Inhoud:
projectgroep veiligheid
1.
Management samenvatting
2
2.
Inleiding / aanleiding
4
3.
Probleemstelling
6
4.
De wetgeving
7
5.
Doelstelling
8
6.
Indeling advies
9
6.1
Veiligheid bij calamiteiten of rampen
9
6.2
Veiligheid bij onderzoeken
9
6.3
Veiligheid bij het dagelijkse politiewerk
10
6.4
Veiligheid tijdens de opleiding
10
7.
Veiligheid bij calamiteiten of rampen
7.1
Voorbeelden
11
7.2
De huidige situatie
11
7.3
Vertrouwen
12
7.4
Hoe de gewenste situatie te bereiken
12
7.5
Aanbevelingen
13
8.
Veiligheid bij onderzoeken
8.1
Voorbeelden
14
8.2
De huidige situatie
14
8.3
De gewenste situatie
14
8.4
Hoe de gewenste situatie te bereiken
14
8.5
Aanbevelingen
14
9.
Veiligheid bij het dagelijks politiewerk
9.1
Voorbeelden
15
9.2
De huidige situatie
15
9.3
De gewenste situatie
15
9.4
Hoe de gewenste situatie te bereiken
15
9.5
Aanbevelingen
16
10.
Veiligheid tijdens de opleiding
10.1
Voorbeelden
17
10.2
De huidige situatie
17
10.3
De gewenste situatie
17
10.4
Hoe de gewenste situatie te bereiken
18
10.5
Aanbevelingen
18
Bijlagen: 1.
Veiligheid bij calamiteiten en rampen
19 - 21
2.
Veiligheid bij onderzoeken
22 - 24
3.
Veiligheid bij het dagelijks politiewerk
25 - 30
4.
Veiligheid tijdens de opleiding
31 - 43
5.
Bedrijfsrisicos
44 - 48
1
1. Management samenvatting De veiligheidsrisicos van het politiepersoneel moeten beperkt worden. Politiemensen lopen vanwege de aard van hun werk meer veiligheidsrisicos dan de gewone burger. Een toenemende stroom incidenten in de afgelopen jaren toont
projectgroep veiligheid
aan dat politiemensen zich onvoldoende bewust zijn van veel risico's. Gelukkig gaat het vaak goed. Steeds vaker echter blijken politiemensen ook schade of letsel te hebben opgelopen. De werkgever blijkt dan veelal onvoldoende voorbereid te zijn op de specifieke calamiteiten of incidenten. Regionaal wordt er dan ad hoc een oplossing gezocht. Uit een reeds in1994 gehouden onderzoek naar de veiligheidsbeleving van politiemensen bleek dat ondanks de in verschillende korpsen genomen maatregelen 54% van het politiepersoneel zich nog steeds niet veilig voelde bij de uitoefening van hun dagelijkse werkzaamheden. Recente peilingen door de Politievakorganisatie ACP tonen aan dat het onveiligheidsgevoel de afgelopen jaren verder is teruggelopen. Zo blijkt uit een eerder dit jaar door de ACP gehouden enquete dat meer dan 50% van de politiemensen niet weten welke veiligheidsmaatregelen er in de eigen regio gelden in geval van een noodgeval waarbij de eigen veiligheid op het spel kan komen te staan. Daarbovenop vindt ruim 30 % dat er in de eigen regio ronduit onvoldoende aandacht is voor de veiligheid. Deze cijfers vormen een duidelijke indicatie dat er onder politiemensen de behoefte en de noodzaak bestaat om nadrukkelijk aandacht te schenken aan een (landelijk afgestemd) planmatige aanpak op het gebied van veilig werken bij de politie. De projectgroep Veiligheid van de Politievakorganisatie ACP heeft de veiligheidsrisicos waarmee politiemensen in hun operationele werk te maken krijgen ruwweg verdeeld in een viertal categoriën: o
Veiligheid bij calamiteiten en rampen,
o
Veiligheid bij onderzoeken,
o
Veiligheid bij het dagelijkse politiewerk en
o
Veiligheid tijdens de opleiding.
De Arbo-wet legt de verantwoordelijkheid voor een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid op het gebied van de Veiligheid, de Gezondheid en het Welzijn (VGW) bij de werkgever. De werknemer zelf daarentegen moet de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij de arbeid in acht nemen. Veel veiligheidsrisicos kunnen door goede voorlichting, scholing, preventieve maatregelen, samenwerking en, niet in de laatste instantie, het juiste gebruik van persoonlijke beschermende middelen (PBM) worden beperkt of zelfs weggenomen. Een goed voorbeeld daarvan is het voorspelbaar omgaan met agressie en geweld van burgers. Dit verkleint de veiligheidsrisico's. (Onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam). Met name het werken in de zogenaamde noodhulp, waarbij men naast de reguliere bedrijfsrisicos ook te maken krijgt met calamiteiten en rampen, levert de meeste veiligheidsrisicos op. Daarbij blijkt dat het vaak ontbreekt aan afstemming van de aanpak en inzet met andere partners in de veiligheidsketen zoals de brandweer en GG & GD. Deze afstemming ontbreekt vaak op alle niveaus. 2
Daardoor is het momenteel ook niet duidelijk welke Openbare Orde en Veiligheidsdienst (OOV) er een taak heeft in bijvoorbeeld het zogenaamde bron- en effectgebied bij een noodzakelijke inzet. Tot op de dag van vandaag is het bevoegd gezag over de politie en het eigen management van de politie niet in staat geweest duidelijk te maken of de politie een taak heeft in het brongebied en/of het effectgebied en waaruit die taak bestaat.
projectgroep veiligheid
Deze onduidelijkheid zorgt ervoor dat politiemensen in veel gevallen zelf de keuze maken of zij optreden (en zo ja, hoe). Daarbij wordt de eigen veiligheid vaak uit het oog verloren, niet in de laatste plaats omdat zij zich vanuit de hulpverlenersrol onvoldoende veiligheidsbewust opstellen. De inzet en betrokkenheid van veel politiemensen wordt zo een risicofactor voor hun eigen veiligheid. Dat het nog zo vaak goed gaat is meestal een kwestie van geluk. Het is niet gebasseerd op kennis van zaken of een goede gevaarsanalyse die als resultaat een veilige aanpak en inzet van het betrokken personeel tot gevolg heeft. De overheid zal daarom in haar rol als werkgever een keuze moeten maken met betrekking tot de taak van de politie in het bron- en/of het effectgebied. Heeft de politie naar de mening van de overheid daar een strafrechtelijke of een andere taak te vervullen? Dan mag die alleen verricht worden als dat zo veilig mogelijk geschiedt. De bron- en effectgebieden zijn vrijwel altijd gebieden waar degenen die zich daarin bevinden verhoogde veiligheidsrisicos lopen (giftige gassen, asbest, enz). Deze gebieden zullen veelal slechts veilig betreden kunnen worden wanneer men gebruik maakt van persoonlijke beschermende middelen. De brandweer doet dit al jaren. Zowel in het brongebied als het effectgebied! Een overheid die zich inspant om de veiligheidsrisicos van haar (politie-)personeel tot een minimum terug te brengen laat zien dat zij ook een veilige werkgever is. Op die manier is een professionele en veilige inzet van haar gezagsapparaat mogelijk en levert zij een bijdrage aan een multifunctioneel inzetbare politie. De politieman of de politievrouw is dan geen blauw testbuisje meer! Dit advies geeft in de bijlagen gedetailleerd weer wat er volgens de projectgroep binnen de vier categoriën van veiligheidsrisicos gedaan kan/moet worden om een bijdrage te leveren aan de veiligheid van het politiepersoneel. De voorgestelde aanpak van de veiligheid kost natuurlijk geld. Voor ogen moet echter worden gehouden dat naast het persoonlijk leed dat door een ongeval kan ontstaan, de eventuele letsels, blijvende invaliditeit of erger
er voor zorgt dat je op termijn veel meer geld uitgeeft! Den Haag, 20 september 2001 De projectgroep Veiligheid van de Politievakorganisatie ACP Auke Oosten Gerard Thissen Dick Brussee (projectleider) Jan Hurkmans Hans Kuyper Sipke Veenstra Hans Bruurmijn
3
2. Inleiding/aanleiding De moderne maatschappij heeft steeds vaker te maken met allerlei ongevallen en rampen waarbij de veiligheid en de gezondheid van alle daarbij betrokken personen in het geding (kunnen) komen.
projectgroep veiligheid
Veiligheid is het kernthema van dit advies. Het politiewerk heeft te maken met bekende en onbekende gevaren, met zichtbaar- en onzichtbaar gevaar, met acute risicos en lange termijn effecten. Het varieert van het radioactieve schroot uit Oost-Europa met een onbekende stralingsintensiteit, via asbest tot de vele chemische stoffen die zich onder bepaalde omstandigheden afwijkend kunnen gaan gedragen van wat er verwacht wordt. Ook de brand bij ATF in Drachten en de vuurwerkramp in Enschede zijn daar bekende en recente voorbeelden van. De politie is één van de Openbare Orde en Hulpverleningsdiensten, die in geval van calamiteiten en rampen geacht wordt handelend op te treden. De veiligheid bij reguliere onderzoeken is regelmatig in het geding. Het komt niet zelden voor dat er onderzoek moet worden gedaan in een voor de gezondheid schadelijke omgeving of naar voor de gezondheid schadelijke substanties zonder dat er aan de veiligheidsvoorwaarden is voldaan. Zo heeft bijvoorbeeld een technisch onderzoek na een brand, het oprollen van een XTC-lab of een hennepplantage meer risico's dan veel mensen veronderstellen. De veiligheid bij het dagelijkse politiewerk heeft ook haar beperkingen. De risicos die op kunnen treden zijn niet altijd voldoende bekend of geinventariseerd. Zij zijn ook niet altijd in de preventieve sfeer weg te nemen. Ook hier is het echter van belang dat er ruimere aandacht komt voor de Veiligheid, de Gezondheid en het Welzijn bij diegenen die in de regiokorpsen of op landelijk niveau daarvoor verantwoordelijk zijn. De aandacht en betrokkenheid van allen die bij de politie werkzaam zijn is daarbij tevens een vereiste. Het met een hoge snelheid achtervolgen van vluchtende verdachten, het aanhouden van verslaafden, het optreden bij vechtpartijen e.d. vragen van iedere betrokkene om een constante alertheid voor de veiligheid. Steeds vaker blijkt dat de afgelopen jaren de veiligheid van het politiepersoneel in het gedrang is gekomen. Veel praktijkvoorbeelden daarvan zijn bekend. De tijd is dan ook meer dan rijp om niet langer pas achteraf met het veiligheidsprobleem om te gaan, doch de veiligheid van het politiepersoneel nadrukkelijk en professioneel op de agenda's van de overleggen van alle daarvoor verantwoordelijken te plaatsen. Veiligheid is een vraagstuk dat in de totale keten van verantwoordelijkheid moet worden opgepakt. Het mag niet door een gebrek aan belangstelling, verantwoordelijkheid en inzet van anderen alleen op de schouder van uitvoerende politiemensen in de dagelijkse praktijk neerkomen. De Politievakorganisatie ACP heeft naar aanleiding van de verschillende incidenten die de de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, de projectgroep Veiligheid ingesteld.
4
De projectgroep, alle leden zijn werkzaam op verschillende niveaus in de politiepraktijk, is gevraagd haar visie met betrekking tot de veiligheid bij de politie aan het papier toe te vertrouwen. Deze projectgroep Veiligheid heeft zich daarbij breed georiënteerd alvorens tot dit advies te komen. De projectgroep Veiligheid doet hierin aanbevelingen die moeten leiden tot het beperken van de risicos en het vergroten van de veiligheid, de gezondheid en
projectgroep veiligheid
het welzijn van allen werkzaam bij de politie. Zonder zich in te laten met de bedrijfsvoering bij de politie wijst de projectgroep in eerste aanleg op de verantwoordelijkheid van het politiemanagement.
