Lycée classique moderne Frans op het gymnasium van het Heerbeeck College
drs. Marie-Louise Hessels Heerbeeck College Best, 1 juni 2010 Ruud de Moor Centrum i.s.m. Orion scholen
-1-
Inhoudsopgave: pagina Samenvatting
3
Introductie Aanleiding Probleemstelling Projectactiviteiten
5 5 5 6
1 Het gymnasium op het Heerbeeck College 1.1 Ontstaan van het gymnasium 1.2 Lesgeven aan de huidige VWO-plusklas 1.3 Profiel van een gymnasiumleerling 1.4 Het curriculum en vergelijking andere scholen
7 7 7 9 10
2 Het vak Frans op het Heerbeeck College 2.1 Algemene situatie 2009 2.2 Curriculum Atheneum-Gymnasium 2.3 Het Europees Referentiekader
13 13 13 14
3 Frans en het gymnasium 3.1 Doelstellingen 3.2 Keuze van de methode 3.3 Voorwaarden om de doelstellingen te bereiken 3.3.1 Planning 3.3.2 Doeltaal is voertaal 3.3.3 Woordenlijsten 3.3.4 Toetsen 3.3.5 Portfolio-opdrachten en Delf-scolaire
15 15 16 17 17 18 18 19 19
4 Vergelijking niveau Atheneum – Gymnasium 4.1 De klassen 4.2 Onderwerpen en vocabulaire 4.3 Grammatica 4.4 Vaardigheden (spreken, luisteren, lezen en schrijven) 4.5 Toetsen 4.6 Resultaten 4.7 Attitude 4.8 Ouders
22 22 23 24 26 28 29 30 32
Conclusie
33
Aanbevelingen
35
Bibliografie
37
Bijlagen I Planning periode 1 II Woordenlijst unité 1 III Proefwerk unité 1 IV Portfolio-opdracht unité 2 V Enquêtes mei 2010
39 39 40 41 44 45
-2-
Samenvatting Het Heerbeeck college te Best is een scholengemeenschap voor Vmbo-t, Havo en atheneum. Sinds het schooljaar 2009-2010 is daar het gymnasium aan toegevoegd. De leerlingen die zich hebben ingeschreven voor de gymnasiumbrugklas zijn tot deze beslissing gekomen omdat het gymnasium op een totaal andere manier werkt dan het atheneum. Deze groep leerlingen heeft namelijk een doorlopend, vakoverstijgend project, de leerlingen krijgen bij diverse vakken laptoponderwijs en er wordt een afwijkend curriculum aangeboden. Naast de vakken science en drama zijn de zes talen een opvallend verschil als men het curriculum van het atheneum en het gymnasium vergelijkt. Het schooljaar op het Heerbeeck College bestaat uit vier periodes van ongeveer negen weken. Het vak Frans wordt drie uur per week aangeboden aan alle brugklassen. De gymnasiumklas heeft in het eerste jaar slechts twee uur in de eerste twee periodes en het laatste half jaar slechts één uur Frans per week. Deze leerlingen krijgen dus de helft van het aantal contacturen Frans als dat van een atheneumleerling. Bovendien krijgen ze vanaf periode drie Duits en Spaans aangeboden en zullen ze zes talen op hun rooster krijgen. Het is dan ook een uitdaging om de gymnasiumleerlingen zoveel mogelijk te laten leren in deze anderhalf uur per week. Als gymnasiumleerlingen na een jaar besluiten over te stappen naar het atheneum, zullen ze een behoorlijk basisniveau moeten hebben om zonder problemen mee te kunnen gaan met de atheneumleerlingen. Het is zelfs de bedoeling dat de gymnasiasten hun Delfdiploma gaan halen op minstens B1 niveau. Er is gekozen voor de het ‘doeltaal is voertaal principe’, waarbij de docent en de leerlingen veel Frans spreken in de les. De leerlingen werken bovendien met een Franstalige methode; Pourquoi Pas!, waarbij woordenlijsten en toetsen zijn gemaakt, omdat deze ontbraken bij de methode. De leerlingen werken toe naar een portfolio-opdracht waar ze hun taalkennis, hun vaardigheden en hun creativiteit in kwijt kunnen. Gedurende één schooljaar worden de gymnasiumklas en de atheneumklas op diverse punten met elkaar vergeleken. De klassen zijn ongeveer even groot en de leerlingen hebben ongeveer dezelfde cito-score. De methodes Pourquoi Pas! en Carte Orange, die de andere brugklassen gebruiken, hebben qua onderwerpen een grote overlap. Het was daarom mogelijk de woordenlijsten van de gymnasiumklas zo te schrijven dat de leerlingen ook sommige zinsconstructies van Carte Orange leerden. Door het verschil in het aantal contacturen hebben de atheneumleerlingen aan het eind van het jaar echter een veel grotere woordenschat dan de gymnasiumleerlingen. Ze hebben bijna twee keer zoveel