Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 1 Hoofdstuk 1 Inleiding .............................................................................................................................. 3 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 3 1.2 Reikwijdte ...................................................................................................................................... 4 1.3 Doelstelling .................................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 2 Samenvatting ...................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, achtergronden en visie ........................................................................... 7 3.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 7 3.2 Uitgangspunten ............................................................................................................................. 7 3.3 Programmatisch handhaven: de beleidscyclus ............................................................................. 9 3.4 Vormen van integrale handhaving .............................................................................................. 11 Hoofdstuk 4 Taken, prioriteiten en rangorde van taken ....................................................................... 13 4.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 13 4.2 Taken per beleidsveld.................................................................................................................. 13 4.3 Prioriteiten en rangorde van taken ............................................................................................. 13 Hoofdstuk 5 Nalevingsstrategie ............................................................................................................ 16 5.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 16 5.2 Preventiestrategie ....................................................................................................................... 16 5.3 Handhavingsstrategie .................................................................................................................. 17 Hoofdstuk 6 Beschikbare capaciteit ...................................................................................................... 24 6.1 Beschikbare capaciteit toezicht & handhaving ........................................................................... 24 Hoofdstuk 7 Monitoring en evaluatie handhavingsresultaten ............................................................. 25 7.1 Monitoring en registratie ............................................................................................................ 25 7.2 Verslaglegging en verbeteringen doorvoeren ............................................................................. 25 Hoofdstuk 8 Recente en toekomstige ontwikkelingen ......................................................................... 27 8.1 Landelijk Kader ............................................................................................................................ 27 8.2 Wet basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) ................................................................... 27
8.3 Regionale uitvoeringsdiensten (RUD) ......................................................................................... 27 8.4 Nieuwe Drank en horecawet ....................................................................................................... 27 Bijlage 1 Probleemanalyse .................................................................................................................... 29 Bijlage 2 Gemeenschappelijk kader ...................................................................................................... 34
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Voor u ligt de nieuwe Integrale Handhavingsnota 2013-2017 voor de gemeente Zeewolde. Deze nota is een actualisering van de nota uit 2005 en vervangt hiermee deze nota. De actualisatie van het handhavingsbeleid is noodzakelijk omdat er op het gebied van wet- en regelgeving ontwikkelingen zijn die ook van invloed zijn op de handhaving zoals: Introductie van onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op het gebied van handhaving om een integrale aanpak vraagt; Het stellen van wettelijke kwaliteitseisen aan toezicht en handhaving om een professioneel niveau te waarborgen (Besluit omgevingsrecht); Voor steeds meer activiteiten wordt vergunning- of ontheffingsplicht vervangen door algemene regels, waardoor de toets vooraf plaats maakt voor een toets achteraf, oftewel een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handhaving; De komst van de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), die deels gevoed dient te worden door waarnemingen van toezichthouders. Voor een adequate uitvoering van de handhaving is een structurele en integrale aanpak noodzakelijk. Dat betekent het formuleren van doelen en prioriteiten in de beleidsfase en het vervolgens uitwerken van de beleidscontext in een uitvoeringsfase. In deze nota wordt het handhavingsbeleid voor de komende jaren vastgelegd. Dit beleid wordt vervolgens uitgewerkt in jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Elk jaar wordt het uitvoeringsprogramma geëvalueerd en indien nodig worden doelen en prioriteiten bijgesteld. Steeds meer gemeenten gaan over tot integrale handhaving van de regelgeving inzake de leefomgeving, zowel op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en bouwen, als die uit hun eigen plaatselijke verordening (APV). Door invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010, wordt de overheid daarnaast gestuurd om klantgerichter te gaan werken. Met het in werking treden van de Wabo maken de verschillende omgevingsrechtelijke vergunningen namelijk plaats voor één integrale omgevingsvergunning. Voor de aanvrager heeft dit vele voordelen: één loket voor de indiening, één snelle procedure voor behandeling van de aanvraag, één bevoegd gezag, één besluit, één beroepsgang en gecoördineerde handhaving. De invoering van de Wabo maakt dat een goede uitwisseling van informatie en afstemming tussen de verschillende vakdisciplines en met andere overheidsorganen noodzakelijk is. Ook worden de organisatiekwaliteitseisen die golden voor milieu van kracht voor andere regelgeving die in de Wabo is geïntegreerd of aangehaakt. Overigens bevatten de Woningwet 2007 en de Wro ook reeds een verplichting om handhavingsbeleid voor gemeenten op te stellen. Met deze nota wordt ook hieraan invulling gegeven. Kortom, de rijksoverheid heeft in de laatste tien jaar de ontwikkeling van handhavingsbeleid stevig ter hand genomen. Kijkend naar het voorgaande kent deze ontwikkeling in feite een tweetal pijlers: Integraal handhaven: het door verschillende disciplines en/ of beleidsvelden op elkaar afstemmen van handhavingsbeleid, werkwijzen, planningen en capaciteit ten behoeve van een eenduidige,
efficiënte en klantvriendelijke manier van handhaven. Het gaat hierbij met name om een organisatorische ontwikkeling; Programmatisch handhaven: het handhaven aan de hand van een concreet programma, dat is gebaseerd op een gedegen analyse van prioriteiten, risico’s en doelstellingen. Het gaat hierbij met name om een inhoudelijke ontwikkeling.
1.2 Reikwijdte Deze kadernota heeft betrekking op de handhaving van regels met betrekking tot gedrag van mensen in relatie tot fysieke objecten of welke plaatsvinden in een fysieke omgeving. Binnen deze omschrijving valt het toezicht op en de handhaving van een breed scala aan landelijke en gemeentelijke regelgeving. Voor de gemeente Zeewolde omvat het integraal handhavingsbeleid de volgende beleidsvelden: Beleidsveld BWT (Woningwet) Beleidsveld RO (Wet ruimtelijke ordening) Beleidsveld Milieu (Wet milieubeheer) Beleidsveld Brandveiligheid (Bouwbesluit 2012 mbt gebruik) Beleidsveld Bijzondere wetten (APV, Drank- en Horecawet, Afvalstoffenverordening) voor zover het geen politietaken betreffen.
1.3 Doelstelling Het doel van deze nota is drieledig: Democratische legitimatie: Deze wettelijke eis betekent dat de gemeenteraad de beleidsmatige richting bepaalt en de kaders van het handhavingsbeleid aangeeft. Het is aan de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders de tot handhaving bevoegde bestuursorganen dit beleidsmatige kader nader in te vullen, daar uitvoering aan te geven en over het gevoerde beleid verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad. Transparantie: Handhavingsbeleid moet transparant zijn. Burgers, bedrijven, instellingen en de overheid zelf moeten zich houden aan regels en voorschriften. De bevoegdheid tot handhaving ligt eenzijdig bij de overheid. Het is een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat burgers, bedrijven en instellingen weten op welke wijze bevoegde bestuursorganen gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheden. Dat vraagt om een transparant handhavingsbeleid. Eenduidig kader voor de sturing van uitvoering: Toezicht en handhaving is een uitvoeringstaak. Handhaving is doen. Deze nota bevat de kaders voor het gemeentelijk handhavingsbeleid en geeft aan hoe deze door de ambtelijke organisatie nader ingevuld en uitgevoerd worden. De concrete uitwerking krijgt gestalte in de vorm van een handhavingsuitvoeringsprogramma. Kortweg komt dat op de volgende doelstelling neer: Door het realiseren van programmatisch handhavingsbeleid wenst de gemeente Zeewolde voor alle genoemde beleidsterreinen te komen tot integrale handhaving. Door samenhangend te handhaven bereiken we dat op een efficiënte wijze de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt behaald. Daarmee wordt ook bewerkstelligd dat een proces van planning en controle leidt tot een continue verbetering van de kwaliteit van de handhaving. Het uiteindelijke doel van dit integraal handhavingsbeleid is om op de genoemde beleidsterreinen te komen tot een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen leidend
tot een situatie waarbij het voor eenieder duidelijk is hoe de gemeente Zeewolde haar middelen integraal inzet om naleving van de regels te bereiken en / of te bevorderen.
Hoofdstuk 2 Samenvatting De gemeente Zeewolde acht naleving van de wet- en regelgeving van groot belang. Burgers en ondernemers moeten met een veilig gevoel kunnen werken, wonen en recreëren in de gemeente. Naleving van de wet- en regelgeving gebeurt niet altijd spontaan, omdat burgers of ondernemers niet (meer) op de hoogte zijn van de regels of omdat zij het er niet mee eens zijn. In deze Integrale Handhavingsnota 20122015 is de ambitie beschreven en het instrumentarium dat nodig is om deze ambitie meetbaar te kunnen maken en uiteindelijk te realiseren. De nota is een actualisering van de nota uit 2006 en vervangt hiermee deze nota. Met name de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 vraagt aan gemeenten om klantgerichter te gaan werken. Zo is er nog maar één loket voor de indiening, één snelle procedure voor behandeling van de aanvraag, één bevoegd gezag, één besluit, één beroepsgang en gecoördineerde handhaving. Met de komst van de Wabo is het zogenaamde programmatisch handhaven in wetgeving verankerd. De elementen van het programmatisch handhaven zijn vastgelegd in kwaliteitseisen die in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) zijn opgenomen (Hoofdstuk 3). Deze Integrale Handhavingsnota is tot stand gekomen volgens de principes van programmatisch en cyclisch handhaven en sluit daarmee aan bij de kwaliteitseisen uit het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Daarbij is het ook noodzakelijk dat wordt aangegeven op welke wijze en met welke inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving en de gestelde doelen wordt bereikt. Dit is verwerkt in de nalevingstrategie (Hoofdstuk 5). Voordat gericht uitvoering kan worden gegeven aan de verschillende toezicht- en handhavingstaken, is het noodzakelijk te weten wat de inhoud en omvang is van deze taken (Hoofdstuk 4). De taken vloeien voort uit het wettelijke kader op basis waarvan de gemeente aan haar beginselplicht tot handhaven gevolg dient te geven. De taken zijn echter dusdanig divers en omvangrijk dat als gevolg daarvan niet alle taken kunnen worden uitgevoerd met de beschikbare capaciteit. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Om de keuzes weloverwogen te kunnen maken zijn de risico’s die bij de taken op het gebied van de betreffende beleidsvelden spelen in beeld gebracht en gewaardeerd door middel van een uitgevoerde risicoanalyse op ambtelijk niveau. Aan de hand van de resultaten van de uitgevoerde risicoanalyse is een rangorde van taken aangebracht die de prioritering weergeeft. Vervolgens is de benodigde capaciteit in beeld gebracht die vereist is indien alle taken zouden moeten worden uitgevoerd (Hoofdstuk 6). De benodigde capaciteit is echter groter dan de beschikbare capaciteit. Niet alle taken kunnen dus worden uitgevoerd. De beschikbare capaciteit zal in ieder geval ingezet worden op de taken die een hoge en zeer hoge prioriteit hebben. Een groot deel van de taken met de prioriteit ‘gemiddeld’ kan ook nog (deels) worden uitgevoerd. De taken met het hoogste puntenaantal, zoals aangegeven in Bijlage 1: Probleemanalyse, zullen daarbij als eerste worden opgepakt.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, achtergronden en visie 3.1 Inleiding De Wabo is niet alleen gericht op de integrale vergunning maar richt zich ook op de integraliteit en samenhang in het toezicht en de handhaving, er is immers nog maar één handhavende instantie. Wat betekenen de containerbegrippen toezicht en handhaving? Toezicht: verzamelen van informatie over de vraag of een handeling, activiteit, zaak etc. voldoet aan de gestelde regels en eisen en het vormen van een oordeel daarover. Handhaving: het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en eventueel civielrechtelijke sanctiemiddelen. Plicht tot handhaven Het bevoegd gezag heeft een plicht tot handhaven. In artikel 5.2 van de Wabo is opgenomen dat het bevoegd gezag tot taak heeft: zorg te dragen voor bestuursrechtelijke handhaving; gegevens die met het oog op de uitoefening van die handhavingstaak van belang zijn te verzamelen en registeren; klachten te behandelen die betrekking hebben op naleving van de in de Wabo genoemde wetten.
3.2 Uitgangspunten Handhaving van regelgeving is geen doel op zich. Door uitvoering te geven aan de gemeentelijke handhavingstaken wordt gestreefd naar: het voorkomen en opheffen van gevaar, hinder/ overlast en schade voor burgers, bedrijven en instanties die het gevolg is van het overtreden van regels van omgevingsrecht; het behoud en/ of herstel van een goed woon en leefmilieu en andere omgevingskwaliteiten die als gevolg van overtredingen van de regels van omgevingsrecht onder druk (kunnen) komen te staan; het voorkomen/opheffen van maatschappelijke gevoelens van angst, ongerustheid en ergernis die worden gevoed door de omstandigheid dat regels van omgevingsrecht worden overtreden; de waarborging van rechtsgelijkheid. Zonder de handhaving van regelgeving kan rechtsgelijkheid niet worden gewaarborgd. Handhaven van de regels van omgevingsrecht draagt bij aan een leefbare, veilige en duurzame gemeente met een mooie uitstraling waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven. Het voorgestane handhavingsbeleid kent een jaarlijks cyclisch proces van evaluatie en bijstelling en is er op gericht om de personele capaciteit voor het uitvoeren van gemeentelijke handhavingstaken zodanig toe te delen dat de handhavingsinspanningen de leefbaarheid, bedrijvigheid, omgevingskwaliteiten en zorg voor de mensen en bedrijven in de gemeente optimaal ten goede komen.
Algemene uitgangspunten Het handhavingsbeleid is openbaar en transparant: het gemeentebestuur dient op een consequente, rechtvaardige en voorspelbare wijze uitvoering te geven aan zijn handhavingstaken. Strategische uitgangspunten Het handhavingsbeleid strekt ertoe het woon en leefklimaat evenals de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van de gemeente tegen ongewenste invloeden te beschermen. Het handhavingsbeleid moet ervoor zorgen dat een bepaalde basiskwaliteit van de fysieke leefomgeving van de gemeente wordt gewaarborgd. Het handhavingsbeleid is erop gericht onaanvaardbare veiligheidsrisico’s uit te sluiten. Het realiseren van een belangrijke mate van integrale veiligheid in de fysieke leefomgeving. Het handhavingsbeleid strekt ertoe een halt toe te roepen aan rechtsongelijkheid en ongewenste precedentwerking. Het handhavingsbeleid strekt ertoe te voorkomen dat programma’s door informele en niet beleidsmatige toezeggingen worden doorkruist. Het handhavingsbeleid is erop gericht normovertredingen te voorkomen en de handhavingslast van het gemeentebestuur zoveel mogelijk te beperken. Het handhavingsbeleid is gericht op het verminderen van overlast in de openbare ruimte. Het handhavingsbeleid strekt ertoe het naleefgedrag van burgers en bedrijven te verbeteren met betrekking tot de regels van omgevingsrecht. Tactische uitgangspunten Het toezicht op en de handhaving van de regels, zowel in preventieve als repressieve zin, vindt plaats op basis van een jaarlijks vastgesteld uitvoeringsprogramma. De prioriteiten van de in te zetten handhavingscapaciteit wordt afgestemd op de uitkomsten van ingeschat risico en effect van niet naleving van regels. Handhaving geschiedt zoveel mogelijk gestandaardiseerd. De gemeente Zeewolde handhaaft via een vastgesteld stappenplan. Gedogen van overtredingen en het opschorten van handhaving geschiedt uitsluitend bij hoge uitzondering. Er wordt uitsluitend schriftelijk en expliciet gemotiveerd gedoogd.
3.3 Programmatisch handhaven: de beleidscyclus
De structuur van de dubbele regelkring geeft het handhavingsbeleid het ‘vereiste’ cyclische karakter. De dubbele regelkring staat ook wel bekend als de ‘BIG8’. De elementen uit de BIG8 zijn vastgelegd in de kwaliteitseisen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) en bestaan uit: Handhavingsbeleid (art. 7.2 Bor en art. 10.3 Mor) De probleemanalyse in het handhavingsbeleid geeft in ieder geval inzicht in: de gevolgen voor de fysieke leefomgeving van de overtredingen; de kansen dat overtredingen zullen plaatsvinden; de wijze waarop naleving van de voorschriften wordt bevorderd; de voorlichting aan personen die een inrichting drijven.
In de beschrijving van de wijze waarop toezicht op de naleving van wetten wordt uitgeoefend, behoort in ieder geval: de wijze waarop de controle ter plaatse wordt voorbereid en uitgeoefend; de frequentie waarmee routinematige controlebezoeken worden afgelegd; de wijze waarop zakelijke gegevens en bescheiden worden gecontroleerd; de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend ten aanzien van stoffen, trillingen en warmte die, of geluid dat, direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem, wordt gebracht; de wijze waarop de controle en verificatie plaatsvindt, van de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd door personen die een inrichting drijven. Uitvoeringsprogramma (art. 7.3 Bor en art. 10.4 Mor) Jaarlijks programma ter uitvoering van het handhavingsbeleid. Afgestemd met andere handhavingspartners. Bekendmaken aan gemeenteraad en Provinciale Staten. Uitvoeringsprogramma wordt verder uitgewerkt in werkplannen voor de betrokken onderdelen van de organisatie. Uitvoeringsorganisatie (art.7.4 Bor en art. 10.5 Mor) Organisatie staat borg voor adequate uitvoering van programma. Vastleggen van personeelsformatie. Functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving. Voorkomen van langdurige relatie tussen toezichthouders en controleomgeving. Voldoende bereikbaar- en beschikbaarheid. Middelen (art. 7.6 Bor en art. 10.6 Mor) Voldoende borging van noodzakelijke middelen in begroting. Monitoring (art. 7.6 Bor en art. 10.6 Mor) Geautomatiseerd systeem. Resultaten en voortgang van uitvoeringsprogramma en doelen bewaken. Gegevensregistratie in kader van handhaving. De gegevensregistratie bevat in ieder geval het aantal: uitgevoerde controles; geconstateerde overtredingen; opgelegde bestuurlijke sancties; processen-verbaal; over mogelijke overtredingen ontvangen klachten.
Rapportage (art. 7.7 Bor) Periodieke rapportage over het bereiken van de gestelde doelen. Periodieke rapportage over de uitvoering van activiteiten. Uitvoering van de afspraken met andere partners. Jaarlijkse evaluatie en verslaglegging aan gemeenteraad.
