Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................. 4
1.
2.
3.
Strategisch kader ......................................................................................... 5 1.1
Aanleiding ................................................................................................ 5
1.2
Strategische doelstelling ............................................................................ 6
1.3
Uitgangspunten ......................................................................................... 6
1.4
Strategische partners ................................................................................ 7
Veiligheid in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg ......................... 8 2.1
De veiligheidsanalyse................................................................................. 8
2.2
Veilige woon- en leefomgeving .................................................................... 8
2.3
Bedrijvigheid en veiligheid .........................................................................10
2.4
Jeugd en veiligheid ...................................................................................12
2.5
Fysieke veiligheid .....................................................................................13
2.6
Integriteit en veiligheid .............................................................................15
2.7
Vervolg ...................................................................................................16
Prioriteiten ................................................................................................. 17 3.1
Proces ....................................................................................................17
3.2
Uitkomsten prioriteitensessie .....................................................................17
3.3
Prioriteiten 2013-2016 ..............................................................................19
3.3.1
Woninginbraken ....................................................................................20
3.3.2
Geweldsmisdrijven ................................................................................23
3.3.3
Alcoholgebruik onder jongeren ................................................................25
3.3.4
Georganiseerde criminaliteit – gemeente Geertruidenberg ..........................28
3.3.5
Verkeer en veiligheid – gemeente Drimmelen ...........................................31
3.3.6
Jeugdoverlast – gemeente Drimmelen .....................................................33
3.4 4.
Overige thema’s .......................................................................................36
Overige strategische thema’s ..................................................................... 37 4.1
Algemene omschrijving .............................................................................37
4.2
Beschrijving thema’s.................................................................................37
4.2.1
Drugsgebruik onder jongeren .................................................................37
4.2.2
Alcoholoverlast op straat ........................................................................38
4.2.4
Voertuigcriminaliteit ..............................................................................39
4.2.5
Veiligheid in de Biesbosch ......................................................................40 2
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
4.2.6
Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren ............41
4.2.7 Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie ................................................................................................41 4.3 5.
Vervolg ...................................................................................................42
Organisatorische borging ........................................................................... 43 5.1
Algemene omschrijving .............................................................................43
5.2
Integrale veiligheid binnen de gemeentelijke organisaties .............................43
5.3
Ambtelijke coördinatie ..............................................................................43
5.4
Bestuurlijke coördinatie .............................................................................44
5.5
Planning en control ...................................................................................44
5.5
Evaluatie .................................................................................................46
Afkortingenlijst Literatuurlijst
3
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Inleiding In deze nota worden de kaders geschetst voor het integraal veiligheidsbeleid binnen de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg in de periode 2013-2016. Hierin is beschreven welke veiligheidsthema’s prioriteit hebben voor beide gemeenten. Naast deze prioriteiten komen overige strategische veiligheidsthema’s aan bod. Bij zowel de prioriteiten als de overige thema’s wordt de huidige aanpak beschreven, de daarbij betrokken partijen en de strategische doelstelling die de gemeenten en de veiligheidspartners hebben gesteld. Tot slot wordt beschreven hoe de organisatorische borging geregeld is (ambtelijke- en bestuurlijke coördinatie, planning en control). De colleges van beide gemeenten leggen door middel van deze kadernota de basis voor de integrale aanpak vast: de prioriteiten worden samen met de veiligheidspartners (zie hoofdstuk 3) aangepakt door gebruikt te maken van elkaars capaciteiten, expertise, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en overige versterkende middelen. De prioriteiten en aandachtspunten die in deze kadernota zijn opgenomen, komen voort uit ‘prioriteitensessies’ die zijn gehouden met beide gemeenteraden (zie hoofdstuk 3). Alvorens deze sessies is de veiligheidsanalyse gepresenteerd en is op basis daarvan een advies gegeven over de mogelijke prioriteiten. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de veiligheidsanalyse. Het advies dat is gegeven tijdens de presentaties hebben beide raden omgezet in de definitieve prioriteiten. In beide gemeenten is gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘stickermethodiek’, die is ontwikkeld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De uitleg van deze methodiek en hoe deze in beide gemeenten is toegepast, staat omschreven in hoofdstuk 3. De titel van deze kadernota geeft duidelijk weer waarom de samenwerking is gezocht tussen beide gemeenten: ‘Samen staan we sterker’. Het samen sterker staan kan alleen door actieve en intensieve samenwerking met alle betrokken veiligheidspartners. Zonder inspanning van alle partijen, zijn de gestelde doelen niet realiseerbaar en heeft de kadernota niet het gewenste effect. Om de verwachtingen van de partners duidelijk te omschrijven, moet een onderscheid worden gemaakt tussen partners uit de opgestelde werkgroep (politie, woningcorporaties uit beide gemeenten, OM en de beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid en communicatieadviseurs van beide gemeenten) en schriftelijk geconsulteerde partners (o.a. Halt, jongerenwerk, RIEC, Novadic-Kentron). De partners uit de werkgroep vervullen een actievere rol. Echter wil het niet zeggen dat de inbreng/inzet van de schriftelijk geconsulteerde partners er minder toe doet. Deze kadernota is dan ook het resultaat van een gezamenlijk, integraal product waarin een gezamenlijke visie, aanpak en ambitie zijn verwoord.
Leeswijzer In hoofdstuk 1 zijn de aanleiding, strategische doelstelling en uitgangspunten beschreven met daarbij de strategische partners. Hoofdstuk 2 beschrijft de beknopte inhoud en uitkomsten van de integrale veiligheidsanalyse. Hoofdstuk 3 en 4 beschrijven respectievelijk de prioriteiten en overige strategische thema’s. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (gemeentelijke) organisatorische borging beschreven van het integraal veiligheidsbeleid. Bijlagen zijn samengevoegd in een bijgevoegd ‘bijlagenboek’.
4
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
1.
Strategisch kader
1.1
Aanleiding
Gemeenten hebben in de toekomst de regierol voor het voeren van lokaal integraal veiligheidsbeleid. Om gemeenten op weg te helpen met hun beleid heeft de VNG een handreiking ontwikkeld om op een gestructureerde manier integraal veiligheidsbeleid te ontwikkelen. Deze handreiking heet ‘Kernbeleid Veiligheid’ en is inmiddels een aantal keer vernieuwd en verbeterd. De handreiking beschrijft de regierol van de gemeenten als volgt: “het zodanig sturen, interveniëren en in stand houden van allerlei randvoorwaarden dat de diverse betrokken partijen op het terrein van veiligheid, op een effectieve manier blijven samenwerken en met elkaar een aanvaardbaar niveau van veiligheid en leefbaarheid weten te consolideren”. (Kernbeleid Veiligheid, 2010, p. 83) Landelijk gezien is deze regierol van de gemeente nog niet wettelijk vastgelegd. In augustus 2010 is een wetsvoorstel ingediend door de minister van BZK om deze regierol van gemeenten wettelijk te verankeren. Momenteel (mei 2013) ligt het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer en is het schriftelijk in behandeling. Gezien de verantwoordelijkheid van de burgemeester om de openbare orde en veiligheid te handhaven (art. 172.1 Gemeentewet), biedt deze wet een aanknopingspunt om de regierol (uit naam van de gemeente) aan te grijpen. Op lokaal niveau voeren Nederlandse gemeenten integraal veiligheidsbeleid op hun eigen manier. De gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg beschikken al geruime tijd over een eigen integraal veiligheidsbeleid, dat is opgesteld volgens de ‘oude’ methode Kernbeleid Veiligheid. Gezien de termijnen van de beleidsnota’s van beide gemeenten aflopen, hebben de colleges van beide gemeenten besloten om gezamenlijk één integraal veiligheidsbeleid te ontwikkelen. Bij het opstellen van dit beleid is gebruik gemaakt van de ‘vernieuwde’ methode Kernbeleid Veiligheid (3e herziende versie). Veiligheidsvraagstukken of -problematiek moeten integraal benaderd worden. Dit wil zeggen dat het in de breedste zin moet worden bekeken, maar wel met duidelijke afgebakende grenzen. De methode Kernbeleid Veiligheid gaat uit van vijf veiligheidsvelden die een concreet afgebakend terrein (scope) vormen om het integraal veiligheidsgebied vorm te geven. Het gaat om de veiligheidsvelden: 1) 2) 3) 4) 5)
Veilige woon- en leefomgeving Bedrijvigheid en veiligheid Jeugd en veiligheid Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid
Binnen elk veiligheidsveld worden veiligheidsthema’s onderscheiden. Op de volgende pagina treft u het schematische overzicht van de 5 veiligheidsvelden en bijbehorende thema’s. (Kernbeleid Veiligheid, 2010, p. 49)
5
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Veilige woon- en leefomgeving Sociale kwaliteit
Bedrijvigheid en veiligheid Winkelgebied
Fysieke kwaliteit
Bedrijventerreinen
Objectieve veiligheid
Uitgaan/horeca
Subjectieve veiligheid
Evenementen
Jeugd en veiligheid Overlastgevende jeugd(groepen) Criminele jeugd/individuele probleemjongeren Jeugd, alcohol en drugs
Fysieke veiligheid Verkeersveiligheid
Veilig in en om scholen
Voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing
Brandveiligheid
Externe veiligheid
Integriteit en veiligheid Radicalisering/ terrorisme Georganiseerde criminaliteit Ambtelijke en bestuurlijke integriteit
Toerisme en recreatie
Het is van belang om duidelijke kaders te schetsen en de samenwerking te zoeken met diverse partners, omdat veiligheid een veelzijdig en complex terrein is. Deze kadernota stelt beide gemeenten en de veiligheidspartners in staat om (nieuwe) instrumenten en de werkwijze effectief in te passen in de (lokale) gestelde prioriteiten en uitvoeringsprocessen. Voorbeelden hiervan zijn aansluiting bij het Veiligheidshuis Breda, alcoholmatigingsprojecten als ‘Think before you drink’, de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, toepassing van de wet BIBOB bij vergunningverlening, bewustwordingscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’, samenwerking met het RIEC en inzet van burgerparticipatie (Vliegende Brigade/buurtpreventie).
1.2
Strategische doelstelling
In de startnotitie, die is vastgesteld door beide gemeenteraden, is een gezamenlijke strategische doelstelling bepaald. Deze komt voort uit de coalitieprogramma’s van beide gemeenten. De strategische doelstelling is als volgt: “het gezamenlijk opstellen van een kadernota integrale veiligheid 2013-2016 voor de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg en hiermee de basis leggen voor een daadkrachtige integrale aanpak (met ketenpartners) van veiligheidsvraagstukken en onveiligheidsgevoelens teneinde een omgeving te creëren/behouden waarin burgers, bedrijven en bezoekers veilig kunnen wonen, werken en recreëren”. (de Gans, van 't Zand, & Verschuuren, 2012)
1.3
Uitgangspunten
Net als bij de strategische doelstelling, zijn in de startnotitie ook de uitgangspunten opgenomen voor de totstandkoming van het integraal veiligheidsbeleid (de Gans, van 't Zand, & Verschuuren, 2012): x
x x
x
Beide gemeenten voeren de regie over het veiligheidsbeleid en de samenwerking tussen interne en externe partners die betrokken zijn bij de verschillende veiligheidsvraagstukken. Elke partner kent zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheden op zijn/haar werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op veiligheidsvraagstukken en –problematiek, die spelen binnen de samenleving en zien samenwerking als belangrijk punt in het oplossen of reduceren van een bepaald veiligheidsprobleem. Niet alleen de interne en externe partners spelen een rol, maar natuurlijk ook de burgers en ondernemers. Beide gemeenten werken samen met de overige 4 gemeenten binnen het politieteam Dongemond om de aanpak van gemeentegrens overstijgende
6
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
x
x
1.4
problematiek/vraagstukken integraal aan te pakken. Het betreft hier de gemeenten Woudrichem, Werkendam, Aalburg en Oosterhout. Bij de aanpak van een veiligheidsvraagstuk of probleem worden alle relevante organisaties/personen die een rol kunnen spelen bij de aanpak (middelen, personeel, financieel, etc.), betrokken. Alvorens oplossingen of maatregelen worden bedacht en uitgevoerd voor een probleem of veiligheidsvraagstuk, wordt eerst onderzocht wat de daadwerkelijke oorzaak is van het probleem. Terughoudend moet worden omgegaan met directe ‘symptoombestrijding’ van het probleem.
Strategische partners
Strategische partners zijn organisaties, instellingen en/of personen die voor een langere periode en op diverse terreinen met elkaar afspraken maken en samenwerken. Hierbij maken alle betrokken partijen gebruik van elkaars middelen, kennis en capaciteiten om bepaalde veiligheidsvraagstukken of –problematiek aan te pakken en te tackelen. De strategische veiligheidspartners (en overlegvormen) van de gemeenten zijn o.a.: x x x x x x x x x x x x x x x
Politie Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Dongemond; Brandweer Midden- en West-Brabant, cluster Amerstreek; Openbaar Ministerie; Woningcorporaties: Goed wonen, Volksbelang en Thuisvester; Halt, regio Zeeland - West-Brabant; Novadic-Kentron; GGD en GGZ; Jongerenwerk, stichting Trema Welzijn / Surplus Welzijn; Buitengewoon opsporingsambtenaren; Veiligheidshuis Breda; Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Ondernemers Onderwijsinstellingen Interne medewerkers van beide gemeenten: verkeersdeskundigen, milieumedewerkers, beleidsmedewerkers jeugd en volksgezondheid/welzijn, coördinatoren openbare werken, communicatieadviseurs, etc.
In bijlage I van het bijlagenboek vindt u een matrix overzicht met bovenstaande partners die een betekenis hebben binnen een bepaald veiligheidsthema. De rollen die ze spelen zijn (beknopt) beschreven bij de prioriteiten in hoofdstuk 3. Concrete uitwerking van de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de partners worden beschreven in de jaaruitvoeringsplannen (JUP’s). Deze JUP’s worden ieder jaar opgesteld en vastgesteld door de colleges van beide gemeenten. Vervolgens worden ze ter informatie aangeboden aan de gemeenteraden. Op basis van informatie van de strategische partners is de veiligheidsanalyse voor beide gemeenten opgesteld. De veiligheidsanalyse vormt de basis voor deze kadernota. De belangrijkste uitkomsten van de veiligheidsanalyse staan in het volgende hoofdstuk beschreven.
7
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
2.
Veiligheid in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg
2.1
De veiligheidsanalyse
De veiligheidssituatie is in de maanden februari en maart van 2013 geanalyseerd door middel van een veiligheidsanalyse. In deze analyse zijn de uitkomsten van de Integrale Veiligheidsmonitor (2011) en recente cijfers van de politie (2009-2012) gebruikt als basisbronnen. Daarnaast zijn ook cijfers en gegevens van de brandweer, Halt, de GGD (gezondheidsprofiel/jeugdmonitor) en interne bronnen van beide gemeenten gebruikt als input voor de veiligheidsanalyse. Om deze gegevens te verifiëren (‘het verhaal achter de cijfers’), zijn diverse gesprekken gevoerd met o.a. de teamchef van politieteam Dongemond, jongerenwerk, wijkagenten, een medewerkster van Halt, de coördinator risicobeheersing brandweer en interne (beleids)medewerkers van diverse afdelingen van beide gemeenten. Geanalyseerd en gekeken is naar de verschillen en overeenkomsten tussen subjectieve en objectieve gegevens. Bij cijfermatige gegevens is gerelativeerd naar wat dit betekent voor de veiligheidssituatie of de mate van problematiek. De ‘wet van de kleine getallen’ en de beïnvloeding van cijfers spelen hierbij een belangrijke rol. Zo betekent bijvoorbeeld een stijging van 2 naar 4 vernielingen niet dat de veiligheidssituatie drastisch is verslechterd, terwijl het wel een stijging is van 100%. Daarnaast zijn cijfers beïnvloedbaar. Dit is bijvoorbeeld terug te zien bij het aantal controles die zijn uitgevoerd door de politie. Hoe meer de politie gaat controleren (op alcohol, drugs en snelheid), des te groter de kans is om bepaalde overtredingen of misdrijven aan te treffen. Ook de aandacht en publiciteit voor bepaalde onderwerpen, kunnen leiden tot een verhoging van de (meldings)cijfers. Nadat de subjectieve en objectieve gegevens zijn geanalyseerd, zijn conclusies getrokken en is vervolgens bekeken welke problemen spelen, wat de huidige aanpak is en welke beleidsversterkingen nodig zijn. De veiligheidsanalyse vormt samen met de prioriteitensessies, de basis voor het strategisch beleid in deze kadernota. In dit hoofdstuk wordt per veiligheidsveld en veiligheidsthema kort weergegeven wat de belangrijkste punten uit de veiligheidsanalyse zijn. De volledige uitkomsten van de veiligheidsanalyse zijn terug te vinden in bijlage II van het bijlagenboek. De rapportage van de analyse is vastgesteld door de colleges van beide gemeenten.