Franse woorden geleerd als de gymnasiumklas. Hier ligt dan ook het grootste hiaat tussen beide klassen. Gymnasiumleerlingen die willen overstappen naar atheneum twee, zullen dan ook hun achterstand op dit gebied moeten minimaliseren. Op het gebied van grammatica hebben de gymnasiasten wel een kleine voorsprong. Dit kwam vooral naar voren toen de leerlingen twee maal elkaars toets hebben gemaakt. In periode drie en vier maken de gymnasiasten weinig vorderingen met slechts één uur Frans per week. Bovendien geven ze aan last te hebben van interferentie met de talen Latijn en Spaans. Er is te weinig tijd om voldoende aandacht te besteden aan spreekvaardigheid en om in de klas te luisteren naar authentiek materiaal, zoals Franse programma’s en video-clips. Daarentegen krijgt de gymnasiumklas de gelegenheid de geleerde kennis toe te passen in een portfolio-opdracht, waar ze met veel enthousiasme aan werken.
-3-
De gymnasiasten besteden meer tijd aan hun huiswerk dan de atheneumleerlingen. Ze geven aan exacte vakken makkelijker te vinden dan de talen en vinden het vervelend dat ze soms het vocabulaire van de diverse talen door elkaar halen. Desalniettemin vinden de leerlingen het vak Frans erg leuk en zetten ze zich in om goede resultaten te halen. Onafhankelijk onderzoek heeft aangetoond dat het van essentieel belang is dat leerlingen voldoende lestijd krijgen om de basis van een taal te kunnen leren. Het vergroten van het aantal contacturen voor het vak Frans in het gymnasium zal voor vele voordelen zorgen. Ten eerste zal het Heerbeeck College volwaardig Delf-scolaire aan kunnen bieden aan de leerlingen. Met meer contacturen kunnen we het niveau van de leerling dusdanig verbeteren dat we deelname aan een Delf-examen kunnen garanderen. De leerlingen zullen hun vocabulaire verbreden en er zal tijdens de lessen meer tijd kunnen worden besteed aan spreek- en luistervaardigheid. Leerlingen zullen geen gebruik hoeven maken van twee boeken in de tweede klas. Bovendien zou er met behulp van de laptops een (e-mail) project kunnen worden opgestart met leerlingen van een Franstalige school. Het is dus zowel in het belang van de leerlingen als van de school dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het Frans. We moeten alle kansen benutten om het niveau van de gymnasiumleerlingen te verbeteren en een zo hoog mogelijk rendement te halen uit de lessen. We pleiten dan ook voor een uitbereiding van het aantal contacturen om het niveau van de leerlingen te garanderen.
-4-
Introductie
Aanleiding Het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit heeft docenten van het Voortgezet Onderwijs Best-Oirschot, het Pius X-College in Bladel en het Strabrecht College in Geldrop de mogelijkheid gegeven om deel te nemen aan een LD-opleidingstraject. Door middel van een onderzoek kunnen docenten aantonen dat ze actief met hun professionele ontwikkeling bezig zijn. Het geeft hun de mogelijkheid hun professionaliteit te verbeteren en in de toekomst kans te maken op een LDfunctie. Aangezien ik in 2003 mijn universitaire docentenopleiding heb afgerond en in de toekomst graag mijn kansen zie vergroten op een LD-functie, heb ik deze kans met beide handen aangegrepen. Sinds 2003 werk ik als docent Frans. Ik ben begonnen op het Stedelijk Gymnasium van ’sHertogenbosch en sinds 2004 werk ik op het Heerbeeck College in Best. Ik ben eerstegraads docent en geef een deel van mijn lessen aan de bovenbouw van het atheneum en van de Havo. Bovendien geef ik al zes jaar les aan VWO-plusklassen en de directie heeft mij benaderd om les te gaan geven aan de brugklassers van het nieuwe gymnasium. Het lijkt mij dan ook een uitdaging om mijn onderzoek te doen over het vak Frans in het gymnasium van het Heerbeeck College. Mijn ervaringen van de afgelopen jaren, waarin ik geëxperimenteerd heb met verschillende vormen van lesgeven (projecten, leerling-gevraagd leren), zullen dan ook zeker van pas komen. Door middel van dit project wil ik mij ontwikkelen als gymnasiumdocent op het Heerbeeck College.