5
3. Probleemstelling Naar de mening van veel politiemensen is er binnen de politieorganisatie in ons land onvoldoende aandacht voor veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers. Steeds meer politiemensen zeggen zich de laatste jaren onveili-
projectgroep veiligheid
ger te voelen tijdens hun werk. Het gaat daarbij niet alleen om geweld tegen politiemensen. Ook andere gevaren worden duidelijk als bedreigend ervaren! Er zijn de afgelopen jaren voorbeelden geweest van goede regionale initiatieven die geleid hebben tot vergroting van de veiligheid. Initiatieven die een bijdrage leveren aan de gezondheid en het welzijn, maar deze zijn echter vaak gerelateerd aan een incident, ad hoc tot stand gekomen en/of geïnitieerd door een enkeling die zich daarvoor hard heeft gemaakt. Veiligheid is echter een collectief probleem: het behoort tot de verantwoordelijkheid van niet alleen de werkgever maar nadrukkelijk ook de verantwoordelijkheid van de werknemer. Tot op heden moeten we vaststellen dat veiligheid niet een hot-item is op de agendas van de verschillende overleg gremia. Daarnaast moet worden geconstateerd dat veiligheid ook geen onderwerp is wat actief leeft bij de meerderheid van het personeel en bij de meerderheid van het management. Een gebrek aan veiligheidsbewustzijn creëert daarmee zijn eigen valkuil. Natuurlijk hebben we de MEers al jaren geleden voorzien van beschermende uitrusting en heeft elk korps wel de beschikking over kogelwerende vesten en hebben we, na uitgebreide testen en een forse (vooral maatschappelijke) discussie de beschikking gekregen over een speciale kogel voor het politiepistool en pepperspray, doch ook hier geldt dat incidenten en dan met name de frequentie waarin die voorkwamen, de aanleiding zijn geweest tot de invoer van deze middelen. Van structurele aandacht voor de veiligheid van politiemensen en als gevolg daarvan de geconstateerde problemen planmatig aanpakken is geen sprake geweest. Het is jammer te moeten constateren dat het politiemanagement de aanbevelingen en adviezen van gerenomeerde onderzoeksinstellingen voor kennisgeving aangenomen heeft. Zaken die de veiligheid van politiemensen kunnen bevorderen zijn veelal niet in de praktijk ten uitvoer gebracht.
6
4. De wetgeving Al in de 19e eeuw werd er in ons land begonnen met het opstellen van wetgeving met het doel de veiligheid van de werknemers te vergroten. Een voorbeeld daarvan de veiligheidswet van 1895. In de 20e eeuw is de wetgeving op
projectgroep veiligheid
dit gebied vernieuwd en uitgebreid met o.a. de veiligheidswet van 1934 en de Arbo-wet van 1983. De Arbo-wet is in gedeelten ingevoerd tussen 1983 en 1990. In 1993 kwam de Europese Kaderrichtlijn Veiligheid en Gezondheid tot stand. De Arbo-wet is in 1998 herzien. Aldus is er de afgelopen jaren wetgeving ontstaan die een wettelijk kader verschaft, waarbinnen de zorg voor Veiligheid, Gezondheid en Welzijn geregeld moet zijn. De Arbo-wet 1998 legt de werkgever een aantal verplichtingen op. Artikel 3 van de Arbo-wet zegt daarover onder andere: De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid...; tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd moet de werkgever de arbeid zodanig organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer...; onder arbeidsomstandighedenbeleid
. wordt tevens verstaan het bevorderen van het welzijn bij de arbeid ...; De Arbo-wet zegt ook het een en ander over: voldoende en doelmatige voorlichting en onderricht; verplichte ongevallenregistratie; preventieve maatregelen; aantekeningen bijhouden van getroffen maatregelen. De Arbo-wet 1998 legt ook de werknemer verplichtingen op: Artikel 12 van de Arbo-wet stelt dat de werknemer de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij de arbeid in acht moet nemen. De werkgever en werknemer zijn samen verantwoordelijk voor de naleving van de wet en kunnen beiden aansprakelijk gesteld worden bij ongevallen. In voorkomende gevallen kan er voor beiden ook sprake zijn van een civiele aansprakelijkheid De politieorganisatie in ons land kent geen geschiedenis van actief verbeteren van de arbeidsomstandigheden. De Arbo-wet wordt nog steeds niet of niet volledig nageleefd. Een risico inventarisatie (R.I. & E.) van het operationeel politiewerk is in een aantal regio's slechts beperkt uitgevoerd. In veel regio's is zelfs dat niet gebeurd! Aandacht voor arbeidsomstandigheden is nog niet in. Arbo kost geld in een periode dat steeds kritischer gekeken wordt naar de verschillende budgetten van de regios en de wijze van besteding. Jammer genoeg wordt nog niet overal beseft dat aandacht voor goede arbeidsomstandigheden niet alleen veel letsels verminderd maar ook kosten bespaart. De slogan: ALS VEILIGHEID U TE DUUR IS, PROBEER DAN EENS EEN ONGEVAL, gaat dan ook zeker op voor de Nederlandse politiekorpsen!
7
Zoals al eerder genoemd is ook de politiecultuur een veiligheidsrisico! Het risicobewustzijn bij de gemiddelde politieman of politievrouw is niet goed ontwikkeld. Organisatorische maatregelen of trainingen ontbreken vaak. Men gaat er vanuit dat de problemen in materieel of in geld kunnen worden opgelost of dat het niet zo'n vaart loopt. De praktijk van het dagelijkse politiewerk heeft al verschillende keren laten zien welke gevolgen hier uit kunnen voortvloeien. De Wet van Murphy is in veel regio's kennelijk nog onvoldoende bestu-
projectgroep veiligheid
deerd.
5. Doelstelling Het advies van de ACP-projectgroep Veiligheid heeft tot doel: 1.
het beperken van de veiligheidsrisicos die politiemensen tijdens het uitoefenen van hun werk lopen;
2.
het bevorderen van zaken die een positieve invloed hebben op de veiligheid, gezondheid en welzijn van het politiepersoneel dat bij risicovolle werkzaamheden een taak heeft.
Het advies is een handreiking voor elk niveau van medezeggenschap en overleg. Op die manier kunnen landelijk overeen te komen raamafspraken worden gemaakt op het gebied van de Veiligheid, de Gezondheid en het Welzijn van politiemensen die vervolgens in de verschillende regio's op de specifieke maat kunnen worden uitgewerkt. Dan is het mogelijk middels samenwerking tussen politieregio's een grote mate van eenvormigheid in aanpak, training, middelen en optreden te verkrijgen. Eenvormigheid in optreden die landelijk overeengekomen is levert tevens een grote en zelfstandige bijdrage aan de veiligheid van politiemensen bij regio-overschrijdende inzet zoals dat de afgelopen jaren steeds vaker het geval is geweest.
8
6. Indeling advies De projectgroep kijkt bij de verdere uitwerking van het advies op vier manieren naar veiligheid. Er is natuurlijk nog een andere vorm van veiligheid die aandacht verdiend: de veiligheid in de kantoorruimten van de politiebureaus.
projectgroep veiligheid
In de praktijk blijkt dat deze vorm van veiligheid binnen de politie, ondanks dat er nog het nodige te verbeteren valt, de laatste jaren steeds meer aandacht krijgt. We laten deze vorm van veiligheid daarom in dit advies verder buiten beschouwing. Onder elke vorm van veiligheid die in dit advies is besproken staat aangegeven waaraan gedacht kan worden. Het zijn overigens geen limitatieve opsommingen maar richtinggevende. Er is gekozen om vier gebieden van veiligheid te benoemen. In de hoofdstukken 7 t/m 10 zullen deze gebieden nader worden belicht. In de bijlagen treft U een meer uitgebreide beschouwing van elk veiligheidsgebied aan.
6.1 Veiligheid bij calamiteiten of rampen Het gaat hier om de veiligheid van het politiepersoneel bij het reageren op meldingen vanuit de maatschappij; de spoedeisende inzet; ook wel noodhulp genoemd. Kenmerkend is het feit dat er veelal met grote snelheid gehandeld moet worden zonder dat tevoren draaiboeken zijn opgesteld of dat daarmee is geoefend en zonder dat er (veel) tijd is om van tevoren de situatie in te schatten of een werkwijze te kiezen. Dit doet zich o.a. voor bij: ongevallen met gevaarlijke stoffen; op het land; te water; op het spoor; in de lucht; ondergronds; branden; natuurrampen; epidemieën; ordeverstoringen; grootschalige verkeersongevallen.
6.2 Veiligheid bij onderzoeken Kenmerkend is het feit dat er tijd is om het optreden van tevoren te plannen. Dit doet zich o.a. voor bij het: verrichten van milieuonderzoek; onderzoeken van afvalcontainers; oprollen XTC laboratoria; oprollen hennepplantages;
9
controleren van (gevaarlijke)lading al dan niet onder gas of vloeistof in: schepen; vrachtautos; containers. verrichten van verkeerscontroles; doorzoekingen van terreinen/panden/bedrijven/woningen; omgaan met risicogroepen;
projectgroep veiligheid
verrichten van onderzoek in het bron- en of effectgebied.
6.3 Veiligheid bij het dagelijkse politiewerk Het gaat hier om de veiligheid van het politiepersoneel tijdens de uitoefening van het dagelijkse werk. Kenmerkend hierbij is de dagelijkse routine en de geldende cultuur bij de politie. Dit doet zich o.a. voor bij het: deelnemen aan het verkeer; achtervolgen; contact met risicopersonen tijdens: staandehouding, aanhouding en insluiting; transport van arrestanten; ontsnappen van arrestanten; onderzoek, doorzoeking en overige situaties in geval van overtreding of misdrijf; behandelen van conflicten en of verstoringen van de openbare orde; geweld tegen politiemensen; behandelen van overige situaties zonder dat sprake is van een overtreding of misdrijf; ervaren van een emotionele gebeurtenis; uitvoeren van eenmanssurveillance of -inzet; ervaren van discriminatie.
6.4 Veiligheid tijdens de opleiding Hierbij gaat het om de aandacht voor veiligheid van het politiepersoneel ten tijde van opleiding en vorming. Kenmerkend voor de huidige situatie is dat in de bestaande opleidingen weinig of niet gedoceerd en geëxamineerd wordt op veiligheidsonderwerpen over gevaarlijke politiële werkprocessen en gevaarlijke werkprocessen in het bedrijfsleven, waarbij de politie betrokken kan raken.
10
7. Veiligheid bij calamiteiten en rampen 7.1 Voorbeelden
projectgroep veiligheid
Enkele bekende en recente voorbeelden van calamiteiten en rampen zijn onder andere de brand bij ATF in Drachten, waarbij 480 ton gevaarlijke stoffen is verbrand, de brand en de daarna volgende vuurwerkexplosie in Enschede en begin 2001 de brand in cafe t Hemeltje in Volendam.
7.2 De huidige situatie Het vraagstuk veiligheid voor politiemensen bij rampen en calamiteiten heeft recent veel aandacht gekregen. Dit heeft alles te maken met de bewustwording van de onveiligheid die men feitelijk ervaart in de dagelijkse praktijk. Met name de laatste jaren lijken calamiteiten en rampen in alle mogelijke vormen over ons heen te komen. Bij iedere gebeurtenis heeft de politie meestal al vanaf de eerste melding een rol te vervullen. In het eerste, veelal chaotische, uur speelt er zich zoveel af, dat de aandacht voor veiligheid voor de ingezette mensen, op dat moment, niet direct voorop staat. Bij een terugblik op de gebeurtenissen van de afgelopen jaren vragen de ingezette politiemensen zich in toenemende mate af welke risicos ze genomen/gelopen hebben en welke effecten dit heeft op hun gezondheid? In de huidige situatie worden politie-eenheden ingezet met te weinig aandacht voor de risicos. Ze komen vaak als eerste ter plaatse en krijgen weinig of geen informatie over datgene wat ze aantreffen. Nog minder informatie krijgen ze over wat ze ter plaatse moeten gaan doen. De eerste eenheden die worden ingezet zijn in veel gevallen juist zelf de bron van informatie voor andere hulpverleners die minder snel ter plaatse (kunnen) zijn. Het is inherent aan opleiding en taakopvatting van politiemensen om direct aan de slag te gaan met de hulpverlenende, levensreddende of andere politietaken. Er wordt van de politie verwacht dat ze onder alle omstandigheden hulp verleent en handelt. Vaak komen politiemensen die worden ingezet bij extreme omstandigheden dit voor het eerst in hun leven tegen. Het is menselijk en logisch dat er dan fouten worden gemaakt. Fouten die fataal kunnen zijn voor de burgers en de directe omgeving maar ook voor de hulpverlener zelf. Een situatie, die in eerste instantie vrij gering van omvang is, kan zodanig escaleren dat er een heel ander scenario ontstaat. Dat een klein brandje op een bedrijfsterrein kan uitgroeien tot een ramp die een hele wijk in Enschede in de as legt, had niemand kunnen bedenken. Als er voor de vijfde keer een brandmelding komt van de ATF in Drachten houd je er bij het eerste optreden nog geen rekening mee, dat het deze keer volledig uit de hand loopt en er 480 ton gevaarlijk chemisch afval in rook opgaat. Wat is geweest en wat nog gaat komen zijn allemaal scenarios die je niet kunt oefenen en al oefen je wel, dan nog is de volgende situatie weer zo anders dat je leerelementen uit de oefening mogelijk niet herkent. Toch moeten er mogelijkheden zijn om veiligheid te maximaliseren en fouten te minimaliseren door o.a. een aantal standaard veiligheidsprocedures te hanteren. Dit moeten we niet alleen willen doen!