2.2
Veilige woon- en leefomgeving
Binnen dit veiligheidsveld wordt gekeken naar de alledaagse woon- en leefomgeving van bewoners. Hierbij staat de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en tussen de inwoners centraal. Dit veld bevat de volgende vier veiligheidsthema’s: sociale kwaliteit, fysieke kwaliteit, objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Al deze thema’s zijn met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar. Veiligheidsthema 2.2.1 . Sociale kwaliteit De sociale kwaliteit betreft de interactie en relaties tussen bewoners en andere aanwezige personen binnen de gemeente. Samenhangend met de sociale kwaliteit is de sociale cohesie (verbondenheid met de gemeente en de buurt). Aspecten die bij kunnen dragen aan de sociale kwaliteit zijn betrokkenheid bij de buurt, kwaliteit van relaties met buurtbewoners en informele sociale controle. Sociale kwaliteit kan negatief beïnvloed worden door woonoverlast, burenruzies, drank- en drugsoverlast en hangjongeren. Cijfers om de sociale kwaliteit te beschrijven komen voort uit politiegegevens (objectief) 8
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
het GGD gezondheidsprofiel 2011 (subjectief d.m.v. enquêtes) en de veiligheidsmonitor 2011 van beide gemeenten. Conclusies: Beide gemeenten scoren een voldoende op het gebied van sociale cohesie. Ruim 2/3 van het aantal volwassenen in beide gemeenten gaf in 2011 aan zich medeverantwoordelijk te voelen voor de leefbaarheid in de eigen buurt en gemeente. 7 op de 1000 inwoners van de gemeente Geertruidenberg geeft aan weleens ruzie te hebben gehad met de buren. Dit is een negatieve afwijking t.o.v. het regionaal gemiddelde. Ook de overlast van dronken mensen op straat wordt meer ondervonden in de gemeente Geertruidenberg (6,3%), echter is dit te verklaren door een groter aanbod van uitgaansgelegenheden (o.a. discotheek Oscars in Raamsdonkveer). Drugsoverlast wordt in beide gemeenten vrijwel niet geconstateerd. Veiligheidsthema 2.2.2 . Fysieke kwaliteit De fysieke kwaliteit binnen de gemeente heeft betrekking op de inrichting van de woonomgeving en de gevoelens daarbij van de bewoners. Hierbij wordt vooral gekeken naar de inrichting, onderhoud en beheer van de openbare ruimte. Negatieve aspecten als vervuiling, verloedering en vernielingen hebben invloed op het veiligheidsgevoel van de bewoners. Objectieve cijfers komen uit gegevens van de politie (2009-2012) en gaan over het aantal meldingen/aangiftes van vernielingen en illegale afvalverbranding. De subjectieve gegevens komen van de GGD gezondheidsprofiel 2011 en de veiligheidsmonitor 2011. Conclusies: Inwoners van beide gemeente zijn tevreden over de inrichting van hun wijk/buurt (gemiddeld 95% in 2011). Geënquêteerde in beide gemeenten geven aan dat kinderen veilig zonder begeleiding in de buurt kunnen spelen (ruim 80%). Echter mist de helft van de bevraagde inwoners in beide gemeenten een plek voor jongeren om elkaar te ontmoeten. Het missen van een dergelijke plaats leidt ertoe dat jongeren op plaatsen gaan hangen die daarvoor niet bedoeld zijn. Op sommige plaatsen ondervinden bewoners dan ook overlast van deze ‘hangjongeren’. Het aantal vernielingen in beide gemeenten is in de afgelopen jaren afgenomen, maar is nog steeds een grote kostenpost voor de overheid, ondernemers en burgers (voornamelijk rond de jaarwisseling). Veiligheidsthema 2.2.3 . Objectieve veiligheid Dit thema gaat over veelvoorkomende en geregistreerde criminaliteit. Criminaliteitsvormen zijn o.a. woninginbraken, voertuigcriminaliteit en geweldsdelicten (bedreiging, fysiek geweld, zedenmisdrijven en huiselijk geweld). Objectieve gegevens komen enkel voort uit gegevens van de politie. Conclusies: Het aantal woninginbraken is in beide gemeenten hoog (ondanks een afname in gemeente Geertruidenberg), maar is tevens een regionaal probleem. Het aantal geweldsmisdrijven is in beide gemeenten relatief laag t.o.v. de rest van de middelkleine gemeenten uit de regio West-Brabant. Beide vormen van criminaliteit maken onderdeel uit van de zogenoemde ‘HIC’ (High Impact Crimes). Deze delicten hebben een grote impact op het leven van de slachtoffers (angst, slapeloosheid, haat, agressie etc.). Het aantal fietsendiefstallen en diefstallen uit auto’s (m.n. navigatiesystemen, airbags, radio’s) is, naast de woninginbraken, relatief hoog in beide gemeenten. Veiligheidsthema 2.2.4 . Subjectieve veiligheid Het veiligheidsgevoel van bewoners is subjectief. Door middel van burgerenquêtes (o.a. verwerkt in de veiligheidsmonitor 2011 en het gezondheidsprofiel 2011) kan men deze gevoels peilen. Echter is rekening gehouden met het feit dat deze gevoelens een 9
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
momentopname zijn. Vragen die aan bewoners zijn gesteld zijn bijvoorbeeld hoe ze zich overdag en ’s avonds/’s nachts voelen op straat of in hun woning. Het functioneren en de bereikbaarheid van gemeente en politie hebben daarnaast ook invloed op het veiligheidsgevoel van de bewoners. Conclusies: De veiligheidsbeleving van de inwoners van beide gemeenten is ruim voldoende. Gemiddeld komen beide gemeenten uit op een rapportcijfer van een 7. Zowel volwassenen als ouderen voelen zich overdag het meest veilig in beide gemeenten. Gemiddeld voelt slechts 13% zich wel eens onveilig in beide gemeenten t.o.v. 17% in de rest van de regio West-Brabant. Alle gemeenten uit de regio West-Brabant beoordelen het functioneren en de bereikbaarheid van de politie onvoldoende. Eveneens wordt het functioneren van beide gemeenten als licht onvoldoende beoordeeld. De oorzaken daarvan zijn onbekend.
2.3
Bedrijvigheid en veiligheid
Binnen dit veiligheidsveld valt de veiligheidsbeleving en criminaliteit rondom recreatieve en economische voorzieningen als winkelgebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgelegenheden en recreatiegebieden. Dit veld bevat de volgende vijf veiligheidsthema’s: veilig winkelgebied, veilige bedrijventerreinen, veilige horeca en uitgaan, veilige evenementen en veilig toerisme en recreatie. Opgemerkt moet worden dat het gaat om de ‘sociale’ veiligheid die betrekking heeft op deze thema’s en niet de ‘fysieke’ (externe) veiligheid rond inrichtingen met gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen (zie veiligheidsveld 2.4 ‘Fysieke veiligheid’). Veiligheidsthema 2.3.1. Veiligheid winkelgebieden Dit thema heeft betrekking op het aantal winkeldiefstallen en –inbraken. Verschil wordt gemaakt tussen incidenten met of zonder geweld. Er zijn in beide gemeenten geen grootschalige winkelgebieden, maar kleinschalige groeperingen van winkeliersbedrijven. Conclusies: Lokale winkels (kleding, elektronica, supermarkten etc.) zijn in beide gemeenten over het algemeen gevestigd in winkelstraten. Alleen Raamsdonkveer kent een kleinschalig winkelcentrum genaamd “Het Anker‟. Grootstedelijke problematiek rondom winkelcentra (parkeerproblemen, hangjongeren en – ouderen, en zwervers) kent men niet of in mindere mate. Het aantal meldingen van winkeldiefstallen is in de gemeente Geertruidenberg (43 in 2012) hoger dan in de gemeente Drimmelen (10 in 2012). Veiligheidsthema 2.3.2. Veiligheid bedrijventerreinen Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de werkgelegenheid. De inrichting van deze terreinen, maar ook vormen van criminaliteit, kunnen invloed hebben op de veiligheid van deze terreinen. Diverse aspecten zijn o.a. inbraak, diefstal en overvallen op bedrijven en kantoren. Aspecten als verkeersveiligheid, brandveiligheid en externe veiligheid worden behandeld in veiligheidsveld 4: ‘fysieke veiligheid’. Conclusies: Beide gemeenten kennen veel bedrijvigheid. In totaal zijn er 11 bedrijventerreinen in beide gemeente, waarvan de grootste in Raamsdonkveer (Dombosch I en II) en Made (Brieltjenspolder). Vooral bij deze grotere terreinen nemen de ondernemers het heft in handen om criminaliteit gezamenlijk te bestrijden. Het aantal meldingen van bedrijfs/kantoor inbraken in beide gemeenten is afgenomen. In 2012 zijn het aantal diefstallen uit een bedrijf/kantoor gestegen.
10
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Deze aantallen zijn niet schrikbarend hoog te noemen t.o.v. het totaal aantal bedrijven dat in beide gemeenten aanwezig is. Veiligheidsthema 2.3.3. Veiligheid horeca en uitgaan Onveiligheid en overlast rondom uitgaan en horeca komt vaak voor. Vormen van overlast zijn vernielingen, bedreigingen en uitgaansgeweld. Dit kan leiden tot onveiligheidsgevoelens van stappers, ondernemers en omwonenden. Verder kan het leiden tot gezondheidsrisico’s door overmatig alcohol- c.q. drugsgebruik. De mate van overlast en criminaliteit kan per week verschillen, maar kan ook structureel elke week dezelfde vormen hebben. Conclusies: In beide gemeenten kent men geen massaal en uitgebreid uitgaansleven, zoals men dit in Brabantse steden als Breda, Oosterhout en Tilburg wel heeft. Het merendeel van de jongeren en volwassenen gaat in deze steden stappen. Raamsdonkveer kent wel een discotheek waar jongeren uit omliggende gemeenten naar toe trekken (discotheek Oscars). Incidenten als vernielingen en geweldsdelicten tijdens het uitgaan, worden in de politiecijfers niet beschreven als bijvoorbeeld ‘uitgaansgeweld’ of ‘uitgaansvernielingen’. Uit politierapportages is echter wel te herleiden of het gaat om incidenten die plaats hebben gevonden voor-, tijdens- en na het uitgaan. Het aantal meldingen van geluidsoverlast valt in beide gemeente mee en zijn te verklaren. Ook voelt ruim 98% van de bewoners in beide gemeenten zich veilig op plaatsen rondom uitgaansgelegenheden. Veiligheidsthema 2.3.4. Veiligheid evenementen Het aantal evenementen is in de loop der jaren sterk toegenomen. Daarnaast bezoeken steeds meer mensen evenementen in hun vrije tijd. Naast alle positieve aspecten van evenementen brengen ze ook risico’s met zich mee. Bekende risico’s zijn o.a. brand, veranderende weersgesteldheid, verkeerstromen, verdringing/paniek in menigten, geweld en diefstal en de gezondheidsrisico’s door alcohol/drugs/uitputting. Organisatoren, gemeenten en hulpdiensten zijn genoodzaakt goed met elkaar samen te werken om de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij het verlenen van de evenementenvergunning worden daarom duidelijke afspraken gemaakt waaraan elke partij moet voldoen. Conclusies: Beide gemeenten kennen jaarlijks een groot aantal evenementen. De meeste vallen onder de categorie klein of middelgroot. Voor elk evenement moet een vergunningsaanvraag of melding worden gedaan bij de gemeente. De meest voorkomende problemen die bewoners ondervinden bij evenementen zijn geluidsoverlast en verkeersproblemen. Echter is het aantal meldingen van geluidsoverlast door maatschappelijke acceptatie in beide gemeenten nihil. Carnaval is een noemenswaardig evenement, omdat dit in beide gemeenten uitbundig gevierd wordt. Naast de positieve kanten van carnaval zijn er ook negatieve aspecten als openbare dronkenschap (vooral onder jongeren) en het toenemende aantal woninginbraken tijdens deze dagen. Veiligheidsthema 2.3.5. Veiligheid toerisme en recreatie Dit thema heeft betrekking op onveilige situaties die zich voordoen in en rondom recreatie- en natuurgebieden. Verschillende vormen van criminaliteit die zich kunnen voordoen zijn: diefstal uit of van vaartuigen, geweldplegingen, overlast, vernieling, milieuvervuiling, alcoholgebruik, etc. Omdat er beperkt zicht is op bepaalde omvangrijke en moeilijk toegankelijke gebieden (o.a. Nationaalpark de Biesbosch), is het niet mogelijk uitspraken te doen over bepaalde vormen van problematiek en/of criminaliteit. 11
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Enkel bekende politiecijfers kunnen een objectieve uitspraak geven over de mate van problematiek of criminaliteit. Conclusies: In beide gemeenten is veel te doen voor dagjesmensen en toeristen. Er zijn verschillende bezienswaardigheden en activiteiten die men kan doen als fietsen, wandelen, varen, waterrecreatie en zwemmen. Het grootste recreatie- en natuurgebied is de Biesbosch. Dit omvangrijke gebied (meer dan 9.000 hectare) is afgelegen van de bewoonde wereld (omringd door water). Veiligheidspartners geven aan dat er nauwelijks zicht is op wat zich afspeelt in dit gebied. Coördinatie over dit nationaal park is belegd bij het Parkschap. Vaartuigcriminaliteit komt in beide gemeenten in mindere mate voor en vindt vooral plaats bij havens. Hierbij wordt het hele vaartuig gestolen of bepaalde onderdelen (motoren, waterpomp, brandstof en andere voorwerpen). Vaartuigcriminaliteit is voor beide gemeenten een aandachtspunt.
2.4
Jeugd en veiligheid
Dit veiligheidsveld heeft betrekking op de veiligheid van jongeren en de onveiligheid die door jongeren gecreëerd wordt, zowel thuis, op straat, op en rondom scholen en tijdens het uitgaan. Thema’s in dit veiligheidsveld zijn overlastgevende jeugdgroepen, criminele jeugd/individuele probleemjongeren, alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en veiligheid op en rondom scholen. Veiligheidsthema 2.4.1. Overlastgevende jeugdgroepen Elke gemeente heeft zijn eigen jeugdgroepen. (Groepen) jongeren hebben net als iedereen de vrijheid om te bewegen, zich te vermaken en te recreëren in de openbare ruimte. Ze moeten zich houden aan de regels die gelden binnen de gemeente (APV). Dit thema heeft betrekking op het overtreden van de regels en het veroorzaken van overlast door jongeren (vernielingen, geluidsoverlast, intimidatie, geweldsincidenten, alcohol- en drugsgebruik). Veel van deze problemen hebben invloed op het veiligheidsgevoel en de leefbaarheid in de buurt. Conclusies: Beide gemeenten hebben hun eigen jeugdgroepen. Deze zijn volgens de Beke-shortlistmethodiek gecategoriseerd. In sommige gevallen kan de shortlistmethodiek niet goed worden toegepast op een bepaalde jeugdgroep. Momenteel wordt regionaal gekeken hoe men de shortlistmethodiek beter kan toepassen. De samenstelling en categorie van de jeugdgroepen wil nog weleens wisselen of ‘opschalen’, en dus moet gekeken worden naar één vastgestelde aanpak per categorie jeugdgroep. De jeugdgroepen worden geïnventariseerd door de politie en aangevuld door jongerenwerk en gemeenten. Het aantal meldingen van jeugdoverlast (lawaai, vervuiling, vernielingen, pesterijen etc.) is in beide gemeenten hoog (2012: 140 in gemeente Geertruidenberg en 84 in de gemeente Drimmelen). Objectief gezien betreft het een klein percentage van het aantal jongeren dat in de gemeenten deze overlast veroorzaakt. De tolerantiegrenzen van overlastmelders spelen bij deze hoge aantallen een belangrijke rol. Veiligheidsthema 2.4.2. Criminele jeugd/individuele probleemjongeren Bij dit thema staan individuele (criminele) probleemjongeren centraal. Criminele jongeren zijn jongeren die meerdere keren een misdrijf hebben gepleegd of een procesverbaal (minimaal 10) hebben gehad, de zgn. ‘veelplegers’. Deze jongeren zorgen voor veel problemen binnen een gemeente. Zo kunnen ze verantwoordelijk zijn voor woninginbraken, diefstallen, geweldplegingen, intimidatie, drugshandel, overlast etc. Criminele jongeren kunnen andere jongeren (‘meelopers’) in de gemeente meetrekken in hun gedrag en criminele activiteiten. 12
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Conclusies: In beide gemeenten zijn geen criminele jeugdgroepen actief. Wel zijn diverse jongeren in de afgelopen jaren in aanraking gekomen met politie, Halt en/of justitie. Individuele (criminele) jongeren worden besproken in het Justitieel Casus Overleg (JCO’s) in het Veiligheidshuis Breda. Alle veiligheidspartners en zorginstellingen sluiten hierbij aan en bedenken een aanpak gericht op de jongeren en hun omgeving. Veiligheidsthema 2.4.3. Jeugd, alcohol en drugs Bij dit thema wordt het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren behandeld. Jongeren verkennen hun grenzen en experimenteren daarbij door alcohol en drugs te gebruiken. Zorgpartners zoals de GGD en Novadic-Kentron, maken zich met name zorgen over de trend dat jongeren steeds vaker, steeds meer en op steeds jongere leeftijd alcohol drinken. Binnen dit thema vallen onder meer de signalen van indrinken, hinderlijk gebruik van alcohol in de openbare ruimte en eveneens het gebruik van drugs. Conclusies: Alcoholgebruik onder jongeren is in beide gemeenten (ruim 58%) hoger dan in de rest van de gemeenten in West-Brabant (52%). Vooral het aantal jongeren dat op 14-15 jarige leeftijd is begonnen met drinken is fors toegenomen. Het aantal 12-13 jarigen dat op die leeftijd begint met drinken is positief afgenomen. Het percentage ‘binge-drinkers’ (meer dan 6 glazen alcohol per gelegenheid) is in beide gemeenten hoger (35% gemiddeld) dan in de rest van de gemeenten in West-Brabant (28%). Het softdrugsgebruik onder jongeren ligt met 3% net boven het West-Brabantse gemiddelde van 2%. De aanpak van alcoholgebruik onder jongeren is in beide gemeenten een prioriteit. Alcoholgebruik op straat (door jongeren) verdient de komende jaren de nodige aandacht. Drugsgebruik komt in beperkte mate voor, maar blijft een belangrijk aandachtspunt. Veiligheidsthema 2.4.4. Veiligheid in en om scholen Scholen zijn, naast de opvoeding thuis, de basis voor het vormen en ontwikkelen van het kind. Op school kan het soms ook onveilig zijn. Veiligheidsproblemen op en rond school zijn pesten, spijbelen, intimidatie, geweld, diefstal, vernielingen en verkeersonveiligheid. Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van het personeel, leerlingen en bezoekers. Om de veiligheid te vergroten is er een samenwerkingsverband in de vorm van ‘Convenant Veilige school’. Hierbij hebben gemeenten, politie, OM, Halt en alle onderwijsinstellingen in de gemeenten Dongen, Drimmelen, Gilze en Rijen, Geertruidenberg en Oosterhout afspraken gemaakt en deze ondertekend in het convenant. Conclusies: Op basis van de GGD gezondheidsprofielen 2011 van beide gemeenten, kan geconcludeerd worden dat er geen noemenswaardige problemen zijn. Het spijbel- en pestgedrag ligt in beide gemeenten rond het gemiddelde van de rest van de gemeenten in West-Brabant. Daarnaast zijn de afspraken in het “Convenant veilige school‟, in 2012 opnieuw bevestigd en ondertekend.