Probleemstelling Vanaf het schooljaar 2009-2010 biedt het Heerbeeck College een gymnasiumstroom met een afwijkend curriculum aan. Deze leerlingen krijgen zes talen aangeboden in de brugklas. Waar andere brugklassen als vreemde taal alleen Engels en Frans krijgen, krijgen deze leerlingen ook nog Spaans, Duits en Latijn. Bovendien krijgen ze anderhalf uur Frans per week op jaarbasis, wat de helft is van het aantal uren dat een atheneumleerling krijgt. De directie heeft aangegeven dat gymnasiumleerlingen een DELF-diploma1 moeten kunnen halen op het Heerbeeck College en dat het belangrijk is dat deze klas zoveel mogelijk in de doeltaal zal worden ondergedompeld. Niet alleen de lessen moeten in het Frans worden gegeven, ook is er grote voorkeur voor het gebruik van een Franstalige methode. Aangezien deze leerlingen minder contacturen hebben dan de atheneumleerlingen, zullen zij voor een groot deel zelfstandig moeten werken om toch genoeg stof te kunnen verwerken. Het lesgeven aan deze gymnasiumklas zal dus op een andere manier moeten gebeuren dan het lesgeven aan een atheneumklas. In het schooljaar 2009-2010 zal het gymnasium starten in de brugklas. Ik zal me voor dit onderzoek alleen bezig houden met brugklassers. Ik ben van plan een Franse lesmethode te introduceren en zoveel mogelijk in het Frans les te geven (doeltaal is voertaal). Voor de Franse lesmethode die ik heb gekozen, moeten woordenlijsten, extra opdrachten en toetsen worden ontwikkeld. In dit onderzoek richt ik me op de klassen B1m (atheneum) en B1o, aangezien ik aan hen beide lesgeef. Uiteindelijk wil ik op verschillende momenten in het schooljaar het niveau van deze 1
Diplôme d’Etudes en Langue Française, wereldwijd erkende diploma’s die staan voor een kennisniveau van de Franse taal volgens het Europees Referentie Kader voor de moderne vreemde talen.
-5-
gymnasiumleerlingen vergelijken met het niveau van atheneumleerlingen. Als de methode die ik heb ontwikkeld goed bevalt en bevredigende resultaten oplevert, zal ik deze methode verder ontwikkelen voor de rest van hun gymnasium-loopbaan. Middels dit onderzoek wil ik erachter komen of er verschillen in niveau tussen de gymnasium- en atheneumleerlingen zullen ontstaan. Ik wil duidelijk naar voren brengen waar deze eventuele hiaten zitten en oplossingen aandragen om deze hiaten in het volgende schooljaar te verminderen, het zij voor de nieuwe brugklassers, het zij voor de leerlingen die dan in gymnasium twee zullen zitten. Omdat het na een heel schooljaar pas duidelijk naar voren zal komen of er niveauverschillen zullen zijn, zal ik mijn conclusie baseren op mijn bevindingen in de maand mei. Tot die tijd zal ik me bezig houden met het ontwikkelen van alle randvoorwaarden die nodig zijn om het van Frans op het gymnasium succesvol te laten zijn.