3.4 Vormen van integrale handhaving De volgende vormen van integrale handhaving worden in ieder geval onderscheiden: Controleren voor elkaar door middel van één integrale handhaver Toelichting: één deskundig persoon gaat integraal voor meerdere vakdisciplines controleren. Controleren voor elkaar op basis van checklisten Toelichting: één persoon gaat op controle voor zijn eigen vakdiscipline en neemt daarnaast ook één of meer checklisten mee voor andere vakdisciplines. Controleren met elkaar door middel van één handhavingsteam Toelichting: één team bestaande uit personen vanuit verschillende vakdisciplines gaat gezamenlijk controleren. Signaleren voor elkaar op basis van oog- en oorfunctie Toelichting: één persoon gaat op controle voor zijn eigen vakdiscipline en constateert daarbij een overtreding uit een ander beleidsveld. De constatering wordt gesignaleerd bij de collega van de betreffende vakdiscipline, die vervolgens tot handhaving overgaat. Handhaving blijft voor rekening van afzonderlijke vakdisciplines. Ad 1. Controleren voor elkaar door middel van één integrale handhaver Dit is de meest vergaande vorm van integrale handhaving: één toezichthouder is verantwoordelijk voor meerdere vakdisciplines. Een voordeel is dat de burger of ondernemer slechts met één toezichthouder van doen heeft. Deze integratievorm levert efficiencyvoordeel op (bijvoorbeeld: minder reistijd en minder administratieve handelingen). De haalbaarheid van een integrale handhaver in de meest zuivere vorm is echter twijfelachtig, omdat een aantal vakgebieden, vooral milieu en bouwen woningtoezicht, zich kenmerken door een hoge mate van specialisatie. Specialist zijn op beide terreinen lijkt nauwelijks mogelijk. Met een behoorlijke investering in (aanvullende) opleidingen is dit wel mogelijk voor controles waarvoor geen al te diepe specialisatie nodig is. Hoewel de samenwerking en afstemming tussen de verschillende vakdisciplines steeds beter verloopt, wordt deze vorm van integrale handhaving op dit moment voor de gemeente Zeewolde niet toepasbaar geacht. Er is immers geen enkele handhaver binnen de gemeente Zeewolde die deskundig genoeg is om op alle beleidsterreinen toezicht te houden. Ad 2. Controleren voor elkaar op basis van checklisten Een minder vergaande vormen van integratie met betrekking tot de functieinhoud is dat toezichthouders hun ogen aan elkaar uitlenen. Een brandpreventiemedewerker die de naleving van de gebruiksvergunning controleert, kan relatief eenvoudig op een checklist aantekenen of het aantal
gokautomaten wel in overeenstemming is met de vergunning op basis van de Wet op de Kansspelen. Een milieutoezichthouder kan bij een bezoek aan een inrichting ook aantekeningen en foto’s maken van eventuele illegale bouwactiviteiten of strijdig gebruik van het bestemmingsplan. Het voor elkaar waarnemen hoeft niet beperkt te blijven tot gemeentelijke toezichthouders. Ook toezichthouders van andere handhavingsorganisaties kunnen daarbij worden betrokken. Het grondgebied van de gemeente krijgt als het ware een grotere dekkingsgraad doordat meer ogen benut worden. Voor elkaar controleren (op basis van checklisten) levert zodoende efficiencyvoordelen op. De efficiencywinst betekent dat de specialist meer tijd heeft om zich bezig te houden met complexe taken. Overigens kan de efficiencywinst ertoe leiden dat er meer overtredingen worden geconstateerd. Dit betekent dat de handhavers een groter werkaanbod krijgen. Deze vorm van integrale handhaving wordt door de gemeente Zeewolde beperkt (incidenteel) toegepast. Enkel bij projectmatige en deelcontroles wordt een beroep gedaan op deze vorm van integrale handhaving. De ambitie is dat dit de komende jaren verder wordt uitgebreid. Ad 3. Controleren met elkaar door middel van een handhavingsteam Een gecombineerd controlebezoek kan projectmatig plaatsvinden maar ook structureel. Voordelen van deze vorm van integrale handhaving zijn: Een structureel handhavingsteam gaat een stap verder dan een projectmatig handhavingsteam. Bedenk daarbij dat controlefrequenties, die vanuit verschillende vakdisciplines zijn gesteld, kunnen verschillen, evenals het moment waarop het wenselijk is om een controle uit te oefenen. Een bouwinspecteur zal bijvoorbeeld tijdens de bouw van een inrichting een of meerdere keren een controlebezoek brengen, terwijl een milieutoezichthouder pas komt als de bouw gereed is. Een projectmatig of structureel handhavingsteam is dan ook pas geschikt wanneer de verschillende toezichthouders een gemeenschappelijk handhavingsobject hebben. Door de goede afstemming tussen toezichthouders is deze vorm van integrale handhaving, in projectverband, reeds in de gemeente Zeewolde toegepast. Ofschoon zal, waar mogelijk, deze manier van werken in de toekomst verder worden uitgebreid. Ad 4. Signaleren voor elkaar op basis van oog- en oorfunctie Uitsluitend 'signaleren voor elkaar' is de minst vergaande vorm van integrale handhaving en kan dan ook gezien worden als het minimum niveau van integratie. Bij deze vorm van integrale handhaving ligt de nadruk op de signaleringsfunctie van de toezichthouders door middel van het 'oogen oorprincipe' (en dus niet op een inhoudelijke controle). Van de diverse vakdisciplines zijn verschillende toezichthouders actief; zij houden zich bezig met controles op hun eigen vakgebied. Daarbij kunnen zij ook overtredingen tegenkomen die niet op hun eigen vakgebied liggen. De toezichthouders moeten op die momenten voor elkaar een signaalfunctie vervullen. Daarmee wordt bedoeld dat indien er een overtreding wordt geconstateerd die een ander vakdiscipline betreft, dat ook wordt doorgegeven. Een goede communicatie tussen de verschillende toezichthouders is hierbij van groot belang. Uitgangspunt is in ieder geval dat direct nadat een overtreding op een ander vakgebied is geconstateerd, de toezichthouders elkaar hiervan in kennis stellen, zodat hierop actie ondernomen kan worden. Deze vorm van integrale handhaving wordt op dit moment in de gemeente Zeewolde al enkele jaren toegepast. Naast het feit dat ieder kwartaal regionaal handhavingsoverleg plaatsvindt (alle vakdisciplines) , is er ook sprake van een 'intern piepsysteem', welke overeenkomt met het principe van 'signaleren voor elkaar op basis van oog en oorfunctie'.
Hoofdstuk 4 Taken, prioriteiten en rangorde van taken 4.1 Inleiding Alvorens gericht uitvoering te kunnen geven aan de verschillende vergunning, toezicht- en handhavingstaken, is het noodzakelijk te weten wat de inhoud en omvang is van deze taken. De taken vloeien voort uit het wettelijk kader op basis waarvan de gemeente haar beginselplicht tot handhaven gevolg dient te geven. Dit wettelijk kader wordt bepaald door wetgeving (wetten, verordeningen e.d.), alsmede jurisprudentie en beleid.
4.2 Taken per beleidsveld Op basis van de beschrijving van het wettelijk kader kunnen de uit te voeren taken voor de van toepassing zijnde beleidsvelden worden onderscheiden. In bijlage 1 van dit beleidsplan zijn de betreffende taken nader uitgewerkt in een zogenaamde prioriteitenmatrix.
4.3 Prioriteiten en rangorde van taken Aangezien de gemeentelijke taken zeer divers en omvangrijk zijn en als gevolg daarvan niet allemaal 100% kunnen worden uitgevoerd binnen de beschikbare capaciteit, zullen keuzes moeten worden gemaakt op welke wijze en met welke intensiteit de taken worden uitgevoerd. Aan de hand van een te bepalen prioriteitenstelling kan voor deze keuzes draagvlak verkregen worden. Om die keuzes weloverwogen te kunnen maken zijn de risico’s die bij de taken op het gebied van de betreffende beleidsvelden spelen in beeld gebracht en gewaardeerd door middel van een uitgevoerde risicoanalyse op ambtelijk niveau. Het opzetten van deze probleemanalyse en in het bijzonder de toekenning van de waarden, heeft op basis van een (expert)inschatting vorm gekregen. Dit betekent dat de waarden zijn voorzien van scores. Aan de hand van de resultaten van de uitgevoerde risicoanalyse is een rangorde van taken aan te brengen. Deze rangorde geeft de prioritering aan de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken voor de beleidsvelden: Milieu, Bouwen, RO, Brandveiligheid, APV en Bijzondere wetten. Vaststellen prioriteiten Bij het vaststellen van de prioriteiten nemen de risico’s een belangrijke plaats in. De gedachte daarbij is dat interne en externe risico’s die de gemeente loopt in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht van een onderwerp bepalen. Het benoemen van risico’s en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen. Daarbij moet worden onderkend dat ondergeschikte risico’s hoog op de politieke agenda kunnen staan omdat maatschappelijke en politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken met zo’n grote frequentie tot problemen leiden dat een gestructureerde aanpak om die reden nodig is. Doel van de risicoanalyse is om prioriteiten vast te stellen, op basis waarvan beleid geformuleerd kan worden. Aan de hand van dat beleid zal vervolgens een capaciteitsplanning worden bepaald, alsmede in hoeverre die capaciteit ingezet zal en kan worden. Risicoanalyse Voor het opstellen van een risicoanalyse kan gebruik worden gemaakt van een risicomodel/ matrix. De effecten ingeval wet- en regelgeving niet wordt nageleefd zijn in te delen in een aantal aspecten. Per aspect wordt een aantal waardering gegeven . In bijlage 1 is het resultaat van de ingevulde matrix weergegeven.
Risico’s van het niet handhaven Wanneer we als gemeente Zeewolde niet handhaven, kan dit bewust illegaal handelen van burgers en bedrijven in de hand werken. Hierdoor ontstaan situatie die een negatief effect kunnen hebben op onze veiligheid en gezondheid en de leefbaarheid van onze omgeving. Jurisprudentie heeft uitgewezen dat de gemeente bij grove onzorgvuldigheid/ nalatigheid op het gebied van toezicht op en handhaving van veiligheid onrechtmatig gehandeld heeft. De gemeente kan daarmee aansprakelijk worden gesteld voor (letsel)schade. Een ander risico is dat de gemeente het eigen beleid ondermijnt. Bijvoorbeeld met betrekking tot bestemmingsplannen. De laatste jaren is een aantal bestemmingsplannen herzien en opnieuw vastgesteld. Een aantal zijn nog in ontwikkeling. In deze plannen worden de door de raad gewenste, ruimtelijke ontwikkelingen vastgelegd. Wanneer de voorschriften van deze plannen niet van het begin af aan worden nageleefd/ gehandhaafd, is de kans groot dat ze binnen korte tijd alweer zijn achterhaald en dat de te beschermen waarden (al of niet onomkeerbaar) worden aangetast. Effecten van goede handhaving Wanneer het toezicht en de handhaving op een juiste manier worden uitgeoefend, heeft dit een preventieve werking. We voorkomen ongewenste situaties. We geven er een goede invulling mee aan onze gemeentelijke voorbeeldrol. Verder voorkomen we kritiek van het 2e lijns toezicht (inspecties en Provincie) en negatieve publiciteit. Doorwerking van prioriteiten De prioriteitenstelling wil niet altijd zeggen dat alleen nog aandacht wordt besteed aan de beleidsvelden met een hoge prioriteit en niet langer gehandhaafd wordt op de beleidsvelden met een lage prioriteit; elk beleidsveld heeft zijn eigen specifieke taken en deze moeten uiteraard uitgevoerd worden. De prioriteitenstelling werkt onder andere door in de manier waarop gehandhaafd wordt. Met andere woorden: bij beleidsvelden met een hogere prioriteit past een andere toezichtfrequentie en intensiteit dan bij beleidsvelden met een lagere prioriteit. Uiteraard vertaalt dit zich uiteindelijk ook in de inzet van mensen en middelen. De handhavingsinspanning kan onderverdeeld worden in drie categorieën. Te weten: 1. Actief handhaven; accent op een gestructureerde uitvoering. 2. Passief handhaven; handhaven op basis van het piepsysteem (klachten). 3. Thematisch handhaven; gebiedsgerichte handhaving, (proactief)
Ad 1. Actief handhaven (prioriteiten hoog en zeer hoog) Onder actief handhaven wordt verstaan dat er een systematische en gestructureerde wijze van toezicht plaatsvindt op basis van de bestaande dan wel toe te delen capaciteit. Er zal gehandhaafd worden teneinde mogelijke overtredingen tegen te gaan. Elke melding van burgers, bedrijven of handhavingpartners waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er sprake is van een regelovertreding krijgt een vervolg. Het verschil met thematisch handhaven is de frequentie van toezicht. Daarnaast zal er tevens thematisch gehandhaafd worden alsmede gehandhaafd worden op basis van een piepsysteem.
Ad 2. Passieve handhaving (prioriteiten laag) Onder passieve handhaving wordt verstaan handhaven indien uit een klacht of melding rechtstreeks een vermoeden van regelovertreding voortvloeit. (de zogenaamde handhaving op basis van een piepsysteem). Er zal dus alleen worden gehandhaafd als er een klacht of een melding binnen komt. Ad 3. Thematisch handhaven (prioriteit gemiddeld) Onder thematisch handhaven wordt verstaan dat er thematische, projecten steekproefsgewijze controles worden uitgevoerd op de naleving van de betreffende voorschriften, wanneer er bijvoorbeeld binnen een bepaald beleidsveld of geografisch gebied het vermoeden bestaat dat er regels worden overtreden. Een voorbeeld van thematisch handhaven is het proactief handhaven bij evenementen en bestemmingsplannen om overtredingen te voorkomen. Daarnaast is de gemeente Zeewolde in dit perspectief voornemens om die handhavingstaken, waar de spontane naleving onvoldoende is, de komende periode op een proactieve wijze te benaderen. Bij het opstellen van het handhavingsprogramma op basis van de beschreven prioritering (bijlage 1) wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten: De handhavingstaken met de prioriteiten zeer groot en groot zullen in principe actief worden gehandhaafd. De handhavingstaken met de prioriteiten gemiddeld zullen in principe thematisch worden gehandhaafd. De handhavingstaken met de prioriteiten klein en zeer klein zullen in principe passief worden gehandhaafd. Uit het bovenstaande kan afgeleid worden dat bij de uitvoering van de handhaving de afhandeling van klachten altijd zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 5 Nalevingsstrategie 5.1 Inleiding Het doel van goede handhaving is de naleving van wetten en regels te bevorderen. De nalevingsstrategie geeft aan op welke wijze en met de inzet van welk instrumentarium naleving van de regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt. Hierin worden onderscheiden: de preventiestrategie en de handhavingsstrategie. Laatst genoemde strategie wordt onderverdeeld in de toezicht, sanctie en gedoogstrategie. In de verschillende strategieën is uiteengezet hoe in de gemeente Zeewolde tot een adequate handhaving wordt gekomen binnen de beschikbare middelen door het stellen van doelen en prioriteiten. Per paragraaf is de systematiek voor de komende jaren uitgewerkt. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
5.2 Preventiestrategie Er zijn verschillende instrumenten om naleving van de regelgeving te bevorderen. Met de inzet van het instrument 'preventiestrategie', waaronder voorlichting en communicatie wordt verstaan, wil de gemeente spontane naleving bevorderen. Voor deze vorm van naleving is het van belang dat de weten regelgeving op zichzelf duidelijk is en ook bekend is bij burgers en bedrijven. Het feit dat met de gestelde prioriteiten niet (meer) alles actief gehandhaafd kan worden, vergt een andere instelling van de burger en medewerkers van de gemeente. Informatievoorziening en voorlichting naar de burger zal een bijdrage leveren aan het transparant maken van de gemaakte keuzes. Kortom, de burgers moeten weten wat er van hen wordt verwacht en wat zij van de gemeente kunnen verwachten. De gemeente Zeewolde onderkent de bijdrage van goede voorlichting en communicatie van de toezicht- en handhavingstaken aan het creëren van draagvlak voor de uitvoering. Met goede voorlichting en communicatie over de invulling en uitvoering van dit beleid wil de gemeente Zeewolde bewerkstelligen dat burgers, bedrijven en instellingen binnen de gemeente Zeewolde
weten welke visie de gemeente heeft op toezicht en handhaving en welke visie de gemeente heeft op het evenwicht in verantwoordelijkheden tussen de gemeente en burger. Ook moet duidelijk zijn dat de gemeente daadwerkelijk over deze verantwoordelijkheid ook publiekelijk verantwoording aflegt. Transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de taken leiden uiteindelijk tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus een beter naleefgedrag. Daarmee wordt beoogd een situatie te scheppen, waarin geconstateerd wordt dat achterliggende doelen van wet- en regelgeving, zoals een verbeterde leefbaarheid en (het gevoel van) veiligheid, worden bereikt. Voorlichting en communicatie versterken, naast de daadwerkelijke handhavingsinstrumenten, de uitwerking van handhavingsacties. Als de uitwerking zichtbaar wordt gemaakt, heeft een uitgevoerde controle niet alleen een positieve invloed op het naleefgedrag van de 'gecontroleerde' maar ook op die van de 'niet-gecontroleerden'. Gebeurt dit niet dan gaat de effectversterkende werking snel verloren.