2.5
Fysieke veiligheid
De eerste 3 veiligheidsvelden hebben met name betrekking op ‘sociale’ veiligheidsthema’s. Dit veiligheidsveld gaat over ‘fysieke’ veiligheid, wat vooral gericht is op de risico’s die bedrijven en instellingen met zich mee kunnen brengen en de gevolgen daarvan. Thema’s die vallen binnen dit veld zijn: verkeersveiligheid, brandveiligheid, externe veiligheid (opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen) en de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing.
13
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Veiligheidsthema 2.5.1. Verkeersveiligheid Verkeersveiligheid heeft betrekking op de veiligheid van verkeersdeelnemers, de inrichting van de infrastructuur en verdere activiteiten in de aangrenzende omgeving (scholen, speelgelegenheden, woningen etc.). De veiligheid wordt beïnvloed door de fysieke infrastructuur (drempels, 30 km-zones, wegversmallingen, verkeerslichten etc.) en het rijgedrag van verkeersdeelnemers. Onderwerpen hierbij zijn o.a. verkeersongevallen, verlaten van het plaats ongeval, te hard rijden, rijden onder invloed (alcohol en drugs) en agressief rijgedrag. Conclusies: het aantal verkeersdoden in beide gemeenten is nihil. Het aantal ongevallen met letsel lag in de gemeente Drimmelen gemiddeld rond de 30 per jaar en in de gemeente Geertruidenberg was dit aantal gedaald van 52 in 2011 tot 22 in 2012. Daarnaast is het aantal materiële schademeldingen dalend, maar nog wel vrij hoog (gemeente Geertruidenberg gemiddeld 150 meldingen en gemeente Drimmelen 90 meldingen). Eveneens is het aantal meldingen verlaten plaats ongeval hoog in beide gemeenten (wegrijden na het veroorzaken van en ongeval/materiële schade zonder het slachtoffer te helpen of de schade te melden). Het aantal meldingen ligt ruim boven de 100 per jaar voor beide gemeenten. Rijden onder invloed van alcohol ligt gemiddeld rond de 40 aanhoudingen per jaar. Zoals eerder is aangegeven kan de politie deze aantallen beïnvloeden door bijvoorbeeld meer alcoholcontroles uit te voeren of te surveilleren. Veiligheidsthema 2.5.2. Brandveiligheid Dit thema heeft betrekking op brandveiligheid van gebouwen, zoals woningen, horecaondernemingen, tijdelijke bouwwerken (evenementen), instellingen en bedrijven. Om de brandveiligheid van deze gebouwen goed te waarborgen ziet de brandweer toe op preventie (gebruiksvergunning, -melding en controles), geeft voorlichting aan doelgroepen en bereid men zich voor op de bestrijding van incidenten en calamiteiten. Conclusies: Beide gemeenten en de brandweer lopen op schema voor wat betreft het aantal brandveiligheidscontroles. De brandweer in beide gemeenten rukt regelmatig uit voor hulpverleningsdiensten (technische hulpverlening, zoals losknippen van verkeersslachtoffers) en in mindere mate voor brandbestrijding. Vooral de aangrenzende snelwegen A27 en A59 hebben invloed op het aantal hulpverleningsuitrukken. Veiligheidsthema 2.5.3. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over de risico’s die de opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen met zich meebrengt. Bij dit thema is geïnventariseerd hoeveel risicovolle bedrijven, kwetsbare objecten en bedrijven die vallen onder de wet Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO-bedrijven), aanwezig zijn binnen de gemeente en of hier bijzonderheden/problemen mee zijn geweest. Conclusies: Beide gemeenten beschikken over een extern veiligheidsbeleid/visie en voeren dit beleid uit. Het aantal risicovolle bedrijven/objecten in beide gemeenten ligt rond de 30 (LPG- tankstations of propaan tanks bij boerderijen). Kwetsbare objecten (onderwijsinstellingen, verzorgingstehuizen, publieksgebouwen, etc.) zijn er binnen de gemeente Drimmelen het meeste, met 58 objecten. In de gemeente Geertruidenberg kent men 32 kwetsbare objecten. De gemeente Geertruidenberg kent 2 BRZO-bedrijven. Bij beide inrichtingen is de provincie Noord-Brabant vergunningverlener en toezichthouder. De rampenbestrijdingsplannen van beide inrichtingen zijn actueel.
14
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Veiligheidsthema 2.5.4. Voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing Gemeenten, operationele diensten (politie, brandweer en de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio), de gemeenschappelijke meldkamer en defensie, maken tijdens rampen en crises deel uit van de Veiligheidsregio Midden- en WestBrabant. Binnen de Veiligheidsregio bereiden alle organisaties zich individueel, maar ook multidisciplinair, voor op de bestrijding van rampen en calamiteiten. Het Regionaal Crisisplan 2012 (RCP) beschrijft de aanpak van rampen en crisis en heeft de ‘oude’ gemeentelijke rampenplannen vervangen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het onderdeel ‘Bevolkingszorg’. Conclusies: Beide gemeenten werken actief samen met de gemeente Oosterhout om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit samenwerkingsverband heet 3x Oranje. Naast het gezamenlijk opleiden, trainen en oefenen van de gemeentelijke organisatie, kan men in geval van een crisis of ramp beroep doen op elkaars personeel (burenhulp). Opleiden, trainen en oefenen van de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie (volgens het RCP 2012) staat voor 20132014 op de agenda. Het multidisciplinair oefenen met brandweer, politie en GHOR start in 2014 en wordt verzorgd door de werkgroep Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen (MDBO) van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Met de komst van het nieuwe RCP moet de gehele gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie opnieuw worden getraind en opgeleid. Voor dit proces zijn tijd en (financiële) middelen beschikbaar gesteld.
2.6
Integriteit en veiligheid
Dit veiligheidsveld is opgebouwd uit thema’s die een grote inbreuk kunnen hebben op de maatschappelijke integriteit, als wel op belangrijke regels en andere afspraken op het gebied van de veiligheid en stabiliteit binnen de samenleving. Thema’s binnen dit veiligheidsveld zijn radicalisering en terrorisme, georganiseerde criminaliteit en ambtelijke en bestuurlijke integriteit. Veiligheidsthema 2.6.1 Radicalisering en terrorisme Dit thema heeft betrekking op individuen die vervreemd raken van hun omgeving en steeds verder af komen te staan van de samenleving. Het risico is dat deze personen beïnvloedbaar zijn voor radicale of terroristische idealen, opvattingen of ideeën. Discriminatie kan hierin een belangrijke rol spelen, omdat men zich buitengesloten of niet begrepen voelt door bepaalde personen of de samenleving. Illegale praktijken betreffende radicalisering of terrorisme spelen zich vooral af achter ‘gesloten deuren’. Overheidsinstanties doen er alles aan om signalen op te vangen en daar naar te handelen. Burgers kunnen daarnaast ook een belangrijke signalerende functie hebben voor deze onderwerpen (getuigen van discriminatie, verdachte handelingen, (racistische) mishandelingen etc.). Conclusies: Het aantal klachten van discriminatie in beide gemeenten is vrijwel nihil, volgens de gemeentelijke anti-discriminatie voorzieningen. De politie en gemeenten hebben verder geen reden om aan te nemen dat radicalisering en terrorisme zich in beide gemeenten voordoen. Veiligheidsthema 2.6.2. Georganiseerde criminaliteit Georganiseerde criminaliteit houdt zich bezig met illegale praktijken in vormen als mensenhandel, witwassen, drugshandel, prostitutie, afpersing, internetcriminaliteit, moorden etc. Criminele organisaties doen er alles aan om hun praktijken te verbergen 15
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
voor de buitenwereld. Helaas komt het regelmatig voor dat illegaal verkregen vermogen geïnvesteerd wordt in legale branches, zoals woningbouw en horeca. Die vermenging van boven- en onderwereld proberen gemeenten, politie, OM, Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), Belastingdienst, woningcorporaties en andere partners te voorkomen. Verwevenheid met de bovenwereld kan voor maatschappelijke onrust zorgen. Burgers en ondernemers kunnen het slachtoffer worden van deze criminelen, maar durven niets te doen uit angst voor represailles. Criminelen wanen zich op deze manier ontastbaar. Een van de belangrijk instrument, naast de informatie-uitwisseling en het opzetten van casussen binnen het RIEC, voor gemeenten is de BIBOB-toets. Bij deze toets wordt gekeken of een vergunningsaanvrager legaal (bijvoorbeeld voor een nieuwe horecaonderneming) aan zijn financieel vermogen komt. Mensenhandel kan een onderwerp zijn binnen het RIEC-overleg, maar wordt daarnaast behandeld in het ‘Signalenoverleg Mensenhandel’, waarbij beide gemeenten zijn aangesloten. Conclusies: Criminele activiteiten kunnen door middel van bepaalde signalen (verdachte personen, voertuigen, bepaalde handelingen als een afrekening of mishandeling) bij partners binnen het RIEC in het zicht komen. Als deze praktijken aan het licht komen, springen diverse partners hierop in. Men begint met het verzamelen van alle beschikbare informatie en brengen dan een ‘casus’ in. Tijdens de casus worden activiteiten of personen nauwlettend in de gaten gehouden en onderzocht. Voor de gemeente Geertruidenberg geldt dat 1 casus in de voorbereidende fase zit voor de integrale aanpak, 1 casus zit in de onderzoeksfase en 1 casus zit in de integrale aanpak en wordt uitgevoerd. Voor de gemeente Drimmelen geldt dat zij 1 casus hebben in de voorbereidende fase. Veiligheidsthema 2.6.3. Bestuurlijke en ambtelijke integriteit Gemeenten zijn verplicht om een integriteitsbeleid te voeren. Dit houdt in dat gemeenten beleid moeten hebben met daarin opgenomen: een verplichte gedragscode, de integratie van integriteit in het personeelsbeleid en de verantwoordingsplicht van het college aan de gemeenteraad. Conclusies: Beide gemeenten beschikken over een integriteitsbeleid, maar voeren deze op hun eigen manier uit. Zo heeft de gemeente Geertruidenberg ervoor gekozen om de eed of belofte niet ceremonieel af te laten leggen, maar door middel van het tekenen van een integriteitsverklaring door alle ambtenaren. In de gemeente Drimmelen gebeurt dit nog wel ceremonieel. In beide gemeenten is en blijft integriteit een belangrijk aandachtspunt.
2.7
Vervolg
Zoals aan het begin van het hoofdstuk is aangegeven, is de veiligheidsanalyse vastgesteld door de colleges van beide gemeenten. De veiligheidsanalyse bevat, naast het beeld van de veiligheidssituatie, ook een advies aan de gemeenteraden over de te stellen beleidskaders. De gemeenteraden hebben twee functies volgens het dualisme, namelijk: 1. het stellen van (beleids)kaders en 2. het controleren van het college op de uitvoering daarvan. In het volgende hoofdstuk wordt de advisering aan beide gemeenteraden beschreven en de totstandkoming van de prioriteiten. De advisering en het vast stellen van prioriteiten, heeft plaatsgevonden door middel van prioriteitensessies. Tijdens deze sessies is de veiligheidsanalyse gepresenteerd en is vervolgens aan beide raden gevraagd om prioriteiten (kaders) te stellen voor het Integraal Veiligheidsbeleid 2013-2016. 16
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
3.
Prioriteiten
3.1
Proces
Tijdens twee onafhankelijke prioriteitensessies voor beide gemeenten hebben de aanwezige raadsleden of fracties de prioriteiten bepaald voor de komende jaren. In de gemeente Drimmelen zijn 5 prioriteiten gesteld, omdat het aantal stemmen gelijk waren bij 3 thema’s. In de gemeente Geertruidenberg zijn 4 prioriteiten gesteld, maar zijn twee prioriteiten tot één gevoegd. Het stellen van prioriteiten heeft in beide gemeenten op een andere datum plaatsgevonden. De twee presentaties van de veiligheidsanalyse deelde dezelfde opzet, maar de inhoud was afgestemd op de gemeente waar de presentatie gehouden werd. De hand-outs van deze presentaties kunt u vinden in bijlage III van het bijlagenboek. In dit hoofdstuk vindt u de gebruikte methodiek voor het stellen van de prioriteiten (stickermethodiek) en de uitkomsten van de prioriteiten per gemeente.
3.1.1 Stickermethodiek De werkwijze waarop de prioriteiten zijn bepaald, is gebaseerd op de stickermethodiek die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ontwikkeld. Raadsleden of fracties krijgen daarbij groene en oranje ‘stickers’ die ze op bepaalde onderwerpen kunnen plakken, die volgens hen of de fractie prioriteit heeft. In totaal kreeg ieder raadslid of fractie twee groene en één oranje sticker. Groene stickers gaven de prioriteiten aan die volgens de aanwezige raadsleden of fracties extra aandacht behoeven en oranje welke geen of minder aandacht nodig hebben. Aan de stickers van de fracties hing een wegingsfactor gebaseerd op het aantal zetels binnen de gemeenteraad.
3.2
Uitkomsten prioriteitensessie
Gemeente Drimmelen Op 25 april 2013 heeft de presentatie van de veiligheidsanalyse plaatsgevonden in het gemeentehuis te Made. Dit gebeurde tijdens de informatieronde waarbij raads- en burgerleden toelichting kregen en gelegenheid hadden om vragen te stellen over de analyse. De opinieronde van 2 mei 2013 is gebruikt om prioriteiten te stellen. Bij de gemeente Drimmelen is besloten per fractie te stemmen. Per fractie zijn groene en oranje stickers uitgedeeld. Aan elke fractie hangt een wegingsfactor door middel van het aantal zetels. De fracties en wegingsfactoren zijn als volgt: x x x x x x x
Lijst Harry Bakker – 6 zetels Volkspartij voor Vrijheid en Democratie – 4 zetels Combinatie Algemeen Belang – 4 zetels Partij van de Arbeid – 2 zetels Christen Democratisch Appèl – 2 zetels Groen Drimmelen – 2 zetels Groen Links – 1 zetel
17
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
De vijf prioriteiten van het integraal veiligheidsbeleid voor de periode 2013-2016 in de gemeente Drimmelen zijn: 1) 2) 3) 4) 5)
Woninginbraken; Verkeer en veiligheid; Alcoholgebruik onder jongeren; Jeugdoverlast; Geweldsmisdrijven.
Hieronder vindt u de schematische weergave van het aantal stemmen gedaan door de fracties in de gemeente Drimmelen. Veiligheidsveld 1: Veilige woon- en Leefomgeving
Veiligheidsveld 2: Bedrijvigheid en Veiligheid
Veiligheidsveld 3: Jeugd en Veiligheid
Veiligheidsveld 4: Fysieke Veiligheid
Veiligheidsveld 5: Integriteit en veiligheid
Woninginbraken
Veiligheid in de Biesbosch
Jeugdoverlast
4
Controle en toezicht op externe veiligheid
Aanpak georganiseerde criminaliteit
Geweldsmisdrijven
(geluids)overlast horeca
Alcoholgebruik onder jongeren
Opleiden, trainen en oefenen
Aanpassen BIBOB-beleid na wetswijziging
Voertuigcriminaliteit
(geluids)overlast evenementen
Verkeer en veiligheid
Functioneren van de gemeente
Aanstellen van een BOA voor handhaving Drank- en Horecawet
Aantal verdachten tussen de 12 en 24 jaar Toepassing van de Bekeshortlistmethodiek
Voortdurend aandacht voor integriteit bestuur en ambtenaren Anders, namelijk…
Drugsgebruik onder jongeren Anders, namelijk…
Verlaten plaats ongeval
14
2
4 1
4 Vernielingen (o.a. met de jaarwisseling) Dronken mensen op straat Drugsoverlast Anders, namelijk…
Diefstal vanaf/uit vaartuig Inbraken en diefstallen in kantoren/bedrijven Anders, namelijk…
4
1 2 2
10
Rijden onder invloed van alcohol
7
2
Anders, namelijk…
Gemeente Geertruidenberg Op 8 april 2013 heeft de presentatie van de veiligheidsanalyse, direct gevolgd door de prioriteitensessie, plaatsgevonden. 13 van de 19 aanwezige raadsleden hebben daarbij de groene en oranje stickers op de volgende problematiek geplakt. De vier prioriteiten van het integraal veiligheidsbeleid voor de periode 2013-2016 zijn in de gemeente Geertruidenberg: 1) Woninginbraken; 2) Geweldsmisdrijven; 3) Alcoholgebruik onder jongeren; 4) Aanpak georganiseerde criminaliteit, inclusief het aanpassen van het BIBOBbeleid na de wetswijziging. Op de volgende pagina vindt u de schematische weergave van het aantal stemmen gedaan door de individuele raadsleden. De onderstreepte thema’s zijn de gekozen prioriteiten.
