt. Dat heeft gewerkt… Absoluut, in een dalende markt, met concurrenten die het ieder jaar slechter deden, groeiden wij van jaar tot jaar, tot nu die 140.000 of iets dergelijks… Wat nog niet geweldig is. Als je het afmeet aan de groei van de doelgroep, de hoog opgeleide maatschappelijk betrokken Nederlanders, heb je het niet goed gedaan. Maar hebben de kranten het ook niet goed gedaan. We zijn niet mee gegroeid met onze markt. Dat komt omdat de kranten geen beeld hadden van de markt? Ik denk dat dát zo is. Men negeerde de markt vaak. Men was natuurlijk toch gewend dat de mensen wel bleven meedoen. Of men heeft er nooit naar willen handelen. De journalisten wilden doen wat ze altijd al deden. Die stribbelden tegen. En er was niemand met overwicht, overmacht of zeggenschap, die zei We gaan nu dit doen. Is het op dit moment noodzakelijk dat dát wel gebeurd?
129
Ik denk dat het onvermijdelijk is dat het commercieel financiële management versterkt wordt en dat daarmee ook het journalistieke management versterkt wordt. U zei net zelf dat dat lastig is omdat ze geen invloed hebben. Natuurlijk is dat lastig. Ik denk dat we de nadagen van het redactiestatuut beleven. Dat zal er overal aan gaan. Dat zie je al in het buitenland, maar is onvermijdelijk. Ik ga nog iets anders zeggen. Het is heel tragisch dat in Nederland de eigenaren en journalisten de problemen van de kranten niet hebben kunnen oplossen. Dat de stichting het Parool zich heeft terug getrokken is een nederlaag van de aller grootste soort. Een immense nederlaag. We hebben buitenlanders nodig om onze problemen op te lossen. Die zullen de Nederlandse mores negeren. Ze zullen er dwars tegen in gaan, willen ze geld kunnen blijven verdienen. Het leuren met de PCM kranten is natuurlijk ongekend. Maar waarom was er in Nederland geen belangstelling voor die kranten. Dat is een hele interessante vraag. Er zijn twee antwoorden op, volgens mij. A, kennelijk kon je met kranten geen geld verdienen. B, waarom zou je in Nederland eigenaar van een krant worden, want je had er niets over te zeggen. Dat is heel anders als je kijkt naar het buitenland. De grote Engelse courantiers, de eigenaren hebben zeggenschap. Het is nu heel erg aan het vercommercialiseren en ik moet oppassen dat ik het niet heel erg als een ideaal beeld naar voren zet, maar de praktijk in de jaren 60, 70, 80 is geweest dat grote invloedrijke kranten eigendom waren van families. Die hadden werkelijk invloed op de kranten. En er zijn fantastische kranten gemaakt, The New York Times, The Washington Post, The Learner Group. Fantastische kranten gemaakt, waarbij bijvoorbeeld ook de opiniepagina niet van de redactie was, maar van de uitgever. Die bepaalde wat er op terechtkwam, wie er schreef. Dan vereist dat eveneens van die opiniërende persoon dat is verdomd goed weet wat er in de samenleving staat, wil dat aansluiten bij de gevoelens die er in de samenleving bestaan.
130
Ja, maar kijkt, in de Amerikaanse uitgeverij komen inhoudelijke en commerciële motieven samen. Wij hebben waterdichte schotten opgetrokken tussen die twee kanten van het bedrijf. De uitgever werd niet geacht zich met de krant te bemoeien, zelfs niet als ging om positionering, wat klassiek des uitgevers is. Zo'n experiment in Limburg, is dus een uniek. Ja, maar het blijft een toevallige hoofdredacteur die iets wil. Het zijn niet de eigenaren die als breekijzer fungeren. Het gaat om de min of meer toevallige aanwezigheid van een entrepreneur ingestelde hoofdredacteur, die eventueel bepaalde weerstanden kan overwinnen en vernieuwing kan afdwingen. Daarom vind ik die beweging van PCM-Wegener, om echt tot een nieuwe krant te komen, waarbij het initiatief licht bij het management, uniek. We hebben sinds de jaren 60, 70, een hele nieuwe status-quo gekregen, met redacties, met hele geringe zeggenschap voor eigendom en grote redactionele autonomie. Dat waren de nabranden van de verzuiling. Dat zijn ideeën die passen bij verzuilde kranten, net als pluriformiteit. Het gaat altijd om levensbeschouwelijke pluriformiteit, niet om een andere pluriformiteit, om andere inhoud of content. Als we dat stuk samenvatten. We moeten iets veranderen, zegt u, anders gaat het niet goed in economische zin. Wat er moet veranderen is een nieuwe zeggenschapsverhouding
tussen
management
en
journalistiek.