11
De Leidraad Maatramp van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft een aantal rampscenarios en beschrijft bij die scenarios de taak voor de betrokken hulpverleningsdiensten, waaronder die van de politie. Deze Leidraad vormt een belangrijke aanzet voor het structureren van de hulpverlening tijdens rampen, maar is geen spoorboekje. Het is ook niet mo-
projectgroep veiligheid
gelijk om op een toekomstig rampscenario een compleet stappenplan of stroomschema te schrijven. Wel kun je de chaotische periode bij calamiteiten sneller terug brengen naar een overzichtelijke structuur, als je weet wie iets doet of kan doen. Het lijkt ook niet juist om politiemensen en/of surveillance autos uit te rusten met alle mogelijke persoonlijke beschermingsmiddelen. Op een vraag welke persoonlijke beschermingsmiddelen de politie in haar standaard uitrusting zou moet opnemen, is het antwoord: Als je denkt dat je die nodig hebt, dan sta je te dicht bij! Rekening moet worden gehouden met beschermingsmiddelen die het mogelijk maken om een veilige plaats te bereiken. Het is belangrijk dat de politieorganisatie hierbij haar taakstelling duidelijk voor ogen heeft. Deze taakstelling wordt in de Leidraad in een zestal onderdelen beschreven: 1.
handhaven openbare orde;
2.
strafrechtelijk onderzoek;
3.
verkeer regelen;
4.
afzetten en afschermen;
5.
begeleiden (van hulpverleningsdiensten);
6.
identificatie slachtoffers;
Deze taken moeten in samenspraak met de overige betrokkenen en verantwoordelijken worden afgebakend. Het is voor de politie noodzakelijk om te weten onder welke omstandigheden en op welke plaatsen en zorggebieden zij wel of geen taak heeft. Vervolgens dient de uitrusting van die eenheid die in voorkomende gevallen een taak heeft daarop te worden aangepast. Het klinkt nu nog abstract, maar kan concreter worden naar mate we er in slagen leermomenten uit het verleden te vertalen in werkmethodes voor de toekomst.
7.3 Vertrouwen De politiemannen en vrouwen die worden ingezet bij een calamiteit of ramp moeten onvoorwaardelijk kunnen vertrouwen op de leiding van de politieorganisatie, daar waar het gaat om het waarborgen van een veilige werksituatie.
7.4 Hoe de gewenste situatie te bereiken Er zijn in verschillende regios aanzetten gegeven voor het verhogen van de veiligheid van de daar werkzame politiemensen. Daar wordt belangrijke informatie aangereikt, zijn er aanbevelingen gedaan en initiatieven ontplooid. Een start is gemaakt
De veiligheid van het politiepersoneel vereist een gecoördineerde aanpak die voor de gehele Nederlandse politie geldt. Veiligheid van de eigen werknemer dient binnen de politieorganisatie een onderwerp te zijn dat voortdurend de
12
aandacht heeft. Een onderwerp dat voortdurend moet worden bijgesteld. Het resultaat moet zijn dat het voor iedere politiemedewerker duidelijk is wat er van hem/haar verwacht wordt en wat de leidinggevende wel en niet kan of mag opdragen. De aldus verkregen duidelijkheid maakt veilig werken mogelijk.
projectgroep veiligheid
7.5 Aanbevelingen 1.
Maak een op veiligheid bij calamiteiten en rampen gerichte opleiding voor uitvoerenden, leidinggevenden in de primaire opleiding en voor zittende politiemensen in de voortgezette opleidingen.
2.
Richt een landelijk platform veiligheidscoördinatoren in voor de uitwisseling van ervaringen en het opbouwen van best practices en geef deze uitvoerende bevoegdheden.
3.
Stel werkmethodes en/of protocollen voor optreden bij calamiteiten en rampen op.
4.
5.
Deze werkmethodes en/of protocollen zijn: a.
landelijk eensluidend;
b.
waarnodig aangevuld met regionale bijzonderheden;
c.
rechtspositioneel vertaald.
Bedrijfsrisicos moeten in kaart worden gebracht in samenhang met preventieve maatregelen.
6.
Richt een arbeidsongevallen registratie in
7.
Registreer wie (bij risicovolle werkzaamheden) ingezet is.
8.
Maak, in samenwerking met de andere OOV-diensten, een oefenprogramma voor alle niveaus in de organisatie.
9.
Zorg voor de juiste persoonlijke beschermende middelen voor eenheden met een specifieke taak zoals identificatie en opsporing.
13
8. Veiligheid bij onderzoeken 8.1 Voorbeelden Er komt een melding binnen dat in een bedrijfspand een XTC laboratorium gehuisvest is. Justitie besluit daaraan een einde te maken. Er wordt een
projectgroep veiligheid
hennepplantage aangetroffen in een woning. Periodiek wordt er in het land gecontroleerd op het vervoer van afval over de weg en over water. De afdeling milieu gaat een gerichte actie bij garages starten ter controle op de naleving van de milieuregelgeving. Na een brand waarbij asbest vrijgekomen is, moet de Technische Recherche (TR) een onderzoek instellen naar de oorzaak. Bij een ramp moet het Rampen Identificatie Team (RIT) slachtoffers identificeren. Dit zijn allemaal voorbeelden van activiteiten van de politie die vooraf planbaar zijn.
8.2 Beschrijving huidige situatie De politie is gewend om snel te beslissen en snel te handelen. Aandacht voor de veiligheid van de bij het onderzoek betrokken personeelsleden is daarbij niet altijd vanzelfsprekend. Op een aantal terreinen zoals onderzoek door de TR en onderzoek/ruiming van een XTC laboratorium is men al zo ver dat daar een duidelijk procedure voor is gemaakt waarbij de veiligheid van het personeel veel aandacht krijgt.
8.3 Beschrijving gewenste situatie Het is wenselijk dat voorafgaande aan een actie of een onderzoek er een goede risico-inventarisatie gemaakt wordt. Daarbij kan o.a. gebruik gemaakt worden van de diensten van een veiligheidskundige, van procedures en eerder opgedane ervaringen. Er mag geen onderzoek of actie meer plaatsvinden zonder dat aan alle daarbij betrokken collegas duidelijk is gemaakt wat voor veiligheidsrisicos er zijn en hoe daarmee omgesprongen wordt.
8.4 Hoe de gewenste situatie te bereiken Opleiding, training en vorming zijn ook in dit geval van grote waarde. Alle collegas moeten op enigerlei wijze kennisnemen van risicos die verbonden zijn aan het uitoefenen van hun werk, ook in het geval van speciale taken bij een actie of een controle. Het management zorgt voor een goede RI&E en vertaalt die in de juiste procedures en, zonodig, in de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).
8.5 Aanbevelingen 1.
Investeren in studie, training en stages.
2.
Alleen deskundig personeel deel laten nemen aan acties en controles.
3.
Stel een procedure op die handelt over controles met risicovol materiaal.
4.
Controleer actief de juiste naleving van deze procedure.
5.
Registreer wie (bij risicovolle werkzaamheden) ingezet is.
14
9. Veiligheid bij het dagelijks politiewerk 9.1 Voorbeelden
projectgroep veiligheid
Geweld, ongevallen, branden in voertuigen, woningen en bedrijven. Steeds blijken gewelddadige personen, maar ook de aanwezige stoffen (o.a. oplosmiddelen, explosiegevaarlijke stoffen, chloorhoudende middelen, asbest) voor veel gevaren te zorgen. Verkeerd ingeschatte acties die daarop volgen leveren vaak letsel op.
9.2 Beschrijving huidige situatie Kenmerkende aspecten voor het dagelijkse operationele politiewerk zijn dat het onvoorspelbare, het veelal op incidenten berustende en het meteen een reactie vragende zaken betreft. In die gevallen dat het incident voor het slachtoffer verkeerd afloopt, is dat soms ook het geval voor de hulpverlener. Voor slachtoffers doen we het maximaal haalbare (en soms nog veel meer). Voor hulpverleners proberen we ons te beperken tot het minimum. Kennelijk is een organisatie als de politie, die het bevorderen van allerlei vormen van veiligheid als core-business heeft, niet in staat zijn eigen veiligheid goed te regelen. De politieman of -vrouw die ter plaatse bij een incident komt wordt geacht meteen in staat te zijn de situatie te overzien en daarop adequate maatregelen te treffen. Als het gevaarlijke stoffen betreft die daarbij zijn betrokken, hebben deze medewerkers daarvan meestal geen enkele notie. De gevolgen laten zich dan ook niet alleen raden, helaas zijn zij ook vaak te zien. Medewerkers denken in de eerste plaatst aan het slachtoffer, echter hij of zij denkt niet aan zichzelf. De goede volgorde in dit verband is dat ze eerst aan hun eigen veiligheid denken, vervolgens geleijktijdig aan die van zijn of haar collega en anderen.
9.3 Beschrijving gewenste situatie In een goede situatie is de medewerker zodanig op de hoogte van allerlei situaties, dat in ieder geval de risicos kunnen worden ingeschat. En zo niet, dat feit dan vervolgens vaststelt en in staat is deskundigen ter plaatse te krijgen. Geaccepteerd zal moeten worden dat de politie in sommige situaties niet optreedt. Dan is de buitenrand van het effectgebied de grens van de mogelijkheden.
9.4 Hoe gewenste situatie te bereiken Opleiding is het hulpmiddel voor het leren inschatten van de bedrijfsrisicos en de preventieve mogelijkheden (zie als voorbeeld Bijlage 5). Nodig zijn ook leidinggevenden die de juiste werkhouding bij medewerkers zullen aanmoedigen en de verkeerde (ook bij elkaar) corrigeren. Zijzelf zullen hiervoor als eersten moeten worden getraind. Dit om te voorkomen dat degene die een veilige werkplek nastreeft belachelijk wordt gemaakt. Zorgen dat de drie As (AFBLIJVEN, AFSTAND en AFWACHTEN) deel gaan uitmaken van het gedachtengoed en de werkwijze van alle politiemensen.
15
9.5 Aanbevelingen 1.
Doordring iedere medewerker van de noodzaak van veilig werken (veiligheid is bij uitstek een - tussen de oren - beleid)
2.
Pas de drie As: AFBLIJVEN, AFSTAND en AFWACHTEN toe. Bij de politie Amsterdam - Amstelland is deze werkwijze al in gebruik.
projectgroep veiligheid
3.
Maak gebruik van het veiligheidsbeleid uit het bedrijfsleven.
4.
Medezeggenschap en de korpsleiding overleggen periodiek over de voortgang van het veiligheidsplan van aanpak.
5
Stel binnen iedere regio een veiligheidscoördinator aan. Is overigens verplicht bij meer dan 1000 werknemers!
6.
Registreer wie (bij risicovolle werkzaamheden) ingezet is en wat de omstandigheden waren waaronder de inzet is gepleegd (eventueel met welke stoffen men in aanraking kwam).
16
10. Veiligheid tijdens de opleiding 10.1 Voorbeelden Bij de surveillantenopleiding (POPS), de Primaire Opleiding Medewerker Basispolitiezorg (POMB), de Nederlandse Politie Academie (NPA) en de Leergang
projectgroep veiligheid
Leidinggevende Operationeel Niveau (LLO) wordt bij het vak Geweldbeheersing en crisisinterventie beperkt aandacht besteed aan de veiligheid in de zin van dit advies. Bij de schiettraining en de fysiek-mentale vorming komen enkele primaire veiligheidsprocedures aan de orde. Bij milieu en verkeer wordt aandacht besteed aan kleine veiligheidsmaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen. In de (voortgezette) opleidingen voor leidinggevenden is geen expliciete taak veiligheidsbescherming voor de medewerkers noch voor de organisatie opgenomen.
10.2 Huidige situatie Tijdens de primaire en voortgezette opleidingen is slechts beperkte ruimte in de leertrajecten voor de eigen veiligheid van de medewerker inclusief risicoinschatting en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. De algemene bedrijfsrisicos krijgen weinig of geen aandacht. Er wordt geen aandacht besteed aan het leerproces: Risico-inschatting en veiligheid door toezicht en controle op de daadwerkelijke handhaving voor aankomend leidinggevenden. Veiligheid bij gevaarlijke politiële werkprocessen en gevaarlijke bedrijfsprocessen, waarmee de politie in aanraking kan komen, is niet in de (kader)opleiding opgenomen. De in de Leidraad Maatramp genoemde calamiteiten, rampen en ernstige verstoringen van de openbare orde worden niet op de veiligheidsaspecten voor de medewerkers en leidinggevenden van de OOV diensten gedoceerd. Informatie- en fysieke beveiliging worden slechts sporadisch, ad hoc of niet behandeld. De eisen ten aanzien van de wettelijk verplichte bedrijfshulpverlening zijn niet in het leertraject opgenomen.
10.3 Gewenste situatie In de primaire en voortgezette opleidingen is in alle competenties veiligheid ingebouwd. In de leertrajecten zijn, naast de eigen en collegiale veiligheid, de eisen op het gebied van veiligheid bij rampen en calamiteiten, de informatiebeveiliging, fysieke beveiliging en bedrijfshulpverlening opgenomen. De bedrijfsrisicos (zie als voorbeeld Bijlage 5) en de veiligheidsaspecten van het betreffende deelonderwerp worden expliciet behandeld en in de regelmatige terugkerende proeven van bekwaamheid opgenomen.