18
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Veiligheidsveld 1: Veilige woon- en Leefomgeving
Veiligheidsveld 2: Bedrijvigheid en Veiligheid
Veiligheidsveld 3: Jeugd en Veiligheid
Veiligheidsveld 4: Fysieke Veiligheid
Veiligheidsveld 5: Integriteit en veiligheid
Woninginbraken
(geluids)overlast horeca
Aanpak jeugdoverlast
1
1 6
Controle en toezicht op externe veiligheid
Aanpak georganiseerde criminaliteit
(geluids)overlast evenementen
Alcoholgebruik onder jongeren
Opleiden, trainen en oefenen
Aanstellen van een BOA voor handhaving Drank- en Horecawet
Aantal verdachten tussen de 12 en 24 jaar
Verkeer en veiligheid
Functioneren en bereikbaarheid van politie en gemeenten Vernielingen (o.a. met de jaarwisseling)
Diefstal vanaf/uit vaartuig
Toepassing van de Bekeshortlistmethodiek Drugsgebruik onder jongeren
Rijden onder invloed van alcohol
Burenruzies
Winkeldiefstallen
Anders, namelijk… 1 Aanpak van overlast door scooters
Anders, namelijk…
Dronken mensen op straat
Anders, namelijk…
6
Geweldsmisdrijven
5
2
Voertuigcriminaliteit
1 1
Inbraken en diefstallen in kantoren/bedrijven
4
1
2
Aanpassen BIBOBbeleid na wetswijziging
2 1
Voortdurend aandacht voor integriteit bestuur en ambtenaren
1
Anders, namelijk…
1
Verlaten plaats ongeval
1
1
Drugsoverlast Anders, namelijk…
3.3
Prioriteiten 2013-2016
In de hierna volgende deelhoofdstukken worden de prioriteiten uitgewerkt. Aangezien beide gemeenten overeenkomende prioriteiten hebben, wordt op deze gebieden zo veel mogelijk integraal samenwerkt. Lokaal gestelde prioriteiten worden door de betreffende gemeente ‘individueel’ opgepakt. Per prioriteit wordt aangeven wat het thema inhoud, wat de hoofdlijnen zijn in de aanpak, wie de belangrijkste partners zijn en welke (algemene) doelen de gemeenten en veiligheidspartners zich stellen. Verder is gekeken naar wat de landelijke en regionale uitgangspunten zijn van de politiek en de (lokale) veiligheidspartners. De eerste drie prioriteiten zijn voor beide gemeenten hetzelfde. Gevolgd door één lokale prioriteit binnen de gemeente Geertruidenberg en twee lokale prioriteiten binnen de gemeente Drimmelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Woninginbraken; Geweldsmisdrijven; Alcoholgebruik onder jongeren; Georganiseerde criminaliteit (gemeente Geertruidenberg); Verkeer en veiligheid (gemeente Drimmelen); Jeugdoverlast (gemeente Drimmelen).
19
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
3.3.1 Woninginbraken Beschrijving ‘woninginbraken’: Landelijk - woninginbraken zijn in Nederland een probleem. Een zwaardere vorm van woninginbraken zijn de woningovervallen. Hierbij wordt vaak geweld gebruikt tegen de slachtoffers. Het aantal woningovervallen neemt weliswaar in aantal af, maar zijn onder de noemer ‘overvallen’ (andere voorbeelden zijn overvallen op geldtransporten, financiële instellingen als banken, etc.) nog steeds het hoogste in Nederland. Woninginbraken en -overvallen vallen onder de zogeheten ‘High Impact Crimes’. Slachtoffers raken getraumatiseerd of voelen zich steeds minder veilig in hun eigen omgeving of woning. Het huidige kabinet Rutte-Asscher stelt de aanpak van woninginbraken en –overvallen hoog op de agenda. (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2013) In de periode tussen 2005 en 2011 is het aantal woninginbraken toegenomen met 16%. In 2011 registreerde de politie ongeveer 108.000 diefstallen (inbraak, inclusief diefstal uit box, schuur en garage) uit woningen. Dit is een stijging van 6% vergeleken met het jaar ervoor. (van Rosmalen, Kalidien, & de Heer-de Lange, 2012) Regionaal – in het regionaal beleidsplan Zeeland-West-Brabant 2013-2014, hebben alle gemeenten in de regio aangeven dat woninginbraken, overvallen en straatroof (WOS), één van de 5 gemeenschappelijke veiligheidsthema’s is voor de periode 2013-2014. Het totaal aantal woninginbraken stijgt in de politieregio Zeeland-West-Brabant (hierna: ZWB). De politieregio ZWB is sinds begin 2013 opgedeeld in 4 districten: Zeeland, de Markiezaten, de Baronie en Hart van Brabant. Beide gemeenten vallen onder het district de Baronie. Uit een vergelijking van de nieuwe districten blijkt dat het aantal woninginbraken per 1000 woningen in de Baronie en in Hart van Brabant hoger is dan in de andere districten. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Uit een analyse van de eerste drie maanden van 2013 is gebleken dat het aantal woninginbraken in district de Baronie op 740 staat. Dit is een gemiddelde stijging van ongeveer 14% ten opzichte van 2012. (Brouwer & Igor, 2013) Lokaal – uit de politiecijfers van de periode 2009-2012 blijkt dat het aantal woninginbraken in de gemeente Geertruidenberg licht dalend is en voor de gemeente Drimmelen schommelend. Het aantal woningovervallen in 2012 was in beide gemeenten nul. Het gemiddelde aantal woninginbraken ligt in de gemeente Geertruidenberg rond de 70 per jaar. In de gemeente Drimmelen ligt dit aantal hoger, namelijk rond de 112 per jaar. Woninginbraken gebeuren vooral tijdens de “donkere maanden” (oktober t/m maart), tijdens de vakantiemaanden (juni t/m augustus) en met carnaval. (Schaap, 2013) Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016: Landelijke aanpak - de overheid (lees: gemeenten, politie, OM en andere overheidsinstanties) heeft de taak om Nederland zo veilig mogelijk te maken. Voor wat betreft de aanpak van woninginbraken, heeft de rijksoverheid middelen gekregen om enerzijds daders op te sporen (repressief) en anderzijds te voorkomen dat deze delicten worden gepleegd (preventief). Echter kan de rijksoverheid en lokale overheden niet volledig waarborgen dat deze delicten niet meer zullen voorkomen (veiligheidsutopie). Daarom moet, naast het overheidsingrijpen, maximaal worden gestreefd naar zelfredzaamheid van de burgers. Burgers verwachten hierop dat de overheid niet alleen daadkrachtig en serieus te werk gaat, maar eveneens dat ze de burgers als 20
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
gelijkwaardige partner beschouwen (‘actieve wederkerigheid’). (Homburg & Batelaan, 2005) Regionale aanpak - het regionaal beleidsplan ZWB omschrijft één integraal probleemgerichte aanpak die bestaat uit drie verschillende componenten. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Deze aanpak is eveneens gericht op de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, geweldsdelicten en jeugdproblematiek. De drie componenten zijn: 1. Een persoonsgerichte aanpak: binnen de politieregio ZWB ligt de focus vooral op ‘gelegenheidsdaders’ of ‘nieuwe veelplegers’ en slachtoffers. Deze daders gebruiken de gelegenheid om snel en gemakkelijk geld te verdienen. Individuele daders, maar ook eerder opgepakte leden van criminele bendes, worden in deze aanpak meegenomen. De aanpak van de daders wordt besproken binnen het Veiligheidshuis te Breda, waarbij zowel veiligheidspartners als zorgpartners aansluiten. Zorgpartners houden zich naast de daders ook bezig met de opvang en hulp van slachtoffers. Diverse interventies zijn: Top 100 aanpak, afnemen van crimineel vermogen en slachtofferzorg. 2. Een groepsgerichte aanpak: naast de individuele daders kan gesproken worden van georganiseerde dadergroepen. Deze groepen zijn mobiel en verplaatsen zich door het gehele land of zelfs internationaal. In sommige gevallen kunnen deze dadergroepen zich bezig houden met andere vormen van georganiseerde criminaliteit. Criminele jeugdgroepen kunnen ook verantwoordelijk zijn voor woninginbraken. Echter zijn in beide gemeenten geen jeugdbendes bekend. Interventies zijn: aanpak mobiel-banditisme, aanpak criminele jeugdgroepen die zich verplaatsen door de regio en aanpak criminele samenwerkingsverbanden. 3. Een gebiedsgerichte aanpak: de kaders voor de gebiedsgerichte aanpak wordt op regionaal niveau vastgesteld en op lokaal niveau uitgevoerd. De gebiedsgerichte aanpak richt zich hierbij op de fysieke omgevingsfactoren binnen de gemeente (lokaal). Door deze factoren (zoals veel begroeiing, donkere plaatsen als brandgangen, parken, e.d.) te beïnvloeden (snoeien, verlichting aanbrengen) wordt het voor daders moeilijker om inbraken te plegen. Binnen gemeenten wordt gekeken welke gebieden een verhoogd risico hebben op woninginbraken. Interventies die op lokaal niveau worden uitgevoerd zijn: preventieve maatregelen, bewustzijn en gedragsaanpassing van burgers en het vergroten van de heterdaadkracht door o.a. meer burgerparticipatie (Vliegende Brigade en buurtpreventie). Lokale aanpak - de kaders die geschetst worden in de regionale aanpak, worden lokaal uitgevoerd. Hierbij zetten gemeenten en partners diverse gezamenlijke en/of onafhankelijke acties uit. Diverse acties zijn: x
Het actieoverleg woninginbraken binnen de 6 Dongemond gemeenten is gestart in april 2013. Per week wordt op operationeel niveau tussen gemeenten en politie, besproken en gekeken naar het aantal woninginbraken. Vervolgens wordt afgewogen of er acties noodzakelijk zijn vanuit de politie, gemeente of burgerparticipatie. De eerste acties staan gepland en worden door de partners uitgevoerd. Acties worden binnen het overleg geëvalueerd en bij positief resultaat voortgezet.
21
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 x
x x
Inzet van burgerparticipatie in de gemeente Drimmelen. Dit burgerinitiatief heet de Vliegende Brigade. Leden van de Vliegende Brigade krijgen geanonimiseerde informatie van de politie, waarna ze gericht kunnen kijken naar eventuele verdachte situaties en deze vervolgens melden aan politie en/of gemeente (personen, voertuigen, etc.) Bewustwordingsacties, zoals het adverteren in de lokale krant, flyers verspreiden, voorlichtingsbijeenkomsten en oefenen met de leden van de Vliegende Brigade. Opzetten van buurtpreventie in de gemeente Geertruidenberg. Begin april 2013 is met partners (politie, wooncorporatie) een start gemaakt om de mogelijkheden te bekijken voor buurtpreventie. Dit initiatief wordt in 2013 verder ontwikkeld en uitgezet. Buurtpreventieteams zijn net als leden van de Vliegende Brigade, de ogen en oren binnen de buurt/wijk en hebben een signalerende en meldende functie richting politie en gemeente.
Partners in de aanpak: x Gemeenten (regierol in het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsbeleid, veilig maken en houden van de openbare ruimte, voorlichting geven en communiceren richting de burgers); x Politie (opsporing van daders, de heterdaadkracht vergroten, ‘samenwerking’ met burgers, voorlichting geven over woninginbraken, meldingsbereidheid en de pakkans vergroten); x OM (straffen van daders, met name sterk betrokken bij de ‘veelplegers aanpak’) x Woningcorporaties (maatregelen nemen bij huurwoningen, als het toepassen van het Keurmerk Veilig Wonen en het veilig maken van bijvoorbeeld brandgangen); x Veiligheidshuis Breda (‘veelplegers aanpak’, Persoonsgebonden Aanpak (PGA) WOS in samenwerking met alle veiligheidspartners); x Burgerinitiatieven (Vliegende brigade: signalerende en meldende functie en vormen de ogen en oren binnen de wijk/buurt); x Burgers (zelfredzaamheid vergroten door goede beveiligingsmaatregelen te treffen en bewust te zijn van de risico’s en onregelmatigheden). Doelstelling 2016: Landelijke doelstelling - minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft afspraken gemaakt met politie, OM en andere partijen om de komende jaren de aanpak van woninginbraken te verbeteren. De landelijke doelstelling voor de komende jaren (tot 2017) is om het aantal woninginbraken met 30% te verlagen tot 65.000. In 2011 werden ongeveer 88.760 woninginbraken geregistreerd. Dit aantal is in 2012 gestegen met 2,6% tot ongeveer 91.150 inbraken. In één derde van de gevallen kan gesproken worden van poging tot inbraak. Kortom, de landelijke doelstelling is om het huidige niveau van woninginbraken te verlagen en het ophelderingspercentage te verhogen. (Rijksoverheid, 2013) Regionale doelstelling - regionaal heeft men als doel gesteld om het aantal High Impact Crimes (HIC – o.a. woninginbraken, overvallen, straatroof en geweldsdelicten) te verlagen met 25% in 2014 (peiljaar is 2009). Zowel preventieve als repressieve acties zullen hieraan bij moeten dragen. Het verdachtenratio (pakkans) van de WOS-feiten (woninginbraken, overvallen en straatroof) moet in 2014 37,5% zijn. Het verdachtenratio moet niet in verband worden gebracht met het oplossingspercentage, omdat dit percentage niet landelijk is vastgesteld. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)
22
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Lokale doelstelling – de landelijke en regionale doelstellingen worden zo veel mogelijk lokaal nagestreefd. Naast het repressief opsporen en strafrechtelijk vervolgen van de inbrekers door de politie en justitie, wordt de nadruk gelegd op preventieve acties. Het doel is om in de komende jaren de bewustwording en zelfredzaamheid van de inwoners in beide gemeenten te vergroten en de kans om slachtoffer te worden van een woninginbraak verkleinen. Acties en interventies om dit doel te bereiken worden besproken in het ‘actieoverleg woninginbraken’, waarvan de 6 Dongemond gemeenten en de politie deel uit maken.
3.3.2 Geweldsmisdrijven Beschrijving ‘geweldsmisdrijven’: Landelijk – uit de landelijke veiligheidsmonitor 2012 blijkt dat 2,6% van de Nederlanders in 2012 slachtoffer is geweest van een geweldsdelict. In de meeste gevallen was er sprake van bedreiging. Mannen zijn vaker slachtoffer dan vrouwen. De meeste slachtoffers vallen binnen de leeftijdscategorie 15-24 jaar (5%) en slechts 1% in de categorie 65-plussers. Stedelingen zijn daarnaast ook vaker slachtoffer van geweld dan mensen in weinig of niet stedelijke gebieden. Geweldsmisdrijven worden onderverdeeld in de categorieën: mishandeling, bedreiging en geweld met seksuele bedoelingen. Ruim 1,5% van de Nederlanders werd in 2012 slachtoffer van een (gewelddadige) bedreiging. Iets minder dan 1% is slachtoffer geweest van een mishandeling en slechts 0,2% is geconfronteerd met geweld met een seksuele bedoeling. (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013) Regionaal – de landelijke veiligheidsmonitor 2012 heeft eveneens het slachtofferschap van geweldsdelicten per politieregio geanalyseerd. Het percentage slachtoffers in de ‘oude’ politieregio Midden- en West-Brabant lag net iets onder de 3%, maar is hoger dan het landelijk gemiddelde. In het regionaal beleidsplan ZWB 2013-2014 heeft men geweld gespecificeerd in uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak (VPT). Deze drie specifieke geweldsvormen zijn regionale prioriteiten. Geweld behoort tot de High Impact Crimes (HIC) en ongeacht de vorm en mate, grijpt elk geval enorm in op het slachtoffer en zijn/haar omgeving. (Politie Zeeland-WestBrabant, 2012) Lokaal – het aantal geweldsmisdrijven is in beide gemeenten relatief laag t.o.v. de rest van de middelkleine gemeenten in de regio West-Brabant. Het aantal mishandelingen was in 2011 (zowel eenvoudig als zwaar) in de gemeente Drimmelen het laagst (2,2 per 1000 inwoners) en in Geertruidenberg gemiddeld met de rest van de regio West-Brabant (3,9 per 1000 inwoners). Het aantal zedenmisdrijven is in beide gemeenten laag. Voor wat betreft het aantal bedreigingen lag het aantal de afgelopen jaren gemiddeld rond de 41 meldingen in de gemeente Geertruidenberg en rond de 31 meldingen in de gemeente Drimmelen. Ondanks de relatief lage aantallen van deze vormen van geweldsmisdrijven is elk daarvan één te veel. (Schaap, 2013)
23
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016: Regionale aanpak – in het regionaal beleidsplan ZWB wordt geweld opgedeeld in expressief (primair) en instrumenteel (secundair) geweld. Instrumenteel geweld wordt gezien als ‘ondersteuning’ voor het plegen van andere delicten, zoals overvallen, straatroven, gedwongen prostitutie, afpersing etc. Expressief geweld zijn geweldsdelicten waarmee de gewelddadige handeling vanuit emotie wordt gepleegd. Bij dit thema wordt enkel gekeken naar expressief geweld. Voor wat betreft de regionale aanpak gaat men uit van drie uitgangspunten. x
x
x
Integratie van instrumentarium - Alle betrokkene partijen stemmen onderling af op welke wijze preventieve en repressieve interventies gezamenlijk worden uitgezet. Daarbij kijken ze niet naar incidentiele geweldsdelicten, maar naar vergelijkbare ‘events’ met een verhoogd geweldsrisico. Dit is bijvoorbeeld bij horeca-avonden, evenementen, voetbalwedstrijden, toeristische attracties, etc. Harmonisering van bestaand beleid en aanpak - Alle partners worden integraal betrokken bij het opstellen van één gezamenlijk aanpak binnen beide gemeenten. Het hebben van een eenduidige doelstelling/visie zal de effectiviteit en efficiency bevorderen. Motto is “leren en lenen van elkaar”. Samentrekken van bestaande ervaring, kennis en expertise - Als middelkleine gemeenten moet zo veel mogelijk de krachten worden gebundeld en gebruik worden gemaakt van de aanwezige ervaring, kennis en expertise van andere partners of organisaties. Zodoende kan men samen een vuist vormen en de aanpak van geweldsrisico’s professioneel uitvoeren. (Politie Zeeland-WestBrabant, 2012)
Lokale aanpak – in beide gemeenten richt men zich eveneens op de aanpak van uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Rekening moet worden gehouden met de beperkte invloed die alle partners kunnen uitoefenen op losstaande geweldsincidenten. Alle vormen van geweld worden volgens de veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg) aangepakt. x
x
x x
Pro-actie en preventie – voorlichting geven over bijvoorbeeld steunpunt Huiselijk Geweld of wat te doen bij agressie op de werkvloer. Deze schakel is met name gericht op communicatie; Preparatie – het voorbereiden van werknemers door bijvoorbeeld het geven van training van omgaan met agressie of zelfverdedigingscursussen. Politieagenten of andere werknemers met een publieke taak worden zo voorbereid op de mogelijke risico’s van hun vak; Repressie – de aanpak van geweldplegers door bevoegde instanties; Nazorg – het opvangen van slachtoffers van geweld door zorgpartners.