5.3 Handhavingsstrategie 5.3.1 Toezichtstrategie Onder toezicht verstaan wij 'het controleren of, en in hoeverre, wettelijke bepalingen worden nageleefd'. Toezicht vormt een belangrijk onderdeel van de handhaving. Een toezichtstrategie beschrijft op welke wijze de gemeente Zeewolde toezicht houdt en indien nodig, handhaaft. Toezicht vindt plaats op basis van verleende vergunningen en ontheffingen, in het kader van projecten, naar aanleiding van meldingen, handhavingsverzoeken, klachten en calamiteiten en door opname van de activiteit in een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Vormen van toezicht Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren. Deze vormen van toezicht kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden: periodieke controles, zoals milieucontroles bij bedrijven en brandveiligheidscontroles; niet periodieke controles, zoals na afgeven van omgevingsvergunningen en ontheffingen in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening; projectmatige controles, zoals gebiedsgerichte of themagerichte controles; -incidentele/ad hoc controles, controles naar aanleiding van klachten en calamiteiten. Periodieke controles milieu Voorheen werden bedrijven met een vaste frequentie gecontroleerd. Afhankelijk van de grootte van de invloed op de omgeving werd er een vaste bezoekfrequentie aan gekoppeld. Daarbij werd geen rekening gehouden met het naleefgedrag van de bedrijven. Het activiteitenbesluit, dat sinds 1 januari 2008 van kracht is, zorgt voor een nieuwe indeling in bedrijven. Bedrijven worden onderverdeeld in: nietmeldingsplichtige bedrijven (Type A, onder andere kantoren of schoolgebouwen). Deze bedrijven hoeven bij oprichting of wijzigingen geen melding meer te doen aan de gemeente; meldingsplichtige bedrijven (type B, onder andere metaal/elektraindustrie). De meeste bedrijven vallen onder deze categorie. Deze bedrijven vallen geheel onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Type B bedrijven zijn meldingsplichtig;
vergunningsplichtige bedrijven (Type C). Dit zijn bedrijven die vanwege bepaalde bedrijfsactiviteiten een omgevingsvergunning nodig hebben. Deze vallen niet helemaal onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit, maar voor een deel van de bedrijfsactiviteiten zijn wel voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Dit geldt ook voor inrichtingen waarop het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is. De uitzonderingen zijn de bedrijven die onder de Europese milieuregelgeving vallen (Integrated Pollution Prevention and Controlrichtlijn), de zogeheten IPPC bedrijven. De IPPC richtlijn verplicht de EU lidstaten om emissies naar water, lucht en bodem (inclusief maatregelen voor afvalstoffen) van grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren. Om de beschikbare handhavingscapaciteit nog beter en efficiënter in te kunnen zetten zal niet meer met vaste bezoekfrequenties voor alle typen bedrijven gewerkt gaan worden. Om een goed naleefgedrag te belonen zal er daarnaast een bonus/malussysteem worden ingevoerd waardoor de eerstvolgende reguliere integrale controle, afhankelijk van het naleefgedrag, eerder of later zal zijn. Bedrijven type A, zullen niet meer worden opgenomen in reguliere controleprogramma voor wat betreft milieu. Dit type bedrijven heeft namelijk nauwelijks invloed op het milieu. Indien er over het bedrijf klachten of meldingen worden ingediend zal er wel ter plaatse gecontroleerd gaan worden op naleving van de wet- en regelgeving. Het kan wel betekenen dat deze bedrijven in het kader van andere wetgeving wel regelmatig gecontroleerd worden, bijvoorbeeld een kinderdagverblijf op brandveiligheid of projectmatig, zoals schoolgebouwen op energieverbruik. Bij bedrijven type B en bedrijven type C welke vergunningsvrij zijn, wordt als uitgangspunt gehanteerd dat eenmaal per 4 jaar gecontroleerd worden. Indien bij een reguliere integrale controle blijkt dat de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal de eerstvolgende reguliere controle na 3 jaar plaatsvinden in plaats van na 4 jaar Indien bij een reguliere integrale controle blijkt dat de naleving van de voorschriften wel in orde is, zal de eerstvolgende reguliere controle na 5 jaar plaatsvinden in plaats van na 4 jaar. Bedrijven type C zullen eenmaal per twee jaar gecontroleerd worden Indien bij een reguliere integrale controle blijkt dat de naleving van de voorschriften niet in orde is, zal de eerstvolgende reguliere controle na 1 jaar plaatsvinden in plaats van na 2 jaar Indien bij een reguliere integrale controle blijkt dat de naleving van de voorschriften wel in orde is, zal de eerstvolgende reguliere controle na 3 jaar plaatsvinden in plaats van na 2 jaar. IPPC bedrijven worden jaarlijks gecontroleerd. Periodieke controles brandveiligheid Het houden van toezicht op de brandveiligheid van bouwwerken op basis van het Bouwbesluit is een verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders. In de dagelijkse praktijk wordt dit uitgevoerd door de brandweer die onderdeel uitmaakt van de Veiligheidsregio Flevoland. De gemeente Zeewolde is in 2009 een dienstverleningsovereenkomst met de Veiligheidsregio aangegaan, waarin onder andere is opgenomen dat de brandweer voor 500 uren aan werkzaamheden voor de gemeente Zeewolde uitvoert. Bij het houden van toezicht op de brandveiligheid van bouwwerken wordt er nagegaan of de bouwwerken voldoen aan de voorschriften gesteld in het Bouwbesluit (voormalig Besluit brandveilig gebruik bouwwerken) en de voormalige gebruiksvergunning. De gebruiksvergunningen zijn ook opgegaan in de omgevingsvergunning, in dit geval voor de activiteit brandveilig gebruiken van een bouwwerk. Met betrekking tot een brandveilig gebruik is het op grond van de Wabo verboden om in afwijking van
een omgevingsvergunning een bouwwerk in gebruik te hebben indien op dat bouwwerk één of meer van de volgende punten van toepassing is: Er wordt aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf verschaft. Er wordt aan meer dan 10 kinderen jonger dat 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijke gehandicapten dagverblijf verschaft. Voor het uitvoeren van deze controles (toezicht) door de brandweer is XXX uren beschikbaar. Verwacht wordt dat met deze capaciteit XXX controles kunnen worden uitgevoerd. Hierin de volgende prioritering doorgevoerd. Alle klasse I gebouwen worden jaarlijks gecontroleerd. De klasse II gebouwen worden één keer in de twee jaar gecontroleerd. Klasse III gebouwen worden één keer in de drie jaar gecontroleerd en van de Klasse IV gebouwen worden jaarlijks vijf gebouwen gecontroleerd. Niet periodieke controles Bouwen en RO Voor het bouwen of verbouwen van woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken is veelal een vergunning nodig. Tot de inwerkingtreding van de Wabo was het college van burgemeester en wethouders daarbij het bevoegd gezag. Met de Wabo is het bevoegd gezag van de inrichting ook het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Dit heeft als gevolg dat de gemeente voor een klein aantal inrichtingen in de gemeente niet langer bevoegd is de bouwvergunning te verlenen. Met de provincie is echter een bestuursovereenkomst afgesloten waardoor de gemeente de toetsing en het toezicht alsnog uitvoert, maar dan als adviseur van de provincie Flevoland. In de Wabo en het Besluit omgevingsrecht is geregeld of bepaalde bouwactiviteiten van of aan een bouwwerk omgevingsvergunningplichtig, dan wel omgevingsvergunningvrij zijn. Met de komst van de Wabo zijn veel meer bouwactiviteiten omgevingsvergunningvrij geworden. Vooral bouwactiviteiten in de achtertuin zijn vaak vergunningsvrij. Bij een vergunningsplichtig bouwwerk gaat de gemeente na, zowel bij vergunningverlening als bij inspectie op locatie, of het bouwplan voldoet aan de regels en voorschriften. Het aantal inspecties op locatie per bouwvergunning hangt af van het type gebouw en de aard en omvang van de bouwactiviteiten. In onderstaande tabel zijn het aantal controlemomenten, in richtinggevende zin, per type bouwwerken weergegeven. De tabel op de volgende pagina geeft het niveau van de verschillende controlemomenten per bouwfasen weer.
Type
Omschrijving bouwwerk
Aantal controlemomenten
A
Nieuwbouw gestapelde woningbouw logiesgebouwen
15
B
Nieuwbouw grondgebonden woningen
8
C
Nieuwbouw publieksgebouwen
8
D
Nieuwbouw bedrijfsgebouwen
6
E
Veranderen en vergroten van een woonfunctie
4
F
Verbouw utiliteits gebouw
3
G
Nieuwbouw agrarische bedrijfsgebouwen
3
H
Publiekstoegankelijke grotere andere bouwwerken
6
I
Kleine bouwwerken
2
J
Vergunningsvrije bouwwerken
1
RO Het merendeel van de controles voor het beleidsveld RO vinden plaats tijdens de toetsing van de Wabovergunning. Daarnaast wordt bij de controle op bijvoorbeeld illegale bebouwing RO meegenomen. Daarnaast zal de gemeente Zeewolde de komende jaren ook periodieke RO controles uitvoeren. Deze controles hebben met name betrekking op de gebieden waar met een bestemmingsplan strijdig gebruik verwacht wordt zoals bijvoorbeeld recreatieterreinen (permanente bewoning), bedrijfsterreinen (niet toegestaan gebruik zoals detailhandel) agrarisch gebied (vrijkomende agrarische bebouwing). Door middel van deze gebiedsgerichte controles tracht Zeewolde de naleving van de ruimtelijke ordening in (met name) deze specifieke gebieden te verbeteren. Niet periodieke controles APV en Bijzondere wetten Een deel van de controles voor het beleidsveld APV en Bijzondere wetten vindt plaats tijdens surveillance door de gemeentelijke BOA/toezichthouders. Daarnaast worden ook controles voor dit beleidsveld uitgevoerd naar aanleiding van klachten of handhavingsverzoeken.
5.3.2 Sanctie- en gedoogstrategie De gemeente Zeewolde gaat uit van de sanctie- en gedoogstrategie zoals beschreven in het in regionaal verband opgestelde Gemeenschappelijk kader. (Bijlage II) Bestuurlijke sanctiemiddelen Met betrekking tot het optreden tegen overtredingen van regels bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van een aantal bestuurlijke sanctiemiddelen: 1. Het toepassen van bestuursdwang. 2. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning. 3. Het opleggen van een last onder dwangsom. 4. De bestuurlijke boete. 5. De bestuurlijke strafbeschikking.
Het toepassen van bestuursdwang In veel gevallen waarin direct optreden noodzakelijk is (bijv. bij acute veiligheidsof milieurisico’s) of wanneer van een dwangsom geen effect uitgaat (bij een faillissement, maar ook als opgelegde dwangsommen betaald worden en de overtreding gewoon doorgaat), hanteren we bestuursdwang. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat (gedeeltelijk) sluiten van een onderneming of het op kosten van de overtreder treffen van maatregelen om de (effecten van de) overtreding ongedaan te maken. Het intrekken van een vergunning Het ten aanzien van een vergunning bevoegde gezag kan de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien niet overeenkomstig die vergunning is of wordt gehandeld, dan wel indien aan de vergunning verbonden voorschriften of regels niet worden nageleefd. Het bevoegd gezag mag pas tot intrekking overgaan nadat het de betrokkene de gelegenheid heeft geboden binnen een daartoe
te bepalen termijn zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de vergunning. Als zelfstandig sanctiemiddel lijkt de intrekking weinig effectief. Je ontneemt hiermee immers iemands rechten maar je dwingt hiermee nog niet om iets te doen of na te laten. Het feit dat je de vergunninghouder een recht ontneemt geeft echter wel aan dat het een zware sanctie is. Het opleggen van een last onder dwangsom Een dwangsom is de sanctie waarbij de overtreder per tijdseenheid, per overtreding of ineens een geldbedrag verbeurt indien of zolang de overtreding voortduurt. Met het opleggen van een last onder dwangsom wordt, naast de plicht zich conform de voorschriften te gedragen, een voorwaardelijke plicht toegevoegd, namelijk die tot het betalen van een bedrag wanneer de dwangsom wordt verbeurd. De beschikking bevat een last om de overtreding te beëindigen en voortzetting en herhaling te voorkomen. Veelal zal daartoe een zogenaamde begunstigingstermijn worden gegeven. Een begunstigingstermijn is niet noodzakelijk indien de overtreder onmiddellijk tot naleving van de voor hem geldende verplichtingen in staat is. Het toepassen van bestuursdwang of het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning als bestuurlijk sanctiemiddel is een zwaar sanctiemiddel. In het algemeen kan geconcludeerd worden dat, in het merendeel van de gevallen waarin gebruik moet worden gemaakt van een bestuurlijk sanctiemiddel, wordt gekozen voor een last onder dwangsom. De hoogte en duur van de dwangsom wordt evenals de duur van de begunstigingstermijn in de gemeente Zeewolde bepaald aan de hand van het gemeenschappelijk kader. Bij de verschillende overtredingen gaat de gemeente Zeewolde tot de volgende acties over.
Bestuurlijke strafbeschikking Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in dienst van gemeenten kunnen met het strafrechtelijke handhavingsinstrument 'bestuurlijke strafbeschikking' een bestraffende sanctie opleggen via het strafrecht. Voor het toepassen daarvan is geen besluit van de gemeenteraad nodig. De boetes worden geïnd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en geldbedragen die uit de tenuitvoerlegging van de beschikking zijn verkregen, komen via een procesverbaalvergoeding deels ten goede aan de gemeente. De burger die de beschikking heeft ontvangen dient zelf het initiatief te nemen om bij het Openbaar Ministerie verzet aan te tekenen. Dit betekent voor de gemeente geen verzwaring van de ambtelijke capaciteit op de huidige werkwijze. Bij het kiezen voor de 'bestuurlijke strafbeschikking overlast' is er sprake van inkomsten uit de proces-verbaalvergoeding. De reden voor de gemeente Zeewolde om de bestuurlijke strafbeschikking op te nemen in het bestuurlijke sanctieinstrumentarium komt voort uit feit dat de politie definitief stopt met de invoering van processenverbaal (deze werden tot voor kort door de boa via de systemen van de politie aangebracht bij het Openbaar Ministerie). Om de boa dus zijn werkzaamheden uit te kunnen laten voeren is het noodzakelijk om de bestuurlijke strafbeschikking op te nemen in het instrumentarium. Voor verdere toelichting zie hoofdstuk 8: Recente en toekomstige ontwikkelingen. Strafrechtelijke handhaving Strafrechtelijke handhaving bestaat uit het opmaken van een proces verbaal (PV) door politie of de buitengewone opsporingsambtenaar en eventueel verdere vervolging door justitie/het OM. Hierbij kan het gaan om het toepassen van de volgende middelen: een uitgeven van een sepot (besluit tot geen vervolging), een transactie (het betalen van een sanctie of volgen van taak of leerstraf door de overtreder zodoende niet voor de rechter te hoeven verschijnen).
Hoofdstuk 6 Beschikbare capaciteit Deze nota formuleert het integrale handhavingbeleid. De uitvoering van dit beleid wordt geconcretiseerd in het handhavinguitvoeringsprogramma 2013. Dit programma impliceert prioritering op basis van de beleidsuitgangspunten en het ambitieniveau zoals dat is vastgesteld in deze nota. Het realiseren van de beleidsdoelen is mede afhankelijk van het beschikbaar hebben van middelen. Met middelen worden alle beheersmiddelen in de organisatie bedoeld die nodig zijn om adequate uitvoering te geven aan het beleid. In termen van bedrijfsvoering gaan de beheersmiddelen over personeel (handhavers, juristen en administratieve ondersteuning). De beschikbare middelen zijn dus de randvoorwaarden voor de uitvoering van het handhavingbeleid. Vandaar dat in dit hoofdstuk een inzicht wordt gegeven in de beschikbare middelen (aantal uren).
6.1 Beschikbare capaciteit toezicht & handhaving Beleidsveld BWT RO Milieu APV/bijzondere wetten Brandweer
capaciteit 2224 2268 2915 1304 500
Bij de vastgestelde evaluatie van de vorige nota handhaving is aanbeveling 3 overgenomen. Aanbeveling 3 Uitbreiden capaciteit toezicht en handhaving voor kleine overlastfeiten (concreet voorstel komt bij de nieuwe nota handhaving medio 2012)
Ter uitvoering hiervan wordt thans voorgesteld om voor de periode van 2013-2017 uit te gaan van uitbreiding van de beschikbare capaciteit met 1 fte.
Hoofdstuk 7 Monitoring en evaluatie handhavingsresultaten 7.1 Monitoring en registratie Om een goed oordeel te kunnen vormen over de resultaten en de effecten van de handhaving is het essentieel dat er monitoring en registratie plaatsvindt van alle uit te voeren taken (toetsing, toezicht en handhaving). Onder monitoring wordt verstaan het periodiek meten van dezelfde parameters of indicatoren. Door monitoring en registratie wordt handhaving meetbaar. Natuurlijk zeggen deze getallen niet alles over het handhavingsproces. Wel maakt dit het handhavingsproces inzichterlijk(er) en kunnen handhavingsperiodes met elkaar worden vergeleken. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsplan worden de resultaten van de voorliggende periode kenbaar gemaakt. Voor het formuleren van indicatoren zullen allereerst de doelstellingen bepaald moeten worden. In dit kader kunnen in ieder geval de navolgende doelstellingen worden onderscheiden:
Inputdoelstellingen (heeft betrekking op de inzet van de organisatie, bv. het in 2013 beschikbaar hebben van 2.224 uren voor BWT taken. Prestatiedoelstellingen (heeft betrekking op de geleverde prestaties van de organisatie, vb.alle milieuobjecten met het risicoprofiel ‘zeer groot risico’ worden jaarlijks integraal gecontroleerd). Naleefdoelstellingen (heeft betrekking op de mate waarin wettelijke voorschriften worden nageleefd, vb. het naleefgedrag van de objecten in het risicoprofiel ‘zeer groot risico’ willen we in 2014 met 10% verbeteren ten opzichte van het referentiejaar 2013). De te benoemen indicatoren worden vervolgens, afhankelijk van de gestelde doelen, afgeleid uit het handhavingsprogramma en zijn (mede) afhankelijk van de uit te voeren toezichtvormen, zoals beschreven in de toezichtstrategie van dit beleidsplan. Om een goed oordeel te kunnen vormen over de resultaten en de effecten van de handhaving is het essentieel dat er monitoring en registratie plaatsvindt.
7.2 Verslaglegging en verbeteringen doorvoeren De resultaten van het uitvoeringsprogramma, inzichtelijk gemaakt aan de hand van een monitoringen registratiesysteem, dienen vervolgens neergelegd te worden in een jaarrapportage, zodat op grond daarvan conclusies kunnen worden getrokken die als basis kunnen dienen voor het gemotiveerd bijstellen van het eerder vastgestelde beleid (op onderdelen) en het daaraan te koppelen uitvoeringsprogramma. Opgemerkt wordt nog dat ook andere van belang zijnde invalshoeken of ontwikkelingen redenen kunnen zijn om het beleid bij te stellen, denk hierbij bijvoorbeeld aan bestuurlijke –en ambtelijke visies en ambities, wijziging van taken en/of taakonderdelen dan wel gewijzigd in prioriteitsinstellingen van de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken. Ook kunnen wijzigingen in de regelgeving en aanpassing van de organisatie redenen zijn om het beleid bij te stellen. De beleidsnota dient periodiek herschreven te worden en kan indien dit noodzakelijk is tussentijds worden aangepast en afgestemd op de huidige ontwikkelingen. De nota biedt overigens op een aantal punten behoorlijk wat rek en binnen de bandbreedte van het plan kunnen de accenten in de loop der tijd verschuiven. Dientengevolge kunnen in uitvoeringsprogramma’s de doelen concreter worden weergegeven. Het is derhalve niet nodig/ wenselijk om de beleidsnota gelijktijdig met het uitvoeringsprogramma jaarlijks te herzien.
Verbeterpunten ten aanzien van de beleidsnota dienen geregistreerd te worden, zodat ze periodiek in de nota kunnen worden verwerkt.
Hoofdstuk 8 Recente en toekomstige ontwikkelingen 8.1 Landelijk Kader Handhaving van wet- en regelgeving staat momenteel op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau hoog op de politieke agenda. Het Rijksbeleid is erop gericht om de primaire verantwoordelijkheid veelal te leggen bij de burgers en bedrijven. Als gevolg hiervan is het Rijk bezig met een aantal wetswijzigingen, die ertoe leiden dat voor een aantal activiteiten niet vooraf meer een vergunning is vereist. Dit beperkt de administratieve last van de burgers en bedrijven. Dit betekent echter niet, dat de ambities hierbij tevens worden verlaagd. De insteek blijft dat de leefbaarheid en de veiligheid, duurzaam en veilig, moeten worden bewaakt. Door het toezicht vooraf te beperken wordt daarom door de Rijksoverheid een grotere verantwoordelijkheid toegekend aan het handhavingstraject. Alleen door dit op een adequaat niveau te brengen, kunnen de beleidsuitgangspunten worden bereikt.
8.2 Wet basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) De BAG is een belangrijk onderdeel van het stelstel van basis registraties. Met dit stelsel verbetert de overheid haar dienstverlening door belangrijke gegevens over onder andere personen, bedrijven en gebouwen binnen de overheid te delen. Over een paar jaar hoeft de overheid daardoor veel gegevens nog maar één keer op te vragen. Dit bespaart burgers en bedrijven tijd en moeite. Ook dragen de basisregistraties bij aan effectievere fraudebestrijding , de openbare orde en veiligheid en kostenbesparing. Veel van de wijzigingen die in de registratie moeten worden opgevoerd, moeten aangedragen worden door de toezichthouders. Met name bij vergunningsvrije bouwwerken zal dit de nodige extra handhavingscapaciteit vragen.
8.3 Regionale uitvoeringsdiensten (RUD) De commissie Mans/Oosting heeft de uitvoering van de toezicht- en handhavingstaken van de gemeenten in het omgevingsrecht onderzocht. In hun rapport `herziening handhavingsstelsel VROMregelgeving' werd geconcludeerd dat de toezicht en handhaving van het omgevingsrecht te gefragmenteerd is georganiseerd. Als vervolg daarop werd op rijksniveau besloten dat er 25 Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) moesten worden gevormd. Deze RUD's krijgen een redelijk groot takenpakket toebedeeld met name op het gebied van vergunningverlening en handhaving van de milieutaken.