Dat
management zou meer zeggenschap moeten krijgen en moet niet vergeten inhoudelijke keuzes te gaan maken, de institutionele bril moet af en er moet gekeken worden naar de doelgroepen, de diverse belangen in de samenleving en die bedienen. Het gaat om een andere manier van denken en werken. Hoe moet die verandering in de praktijk. Journalistiek is toch ook een vorm van toegepaste marketing. Als ik dat zeggen beginnen mensen altijd te steigeren. Maar je kan wel autonoom producten maken waar geen vraag naar is, maar dan eindig je als een gesubsidieerd iets. Dat is een model geweest. Ik sluit niet uit dat, tot de dood 131
van Fortuyn, daarop werd gemikt. Fortuyn heeft daar persoonlijk roet in het eten gegooid, door ervoor te zorgen dat er niet een nieuwe CDA-PvdA meerderheid na paars kwam. Maar CDA en PvdA waren al aan het praten over subsidie. Het model was dat PCM een soort facilitair bedrijf voor de kranten moest worden, een soort NOS in krantenland. Dat sluit nog aan bij het institutionele verzuilingsdenken. Maar de zuilen bestonden niet meer. Dat is een belangrijke overgang. We zijn altijd geneigd om te denken in een samenleving die verticaal is georganiseerd. Nederland is al heel lang horizontaal georganiseerd. Dat heet dan levensstijl. Dat is een instrument om anders naar je lezers te kijken. Waar ligt de belangstelling, waar zijn zij mee bezig. Dan kan je zeggen, dat is veel te vraag gestuurd. Als je die vraagsturing niet wil houd je op te bestaan, tenzij je subsidie krijgt. Vraag gestuurd denk is niet verkeerd, als je je inhoudelijk maar niet te veel vraag gestuurd opstelt. Nou ga ik iets lelijks over de lezer zeggen. De lezer is uiteindelijk niet in staat om de vraag zelf vorm te geven. Dat moeten journalisten doen. Er blijft dus een hele belangrijke rol voor journalisten over. Wat je niet kunt doen is de belangstelling van de lezer te veranderen onder het mom van zo doen wij het nu eenmaal. Dat kunnen we ons niet meer permitteren. Bovendien is die lezer in heel veel opzichten slimmer, vaardiger, wetender, dan veel journalisten. Als mensen kundiger en hoger opgeleid zijn, neemt de autoriteit van autoriteiten ook af, is nu de ervaring. Het publiek heeft, volgens u, behoefte aan hele diverse informatie, die wel aansluit bij de leefwereld van het publiek en niet bij de institutionele. Laat ik het zo zeggen. Het is op grond van de oude levensbeschouwelijke definities, niet meer mogelijk om een grote krant te maken. Vergis je niet, we hebben de laatste decennia ook te maken gehad met grote persconcentraties. Waar heel veel titels waren, zijn er nu nog maar een paar over. Al de kranten hebben de noodzaak op zich geladen om groot te zijn. Daar moet je je voor inzetten om dat te blijven, anders raak je je mensen en middelen kwijt. 132
Dat was ook het economische idee, concentratie is kostendrukkend en de enige manier om te overleven. Nou, het is vooral ook een mogelijkheid geweest om te beschikken over heel veel mensen en middelen, wat de kwaliteit ook te goede is gekomen. Het heeft bijgedragen aan een grote mate van professionalisering van de beroepsgroep. Men heeft groet timmerkisten, alleen weet men niet wat men moet timmeren. Kranten zijn beter, de berichten zijn beter, de interviews en analyses zijn beter. Maar het is niet waar de lezer op zit te wachten. Dat is heel erg output denken. Maar de input kant, hoe de bouwtekening er uit zou moeten zien, is het probleem. Ja, we zitten nog met schuivende panelen. Kruiend ijs. De verticale ordening zit er nog in. Er is iets van horizontale ordening ingekomen. Maar we hebben met z'n allen een enorm gat laten vallen aan de onderkant, doordat we mid- en upmarket kranten wilden maken. We hebben aan de onderkant een gigantisch gat laten vallen voor de gratis ov-kranten. Als we boulevard pers hadden gehad, had de ov-pers het veel moeilijker gehad en wij een andere discussie over de mores en ethiek van de journalistiek gevoerd. De oude differentiatie is verdwenen en de nieuwe differentiatie wordt niet voldoende bediend. Het is heel moeilijk om een cel lezers te vinden die nog past bij een grote krant. Als je met vijf gelijke netten de lezers probeert te vangen, krijg je steeds minder in je net. Nu bent u een man met heel veel praktijk en management ervaring. Wat zou er volgens u, puur praktisch, moeten veranderen in de journalistiek of bij journalisten, om wel tot een bouwtekening te komen en daar wat mee te doen. Hoe leren journalisten een bouwtekening te maken. Het management moet de verantwoordelijkheid nemen. PCM heeft de commissie Bouw een rapport laten schrijven waaruit naar vormen kwam dat de verschillende titels zich moesten richten op verschillende groepen lezer. Nou wat werd meteen van tafel geveegd. De deur ging dicht, maar men zal er 133