Partners in de aanpak x Gemeenten (regierol in het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsbeleid, preventie door communicatie); x Politie (opsporing van daders, ordehandhaving en toezicht); x OM (strafrechtelijke vervolging van daders); x Zorgpartners (GGD, verslavingszorg, reclassering, etc. spelen een preventieve rol bij de begeleiding van labiele of verslaafde daders en repressief bij hulp aan de slachtoffers);
24
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 x x x x x
Veiligheidshuis Breda (samenwerking en afstemming van de (persoonsgebonden) aanpak van geweldsplegers door alle aangesloten veiligheidspartners) Werkgevers in publieke en private sector (bescherming van personeel tegen geweld door burgers, klanten en collega’s); Jeugdinstellingen/Bureau Jeugdzorg (aanpak en begeleiding jeugdige daders); Onderwijsinstellingen (aanpak van geweldsincidenten op scholen, maar ook signalering van bijvoorbeeld huiselijk geweld); Burgers (het signaleren van alle soorten van geweld en het doen van aangifte of melden bij de politie).
Doelstelling 2016 Regionale doelstelling - in het regionaal beleidsplan van de politie ZWB staat de volgende doelstelling omschreven: “Politie ZWB volgt de landelijke doelstelling op de aanpak van geweld, waarin wordt uitgegaan van een geweldsratio van 60% in 2014. Het geweldsratio betreft het aantal verdachten dat met een proces-verbaal is aangeleverd aan het OM in relatie tot het aantal geregistreerde aangiften, waarbij het gaat om het totaal van openlijke geweldplegingen tegen personen, bedreiging en mishandeling. Politie ZWB zal hierin een proactief beleid voeren waarin slachtoffers gevraagd wordt aangifte te doen, indien noodzakelijk ambtshalve vervolgen (als een slachtoffer geen aangifte wilt doen of deze wilt intrekken).” (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Lokale doelstelling – het laag houden en verlagen van het aantal geweldsincidenten in beide gemeenten. Specifieke vormen van geweld, zoals uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak, zijn hierbij aandachtspunten. Dergelijke vormen moeten volgens de veiligheidsketen worden aangepakt. Doel is om de geweldsaanpak volgens de eerdergenoemde veiligheidsketen onder alle partners in te voeren. De regionale aanpak moet lokaal en integraal worden uitgevoerd. Hierbij doelt men op de integratie van instrumentarium, harmonisering van bestaand beleid en aanpak, en het samentrekken van bestaande ervaring, kennis en expertise.
3.3.3 Alcoholgebruik onder jongeren Beschrijving ‘alcoholgebruik onder jongeren’ Landelijk – algemeen bekend is dat het drinken van alcohol op jonge leeftijd schadelijk is voor de gezondheid en kan leiden tot hersenschade. Naast gezondheidsrisico’s kan alcoholgebruik ook leiden tot een maatschappelijk probleem. Zo kunnen schoolverzuim en werkverzuim in relatie staan met alcoholconsumptie. Uit onderzoek blijkt dat jongeren die vroeg beginnen met het drinken van alcohol, meer risico lopen op alcoholverslaving in de rest van hun leven. De overheid geeft voorlichting aan jongeren en ouders over de gevaren van alcohol en verbiedt de verkoop en het gebruik van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar. Het kabinet Rutte-Asscher is voornemens om de leeftijdsgrens van 16 naar 18 jaar te verhogen. Het wetsvoorstel is op 5 maart 2013 goedgekeurd door de Tweede Kamer en ligt momenteel ter goedkeuring bij de Eerste Kamer. (Rijksoverheid, 2013) Regionaal – de GGD West-Brabant heeft in 2012 geconstateerd dat 62% van de WestBrabantse jongeren voor het eerst alcohol heeft gedronken toen ze jonger waren dan 16 jaar. Het landelijke percentage ligt echter hoger, namelijk rond de 76%. In vergelijking met 2007 drinken jongeren tussen de 12 en 18 jaar minder alcohol. Het alcoholgebruik neemt toe met de leeftijd. Verdere constateringen zijn dat ouders het drinken nauwelijks verbieden, bijna één op de tien moeders alcohol drinkt tijdens de zwangerschap, ruim 25
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
vier op de vijf ouders alcohol drinkt waar kinderen bij zijn, eveneens vier op de vijf ouders grenzen stelt voor alcoholgebruik door hun kind op 16 jaar of oudere leeftijd en ruim één op de drie 19-plussers te veel alcohol drinkt per week. (GGD West-Brabant, 2012) Lokaal – Zowel de gemeente Drimmelen als de gemeente Geertruidenberg kent een bovengemiddeld alcoholconsumptie onder jongeren. Het percentage ligt in beide gemeenten gemiddeld rond de 58% t.o.v. 52% in de andere gemeenten in WestBrabant. Met name het percentage ‘binge-drinken’ (6 glazen alcohol of meer per gelegenheid) is hoger dan in de rest van de West-Brabantse gemeenten. Het gemiddelde in beide gemeenten ligt daarbij rond de 35% t.o.v. 28% in de rest van West-Brabant. Vooral het ‘indrinken’ op straat in relatie tot overlast (vervuiling, kapotte flessen, vernielingen, lawaai, etc.), is een van de belangrijkste aandachtspunten binnen beide gemeenten. (Schaap, 2013) Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016 Landelijke aanpak – de rijksoverheid probeert drankmisbruik terug te dringen door voorlichting te geven over de gevaren van alcohol (reclames en campagnes). Daarnaast subsidieert de overheid instanties die verslavingszorg bieden. 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet in werking getreden. Deze wet biedt gemeenten, toezichthouders (o.a. BOA’s) en politie handvatten voor de aanpak van alcoholmisbruik door jongeren en tevens de verkoop van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar. Zoals eerder staat omschreven, is de rijksoverheid momenteel (2013) bezig om de wettelijke toegestane leeftijd voor het kopen en consumeren van alcohol, te verhogen van 16 naar 18 jaar voor alle alcoholische dranken. De invoering van de wet wordt voorzien op 1 januari 2014. Regionale aanpak - beide gemeenten nemen deel aan het regionaal alcoholmatigingsproject “Think before you drink”. Samen met de 36 andere gemeenten in West-Brabant en Brabant-Noord, GGD West-Brabant, GGD Hart voor Brabant, Novadic-Kentron en andere zorgpartners, heeft men zich voorgenomen om de trend te doorbreken dat jongeren steeds vaker, steeds meer en op steeds jongere leeftijd alcohol drinken. Uit onderzoek is gebleken dat voorlichtingscampagnes niet het beoogde effect hebben op het alcoholgebruik onder jongeren. Bij het project ‘Think before you drink’ richt men zich daarom vooral op de omgeving van de jongeren (ouders, scholen, familie) en de verkopers van alcohol (supermarkten, slijterijen, horecapersoneel, etc.). (GGD West Brabant, 2013) Naast de preventieve aanpak door middel van voorlichting, wordt op regionaal niveau gekeken om tot één gezamenlijke invulling te komen voor het toezicht en handhaving van de nieuwe Drank- en Horecawet. Daarnaast zal voor eind 2013 de horecaverordening (inclusief paracommercie) worden vastgesteld door beide gemeenten. Lokale aanpak – in de nota ‘volksgezondheid’ van de gemeente Geertruidenberg en de beleidsnota ‘kerngezond Drimmelen’ van de gemeente Drimmelen, worden activiteiten benoemd die men uitvoert om het (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan. De activiteiten die momenteel uit worden gevoerd, zullen worden geëvalueerd, indien nodig vernieuwd en vervolgens worden voortgezet.
26
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Deze activiteiten zijn: x
x
x
x
x
x
Convenant Veilige School – in dit convenant hebben onderwijsinstellingen, de gemeente, politie, OM en Halt afspraken gemaakt over diverse onderwerpen die zich afspelen op en rondom scholen. Onderwerpen lopen uiteen van (digi)pesten tot (hard)drugsgebruik en van spijbelgedrag tot loverboys en -girls. Alcoholgebruik is daarbij ook een van de onderwerpen waarover gezamenlijk afspraken zijn gemaakt en die men preventief en repressief wilt aanpakken; Werkgroep ‘genotmiddelen’ (gemeente Geertruidenberg) – de werkgroep genotmiddelen komt eens per half jaar bij elkaar. In de toekomst wil men dit intensiveren en alcoholgebruik onder jongeren een vast agendapunt maken. Aangesloten partners kunnen daarbij informatie uitwisselen. Als dat nodig is, kan er actie ondernomen worden door een of meerdere organisaties. Er zijn verschillende projecten die resultaat afwerpen en voortgezet worden, zoals: BAVO (van BAsisschool naar Voortgezet Onderwijs), alcoholvrij carnaval voor jongeren, polsbandjes bij evenementen, voorlichting van Novadic-Kentron en het jongerenwerk, aanwijzen van alcoholverbodsgebieden (afdelingen Juridische Zaken en Welzijn) en het opleggen van boetes of doorverwijzingen naar Halt; Werkgroep ‘Jeugd en Alcohol’ (gemeente Drimmelen) – verantwoordelijke afdelingen binnen de gemeente Drimmelen, Novadic-Kentron en de GGD WestBrabant zijn aangesloten bij deze werkgroep. In de uitvoeringsplannen van de gemeente wordt per doelgroep bepaalde interventies uitgezet. Voorbeelden van interventies zijn: ouderavonden op basisscholen en middelbare scholen, alcoholvrije huldiging van sportkampioenen, kluisjescontroles op het Dongemond college, alcoholpreventie gerelateerde artikelen in diverse media; ‘Think before you drink’ – de aanpak zoals deze beschreven staat in de regionale plannen vertalen naar een lokale aanpak en deze onder de diverse partners uitzetten; Preventief en repressief inzetten van blaastesten – bij feesten en evenementen die worden georganiseerd voor jongeren onder de 16 jaar is het gebruikelijk om vooraf ‘in te drinken’ op straat of thuis. Bij uitgaansgelegenheden of evenementen kunnen daarom blaastesten worden ingezet om de toegang van aangeschoten of dronken minderjarigen te weigeren. Jongeren worden op deze manier gewaarschuwd dat alcoholgebruik niet wordt getolereerd (preventief) en dronken of aangeschoten jongeren worden buiten de deur gehouden (repressief); Het CJG betrekken bij de werkgroepen en zodoende een prominentere rol te geven bij de aanpak van alcoholgebruik onder jongeren – Centrum voor Jeugd en Gezin is een opvoedings- en adviesorganisatie die zowel jongeren als ouders advies geeft op het gebied van opvoeden, drank, drugs, gezondheid, relaties en seks.
Partners in de aanpak x Gemeenten (opstellen en uitvoeren van diverse soorten beleid als jeugdbeleid, volksgezondheidsbeleid, handhavingsbeleid, veiligheidsbeleid etc.); x GGD (voorlichting geven en het verrichten van gezondheidsonderzoek); x Novadic-Kentron (preventie, voorlichting, advies en veldwerk); x Jongerenwerk (signalerende en voorlichtende functie richting jongeren); x Politie (handhaving openbare orde, overlast en rijden onder invloed); x Halt (opleggen taakstraf of leeropdracht en bijdragen aan preventieprojecten);
27
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 x x
x
x x
Onderwijsinstellingen (deelname projecten en voorlichting geven aan scholieren en ouders); Horecaondernemers en para-commerciële instellingen (naleving van vergunningsvoorschriften, niet schenken of verkopen van alcohol aan mensen onder de 16 jaar (zwak-alcoholische dranken) of 18 jaar (sterke drank), toegangscontrole en alcoholcontrole bij avonden onder de 16 jaar); Detailhandel (slijterijen, supermarkten e.d. moeten de vergunningsvoorschriften naleven en mogen geen alcohol verkopen aan jongeren onder de 16 jaar (zwakalcoholisch) en 18 jaar (sterke drank)); Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (opvoedings- en adviesorganisatie); Burgers (van ouders en jongeren wordt verwacht dat ze zelf hun eigen verantwoordelijkheid nemen).
Doelstelling 2016 Lokale doelstellingen - de doelstellingen voor de komende jaren zijn: x Verder uitbouwen van een integrale samenwerkingsvorm waarbij zowel interne als externe partners binnen één bepaalde overlegstructuur samenwerken. Versnippering en verwarring binnen de gemeentelijke organisatie en richting de partners wordt zo tegengegaan. x Alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar aanpakken op een preventieve manier. Eerdere maatregelen, voorlichtingen en interventies moeten worden geëvalueerd, vernieuwd en opnieuw worden uitgezet op een integrale manier, waarbij alle benodigde partners worden betrokken. Hierbij wordt, zoals eerder beschreven, niet alleen ingezet op de jongeren zelf, maar eveneens op de omgeving (ouders, familie en scholen). x Repressief optreden en bestraffen van het alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar. Binnen de aangewezen alcoholverbodsgebieden is alcoholgebruik voor iedereen verboden op grond van de APV (optreden door politie en BOA). Daarnaast het toezicht en de handhaving van alcoholverkoop aan jongeren intensiveren, door bijvoorbeeld controles uit te voeren bij horecagelegenheden, para-commerciële organisaties (sportverenigingen e.d.), supermarkten en slijterijen.
3.3.4 Georganiseerde criminaliteit – gemeente Geertruidenberg Beschrijving ‘georganiseerde criminaliteit’ Landelijk en regionaal – het Nationaal Dreigingsbeeld 2012 stelt op het gebied van georganiseerde criminaliteit 7 aandachtsgebieden centraal. (Boerman, Grapendaal, Nieuwenhuis, & Stoffers, 2012) Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie benoemd de volgende vormen van georganiseerde criminaliteit: x x x x x x x
Productie van, en/of in- en uitvoer van drugs (cocaïne, heroïne, cannabis/hennepteelt en synthetische drugs als XTC en amfetamine); Mensenhandel; Witwassen van crimineel vermogen; Zware en georganiseerde fraude; Kinderpornografie, met name de aandacht voor productie; Cybercrime, met name high tech crime; (Zware) milieucriminaliteit.
28
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Deze aandachtsgebieden komen gedeeltelijk terug in het regionaal beleidsplan ZWB. In het beleidsplan wordt voornamelijk aandacht besteed aan drugshandel, mensenhandel en 1% motorclubs. In het beleidsplan is een veiligheidsbeeld geschetst van de criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) in de regio ZWB. Daarover het volgende: “De geografische ligging van ZWB maakt dat de eenheid een ‘doorvoerhaven’ van Zuid naar West en Noord is. Kenmerkend is de problematiek op gebied van georganiseerde criminaliteit die hieruit voortkomt. De CSV maken dankbaar gebruik van de grensstreek en de havens om criminele handelingen te verrichten. Deze vormen voor de gemeenten in ZWB een ernstig maatschappelijk probleem vanwege de aantoonbare verbanden tussen CSV en ‘reguliere zichtbare probleemgroepen’ (jeugdgroepen, drugsdealers, veelplegers, e.d.).” (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Lokaal – criminele organisaties opereren vaak buiten het zicht van overheden en burgers. Toch komt het een enkele keer voor dat bepaalde activiteiten aan het licht komen (opgerolde hennepkwekerij, drugsdeal op straat, afrekening etc.). Daarnaast kunnen illegale (onderwereld) en legale activiteiten (bovenwereld) met elkaar verweven raken. Dit is met name terug te vinden bij hennepteelt, witwaspraktijken en andere vormen van fraude. Kwetsbare sectoren zijn daarbij de horeca, onroerend goedsector en de wegtransport. Zonder het te beseffen kunnen gemeenten, bijvoorbeeld met vergunningverlening, faciliterend zijn aan witwaspraktijken. Beide gemeenten werken nauw samen binnen het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Zuid-West Nederland (RIEC; zie aanpak) om criminele samenwerkingsverbanden op te sporen en aan te pakken. Daarbij wordt informatie met betrokken convenantpartners gedeeld en besproken in een casusoverleg. In de gemeente Geertruidenberg lopen momenteel 3 casussen in drie verschillende fases en in de gemeente Drimmelen zit 1 casus in de voorbereidende fase. Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016 Regionale aanpak - in het regionaal beleidsplan ZWB wordt de aanpak gehanteerd en geregisseerd vanuit het RIEC. De politie, het OM, de Belastingdienst en de 39 gemeenten bundelen hierbij de krachten door het uitvoeren van strafrechtelijke, bestuurlijke en fiscale interventies. De aanpak verloopt in de volgende stappen: x Verkrijgen van inzicht - het ‘onzichtbare’ zichtbaar maken door vanuit verschillende perspectieven te kijken. Het RIEC Zuid West Nederland wordt beter gepositioneerd om de integrale informatievergaring te coördineren. Zowel als het gaat om het bijeenbrengen van informatie van partners, het betekenis toekennen aan die informatie met expertise, als de ondersteuning van het integrale keuzeproces; x Inzetten van expertise - bij drugs- en mensenhandel wordt geïnvesteerd in financieel opsporen, gezamenlijk afpakken van crimineel geld en digitaal opsporen; x Toepassen van betekenisvolle interventies - criminaliteit wordt niet getolereerd. Centraal staat het beoogde effect en daarmee de meest efficiënte en passende interventie. Dat geeft de mogelijkheid flexibel te zijn in de soort aanpak en steeds (in afstemming tussen de partners) na een goede verkenning maatwerk te leveren. Buiten de criminaliteit met de grootste impact wordt gefocust op activiteiten met goede afpak- en strafpotentie en potentieel succesvolle fiscale en bestuurlijke (vervolg)maatregelen; x Formuleren van integrale resultaatdoelstellingen - niet alleen het ‘zwaard van Vrouwe Justitia’ gebruiken, maar het gehele ‘wapenarsenaal’ van de overheid en dan liefst ook nog op zo’n manier dat ze elkaar versterken; 29
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 x
x
Inzetten van het barrièremodellen (o.a. de wet BIBOB) als hulpmiddel tegenover elke stap in het criminele proces kan een interventie van een van de overheidspartners worden gezet. Hier ligt de sleutel voor het bepalen van waar de meest effectieve output is te realiseren en door welke partner. De keuze van inspanningen en resultaten zijn op die wijze automatisch afgeleid van het actuele inzicht over de wijze waarop de criminele activiteiten het best kunnen worden bestreden en welke outputresultaten de beste kans geven dat het gewenste langere termijneffect wordt bereikt; Gebruik van indicatoren - voor bestuurlijke activiteit zijn dat bijvoorbeeld het aantal BIBOB-toetsingen die door gemeenten zijn gevraagd bij het RIEC en het aantal dat daarvan leidde tot het niet verlenen of intrekken van vergunning op basis van verwevenheid met georganiseerde criminaliteit. Ook het aantal casussen dat door gemeenten is ingebracht bij het informatieplein is een belangrijke indicator van hoe ver de gemeente is op het gebied van awareness, informatiepositie en actiegerichtheid.