17
10.4 Hoe de gewenste situatie te bereiken De vijf LSOP-ontwikkelgroepen, die onder leiding van de directeur NPA en de directeur IBP de nieuwe politieonderwijs- leertrajecten voorbereiden, brengen het onderwerp Veiligheid, als integraal onderdeel, in binnen alle kernopgaven. De Leidraad Maatramp en de daarbij benodigde veiligheidsprocedures en instructies worden in het opleidingspakket meegenomen. De, middels de ACP-projectgroep Veiligheid aan de minister gevraagde, uni-
projectgroep veiligheid
forme basisveiligheidsprocedures worden in de opleidingen ingebracht.
10.5 Aanbevelingen 1.
het LSOP kent binnen alle competenties: de eigen veiligheid van de medewerker; de veiligheid van de collega(s); de veiligheid van het publiek; de veiligheid van de organisatie; veiligheid als taak voor de leidinggevenden.
2.
de Nederlandse politie kent standaard veiligheidsprocedures voor het werken: op straat/locatie; in de auto; op het bureau; bij calamiteiten en rampen (zie Leidraad Maatramp).
3.
het politie kennisnet (PKN) bevat een databank voor alle veiligheidsprocedures.
18
Bijlage 1: veiligheid bij calamiteiten en rampen ... en de basisaspecten die daarbij van belang zijn.
projectgroep veiligheid
Van calamiteit naar ramp Calamiteiten kunnen zich op allerlei gebieden voordoen als: branden; ongevallen in het verkeer; extreme weersomstandigheden (overstromingen, wind) aardbevingen; transport en verwerken gevaarlijke stoffen; uit de hand gelopen chemische processen; enzovoorts... Wanneer is er sprake van een calamiteit en wanneer van een ramp? Bij calamiteiten moeten we denken aan ongevallen waarbij het effectgebied relatief beperkt blijft. Het ongeval in het voorjaar 2001 op de A50 bij Nijmegen met de omgevallen tankauto geladen met een erg explosieve chemische stof, bleef gelukkig beperkt en was daardoor te beschouwen als een calamiteit. Zou de tankauto evenwel zijn ontploft, dan was het effectgebied groter geworden en zou de calamiteit door de zwaardere gevolgen voor de omgeving en mensen ontaard zijn in een ramp. (Voorbeeld bijna-ramp: ontplofte tankauto in Eindhoven op 2 juli 2001) Hier ontstaat een duivels dilemma voor de politieambtenaar die ter plaatse komt. Heeft hij het geluk dat hij toevallig de juiste maatregelen weet te nemen, dan voorkomt hij daarmee misschien een ramp. Pakt zijn optreden verkeerd uit dan kan hij zelfs onbedoeld een ramp uitlokken. Door onoordeelkundige mensen naar de plaats van het ongeval of de calamiteit te sturen, haalt de politie zich mogelijkerwijs een enorme verantwoordelijkheid op de hals. Dit, zowel gezien vanuit de veiligheidszorg voor burgers, als voor haar eigen medewerkers. Rampen zijn dus ook calamiteiten maar vinden plaats op een grotere schaal. Het gevolg voor de omgeving is groter en het aantal slachtoffers kan fors zijn. Kortom een groter effectgebied met zware gevolgen.
ATF-brand Drachten (opslag gevaarlijk afval) De brand in mei 2000 bij ATF in Drachten leek aanvankelijk ook niet uit te groeien tot een ramp. Qua effecten op het ecosysteem kan men in dit geval zeker spreken van een ramp, al waren er gelukkig geen doden. Wel is een groot (effect)gebied verontreinigd met het uiterst giftige dioxine. Ten minste één politiecollega heeft, mogelijk zelfs permanente, gezondheidsschade opgelopen bij de inzet bij deze brand. Op termijn zal mogelijk blijken of er nog meer slachtoffers zijn door de inwerking van de vrijgekomen gifstoffen. De incubatietijd strekt zich vaak uit over tientallen jaren, waarna niet van ieder gezondheidsprobleem onomstotelijk een relatie kan worden aangetoond met het verrichtte werk.
19
Brand Dumeco slachterij Boxtel Wellicht hadden politiemensen in Boxtel alle brandende vrachtautos weten weg te halen, zodat de slachterij Dumeco begin 2001 niet in vlammen was opgegaan en de verspreiding van asbestvezels beperkt was gebleven. Nu hebben zij slechts enkele vrachtautos weggereden door een wolk van asbestvezels. Daarmee, en door het gelijktijdig inademen van ammoniak, hebben zij mogelijkerwijs hun gezondheid onevenredige schade toegebracht. Had iemand hen
projectgroep veiligheid
eerder op de hoogte moeten brengen van een mogelijke aanpak van een brand bij Dumeco? Wisten zij dat er ook nog 7.000 liter ammoniak lag opgeslagen? Kortom was de ramp van deze omvang tot een calamiteit te beperken geweest? En toen dat niet het geval bleek, was toen alleen de brandweer met ademlucht in het bron- en effectgebied aanwezig, of waren er ook politiemensen
?
Vuurwerkramp Enschede En is de ramp in Enschede niet onnodig groter geworden? Wie weet hoeveel en hoe lang politiemensen onnodig aan gevaarlijke stoffen en asbestvezels zijn blootgesteld. Richten we onze aandacht op de burgerslachtoffers en de materiële schade die is aangericht, of leren we hieruit dat het een volgende keer anders en beter moet met de veiligheid van in te zetten politiemensen.
Illegale opslag chemicaliën En dan de brandweer en de politie die gezamenlijk een ongeval met een tank gevuld met een erg brandbare en explosieve chemische stof op een industrieterrein aan willen pakken en er ter plaatse achter komen dat niet het juiste blusmiddel voorhanden is. Het bedrijf heeft een illegale opslag van die stoffen gecreëerd en de hulpverleners weten uiteraard van niets. De verplichting een adequaat blusschuim voorradig te houden kon zo niet worden opgelegd. Het ging allemaal net goed (zoals zo vaak gelukkig) maar een flink brandende gaswolk in een dorpje met 4.000 inwoners had veel slachtoffers kunnen eisen.
Het effectgebied Het is duidelijk dat het effectgebied afhankelijk van het soort calamiteit kan variëren. Een brandende papierafvalcontainer heeft een ander effectgebied dan vrijkomende gevaarlijke gassen in een druk winkelcentrum. Ook de oppervlakte van de calamiteit en de weersinvloeden kunnen echter het effectgebied mede bepalen. We hebben dus te maken met effectgebieden die qua schaal en intensiteit kunnen variëren, met als lichtste vorm een calamiteit en als zwaarste vorm een ramp, met alle gradaties daartussen. Dit gegeven, gevoegd bij de ondeskundige politieambtenaar die ter plaatse komt, kan letterlijk en figuurlijk leiden tot een rampscenario.
20
Maatregelen Niet alleen de hulpverleners zullen dus bij zichzelf te rade moeten gaan welke maatregelen genomen moeten worden. Maar de overheid als geheel staat voor een verantwoordelijke klus om met goede voorschriften en voldoende geld een risico-inventarisatie te produceren. Daarop kunnen de juiste mensen in voldoende aantallen worden opgeleid. Regelmatige oefeningen zullen het geheel moeten completeren. Dat het bedrijfsleven ook zijn bijdrage moet leveren is
projectgroep veiligheid
evident. Dit zal met goede regelgeving dan ook moeten worden afgedwongen, want zwakke handhaving van de regels wordt door het bedrijfsleven al snel uitgelegd als vrijblijvende regels.
Conclusie Willen we dus kunnen spreken van veiligheid bij calamiteiten en rampen, dan zullen we een gedegen risico-inventarisatie van de politiewerkzaamheden niet kunnen missen. Daarnaast kan gedacht worden aan het opleiden van leidinggevenden en basismedewerkers. Ook zal het noodzakelijk blijken dat er voldoende afstemming plaatsvindt met andere hulpverleners zoals GGD en Brandweer. Ieders kennis gebruiken en gestructureerd bundelen zal een vereiste zijn. Nu kunnen we slechts constateren dat de politie van goede wil is, maar een onprofessionele aanpak van calamiteiten en rampen heeft. Kennis van calamiteiten en bron- en effectgebieden zal moeten worden gebundeld en worden gekoppeld aan goede werkprocedures. Tot die tijd kunnen we slechts vaststellen dat deze kennis ontbreekt. Daarmee zeggen we dan tegelijkertijd ook dat de politie als regel geen taak heeft binnen het effectgebied van een calamiteit of ramp.
Aanbevelingen Voor het optreden van de politie bij calamiteiten en rampen komen wij tot de onderstaande aanbevelingen: 1.
Maak een op veiligheid bij calamiteiten en rampen gerichte opleiding voor uitvoerenden, leidinggevenden in de primaire opleiding en voor zittende politiemensen in de voortgezette opleidingen;
2.
Stel binnen elke politieregio een veiligheidscoördinator aan;
3.
Stel werkmethodes en / of protocollen voor optreden bij calamiteiten en rampen op;
4.
5.
Deze werkmethodes en / of protocollen zijn: -
landelijk eensluidend;
-
waarnodig aangevuld met regionale bijzonderheden;
-
rechtspositioneel vertaald.
Bedrijfsrisicos moeten in kaart worden gebracht in samenhang met preventieve maatregelen;
6.
Richt een arbeidsongevallen registratie in;
7.
Registreer wie (bij risicovolle werkzaamheden) ingezet is;
8.
Maak, in samenwerking met de andere OOV diensten een oefenprogramma voor alle niveaus in de organisatie;
9.
Zorg voor de juiste persoonlijke beschermende middelen voor eenheden met een specifieke taak zoals identificatie en opsporing.
21
Bijlage 2:
Veiligheid bij onderzoeken
Onderzoeken naar vermoedelijke overtredingen of controles ter opsporing
projectgroep veiligheid
daarvan zijn processen die vooraf gepland worden. Vooraf kan een inschatting gemaakt worden van de risicos die het personeel loopt. Hieronder volgt een niet limitatieve lijst van risicos dat politiepersoneel tijdens een controle kan lopen.
Soort controle: Transportcontrole wegvoertuigen/vaartuigen Er zijn vele soorten en maten van voer- en vaartuigen. Te denken valt aan een grove onderverdeling in tank, stukgoed en bulk (losgestort) vervoer, die op zich ook weer onderverdeeld kunnen worden. De onderverdeling wordt omwille van de leesbaarheid weggelaten. De risicos aanwezig bij controle tanktransport zijn o.a: 1.
Lekke afsluiters, appendages, niet goedgesloten mangatdeksels met gevolg dat de controlerende ambtenaar in aanraking kan komen met de vervoerde stof;
2.
Valrisicos na of bij het beklimmen van de tankwagen, tankcontainer. Het niet of onjuist gebruiken van de veiligheidsladder, uitklapbare hekwerken etc levert het risico op een val van ca 3 tot 4 meter hoogte bij voertuigen en bij vaartuigen aanmerkelijk meer;
3.
In aanraking komen met gemorst product, door bijvoorbeeld het beklimmen van een tank zonder gebruik te maken van de geschikte persoonlijke bescherming;
4.
Door onoordeelkundig handelen de geest uit de fles laten. Het openen van tanks door niet deskundig personeel levert ontoelaatbare (levensbedreigende) risicos op.
De risicos bij controle stukgoed zijn o.a: 5.
Bij het openen van containerdeuren kan de inhoud naar buiten komen. Vooral bij losgestorte (afval) producten wordt de container op zn kop geladen. Na geladen te zijn worden de deuren gesloten en komt de container weer horizontaal te staan. Bij openen van de deuren in de horizontale stand is er grote kans dat de inhoud naar buiten stort en de controlerende ambtenaar bedelft. Is de container gegast, dan staat de controleambtenaar bij het openen van de deuren onmiddellijk in de naar buiten komende gaswolk. De hiervoor gebruikte gassen zijn namelijk allemaal zwaarder dan lucht en zakken onmiddellijk naar buiten bij openen van de containerdeur;
6.
Betreden van zowel stukgoedcontainers als gesloten laadruimtes blijft een risicovolle onderneming. De mogelijkheid dat de ruimte die wordt betreden een niet levensvatbare atmosfeer heeft behoort tot de mogelijkheden.
22
7.
Bij vervoer van vaten, etc, is er de kans op restanten van stoffen aan de buitenzijde van de verpakking. Bij geen of onoordeelkundig gebruik van persoonlijke bescherming is risico op in aanraking komen met de stof aanwezig;
8.
Risico op letsel door omvallende verpakkingen, scherpe randen aan vaten, etc.;
9.
Bij onvoldoende kennis van de materie van met name bij klasse 1 (explosieven, dus ook vuurwerk) en klasse 7 (radioactief), (wat te denken
projectgroep veiligheid
van het begeleiden van nucleair afval, of controles van afval uit het Oostblok) ontoelaatbare hoge risicos op blijvend letsel. Risicos bij controle losgestort bulkvervoer: 10.
Het onoordeelkundig openen/betreden van tank-, bulk- en containerwagens kan ontoelaatbare (levensbedreigende) risicos opleveren.
11.