Projectactiviteiten Het Ruud de Moor Centrum heeft docenten een jaar de tijd gegeven om dit onderzoek te voltooien. Het is dus noodzakelijk een strakke tijdsplanning te handhaven. periode
onderzoeksdoelen
maart 2009:
Verdiepen in het aanbod van Franstalige methodes
april 2009:
Onderzoeken: Wat is een gymnasiumleerling? Is er een leerlingprofiel? Vergelijken van de Franstalige lesmethoden.
mei 2009:
Een methode kiezen voor schooljaar 2009-2010 die geschikt is voor het ERK en die aansluit bij de belevingswereld van de brugklassers.
mei-augustus 2009
Ontwikkelen van een lesprogramma voor de brugklas, waarbij de gekozen methode als leidraad zal worden gebruikt, maar aangevuld
zal
worden
met
eigen
inbreng.
(planning,
woordenlijsten, DELF, toetsen, etc.) september 2009-juli 2010
Ontwikkelen van een manier van lesgeven die aansluit op de situatie van de gymnasiumbrugklasser van het Heerbeeck College (rekening houdend met het beperkt aantal contacturen en de vijf andere talen). Waarbij zoveel mogelijk in de doeltaal zal worden gesproken (hoe zelfstandig kunnen deze leerlingen werken vanaf periode drie?)
november 2009-juni 2010
Evaluatie: Is het niveau van een gymnasiumleerling aan het eind van
het
schooljaar
vergelijkbaar
met
dat
van
een
atheneumleerling? Mocht dat niet het geval zijn, dan wil ik onderzoeken waar de hiaten zitten. Figuur 1: tijdsplanning voor dit onderzoek over het vak Frans op het gymnasium van het Heerbeeck College.
Ondanks het feit dat mijn onderzoek in november 2009 voor het Ruud de Moor Centrum afgerond zou moeten zijn, wil ik de eindconclusie pas in mei of juni 2010 trekken. Ik ben van mening dat je pas na een heel schooljaar het niveau van beide VWO-stromingen met elkaar kunt vergelijken.
-6-
1. Het gymnasium op het Heerbeeck College
1.1
Ontstaan van het gymnasium
Het Heerbeeck College is een scholengemeenschap voor Vmbo-T, Havo en VWO en telt ongeveer 1850 leerlingen. Naast het atheneum bestaat er sinds 2002 een VWO-plus stroom voor intelligente kinderen met een brede interesse die meer vakken willen volgen dan Atheneumleerlingen. Zij volgen een aangepast programma tot en met het derde schooljaar. Vanaf de vierde klas volgen ze de lessen van hun gekozen profiel samen met kinderen uit een reguliere VWO-klas. Het Heerbeeck College wilde al jaren een gymnasiumstroom starten, maar regelgeving van de provincie stond dat in de weg. Sinds een recente versoepeling van deze regels, is het voor het Heerbeeck College mogelijk om tóch een gymnasium aan te bieden. Om het gymnasium in het schooljaar 2009-2010 te laten starten, moest er niet alleen veel geregeld worden, maar er moesten zich natuurlijk ook voldoende leerlingen inschrijven voor deze stroming. Een ontwikkelgroep waar zowel directieleden als onderwijzend personeel inzaten heeft de kaders van het gymnasium gestalte gegeven. Een werkgroep van docenten die gevraagd zijn voor het gymnasium heeft ieders eigen vak vormgegeven zodat het aansluit bij de door de ontwikkelgroep gestelde doelen. Er is gekozen voor een jaarthema: Italië, en er zal versterkt talenonderwijs worden aangeboden. Er werden bovendien andere lesmethoden gekozen en projecten ontwikkeld die te maken hebben met het jaarthema. Het Heerbeeck College heeft het gymnasium sterk gepromoot in de regio Best-Oirschot. Er werd op 14 januari 2009 een gymnasium doe-dag georganiseerd, waar het gymnasiumconcept werd uitgelegd aan belangstellende ouders, terwijl de aanstaande brugklassers mee konden lopen met de huidige VWO-plus brugklassers. Ook werd er tijdens de open dag van 8 februari 2009 veel aandacht besteed aan het gymnasium. Er werden informatieboekjes en cd-roms uitgedeeld aan geïnteresseerde bezoekers. 32 leerlingen hebben zich aangemeld en er zijn in het schooljaar 20092010 twee gymnasiumklassen: B1n en B1o. Naar alle waarschijnlijkheid zullen deze klassen in de tweede klas samengevoegd worden tot een gymnasiumklas. De klassen krijgen een lesrooster dat voor zover mogelijk parallel aan elkaar loopt, zodat docenten de klassen eventueel kunnen samenvoegen als de vakcollega afwezig is.