Partners in de aanpak x Gemeenten (regierol, coördinatie binnen de diverse afdelingen binnen de gemeente en uitvoeren van bestuurlijke interventies); x Politie (opsporing strafbare feiten, handhaving van openbare orde en noodhulpverlening); x OM (vervolging en strafrechtelijke aanpak van criminelen); x RIEC’s en LIEC (informatieknooppunt en expertisecentrum op regionaal en landelijk niveau); x Belastingdienst en FIOD (aanpak fiscale fraude en uitvoeren van fiscale interventies); x Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (strafrechtelijke handhaving op het gebied van werk en inkomen); x Private partijen (energieleveranciers, woningcorporaties, horeca, ondernemers, banken etc. die informatie hebben of een vermoeden hebben over bepaalde verdachte activiteiten); x Burgers (melden van mogelijke criminele activiteiten). Doelstelling 2013-2014 Landelijke doelstelling - minister Opstelten heeft in een brief aan de Tweede Kamer het doel gesteld om in 2014 te komen tot een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden ten opzichte van 2009. Dit is 40% van het totaal. (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013) Regionale doelstelling - in het regionaal beleidsplan ZWB is als doel gesteld voor 2013-2014: “het zowel kwalitatief als kwantitatief verder versterken van de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit met de inzet van gemeenten, politie, OM, Belastingdienst en andere partners georganiseerd vanuit het RIEC Zuid-West Nederland. Daarnaast een uitermate ongunstig klimaat creëren voor het bedrijven van criminele activiteiten in de regio Zeeland West-Brabant”. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Lokale doelstellingen – gemeenten streven naar een versterkte bestuurlijke aanpak op het gebied van georganiseerde criminaliteit, om zodoende barrières op te kunnen werpen en facilitering van georganiseerde criminaliteit tegen gaan. Het daarmee gepaarde effect is meer veiligheid in de gemeente en een afname van het gevoel van onveiligheid bij burgers. De andere doelstellingen zijn de aanpassing en implementatie van het nieuwe BIBOB-beleid en de huidige integrale aanpak binnen het RIEC voortzetten. Bij de aanpassing van het nieuwe gemeentelijke BIBOB-beleid moet rekening worden gehouden met een capaciteitsafweging.
30
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
3.3.5 Verkeer en veiligheid – gemeente Drimmelen Beschrijving ‘Verkeer en Veiligheid’ Landelijk en provinciaal – het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft in 2008 een strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020 opgezet. In dit plan is geconcludeerd dat Nederland ‘wereldkampioen verkeersveiligheid’ is, gezien het relatief lage aantal verkeersdoden. Echter eist het verkeer jaarlijks nog honderden verkeersdoden en duizenden ziekenhuisgewonden. (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013). In 2008 vielen er nog 750 verkeersdoden en in 2012 waren dit er 650. Op provinciaal niveau gezien vallen de meeste verkeersdoden in de provincie NoordBrabant. Dit komt mede doordat onze provincie van alle provincies het meest uitgebreide wegennet van Nederland heeft. Gelukkig is er een daling in het aantal verkeersdoden te zien ten opzichte van voorgaande jaren. (CBS, 2013) Lokaal – in beide gemeenten is het aantal verkeersdoden in de laatste jaren afgenomen tot 0. Het aantal verkeersongevallen met letsel is in beide gemeenten eveneens afgenomen tot 30 in 2012 voor de gemeente Drimmelen en 22 voor de gemeente Geertruidenberg. Het aantal verkeersongevallen met uitsluitend materiële schade lag in de gemeente Geertruidenberg in de afgelopen 4 jaar gemiddeld rond de 154 en in de gemeente Drimmelen rond de 90. Deze cijfers zijn feiten, maar geven geen volledig beeld van de verkeersveiligheid in beide gemeenten. Gegevens over snelheidsovertredingen, agressief rijgedrag, rijden onder invloed van alcohol of drugs moeten namelijk ‘gehaald’ worden door middel van verkeers- en alcoholcontroles door de politie. Hoe controles en surveillance, des te groter de kans is een bepaalde trend aan te treffen. Daarnaast is verkeersveiligheid deels een subjectief begrip. Gemeenten doen er alles aan om de infrastructuur zo veilig mogelijk in te richten of te vernieuwen en geeft de burger daarbij de kans om onveilige situaties te melden. Een groot gedeelte van verkeersonveiligheid komt echter voort uit ongewenst gedrag van de verkeersdeelnemers. Dit is moeilijk aan te pakken. Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016 Provinciale en regionale aanpak - de provincie Noord-Brabant is in 2012 gestart met de publiekscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’. De nul verkeersdoden is een symbolisch begrip en natuurlijk niet realistisch, maar elke verkeersdode is er één te veel. De publiekscampagne moet het bewustzijn van de Brabantse verkeersdeelnemer vergroten en stimuleren om zelf in actie te komen. Dit houdt in dat er meer innovatieve ideeën moeten komen, meer samenwerking met de vier O's (ondernemers, onderwijs, overheden en omgeving) én een gedeelde verantwoordelijkheid. Om het aantal verkeersslachtoffers drastisch te reduceren, is het beleid om in te zetten op kwetsbare risicogroepen. Dat zijn de fietsers, jonge bestuurders en ouderen. Deze vormen 75% van de verkeersslachtoffers. Elk jaar richten alle partners in Noord-Brabant zich op een kwetsbare doelgroep, waarvoor zij gezamenlijk dezelfde actielijnen uitvoeren. In de komende jaren zijn dat: x x x
2013: het Jaar van de Fietser 2014: het Jaar van de Jonge bestuurder 2015: het Jaar van de Ouderen. 31
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
De jaren daarna blijven succesvolle projecten voor de risicogroepen doorgaan en worden minder succesvolle projecten vervangen door nieuwe. Voor een (kosten)effectieve aanpak worden de actielijnen en projecten binnen de speerpunten ieder jaar opnieuw kritisch bekeken. (Provincie Noord-Brabant, 2012) Lokale aanpak – het beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente Drimmelen (2006) is opgebouwd uit ‘zes bouwstenen’. De zes bouwstenen zijn: x x x x x x
langzaam verkeer; bereikbaarheid en leefbaarheid; parkeren; communicatie; openbaar vervoer; verkeersveiligheid.
De laatste bouwsteen ‘verkeersveiligheid’, is voor deze kadernota van belang. In het gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP) staat de aanpak beschreven. Om de verkeersveiligheid te verbeteren, nemen de gemeente en haar partners diverse maatregelen op het gebied van: x x x x
infrastructuur; verkeerseducatie; voorlichting; handhaving.
Onderscheid wordt hierbij gemaakt in twee verschillende fases, de zogenaamde Duurzaam Veilig fase 1 en 2, conform het landelijke beleid. De gemeente heeft in fase 1 van het beleid uitvoering gegeven aan de (deels sobere) inrichting van gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (o.a. het inrichten van 30-km en 60-km zones). De juiste inrichting van wegen blijft continu een aandachtspunt, maar vindt nu niet meer op grote schaal plaats. Op basis van klachten en verkeersmetingen wordt bekeken waar aanvullende maatregelen nodig zijn. Fase 2 wordt momenteel nog voortgezet en is vooral gericht op mensgerichte maatregelen (educatie, voorlichting en handhaving). Beide fases zijn dus vooral gericht op de aanpassing en verbetering van de infrastructuur en het gedrag. (Gommans & van Dam, 2006) Permanente verkeerseducatie per leeftijdscategorieën, zoals een doelstelling uit het beleidsplan was, is niet meer haalbaar door bezuinigingen op het budget ‘verkeerseducatie’. Bij de kerntakendiscussie in 2011 is namelijk besloten alleen nog uitvoering te geven aan het Brabantse Verkeersveiligheidslabel, gericht op kinderen van 4 tot 12 jaar. Andere vormen van verkeerseducatie zijn door dit besluit niet meer mogelijk. Dit betekent een breuk met het beleid. Partners in de aanpak x Provincie Noord-Brabant (initiatiefnemer publiekscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’ en wegbeheerder van de provinciale wegen); x Politie (verkeerscontroles, surveillance en projecten op scholen als ‘Brom effe normaal’ en verlichtingsprojecten waarbij de fietsverlichting van scholieren wordt gecontroleerd); x Gemeente (afdeling Openbare Werken die verantwoordelijk is voor de verkeersveiligheid binnen de gemeente); x Onderwijsinstellingen (voorlichtingsprojecten, verkeersexamen, etc.); x Bedrijven (verkeersveiligheid opnemen in eigen (Arbo)beleid); 32
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 x
x
Belangenorganisaties als ANWB, Veilig Verkeer Nederland, Fietsersbond, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (adviseren, voorlichten en behartigen van de belangen van leden); Burgers (verantwoordelijk voor eigen gedrag en bewustzijn van de gevaren in het verkeer, melden van gevaarlijke situaties)
Doelstelling 2020 Landelijke doelstelling - in het landelijk strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020 zijn de doelstellingen vertaald uit de Nota Mobiliteit. Voor 2010 waren de doelstellingen gezet op maximaal 750 doden en 17.000 ziekenhuisgewonden als gevolg van een verkeersongeval. Deze doelstelling is behaald met 640 verkeersdoden in 2010. Voor wat betreft het aantal ziekenhuisgewonden wilde men eerst een duidelijke nieuwe definitie. In 2008 telde men bijvoorbeeld ook mensen mee die niet gewond waren, maar alleen ter observatie in het ziekenhuis waren opgenomen. De cijfers hiervan zijn daarom niet bekend. Voor 2020 is het doel maximaal 500 doden en 10.600 ziekenhuisgewonden. Dit zijn voor het verkeersveiligheidsbeleid geen einddoelen, maar tussenstops in het streven naar permanente verbetering van de veiligheid. (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013) Lokale doelstelling – in het beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente Drimmelen zijn de volgende kernpunten/doelstellingen gesteld (Gommans & van Dam, 2006): x x x x
Streven naar het terugdringen van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden, door inzet van infrastructurele- en gedragsmaatregelen; Uitvoeren van permanente verkeerseducatie, gericht op alle leeftijden; Het actualiseren en uitzetten van een jaarlijkse campagnekalender in afstemming met diverse partners als politie, belangenorganisaties, provincie etc.; De gemeente neemt de coördinerende rol bij uitvoering van projecten en stimuleert de regionale samenwerking met andere gemeenten en partners.
3.3.6 Jeugdoverlast – gemeente Drimmelen Beschrijving ‘jeugdoverlast’ Landelijk – jeugdgroepen zijn van alle tijden en van alle culturen. Het optrekken in groepen behoort immers tot het normale proces van opgroeien en volwassen worden. De meeste groepen zorgen niet voor problemen, maar een gedeelte wel. In bijna elke gemeente staat jeugdoverlast of de aanpak van problematische jeugdgroepen op de agenda. Om bepaalde jeugdgroepen aan te pakken, moeten ze eerst in beeld worden gebracht. Hierbij maakt de overheid gebruikgemaakt van een shortlistmethodiek die is opgesteld door het onderzoeks- en adviesbureau Beke. Deze methodiek onderscheidt drie categorieën jeugdgroepen: hinderlijke groepen, overlastgevende groepen en criminele groepen. Na een goede probleemanalyse van deze jongeren en groepen kan de juiste interventie worden ingezet. Deze analyse kan plaatsvinden in diverse overlegvormen als een Veiligheidshuis of een speciaal daarvoor ingerichte lokale stuuren/of overleggroep.
33
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Volgens minister Opstelten blijft het aantal problematische jeugdgroepen dalen. Eind 2012 kende Nederland in totaal 976 geïnventariseerde jeugdgroepen (731 hinderlijke, 186 overlastgevende en 59 criminele jeugdgroepen). Daarmee is een daling van 16% ten opzichte van 2011 gerealiseerd en 46% ten opzichte van het eerste landelijk beeld uit 2009. De criminele jongeren binnen een groep worden aangepakt door het opleggen van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies, waardoor de jeugdgroepen zich niet meer als zodanig op straat kunnen manifesteren. (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013) Regionaal – in het regionaal beleidsplan ZWB staat de aanpak van overlast en criminaliteit door jeugdgroepen eveneens op de agenda. Naar schatting vindt 75% van de jeugdcriminaliteit in groepsverband plaats. Individuen uit bepaalde groepen veroorzaken onveiligheid, intimideren buurtbewoners en overheidsmedewerkers. De mate waarin bewoners en ondernemers overlast en criminaliteit ondervinden van jongeren, verschilt in Zeeland en West-Brabant. Het belangrijk uitgangspunt bij de aanpak is dat er vooral op preventieve activiteiten wordt ingezet, namelijk het voorkomen dat hinderlijke groepen ‘doorgroeien’ naar overlastgevende en criminele groepen. Daarnaast worden repressieve maatregelen ingezet indien noodzakelijk. In 2012 kende het voormalige politieregio Midden- en West-Brabant in totaal 66 geïnventariseerde jeugdgroepen (44 hinderlijke, 19 overlastgevende en 3 criminele jeugdgroepen). De problematiek die de jeugdgroepen veroorzaken wordt beschreven als het hinderlijk rondhangen, niet opzij gaan voor buurtbewoners, vuil achterlaten, geluidshinder veroorzaken, vernielingen aanrichten, gebruiken en dealen van drugs binnen de groep, overmatig alcoholgebruik, intimiderend gedrag vertonen en in een uiterst geval ook criminele groepen vormen. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Lokaal – in beide gemeenten zijn geen criminele jeugdgroepen actief. Gemeente Geertruidenberg kent 3 aanvaardbare jeugdgroepen, 1 hinderlijke en 1 overlastgevende jeugdgroep in 2012. In de gemeente Drimmelen kent men 7 aanvaardbare jeugdgroepen, 2 hinderlijke en geen overlastgevende jeugdgroepen. Deze jeugdgroepen worden in gemeente Geertruidenberg besproken in het ‘Straathoekoverleg’ en in Drimmelen binnen de ‘Begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid’. Beide overlegvormen kennen ongeveer dezelfde partners, zoals wijkagenten, jongerenwerk, Halt, NovadicKentron en één of meerdere verantwoordelijke ambtenaren van de gemeente. In beide gemeenten zijn de afgelopen jaren relatief veel meldingen gedaan van overlast door jongeren. In de gemeente Geertruidenberg en Drimmelen waren in 2012 respectievelijk 140 en 84 meldingen gedaan voor overlast van jeugd. De meldingen van overlast bestaat vooral uit geluidsoverlast (schreeuwen, roepen, muziek, scooter/brommers etc.) en vervuiling. Overlast is vooral een subjectief begrip aangezien iedereen het anders ervaart. Bij het doen van meldingen speelt daarom de tolerantiegrens van de melder(s) een rol. Bij langdurige overlast wordt bij sommige buurtbewoners de tolerantiegrens steeds lager, waardoor men meer gaat melden. Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016 Landelijk – zoals eerder beschreven, staat de aanpak van problematische jeugdgroepen landelijk hoog op de agenda. Bij de aanpak moet rekening wordt gehouden met de privacy wet- en regelgeving.
34
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Om daadwerkelijk de jeugdoverlast terug te dringen zijn de volgende landelijke doelen beschreven: x x x x x
het het het het het het
aanpakken van de criminele jeugdgroepen (integrale aanpak); voortzetten van de aanpak van de hinderlijke en overlastgevende groepen; invoeren van de top X aanpak; voorkomen dat "brusjes" (broertjes of zusjes) criminele pad van hun grote broer/zus gaan volgen; vergroten van de veiligheid op straat, in wijken en in de openbare ruimte; versterken van informatiepositie.
Regionaal en lokaal – omdat jeugdoverlast (met name criminele vormen) de lokale grenzen van de gemeente kunnen overstijgen, wordt er ook op regionaal niveau gekeken naar de jeugdgroepen. De aanpak wordt verder lokaal afgestemd binnen de lokale werken overlegvormen (Straathoekoverleg en Begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid). De regionale aanpak wordt in het regionaal beleidsplan als volgt omschreven: x
x
x
x x
x
Voortdurend integraal in beeld brengen van jeugdgroepen door de politie en andere partners, onder regie van de gemeente (eerdergenoemde overlegvormen). Per kwartaal volgt er een rapportage van de jeugdgroepen welke gedeeld wordt in de districtelijke driehoek; Afspraken maken in de districtelijke driehoek over welke (hinderlijke, overlastgevende en/of criminele) groep als eerst wordt aangepakt, inclusief capaciteitsafspraken; Toepassen van een duidelijke individuele-, en/of groeps- en/of gebiedsgerichte aanpak, onder regie van de gemeente, in nauwe afstemming en samenwerking met de politie, het OM, jongerenwerk, Halt, het Veiligheidshuis en de overige betrokken partners; Aanpakken van het middelengebruik door jongeren (m.n. harddrugs en overmatig alcoholgebruik); Realiseren van een eenduidige informatie-uitwisseling, zodat de inventarisatie en de aanpak van jeugdgroepen in de regio meer op elkaar worden afgestemd. Het Veiligheidshuis Breda wordt hierbij gebruikt als informatiepunt en kenniscentrum; De gemeenten gaan, samen met de partners, actiever de social media in de gaten houden, analyseren en inzetten, zodat zij voorbereid zijn op mogelijke onrusten die zich voordoen, mede in gang gezet of veroorzaakt door het gebruik van social media (voorbeeld is de Facebook party “Project X” in het Groningse dorp Haren).