Het zal hier veelal om afvaltransporten handelen. Loopt uiteen van losgestort verfafval tot en met afvoer van vervuilde grond. Uit de over het algemeen wel afgedekte lading kan een gasdebiet opstijgen dat (zeer) schadelijk voor de gezondheid kan zijn. Vervuilde grond kan bijvoorbeeld zijn vervuild met tolueen, cadmium, arsenicum, de dampen die deze grond afgeeft bevatten deze stoffen ook. Deze stoffen kunnen bij mensen kanker verwekken. Gevolgen die zich soms pas na tientallen jaren openbaren. Ook hier geldt weer dat een juiste risico-inschatting en het juiste gebruik van de PBMs een beheersing van het risico kunnen zijn.
Bij controles op het water zijn in principe dezelfde risicos aanwezig. Over het algemeen zijn de hoeveelheden waar men mee te maken heeft groter, zijn de vervoermiddelen complexer en bestaat er natuurlijk altijd de kans om in het water te vallen. Bij veel controles waarbij dit soort risicos aanwezig zijn wordt daar op dit moment geen of weinig rekening mee gehouden. Ondeskundig personeel klautert op, in en over vervoermiddelen. Maakt zonder enige achterdocht deuren open en verwijdert dekkleden, deksels etc. Bij grotere controles is het overzicht wie waar nu mee bezig is vaak in het geheel niet aanwezig. Het aantal controles en de hoogte van de score is als eindresultaat vaak belangrijker dan de kwaliteit en de kwantiteit van o.a. de veiligheidsmaatregelen en middelen, die het personeel zou moeten nemen. Het eindresultaat (hoeveel gecontroleerd en hoeveel van wat hebben we gescoord) is vaak belangrijker dan de kwaliteit van met name de veiligheid die het personeel in acht zou moeten nemen. Naast dit soort controles kan het voorkomen dat politiemedewerkers in aanraking komen met chemicaliën in de uitoefening van andere politie taken. Hierbij valt te denken aan het oprollen van XTC-laboratoria en hennepkwekerijen. In ieder geval komt men bij XTC-laboratoria in aanraking met de zogenaamde precusoren. Dat zijn chemicaliën die gebruikt worden bij het bereiden van de drugs. Aceton en diverse sterke zuren zijn daarbij de basischemicaliën. In de laboratoria zijn deze chemicaliën over het algemeen niet opgeslagen zoals dat zou moeten. Vaak zijn de verpakkingen open en liggen hoeveelheden chemicaliën onbeschermd in een ruimte. Met name aceton is een stof die het zenuwstelsel aantast , maar ook in combinatie met lucht een uiterst explosief meng-
23
sel vormt. Betreedt men een lab waar een dergelijk mengsel aanwezig is, dan is het aansteken van een TL buis voldoende om een explosie in te leiden. Het is ook hier van groot belang dat voordat tot actie wordt overgegaan bekend is welke atmosfeer er heerst in de ruimte die wordt betreden. Het dragen van perslucht is één, het vaststellen van een eventuele explosieve atmosfeer is twee. Daarnaast zijn er natuurlijk de risicos die stoffen meebrengen als men in aanraking komt met deze stoffen. Een groot probleem bij het oprollen van
projectgroep veiligheid
dergelijke laboratoria is het afvoeren van de chemicaliën. Dit gebeurt veelal op een manier die de toets van het vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG/ADR) niet kan doorstaan. De unit synthetische drugs (USD) heeft naar aanleiding van dit onderwerp een rapport uitgebracht genaamd opgeruimd staat netjes. In dit rapport worden aanbevelingen gedaan hoe de chemicaliën op veilige en verantwoorde manier kunnen worden afgevoerd.
Aanbevelingen 1.
Alleen deskundig, goed opgeleid personeel neemt deel aan deze acties. Dat betekent investering in studie, training en stages.
2.
Er is overzicht en registratie van de PBMs (houdbaarheid, doel)
3.
Er is een procedure waarin is omschreven hoe controles met risicovol materiaal wordt afgehandeld
4.
Er is daadwerkelijk toezicht en controle dat ook conform deze procedures wordt gewerkt. (veiligheidscoördinator per regio?)
5.
Registreer wie (bij risicovolle werkzaamheden) ingezet is.
24
Bijlage 3:
Veiligheid bij het dagelijks politiewerk
projectgroep veiligheid
Inhoudsopgave I.
II.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten aan de orde komen: 1.
Algemeen
2.
Probleemstelling
3.
Eigen veiligheid
4.
Veiligheid van de collega(s)
5.
Veiligheid van het publiek
6.
Veiligheid in het bureau
6.1
Informatie- en fysieke beveiliging
6.2
Huisregels
6.3
Bedrijfshulpverlening
6.4
Inbeslaggenomen en gevonden voorwerpen
6.5
Wapens, vuurwapens en munitie
7.
Veiligheid in de (surveillance) auto
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten opnieuw aan de orde moeten komen
III.
1.
Probleemstelling
2.
Voorstel
3.
Basisveiligheid
Relevante bijlage: Bijlage 5. Bedrijfsrisicos
25
Veiligheid bij het dagelijkse politiewerk I.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten aan de orde komen
1.
Algemeen
projectgroep veiligheid
Bij een globale inventarisatie die recent is gehouden in de korpsen van de Nederlandse politie is gebleken dat er een grote verscheidenheid bestaat onder het nieuw instromend, maar ook het zittende personeel ten aanzien van het eigen veiligheidsbewustzijn bij de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Hulpverlening is voor velen een terrein waar risicos (moeten) worden genomen en waarbij de eigen veiligheid op de tweede plaats wordt gesteld.
2.
Probleemstelling
Politiewerk kent risicos. Voor leiding en medewerker moet eraan toegevoegd worden: mits verantwoord. Echter het risico-inschattend vermogen bij het politiepersoneel is slecht en laag ontwikkeld. Daarnaast ontbreekt (veelal) sturing en toezicht ten aanzien van de veiligheidsmaatregelen en -procedures. Daardoor ontstaan in de praktijk soms aanzienlijke bedrijfs- en persoonlijke risico's. Het onderwerp Veiligheid voor het personeel maakt niet altijd deel uit van de (geplande) activiteiten. Het vooraf regelen van veiligheidsvoorzieningen in het publieke domein wordt niet universeel toegepast. In dit document wordt weergegeven binnen welke fasen en welke activiteiten de veiligheid in het geding is.
3.
Eigen veiligheid
Van oudsher is politiewerk op straat vrij solistisch. Algemeen bekend is dat daarbij risicos aanwezig zijn. Van een eenvoudige hulpverlening, een reanimatie, een bekeuringsituatie, een eenvoudig lijkend onderzoek, een vechtpartij, een schietincident, tot het stuiten op een ramp of een andere grote calamiteit: altijd zijn er risicos. Voor het werken op straat is het sterk aan te raden dat de medewerker in het algemeen bekend is met en getraind is voor deze bedrijfsrisicos (Zie Arbo-wet art.8 ). Pas dan zal deze in staat zijn op een verantwoorde manier met zijn of haar risicos om te gaan. Politiemensen zullen getraind moeten worden om primair te zorgen voor de eigen veiligheid en het voorkomen van letsel (met een uitgeschakelde hulpverlener is niemand gebaat). In het trainen van het omgaan met risicos past ook het omgaan met persoonlijke beschermingsmiddelen. Als uitgangspunt geldt dat deze pas mogen worden ingezet als alle andere (organisatorische) maatregelen ontoereikend zijn. Als voorbeeld zijn in bijlage 5 een groot aantal bedrijfsrisicos weergegeven. Voor medewerkers/studenten/adspiranten/politiejunioren onder de 18 jaar gelden afzonderlijke verplichtingen ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn. (VGW1 ).
26
4.
Veiligheid van de collega(s)
Nadat de medewerker eerst gezorgd heeft voor zijn eigen veiligheid waakt hij/ zij nu voor de veiligheid van zijn/haar collega(s). Met uitzondering van het trainen in ME, AE of AT verband is de zorg voor veiligheid bij het optreden in groepsverband nog niet overal procedureel vastgelegd en beoefend. Door het opstellen van draaiboeken zoals Aanpak XTC-laboratoria en Hennepkwekerijen ontstaat een toenemend waken voor de veiligheid van de collegas
projectgroep veiligheid
voor gevaarlijke stoffen, ontploffingen e.d. Assistentie collega: Wanneer collegas in gevaar komen wordt acuut assistentie verleend. Een politieman/-vrouw vertrouwt daarop. Op een dergelijk moment is er sprake van een situatie die niet altijd onder controle is. Van alle kanten stromen hulpverlenende collegas toe. Hoewel de meldkamer probeert de regie te houden kan niet altijd gesproken worden van een professionele en gecoördineerde assistentie collega. Op zich geeft deze werkwijze extra (letsel)risico. Het opstellen van (landelijke) procedures en het regionaal, collectief trainen, kan dit risico beperken. Risico-inschatting: Aan bovengenoemde gevaarszetting gaat een fase vooraf, waaraan nog onvoldoende aandacht besteed wordt. Om allerlei redenen worden risicosignalen niet of onvoldoende vroegtijdig herkend/ingeschat. In de praktijk blijkt dat medewerkers vaak onvoldoende bekend/getraind zijn met de betreffende situatie. Om risicos te verminderen zijn gecontroleerd en strategisch terugtrekken, inzet uitstellen, situatie bevriezen, blijven observeren, inzetten van persoonlijke beschermingsmiddelen, afschermen van één of meerdere collegas e.d. nog geen activiteiten die overal in de regionale trainingen zijn opgenomen.
5.
Veiligheid van het publiek
Nadat de medewerkers vooraf eerst gezorgd hebben voor elkaars veiligheid waken zij vervolgens voor de veiligheid van het publiek. Risicos vergen inzicht in hoe, en vragen verantwoordelijkheid voor, het omgaan met publiek dat, afhankelijk van de situatie, nieuwsgierig of sensatiebelust is. Publiek dat gebrek aan gevaarsinzicht heeft, is opdringerig en vaak brutaal. Het is niet meewerkend of helpend of heeft soms een kuddementaliteit. Hoe groter de ramp of calamiteit hoe meer publiek. De grenzen voor de veiligheid van de politiemedewerkers moeten in dit geval nog worden verkend. Verder is in de Leidraad Maatramp van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties versie 1.3 geen aandacht besteed aan veiligheid, terwijl politiemedewerkers in de praktijk veelal als eerste op de locatie van een ramp de gevaren en risicos lopen. Veiligheidsprocedures en - voorzieningen in het publieke domein moeten daarom vooraf worden opgesteld, geleerd en getraind.
6.
Veiligheid in het bureau
6.1 Informatie- en fysieke beveiliging Door agressie en geweld, informatielekken, inbraken e.d. ontstaan niet alleen risicos voor de individuele medewerker maar ook voor de organisatie en haar
27
omgeving. Alle medewerkers moeten daarom op de hoogte worden gesteld van de eisen op het gebied van informatiebeveiliging (R.I.P.) 2 en de regels binnen de politiegebouwen ten aanzien van fysieke beveiliging. Zij krijgen kennis over de verantwoordelijkheden niet alleen van de politie- en relevante wetten, maar ook van het Reglement Informatiebeveiliging Politie (R.I.P.)2, de Wet PersoonsBescherming ( in werking 01-09-2001), de Wet Politieregisters en de Wet op de Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten.
projectgroep veiligheid 6.2 Huisregels In een uitwerking van de fysieke beveiliging zijn o.a. toegangs- en gedragsregels onontbeerlijk. Alle medewerkers krijgen de huisregels uitgereikt van het gebouw of gebouwen van tewerkstelling, waarin de veiligheidsregels vermeld staan. In het bijzonder worden zij op de hoogte gesteld van het bedrijfsnoodplan en brandveiligheidsregels in het kader van de Bedrijfshulpverlening.
6.3 Bedrijfshulpverlening Conform wettelijke verplichting moet in elk bureau de Bedrijfshulpverlening (BHV) georganiseerd verlopen. De gevolgen van brand, ontploffing, veiligheidsrisicos e.d. in/rond het bureau worden daarbij zoveel mogelijk beperkt.
6.4 In beslag genomen en gevonden voorwerpen Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de veiligheidsrisicos van in beslag genomen en gevonden voorwerpen. Veelal is de aard en/of samenstelling van stoffen of voorwerpen niet bekend, waardoor veiligheidsrisicos ontstaan voor de medewerker(s) wanneer behandeling, vervoer, opslag, vernietiging e.d. op ondeskundige en/of onoordeelkundige wijze geschiedt.
6.5 Wapens, vuurwapens en munitie Terwijl de risicos voor het gewapend werken op straat algemeen bekend zijn, worden de risicos voor het omgaan met wapens, vuurwapens en munitie binnen het bureau niet altijd onderkend. Het laden/ontladen, het opbergen al dan niet in speciale kluisjes in de niet 24-uur bemande, niet elektronisch beveiligde, bureaus geven de nodige veiligheidsrisicos. De adviezen van de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) m.b.t. aangetroffen bommen, granaten enz. worden niet steeds opgevolgd. Het veilig omgaan met wapens, vuurwapens en munitie thuis en in de voertuigen is weliswaar met procedures gewaarborgd maar de praktische toepassing en controle is voor verbetering vatbaar. Structureel toezicht en controle moeten plaatsvinden op een juist gebruik, onderhoud, opslag en beheer van alle wapens, vuurwapens, munitie en pepperspray.