8.4 Nieuwe Drank en horecawet Het toezicht op de Dranken horecawet komt door deze wetswijziging in handen van de gemeenten. Voorheen was de Voedselen Waren Autoriteit (VWA) officieel toezichthouder. De capaciteit van de VWA bleek echter te beperkt. Om deze reden is er voor gekozen om de Drank-en Horecawet te decentraliseren naar de gemeenten. Het voornaamste doel: het alcoholmisbruik onder jongeren terugdringen. Een belangrijke wijziging is dat het bezit van alcohol op straat bij 16minners strafbaar wordt. Hiermee wordt niet alleen de verkoper, maar ook de jongere zelf verantwoordelijk voor het bij zich hebben van alcohol in de openbare ruimte. Als in een café jongeren onder de 16 worden
betrapt met alcohol, is niet alleen de ondernemer strafbaar, maar voortaan ook de 16minner. Het gebruik van alcohol door de 16-minners wordt echter nog niet als strafbaar bestempeld. Toezicht en handhaving komt nagenoeg geheel bij gemeenten te liggen. Het uitgangspunt van de decentralisatie is, als gezegd, dat gemeenten het toezicht efficiënter kunnen inzetten en vaker kunnen uitoefenen. Dit vraagt uiteraard wel om een uitbreiding van de huidige handhavingscapaciteit.
Bijlage 1 Probleemanalyse
©
Risicomodule handhaving omgevingsvergunning Module APV en bijzondere wetten Terug naar totaaloverzicht
Risico
0 Prioriteitsblokken Klasse Opm aak I II III IV V
ZEER GROOT RISICO GROOT RISICO BEPERKT RISICO KLEIN RISICO ZEER KLEIN RISICO ONWAAR
Variabelen Code A08 A37 A50 A07
Beschrijving Evenentenvergunning > 500 personen Sluitingsuur w inkels en horecabedrijven Vergunning Drank- en horecaw et Evenementenvergunning 100-500 personen
A51
Van 8 6 5 4 0
tot en m et 10,0 8,0 6,0 5,0 4,0
punten punten punten punten punten
1
Naleving meetellen
Effecten 8,2 7,0 6,6 6,5
Naleving 3,3 4,0 5,0 2,7
Totaal 8,2 7,0 6,6 6,5
Klasse I II II II
Ontheffing tijdelijk schenken alcoholische dranken
6,4
1,0
6,4
II
A21 A16
Snuffelmarktvergunning Vergunning exploiteren sexinrichting\escort
5,4 5,3
1,0 1,0
5,4 5,3
III III
A15 A46 A47 A06 A17 A05 A20 A62 A63 A52
Ontheffing bezigen vuurw erk Vergunning zondagsopenstelling Aanw ijzing max 12 koopzondagen Evenementemelding < 100 personen Ontheffing geluidshinder Vergunning bruikbaarheid van de w eg Vergunningen standplaatsen honden (uitlaten) achterlaten afval in openbaar gebied ontheffing kamperen buiten kampeerterrein
5,0 4,8 4,8 4,4 4,2 4,2 3,9 3,6 3,5 3,5
3,7 1,0 1,7 1,0 1,0 3,7 1,0 4,0 3,3 1,0
5,0 4,8 4,8 4,4 4,2 4,2 3,9 3,6 3,5 3,5
IV IV IV IV IV IV V V V V
A23 A30 A49 A10 A34 A65 A19
Ontheffing vuur stoken Speelautomaten exploiteren Autow rakken\caravans Gevaarlijke honden Loterij organiseren aanbieden huisvuil (ASV) Vergunning inzameling geld of goederen
3,3 2,8 2,8 2,7 2,5 2,5 2,5
1,0 2,7 3,7 1,0 1,0 2,0 1,0
3,3 2,8 2,8 2,7 2,5 2,5 2,5
V V V V V V V
A55 A12 A64 A24 A56 A57
Ligplaatsen Ontheffing bijen houden overhangend groen Avondw inkelopenstelling Kapvergunning In- en uitritvergunning
2,4 2,0 2,0 1,7 1,0 1,0
1,7 1,0 1,3 0,0 0,0 0,0
2,4 2,0 2,0 1,7 1,0 1,0
V V V V V V
©
Risicomodule handhaving omgevingsvergunning Brandweer module Terug naar totaaloverzicht
Risico
Prioriteitsblokken Klasse Opm aak I II III IV V Variabelen Code 2.11 1.1 1.2 1.4 1.4.1 1.5.1 1.5.4 2.2 2.2.1 1.3 3.1 2.1 3.6 1.5.2 2.8 3.3 3.2 4.2 2.3 4.1.1 1.5.3 1.6.1 2.6 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.4 1.6.2 5.3 3.5 4.6 4.7 2.2.3 2.4 2.5.1 5.2 2.7 2.10 3.4 4.3 6.1 7.1 5.1.3 5.1 5.1.1 5.1.2 2.5.2 2.5.3 2.9 4.5 5.4
ZEER GROOT RISICO GROOT RISICO BEPERKT RISICO KLEIN RISICO ZEER KLEIN RISICO ONWAAR
Beschrijving Gezondheidszorg (HOED etc.) Verpleeghuis Bejaardentehuis Hotel annex restaurant en zalencentrum Hotel restaurant Logiesgebouw Logiesgebouw annex manege Café, restaurant, zalencentrum Café, restaurant Asielzoekerscentrum Kinderdagverblijf Discotheek Zorgboerderij Kampeerboerderij Bordeel Basisschool Peuterspeelzaal Theater Restaurant Ontmoetingscentrum Kampeerboerderij annex manege Woongebouw voor niet zelfredzame personen Zw embad Buurthuis Clubhuis Jeugdhonk Gebedshuis Woongebouw met inpandige gangen Parkeergarage Overige onderw ijsinstellingen Museum Kantine bij camping Sportkantine Fitnesscentrum Sporthal Opslaggebouw Manege Overige bijeenkomstgebouw en School voor voortgezet onderw ijs Bibliotheek Winkelgebouw Camping Kantoor annex opslaggebouw Kantoorgebouw Kantoorgebouw annex produktie- en opslaggebouw Kantoor annex produktiegebouw Gymzaal Tennishal met kantine Danszaal Studio (opname radio TV) Gebouw en met grote bc o.g.v. brandveilig gebruik
Van 6 5 4 3 0
tot en m et 10,0 6,0 5,0 4,0 0,0
punten punten punten punten punten
1 Effecten 7,0 6,8 6,8 5,8 5,8 5,8 5,8 5,7 5,7 5,5 5,5 5,5 5,3 5,2 5,2 4,5 5,0 5,0 5,0 4,9 4,9 4,9 4,9 4,8 4,8 4,8 4,8 4,8 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 4,5 4,5 4,4 4,4 4,4 6,0 5,8 5,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 3,7 3,5
Naleving meetellen Naleving 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Totaal 7,0 6,8 6,8 5,8 5,8 5,8 5,8 5,7 5,7 5,5 5,5 5,5 5,3 5,2 5,2 5,1 5,0 5,0 5,0 4,9 4,9 4,9 4,9 4,8 4,8 4,8 4,8 4,8 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 4,5 4,5 4,4 4,4 4,4 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 3,7 3,5
Klasse I I I II II II II II II II II II II II II II II II II III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III III IV IV
Aantallen 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bijlage 2 Gemeenschappelijk kader
Gemeenschappelijk Kader Flevoland 2013
Werkgroep Gemeenschappelijk Kader Ingestemd 30-11-2012 door: Het Ambtelijk Omgevings Overleg Flevoland Ter vaststelling voor te leggen aan: De handhavingspartners in Flevoland
1
Inhoud: 1 2 3
Inleiding ............................................................................................................................................ 4 Strafrechtelijk-bestuursrechtelijk optreden ....................................................................................... 6 Aandachtspunten ............................................................................................................................. 8 3.1 Stappenplan............................................................................................................................. 8 3.2 Relatie met programmatisch toezicht en informatieuitwisseling.............................................. 8 3.3 Optreden tegen overheden...................................................................................................... 9 3.4 Gedoogkader ........................................................................................................................... 9 4 Implementatie en evaluatie ............................................................................................................ 11 4.1 Implementatie ........................................................................................................................ 11 4.2 Evaluatie ................................................................................................................................ 11
Bijlagen: 1 2
3
4 5
Regionaal stappenplan Gemeenschappelijk Kader Flevoland ...................................................... 13 1.1 Toelichting stroomschemas ................................................................................................... 13 Wettelijke basis afwegingsmodel bestuursrechtelijke sancties ...................................................... 23 2.1 Inleiding ................................................................................................................................. 23 2.2 Grondslag bestuursdwang en dwangsom ............................................................................. 23 2.3 Beperking keuzevrijheid ........................................................................................................ 23 2.3.1 Bestuursdwang of dwangsom ........................................................................................... 23 2.3.2 Intrekken vergunning ......................................................................................................... 23 Richtlijn dwangsombedragen en begunstigingstermijnen. ............................................................. 24 3.1 Algemeen............................................................................................................................... 24 3.1.1 Doel van de richtlijn ........................................................................................................... 24 3.1.2 Opzet vaststellen begunstigingstermijn, dwangsomhoogte en begunstigingstermijn ....... 24 3.1.3 Recidive ............................................................................................................................. 25 3.1.4 Bestuursdwang .................................................................................................................. 25 3.1.5 Strafrecht ........................................................................................................................... 25 3.2 Standaard begunstigingstermijnen en dwangsomhoogten ................................................... 25 3.2.1 Milieu ................................................................................................................................. 25 3.2.2 Ruimtelijke ordening .......................................................................................................... 27 3.2.3 Bouwen, gebruik en slopen ............................................................................................... 28 3.2.4 Oppervlaktewater verontreiniging, agrarisch en particulier ............................................... 29 3.2.5 Oppervlaktewater verontreiniging, industrie en overig ...................................................... 30 3.2.6 Grondwater/warmte-/koude opslag ................................................................................... 30 3.2.7 Zweminrichtingen............................................................................................................... 31 3.2.8 APV (Algemene Plaatselijke Verordening) ........................................................................ 31 3.3 Berekening dwangsomhoogte ............................................................................................... 32 3.4 Bepaling herstel- en/of begunstigingstermijn ........................................................................ 33 Protocol toepassing gedoogkader.................................................................................................. 34 Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv) .................................................................................................................................................. 37
2
Samenvatting De samenwerking tussen de handhavingpartners is op basis van de kwaliteitseisen voor handhaving te verdelen in 4 gebieden: 1. Inzet handhavinginstrumentarium 2. Analyse, prioritering en programmering 3. Informatiemanagement 4. Personeel, organisatie en kwaliteit Gebieden 1 t/m 3 vormen onderdeel van een te herziene bestuursovereenkomst. Op basis van deze bestuursovereenkomst worden deze gebieden als afzonderlijke documenten verder uitgewerkt. De inzet van het handhavinsinstrumentarium wordt vormgegeven in dit Gemeenschappelijk Kader. Op basis van de “Bestuursovereenkomst inzake de milieuhandhavingssamenwerking in de provincie Flevoland” van 2 juni 1999 wordt vanwege een vijftal ontwikkelingen, het sinds 1999 bestaande Gemeenschappelijk Kader herzien: • In de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de Waterwet zijn vergunningen meldingstelsels op het gebied van bouw- en woningtoezicht, milieu en ruimtelijke ordening en water geïntegreerd. Hierdoor is verbreding nodig van het bestaande Gemeenschappelijk Kader, dit was oorspronkelijk gericht op milieuhandhaving. • Als gevolg van op landelijk niveau afgesloten handhavingarrangementen zijn de rijkspartners (Algemene Inspectie Dienst, Rijkswaterstaat en VROM-inspectie) geen deelnemer meer aan het Gemeenschappelijk Kader. • In 2009 is door het Functioneel Parket, Onderdeel van het Openbaar Ministerie, een nieuwe Missie en Visie opgesteld. Onderdeel hiervan zijn inzetcriteria op basis waarvan strafrechtelijke capaciteit kan worden ingezet. De inzetcriteria zijn gewijzigd ten opzichte van het bestaande Gemeenschappelijk Kader, men richt zich meer op de ernst van het feit en de persoon van de dader. Dit heeft tot gevolg dat het voortzetten van het Flankerend Beleid, zoals dit in het bestaande Gemeenschappelijk Kader is vastgelegd, niet meer mogelijk is. • Het palet aan sanctiemiddelen is uitgebreid met de bestuurlijke boete en bestuurlijke strafbeschikking. Door de bestuursrechtelijke partners moeten keuzes gemaakt worden hoe en voor welke overtredingsoorten deze sanctiemiddelen worden ingezet. In dit gemeenschappelijk kader is de optie voor de bestuurlijke strafbeschikking opgenomen en uitgewerkt. De keuze voor de bestuurlijke boete is binnen Flevoland binnen de reikwijdte van dit gemeenschappelijk kader niet gemaakt. • Als nieuwe partij bij de handhavingsamenwerking zal op 1-1-2013 de Omgevingsdienst Flevoland en Gooi- en Vechtstreek gaan optreden. Dit gemeenschappelijk kader geeft voor de taken van de OFGV binnen Flevoland de kaders waarbinnen gewerkt dient te worden. De inzet van kernbepalingen wordt vervangen door het inzetten van de bestuurlijke strafbeschikking. Door een betere informatie-uitwisseling tussen de handhavingpartners kan het OM gerichter handhaven op stelselmatig en/of calculerend gedrag van overtreders.
3
1 Inleiding Doelstelling Doel van dit gemeenschappelijk kader is de afstemming bestuurs- en strafrecht in de provincie Flevoland tussen de bestuursrechtelijk en strafrechtelijk betrokken overheden. Dit kader dient ter bevordering van een uniforme en effectieve aanpak van overtredingen van milieu en bouwregels, alsmede verordeningen ten aanzien van de ruimtelijke ordening en de leefomgeving. Dit vloeit voort uit de Handhavingsstrategie in het kader van de “Bestuursovereenkomst inzake de milieuhandhavingssamenwerking in de provincie Flevoland” van 2 juni 1999. Tevens zijn opgenomen een sanctie- en gedoogstrategie zoals deze zijn opgesteld in het kader van het proces professionalisering van de milieuhandhaving (2002-2005). De wettelijke basis voor deze strategieën is bij de in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verankerd in de kwaliteitseisen zoals verwoord in het In het Besluit omgevingsrecht (Bor). Door het samenwerken tussen het bestuurs- en strafrecht, waarbij gebruik gemaakt wordt van een inhoudelijk gelijk toetsingskader, is er sprake van een winst in de handhaving voor wat betreft de afstemming. Daarmee wordt aan één van de doelstellingen van de bestuursovereenkomst, het streven naar een effectievere handhaving, voldaan. Voorgeschiedenis In een brief van 29 augustus 1997 is door de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Verkeer en Waterstaat en Justitie aangegeven welke activiteiten zij hebben ondernomen ter verbetering van de handhaving van milieuwet- en regelgeving. Eén van de aandachtspunten betrof de verbetering van de structurele samenwerking tussen de verschillende organisaties die belast zijn met de handhaving van de milieuregels. De ministers dachten daarbij aan een gebiedsgerichte handhavingstructuur, waarbinnen afspraken gemaakt worden over regionale samenwerking, de uitoefening van taken en bevoegdheden, de aansturing en prioriteitsstelling en informatieverschaffing. Als vervolg hierop is op 2 juni 1999 werd de bestuursovereenkomst inzake de milieuhandhavingsamenwerking in de provincie Flevoland bestuurlijk vastgesteld door de Flevolandse gemeenten, de waterkwaliteitsbeheerders, de ministers van VROM, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Verkeer en Waterstaat en de provincie Flevoland. Een strafrechtelijk deel, waaraan zowel het Openbaar Ministerie als de Regiopolitie Flevoland zich geconformeerd hebben, is aan de overeenkomst toegevoegd. Vanwege het verschillende karakter van de organisaties is het noodzakelijk dat afspraken gemaakt gaan worden in de vorm van een gemeenschappelijk kader. Dit is in de bestuursovereenkomst omschreven als een “door partijen opgesteld kader ter bevordering van een uniforme en effectieve aanpak van milieuovertredingen”. In het kader van het proces van professionalisering van de milieuhandhaving dat in 2002 op initiatief van de minister van VROM is gestart, is het gemeenschappelijk kader in 2004 aangepast. Door deze aanpassing voldeed het gemeenschappelijk kader aan de kwaliteitscriteria (respectievelijk de Sanctieen de Gedoogstrategie). Belangrijkste toevoeging ten opzicht van het gemeenschappelijk kader uit 1999 is dat een regeling is getroffen voor: • het optreden tegen overtredingen van de eigen organisatie en andere overheden, met de daarbij behorende democratische controle; • het transparant maken van termijnen voor het opheffen van overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor. Ontwikkelingen Sinds de laatste herziening van het gemeenschappelijk kader hebben zich de volgende ontwikkelingen voorgedaan: Betrokken partijen Als gevolg van de ontwikkelingen binnen de Rijksinspecties (Eenduidig Toezicht) en de op landelijk niveau afgesloten handhavingsarrangementen tussen het OM en deze inspecties zijn de rijksinspecties geen deelnemer meer in het gemeenschappelijk kader. Tevens zal per 1-12013 de Omgevingsdienst Flevoland en Gooi- en Vechtstreek als nieuwe partij een rol gaan spelen in de handhavingssamenwerking. Nieuwe missie en visie OM
4
Voor de strafrechtelijke handhaving is het resultaat van de pilot kernbepalingen van belang evenals het rapport van de commissie Mans. Hierin wordt een andere invulling van de inzet van het strafrecht voorgesteld dan tot nu gebruikelijk is. Gelet op deze nieuwe ontwikkelingen is door het Functioneel Parket het Missie en Visie document vastgesteld, bij het opstellen van het Gemeenschappelijk Kader is hiermee rekening gehouden. Daarnaast wordt in het vorig jaar verschenen politiemilieuplan 2011 (“milieu in ontwikkeling”’) van de Raad van Hoofdcommissarissen, ondermeer gesteld, dat in 2011 de politie niet meer structureel met de toezichthouder op (her)controle gaat. Het bestuur kan dan inmiddels voor eenvoudige inrichtinggebonden delicten zelf strafrechtelijk optreden, al dan niet middels de strafbeschikking, door Boa’s. De politie kan zich dan meer gaan richten op de zwaardere zaken. Daarnaast is het door de verbreding van de taakstelling noodzakelijk binnen het OM afspraken te maken tussen de reguliere parketten en het functioneel parket. Verbreding taakstelling Als gevolg van het in werking treden van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de waterwet worden vergunning- en meldingstelsels op het gebied van bouw- en woningtoezicht, milieu en ruimtelijke ordening en water geïntegreerd. Dit heeft tot gevolg dat het gemeenschappelijk kader verbreed dient te worden. Opvallend is daar het verschil tussen cyclische handhaving zoals bij de meeste milieuhandhaving en eenmalige handhaving zoals in de bouwhandhaving. Bij het opstellen van het gemeenschappelijk kader en de bijbehorende stappenplannen is dit onderscheid van belang. Versterking wettelijke basis
Krachtens artikel 5.3, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden in het belang van een doelmatige handhaving bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels gesteld. In het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat mede uitvoering geeft aan artikel 5.3 van de Wabo, worden kwaliteitseisen gesteld aan de bestuursrechtelijke handhaving van het omgevingsrecht. Op basis hiervan zijn de gedoog- en sanctiestrategie een wettelijke verplichting. Sanctiemiddelen Het palet aan sanctiemiddelen is uitgebreid met de bestuurlijke boete en bestuurlijke strafbeschikking. Door de bestuursrechtelijke partners moeten keuzes gemaakt worden hoe en voor welke overtredingsoorten deze sanctiemiddelen worden ingezet. In dit gemeenschappelijk kader is de optie voor de bestuurlijke strafbeschikking opgenomen en uitgewerkt. De keuze voor de bestuurlijke boete is binnen Flevoland binnen de reikwijdte van dit gemeenschappelijk kader niet gemaakt. Deze ontwikkelingen maakten het noodzakelijk het gemeenschappelijk kader op een aantal punten ingrijpend te wijzigen. Leeswijzer Voor u ligt de handhavingsstrategie die betrekking heeft op dat deel van de samenwerking dat te herleiden valt tot de afstemming en samenwerking tussen straf- en bestuursrecht. Het gaat om de beschrijving van de strategische uitgangspunten voor wat betreft de samenwerking. Gelet op het gemeenschappelijke karakter van de samenwerking worden de partners bij de bestuursovereenkomst geacht deze strategie bij de uitvoering van de individuele bevoegdheden toe te passen. De strategie bevat de beleidsuitgangspunten die gehanteerd worden bij het oplossen van problemen en het nemen van beslissingen. Dit document bevat dan ook uitsluitend uitspraken op strategisch niveau. Afspraken in het kader van de uitvoering van de beleidsuitgangspunten dienen nader tussen de partners vorm te krijgen. Daarbij moet niet vergeten worden dat er een beperking geldt voor de beleidsuitgangspunten omdat deze alleen van toepassing zijn in situaties dat er sprake is van een overtreding. Dit Gemeenschappelijk Kader bestaat uit een algemeen deel waarin de beleidsuitgangspunten worden weergeven en een vijftal bijlagen: 1. Stappenplan 2. Wettelijke basis afwegingsmodel bestuursrechtelijke sancties 3. Richtlijn dwangsombedragen en begunstigingstermijnen 4. Gedoogkader 5. Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten Deze opzet maakt het mogelijk om wijzigingen in de bijlagen door te voeren zonder dat de hoofdtekst gewijzigd hoeft te worden.