Partners in de aanpak x Beleidsmedewerkers jeugd, volksgezondheid, openbare werken en wijkgericht werken (voorzitten van diverse lokale overlegvormen, het uitzetten van afgesproken acties, subsidiering van lokale projecten); x Politie (handhaving openbare orde, in beeld brengen van jeugdgroepen en criminele individuen, informatie delen met partners); x OM (strafrechtelijke vervolging van criminele jongeren); x Halt (preventief voorlichting geven en repressief jongeren bestraffen zonder dat ze in aanraking komen met justitie); x Jongerenwerk (contact onderhouden met jongeren, signaleren van problemen, voorlichting geven, begeleiden, organiseren van projecten en het informeren van de partners over bepaalde problematiek); x Novadic-Kentron (voorlichting en hulpverlening aan (verslaafde) jongeren);
35
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 x x
x x
Veiligheidshuis Breda (informatieknooppunt en expertisecentrum voor uitwisseling van informatie tussen de diverse aangesloten partners); Onderwijsinstellingen (informatie-uitwisseling indien men zich zorgen maakt over bepaalde jongeren op basis van geconstateerd drugs- of alcoholgebruik, spijbel-, pest- en intimiderend gedrag of criminaliteit); Wooncorporaties (signalerende functie en meedenken in oplossingen); Jeugd en ouders (opvoedkundige verantwoordelijkheid van de ouders en bewust zijn van eigen overlastgevende gedrag door de jongeren).
Doelstelling 2016 Regionale doelstelling – in het regionaal beleidsplan heeft men de volgende ambitie beschreven: “het terugdringen van de jeugdcriminaliteit en -overlast door het vergroten van de regierol van de gemeenten, het versterken en eenduidiger maken van de informatievoorziening en -positie en van elkaar leren en actief met elkaar delen van ‘best practises’. De drie criminele jeugdgroepen in ZWB zijn in 2013 aangepakt en het aantal hinderlijke en overlastgevende groepen daalt in 2013-2014.” Lokale doelstelling – het terugdringen van het aantal meldingen jeugdoverlast en criminaliteit gepleegd door jongeren. Politiemeldingen van overlast en vernielingen van 2012 worden daarbij als beginmeetpunt gebruikt. In 2016 moeten het aantal meldingen van jeugdoverlast zijn afgenomen tot onder het West-Brabantse gemiddelde. Dit doel kan bereikt worden door middel van de integrale aanpak vanuit het Veiligheidshuis Breda en de lokale samenwerking met wijkagenten en de begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid.
3.4
Overige thema’s
Naast de 6 prioriteiten, die met voorrang in de jaaruitvoeringsplannen worden behandeld, hebben raadsleden en fracties ook op andere thema’s gestemd. Dit is echter in mindere mate gedaan, waardoor deze thema’s blijvende aandachtspunten zijn geworden voor beide gemeenten en de veiligheidspartners. Indien problemen zich ad-hoc voordoen of dreigen te ontwikkelen binnen de overige thema’s, moet hier integraal op worden gehandeld. De overige thema’s worden in het volgende hoofdstuk beschreven. Hierbij worden de thema’s toegelicht, de huidige aanpak beschreven en is beschreven of verdere beleidsversterkingen noodzakelijk zijn.
36
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
4.
Overige strategische thema’s
4.1
Algemene omschrijving
Naast de in hoofdstuk 3 uitgewerkte prioriteiten onderscheiden beide gemeenten een reeks van andere, strategische thema’s voor de periode 2013-2016. Deze thema’s worden in dit hoofdstuk beschreven. Deze overige strategische thema’s zijn aandachtsgebieden die door beide raden tijdens de prioriteitensessies naar voren zijn gekomen, maar wegens minder stemmen geen prioriteit zijn.
4.2
Beschrijving thema’s
Het gaat in dit hoofdstuk om de volgende strategische thema’s: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Drugsgebruik onder jongeren Alcoholoverlast op straat Geluidsoverlast bij horecagelegenheden Voertuigcriminaliteit Veiligheid in de Biesbosch Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie
Bij de bovenstaande thema’s wordt eerst een algemene omschrijving gegeven, gevolgd door de huidige aanpak en tot slot wordt beschreven of beleidsversterkingen nodig zijn.
4.2.1 Drugsgebruik onder jongeren Beschrijving ‘drugsgebruik onder jongeren’: Jongeren experimenteren en verkennen hun grenzen op verschillende manieren. Het meest voorkomende gedrag is het drinken van alcohol of het gebruiken van softdrugs. De GGD West-Brabant heeft in 2011 onderzoek gedaan naar o.a. drugsgebruik onder de jeugd in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg. Daaruit is gebleken dat 3% van de geënquêteerde jongeren uit de beide gemeenten wel eens softdrugs gebruikt heeft. Harddrugs worden in veel mindere mate gebruikt. In de gemeente Drimmelen blijkt 1% van de geënquêteerde jongeren in de afgelopen 4 weken harddrugs te hebben gebruikt (vooral XTC/MDMA, in mindere mate paddo’s, cocaïne of heroïne). In de gemeente Geertruidenberg geeft 0,3% van de geënquêteerde jongeren aan wel eens harddrugs te hebben gebruikt in de afgelopen 4 weken (XTC/MDMA). (GGD West-Brabant, 2012) (GGD West-Brabant, 2012) Huidige aanpak: In beide gemeenten heeft men een eigen werkgroep ingericht die zich bezig houdt met alcohol- en drugspreventie. Signalen over zorgelijk gebruik afkomstig van de politie, Novadic-Kentron, Halt, jongerenwerk, diverse afdelingen van de gemeente en de samenleving, worden tijdens deze overleggen besproken. Vanuit de werkgroepen worden preventieve en repressieve acties uitgezet, zoals voorlichtingsbijeenkomsten, veldwerk en onderzoek, projecten, alcohol- en drugscontroles etc. Repressief komen zorginstanties (jeugdzorg, Novadic-Kentron, jongerenwerk, CJG e.d.) in actie voor de opvang, begeleiding en ondersteuning van verslaafde en/of zorgwekkende jongeren. Ouders van deze jongeren kunnen (opvoedings)advies krijgen. Andere repressieve acties worden gedaan door de politie, waarbij men dealers, kwekers
37
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
en drugsgebruikers opspoort en aanhoud als ze (grote) hoeveelheden drugs op zak hebben of produceren. Mogelijke beleidsversterkingen: Momenteel zijn geen beleidsversterkingen noodzakelijk in repressieve zin, omdat het drugsgebruik dat bekend is, zeer gering is. Mochten signalen komen vanuit de samenleving, veiligheidspartners of zorgpartners over zorgwekkende fenomenen of incidenten, dan wordt hier ad-hoc op gereageerd. Social media, reguliere media en landelijke trends die berichtgeven over bepaalde soorten (nieuwe) drugs moeten in de gaten worden gehouden. In preventieve zin zou de frequentie waarop de werkgroepen samenkomen, vaker moeten plaatsvinden. Zodoende kan men beter inspelen op de actualiteit en wordt de informatiepositie versterkt.
4.2.2 Alcoholoverlast op straat Beschrijving ‘alcoholoverlast op straat’: Mensen die tijdens het uitgaan te veel alcohol drinken, zorgen soms voor overlast of criminaliteit (luidruchtig gedrag vertonen zoals schreeuwen, joelen en zingen, maar ook baldadigheid en soms gewelddadig gedrag). Op straat leidt dit soms tot overlast voor zowel het uitgaanspubliek als voor omwonenden. In de gemeente Geertruidenberg (6,3%) wordt deze overlast gemiddeld iets meer ervaren dan in de gemeente Drimmelen (4,6%). Het hogere percentage in de gemeente Geertruidenberg kan gelinkt worden aan de grotere diversiteit en concentratie van uitgaansgelegenheden en het aantrekken van een andere doelgroep (met name jongeren die naar discotheek Oscars gaan). (Schaap, 2013) Huidige aanpak: Bij dronken mensen op straat werkt enkel een repressieve aanpak, omdat mensen dan al in beschonken toestand zijn. In Nederland is openbaar dronkenschap strafbaar gesteld in artikel. 453 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr). De politie is de bevoegde instantie om iemand op grond van dit artikel aan te houden. Openbaar dronkenschap is als iemand die gedronken heeft zich asociaal of vervelend gedraagt op straat. Hierbij vormt hij of zij een gevaar voor anderen of zichzelf, belemmert het verkeer of verstoort de openbare orde. Overlastgevers worden over het algemeen niet aangehouden en vervolgt op grond van artikel 453 WvSr, maar eerder op grond van artikel 426 WvSr, waarbij misdrijven als vernielingen, baldadigheid of mishandelingen (voortkomend uit openbare dronkenschap) worden bestraft. Naast de strafrechtelijke handhaving kan de politie of een bevoegde BOA, overlast aanpakken op grond van de APV (art. 2.48: verboden drankgebruik; art. 2.49: verboden gedrag bij of in gebouwen en art. 2.50: hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten). Jongeren onder de 16 jaar die alcohol in bezit hebben of het drinken, kunnen op grond van artikel 45 van de Drank- en Horecawet worden bestraft. Lid 1 en 2 worden als volgt beschreven: ‘Het is degene die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt, verboden voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of
38
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt. Overtreding wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie’. Alcoholverbodsgebieden worden door het college van B&W aangewezen. Indien personen alcohol bij zich hebben (gesloten of aangebroken) in deze gebieden, kunnen ze bekeurd worden door een bevoegd ambtenaar van de gemeente of politie. Mogelijke beleidsversterkingen: Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig. Indien overlast structureel van aard is (elke week vernielingen, vechtpartijen of lawaai), moet integraal gekeken worden naar mogelijke oplossingen (handhaving van bijvoorbeeld de exploitatievergunning en/of extra controles en surveillance door politie). Hierbij moeten horecaondernemers, bewoners, politie en verantwoordelijke ambtenaren van de gemeente worden betrokken.
4.2.3 Geluidsoverlast door horecagelegenheden Beschrijving ‘geluidsoverlast door horecagelegenheden’: Geluidsoverlast door horecagelegenheden wordt voornamelijk veroorzaakt door muziekgeluid (inclusief bass geluid) en is vooral hinderlijk voor directe omwonenden. In beide gemeenten wordt deze vorm van overlast gemeld. De bass speelt hierin een grote rol. Deze is niet meetbaar, maar zorgt wel voor overlast vanwege de lage tonen. Huidige aanpak: De APV en het activiteitenbesluit stelt duidelijke normen voor wat betreft het geluidsniveau van horecagelegenheden per tijdvak. De huidige aanpak is vooral gericht op burgers laten weten dat ze overlast kunnen melden bij politie en omgevingsdienst. Beide zijn rechtstreeks bereikbaar. De omgevingsdienst Midden- en West-Brabant kan metingen verrichten naar het geluidsniveau. Gemeenten handelen op basis van de bevindingen van de omgevingsdienst. Als een horecaondernemer de geluidsnormen overtreedt, volgt een procedure middels het handhavings- en sanctiebeleid van elke gemeente (waarschuwingen, bestuurlijke dwangsom, intrekken van vergunning of sluiting van de horecagelegenheid). Als bij de politie een melding wordt gedaan, gaan agenten een gesprek aan met de horecaondernemer. Bij constatering van overtredingen (bijv. overschrijding van de sluitingstijdenwet) wordt handhavend opgetreden. Mogelijke beleidsversterkingen: Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig. Politie en gemeenten treden repressief op met gebruik van de beschikbare middelen en bevoegdheden.
4.2.4 Voertuigcriminaliteit Beschrijving ‘voertuigcriminaliteit’: Het aantal fietsendiefstallen en diefstallen uit auto’s (m.n. navigatiesystemen, airbags, radio’s) is, naast de woninginbraken, hoog in beide gemeenten. Het aantal diefstallen van personenauto’s, vrachtauto’s en bestelauto’s ligt beduidend lager, namelijk rond de 10 tot 20 per jaar. Al deze vormen van voertuigcriminaliteit kunnen leiden tot irritatie onder de gedupeerden. Niet alleen politie en gemeente kunnen iets betekenen voor het tegengaan en oplossen van deze diefstallen, maar juist de burgers zijn één van de belangrijkste spelers bij het voorkomen en bestrijden van deze misdrijven. Het creëren van meer bewustwording en zelfredzaamheid onder de burgers is daarbij één van de aandachtspunten.
39
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Huidige aanpak: Gemeenten en politie nemen preventieve maatregelen door voorlichting te geven via diverse mediavormen (social media, reguliere media als kranten, etc.) en de politie treedt daarnaast repressief op door middel van opsporing en sporenonderzoek (geldt niet voor fietsendiefstallen). Burgers zijn bij het voorkomen en de bestrijding van voertuigcriminaliteit enorm belangrijk, het gaat immers om hun eigen bezittingen. Inwoners worden vooral bewust gemaakt over de gevaren van o.a. (waardevolle) spullen laten rondslingeren in de auto en het plaatsen van fietsen in de tuin of niet afgesloten schuren. In de gemeente Drimmelen wordt gebruik gemaakt van burgerparticipatie (‘Vliegende Brigade’) bij de voorlichting en bestrijding van voertuigcriminaliteit. Leden van de Vliegende Brigades krijgen ‘geanonimiseerde’ informatie van de politie via de coördinator Dorpsgericht werken. Hierin staat o.a. in welke straat is ingebroken en welke voertuigen zijn gestolen of waarin is ingebroken. In de gemeente Geertruidenberg is men momenteel (2013) bezig om buurtpreventie op te zetten. Buurtpreventieteams vormen de extra ogen en oren in de wijk voor zowel de politie als de gemeente. Mogelijke beleidsversterkingen: Een beleidsversterking is het opzetten van buurtpreventie in de gemeente Geertruidenberg. De Vliegende Brigade in de gemeente Drimmelen is een bewezen succes. Het uitbreiden van het aantal leden is een beleidsversterking.
4.2.5 Veiligheid in de Biesbosch Beschrijving ‘Veiligheid in de Biesbosch’: Voor beide gemeenten vormt het Nationaal Park de Biesbosch het uithangbord als het gaat om toerisme en recreatie. Een groot deel van de Biesbosch, dat binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Drimmelen valt, is alleen per boot bereikbaar. Het Nationaal Park wordt vooral bereikt vanuit de havens in Lage Zwaluwe en Drimmelen. Voornamelijk in de zomer periode trekt de Biesbosch veel toeristen aan. Dit brengt automatisch veiligheidsrisico’s met zich mee. Te denken valt hierbij aan diefstallen, vernielingen, aantasting van de natuurwaarden in brede zin, parkeeroverlast, verhoging van kans op geweldsmisdrijven en gezondheidsproblemen, mogelijk in combinatie met alcohol- en drugsgebruik. De ligging van het Nationaal Park in 2 provincies, 4 gemeenten, 2 veiligheidsregio’s, 3 politie-eenheden en een aantal belangrijke belanghebbenden, zoals Staatsbosbeheer en waterbedrijf Evides, maken het toezicht en handhaving binnen het gebied niet eenvoudiger. Huidige aanpak: De gemeente Drimmelen stimuleert de handhavingspartners om meer met elkaar samen te werken. Daarnaast adviseert en ondersteunt men het Parkschap. Het Parkschap heeft een veiligheidscoördinator aangesteld die probeert de diverse partners op het gebied van toezicht en handhaving in de Biesbosch samen te laten werken. Mogelijke beleidsversterkingen: Actief participeren in het integraal veiligheidsoverleg Biesbosch met als doel meer zicht te krijgen op de problematiek in het gebied.
40
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
4.2.6 Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren Beschrijving ‘aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren’: De Rijksoverheid beschrijft het volgende over integriteit van overheden en haar organisatie: “integriteit kan het vertrouwen in de overheid maken of breken. Het is belangrijk dat ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers integer zijn. Er zijn regels en gedragscodes ontwikkeld om die integriteit zoveel mogelijk te borgen. Maar minstens zo belangrijk is dat integriteit een soort grondhouding moet zijn, een mentaliteit”. Huidige aanpak: Integriteit is voor beide gemeenten een belangrijk onderwerp en daar wordt uitvoerig aandacht aan besteed. Beide gemeenten voeren een ander integriteitsbeleid, maar kennen ongeveer dezelfde procedures en regels. Gemeenten zijn sinds 2005 verplicht om een integriteitsbeleid te voeren. Dit houdt in dat gemeenten beleid moeten voeren met daarin opgenomen: een verplichte gedragscode, de integratie van integriteit in het personeelsbeleid en de verantwoordingsplicht van het college aan de raad. Beide gemeenten voldoen aan deze verplichtingen. Mogelijke beleidsversterkingen: Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig.
4.2.7 Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie Beschrijving ‘OTO van de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie’: Beide gemeenten maken, samen met 24 andere Midden- en West-Brabantse gemeenten, onderdeel uit van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Sinds de komst van de Wet Veiligheidsregio (Wvr) in 2010, zijn er een aantal dingen veranderd op het gebied van rampenbestrijding- en crisisbeheersing. In deze wet is o.a. opgenomen waaraan bestuurlijke en operationele diensten minimaal moeten voldoen (basisvereisten). De gemeentelijke rampenbestrijdingsstructuur bestond voorheen uit 10 processen (zoals o.a. de processen crisiscommunicatie, milieu, uitvaartverzorging etc.). Vanaf december 2012 bestaat de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie, volgens de nieuwe RCPstructuur, uit 7 taakorganisaties. Al deze taakorganisaties samen zijn verantwoordelijk voor het gemeentelijke onderdeel ‘Bevolkingszorg’. Huidige aanpak: Beide gemeenten werken actief samen met de gemeente Oosterhout om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit samenwerkingsverband heet 3x Oranje. Naast het gezamenlijk opleiden, trainen en oefenen van de gemeentelijke organisatie, kan men in geval van een crisis of ramp beroep doen op elkaars personeel (burenhulp). Opleiden, trainen en oefenen van de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie (volgens het nieuwe Regionaal Crisis Plan 2012) staat voor 2013-2014 op de agenda. Het multidisciplinair oefenen met brandweer, politie en GHOR start eind 2013 en wordt verzorgd door de werkgroep Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen (MDBO) van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Met de komst van het nieuwe RCP moet de gehele gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie opnieuw worden getraind en opgeleid. Voor dit proces zijn tijd en (financiële) middelen beschikbaar gemaakt . 41
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Mogelijke beleidsversterkingen: Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig.