28
7.
Veiligheid in de (surveillance) auto
De bijzonder hoge verkeersintensiteit in Nederland, sterk wisselende weersomstandigheden, rijden met hoge snelheden met optische en akoestische signalen, terwijl tevens apparatuur moet worden bediend, stellen vele extra veiligheidseisen aan de bestuurder. Het rijden tijdens nachtelijke uren verhoogt de risicos extra. De kennis en vaardigheden voor een veilig gebruik van de surveillanceauto,
projectgroep veiligheid
het juist gebruik en onderhoud van, alsmede het beheer over de beschermingsmiddelen, die in de surveillance- auto aanwezig zijn, zijn niet optimaal ontwikkeld (Voorbeeld: drie politiemensen verdrinken wanneer hun surveillanceauto te water raakt). Tijdens de rijopleidingen wordt gewezen op de vele bedrijfsrisicos, die het besturen van politievoertuigen nu eenmaal met zich meebrengen. Daar niet alle politiemedewerkers beschikken over de juiste rijvaardigheden moet er structureel aandacht zijn voor de rijopleiding c.q. de vervolgopleidingen.
II.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten opnieuw aan de orde moeten komen
1.
Probleemstelling
In alle regios blijkt het onderwerp Veiligheid niet of marginaal belicht. Ook in alle (voortgezette) opleidingsvormen is de veiligheid van de eigen (toekomstige) medewerker geen echt issue. Er zullen op alle niveaus medewerkers in de korpsen werken met onvoldoende veiligheidsbewustzijn, zonder voldoende theoretische en praktische kennis op het gebied van risico-inschatting en onvoldoende praktisch getraind op veiligheids- gebied. De aandacht voor veiligheid is grotendeels afhankelijk van de interesse en vaardigheden van leidinggevenden. Verder is geen aandacht besteed aan de Leidraad Maatramp van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties versie 1.3, terwijl politiemedewerkers in de praktijk veelal als eerste op locatie de gevaren en risicos lopen. Tussen de regios vindt geen afstemming plaats op de veiligheidsprocedures zodat deze niet uniform in de opleiding kunnen worden meegenomen.
2.
Voorstel
2.1 Veiligheid In alle regios moet het onderwerp Veiligheid: duidelijk op de kaart worden gezet; afgezet worden tegen de bedrijfsrisicos en de bestaande persoonlijke beschermingsmiddelen; in alle regionale opleidingen integraal deel uitmaken van het opleidingsprogramma; deel uitmaken van bestaande en nieuwe operationele draaiboeken; opgenomen worden in het dagelijkse werk (briefing); onderdeel zijn van toezicht en controle door de leidinggevenden.
29
2.2 Leidraad Maatramp Middels de Leidraad Maatramp moet ten behoeve van het dagelijkse politiewerk worden geïnventariseerd welke: veiligheidsscenarios nodig zijn; ·
(aanvullende) opleidingen per medewerker noodzakelijk zijn; veiligheidsinstructies, - maatregelen, - procedures moeten worden gegeven; persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden verstrekt c.q. ach-
projectgroep veiligheid
ter de hand gehouden; draaiboeken moeten worden gemaakt c.q. aangepast.
3.
Basisveiligheid
Door middel van de ACP-projectgroep Veiligheid wordt aan de minister gevraagd om te bewerkstelligen dat de Nederlandse politie uniforme basisveiligheidsprocedures hanteert.
IV.
Relevante bijlage 5 Bedrijfsrisicos
Daar waar gesproken wordt over bedrijfsrisicos kan bijlage vijf als voorbeeld worden gehanteerd.
30
Bijlage 4: Veiligheid tijdens de opleiding Inhoudsopgave
projectgroep veiligheid I.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten aan de orde komen: 1.
Algemeen
2.
Sollicitatie en selectie
3.
(Vervolg) opleiden 3.1 Informatie- en fysieke beveiliging 3.2 Huisregels 3.3 Modules
II.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten opnieuw aan de orde moeten komen: 1.
Probleemstelling
2.
Voorstel
3.
Praktijk 3.1
Introductiecursus algemeen
3.2
Introductiecursus op districts/divisieniveau
3.3
Praktijkcoachperiode
III.
Praktisch politieoptreden
IV.
Kernopgaven per niveau 1.
V.
Assistent politiemedewerker niveau 2
2.
Politiemedewerker niveau 3
3.
All round politiemedewerker niveau 4
4.
Politiekundige (bachelor) niveau 5
5.
Politiekundige (master) niveau 6
Modeluitwerking kernopgave en competenties Optreden tegen delicten tegen de openbare orde
VI.
Bekwaamheden
VII.
Bijlagen: Zie de relevante Bijlage 5 Bedrijfsrisicos
31
Veiligheid tijdens opleidingen
projectgroep veiligheid
I.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten aan de orde komen
1.
Algemeen
Bij een globale inventarisatie in de korpsen van de Nederlandse politie is gebleken dat er een grote verscheidenheid bestaat onder het nieuw instromend, maar ook het zittende personeel ten aanzien van het eigen veiligheidsbewustzijn bij de dagelijkse werkzaamheden. Hulpverlening is van oudsher een terrein waar risicos (moeten) worden genomen en waarbij de eigen veiligheid op de tweede plaats wordt gesteld. Echter het risico-inschattend vermogen is slechts laag ontwikkeld, terwijl sturing en toezicht ten aanzien van de veiligheidsmaatregelen veelal ontbreken. Door deze verscheidenheid ontstaan bedrijfs- en persoonlijke risicos in de praktijk. In dit document wordt weergegeven binnen welke fasen en welke activiteiten de veiligheid in het geding is tijdens opleidingen.
2.
Sollicitatie en selectie
Reeds bij de sollicitatie is het raadzaam de sollicitant, in grote lijnen, te wijzen op de bedrijfsrisicos tijdens het werken bij de politie zoals in de Arbo-wet (art.8) is omschreven. Bij de selectie wordt daarbij tevens gewezen op welke veiligheidsmaatregelen als bronbestrijding worden getroffen. Als voorbeeld zijn in Bijlage V een groot aantal bedrijfsrisicos weergegeven. Voor sollicitanten onder de 18 jaar gelden afzonderlijke verplichtingen ten aanzien van VGW3.
3.
(Vervolg) Opleiden
a.
Informatie- en fysieke beveiliging Alle studenten moeten tijdens hun opleiding op de hoogte worden gesteld van de eisen op het gebied van informatiebeveiliging (R.I.P.) 4 en de regels binnen de politiegebouwen ten aanzien van fysieke beveiliging. Zij krijgen kennis over de verantwoordelijkheden niet alleen van de politiewet, maar ook van het Reglement Informatiebeveiliging Politie (R.I.P.), de Wet Persoonsbescherming (m.i.v. 1 september 2001), de Wet Politieregisters en de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
b.
Huisregels Alle studenten krijgen voor aanvang van hun opleiding of stage de huisregels uitgereikt van het gebouw of gebouwen van hun opleidinginstituut respectievelijk stageplaats, waarin de veiligheidsregels vermeld staan omtrent hun doen en laten. In het bijzonder worden zij op de hoogte gesteld van het bedrijfsnoodplan en brandveiligheidsregels in het kader van de Bedrijfshulpverlening.
c.
Modules Vanaf 01-01-2002 worden de nieuwe politieonderwijsvormen gefaseerd geïmplementeerd:
32
Onderwijsontwikkeling 2002 Instroom niveaus Om het politieonderwijs goed te laten aansluiten bij de beroepspraktijk is nagegaan welke beroepsbeoefenaars nodig zijn.
projectgroep veiligheid
Er zijn vijf verschillende instroomniveaus: Functie
Instroomniveau
Studielast
Studielast
Studielast
Totaal
Werkplek
Instituut
1. Assistent politiemedewerker Kwalificatieniv. 2
2400 sbu
1440 sbu (60%)
960 sbu (40%)
2. Politiemedewerker
Kwalificatieniv. 3
4800 sbu
2880 sbu (60%)
1920 sbu (40%)
3. Allround politiemedewerker Kwalificatieniv. 4
6400 sbu
3200 sbu (50%)
3200 sbu (50%)
4. Politiekundige (bachelor)
Kwalificatieniv. 5
6720 sbu
3360 sbu (50%)
3360 sbu (50%)
5. Politiekundige (master)
Kwalificatieniv. 6
6720 sbu
2688 sbu (40%)
4032 sbu (60%)
Duaal leren (werkend leren) Voor een evenwichtig ritme in het leren op het instituut en werkend leren (ritme duaal) is gekozen voor het kwartalensysteem. Dat wil zeggen dat studenten afwisselend 10 tot 12 weken op het instituut doorbrengen en 12 weken in hun korps. In het onderwijs staat de ontwikkeling van de competenties centraal die in de beroepspraktijk nodig zijn. De competenties zijn beschreven in kernopgaven. Kernopgaven zijn: de centrale opgaven en problemen waar een beroepsbeoefenaar regelmatig mee in aanraking komt en die kenmerkend zijn voor het beroep; die aangepakt moeten worden binnen de specifieke organisatorische context; en waarbij van de beroepsbeoefenaar een oplossing en een aanpak wordt verwacht.
Indeling kernopgaven De kernopgaven zijn geordend naar de resultaatgebieden: leefbaarheid; veiligheid; dienstverlening; maatschappelijke integriteit. Per kernopgave zijn competenties beschreven: Vakmatige en methodische competenties: deze vormen de kern van het beroepsprofiel en zijn gericht op het vermogen om op adequate wijze producten en diensten te leveren. Bestuurlijke - organisatorische en strategische competenties: deze zijn gericht op het plannen en regelen van het eigen werk in de context van de organisatie. Sociaalcommunicatieve en normatief - culturele competenties: deze hebben betrekking op het functioneren in een arbeidsomgeving, op samenwerking en op coördinatie van arbeid.
33
·
Leer- en omgevingscompetenties: deze verwijzen naar het vermogen bij te dragen aan de eigen ontwikkeling en die van arbeidsorganisatie en beroep.
De kernopgaven zijn per niveau weergegeven in BIJLAGE IV. De student verwerft in het korps de competenties - beschreven in de kern-
projectgroep veiligheid
opgaven onder andere door een productieve bijdrage te leveren. De werkomgeving in het korps is tegelijk ook leeromgeving. Dat stelt eisen aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het leerproces van de student in het korps.
De student Dat is allereerst de student zelf die gedurende het opleidingstraject, in toenemende mate verantwoordelijk is voor het verwerven van competenties. Hij/zij is ook verantwoordelijk voor de kwaliteit5 van het werk.
De praktijkcoach De praktijkcoach is een uitvoerende politiefunctionaris die tijdens de uitvoering van de reguliere taak, werkbegeleiding geeft aan de student en hem of haar ondersteunt bij het verwerven van de in de kernopgaven beschreven competenties. Het coachen van studenten is voor de praktijkcoach een taakaccent.
De trajectbegeleider De trajectbegeleider bewaakt de voortgang van het werkend-leren traject gedurende de gehele opleiding en is aanspreekpunt bij problemen. Tevens draagt hij/zij bij dat de studenten leerzaam werk kunnen doen, dat alles goed georganiseerd is en dat de voorwaarden aanwezig zijn voor effectief leren.
Bevoegdheid en inzetbaarheid in de praktijk tijdens de opleiding Volgens de huidige wettelijke regeling zijn de studenten bij aanstelling in het korps en dus direct bij aanvang van de opleiding opsporingsbevoegd. Na ongeveer 6 maanden (nadat de vereiste competenties zijn verworven) zijn ze bovendien bevoegd om een wapen te dragen (voor het dragen van een vuurwapen geldt een uitzondering voor niveau 2). Zij zijn dan beperkt inzetbaar. De groei en inzetbaarheid van de student is gekoppeld aan het afleggen van proeven van bekwaamheid. Deze toetsmomenten vormen de overgang naar een volgend niveau van bekwaamheid, bevoegdheid en inzetbaarheid. Na circa 18 20 maanden zijn studenten inzetbaar in de noodhulp en bij grootschalig optreden binnen het taakgebied ordebeheersing (dit ter onderscheiding van geweldsbeheersing, door bijvoorbeeld MEoptreden).
34
II.
Onderwerpen waarbij veiligheidsaspecten opnieuw aan de orde moeten komen
1.