1.2
Lesgeven aan de huidige VWO-plusklas
Sinds 2002 bestaat VWO-plus stroming op het Heerbeeck College. Een redelijk vaste groep docenten geeft les aan deze klas. In het schooljaar 2008-2009 ontstond er een werkgroep VWOplus, waar alle docenten die lesgaven aan de huidige VWO-plusleerlingen in de brugklas aan deelnamen. Een van de doelen was het opstellen van ontwerpprincipes voor het lesgeven aan deze leerlingen. Iedere docent gaf hierbij aan wat voor hem/haar het verschil in lesgeven was tussen een reguliere VWO-klas en en een VWO-plusklas.
-7-
In maart 2009 zijn deze ontwerpprincipes gereduceerd tot negen hoofdprincipes: • • • • • • • • •
Ik stel hogere eisen b.v. door hogere orde denkvragen te stellen. Ik besteed meer aandacht aan reflectie: ‘Wat hebben jullie geleerd en op welke manier? Ik maak gebruik van verschillende werkvormen. Ik betrek vaker de actualiteit bij de lesstof. Ik ontwerp af en toe een complexe opdracht met eindeis waarbij er meerdere keuzemogelijkheden zijn. Ik ontwerp in samenspraak met de leerlingen de inhoud en/of eindeisen van een opdracht. Ik leer ze kritisch te zijn t.o.v. verworven kennis . Ik laat leerlingen zaken zelf ontdekken door trappen van het onderwijsproces weg te laten. 2 Ik leg linken naar andere vakken.
Ik heb verschillende van deze principes ontwikkeld en uitgeprobeerd met de VWO-plussers van 2008-2009. Ik heb de eerste twee hoofdstukken van onze methode (Carte Orange) op dezelfde manier lesgegeven als aan mijn andere klassen. Maar, aangezien we in het nieuwe gebouw met leertuinen gaan werken, leek het mij een uitgelezen kans om met deze klas vast te experimenteren met leerling-gevraagd onderwijs. Vanaf hoofdstuk drie heb ik ze zelf verantwoordelijk gemaakt voor hun leren. De leerlingen kregen aan het begin van een hoofdstuk een leeg schema waarin ze hun doelen per les moesten invullen. Alleen de data van de proefwerken stonden vast. De leerlingen moesten dus zelf een planning maken om alles af te hebben voor het proefwerk. Dit schema was een persoonlijk lesplan van dit hoofdstuk, wat ze konden zien als leidraad. De leerlingen planden niet alleen hun huiswerk maar ook hun toetsen: twee m.o.’s en één s.o. per hoofdstuk. Ze moesten dus zélf om een overhoring komen vragen en het s.o. werd dan ook niet meer klassikaal afgenomen. Tijdens de lessen mochten de leerlingen kiezen uit de volgende activiteiten: • • • • • •
woordenlijsten leren (elkaar overhoren). werken aan de opdrachten, eventueel met behulp van speciaal hiervoor aangeschafte mp3-spelers. uitleg vragen aan de docent. een mondelinge overhoring of schriftelijke overhoring vragen. computeren: wrts (overhoorprogramma) of op de site van Carte Orange. de opdrachten nakijken m.b.v. nakijkvellen.