4.3
Vervolg
De kaders van de prioriteiten en overige strategische thema’s zijn in voorgaande hoofdstukken beschreven. Vervolgens moet hier uitvoering aan worden gegeven op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau. Het volgende hoofdstuk beschrijft de manier waarop dit binnen de gemeentelijke organisatie uitgevoerd en gewaarborgd wordt.
42
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
5.
Organisatorische borging
5.1
Algemene omschrijving
De kaders, in de vorm van prioriteiten en overige strategische thema’s, staan in de vorige hoofdstukken beschreven. De uitvoering van het integraal veiligheidsbeleid wordt door beide colleges vertaald in jaaruitvoeringsplannen (JUP’s). Per jaar wordt een jaaruitvoeringsplan opgesteld. Uitvoeringsplannen zijn operationeel van karakter: de prioriteiten en overige thema’s uit deze kadernota worden vertaald naar concrete acties met termijnen, gevolgd door wat van veiligheidspartners verwacht wordt en eventuele kosten die gemaakt worden. De uitvoeringsplannen worden dan ook in overleg met de benoemde veiligheidspartners opgesteld. Uiteindelijk gaan de jaaruitvoeringsplannen, na vaststelling door de colleges, ter kennisneming naar de gemeenteraden.
5.2
Integrale veiligheid binnen de gemeentelijke organisaties
Integrale veiligheid heeft vele raakvlakken binnen de gemeentelijke organisatie. Daarnaast werken beide gemeenten met verschillende afdelingen of clusters en hebben sommige een andere benaming. Elke afzonderlijke afdeling of cluster heeft wel bepaalde raakvlakken met het veiligheidsbeleid. De centrale rol, verantwoordelijkheid en coördinatie voor het te voeren integrale veiligheidsbeleid is belegd bij de beleidsmedewerker Openbare orde en Veiligheid (AOV’er). In de gemeente Geertruidenberg maakt de AOV’er deel uit van het ‘Stafcluster’ en in de gemeente Drimmelen van de afdeling ‘Bestuurs- en Management Ondersteuning’ (BMO). Beide beleidsmedewerkers hebben verschillende takenpakketen, maar voeren ongeveer dezelfde werkzaamheden uit. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diverse onderdelen van het veiligheidsbeleid, kunnen ook op andere plaatsen binnen de ambtelijke organisatie liggen dan bij de afdeling ‘BMO’ of ‘Stafcluster’. In de jaaruitvoeringsplannen zal daarom per veiligheidsproblematiek specifiek worden beschreven welke afdelingen, clusters of personen verantwoordelijk zijn. Binnen de afdelingen en clusters moet gekeken worden hoeveel tijd, middelen en capaciteit men ter beschikking kan stellen om het beleid of bepaald onderdeel te kunnen realiseren. Beide AOV’ers en het afdelingshoofd ‘BMO’ en de clustermanager ‘Staf’, hebben korte lijntjes binnen de gemeentelijke organisatie en kunnen zodoende alle betrokken afdelingen/clusters inlichten over de plannen en vragen om inzet van middelen (zowel financiële middelen als personeel).
5.3
Ambtelijke coördinatie
Zoals hiervoor is beschreven ligt de ambtelijke coördinatie bij de beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid van beide gemeenten. Onderdeel van deze coördinatie is een periodiek overleg met de werkgroep Integrale Veiligheid, die daarvoor in het leven is geroepen. Dit overleg vindt 1 keer per jaar plaats ter voorbereiding van de jaaruitvoeringsplannen. Hieraan nemen betrokken partijen uit de werkgroep deel en indien nodig worden andere veiligheidspartners uitgenodigd. Andere projecten, werk- of stuurgroepen en overlegvormen zullen in samenspraak worden opgericht. Het Integraal Veiligheidsbeleid heeft zoals net beschreven, diverse raakvlakken met andere beleidsterreinen. De beleidsmedewerkers Openbare Orde en Veiligheid zijn de interne coördinatoren van het veiligheidsbeleid, maar zijn niet hoofdverantwoordelijk 43
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
voor bijvoorbeeld het jeugd- en gezondheidsbeleid (verantwoordelijke afdelingen zijn ‘Maatschappelijke Aangelegenheden’ in de gemeente Drimmelen en cluster ‘Welzijn’ in de gemeente Geertruidenberg). In onderstaand overzicht zijn de interne coördinatoren van de diverse afdelingen/clusters gekoppeld en verantwoordelijk voor de betreffende prioriteit: Prioriteit 1. Woninginbraken
Interne coördinator Beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid (beide gemeenten)
2. Geweldsdelicten
Beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid (beide gemeenten)
3. Alcoholgebruik onder jongeren
- Beleidsmedewerker cluster Welzijn (gemeente Geertruidenberg) - Beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid en Volksgezondheid (gemeente Drimmelen)
4. Georganiseerde criminaliteit
Beleidsmedewerker Openbare orde en Veiligheid (gemeente Geertruidenberg)
5. Verkeer en Veiligheid
Beleidsmedewerker afdeling Openbare Werken (gemeente Drimmelen)
6. Jeugdoverlast
Beleidsmedewerker Openbare orde en Veiligheid (gemeente Drimmelen
5.4
Bestuurlijke coördinatie
Beide burgemeesters hebben ‘Veiligheid’ als portefeuille en voeren op dit terrein de bestuurlijke coördinatie. Zij worden daarin ondersteund en geadviseerd door de AOV’ers. Voor de gemeenteraden zijn, zoals eerder beschreven, in het duale bestel twee taken weggelegd: 1: het stellen van kaders en 2: het controleren van de uitvoering van het beleid. Jaarlijks worden door beide colleges de jaaruitvoeringsplannen opgesteld. Aan het eind van het jaar wordt de raad geïnformeerd en kunnen zij controleren of voldaan is aan de uitvoering van deze plannen. Indien (extra) inzet van de politie of het OM noodzakelijk is voor de uitvoering van het veiligheidsbeleid (operationeel niveau), wordt dit op bestuurlijk niveau afgestemd binnen de teamdriehoek Dongemond. De teamleiding van politieteam Dongemond, de gebiedsofficier van Justitie en de 6 burgemeesters maken deel uit van dit overleg.
5.5
Planning en control
De (kwaliteits)cirkel van Deming (PDCA-cyclus) is een van de instrumenten om na te gaan of het beleid succesvol is geweest en hoe men verder zou moet gaan in de toekomst. De cirkel bestaat uit: Plan (plannen en afspraken maken), Do (uitvoeren), Check (controleren of het werkt en evalueren) en Act (bijsturen of aanpassen). Na de vaststelling van deze kadernota in september 2013, start de PDCA-cyclus zoals deze op de volgende pagina is weergegeven in een cyclisch schema.
44
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Bijstellen en evalueren van: - JUP 2014 - JUP 2015 - JUP 2016 - Veiligheidsmonitor - Beleidsperiode 2013-2016
Æ Æ Æ Æ Æ
Wanneer: 4e kwartaal 2014 4e kwartaal 2015 4e kwartaal 2016 1e kwartaal 2016 1e kwartaal 2016
Act
Plan
Opstellen van: - JUP 2014 Æ - JUP 2015 Æ - JUP 2016 Æ - Integraal VeiligÆ heidsbeleid 2017-2020
Wanneer: 3e kwartaal 2013 1e kwartaal 2015 1e kwartaal 2016 Eerste halfjaar 2016
Integraal Veiligheidsbeleid I d 2013-2016
Controle van: - JUP 2014 - JUP 2015 - JUP 2016 - Beleidsperiode 2013-2016
Æ Æ Æ Æ
Wanneer: 4e kwartaal 2014 4e kwartaal 2015 4e kwartaal 2016 1e kwartaal 2017
Check
Do
Uitvoeren van: - JUP 2014 - JUP 2015 - JUP 2016 - Veiligheidsmonitor
Æ Æ Æ Æ
Wanneer: Geheel 2014 Geheel 2015 Geheel 2016 2015
Toelichting proces: 1. Vaststelling van de kadernota door de gemeenteraden, september 2013 2. Nadat de kadernota integraal veiligheidsbeleid 2013-2016 is vastgesteld door de gemeenteraden (kaderstellende taak), zullen beide colleges elk jaar een jaaruitvoeringsplan (JUP) opstellen. De cyclus voor de komende jaren is als volgt (Plan): JUP 2014 – opgesteld in het derde kwartaal van 2013 JUP 2015 – opgesteld in het eerste kwartaal van 2015 JUP 2016 – opgesteld in het eerste kwartaal van 2016 3. Na het opstellen van een jaaruitvoeringsplan worden ze per jaar uitgevoerd (Do) en in het laatste kwartaal van het jaar gecontroleerd (Check) en geëvalueerd. Indien nodig wordt de JUP bijgesteld voor de JUP van het opvolgende jaar (Act). 4. In 2015 wordt opnieuw de Integrale Veiligheidsmonitor uitgevoerd. De uitkomsten worden in 2016 gebruikt als input voor het nieuwe beleid. (Plan en Do) 5. Eind 2016 is het einde van de beleidsperiode. In het eerste kwartaal van 2016 wordt echter al geëvalueerd of de samenwerking tussen beide gemeenten voldoende voordelen heeft opgeleverd om in de periode 2017-2020 op deze manier door te gaan. (Check/Act) 6. In het eerste halfjaar van 2016 wordt aan de hand van de methode Kernbeleid Veiligheid een vernieuwde veiligheidsanalyse, prioriteiten en een nieuwe kadernota integraal veiligheidsbeleid opgesteld.
45
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
5.5
Evaluatie
De evaluatie wordt door beide AOV’ers gemaakt en gecommuniceerd binnen de gemeentelijke organisatie. Belangrijk daarbij is om in het eerste kwartaal van 2016 te kijken of verdere samenwerking tussen beide gemeenten voortgezet moet worden, aangezien dit de eerste keer is dat beide gemeenten gezamenlijk veiligheidsbeleid hebben opgesteld. Tijdens de evaluatie in 2017 lichten beide AOV’ers aan de raden toe waarom men de samenwerking voortzet of beëindigd.
46
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Afkortingenlijst ANWB AOV’er APV art. BAVO BIBOB bijv. BMO BOA BRZO BZK c.q. CJG CSV d.m.v. e.d. etc. FIOD GGD GGZ GHOR GVVP HALT HIC JCO JUP LIEC LPG m.n. MDBO MDMA o.a. OM OTO PDCA PGA RIEC t.o.v. VNG VPT WOS Wvr WvSr. XTC zgn. ZWB
-
Algemene Nederlandse Wielrijders Bond Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid Algemene Plaatselijke Verordening artikel BAsisschool naar Voortgezet Onderwijs wet Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur bijvoorbeeld Bestuurs- en Managementondersteuning Buitengewoon opsporingsambtenaar Besluit Risico’s Zware Ongevallen ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties casu quo Centrum voor Jeugd en Gezin Criminele Samenwerkingsverbanden door middel van en dergelijke et cetera Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Gemeentelijke gezondheidsdienst Geestelijke gezondheidszorg Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan Het ALTernatief High Impact Crimes Justitieel Casusoverleg Jaaruitvoeringsplan Landelijk Informatie en Expertise Centrum Liquefied Petroleum Gas (autogas) met name Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen methyleendioxymethamfetamine (stof in xtc) onder andere Openbaar Ministerie Opleiden, trainen en oefenen Plan, Do, Check en Act Persoonsgebonden aanpak Regionaal Informatie en Expertise Centrum ten opzichte van Vereniging van Nederlandse Gemeenten Veilige Publieke Taak Woninginbraken, overvallen en straatroof Wet veiligheidsregio’s Wetboek van Strafrecht ecstasy zogenaamd Zeeland-West-Brabant
47
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Literatuurlijst Boeken Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. (2013). Woninginbraken en overvallen. In F. Hermens, Trendsignalement 2013 (p. 69-75). Utrecht: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Gaalen, J. v. (2010). Kernbeleid Veiligheid. Den Haag: Drukkerij Excelsior.
Rapporten Boerman, F., Grapendaal, M., Nieuwenhuis, F., & Stoffers, E. (2012). Nationaal dreigingsbeeld 2012 - Georganiseerde criminaliteit. Den Haag: Deltahage. Brouwer, M. d., & Igor, M. (2013). Terugdringen woninginbraken. Oosterhout: politiedistrict De Baronie. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). Veiligheidsmonitor 2012. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. de Gans, R., van 't Zand, M., & Verschuuren, R. (2012). Startnotitie integraal veiligheidsbeleid gemeente Drimmelen en Geertruidenberg 2013-2016. Gemeente Geertruidenberg en Drimmelen. Gommans, I., & van Dam, R. (2006). Beleidsplan Verkeer en Vervoer gemeente Drimmelen. Eindhoven: Accent adviseurs. Homburg, G., & Batelaan, H. (2005). Actieve Wederkerigheid. Den Haag: Ministerie van BZK. Politie Zeeland-West-Brabant. (2012). Regionaal beleidsplan ZWB 2013-2014. Tilburg: Politie ZWB. Schaap, J. (2013). Veiligheidsanalyse gemeente Geertruidenberg en Drimmelen. Gemeente Geertruidenberg en Drimmelen. van Rosmalen, M., Kalidien, S., & de Heer-de Lange, N. (2012). Criminaliteit en rechtshandhaving 2011. Den Haag: Boom uitgevers.
Elektronische bronnen – online publicaties CBS. (2013, 24 april). Lichte daling verkeersdoden 2012. Website van Centraal Bureau voor de Statistiek: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/59A40FFF-B447-4BF5-952EEC3F973E5477/0/pb13n028.pdf. Opgeroepen op 8 mei 2013. Gemeente Drimmelen. (2010, 7 april). Solidariteit & daadkracht. Website van gemeente Drimmelen:http://drimmelen.shared.1eeurope.nl/bis/documenten/Bijlage%201% 20coalitieakkoord.pdf. Opgeroepen op 28 januari 2013.
48
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Gemeente Geertruidenberg. (2012). Kadernota 2012 gemeente Geertruidenberg. Website van de gemeente Geertruidenberg: http://www.geertruidenberg.nl/document.php?m=7&fileid=15849&f=fd578fcd57a 9f50609d278d4721215f5&attachment=1&c=53733. Opgeroepen op 28 januari 2013. GGD West Brabant. (2013). Think before you drink. Website van Think before you drink: www.thinkbeforeyoudrink.nl. Opgeroepen op 6 mei 2013. GGD West-Brabant. (2012, 26 september). Schadelijk alcoholgebruik in de regio. Website van de GGD West-Brabant: http://www.regionaalkompas.nl/west-brabant/themas/alcoholgebruik/schadelijk-alcoholgebruik-in-de-regio/. Opgeroepen op 7 mei 2013. GGD West-Brabant. (2012). WMO-prestatievelden Drimmelen. Website van GGD WestBrabant: http://ggd-wb.buurtmonitor.nl/report/wmoprestatievelden%20drimmelen.pdf. Opgeroepen op 15 mei 2013. GGD West-Brabant. (2012). WMO-prestatievelden Geertruidenberg. Website van GGD West-Brabant: http://ggd-wb.buurtmonitor.nl/report/wmoprestatievelden%20geertruidenberg.pdf. Opgeroepen op 15 mei 2013. Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2013). Verkeersveiligheid tot 2020. Website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/verkeersveiligheidtot-2020. Opgeroepen op 28 mei 2013. Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013, 15 april). Landelijk beeld Jeugdgroepen: Aantallen blijven dalen. Website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/15/landelijk-beeld-jeugdgroepenaantallen-blijven-dalen.html. Opgeroepen op 28 mei 13. Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013, 13 maart). Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit 2012 en Vierde rapportage op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit. Website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/03/14/nationaal-dreigingsbeeld-georganiseerdecriminaliteit-2012-en-vierde-rapportage-op-basis-van-de-monitorgeorganiseerde-criminaliteit/lp-v-j-0000002825.pdf. Opgeroepen op 7 mei 2013. Ministerie Verkeer en Waterstaat. (2009, 15 juni). Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008-2020. Website van de Rijksoverheid: https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=0CD wQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumente n-en-publicaties%2Fkamerstukken%2F2008%2F07%2F10%2F20085741-bijlage1-strategie-verkeersveiligheid-2008-2020%2F200857. Opgeroepen op 8 mei 2013. Provincie Noord-Brabant. (2012). Visie verkeersveiligheid: op weg naar nul. Website van Provincie Noord-Brabant: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-opthema/veiligheid-en-handhaving/verkeersveiligheid/visie-verkeersveiligheid-opweg-naar-nul.aspx. Opgeroepen op 8 mei 2013. 49
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2012, September). Handreiking Gezonde Gemeente: alcohol. Website van Rijksinstituut voor V&M: http://www.loketgezondleven.nl/object_binary/o14987_Factsheet-Alcoholseptember-2012.pdf. Opgeroepen op 7 mei 2013. Rijksoverheid. (2013). Jongeren en alcohol. Website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/alcohol/jongeren-en-alcohol. Opgeroepen op 6 mei 2013. Rijksoverheid. (2013, 16 april). Minister Opstelten: aantal inbraken met 30 procent omlaag. Website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/16/minister-opstelten-aantalinbraken-met-30-procent-omlaag.html. Opgeroepen op 2 mei 2013.
50