5
2 Strafrechtelijk-bestuursrechtelijk optreden Handhaving van de wet- en regelgeving ter bescherming van de leefomgeving kan zowel op het gebied van het bestuursrecht als op strafrechtelijk gebied. Relatie met bestuursovereenkomst In het kader van de bestuursovereenkomst zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de samenwerking op handhavingsgebied voor wat betreft grijze wetgeving (milieu), blauwe wetgeving (water), de rode wetgeving (ruimtelijke ordening), de groene wetgeving (natuur). Deze versie van het Gemeenschappelijk Kader is uitgebreid ten opzichte van het grijze en blauwe kleurspoor doordat ook nader invulling wordt gegeven aan met name het rode kleurspoor. Vooruitlopend op de herziening van de bestuursovereenkomst zijn ook verordeningen ten aanzien van de ruimtelijke ordening en de leefomgeving betrokken bij deze versie. De bevoegdheden voor de strafrechtelijke handhaving van de Wet milieubeheer, Wet Ruimtelijke Ordening en de Waterwet zijn voornamelijk vastgelegd in de Wet op de economische delicten. In deze wet wordt een groot aantal handelingen in strijd met een wettelijk voorschrift als overtreding of als misdrijf aangemerkt. Partijen bij de bestuursovereenkomst hebben door ondertekening ervan aangegeven gezamenlijk te streven naar eenduidigheid bij het optreden naar burger en bedrijfsleven en onderlinge afstemming tussen straf- en bestuursrecht te bevorderen. De doelstelling van de bestuursovereenkomst is vastgelegd in artikel 1 en legt de nadruk op het realiseren en in stand houden van een adequate werkwijze door een efficiënte en effectieve inzet van menskracht en middelen. Daarvoor is het maken van afspraken over de uitoefening van het toezicht en de handhaving teneinde rechtsongelijkheid te voorkomen en ter verbetering van de handhavingefficiency noodzakelijk. Een andere doelstelling is het bevorderen van een goede samenwerking en afstemming tussen de partijen bij de uitvoering van ieders eigen taken in zaken waarbij ook andere instanties betrokken zijn, bij bovenlokale en bij gebiedsgerichte activiteiten. Het aangehaalde artikel 1 gaat er zelfs van uit dat eventuele vrijblijvendheid ten aanzien van afspraken verminderd kan worden door onderlinge en openbare verantwoording over het te voeren en gevoerde handhavingsbeleid af te leggen. Teneinde een en ander te kunnen bereiken is het maken van afspraken en onderlinge afstemming een vereiste. Eén van de mogelijkheden daartoe is in de bestuursovereenkomst genoemd onder gemeenschappelijk kader en daarvan is bepaald dat er in ieder geval afspraken gemaakt moeten worden met betrekking tot het stappenplan en het tijdelijk gedogen. Onder stappenplan wordt verstaan de stappen die worden doorlopen voordat overgegaan wordt tot de inzet van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties. Dit is vastgelegd in artikel 4.1 van de bestuursovereenkomst. In het Strafrechtelijke deel is onder II, hoofdstuk 6, aangegeven wanneer in principe tot strafrechtelijk optreden door opsporingsambtenaren wordt overgegaan. Ontwikkelingen In de vorige versie van het Gemeenschappelijk Kader was de landelijke Strategie Milieuhandhaving het uitgangspunt, met daarin een lijst van kernbepalingen en niet-kernbepalingen. Inmiddels heeft er een landelijke evaluatie plaatsgevonden: het project pilot kernbepalingen. In het evaluatierapport wordt geconstateerd dat de doeleinden die men de afgelopen tien jaar heeft willen nastreven niet zijn verwezenlijkt. Er is weinig samenspel tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving. De handhaving en vermoedelijk ook de naleving blijft achter bij wat men beoogde. Daarnaast is er weinig greep op milieuovertredingen en milieucriminaliteit die mobiel of ketengebonden in plaats van inrichtinggebonden zijn. Verder is voor het OM van belang dat er sprake is van een veranderde inzet van het strafrecht bij milieuovertredingen. Het kabinet wil de taakverdeling tussen het bestuur en het OM zodanig herzien dat tegen de meeste omgevingsovertredingen in beginsel alleen door het bestuur wordt opgetreden. Voor sommige overtredingen kan daarbij gebruik gemaakt worden van de bestuurlijke boete en voor andere overtredingen krijgt het bestuur de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid op grond van de Wet OM-afdoening. De inzet van OM en politie kan doordat het bestuur meer zaken zelf af zal gaan doen zoveel mogelijk worden gereserveerd voor middelzware en zware criminaliteit.
6
Ook het College van Procureurs-Generaal heeft aangegeven een voorstander te zijn van een bredere inzet van het strafrecht door bestuursorganen. Maatwerk Gelet op deze nieuwe ontwikkelingen is door het Functioneel Parket het Missie en Visie document vastgesteld. Hierin staat aangegeven op welke momenten een strafrechtelijke interventie gewenst is. Bij de inzet van het strafrecht spelen twee criteria een rol: -De ernst van het feit. Daarbij kan gedacht worden aan ernstige of onomkeerbare milieuschade. Schade aan volksgezondheid en voedselveiligheid. De kans op doden en gewonden. Ook de samenloop met andere feiten is van belang, zoals gebruik van geweld, corruptie, concurrentievervalsing. -De persoon van de dader. Is er sprake van recidive of calculerend gedrag. Deze nieuwe ontwikkelingen zijn van invloed op het Gemeenschappelijk Kader en het daarin opgenomen stappenplan. In het stappenplan wordt daarom bij de politie-inzet gekozen voor de term “maatwerk” waarbij door het OM een afweging kan plaatsvinden bij elk daarvoor in aanmerking komend delict. De politie zal haar capaciteit zoveel als mogelijk afstemmen op de zaken als bedoeld onder “maatwerk” in het stappenplan. Daarnaast blijft de politie beschikbaar indien zij als “de sterke arm” verzocht wordt assistentie te verlenen bij bestuurlijk optreden waarbij een serieus gevaar voor escalatie aanwezig wordt geacht. Bij de strafrechtelijke aanpak door boa’s worden zij, zoveel als nodig is, door de politie begeleid bij hun strafrechtelijke taak. Het strafrechtelijk aandeel in de handhaving van de omgevingswetgeving ligt voor de politie met name op het signaleren van overtredingen, het vergaren van informatie ten behoeve van de opsporing en het daadwerkelijk opsporen van overtredingen. Het Openbaar Ministerie heeft het gezag over de opsporing en draagt zorg voor de vervolging van de overtreder(s). Naast de politie worden er echter ook opsporingsambtenaren ingezet die tevens als toezichthouder in dienst van de gemeente, provincie of waterkwaliteitsbeheerder werkzaam kunnen zijn. In het kader van de samenwerking en de prioritering van de activiteiten is afstemming tussen de verschillende partners noodzakelijk. Overeenkomstig het gestelde in de bestuursovereenkomst zal de politie de beschikbare capaciteit mede afstemmen op het handhavingsprogramma zoals dit door het Bestuurlijk HandhavingsOverleg wordt vastgesteld.
7
3 Aandachtspunten 3.1
Stappenplan
Afstemming en coördinatie van taken op het gebied van de omgevingswet handhaving worden door alle partijen in het werkveld noodzakelijk geacht. In het kader van de regionale samenwerking heeft een deel van de afspraken geresulteerd in een regionaal handhavingsstappenplan. Dat stappenplan is als bijlage opgenomen. Het stappenplan geeft de procedure weer die gevolgd wordt indien een overtreding van een wettelijk voorschrift wordt geconstateerd. De inzet van zowel het bestuursrecht als het strafrecht worden in het stappenplan op elkaar afgestemd Het stappenplan bestaat uit vier stroomschema’s met een bijbehorende toelichting en is als bijlage 1 bij dit gemeenschappelijk kader toegevoegd. In deze schema’s wordt op gestructureerde wijze aangegeven wanneer strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of gezamenlijk wordt opgetreden.
3.2
Relatie met programmatisch toezicht en informatieuitwisseling
Bij het uitoefenen van de bevoegdheden in het kader van de omgevingstaken maakt het bevoegd gezag gebruik van de HUP’s (Handhavings Uitvoerings Programma). De wettelijk verplichte HUP’s kunnen worden opgesteld voor inrichtingen, voor een bepaald gebied of voor een doelgroep. Dit kan de werkwijze uniformeren, en door op basis van goede analyse gericht te handhaven kan de toezichtlast bij niet-overtreders aanzienlijk worden verlaagd. Bovendien is het vaststellen van een HUP een wettelijke verplichting. Het werken met HUP’s is een ontwikkeling die is ingezet na de kwantitatieve doelstellingen ten aanzien van handhaving. Voorop staat thans het behalen van een grotere efficiency en effectiviteit in de handhaving aan de hand van een aantal kwalitatieve aspecten. De handhavingsinspanningen kunnen afgestemd worden op de keuzes die gemaakt zijn in het HUP. Deze keuzes houden overigens niet in dat uitsluitend op die zwaartepunten wordt gecontroleerd en alléén tegen overtreding daarvan wordt opgetreden. De inhoud van een HUP wordt in sterke mate bepaald door de aard van de omgevingstaak en hoe de naleving kan worden bevorderd. In ieder HUP worden prioriteiten benoemd op basis van wettelijke verplichtingen en bestuurlijke doelen. Op grond van de wettelijke eisen monitoren toezichthoudende overheden de geconstateerde overtredingen. Daarmee wordt inzicht gekregen in het naleefgedrag van specifieke groepen overtreders en voor specifieke activiteiten. Deze informatie dient als basis voor de risico-analyse van het HUP van de eigen organisatie maar zijn ook van belang voor de handhavingspartners. Met name het OM en de politie kunnen deze gegevens gebruiken voor het bepalen van prioriteiten in hun eigen programma’s en handhavingsarrangementen. Een vereiste om goed te kunnen monitoren is het consequent, correct en eenduidig vastleggen en ontsluiten van de handhavingsresultaten binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders, zodanig dat deze gebruikt kunnen worden door de eigen organisatie en de handhavingspartners. Op dit punt zullen richtinggevende afspraken gemaakt moeten worden.
8
3.3
Optreden tegen overheden
Tegen de eigen organisatie en tegen andere overheden wordt op gelijke wijze opgetreden als tegen overtredingen van derden! Bij het optreden tegen de eigen organisatie doet zich, voor wat betreft het bestuursrecht, een complicatie voor. Als volgens het stappenplan bestuursrechtelijk dient te worden opgetreden ontstaat de situatie dat de te maken kosten (bestuursdwang) of de te innen bedragen (dwangsom) zowel ten laste als ten bate komen van dezelfde organisatie. Om het beoogde effect van deze dwangmiddelen toch te benutten dienen de kosten van de actie ten koste te gaan van het budget van het organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor het naleven van de regelgeving. Deze kosten dienen ten gunste te komen van het organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor de handhaving. Het verdient de voorkeur deze financiële middelen ten gunste te laten komen van de reservering voor de toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten, zoals bestuursdwangacties en eventuele schadevergoedingen (door rechtmatig handelen). Ten einde de naleving van de regelgeving open te stellen voor democratische controle wordt het algemeen bestuur van het overtredende bestuursorgaan van de eigen organisatie en van andere overheden op de hoogte gesteld van overtredingen en de afhandeling daarvan. Het bevoegd gezag stuurt daartoe afschriften van de correspondentie (controlebrieven, beschikkingen e.d.) aan het algemeen bestuur van de overtredende overheidsorganisatie. Ten aanzien van de strafrechtelijke handhaving verdient het de voorkeur dat de politie, in plaats van de Buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de overtredende organisatie, optreedt tegen overtredingen. Belangrijkste reden hiervoor is om geen twijfel te laten ontstaan over de objectiviteit van het opsporingsonderzoek. Daarnaast dient het ter voorkoming van een loyaliteitsconflict voor de betreffende ambtenaar.
3.4
Gedoogkader
Gedoogstrategie In Flevoland wordt er in principe niet gedoogd, tenzij er zich een bijzondere omstandigheid voordoet en dan altijd middels een besluit, tijdelijk en onder voorwaarden. Gedogen gebeurt slechts in uitzonderingsgevallen en beperkt zich in omvang en tijd tot die gevallen waarbij op korte termijn concreet uitzicht is op legalisering. In geval van gedogen wordt een gedoogbeschikking met voorschriften opgesteld die aan bestuursrechtelijk toezicht wordt onderworpen. Overwegingen toepassing gedoogstrategie voor ruimtelijke ordening en openbare ruimte Waar het bestuurlijk toezicht en de handhaving op naleving van de milieu-, bouw- en waterregelgeving doorgaans duidelijk en rigide is, geeft dit uit bestuurlijk oogpunt voor de ruimtelijke ordening en de openbare ruimte meer nuances. Dit omdat hier vaak veel verschillende belangen spelen, er een maatschappelijk belang in het geding kan zijn en de realisatie aan tijd gebonden factoren afhankelijk kan zijn. Daarnaast heeft de consequente handhaving van vooral de ruimtelijke ordening een lange tijd een lage prioriteit gekend. Hierdoor zijn gecompliceerde situaties ontstaan van overtredingen met een lange voorgeschiedenis. Veelal zijn dan grote persoonlijke belangen gekoppeld aan de illegale situatie en kennen deze situaties geen volledig vergelijkbare situatie. Zowel bij de eerstgenoemde, veelal nieuwe situaties, als de bestaande illegale situaties die na lange tijd worden opgepakt, is er behoefte aan uitbreiding van de gedoogstrategie voor de taakvelden bouwen en ruimtelijke ordening. Een strategie waaraan getoetst kan worden en de bestuurlijke beslissing ook voor bouwen en ruimtelijke ordening zo eenduidig en transparant mogelijk maakt. Het stilzwijgend of op mondelinge afspraak gedogen kan nu in Flevoland niet meer.
9
Toepassing gedoogstrategie Protocol In bijlage 4 vindt u het protocol voor het toepassen van de gedoogstrategie tijdens toezichttrajecten en naar aanleiding van een schriftelijk verzoek hiertoe. Dit protocol geeft, naast het gestelde in de gedoogstrategie, inzicht in de stappen die worden genomen in de afweging al dan niet te gedogen in een bepaalde situatie. Beginselplicht tot handhaving Conform jurisprudentie van de laatste jaren inzake handhavingbesluiten op het terrein van het ruimtelijk bestuursrecht, het milieurecht en recent ook de Algemene Plaatselijke Verordening, is een bestuursorgaan niet alleen bevoegd, maar in beginsel ook verplicht om handhavend tegen overtredingen op te treden. Als er zich een bijzondere omstandigheid voordoet, kan het bestuursorgaan (tijdelijk) afzien van handhaving. Er kan dan een belangenafweging worden gemaakt en de motivering moet bij het gedoogbesluit worden gevoegd. Gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel Een bijzondere omstandigheid kan zich, afgezien van het geval dat concreet zicht bestaat op legalisering, voordoen indien sprake is van andere, vergelijkbare gevallen waarin niet wordt gehandhaafd (gelijkheidsbeginsel), indien bij de overtreder zodanige -gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt dat van handhaving moet worden afgezien (vertrouwensbeginsel) of als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien (evenredigheidsbeginsel).
10
4 Implementatie en evaluatie 4.1
Implementatie
De afstemming tussen bestuurs- en strafrecht dient in de dagelijkse praktijk nader vorm te krijgen. Nu met onderhavige nota de richting is bepaald waarin de nadere afstemming zal plaatsvinden, zal er op provinciale schaal gewerkt moeten worden aan de implementatie van de strategie. Binnen de organisatie van iedere partner dient er voldoende aandacht en energie gestoken te worden aan de implementatie van de te hanteren werkwijze. Om aan één van de uitgangspunten te kunnen voldoen, nadere uniformering, dienen die activiteiten op elkaar afgestemd te worden. Dit betekent niet alleen de afstemming tussen de bestuurlijke partners, maar ook tussen het Openbaar ministerie, de Politie en het bestuur. De aandacht bij de implementatie zal zich in ieder geval richten op de volgende elementen: Algemeen • Inpassen van het gemeenschappelijk kader in de bestaande en gewenste overlegstructuren binnen de provincie; • Zorg dragen voor een gestructureerde informatie-uitwisseling tussen de handhavingpartners. Gemeenschappelijk kader • ontwikkelen voorlichtingsmateriaal voor de partners, gedifferentieerd naar werkveld; • organiseren voorlichtingsbijeenkomsten voor de partners; • ontwikkelen extern gericht voorlichtingsmateriaal. Het algemene deel van genoemde elementen is van voorbereidende aard. Vanwege de raakpunten met andere, nog niet opgestarte projecten, is er hier slechts sprake van een inventarisering van de overlegstructuren en zal er dan ook hier geen besluitvorming en/of nadere invoering plaatsvinden.