toch mee door gaan. Men zal een paper of record willen maken voor de postmaterialisten. Men zal een krant voor de urbane kosmopolieten willen gaan maken. Men zal een krant voor de nieuwe burgerij willen opzetten, eigenlijk de achtergebleven lieden. Dat zal het AD worden. Het AD was een krant met een regionaal accent. Het was redelijk laag in de markt en rechts. Met is radicaal op al die punten de andere kant opgekoerd. Dat heeft een verlies van 200 duizend lezer gekost. Nu moeten ze hun plaats terug veroveren, lager in de markt, het linksisme laten varen. Men is er nu wel goed mee bezig. Bontje is een man die daar nu wel over na heeft gedacht en daar mee om kan gaan. Het klinkt een beetje als het nieuwe zuilen denken. Het zijn geen zuilen, het zijn levensstijlsegmenten. Dat kan je als de nieuwe zuilen opvatten. Het is noodgedwongen. De oude zuilen bestaan niet meer, die zijn te vluchtig. Daar zijn andere onderscheidende gegevens voor in de plaats gekomen. Het zal steeds moeilijker zijn een krant te maken voor alle leeftijden en belangstellingen. Dat hebben we tot nu toe gedaan. Het is nu op levensbeschouwing gedifferentieerd. Dat bestaat niet meer, leefstijlen, daar gaat het om. Motifaction heeft het over nieuwe conservatieve burgerij. Daar wordt geen krant voor gemaakt nog. De Telegraaf, maar dat is meer de krant voor de nieuwe burgerij, de achterhoede. Het interessante van de Telegraaf is dat ze nooit een zuilenkrant zijn geweest en het tot op de dag van vandaag het beste doet. De kranten houden vast aan de zuilprofielen, maar die bestaan nu niet meer. Heel weinig mensen definiëren zich nog maar zo. Men loopt met andere zelfbeelden rond. Voor die nieuwe zelfbeelden moet je kranten gaan maken. Dat zal door mensen moeten gebeuren die die nieuwe zuilen door en door kennen. Dat vraagt een andere journalistieke aanpak? Ja, instrumenteler. Het begin daarvan zie je bij alle kranten wel. Ik bedoel, dat katern Leven etc. van het NRC Handelsblad. Dat is het moment geweest waarop het Handelsblad heeft gezegd, wij kunnen niet meer doorgaan met het 134
maken van de krant die we zelf willen lezen en derhalve door heel veel andere mensen ook gelezen zal worden. Dat was een buitengewoon aangename aanname, op grond waarvan die krant werd gemaakt. Dat moment is gepasseerd. Welke journalisten hebben we daarvoor nodig? Ik denk niet zozeer andere journalisten. Je moet ze alleen anders inzetten. Je moet ze op andere onderwerpen zetten, waarvan men nu zegt Dat is geen journalistiek. Dat is lastig. Het begin zie je her en der, news you can use, dat zijn andere categorieën dan waar wij jaren lang kranten mee hebben gevuld. Wij hebben een hele klassieke definitie van openbaarheid gehad. We zitten nu in een evolutie, revolutie bijna, waarin een nieuwe openbaarheid tot stand komt. Internet speelt daar ook een hele belangrijke rol in, dat kan je niet buiten beschouwing laten. Maar de openbaarheid, zoals die tot in de jaren 80 heeft bestaan, ging uit van onze lezers hebben dezelfde interesses als wij hebben. In het meer in spelen op de wens van de lezer, zijn de kranten heel erg naar elkaar gaan kijken. Moet elke krant een beurspagina hebben? Mijn antwoord is nee. Journalisten hebben op elkaar gelet, waardoor we een eenheidsworst kregen. Een permanente convergentie, markt vanuit de markt. Het zou veel logischer zijn als we een krant hadden die zich op het buitenland ging richten, of een die goed is in het moderne leven. Aansluiten bij de doelgroep. Ik schrik daar zelf ook nog altijd van, doelgroep denken. Maar moet wel, want als we het niet doen, verdwijnen we. Als de journalistiek daar wel op in gaat, hoe ziet de journalistiek er over tien jaar uit. Waar staan over tien jaar? Naar segmentering, optelsom van interests die bij die segmentering aansluiten. Ik denk dat dat gebeurt. Een vreedzame coëxistentie met internet. Kranten kunnen dat niet langer negeren. Multimediale instituten. Je ziet dat de overheid nog altijd bezig is met de vorige strijd. Die zijn bezig met persconcentratie.