De proefwerkresultaten waren vergelijkbaar met die van de andere VWO-brugklassen. Na één hoofdstuk heb ik leerlingen een enquête laten invullen over deze nieuwe manier van werken. Voordat ze het resultaat van het proefwerk kregen van mij, moesten ze opschrijven hoe ze deze manier van werken vonden en welk proefwerkresultaat ze verwachtten te behalen. De leerlingen waren unaniem positief over deze werkvormen en ze schatten stuk voor stuk hun proefwerkcijfer lager in dan het daadwerkelijk was. We hebben dan ook besloten op deze manier de volgende hoofdstukken door te werken. Ik heb dit leerling-gevraagd leren ook in mijn andere brugklassen ingevoerd. De directie is meerdere keren komen kijken en ik mocht zelfs mp3-spelers aanschaffen. Ook is de inspectie in mijn klas geweest en vond dit vernieuwend. Ik merkte toch wel dat het moeilijker werd naarmate er meer leerlingen in een klas zitten die allemaal iets anders willen. Het geven van m.o.’s heb ik dan ook moeten reguleren en ik hoop dat er, na de verbouwing van de school die tot september 2010 zal duren, voldoende ruimte en personeel in de leertuinen aanwezig zal zijn, zodat ik door zal kunnen gaan met dit leerling-gevraagd leren. 2
Negen hoofdpricipes, gemaakt door de projectgroep gymnasium, maart 2009
-8-
1.3
Profiel van een gymnasiumleerling
Voor mijn onderzoek is het belangrijk eerst een omschrijving te geven van een gymnasiumleerling. Op het Heerbeeck College is nog geen leerlingprofiel van een gymnasiumleerling opgesteld. Daarom maak ik op dit moment graag gebruik van de expertise van mijn collega’s op andere scholen. Ik heb verschillende websites van andere instellingen in het Voortgezet onderwijs bezocht om leerlingprofielen te zoeken van een gymnasiumleerling. Het Mendelcollege in Haarlem beschrijft een gymnasiumleerling als volgt op zijn website: “-intelligent Leerlingen die in een gymnasiumbrugklas komen, hebben meestal een gymnasium-advies gekregen of een atheneumadvies. - belangstellend Een gymnasiumleerling heeft belangstelling voor mensen, taal en geschiedenis. De leerling leest graag boeken over onderwerpen uit het verleden en is geïnteresseerd in cultuur. - onderzoekend Een gymnasiumleerling heeft er plezier in om dingen uit te zoeken, is nieuwsgierig, wil bij het maken van een werkstuk iets goeds afleveren en duikt diep in de stof. De leerling houdt bovendien van puzzelen met taal. - gedisciplineerd Een gymnasiumleerling heeft twee extra talen en dat betekent veel woordjes leren. De leerling 3 is in staat en bereid daar tijd voor vrij te maken en het leerwerk goed te plannen.”
Het Stedelijk Gymnasium Schiedam schrijft: “We herkennen een typische gymnasiumleerling, maar omschrijven is veel moeilijker. In ieder geval is duidelijk dat een typische gymnasiumleerling intelligent is, nieuwsgierig en verbaal begaafd. Ook is bekend dat gymnasiumleerlingen het goed doen in het Wetenschappelijk Onderwijs, dat de kennis van de klassieken een brede basis legt en dat het leren van de klassieke talen de taalvaardigheid vergroot. Gymnasiumleerlingen kunnen logisch denken en 4 hebben doorzettingsvermogen.”
En wat dichterbij, Het Christiaan Huygens College te Eindhoven vermeldt in zijn gymnasium-folder: “Onze leerlingen kunnen goed leren en houden van uitdagingen in de lesstof.Daar passen we de lessen natuurlijk op aan. Het niveau en tempo liggen behoorlijk hoog. Daarnaast dagen we leerlingen uit om onderwerpen op een andere manier te benaderen. Bijvoorbeeld in de les maar 5 ook tijdens de projectweek of op de gymnasiumdag.”
Noor Fiers en Truke van Gompel hebben, in het kader van hun LD-bekwaamheidsonderzoek, onderzocht waarin VWO-leerlingen verschilden van havisten.6 Ze hebben aangetoond dat VWOleerlingen beter scoren op concentratie, (intrinsieke) motivatie en discipline. VWO-leerlingen geven zelf aan dat ze de docent minder nodig hebben dan de havisten. Ze zoeken liever de dingen zelf uit en geven aan die vrijheid nodig te hebben bij het uitvoeren van opdrachten. Havisten daarentegen hebben meer sturing nodig en vinden het belangrijk dat ze precies weten wat er van hen wordt verwacht. Bovendien hebben VWO-leerlingen een bredere algemene ontwikkeling en bredere belangstelling dan havisten. Hun intrinsieke motivatie om aan een taak te beginnen ligt hoger omdat ze van nature nieuwsgieriger zijn.