4.2
Evaluatie
Procedure Na invoering van de vernieuwde werkwijze, waarvan het werken met een nieuw stappenplan en de vergrote reikwijdte van dit stappenplan de meest opvallende zal zijn, moet een moment van evaluatie vastgesteld worden. Deze evaluatie dient gericht te zijn op de werkbaarheid van het stappenplan en de effectiviteit van het gemeenschappelijk kader voor de in te zetten handhavingsinstrumenten. Op grond van de bestuursovereenkomst moet de samenwerking en afstemming zoals beschreven in het gemeenschappelijk kader tenminste éénmaal in de twee jaar geëvalueerd worden. De bevindingen moeten aan het bestuurlijk overleg worden voorgelegd. Eventuele aanpassingen van het gemeenschappelijk kader moeten binnen dat overleg vastgesteld worden. Relatie met OFGV Momenteel wordt volop gewerkt aan de totstandkoming van de Omgevingsdienst Flevoland en Gooien Vechtstreek (OFGV). Deze omgevingsdienst is gelegen in de provincies Flevoland en NoordHolland. Het is wenselijk in het werkgebied van de OFGV te werken met een gelijkluidend gemeenschappelijk kader. Hiertoe dient afstemming gezocht te worden tussen beide provincies om te komen tot een zo uniform mogelijke werkwijze voor de handhavingspartners binnen het werkgebied van de OFGV. Dit proces dient zo spoedig mogelijk te worden opgestart. Totdat dit proces heeft geleid tot een, door alle partners in het werkgebied van de OFGV, bestuurlijk vastgesteld Gemeenschappelijk Kader zal binnen Flevoland gewerkt worden met dit Gemeenschappelijk Kader.
11
Bijlagen
12
1 Regionaal stappenplan Gemeenschappelijk Kader Flevoland 1.1
Toelichting stroomschemas
Het regionaal stappenplan voor het gemeenschappelijk kader Flevoland is opgebouwd uit een viertal stroomschema’s: Keuzemodel acuut optreden. Als eerste wordt een keuzemodel acuut optreden gepresenteerd, in dit keuzemodel zijn ook de gevallen waarbij legalisatie aan de orde is verwerkt. Keuzemodel handhaving In dit stroomschema worden de keuzes om al dan niet te komen tot een bestuursrechtelijke sanctie en een aanvullend een strafrechtelijke sanctie weergeven. Afwegingsmodel bestuursrechtelijke sanctie In dit stroomschema worden de afwegingen voor de keuze voor één van de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen weergeven. De wettelijke basis voor deze afwegingen wordt voorafgaand geschetst. Strafrechtelijk keuzemodel In dit model wordt aangegeven hoe de keuze tussen bestuurlijke strafbeschikking en proces verbaal wordt gemaakt. Binnen Flevoland is door alle besturen voor de regelgeving binnen de reikwijdte van dit gemeenschappelijk kader de keuze gemaakt voor de bestuurlijke strafbeschikking en niet voor de bestuurlijke boete. Voor de bestuurlijke boete is derhalve geen stappenplan uitgewerkt. Uitzondering hierop vormt de samenwerking van het waterschap Zuiderzeeland met een rijksinspectie waarbij wel wordt gebruik gemaakt van de bestuurlijke boete, deze samenwerking valt niet binnen de reikwijdte van dit gemeenschappelijk kader. Ieder stroomschema is voorzien van een nadere toelichting voor het gebruik. De samenhang tussen de diverse schema’s is weergeven in nevenstaand overzicht.
13
14
15
1. KEUZEMODEL ACUUT OPTREDEN Keuze Dit keuzemodel behandelt de vraag of er routinematig en met vaste termijnen en procedures kan worden volstaan of dat er acuut optreden noodzakelijk is. Daarnaast wordt ook getoetst of er sprake is van een legaliseerbare overtreding. Acuut optreden Of acuut optreden noodzakelijk is zal per geval beoordeeld moeten worden. Elementen die daarbij een rol spelen zijn: - Is er of dreigt er een directe aantasting of bedreiging in betekenende mate van de veiligheid, de openbare gezondheid of het milieu? - Is er een onomkeerbare situatie te ontstaan of dreigt deze te ontstaan? Voor deze keuze kan het noodzakelijk zijn spoedadvies in te winnen bij deskundige instanties, daarbij kan worden gedacht aan brandweer, politie, GHOR of ketenpartners die te maken hebben met de (vervolg)effecten van de overtreding. Er dienen werkafspraken te zijn over hoe deze adviesprocedure verloopt. Op het moment dat wordt vastgesteld dat acuut optreden noodzakelijk is dienen de overige betrokken partijen onverwijld op de hoogte gesteld te worden van dit feit. Legalisatietraject Indien legalisatie mogelijk is zal de overtreder hierop worden gewezen en in de gelegenheid gesteld een legalisatieverzoek in te dienen. Als legalisatie mogelijk is en het legalisatieverzoek is ingediend wordt een legalisatietraject ingezet. Een dergelijk traject zal er voor de diverse handhavingsterreinen, bouw, milieu en ruimtelijke ordening, verschillend uitzien. In het legalisatietraject zal kunnen elementen uit het keuzemodel handhaving worden gebruikt gedurende dit traject te kunnen blijven handhaven. Procedure Bestuursrechtelijk optreden Het bestuursrechtelijk optreden is bedoeld om de overtreding ongedaan te maken en de gevolgen zo veel mogelijk te beperken. In een aantal gevallen is het noodzakelijk om na het acute optreden een vervolgactie te starten om secundaire effecten van de overtreding te beperken of ongedaan te maken, daarbij kan gebruik worden van het “keuzemodel handhaving” als het aanpakken van de vervolgeffecten geen acuut optreden vereist. Het bestuursrechtelijk optreden dient goed gedocumenteerd te worden, daarbij is het noodzakelijk om ook rekening te houden met het vastleggen van gegevens die mogelijk in een strafrechtelijk onderzoek van belang zijn. Bij het voorgenomen bestuursrechtelijk optreden worden de strafrechtelijke partners zo spoedig mogelijk geïnformeerd. De strafrechtelijke partners zullen in voorkomende gevallen de bestuursrechtelijke aanpak ondersteunen met de sterke arm. Strafrechtelijk optreden Het strafrechtelijk optreden dient dezelfde belangen als het bestuursrechtelijk optreden en heeft daarnaast tot doel te komen tot normbevestiging door middel van sanctionering. In een aantal gevallen is het noodzakelijk voor de bewijsvoering de situatie te bevriezen. Dit mag echter niet ten koste gaan van het bestrijden van de secundaire effecten van de overtreding. Hierover dient overleg te worden gevoerd met de bestuursrechtelijke partners. Bij het voornemen tot opleggen van een voorlopige maatregel worden de bestuursrechtelijke partners zo spoedig mogelijk geïnformeerd. Bij de beoordeling of een overtreding strafrechtelijk relevant is kunnen onder meer de strafrechtelijke criteria uit het keuzemodel handhaving worden gebruikt. Coördinatie en opschaling Zowel bij het opleggen van spoedbestuursdwang als bij het nemen van een voorlopige maatregel kan het noodzakelijk zijn advies van deskundige instanties in te winnen. Wanneer beide instrumenten gelijktijdig worden ingezet dient het advies gecoördineerd te worden gevraagd. In een aantal gevallen zijn de gevolgen van een overtreding zodanig groot dat de OOV-regelgeving voor de rampenbestrijding in werking treedt. Daarmee valt de aanpak van de overtreding onder een geheel ander regime. Degene die verantwoordelijk is voor de keuze voor acuut optreden dient voldoende deskundig te zijn om deze situatie te herkennen. Is geen acuut optreden noodzakelijk en is er ook geen legalisatie mogelijk dan wordt het “Keuzemodel Handhaving” gehanteerd. 16
17
2. KEUZEMODEL HANDHAVING Bij dit keuzemodel is er geen noodzaak tot acuut optreden. Toetsing lichte overtreding Als eerste wordt de volgende 4 criteria getoetst, gaat het om: - Een kennelijk incident - Is de overtreding niet doelbewust begaan - Gaat het om een overigens goed nalevende overtreder - Is de overtreding gering van omvang Waarschuwing en herstelmogelijkheid Als dit voor alle 4 criteria het geval is zijn er twee denkbare situaties: - Er is sprake van een onomkeerbare overtreding, in dat geval wordt volstaan met een waarschuwing. Deze wordt geregistreerd en zo breed mogelijk aan andere betrokken handhavers ter beschikking gesteld. Als dezelfde overtreding in de toekomst weer wordt begaan kan er van uit worden gegaan dat er geen sprake is van een incident en dat de overtreding doelbewust is begaan. - Is er sprake van een herstelbare situatie dan volgt een aanschrijving met hersteltermijn. Is de overtreding binnen de hersteltermijn ongedaan gemaakt, dan eindigt de procedure. De overtreding wordt geregistreerd en zo breed mogelijk aan andere betrokken handhavers ter beschikking gesteld. Als dezelfde overtreding in de toekomst weer wordt begaan kan er van uit worden gegaan dat er geen sprake is van een incident en dat de overtreding doelbewust is begaan. Bestuursrechtelijke sanctie Als dit niet het geval is of de overtreding wordt niet binnen de hersteltermijn ongedaan gemaakt dan wordt een bestuursrechtelijke sanctie opgelegd volgens het “Afwegingsmodel bestuursrechtelijke sanctie”. Toetsing strafrechtelijke criteria Vervolgens wordt getoetst of er sprake is van: - Een vermoeden van een calculerende of malafide instelling - Constatering herhaalde overtreding - Kans op navolging of cumulatie ongewenste effecten - Oneerlijke concurrentie - Aantasting overheidscontrole in de handhavingsketen Wordt er voldaan aan 1 of meer van deze criteria dan wordt het afwegingsmodel strafrechtelijke sanctie toegepast. De registratie van deze toets vindt plaats in het strafrechtelijk domein, en staat alleen ter beschikking van (bijzondere) opsporingsambtenaren. Wordt aan geen van de criteria voldaan, dan wordt volstaan met de bestuursrechtelijke sanctie volgens het “Afwegingsmodel bestuursrechtelijke sanctie”.
18
19
3. AFWEGINGSMODEL BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIE Afweging Dit afwegingsmodel bestaat uit een stapsgewijze inzet van steeds zwaardere sanctiemiddelen bij het volharden in een overtreding. Op het moment dat deze afweging aan de orde is, is conform het keuzemodel handhaving (blad 2) al: - een aanschrijving met hersteltermijn uitgegaan waaraan geen gehoor is gegeven. of - sprake van een overtreding die o of geen kennelijk incident is o of doelbewust begaan is o of wordt begaan door een overtreder met een slecht naleefgedrag o of een aanmerkelijke omvang heeft Eindresultaat is in alle gevallen het beëindigen van de overtreding. Procedure Procedure bij eerste overtreding Bij een eerste overtreding wordt door middel van een dwangsom getracht de overtreding ongedaan te maken. Leidt dit niet tot resultaat dan wordt verder de procedure bij herhaalde overtreding gevolgd. Procedure bij herhaalde overtreding Als het gaat om een herhaalde overtreding waar al eerder een dwangsom voor is opgelegd dan wordt direct gekozen voor een verhoging van die dwangsom met 100%. Leidt dit niet tot resultaat dan wordt overgegaan tot de bestuursdwangsprocedure. Procedure als de overtreding 2 of meer keer is overtreden In dit geval wordt er van uitgegaan dat een dwangsom niet effectief is en wordt direct overgegaan naar de aanschrijving bestuursdwang. Aanschrijving bestuursdwang Het bestuursorgaan is verplicht om de overtreder schriftelijk aan te schrijven en kenbaar te maken dat, na het verstrijken van een termijn waarbinnen de overtreder zelf de illegale situatie kan opheffen, overgegaan zal worden tot het treffen van maatregelen om de illegale situatie op te heffen. De schriftelijke beslissing (aanschrijving) is een beschikking waartegen bezwaar en beroep kan worden aangetekend. De beschikking vermeldt welk voorschrift is of wordt overtreden (artikel 5:24 Awb). De kosten van het uitvoeren van de sanctie worden verhaald op de overtreder (artikel 5:25 Awb). Uitvoeren bestuursdwang Als de aanschrijving bestuursdwang niet effectief is wordt overgegaan het uitvoeren van de bestuursdwang, zoals sluiten van (een deel van) de inrichting of opleggen van een bouwstop. Daarnaast kan intrekking van de vergunning aan de orde zijn. In geval van acuut optreden wordt conform het keuzemodel acuut optreden gehandeld.
20
21
4. STRAFRECHTELIJK KEUZEMODEL
Bestuurlijke strafbeschikking Binnen Flevoland is door alle besturen voor de regelgeving binnen de reikwijdte van dit gemeenschappelijk kader de keuze gemaakt voor de bestuurlijke strafbeschikking ten faveure van de bestuurlijke boete. Uitzondering hierop vormt de samenwerking van het waterschap Zuiderzeeland met een rijksinspectie waarbij wel wordt gebruik gemaakt van de bestuurlijke boete De bestuurlijke strafbeschikking milieu en keur is een strafrechtelijk boete-instrument dat door een orgaan belast met een publieke taak kan worden opgelegd. Het instrument is in het leven geroepen om het OM en de rechterlijke macht te ontlasten. Het is een lik op stuk-beleid dat door aangewezen lichamen of personen, belast met een publieke taak, kan worden opgelegd. Met ingang van 1 mei 2012 berust de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een bestuurlijke strafbeschikking voor milieufeiten, waarin een geldboete wordt opgelegd, bij: a. De directeuren van de regionale uitvoeringsdiensten (RUD) b. De Colleges van gedeputeerde staten c. De dagelijkse besturen van de waterschappen d. De hoofdingenieurs-directeur van de regionale en landelijke diensten van Rijkswaterstaat e. De inspecteur-generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport f. De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Keuzemodel Allereerst dient te worden gekeken of het feit (de overtreding) in het feitenboekje bestuurlijke strafbeschikking milieu en keur is opgenomen. Hierin staan alle feiten die kunnen worden afgedaan met een bestuurlijke strafbeschikking. Als het feit niet is opgenomen in deze lijst, dient een procesverbaal te worden opgemaakt en dient deze te worden gezonden aan het OM. Indien het feit wel is opgenomen in het feitenboekje is vervolgens de vraag om wat voor een overtreder het gaat. Is de overtreder een overheid (Rijk, provincie, gemeente of waterschap) of een minderjarige (jonger dan 18 jaar) dan kan de overtreding niet worden afgedaan met een bestuurlijke strafbeschikking en dient alsnog een proces-verbaal opgemaakt te worden. Indien de overtreder geen overheidsinstantie of een minderjarige is, kan naar de volgende stap worden gegaan om te kijken of de bestuurlijke strafbeschikking daadwerkelijk opgelegd kan worden.
Contra-indicatie Tenslotte is de vraag of , indien het een feit is waarvoor een bestuurlijke strafbeschikking kan worden opgelegd en de overtreder geen overheid of minderjarige is, er een contra-indicatie speelt. Een contra-indicatie is een omstandigheid die aangeeft dat de bestuurlijke strafbeschikking toch niet opgelegd kan worden. Voor de bestuurlijke strafbeschikking milieu en keur zijn de contra-indicatie genoemd in de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (Staatscourant 27 april 2012, nr. 8342). Deze Richtlijn met daarin opgenomen de contra-indicaties is bijgevoegd als bijlage 4. Een voorbeeld van een contra-indicatie is als het om een omstandigheid gaat die wijst op een aanmerkelijk calculerende, dan wel malafide instelling van de overtreder. Hier worden vervolgens een aantal aanwijzingen voor gegeven, bijvoorbeeld wanneer de overtreder zich agressief of dreigend gedraagt ten opzichte van de toezichthouder of opsporingsambtenaar tijdens of na de constatering van de overtreding. Indien één van de contra-indicaties van toepassing is dient wederom alsnog een proces-verbaal opgemaakt te worden. Bij twijfel over het van toepassing zijn van één of meerdere contra-indicaties kan contact opgenomen worden met het Functioneel Parket van het OM. Indien geen contra-indicatie van toepassing is wordt de bestuurlijke strafbeschikking toegepast.
22
2 Wettelijke basis afwegingsmodel bestuursrechtelijke sancties 2.1
Inleiding
Ten einde transparant te zijn over en uniformiteit te bereiken bij het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen wordt in deze bijlage een afwegingsmodel bestuursrechtelijke sanctiemiddelen beschreven. Eerst wordt ingegaan op de grondslag en de beperkte keuzevrijheid van het sanctiemiddel. Vervolgens is schematisch het afwegingsmodel weergegeven met een stapsgewijze toelichting.
2.2
Grondslag bestuursdwang en dwangsom
Op grond van artikel 122 van de Provinciewet, artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 61 van de Waterschapswet wordt de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang neergelegd bij het provinciale bestuur (GS) en gemeente bestuur (B&W) en het dagelijks bestuur van het waterschap. Op grond van artikel 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aangegeven dat een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan een last onder dwangsom kan opleggen. Er is derhalve keuzevrijheid. De wet laat aan het bestuursorgaan een discretionaire bevoegdheid om te kiezen voor een van beide alternatieven (beide tegelijk is niet mogelijk). Per geval zal het bevoegde gezag zich moeten afvragen welke sanctie het meest geschikt is.
2.3
Beperking keuzevrijheid
Er is een beperking van de keuzevrijheid: In artikel 5.32 Awb is geregeld dat niet voor het opleggen van een last onder dwangsom wordt gekozen indien het BELANG dat het betrokken voorschrift beoogd te beschermen, zich daartegen verzet. 2.3.1 Bestuursdwang of dwangsom Voor het alternatief van de dwangsom in plaats van bestuursdwang wordt niet gekozen als, gelet op het belang dat geschonden wordt door de overtreding van een wettelijk voorschrift, het risico wordt gelopen dat de overtreding ondanks de last onder dwangsom nog zou worden voorgezet of herhaald wordt (er is geen “garantie” dat de overtreder zich door het dreigement van te verbeuren bedragen zal laten leiden). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij ernstige overtredingen (acuut gevaar voor MILIEU en/of volksgezondheid, onomkeerbaarheid, dreigende onherstelbare ernstige gevolgen). Bij de keuze tussen bestuursdwang en een last onder dwangsom is met name de proportionaliteit en de effectiviteit van belang. Het proportionaliteitsbeginsel (de zwaarte van het middel moet in redelijke verhouding staan tot het geschonden belang) kan ertoe leiden dat voor het opleggen van een dwangsom moet worden gekozen. Een dwangsom is echter niet effectief in die gevallen waarin voorzienbaar is dat de dwangsom niet inbaar zal zijn, of waarin de overtreding - in verband met het aanbrengen van voorzieningen - te lang zou voortduren. Als het opleggen van een (eerste) dwangsom niet leidt tot beëindiging van de overtreding, kan de dwangsom worden verhoogd. Indien de verwachting is dat de verhoging niet zal werken, kan bestuursdwang worden ingezet. Met name bij ernstige overtredingen mag niet het risico worden gelopen dat een overtreding ondanks de last onder dwangsom voortduurt. Voordat het bevoegde gezag een dwangsom oplegt zal het zich dus moeten afvragen of dit middel geschikter is dan een ander middel om de overtreding op te heffen. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat in werkelijk spoedeisende gevallen of gevallen met (acuut) dreigende schade, het belang de keuze voor de last onder dwangsom, in de weg staat. 2.3.2 Intrekken vergunning Naast de dwangsom en bestuursdwang kan het bevoegde gezag ook de vergunning intrekken. Deze sanctie kan worden toegepast als niets heeft geholpen, geen dwangsom, geen bestuursdwang. Het is het uiterste redmiddel. Naast het intrekken van de vergunning zal ook nog een andere sanctie (dwangsom of bestuursdwang) moeten worden toegepast als de ex-vergunninghouder zijn activiteiten voorzet.