Maar
wat
betekent
persconcentratie
bij
autonome
journalisten. Het is een betekenisloos begrip. Ze zijn tegen multimedialiteit, 135
omdat ze kranten nog steeds niet toestaan om radio en tv-stations te bezitten. Maar dat is een volkomen achterhaalde notie die nog helemaal aansluit bij de verzuiling. U denkt dat die multimedialisering juist de kwaliteit van de journalistiek ten goede zou komen…? Ik weet niet of het de kwaliteit, als dat de betere manier is om lezer te bedienen en dat ook efficiency te weeg brengt, ja dan denk ik dat. Kijk, we blijven een kleine markt. Je zult moeten poulen. Je zult schaalvoordelen moeten creeren. Als je die niet met een kranten redactie kunt bewerkstelligen, dan moet je dat met een gecombineerde radio-print redactie proberen. Bij de NOS is men nu eindelijk radio en tv redacties aan het integreren. Het FD is de enige krant die nu met BNR Nieuwsradio dat probeert. Zeker nu ze met elkaar in een gebouw zitten kunnen daar hele interessante dingen uit komen. Ik was daar van de week om een kijkje te nemen. Het ziet er fantastisch uit. Ze hebben een media café, studio's, de hoofdredacteuren van BNR zit naast de hoofdredacteur van het FD op een kamer met uitzicht op de grote vloer. Het ziet er prachtig uit, echt. Kent zo'n gemedialiseerde journalistiek, zoals die er volgens u in de toekomst zal zijn, ook elementen waar u zich persoonlijk zorgen om maakt? Ja, want de democratie bestaat bij het feit van gedeelde belangstellingen. Wat er aankomt met die nieuwe openbaarheid, gaat toch een boel common ground verloren. Dus dat vind ik het buitengewoon lastige gegeven. Welke gedeelde ervaring hebben we straks nog als we steeds verder fragmenteren in doelgroepen. Dus er ontstaan vanuit het oogpunt van de democratie een moeilijke situatie. We krijgen een samenleving en een politiek die daar op inspeelt, die bestaat uit nieuwe zuilen, niet op ideologische gronden maar naar economische maatstaven.
136
Ik weet niet of dat ook politiek zal zijn… Al hoewel, de natie gaat teloor. Soevereiniteit en democratie worden hele wankele begrippen. De eenheid van de natie, die gaat teloor. Evenals de eenheid in grote maatschappelijke ervaringen… Veel daarvan zal teloor gaan. Wat deel je, als burgers van dit land nog. Dat wordt een probleem. De nieuwe doelgroepen, die dienen er bijna voor om geen eenheid tot stand te laten komen. De oude zuilen hadden dat nog veel meer. Die bestonden bij de gratie van segregatie. U bent niet geheel optimistisch. Oooh nee. Ik ben absoluut geen pessimist. Dingen veranderen. Wat mij altijd trof in de journalistiek was een ongelofelijk conservatisme, ook bij jongen mensen. Die gingen heel snel de moris van de oude hap over nemen en alles als een bedreiging zien, alles als een verslechtering zien. Dat is niet waar. We maken nu betere kranten. We hebben nu met veel beter geïnformeerde mensen te maken. Het is veel spannender om goed geïnformeerde lezers te bedienen, in plaats van een stel zombies. De lezer is op heel veel gebieden slimmer geworden dan de krant. Juist daarom kan de krant het zich ook niet permitteren om niet gespecialiseerd te zijn. Je bent in de ogen van goed opgeleidde, deskundige lezer volkomen irrelevant aan het worden. En dat heeft nu zijn weerslag op het vertrouwen dat mensen in de pers hebben. Ja, ja, ja… Dat wordt dank een behoorlijke cultuuromslag. Ik denk dat het een… ja… We zitten er natuurlijk ookal midden in en leidt tot groeipijnen en fricties en boosheid. Maar ja, zo veranderen dingen zo langzamerhand. Maar de kranten, journalisten en management moeten initiatieven nemen en houden, anders ga je er aan. Als je alleen maar de oude stellingen blijft verdedigen. Als je je voortdurend blijft oriënteren op je concepties uit het verleden, de pluriformiteit en het gevaar van persconcentraties, dan kom je niet verder. 137
INTERVIEW HARM TASELAAR; HOOFDREDACTEUR RTL-NIEUWS Het theoretisch kader wat ik je heb gestuurd (samenvatting hoofdstuk 1,2 en 3 van de scriptie), is dat voor jou een herkenbaar verhaal. Wat ik er aan herken is dat de samenleving ingewikkelder is geworden na de ontzuiling. Om de grote gemene deler te vinden die jouw product interessant vinden, op wie richt je je dan. Op wie mik je je dan. Zeker met de enorme hoeveelheid allochtonen in de samenleving, die wij heel moeilijk bereiken, jongeren die je moeilijk bereikt. Het is geen automatisme meer dat je mensen bereikt. Dat komt omdat mensen niet meer in een zuil zitten, of nog wel in een zuil maar niet in een katholieke of protestantse. Het zijn andere zuilen geworden? Dat denk ik wel ja. Alleen is het heel moeilijk om te zeggen hoe die zuilen er uit zien. Ik denk dat de zuilen voor een bepaald deel ook materieel bepaald zijn. Het is voor de journalistiek heel lastig om een groot publiek aan je te binden. Mensen bereiken, is dat jouw doel. Nee, niet het enige, natuurlijk niet. Maar wel een doel. Ik kan wel op een zeepkist gaan staan blèren, maar a. is het van ieder massa medium een doel om zoveel mogelijk mensen te trekken en b. is het voor ons een noodzaak om zoveel mogelijk mensen naar ons te laten kijken, want anders redden we het niet. Ik vind dat trouwens niet erg. Je hebt het over andere zuilen. Ja, ik constateer dat, maar realiseer me tegelijkertijd dat ik het heel moeilijk om aan te geven welke zuilen zijn dat dan. Dat is meer een vraag voor een socioloog
138