3
www.mendelcollege.nl (dd 18 februari 2010) www.sgymsdam.nl (dd 18 februari 2010) 5 gymnasiumfolder Christiaan Huygens College www.huygenscollege.nl (dd 19 februari 2010) 6 Noor Fiers en Truke van Gompel: Het zijn de kleine verschillen die het hem doen. Proeven van LD-bekwaamheid. www.rdmc.ou.nl (dd 15 april 2020) 4
-9-
Leerlingen die voor het gymnasium kiezen op het Heerbeeck College zullen deze eigenschappen ook moeten hebben om een succesvolle gymnasiumloopbaan af te kunnen ronden. Ze krijgen meer vakken aangeboden dan atheneumleerlingen. Brugklassers die kiezen voor het gymnasium zijn leergierig van aard en zullen gemotiveerd moeten zijn voor alle vakken. Ze zullen, met slechts één uur Frans, Duits en Spaans in de tweede helft van het schooljaar, een hoge zelfdiscipline moeten hebben om bij te blijven. Een gymnasiumleerling is dus een leerling die niet alleen intelligent is, maar ook breed geïnteresseerd en leergierig. Het zijn kinderen die graag dingen onderzoeken en er plezier in hebben vraagstukken op te lossen. Ze hebben meerdere talenknobbels, en ook op bèta-gebied kunnen ze het hoge niveau aan. Bovendien moeten ze een goede zelfdiscipline hebben en zelfstandig kunnen werken. Het curriculum van een gymnasiumleerling mag dan ook afwijken van dat van een atheneumleerling.
1.4
Het curriculum en vergelijking andere scholen
Het Heerbeeck college heeft ervoor gekozen om het curriculum van de brugklas gymnasium sterk af te laten wijken van dat van het atheneum. Zo worden er zes talen aangeboden en krijgen de leerlingen het vak science; een bètavak, ontstaan uit de combinatie van techniek en informatiekunde, waar een snufje natuurkunde aan toegevoegd is. Tekenen en handvaardigheid is samengevoegd tot beeldende vorming, levensbeschouwing is vervangen door filosofie en een lesuur per week krijgen de gymnasiasten het vak drama. Dit curriculum is uniek in vergelijking met andere scholen waar gymnasium wordt aangeboden. De lessentabellen die online te vinden zijn van diverse scholen die een gymnasiumstroom aanbieden hebben minder talen en hebben één of meerdere vakken vervangen door de klassieke talen. Zo krijgt een gymnasiumleerling van het Lorentz-Casimir College te Eindhoven het vak Latijn in plaats van een lesuur wiskunde en een studieles.7 Het Augustinianum in Eindhoven biedt ook gymnasiumstroom. De brugklassers van het gymnasium krijgen een uur minder Nederlands en een half uur per week minder mentorles en antieke cultuur. In plaats daarvan krijgen de gymnasiasten twee uur Latijn, waarin het vak antieke cultuur zit ingebed. Alleen het Stedelijk College in Eindhoven biedt zes talen aan de gymnasiumstroom. Maar de uren van de overige vakken verschillen hier minder dan op het Heerbeeck College. Leerlingen op het reguliere gymnasium hebben dezelfde vakken als leerlingen in de atheneumklassen, aangevuld met twee uur Latijn. Ze krijgen een uur gymnastiek minder en gaan een uur per week langer naar school dan de atheneumleerlingen.
7
www.lorentz-casimir.nl
- 10 -
8
Figuur 2: Lessentabel van de onderbouw van het Augustinianum te Eindhoven.
9
Figuur 3 : Lessentabel van de brugklas van het Stedelijk College te Eindhoven.
8 9
www.augustinianum.nl (dd 13 mei 2010) Studiegids Stedelijk College. www.stedelijkcollege.nl (dd 13 mei 2010)
- 11 -
10
Figuur 4 : Lesurentabel van alle brugklassen van het Heerbeeck College schooljaar 2009-2010
10
Het Heerbeeck Gymnasium, interactieve cd-rom, uitgegeven januari 2009
- 12 -
2.