Probleemstelling
In alle kernopgaven en competenties van het nieuwe politieonderwijs die vanaf 2002 zullen worden gedoceerd, wordt het onderwerp Veiligheid niet of margi-
projectgroep veiligheid
naal belicht. Ergo: Er zullen op alle niveaus medewerkers de korpsen instromen met onvoldoende veiligheidsbewustzijn. De competenties die horen bij de kernopgaven dienen op dit punt aangevuld te worden. Verder dienen competenties die voortvloeien uit de Leidraad Maatramp van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties bij de kernopgaven ondergebracht te worden. De aandacht voor veiligheid is tot nu toe afhankelijk van interesses en vaardigheden van de docent Verder is geen aandacht besteed aan de Leidraad Maatramp van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties versie 1.3, terwijl politiemedewerkers in de praktijk veelal als eerste op locatie de gevaren en risicos lopen. Tussen de regios vindt geen afstemming plaats op de veiligheidsprocedures zodat deze niet uniform in de opleiding kunnen worden meegenomen. Daarbij blijkt dat het LSOP niet beschikt over een goede registratie van de individuele politieambtenaar met betrekking tot welke opleidingen hij of zij gevolgd heeft. Een dergelijke administratie is vaak ook niet in het regiokorps aanwezig. Hierdoor ontbreekt het inzicht in de mate van opleiding van de individuele politieambtenaar. Dit kan een veiligheidsrisico in zichzelf zijn.
2.
Voorstel
De vijf LSOP-ontwikkelgroepen voor Politieonderwijs 2002, die onder leiding van de directeur NPA en de directeur IBP de nieuwe politieonderwijs-leertrajecten voorbereiden, brengen het onderwerp Veiligheid, als integraalonderdeel, in binnen alle kernopgaven. Ter verduidelijking wordt in BIJLAGE V een onderwerp uitgewerkt. Tevens wordt de Leidraad Maatramp in het opleidingspakket meegenomen. De Politievakorganisatie ACP vraagt aan de minister om te bewerkstelligen dat de Nederlandse politie uniforme basisveiligheidsprocedures hanteert, die in de opleidingsfase worden ingebracht. Na afloop van de opleiding beschikt de student over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden op veiligheidsgebied. Ook is hij/zij op de hoogte van de eigen taken bij de verschillende werkzaamheden zowel op straat, op locatie, in het bureau, bij incidenten, calamiteiten en rampen. Tevens is de student op de hoogte van de verplichtingen t.a.v. de Bedrijfshulpverlening voor de eigen organisatie en voor andere bedrijven en instellingen.
35
3.
Praktijk
3.1 Introductiecursus algemeen Alle politiemedewerkers krijgen voor aanvang van hun werkzaamheden tijdens een algemene introductiecursus voorlichting en onderricht over de regionaal geldende veiligheidsregels.
projectgroep veiligheid 3.2 Introductiecursus op districts/divisieniveau Alle politiemedewerkers krijgen voor aanvang van hun werkzaamheden de huisregels uitgereikt van het gebouw of gebouwen van het district/divisie/ team/afdeling, waar zij tewerkgesteld worden. In deze huisregels zijn de veiligheidsregels vermeld omtrent hun doen en laten. In het bijzonder worden zij op de hoogte gesteld van het bedrijfsnoodplan en brandveiligheidsregels in het kader van de Bedrijfshulpverlening.
3.3 Praktijkcoachperiode Gedurende de praktijkperiode worden de politiemedewerkers op de hoogte gebracht (door collegiale overdracht) van alle vooral niet beschreven veiligheidsaspecten.
III. Praktisch politieoptreden De instromende politiemedewerkers zijn, zeker in de aanvangsfase, voor wat betreft hun bagage aan praktisch politieoptreden, sterk afhankelijk van het ervaringsniveau en enthousiasme van de docenten, de praktijkcoaches, leidinggevenden en overige collegae in de korpsen. Onderwerpen als: meldingen; collegiale overdracht; IBT; procedures; leiding, toezicht en controle; hulpmiddelen; persoonlijke beschermingsmiddelen; projecten; grootschalige politieoptreden; arbeidsongevallen; interne handhaving; leidraad maatramp; enz. zullen steeds in de praktijk moeten worden ervaren op gevaarsrisicos, risicoinschatting en veiligheidsbeleving. In de praktijk is een risico-inschatting noodzakelijk voor behoud van eigen en andermans veiligheid. Bij het begrip risico 6 spelen kansen en effecten een prominente rol. Als uitgangspunt geldt: Veilig werken kost tijd en bespaart levens. Ook moet worden geleerd hoe men handelen moet met onveilig werkende collegas, het melden van onveilige situaties, het weigeren van inzet bij een levensbedreigende situatie enz.
36
Leidinggevenden zullen steeds de voorwaarden moeten scheppen om hun medewerkers zo veilig mogelijk te kunnen laten werken, waarbij onder veiligheid mede wordt verstaan: De beschikbaarheid van handelen en middelen. Bij ontbreken van een van beiden is geen sprake meer van veiligheid.
projectgroep veiligheid IV.
Kernopgaven per niveau
1. Assistent politiemedewerker niveau 2 Leefbaarheid
Toezicht houden in publiek domein Optreden bij milieuovertredingen Toezicht houden bij verkeersveiligheid
Veiligheid
Optreden bij verkeersongevallen Optreden bij misdrijven
Dienstverlening
Publieksservice Arrestantenzorg
Maatschappelijke integriteit
Toezicht houden bij evenementen Assisteren bij complexe verkeerscontroles
2. Politiemedewerker niveau 3 Leefbaarheid
Toezicht houden in publiek domein Optreden bij milieuovertredingen Optreden bij kleine milieuovertredingen van bedrijven Toezicht houden bij verkeersveiligheid Optreden bij drugsdelicten
Veiligheid
Afhandelen van verkeersongevallen Afhandelen van eenvoudige geweldsdelicten Optreden bij vermogensdelicten Zedendelicten Optreden bij delicten tegen de openbare orde Optreden op plaats delict bij ernstige delicten
Dienstverlening
Publieksservice Arrestantenzorg
37
Maatschappelijke integriteit
Toezicht houden bij evenementen Toezicht houden bij evenementen met dreigende escalatie Assisteren bij complexe verkeerscontroles Optreden bij delicten wapenwetgeving Vreemdelingenzorg
projectgroep veiligheid 3. Allround politiemedewerker niveau 4 Leefbaarheid
Toezicht houden in publiek domein Optreden bij milieuovertredingen Optreden bij milieuovertredingen van bedrijven Toezicht houden bij verkeersveiligheid Optreden bij drugsdelicten Aanpak gemeenschappelijke veiligheidszorg Aanpak van sociaal psychische problematiek Optreden bij overlast Toezicht houden gericht op verkeersveiligheid
Veiligheid
Afhandelen van verkeersongevallen Optreden bij geweldsdelicten Optreden bij vermogensdelicten Optreden bij zedendelicten Optreden bij delicten tegen de openbare orde Optreden op plaats delict bij ernstige delicten Optreden bij delicten wapenwetgeving
Dienstverlening
Publieksservice Arrestantenzorg
Maatschappelijke integriteit
Toezicht houden bij evenementen Toezicht houden bij evenementen met dreigende escalatie Uitvoeren complexe verkeerscontroles Vreemdelingenzorg
4. Politiekundige (bachelor) niveau 5 Leefbaarheid
Optreden bij milieuovertredingen Aanpak gemeenschappelijke veiligheidszorg Aanpak van sociaal psychische problematiek
38
Veiligheid
Afhandelen van verkeersongevallen Optreden op plaats delict bij ernstige delicten Integrale aanpak gebiedsgebonden criminaliteit
projectgroep veiligheid
Dienstverlening
Participeren in kwaliteitsprojecten
Maatschappelijke integriteit
Toezicht houden bij evenementen met dreigende escalatie Jeugdzorg Aanpak verkeersveiligheid
5. Politiekundige (master) niveau 6 Leefbaarheid
Strategische aanpak gemeenschappelijke veiligheidszorg
Veiligheid
Strategieontwikkeling voor reductie van geweld Strategieontwikkeling aanpak gebieds gebonden criminaliteit Voorbereiding strategische aanpak rampen en calamiteiten
Dienstverlening
Participeren in kwaliteitsprojecten Gebruik en ontwikkeling van de beleidscyclus Strategische aanpak positie politie in de samenleving
Maatschappelijke integriteit
Strategische aanpak bij (risico) evenementen Aanpak van verkeersveiligheid
39
V.
Modeluitwerking kernopgave
Resultaatgebied Veiligheid Kernopgave 4.2.5. Optreden bij delicten tegen de openbare orde.
projectgroep veiligheid
Titel
Optreden bij misdrijven tegen de openbare orde
Kenmerken
-
Altijd strafbaar Kan gevaar opleveren (algemeen of voor de ambtenaar) (heftige) emoties bij betrokkenen Altijd opsporingsonderzoek Materiele en/of immateriële schade
Voorbeelden
Misdrijven: Opruiing, belediging, openlijke geweldpleging, huisvredebreuk, discriminatie en racisme, brandstichting. Overtredingen: baldadigheid, openbare dronkenschap, staat van dronkenschap. Overtredingen t.a.v. de openbare orde uit de APV (in relatie met Drank en Horecawet, Wet op de kansspelen etc.) en burenoverlast (bijv. geluid).
Werkpatroon (activiteiten)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Resultaat
-
Waarnemen Eerste maatregelen plaats delict: Eigen veiligheid 7 Eerste hulp aan slachtoffer (EHBO) Beveiligen plaats delict en inventarisatie sporen Bij heterdaad aanhouden, veiligheidsfouillering 8 en voorgeleiden Aan kleding onderzoeken In beslagnemen Slachtoffer opvangen Volledig opsporingsonderzoek instellen, zonodig in samenwerking met specialisten Contacten leggen met betrokkenen gericht op ver krijgen van informatie over (wapen)delicten Verwijzen naar andere instanties Schriftelijk rapporteren Bouwstenen aandragen voor probleemgerichte aanpak Geven van preventieadvies Delict is gestopt Slachtoffer is opgevangen Opsporingsonderzoek afgerond Evt. is collega ingeschakeld en van relevante informatie voorzien Schriftelijk afgehandeld (mutatie of proces verbaal) Bouwstenen voor probleemgerichte aanpak zijn aangedragen
Bekwaamheden
Wordt hieronder behandeld
Een voorbeeldsituatie
Een groep jongeren is de toegang tot een discotheek ontzegd; uit onvrede en dronken balorigheid vernielen zij straatmeubilair. De allround politiemedewerker komt ter plaatse. Deze draagt er zorg voor, in samenwerking met een collega, dat het delict stopt en stelt een opsporingsonderzoek in ter zake van openlijke geweldpleging.
40
VI. BEKWAAMHEDEN Vakmatig Methodisch Is in staat: waar te nemen en overzicht te houden met in achtneming van eigen veiligheid en die van anderen; veiligheidsrisicos te onderkennen;
projectgroep veiligheid
gesprekstechnieken te gebruiken; conflicten te hanteren; -
te handelen conform wet- en regelgeving;
-
alle elementen van opsporingsonderzoeken uit te voeren; aangifte opnemen; zorgdragen voor sporenonderzoek; getuigenverhoor; in beslagneming; aanhouden, veiligheidsfouillering 9 en voorgeleiden; verhoor verdachte; preventieadviezen te geven; relevante informatie door te geven aan collegas en andere instanties; proces verbaal, mutaties, rapporten en brieven op te maken: onderliggende vaardigheden: tekstverwerkingsprogramma te gebruiken; bedrijfsprocessensysteem te gebruiken; Nederlandse taal te gebruiken. toepassen informatiebeveiligingstechnieken; IBT-vaardigheden toe te passen (aanhoudingsprocedures en geweldstoepassing); door houding en voorkomen gezag uit te stralen.
Bestuurlijk organisatorisch Is in staat: verantwoording af te leggen over zijn eigen handelen en in geval van gezamenlijk optreden over de met collegas gemaakte handelingsafspraken, incl. veiligheidsmaatregelen; in te schatten wat men zelf kan en wanneer men hulp nodig heeft en die hulp vragen aan de juiste persoon/personen; waar te nemen of, en in welk opzicht, anderen begeleiding nodig hebben en is in staat verbanden te herkennen en operationele advisering; op veilige wijze rekening te houden met de belangen en gezichtspunten van relevante samenwerkingspartners; netwerken op te bouwen en daarin te functioneren; de hoofdlijnen weer te geven m.b.t. belangrijke maatschappelijke processen en instituties: parlementaire democratie, arbeidsmarktontwikkelingen, multiculturele samenleving, economische verhoudingen.
41
Sociaal communicatief Is in staat: samenwerkingsafspraken te maken en na te komen; bij wijzigingen in de situatie flexibel om te gaan met afspraken en dit terug te koppelen; met respect om te gaan met mensen van verschillende geaardheid en culturele achtergronden;
projectgroep veiligheid
zich in te leven in de context van het delict; zijn ambtshandelingen in een vreemde taal mondeling te communiceren.
Leer - en vormgeving Is in staat: het eigen handelen te evalueren en op basis van verkregen inzichten dit bij te stellen; feedback geven en ontvangen; de beroepskennis en vaardigheden bij te houden.