Ik sprak daar met Linda laatst over. Zij zei, die crisis, kwam pas op het moment van Pim Fortuyn. Toen kwam bij haar persoonlijk ook het besef dat de afstand tot de samenleving veel groter was dan gedacht en dat zij de grip op de samenleving kwijt was. De ontzuiling heeft met zich meegebracht dat het moeilijk is om aan te geven hoe de samenleving er uit ziet. Een samenleving is een optelsom van heel veel verschillende groepen. Dat er onvrede was en naar buiten kwam rond Fortuyn was wel helder. Maar daarvoor had je ook wel dat onze samenleving steeds ondoorzichtiger werd. Is dat ondoorzichtiger worden op tijd ingezien. Ik geloof niet dat we het niet hebben gezien. Je kan het wel zien, maar het goede antwoord op de daaruit volgende vragen hebben, is erg lastig. Die public journalism stroming geeft aan dat het de journalistieke taak is om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de samenleving. Dat je dus de verschillende ideeën laat rouleren en daaruit mensen zelfstandig een keuze laat maken. Als we naar die opvatting kijken, kwalitatieve producten ten behoeve van de kwaliteit van de samenleving, zie jij daar iets in? Ik vind dat goede informatie bijdraagt aan de kwaliteit van de samenleving. Een van onze doelen is om zoveel mogelijk goede informatie te geven, waar mensen iets aan hebben en mensen hun opinies op kunnen baseren over wat er in ons land en in de wereld gebeurt. Dat vind ik ontzettend belangrijk. Anders wordt het dolen in de mist. Maar nieuws brengen op zich is voor mij ook een doel. Ik zie het meer in de combinatie van die twee. Commercieel overleven is ook een doel en daarom het zo aantrekkelijk mogelijk maken. Het hoofddoel voor mij als journalist is zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk informeren zo dat ze zo goed mogelijk een mening en beeld kunnen vormen van wat zich in de wereld en in onze samenleving afspeelt. De samenleving in kaart brengen? 139
Nee, wij proberen niet de samenleving in kaart te brengen, maar ook kijken naar wat er aan de hand is. Wij zijn eigenlijk een beetje het verlengde van de dorpspomp. Dat is ook een doel. Noem maar heel simpel, als het paleis op de Dam in de fik gaat, dat is geen informatie waarmee mensen de samenleving in kaart kunnen brengen, dat willen we gewoon weten. Ook het verhaal achter de brand hoort bij het zo volledig mogelijk informeren. Pas als de eigenaar veertig waarschuwingen in de wind heeft geslagen en dus met ons geld, als verantwoordelijke in onze naam, op dat pand hadden moeten passen, krijg je een ander verhaal. Dan gaat het over verantwoordelijkheden, taken, … Daar kan je wel wat mee met opinievorming. Die doelen van de journalistiek, je noemde het verlengde van de dorpspomp, de samenleving informeren over wat er speelt, als het nodig is de achtergronden. Hoe probeer je die doelstellingen van de journalistiek in het RTL-Nieuws te verwezenlijken. Door met grote regelmaat daar met mensen, intern, over te praten. Door te evalueren of vooruit te kijken. Een van de grotere problemen waar wij mee kampen is de vinger aan de pols van de samenleving houden. Dat was vroeger beter ontwikkeld. Journalisten gebruikten vroeger hun ogen en oren beter om te signaleren wat er allemaal gebeurt in de samenleving. Ook een probleem is dat journalisten niet meer daar wonen in de samenleving waar het ook gebeurt. Ik zie daar een lacune in. Vandaar dat we dat op een bijna kunstmatige manier proberen om dat gat te dichten. Wij hebben ons nu voor een jaar gelieerd aan TNS NIPO, die via peilingen voor ons de gevoelens van de samenleving in kaart gaan brengen. Ik vind dat als je dat namelijk zelf niet kan, dan moet je middelen in gaan zetten. Dat is ook een van de constateringen in de theorie, het verlies aan antennes en contact met de samenleving. De constatering dat de journalist niet de hele samenleving vertegenwoordigt, maar daar een subgroepje in vormt. De vraag is hoe je de samenleving in beeld kan brengen als je zelf geen contact hebt met de mensen die de problemen aan de lijve ondervinden. Heb jij wel eens
140
overwogen om met mensen uit de samenleving te gaan praten om hun verhalen aan te horen? Het is niet zo dat we helemaal GEEN antennes in de samenleving hebben, maar we zijn er wel een aantal kwijtgeraakt. Maar dat soort dingen hebben wij wel overwogen, alleen simpelweg praktisch is dat er nog niet van gekomen. Ik heb zelfs zelf wel overwogen om het land wel in te gaan met een x aantal journalisten om in zaaltjes te gaan luisteren. Je moet het dan wel organiseren en goed doen. Maar ik vind het niet irrelevant. Je krijgt niet het beeld daar toch ook niet. Het is een beeld, het beeld bestaat niet… Of misschien heeft God dat… Zolang hij niet van zich laat horen hebben wij dat beeld ook niet. Ik geloof ook niet in God hoor. Om even een misverstand hier te voorkomen… Dan bestaat het beeld van DE WAARHEID ook niet, toch? Haha… Nee, maar kijk naar jezelf. Toen jij hier kwam als stagiair ben je begonnen in een bepaald deel van de samenleving, namelijk het medische deel. Daar haal je wat dingen uit, je voelt daar wat en probeert daar wat mee te doen. Het is wel een heel belangrijk deel overigens. Maar als we daar op doorgaan. Dat je maar een paar dingen eruit haalt en dus niet een volledig beeld krijgt. Voor mij persoonlijk ligt dat erg aan het feit dat ik tijdgebrek heb. Dat is natuurlijk voor iedereen… Ja, daar kaart je wel een ding aan. De commerciële belangen… Ik zou natuurlijk het liefst nog veel meer mensen in dienst nemen om nog beter die taak uit te kunnen voeren. Dat geld heb ik gewoon niet. Maar dit speelt wel mee inderdaad.