23
3 Richtlijn dwangsombedragen en begunstigingstermijnen. 3.1
Algemeen
3.1.1 Doel van de richtlijn De “Richtlijn voor het stellen van dwangsombedragen en begunstigingstermijnen” heeft als doel uniformiteit hierover te bereiken en inzicht hierin te geven (transparantie). ). Door gemeenschappelijke punten te benoemen en te gebruiken en deze met enige regelmaat te herzien en uit te breiden is het een zich ontwikkelende richtlijn. Waar het lokale bevoegde gezag echter eigen beleid heeft vastgesteld, prevaleert dit boven het Gemeenschappelijk Kader. Paragraaf 3.2.4 is gereserveerd omdat er veel lokale verschillen zijn. Gelet op de leefbaarheid en een gewenste eenduidige aanpak om probleemverschuiving te voorkomen, is het een aandachtspunt om op onderdelen van de Algemene plaatselijke verordening naar elkaar toe te groeien.
3.1.2 Opzet vaststellen begunstigingstermijn, dwangsomhoogte en begunstigingstermijn De maximaal te verbeuren dwangsom alsmede de te stellen begunstigingstermijn worden als volgt bepaald: 1. het bevoegd gezag controleert of de (potentiële) overtreding vermeld staat in de tabel onder 3.2. 2. indien de overtreding in de tabel vermeld wordt, wordt de te stellen begunstigingstermijn gebaseerd op de termijn zoals weergegeven in kolom 5. Deze termijn wordt opgenomen in de aanschrijving waarin het bevoegd gezag haar voornemen tot opleggen van een last onder dwangsom kenbaar maakt; 3. indien de overtreding in de tabel vermeld wordt, wordt de maximum te verbeuren dwangsom alsmede de aangegeven begunstigingstermijn overgenomen in de dwangsombeschikking; 4. indien de betreffende (potentiële) overtreding niet in de tabel staat vermeld, worden de te stellen begunstigingstermijn, de dwangsomhoogte en de begunstigingstermijn vastgesteld volgens de uitgangspunten zoals beschreven in respectievelijk hoofdstuk 3.3 en 3.4. Ad 1. Tabel “standaardovertredingen” In de tabel worden de overtredingen weergegeven per taakveld respectievelijk wet, eventueel onderverdeeld per compartiment, te weten; 3.2.1 Milieu: Bodem, Bouwstoffenbesluit, Lucht, Water, Geluid en trillingen, afval, risico, algemeen; 3.2.2 Ruimtelijke ordening: strijd met bestemmingsplan; 3.2.3 Bouwen, Strijd artikel 40 Ww: Woningen en bijgebouwen, Bedrijfsgebouwen en voorzieningen, Agrarische bedrijfsgebouwen en voorzieningen; 3.2.4 APV (Algemene Plaatselijke Verordening). Ad 2. Begunstigingstermijn Na het constateren van een overtreding geeft de toezichthouder, veelal in overleg met de overtreder, een redelijke hersteltermijn aan tot een hercontrole. De duur van de hersteltermijn zal in de praktijk veelal overéénkomen met de begunstigingstermijn. Duurt bij de eerste hercontrole de overtreding nog voort, dan wordt een last onder dwangsom opgelegd met een begunstigingstermijn. De overtreder kan voorkomen dat hij/zij een last onder dwangsom krijgt opgelegd door vóór de hercontrole (tijdens de hersteltermijn) de overtreding ongedaan te maken. Het verbeuren van de opgelegde last onder dwangsom kan de betrokkene voorkomen door tijdens de begunstigingstermijn alsnog de overtreding te herstellen. Over het algemeen dienen overtredingen van gedragsvoorschriften per 1 week te worden opgeheven. Bij herhaling kan preventief een last onder dwangsom worden opgelegd die wordt verbeurd bij de eerstvolgende geconstateerde overtreding. Bij overtredingen middels ontbrekende, onjuist functionerende voorzieningen, vergunningen/meldingen , e.d. dient een redelijke termijn te worden gesteld waarin de overtreding ongedaan kan worden gemaakt.
24
Het bevoegd gezag hanteert voor de op te nemen begunstigingstermijn de termijn zoals die wordt weergegeven in de tabel, kolom 5. Afwijkingen van deze termijnen zullen worden gemotiveerd en gedocumenteerd. Indien de betreffende overtreding niet in genoemde tabel staat vermeld, kan aan de hand van de overwegingen zoals beschreven in hoofdstuk 3.4 een begunstigingstermijn worden opgesteld.
Ad 3. Dwangsomhoogte Per overtreding wordt de minimum en maximum te verbeuren dwangsom aangegeven. Per overtreding wordt op basis van deze bedragen en met in acht neming van de uitgangspunten hoofdstuk 3.3 en 3.4 een dwangsom opgelegd. Het maximumbedrag wordt bereikt nadat 5 tot hooguit 10 overtredingen zijn geconstateerd of 5 tot 10 termijnen zijn verstreken. Het bevoegd gezag hanteert de voorgestelde dwangsomhoogten uit de tabel en vermeldt dat in de dwangsombeschikking. Het bevoegd gezag kan in bijzondere situaties altijd afwijken van de standaard begunstigingstermijnen en dwangsomhoogten. Afwijkingen zullen worden gemotiveerd en gedocumenteerd. Verbeurde dwangsommen dienen ook te allen tijde daadwerkelijk te worden geïnd om de gewenste effecten op het naleefgedrag (ook bij derden) te bewerkstelligen. 3.1.3 Recidive De genoemde dwangsomhoogten zijn van toepassing voor het opstellen van een eerste dwangsombeschikking. Indien sprake is van een herhaling van een overtreding waarvoor in het verleden reeds een dwangsombeschikking is afgegeven, wordt de gestelde dwangsomhoogte verhoogd met minimaal 100 %. 3.1.4 Bestuursdwang Bij volharding in de overtreding (bijvoorbeeld nadat de maximaal te verbeuren dwangsom ook daadwerkelijk is verbeurd) bij 1 week gevaar, ernstige overlast of bedreiging van de openbare orde wordt bestuursdwang toegepast. De gemeente grijpt dan zelf 1 week in. De kosten van bestuursdwang en de kosten veroorzaakt door de overtreding worden verhaald op de overtreder. Dit staat los van eventuele andere strafrechtelijke en bestuursrechtelijke stappen die kunnen worden ondernomen. 3.1.5 Strafrecht Boetes respectievelijk proces verbaal op basis van het strafrecht kent eigen, vastgestelde normen die op een andere basis worden berekend (punitief).
3.2
Standaard begunstigingstermijnen en dwangsomhoogten
3.2.1 Milieu Comparti ment
Vergunning/melding overtreding
Bodem
(15)jaarlijkse keuring bovengrondse tank niet uitgevoerd
Minimaal te verbeuren dwangsom € 100
(15)jaarlijkse keuring ondergrondse tank niet uitgevoerd
€ 2.500
25
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom € 1.000 1-3 maanden € 25.000 1-3 maanden
Comparti ment
Vergunning/melding overtreding
Geen vloeistofdichte vloer, vloeistofkerende vloer of (lek)bak
Vloeistofdichte vloer of (lek)bak niet in orde
Werkzaamheden op een niet vloeistofdichte of vloeistofkerende vloer Vloeistoffen in de bodem brengen Geen vloeistofdichte of vloeistofkerende vloer rondom afleverzuil
Geen controle/certificaat van vloeistofdichte of vloeistofkerende vloer Vaatwerk (gevuld zowel als ongevuld)/accu’s niet in lekbakken Tank niet tegen aanrijden beschermd (als dit 1 week gevaar oplevert: bestuursdwang)
Bouwstoffen besluit
Lucht
Water
Geen bodemonderzoek nulsituatie/BOOT Tank niet boven lekbak Slechte opslag van afval Niet saneren/verwijderen van ondergrondse tank die buiten gebruik is Opslag vaste mest niet op mestdichte plaat Geen water/sludge ondezoek uitgevoerd Lekke leidingen (als dit 1 week gevaar oplevert: bestuursdwang) Niet verstrekken van kwaliteitsgegevens van schone grond of cat. 1 grond Niet indienen van inspectieplan op verzoek bevoegd gezag Niet uitvoeren één/twee jaarlijkse inspecties Overschrijding emissie-eisen Metingen niet (correct) uitgevoerd Gasafvoer niet conform BEES Schoorsteen niet op hoogte Onderzoek emissiebeperkingen niet uitgevoerd Voorschriften stankhinder niet naleven Stofoverlast veroorzaken Ontbreken filter/ontgeurings installatie Ontbreken dampretour stage II Ontbreken CFK-logboek Slechte opslag dierlijk afval Olie/water/vet/benzine afscheider niet (tijdig) legen Ontbreken afscheider installatie Monstervoorziening niet aanwezig Niet meten of niet aanleveren van de analyses 26
Minimaal te verbeuren dwangsom De geschatte kosten v.d. voorziening + 50% De geschatte kosten v.h. herstellen + 50% € 2.500
Maximaal te verbeuren dwangsom 10x de geschatte kosten v.d. voorziening + 50% 10x de geschatte kosten v.h. herstellen + 50% € 45.000
€ 250 De geschatte kosten v.h. herstellen + 50% € 125
€ 50.000 10x de geschatte kosten v.h. herstellen + 50% € 2.500
1 week 1-3 maanden
€
€ 5.000
1 maand
De geschatte kosten v.h. herstellen + 50% € 500 € 1.000 € 250 € 1.500
10x de geschatte kosten v.h. herstellen + 50% € 5.000 € 15.000 € 5.000 € 15.000
1 maand
1 maand 2 maanden 1 maand 3 maanden
€ € €
125 450 500
€ 5.000 € 4.500 € 50.000
3 maanden 1 maand 1 week
€ 1.000
€ 10.000
1 maand
€
500
€ 5.000
1 maand
€ 1.000 € 500 € 250 € 250 € 750 € 250 € 250 € 250 € 250 € 1.250 € 150 € 500 € 250 € 1.500 € 500 € 2.500
€ 10.000 € 50.000 € 15.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 20.000 € 3.000 € 15.000 € 10.000 € 30.000 € 50.000 € 50.000
1 maand 2 weken 1 maand 1 maand 2 maanden 2 maanden 1 maand 1 week 2 maanden 2 maanden 1 maand 2 maanden 1 week 3 maanden 1 maand 1 maand
250
Begunstigingstermijn 1-3 maanden
1-3 maanden
1 week
2 maanden
Comparti ment
Vergunning/melding overtreding
Geen peilbuizen plaatsen Bemonstering grondwater niet uitgevoerd Overschrijding van “algemene” emissie-eisen Geluid Overschrijding geluidsniveau/-voorschriften per keer en Overlast, in werking buiten vergunde/gemelde uren trillingen (gedrag) Niet meten Voorzieningen niet aangebracht Muziekbegrenzer niet aangebracht Voorschriften m.b.t. gedrag niet naleven Niet voldoen aan voorschriften m.b.t. trilling Afval Opslag niet overeenkomstig voorschriften BA (=bedrijfsafvalstoffen) niet regelmatig afvoeren GA (=gevaarlijk afvalstoffen) niet correct afvoeren Niet registreren verwijdering GA Niet vergunde/gemelde opslag BA Niet vergunde/gemelde opslag GA Verbranden afval Risico Geen blusmiddelen of onjuist/niet aangesloten per stuk (brand) Opslag gevaarlijke stoffen niet conform voorschriften Bordjes (roken en vuur verboden) ontbreken Keuring blusmiddelen niet juist Onvoldoende brandwerend Onveilige opstelling gasflessen Algemeen
Niet melden/geen gegevens overleggen van calamiteiten/meldingen ongewone voorvallen (H17 Wm) Parkeervoorschriften niet naleven Niet indienen of tijdig indienen van rapporten (geluids-, mjv en dergelijke) Wijzigingen t.a.v. vergunning niet gemeld In werking zonder Wm vergunning (respectievelijk melding Wm 8.41), (geen ontvankelijke aanvraag ingediend, maar geen sprake van opzet).
Minimaal te verbeuren dwangsom € 750 € 500 € 500 € 2.500 € 2.500
Maximaal te verbeuren dwangsom € 15.000 € 10.000 € 50.000 € 25.000 € 25.000
Begunstigingstermijn 2 maanden 2 maanden 2 weken 1 week 1 week
€ 250 € 250 € 2.500 € 2.500 € 250 € 250 € 250 € 500 € 250 € 250 € 500 € 500 € 150 € 250 € 50 € 100 € 250 € 25 per fles
1 maand 2 maanden 1 maand 1 week 2 maanden 2 maanden 2 maanden 1 maand 1 maand 1 maand 2 weken 2 weken 2 weken 1 maand 2 weken 2 weken 2 maanden 1 week tot 3 maanden 1 week
€
250
€ 1.250 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 50.000 € 25.000 € 25.000 € 50.000 € 25.000 € 1. 500 € 50.000 € 1.500 € 1.000 € 25.000 € 50.000 voorziening € 25.000
€ €
125 750
€ 1.250 € 7.500
1 week 1 week
€ €
125 500
€ 1.250 € 50.000
1 maand 2 maanden
BA : Bedrijfsafvalstoffen GA :Gevaarlijke afvalstoffen
3.2.2 Ruimtelijke ordening Comparti ment
Overtreding
Wabo artikel 2.1 lid 1 onder c Bestemmingsplan
Bewonen woning/ bijgebouw/schuur recreatieverblijf Detailhandel Andere bedrijfsactiviteiten Opslag handelswaar/ aannemersmaterialen Stallen caravans op of in: bedrijventerreinen woningen, schuren, erven of andere terreinen of gebouwen 27
Minimaal te verbeuren dwangsom € 500,=
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom € 50.000,= 24 maanden
€ 500,=
€ 50.000,=
6 maanden
Comparti ment
Overtreding
Minimaal te verbeuren dwangsom € 500,=
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom € 50.000,= Al naar gelang de ernst van de overtreding
Minimaal te verbeuren dwangsom 1x geschatte bouwkosten
Maximaal te verbeuren dwangsom 2x geschatte bouwkosten
Begunstigingstermijn
Ontbreken vergunning met het oog op de brandveiligheid 1 x (gebruiksstop) geschatte maandelijks e opbrengst bij doorgaand gebruik Wabo Slopen of enige verandering beschermd monument 1x artikel zonder vergunning geschatte 2.1 lid 1 (sloop-/bouwstop) onder f, g sloop-/ en h bouwkosten
2x geschatte maandelijks e opbrengst bij doorgaand gebruik 2x geschatte sloop/bouwkosten
direct- 1 week
Wabo artikel 2.2 lid 1 onder b en c Bouwbesluit artikel 1.26
Slopen of enige verandering monument zonder vergunning (sloop-/bouwstop)
1x geschatte sloop-/ bouwkosten
2x geschatte sloop-/ bouwkosten
direct- 1 week
Slopen zonder melding (sloopstop)
1x geschatte sloopkosten
2x geschatte sloopkosten
direct- 1 week
Wabo artikel 2.3 Wabo artikel 2.3a
Handelen in strijd met vergunningvoorschrift
gerelateerd aan ernst overtreding 1x geschatte bouwkosten
Gerelateerd aan ernst overtreding 2x geschatte bouwkosten
12 maanden
Gebruiken of laten gebruiken gronden of opstallen op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming Onder strijdig gebruik wordt in dat geval in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van: gebouwen ten behoeve van een seksinrichting; gronden als staanplaats voor onderkomens; gronden als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten.