Relevante zaken omtrent de veiligheid In de uitoefening van deze kernopgave 4.2.5. kan de politiemedewerker in contact komen met gevaarlijke situaties, heftige emoties van betrokkenen. De situaties waarin hij of zij kan komen staan beschreven in de Bijlage 5 Bedrijfsrisicos, waarbij de kans op lichamelijk en geestelijk letsel bij de politiemedewerker aanwezig is. Het komt de laatste jaren veel voor dat jonge politieagenten last hebben van psychisch letsel wanneer zij in aanraking zijn gekomen met bijzonder ingrijpende gebeurtenissen. In negen van de tien gevallen is de politie als eerste bij een grote calamiteit. Het motto is dan doen, hoe ernstig de situatie ook is! Handelen naar eigen inzicht noemt men dat. Bijzonder moedig maar ook gevaarlijk! De medewerker zal de situatie in ogenschouw nemen en het risicos moeten inschatten i.v.m. zijn eigen veiligheid en die van anderen zodat het handelen verantwoord kan gebeuren. De politiemedewerker zal bij het handelen een constante risico-inventarisatie moeten maken waarbij hij/zij steeds de kans en het effect met elkaar moet afwegen, zodat men op een behoorlijke manier kan inschatten (zeker weten doen we het nooit) dat het handelen veilig en volgens de procedures kan plaatsvinden. In de kernopgave staat onder de noemer bekwaamheden onder vakmatig methodisch dat men in staat moet zijn waar te nemen en overzicht te houden met in achtneming van eigen veiligheid en die van anderen. Eigen veiligheid staat voorop zodat men aansluitend daarop de veiligheid van anderen zoveel mogelijk kan waarborgen. Verder wordt er in de kernopgave niets verwoord over hoe dat kan worden bereikt cq. ingeschat. Veiligheid en veilig werken moeten aangeleerd worden. Het moet tussen de oren worden gebracht en daar moet dus in de opleidingsperiode ruim aandacht aan besteed worden. In de praktijkstages zal dat aangeleerd moeten worden, leren, door het te doen De Arbeidsomstandighedenwet verplicht de werkgever maar ook de werknemer om veilig te werken. Artikel 3, 4, 5, 8 en 11 gaan daar over.
42
Huidige situatie Tijdens een gehouden enquête onder de docenten van de LBPs en steunlocaties in het land, bleek dat per LBP, steunlocatie en regio verschillend over veiligheid wordt gedacht en gedoceerd. Het merendeel van de docenten vindt dat het aspect veiligheid onderbelicht is. Tijdens de behandeling van de diverse modules, competenties en kernopgaven wordt veiligheid wel aan de orde gebracht maar het is alleen maar het inciden-
projectgroep veiligheid
teel aantippen van, zoals wat moet je doen en wat niet. Men is wel de mening toegedaan dat veiligheid een vast onderwerp moet zijn. Vakgroepdocenten overleggen samen hoe op uniforme wijze dezelfde stof kan worden gedoceerd, waarbij het aspect veiligheid steeds meer een rol gaat spelen.
Gewenste situatie Veiligheid is een item dat niet meer mag ontbreken in het leertraject van de student. De student zal op wat voor een niveau dan ook, competent moeten worden omtrent veiligheidsaspecten, risicoherkenning en inschatting, zodat het werk op een zo veilig en goed mogelijke manier plaatsvindt. De huidige politiemedewerker zal bij een calamiteit vooral doen en later pas aan de persoonlijke veiligheid en consequenties denken. Veiligheid moet echter tussen de oren komen, zodat men weloverwogen en verantwoord te werk kan gaan. Men ontkomt er niet in alle gevallen aan dat sommige veiligheidsprocedures aan de kant gezet moeten worden omdat de afweging tussen de ernst van de situatie en het belang dat soms rechtvaardigt. In theorie en praktijk kan daar op geïnstrueerd worden, door middel van een proeve van bekwaamheid is dit inschattingsgevoel te trainen en te toetsen. Het is geen vrijblijvende zaak.
Aanbevelingen 1.
Veiligheid wordt in het nieuwe Politieonderwijs 2002 competent gericht aangeboden.
2.
Veiligheid dient in de periodieke proeven van bekwaamheid terug te komen
3.
Bedrijfshulpverlening (BHV) wordt eveneens als veiligheid in het nieuwe Politieonderwijs 2002 competentiegericht aangeboden.
43
Bijlage: 5 1.
Bedrijfsrisicos
Verkeer
Kans op letsel en/of schade bij: autorijden/motorrijden: in het algemeen als verkeersdeelnemer;
projectgroep veiligheid
bij noodzakelijke inzet bij extreme weersomstandigheden (ijzel, sneeuw, storm; in een 24-uurs systeem van wisseldiensten; tijdens nachtelijke uren; met gebruik snelle surveillanceauto; met extra verrichtingen o.a. bediening verbindingsmiddelen; ongeoefend of onvoldoende geoefend. Verhoogd risico op letsel en/of schade bij: Autorijden/motorrijden met optische en akoestische signalen: met gebruik van snelle surveillanceauto; met extra verrichtingen o.a. bediening verbindingsmiddelen ongeoefend of onvoldoende geoefend; als gevolg van onoplettendheid overige weggebruikers. Werken op straat, tijdens: verkeer regelen; doen stilhouden/onderzoeken van (motor)voertuigen; betreden/onderzoeken van voer- en vaartuigen/containers met gevaarlijke vloeistoffen, gassen, bulk (afval)stoffen ; onderzoek in aanraking komen met schadelijke vloeistoffen, gassen, bulk (afval)stoffen; opnemen/assistentie van/bij verkeersongevallen; ondeskundige/onzorgvuldige benadering van airbags; bijzonder risico bij omgeslagen brandende auto met gastank; bijzondere verrichtingen: metingen, blaastesten e.d.; kans op oogletsel door gevaarlijke laserdetectoren bij snelheidscontroles; verbaliserend optreden (recalcitrante verdachte(n).
2.
Achtervolgingen Kans op letsel door extra plotselinge fysieke inspanning -
mede door ongeoefendheid.
Extra kans op letsel tijdens bewegingen op onbekend/oneffen terrein -
mede door ongeoefendheid.
Extra kans op letsel en/of schade bij rijdende achtervolgingen -
met voertuig ongeschikt voor achtervolgingen
-
(mede door) ongeoefendheid.
44
3. Contact/staandehouding/aanhouding/insluiting A:
Kans op letsel bij: Staandehouding/aanhouding/insluiting in het algemeen i.g.v. weerbarstige/recalcitrante verdachte/vreemdeling/geestelijk gestoorde, door: ongeoefendheid;
projectgroep veiligheid
B:
-
onvoldoende (gezonde) argwaan;
-
weerstand door omstanders;
-
gevaarlijke omgeving (fabriek, werkplaats, slagerij e.d.);
-
door taal/cultuurbarrières;
-
gebrek aan pijnprikkels bij toepassing geweld.
Kans op besmetting: Contact/staandehouding/aanhouding/insluiting drugsverslaafde/besmette persoon, vreemdeling c.q. verdachte: permanent risico; ongeoefendheid; onvoldoende gezonde argwaan.
C:
Verhoogde kans op letsel/dood: Staandehouding/aanhouding vuurgevaarlijke perso(o)n(en) plotselinge confrontatie; ongeoefendheid; onvoldoende gezonde argwaan.
4.
Transport/ontsnappingen
Verhoogd risico op letsel en/of schade door: onbekendheid/niet opvolgen procedures/protocollen; plotselinge confrontatie; ongeoefendheid; onvoldoende gezonde argwaan. Verhoogd risico bij transport/ontsnapping van: arrestanten; gedetineerden; geestelijk gestoorden.
5.
Onderzoeken/huiszoekingen i.g.v. overtredingen/misdrijven
Kans op letsel tijdens: plaatsen betreden waar lucht/water/bodem is/zijn verontreinigd met schadelijke/gevaarlijke rook, gassen, dampen, (biologische) stoffen, c.q. is besmet (bv.legionellabesmetting); in aanraking komen met gevaarlijke stoffen, o.a. boobytrapped bommen, granaten, munitie e.d. (bv. op oliefilter lijkende handgranaat) chemische stoffen: -
onbekendheid/niet opvolgen procedures/protocollen;
-
ongeoefendheid.
45
in aanraking komen met ongedierte o.a. wel/niet vergiftigde ratten, muizen, vlooien, luizen enz.; in aanraking komen met wel/niet agressieve huisdieren met/zonder ongedierte; in aanraking komen met recalcitrante huis- of buurtgenoten/familieleden.
projectgroep veiligheid
Tijdens binnentreden: bij het forceren van ramen en deuren: onbekendheid/niet opvolgen procedures/protocollen; ongeoefendheid. tegen de wil van de bewoner i.g.v. fysiek gewelds-, wapen- of vuurwapengebruik: onbekendheid of niet opvolgen procedures/protocollen; ongeoefendheid.
6.
Overtreding/misdrijf onbekendheid/onbegrip van de bedrijfsrisicos bij medewerkers en leidinggevenden; onbegrip/onbekendheid voor de specifieke politietaken bij externe partners; bij optreden tegen materiedeskundige(n) o.a. kennisoverwicht (academici e.d.); prevaleren van de klassieke politietaak boven de combinatie specifiek/ klassiek; onbekendheid/niet opvolgen procedures/protocollen; ontbreken van mondelinge/schriftelijke evaluaties; onvoldoende vaardigheden/ongeoefend zijn; mond tot mond voorlichting.
7.
Conflicten/verstoringen openbare orde
Kans op letsel tijdens: bemiddeling bij conflicten b.v. door handgemeen, vechtpartijen enz.; ME-optreden; grootschalig optreden o.a. bij evenementen, rellen, enz. Extra kans op letsel ontstaat als: geen heldere bevelslijnen bekend zijn; geen vaste taakverdeling is afgesproken; geen goede voorbereiding verricht is; geen goed gestructureerde communicatie aanwezig is.
46
8.
Overige situaties
Zonder dat sprake is van een overtreding/misdrijf: plaatsen betreden waar lucht/water/bodem is/zijn verontreinigd met schadelijke/gevaarlijke rook, gassen, dampen, (biologische)stoffen c.q. is besmet (bv. legionellabesmetting); in aanraking komen met gevaarlijke stoffen, o.a. wel/niet boobytrapped bommen, granaten, munitie e.d. (bv. op oliefilter lijkende handgranaat) chemische stoffen (denk b.v. aan asbest e.d.):
projectgroep veiligheid
onbekendheid/niet opvolgen procedures/protocollen; ongeoefendheid. in aanraking komen met ongedierte o.a. wel/niet vergiftigde ratten, muizen, vlooien, luizen enz.; in aanraking komen met wel/niet agressieve huisdieren met/zonder ongedierte; in aanraking komen met recalcitrante huis- of buurtgenoten/familieleden; bij optreden tijdens rampen, calamiteiten, brand, ontploffing, enz.; onjuist hanteren van wapens, vuurwapens, gereedschappen; door onderplanning/roosterdruk; gehoorschade oplopen bij afvuren vuurwapen op te korte afstand (zonder gehoorbescherming bv. bij afschieten dier); als gevolg van eigen (macho)cultuur, bagatelliseren van gevaren e.d.; als gevolg van informatiegebreken, informatielekken e.d.; gevaar voor sleur, minder argwaan, minder alert; bij oefening voor ME-/grootschalig optreden; tijdens I.B.T.
9.
Emotionele gebeurtenissen als gevolg van het politievak
Psychisch letsel als gevolg van: feitelijke letselsituaties; dreigende situaties; bedreigingen (direct en indirect); (on-)rechtmatig handelen; schokkende/traumatische ervaringen; de politiecultuur b.v. na een mogelijke niet begane/nog niet bewezen misstap; schorsing.
10. Eén-menssurveillance/-inzet zonder de vereiste voorlichting, onderricht en begeleiding voor een deel van de medewerkers meer bedrijfsrisicos dan de dubbel bemenste surveillances; meer bedrijfsrisicos, wanneer teveel handelingen moeten worden verricht tijdens het auto/ motorrijden; verbaliserend optreden (zie Contact recalcitrante verdachte).
47
11. Discriminatie op afkomst; op geslacht; op functie; op leeftijd; op geloof.
projectgroep veiligheid
Voetnoten 1
(pag. 26) Veiligheid, Gezondheid en Welzijn, de pijlers van het arbozorgsysteem.
2
(pag. 28) Reglement Informatiebeveiliging Politie.
3
(pag. 32) Veiligheid, Gezondheid en Welzijn, de pijlers van het
4
(pag. 32) Reglement Informatiebeveiliging Politie.
5
(pag. 34) 4 As: Arbeidsvoorwaarden, Arbeidsinhoud, Arbeids-
arbozorgsysteem.
verhoudingen, Arbeidsomstandigheden. 6
(pag. 36) Risicomodel volgens Fine & Kenneth.
7
(pag. 40) Toevoeging projectgroep Veiligheid ACP.
8
(pag. 40) Toevoeging projectgroep Veiligheid ACP.
9
(pag. 41) Toevoeging projectgroep Veiligheid ACP. 48