141
Dat wordt ook aangegeven als oorzaak van de crisis. Met minder mensen en meer technische middelen de samenleving in te prikken. Alleen de signalen komen minder terug. Dat klopt, dat is ook zeker een probleem. Maar de samenleving vult die lacune voor een deel ook weer zelf op, juist door die nieuwe technische middelen. Duurde het vroeger drie weken als je ergens was voor je wist van het hoe en wat. Ik herinner me dat ik in Barcelona was toen Fortuyn werd vermoord. Ik reed naar het vliegveld en iedereen sprak er daar over. Ja, dat is het verschil. Dat is een signaal vanuit de media de samenleving in. De media verspreidt dit grote nieuws en dat gaat rouleren. Het is niet de andere kant op, richting de media… Ik bedoel alleen maar te zeggen dat door internet en mobiele telefonie, mensen veel makkelijker en sneller met elkaar kunnen communiceren. Overigens gebeurde dat vroeger ook wel. Ik kom uit Rotterdam. Feyenoord had op een gegeven moment een wereldberoemde linksbuiten, Koen Molijn. En Koen Molijn werd liefkozend door heel Rotterdam Koentje genoemd. Op een gegeven moment ging binnen twee minuten door heel Rotterdam het gerucht dat Koentje was overleden. Echt iedereen sprak erover. Het was helemaal niet zo, hij was alleen betrokken bij een ongeluk en er was verder niets aan de hand. Echt WOEF!!! ging het door Rotterdam heen. Je merkt nu nog wel dat geruchten zich razendsnel door de samenleving verspreiden. Het is een geruchten machine en geen goed doortimmerde informatie of achtergronden. Hier zou de journalistiek dan vervolgens weer een rol in moeten spelen door het of wel te ontkennen, of wel te bevestigen, of wel de achtergronden van iets te schetsen. Dat is heel belangrijk, als het zo snel gaat met geruchten in de wereld, ligt daar een hele belangrijke nieuwe taak van de journalistiek. Een 24 uurs nieuwskanaal doet het zelfde als mobiele telefonie of internet. Dat is de hele dag BAM, dit lijkt er aan de hand te zijn en dan vervolgens te zeggen het is waar of niet waar en later de achtergronden erbij te geven. Dat is een hele nieuwe ontwikkeling in de journalistiek.
142
Hoe kan je, als je mee wil gaan in die flow, je product kwalitatief goed houden. Nou, het wordt er ingewikkelder op. Je zult goed moeten communiceren. Het begint uiteindelijk allemaal weer bij de dorpspomp. Als wij bij de dorpspomp staan en ik vertel jou iets. Als ik het je niet goed vertel dan vertel jij het door en die weer aan die en die en die. Op een gegeven moment lult iedereen over iets wat zich helemaal niet zo heeft afgespeeld. Ik vind dat dat valt of staat met goede communicatie. Neem de dood van Arafat. Ik vind dat je nooit mag zeggen als je het niet zeker weet. Wij hebben dus nooit gezegd dat ie is overleden, totdat we het zeker wisten. Als je het niet weet maar toch wil brengen, zeg dan Ik weet het niet zeker, het gaat om geruchten. Zeg dan, beste kijker, ik ga er achteraan om te kijken of het klopt. Maar het gerucht is wel zo belangrijk dat ik het nu alvast aan u meegeef. Alles wat wij doen valt of staat mij de kwaliteit. Kwantiteit heb je nodig, zoveel mogelijk mensen informeren. Dat is ook een journalistiek doel om zoveel mogelijk mensen bij de pomp te krijgen. Je stipt een aantal ontwikkelingen aan. Hoe kan de journalistiek, als goede vervanger van de dorpspomp, met kwalitatief goede communicatie. Wat zou de journalistiek moeten doen om over tien jaar of twintig jaar, dat nog steeds te kunnen garanderen. Ja, dat vreesde ik al. Dat was die kernvraag die je had. Ik ben geen helderziende. Ok, dan houden we het korter. Wat zou er in de journalistiek moeten veranderen om de taak nog beter uit te voeren? Niet alleen op de werkvloer, maar in het algemeen. Dan heb je het over alles. Voor televisie is het heel belangrijk om voeling te houden of weer te krijgen met de samenleving. Dat is essentieel, want anders maak je berichten die mensen niet interesseren. Als ik je een verhaal vertel wat jou niet raakt, dan luister je niet. Je denkt, lul maar aan, dit gaat niet over mij, 143