3.2.3 Bouwen, gebruik en slopen Comparti ment
Overtreding
Wabo artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo artikel 2.1 lid 1 onder d
Bouwen zonder vergunning (bouwstop)
In stand laten bouwwerk zonder vergunning
28
direct- 1 week
direct- 1 week
6 maanden
Comparti ment
Overtreding
Bouwbesluit artikel 1.29 lid 3 Bouwbesluit artikelen 6.20 en 6.21 Bouwbes luit artikelen 6.3 en 6.24 Bouwbesluit artikelen 6.25, 6.26 en 7.3 Bouwbesluit afdeling 6.7
Handelen in strijd met nadere voorwaarden na sloopmelding
Minimaal te verbeuren dwangsom 1x geschatte sloopkosten
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom 2x 2 maanden geschatte sloopkosten
Ontbreken adequate brandmeldinstallatie en rookmelders 1x Ontbreken certificaat geschatte kosten aanleg € 100,= Ontbreken adequate noodverlichting en 1x vluchtrouteaanduidingen geschatte kosten aanleg
2x geschatte kosten aanleg € 1000,2x geschatte kosten aanleg
Ontbreken of inadequate vluchtdeuren en niet goed werkende zelfsluitende deuren
€ 100,= per
€ 1000,= per Direct – deur 1 maand
Ontbreken of inadequate brandslanghaspels, droge blusleiding, bluswatervoorziening, blustoestellen, inspectiecertificaat automatisch brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem en aanduiding blusmiddelen
€ 100,= per haspel, blusleiding, bluswatervoorziening, blustoestel, inspectiecertificaat of aanduiding blusmiddellen € 100,= per individueel onderdeel
deur
BouwVoorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, open besluit erven en terreinen artikelen 7.4 t.e.m. 7.16
2x geschatte kosten aanbrengen systeem
Direct – 6 maanden
Direct – 4 maanden
Direct – 4 maanden
2x 1 maand geschatte herstelkoste n of voldoende financiële prikkel
3.2.4 Oppervlaktewater verontreiniging, agrarisch en particulier Compart Overtreding iment
Waterwet
1a. Lozing perssap en/of percolaat (verontreinigd hemelwater) vanuit voer en organisch afval 1b. Lozing mestvocht en/of percolaat (verontreinigd hemelwater) vanuit vaste mest en compost 2. Lozing spoelwater landbouwgewassen (bloembollen en groenten) 3a. Lozing melkspoelwater veestallen 3b. Lozing reinigingswater pluimvee-, varkens- en veestallen 4a. Lozing huishoudelijk afvalwater zonder septic tank (rechtstreeks)
29
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 1.500,-
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom/ boete € 15.000,2 weken
€ 500,-
€ 5.000,-
1 week
€ 1.500,-
€ 15.000,-
1 week
€ 1.000,€ 500,-
€ 10.000,€ 5.000,-
2 weken 1 maand
€ 750,-
€ 7.500,-
2 maanden
Compart Overtreding iment
4b. Lozing huishoudelijk afvalwater met septic tank binnen 40 meter (riolering/IBA-systeem) 5a. Lozing effluent IBA-systeem met overschrijding lozingseisen (huishoudelijk afvalwater) 5b. Lozing effluent IBA-systeem met overschrijding lozingseisen (bedrijfsafvalwater) 6a. Lozing reinigingswater werktuigen/machines waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast 6b. Lozing reinigingswater werktuigen/machines waarmee meststoffen zijn toegepast 6b. Lozing reinigingswater veewagens
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 500,-
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom/ boete € 5.000,- 2 maanden
€ 250,-
€ 2.500,-
2 maanden
€ 500,-
€ 5.000,-
2 maanden
€ 2.000,-
€ 20.000,-
1 week
€ 500,-
€ 5.000,-
1 week
€ 500,-
€ 5.000,-
2 maanden
3.2.5 Oppervlaktewater verontreiniging, industrie en overig Compart Overtreding iment
Waterwet
1. Lozing grondwater zonder melding/vergunning in oppervlaktewater 2a. Lozing grondwater zonder debietmeter(s) 2b. Lozing grondwater zonder goedwerkende en/of gekeurde debietmeter(s) 3. Overschrijding maximaal lozingsdebiet grondwater in oppervlaktewater 4. Niet (wekelijks) toesturen van debietgegevens grondwater 5. Lozing bedrijfsafvalwater zonder melding/vergunning in oppervlaktewater 6. Overschrijding lozingseisen bedrijfsafvalwater (vergunning, maatwerkvoorschrift en/of besluit) 7. Niet uitvoeren van bedrijfsafvalwateronderzoek 8. Niet (tijdig) toesturen van analyseresultaten bedrijfsafvalwateronderzoek 9. Ontbreken van een controle/monsternamevoorziening 10. Niet melden start werkzaamheden (bronnering, Besluit bodemkwaliteit en vast object) 11. Niet afdoende voorzorgmaatregelen bij uitvoering werkzaamheden aan vast object 12a. Toepassen steenachtige bouwstof, grond en/of bagger zonder melding 12b. Toepassen steenachtige bouwstof, grond en/of bagger met melding, maar zonder kwaliteitsgegevens
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 2.000,--
Maximaal te Begunstigverbeuren ingstermijn dwangsom/ boete € 20.000,-2 weken
€ 2.000,-€ 1.500,--
€ 20.000,-€ 15.000,--
1 week 1 week
€ 1.000,--
€ 10.000,--
1 week
€ 500,--
€ 5.000,--
1 week
€ 5.000,--
€ 50.000,--
1 week
€ 2.000,--
€ 20.000,--
1 maand
€ 2.000,-€ 500,--
€ 20.000,-€ 5.000,--
1 maand 1 week
€ 2.000,--
€ 20.000,--
2 maanden
€ 500,--
€ 5.000,--
1 week
€ 2.000,--
€ 20.000,--
1 week
€ 5.000,--
€ 50.000,--
1 week
€ 3.000,--
€ 30.000,--
1 week
3.2.6 Grondwater/warmte-/koude opslag Comparti ment
Overtreding
Waterwet Overschrijding van het maximaal vergunde debiet artikel Ontbreken registratie maximale retourtemperatuur 30
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 5.000 € 5.000
Maximaal te verbeuren dwangsom/ boete € 25.000 € 25.000
Begunstigingstermijn
3 maanden 1 maand
6.4, 6.20 en 8.1
Ontbreken registratie spuiwater Ontbreken / niet bijhouden logboek met maandelijkse waterstanden Ontbreken / niet bijhouden logboek met maandelijkse energieverplaatsing Ontbreken metingen stijghoogten Ontbreken grondwateranalyse Ontbreken bodemtemperatuurprofielen Verzuimen verzenden jaarlijkse rapportage
€ 1.000 € 5.000
€ 5.000 € 25.000
1 maand 1 maand
€ 5.000
€ 25.000
1 maand
€ € € €
€ € € €
1 maand 1 maand 2 maanden 1 maand
Energetische onbalans
€ 20.000
€ 100.000
1 jaar
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 500
Maximaal te verbeuren dwangsom/ boete € 2.000
Begunstigingstermijn
2.000 2.000 5.000 5.000
6.000 6.000 25.000 25.000
3.2.7 Zweminrichtingen Comparti ment
Overtreding
Whvbz (wet)
Artikel 10, geen kennisgeving aan GS doen, bij veranderingen en wijzigingen van een badinrichting.
Bhvbz (Besluit)
Art. 9, onderzoek parameters zwemwaterkwaliteit.
€ 250
€ 2.000
1 maand
- Art. 2, lid 1, zwemwater voldoet aan de normen( jaartoetsing).
€ 2.000,-
€ 10.000
3 maanden
- Art. 25, voldoende toezicht.
€ 1.000,-
€ 5.000
2 weken
- Art. 47, voldoende staat van onderhoud en reinheid.
€ 600
€ 3.000
1 week
- Art. 17 lid 1 en 2, reinigen van kleedruimten e.d. en luchtverversing.
€ 1.000
€ 5.000
1 week
Maximaal te verbeuren dwangsom/ boete € 2.000 € 10.000 € 1.000 € 3.000 € 10.000
Begunstigingstermijn
Opslag mest door particulier Optocht zonder vergunning Betoging zonder kennisgeving Illegaal terras Illegale feesten
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 250 € 100 € 100 € 300 € 1.000
Illegale uitstalling Standplaats zonder ventvergunning
€ 100 € 300
€ 1.000 € 3.000
Illegaal steiger / container Illegaal opbreken van de weg of veranderingen aanbrengen aan de weg Maken van een uitweg (oprit) zonder vergunning
€ €
300 300
€ 3.000 € 3.000
1 week 1 week 1 week Per constatering 1 week Per constatering 1 week -
€
300
€ 3.000
1 maand
2 weken
3.2.8 APV (Algemene Plaatselijke Verordening) Comparti ment
Overtreding
31
Comparti ment
Overtreding
Veroorzaken van gladheid op de weg Uitzicht belemmerende beplanting Objecten onder een hoogspanningslijn Niet commercieel evenement zonder vergunning Commercieel evenement zonder vergunning Open zijn van een horeca-inrichting na het vastgestelde sluitingsuur Illegaal pension / camping Illegale speelhal Geluidshinder door dieren Seksinrichting zonder vergunning Sekswinkel zonder vergunning Verontreiniging van de weg en van terreinen Verontreiniging bij werkzaamheden aan de weg Het wegwerpen van reclame en strooibiljetten Aanplakken of bekladden zoals bedoeld in artikel 50 APV Kappen van een boom zonder vergunning
Kappen van een houtopstand
Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete € 300 € 300 € 300 € 100 € 500 € 300
Maximaal te verbeuren dwangsom/ boete € 3.000 € 3.000 € 3.000 € 1.000 € 50.000 € 3.000
€ 1.000 € 1.000 € 100 € 1.000 € 1.000 € 500
€ 10.000 € 10.000 € 1.000 € 10.000 € 10.000 € 5.000
€ 500 € 100
€ 5.000 € 100
Begunstigingstermijn
2 maanden 1 maand 1 week 1 week Per constatering 1 week 1 week Per keer 1 week 1 week 1 week
1 weekPer constatering € 100 plus € 100 plus Per schoonmaken schoonmaken constatering € 300 per € 3.000 per 1-3 boom boom maanden (plantseizoen) € 10 per m2 € 100 per m2 1-3 maanen een en een den (plantherplant plicht herplant plicht seizoen)
Daar waar in de tabel genoemd wordt de overtreding van een vergunningvoorschrift geldt dat de dwangsomhoogten en begunstigingstermijnen ook van toepassing zijn voor gelijkwaardige overtredingen op basis van een melding.
3.3
Berekening dwangsomhoogte
Voor het berekenen van de dwangsomhoogte worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: a. aard van de overtreding; b. (bedrijfs)economische omstandigheden (economisch voordeel, (uitsparen) kosten van technische voorziening); c. afschrikeffect; d. redelijke verhouding tot de overtreding; e. potentiële (milieu)belasting. Verder is de aard van de overtreding van belang, hierin kan grofweg de volgende indeling worden gemaakt, waaraan wordt getoetst: - overtreding is gemakkelijk ongedaan te maken; Licht: - de (milieu)schade ten aanzien van water, bodem, lucht, hinder of gevaar is gering. Middelzwaar: - de overtredingssituatie is moeilijk(er) ongedaan te maken; - de schade (aan het milieu) dan wel ernstig gevaar of hinder is aanzienlijk, maar is wel herstelbaar; - de onveiligheid, bijvoorbeeld constructieve veiligheid, is aanzienlijk maar beheersbaar, herstelbaar en er is geen gevaar voor derden; - een risico op beperkte verstoring van de openbare orde, maar beheersbaar, herstelbaar en er is geen gevaar voor derden. Zwaar: - de overtredingssituatie is niet of zeer moeilijk ongedaan te maken; - blijvende (milieu) schade (onomkeerbaarheid);
32
- onveiligheid, bijvoorbeeld constructieve veiligheid, onbeheersbaar, onherstelbaar en/of er is gevaar voor derden; - een (risico op) verstoring van de openbare orde, onbeheersbaar, onherstelbaar en/of er is gevaar voor derden. N.B. Voor zware overtredingen, en in elk geval wanneer er gevaar voor openbare orde en veiligheid is of andere zaken waar een snel ingrijpen noodzakelijk is, moet altijd worden afgewogen of het instrument bestuursdwang dient te worden ingezet. Bij bestuursdwang grijpt de gemeente zelf in om het gevaar, de schade, af te wenden of te beperken. De kosten die voortvloeien uit de bestuursdwang en de ongewenste veroorzaker kan de gemeente verhalen op de veroorzaker.
3.4
Bepaling herstel- en/of begunstigingstermijn
Voor het bepalen van een redelijke herstel- en/of begunstigingstermijn is het uitgangspunt dat binnen de gestelde termijn de overtreding redelijkerwijs ongedaan kan worden gemaakt. Daarbij moet bijvoorbeeld naar de ingreep in de bedrijfsvoering worden gekeken. Ieder individueel geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Verkorte termijn De te stellen herstel- of begunstigingstermijn kan korter indien sprake is zich één of meerdere van de volgende situaties voordoen: o recidive; o acuut gevaar; o het niet nakomen van afspraken; o gelegenheid die reeds geboden is om de overtreding ongedaan te maken; o klachten. Langere termijn De herstel- of begunstigingstermijn kan langer indien sprake is van een van de volgende situaties: o aanpassen van de procedures en bedrijfsprocessen; o lange(re) levertijd van technische en/of facilitaire voorzieningen.
33
4 Protocol toepassing gedoogkader Wanneer gedogen? Indien een overtreding wordt geconstateerd, die om bepaalde redenen niet ongedaan kan of zal worden gemaakt, dient overwogen te worden of in deze situatie gedogen mogelijk en wenselijk is. Daartoe wordt aan de hand van de gedoogstrategie en/of onderstaande opsomming nagegaan door de juridisch medewerker (m/v) of sprake is van een situatie die voor gedogen in aanmerking komt: - handhaving zou tot onbillijkheden leiden, bijvoorbeeld bij in een nood, overmachts- of overgangssituatie; - het doel van de regelgeving wordt met de handhaving niet bereikt, bijvoorbeeld in overmachts- en overgangssituaties en indien een persoon of rechtspersoon niet over een vergunning beschikt of melding heeft gedaan maar wel voldoet aan de eisen die in een dergelijke vergunning/melding zouden worden gesteld; - het doel van de regelgeving evident beter gediend is met gedogen, bijvoorbeeld een persoon of rechtspersoon dat tijdelijk een proef wil doen met een wellicht milieuvriendelijker product of productiewijze; - een ander, zwaarwegend belang dat gedogen rechtvaardigt, bijvoorbeeld indien de ongewenste neveneffecten van handhaving dusdanig groot zijn dat ze niet opwegen tegen het feit dat de overtreding eigenlijk beëindigd moet worden. Er is in ieder geval sprake van overgangssituaties bij/als: • nieuwe wet- en regelgeving; • werken zonder vergunning omdat, door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen, de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude (verlopen) vergunning is verleend; • door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een ongewenste situatie wordt beëindigd of verbeterd, mits een ontvankelijke aanvraag is ingediend en er voldoende grond is om aan te nemen dat de vergunning op korte termijn wordt verleend; • de vergunning op formele gronden is vernietigd en een nieuwe vergunning verleend kan worden; • regelgeving in voorbereiding is, die de overtreding van bepaalde voorschriften teniet doet, mits de nieuwe regelgeving op korte termijn te verwachten is; • een éénmalige activiteit naast de bestaande vergunde activiteiten, aannemelijk is gemaakt dat deze activiteit voor een korte periode wordt uitgevoerd, de periode is korter dan de procedure voor het opstellen en vaststellen van een vergunning en deze vergunning daarna niet (meer) nodig is. • bij overtreding van één voorschrift maar waarvan aannemelijk is gemaakt dat deze overtreding binnen afzienbare tijd wordt beëindigd door bijvoorbeeld een ingrijpende verbouwing of andere investering. Indien één of meer van bovenstaande situaties van toepassing is/zijn, kan het bestuur besluiten tot gedogen over te gaan. Het gedoogbesluit wordt echter altijd door het bestuur genomen, het kan niet in mandaat worden gegeven. Bij gedogen gelden in ieder geval de volgende randvoorwaarden: - de overtreding moet naar verwachting legaliseerbaar zijn; - er mag geen onevenredige schade of hinder ontstaan bij derden; - het gedogen moet beperkt zijn in omvang en tijd; - er moet een schriftelijk verzoek tot gedogen worden ingediend met alle relevante informatie die nodig is om tot een goed besluit te kunnen komen; - de belanghebbende heeft zelf tijdig alle redelijkerwijs mogelijke stappen ondernomen om de overtreding te voorkomen respectievelijk op legale wijze de situatie te creëren of de activiteit uit te voeren.
34
Gedogen mag niet, dus altijd handhavend optreden bij de volgende gevallen: - acuut gevaar; - dreigend gevaar of onomkeerbare schade aan monumenten, en/of (leef) milieu, en/of volksgezondheid, en/of openbare veiligheid en/of onaanvaardbare hinder voor derden; - bij herhaling van dezelfde overtreding én in gevallen waarin het noodzakelijk is dat er een daad gesteld moet worden; - ook als niet wordt voldaan aan de aan de gedoogbeschikking verbonden voorwaarden wordt (alsnog) overgegaan tot handhaving. “Oud zeer” De consequente handhaving van vooral de ruimtelijke ordening heeft een lange tijd een lage prioriteit gekend. Hierdoor zijn gecompliceerde situaties ontstaan van overtredingen met een lange voorgeschiedenis. Veelal zijn daarbij grote persoonlijke belangen gekoppeld aan de illegale situatie. Deze situaties kennen zelden volledig vergelijkbare situatie. Extra zorgvuldigheid is vereist. Wellicht treft niet alleen de overtreder blaam, ook de gemeente heeft hier mogelijk een taak (te lang) laten liggen. Indien een dergelijke situatie niet kan worden gelegaliseerd dient toch een zuivere koers te worden bepaald en vastgelegd hoe met deze situatie wordt omgegaan. Uitgangspunt is dat de illegale situatie in elk geval nooit langer mag voortduren dan door de huidige overtreder. Deze mag dus geen illegaal gebouwd opstal of illegaal gevoerde bedrijvigheid doorverkopen, verhuren, uitlenen of wat dan ook. Daarnaast kan als richtlijn een gedoogtermijn worden voorgesteld van de helft van de periode, dat de overtreding bij de gemeente aantoonbaar bekend was. Per situatie kan deze periode worden bepaald, de richtlijn geeft een indicatie, de situatie is bepalend. Hoe wordt gedoogd? Gedogen vindt niet passief, maar actief plaats, en wel door het opstellen van een gedoogbeschikking. Daardoor is gedogen openbaar en wordt de motivering kenbaar gemaakt. Daarnaast worden aan de gedoogbeschikking voorschriften verbonden ter bescherming van derden en/of het milieubelang. Een gedoogbeschikking is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en moet voldoen aan de eisen die daarbij gesteld zijn. Tegen een gedoogbeschikking kunnen belanghebbenden bezwaar maken. Indien een verzoek om te gedogen wordt afgewezen, kan de belanghebbende hiertegen niet in bezwaar gaan. De belanghebbende kan wel bezwaar maken tegen het, daarop volgende, handhavingsbesluit. Voorbereiding Eerst wordt het schriftelijke verzoek getoetst of alle relevante informatie (voor zover mogelijk) beschikbaar is. Er wordt getoetst welke wet- en regelgeving op alle aspecten van het verzoek van toepassing zijn en kunnen zijn, alsmede op welke regelgeving zou moeten worden gedoogd. Daarnaast worden andere handhavingspartners (zowel bestuurs- als strafrechtelijk) voor zover betrokken geraadpleegd. De betrokken partijen worden vervolgens schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot het nemen van een gedoogbeschikking en worden tevens in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven. Uitvoering De gedoogbeschikking wordt onder voorwaarden en tijdsduur verleend en dient daarom periodiek gecontroleerd te worden. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de gedoogbeschikking dient het bestuur geadviseerd te worden de gedoogbeschikking in te trekken. Daarna kunnen nadere bestuursrechtelijke sancties worden opgelegd. Handhaving Er is geen sprake van gedogen indien er reeds een handhavingbesluit is genomen, maar er wegens goed onderbouwde redenen een lange termijn wordt gegeven, onder randvoorwaarden, waarin de belanghebbende de gelegenheid wordt gegeven om zijn overtreding ongedaan te maken. Aansprakelijkheid In de gedoogbeschikking moet een voorbehoud worden gemaakt met verwijzing naar de mogelijkheid dat derde-belanghebben alsnog tegen de toestemming bezwaar kunnen maken, respectievelijk een verzoek tot handhaving kunnen indienen.
35
Het OM kan in bepaalde situaties alsnog besluiten om strafrechtelijk op te treden. In de gedoogbeschikking dient dan ook opgenomen te worden dat het besluit de verantwoordelijkheid van het OM voor de strafrechtelijke rechtshandhaving onverlet laat. Ook andere risico’s, indien de situatie achteraf niet kan worden gelegaliseerd, blijven voor rekening van de verzoeker (overtreder). Gedogen legaliseert niet! De risico’s welke voortvloeien uit het niet legaal handelen respectievelijk een illegale situatie zijn voor degene die deze handeling verricht of in wiens opdracht deze worden verricht. Het besluit om de illegale handeling of situatie te gedogen verandert deze aansprakelijkheid niet. Ook kunnen andere overheidsorganen, die bevoegd zijn tot handhaven, wel tot handhaven overgaan. Het bevoegd gezag behoudt zich het recht voor te handhaven, indien de aanvrager zich niet aan de voorwaarden zoals gesteld in de gedoogbeschikking houdt. Ook alle risico’s die daaruit voortvloeien zijn en blijven voor degene die de illegale handeling verricht en/of in wiens opdracht deze worden verricht. Dit risico en de aansprakelijkheid dienen duidelijk in de gedoogbeschikking te worden opgenomen. Publicatie Gedoogbeschikkingen worden op de gebruikelijke wijze gepubliceerd, zodat belanghebbenden kennis kunnen nemen van het besluit dat een situatie wordt gedoogd. Aantal gedoogbeschikkingen Hoeveel gedoogbeschikkingen per jaar afgegeven zullen worden is moeilijk in te schatten. Indien er op basis van het uitvoeringsprogramma actiever wordt gehandhaafd, zal dit waarschijnlijk meer gedoogverzoeken opleveren. Als er binnen een korte tijd meerdere gedoogverzoeken voor hetzelfde onderwerp worden gedaan, dient de oorzaak daarvan te worden achterhaald. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het aanpassen van beleid, lokale regelgeving, een bestemmingsplan of een procedure als, deze kennelijk niet goed functioneert.
36