daar heb ik niets aan. Dus je moet wel continu blijven speuren naar dat nieuws wat mensen belangrijk vinden. En wat je ook continu moet doen is dingen die je zelf belangrijk vindt, waarvan je kan vermoeden dat de kijker het niet zo belangrijk vindt, het zo te brengen dat de kijker het OOK belangrijk vindt. Anders krijg je een journalistiek die alleen maar brengt wat de mensen willen en de rest laat je zitten. Nou dat kan natuurlijk niet. Als we eerst eens naar die voeling toegaan. Welke dingen kunnen ingezet worden om die voeling te herstellen? Nou, ik ga dus een belangrijk middel er in gooien, die permanente peilingen over allerlei mogelijke onderwerpen, om te kijken wat mensen daar van vinden. En het is een instrument wat je in kan zetten, omdat het onszelf niet genoeg lukt om die voeling te houden. Hoe gaat dat in z'n werk? Ze peilen. Ze beginnen met een nulmeting, waarbij allerlei mogelijke onderwerpen de revue passeren en die herhaal je na een half jaar en na een jaar. En zo zie je of er trends zijn. Wat op komt en afvalt. Wat de grootste ergernissen zijn. Dat komt er allemaal uit. Dat is in feite wat Tony Blair en Bill Clinton hebben gedaan. Die deden dat voor politiek gewin. Wij doen dat a. om er achter te komen wat er in de samenleving speelt, b. om daar ernstig rekening mee te houden in onze journalistieke producten en c. hopen we natuurlijk dat daardoor weer meer mensen naar onze producten zullen gaan kijken. Critici zeggen dat dat gevaarlijk is. Je ziet het bij Bush. Daarom voegde ik er aan toe dat je niet alleen dat moet brengen wat mensen interessant vinden, je moet ook je eigen verantwoordelijkheid nemen. Wij vinden dingen super interessant en uit deze meting zou wel eens kunnen komen dat het de kijker geen zak interesseert. Dan moet je het ZO brengen dat het de kijker wel een zak gaat interesseren. Want als wij het belangrijk vinden, 144
vinden wij het belangrijk voor die mensen om een reden. Bijvoorbeeld omdat het ze raakt, omdat ze er last van, omdat je er profijt van kunnen hebben of omdat het van invloed is op hun leef omgeving. Weet ik veel. Het kan om allerlei manieren belangrijk zijn. Maar dan moet je het wel zo brengen, want anders haken ze af. En terecht. Het niet van bovenaf vertellen? Net wat ik jouw zeg. Als ik jou een verhaal vertel wat echt reuze interessant is. Maar ik vertel het op zo'n manier dat jij denkt ik weet niet waar het over gaat of als je dat wel weet dan interesseert het je niet. Waarom zou ik het dan vertellen. Dan moet ik het dus anders vertellen. Maar hoe weet jij dan hoe ik het wel wil horen dan? Dat weet ik niet, dat moet je proberen. Maar dat is ook je vak. Je bent zelf bezig geweest met een x aantal verhalen. Die heb je zo gemaakt dat je denkt dat mensen het interessant vinden. Je gaat dat niet zo maken dat je daar geen rekening mee houdt. Daar gebruiken wij de nieuwe hulpmiddelen bij als infografics enzo, het visueel maken. Het op een aantrekkelijke manier simpel uitleggen. Heel belangrijk. Als we dit nu eens overzien. Hoe kijk jij zelf naar journalistiek Ik houd mij eigenlijk nooit bezig met de wetenschappelijke benaderingen van journalistiek. Ik ben zo vreselijk praktisch ingesteld. Niet dat het me niet interesseert, maar het komt er gewoon niet van. Ik vind het al moeilijk om er dagelijks over na te denken hoe we het in de praktijk moeten doen. Of de kaders nog goed zijn. Of onze filters nog werken. Of de invalshoeken nog goed zijn. Of onze communicatie technieken nog goed zijn. Maar dat is allemaal praktisch. Het is meestal ook zo dat achteraf een stroming wordt geconstateerd. Nooit vooraf. Eerlijk gezegd, ik vind het zo'n gelul.
145
Maar je zegt, de antennes moeten scherper. TNS NIPO is daar een middel voor… Ja, en mensen opzoeken of ze hier naar toe laten komen zou ook een middel kunnen zijn. Het is allemaal een middel. Wie komen er, vertegenwoordigen ze wat. Dan huur je ergens een zaaltje in Appelscha, onder de noemer van RTL komt naar u toe. Daar komen dan dertig mensen opdraven en dat zijn de politiek geëngageerde. Je moet er niet vanuit gaan dat dat wat je daar doet de mening is van de gemiddelde Nederlander. Daar heb ik dus TNS NIPO voor. De nieuwe communicatie middelen, internet, kan je die ook inzetten om signalen uit de samenleving weer op te vangen? Nou, door de nieuwe mogelijkheden is het contact met de kijker wel toegenomen. Mensen mailen zich suf. Dit of dat is niet goed. Alleen dat is maar een heel beperkt deel van … Voel jij je geraakt door de kritiek op de journalistiek. Voel jij je daar door aangesproken. Je moet er zeker wel naar luisteren. Het is wel vaak dom geklets. Maar naar serieuze kritiek moet je heel goed luisteren en voor je zelf nagaan wat deugt er van en wat deugt er niet van. Ik heb vanmiddag, met een groepje hoofdredacteuren, een gesprek met de minister president en de ministers Donner en Remkes, die vinden dat de journalistiek haar verantwoordelijkheid verkeerd oppakt. Te negatief publiceert. Dat is dus interessant. Daar moet je naar luisteren. Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar aanhoren waarom zij dat vinden. Daar moet je met open vizier naar toe gaan. Misschien hebben zij voor een deel wel gelijk, want er zijn ook positieve ontwikkelingen. Maar ze moeten de handschoen ook zelf oppakken. Als er een instituut is wat slecht communiceert, dan is het de overheid wel. Als je nu kijkt naar hoe dit kabinet de bezuinigingen hebben gecommuniceerd. Echt zo schandalig slecht. Vervolgens loop een samenleving te hoop. Daar berichten wij natuurlijk over. Het zou wel feest zijn als we dat niet zouden doen. Maar krijgen wij nu het 146
verwijt dat we negatief zijn. Donder toch op zeg. Had duidelijk gemaakt dat onze kinderen geen goed onderwijs of gezondheidszorg meer kunnen krijgen als wij zulke gigantische bedragen blijven uitgeven. Dus dat die hervormingsslag uitgevoerd moet worden, omdat ander de samenleving het putje in gaat… Althans, dat is wat ze zeggen. Doe dat, keer op keer op keer! Dat zal ik ze zeker vertellen. RTL over tien jaar. Wat zal hier gaan veranderen. Dat is heel lastig. Dat heeft ook te maken met de technische ontwikkelingen ook. Als mensen straks over dusdanige apparatuur beschikken, dat ze ieder moment van de dag gewoon nieuws tot zich kunnen nemen, moeten we ons daar op aanpassen. RTL-Z loopt daarop vooruit. Internet, heel belangrijk. Ik denk dat in de toekomst dezelfde uitingsvormen houdt, alleen de kwantiteit, dat weet ik niet. Misschien dat de kijkers van het hoofdbulletin zich gaan verspreiden over 24 uur nieuwskanalen, mobiele telefoon services, nieuwsbrieven. Ik denk niet dat er minder mensen komen, maar het bereik zal anders zijn. Dat kan je niet voorspellen. Dan wordt het de vraag hoe je daar op in speelt. Internet is een geweldig medium, maar commercieel schiet het nog geen donder op. We zijn een commercieel bedrijf dus moeten we wel kijken naar hoe we die tent draaiende houden. Dat zie je bij kranten gebeuren, die te weinig advertentie inkomsten en abonnementsgelden hebben. Als daar geen geld binnen komt, houdt het op. Dat geldt voor ons ook. We moeten er dus voor zorgen dat we wel die inkomsten stromen krijgen die onze nieuwsorganisatie overeind houden. Inspelen op de nieuwe ontwikkelingen, voor zover financieel economisch haalbaar. Je had het ook over het belang van de kwaliteit van het nieuws. Ja, dat vind ik ONTZETTEND belangrijk. EditieNL, die heeft de wat meer populaire onderwerpen. Maar de kwaliteitsvraag is geen andere dan voor RTL-Nieuws. Als je te weinig kwaliteit brengt bij EditieNL, sla je de plank volledig mis. Alleen de verpakking is anders en de onderwerpkeuzes. Het
147
moet kwaliteit zijn. Het niveau van je informatievoorziening moet hoog zijn en aanvullend op het andere nieuws. Heb je andere opties voor de toekomst. Het nieuws op een andere manier, maar kwalitatief. Je investeert al erg veel in research. Dat is ook een van je paradepaartjes. Ik vind het echt ONGELOFELIJK belangrijk. Uit meerdere oogpunten. Om de dingen die door de dag journalisten niet worden opgepikt toch in je nieuws op te nemen. Daar heb je meer tijd voor nodig. Het is ook belangrijk om je nieuwsvoorziening een eigen gezicht te geven. Is het ook een taak van de research om die antennes weer uit te zetten? Nee, niet perse. Dat laatste is een beperkt deel. Dat is namelijk een positief uitvloeisel van dat je je werk goed doet. Jij hebt tijdens je stage niet alleen rapporten opgehaald. Je hebt met heel veel mensen gesproken, heel veel informatie gekregen en daar kwamen ideeën uit voort. Die gesprekken herstellen wel het contact. Dat kan je van de nieuwsdienst minder verwachten, maar ogen en oren openhouden moet echt meer. Ga er maar heen en signaleer en verbaas jezelf. Maar ik zit ook met commerciële factoren en dus beperkte middelen. Dat vind ik wel eens heel erg jammer.
148