Het vak Frans op het Heerbeeck College
2.1
Algemene situatie 2009-2010
Op dit moment zijn er acht docenten Frans werkzaam op het Heerbeeck College. In de onderbouw werken we sinds 2006 met de methode Carte Orange van Thieme Meulenhoff en in de bovenbouw met Libre Service van dezelfde uitgever. Naast deze methoden ontwikkelen we ook andere opdrachten voor de leerlingen. In de derde klas hebben we bijvoorbeeld een opdracht waarbij de leerlingen zelf een ‘roman-photo’ moeten maken in het Frans. Ook is er voor sommige brugklassen een heuse taalcamping, waar leerlingen zich in het Frans moeten redden en doet een aantal andere brugklassen mee aan een vakoverstijgend project ‘de toekomst’, waarin het vak Frans ook een prominente rol speelt. Bovendien speelt ICT een steeds grotere rol in het onderwijs. Zo wordt er in de onderbouw regelmatig gewerkt met de website van Carte Orange en hebben alle docenten Frans de workshop ‘TV-5 en classe’ gevolgd, zodat er ook les met behulp van verschillende multimedia kan worden gegeven. In diverse lokalen hangt een smartboard, waar intensief gebruikt van wordt gemaakt door de meeste docenten Frans. Het onderdeel literatuur is op het Heerbeeck College geen onderdeel meer van het vak Frans. De literatuur van de verschillende talen wordt gegeven als een apart vak: GLO (Geïntegreerd Literatuuronderwijs). Een docent Frans vertegenwoordigt de sectie. De klassen VMBO-T 4, Havo 4 en VWO 5 gaan eens per jaar naar Brussel of Lille, om daar een aantal opdrachten uit te voeren waarbij hun lees-, luister- en spreekvaardigheid wordt beoordeeld. Leerlingen uit VMBO-T3 die het vak Frans gekozen hebben, kunnen meegaan op een tweedaagse excursie naar Parijs. De meerdaagse reis naar Parijs maakt al jaren deel uit van de internationalisering in de bovenvouw van de HAVO en het VWO.
2.2
Curriculum Atheneum-Gymnasium
De lessentabel ziet er op het Heerbeeck College anders uit voor atheneumleerlingen en gymnasiasten. Atheneumleerlingen hebben tot en met het derde jaar 7 uur Frans gehad, waar de gymnasiasten het met 5,5 uur moeten doen. De gymnasiumleerlingen hebben vanaf de brugklas vijf vreemde talen: Engels, Frans, Duits, Spaans en Latijn en daar komt in de tweede klas ook nog Grieks bij. De atheneumleerlingen krijgen in de brugklas alleen Engels en Frans als vreemde taal, in de tweede klas krijgen ze Duits en Spaans.
Frans op het Heerbeeck College Atheneum
Gymnasium
brugklas
3 uur
1.5 uur
klas 2
2 uur
2 uur
klas 3
2 uur
2 uur
totaal:
7 uur
5,5 uur
Figuur 5: aantal lesuren Frans per week op het Heerbeeck College.
- 13 -
De atheneumklassen krijgen dus anderhalf uur meer Frans dan de gymnasiumklassen in de eerste drie jaar. Vanaf de vierde klas komen deze leerlingen bij elkaar in de klas bij de door hen gekozen vakken. Bij het van Frans lopen de gymnasiumleerlingen qua aantal uren dus achter, maar voor de vakken Duits en Spaans hebben ze meer lesuren gehad dan de atheneumleerlingen.
2.3
Het Europees Referentiekader
De Raad van Europa heeft tussen 1989 en 1996 het Europees Referentiekader samengesteld. Dit raamwerk geeft de verschillende niveaus van de taalbeheersing van een vreemde taal aan. Een basisgebruiker (niveau A1 of A2) kan korte eenvoudige teksten lezen, zinnen begrijpen die betrekking hebben op alledaagse zaken en op een eenvoudige manier communiceren, zoals zichzelf en anderen voorstellen. Een onafhankelijke gebruiker (B1) kan de belangrijkste punten begrijpen van vertrouwde onderwerpen of (B2) van complexere teksten en actief deelnemen aan een discussie. Ze kunnen zich vlot redden in de praktijk. Zeer vaardige gebruikers (C1 of C2) kunnen moeiteloos alles begrijpen wat ze lezen of horen en ze kunnen duidelijke goed gestructureerde teksten produceren. Dit niveau is soms voor moedertaalsprekers nog niet haalbaar. Op het Heerbeeck College is het voor leerlingen mogelijk een ERK-diploma te halen voor het vak Frans: Delf-scolaire (Diplôme d'Etudes en Langue Française). Twee docenten Frans hebben aan het ‘Centre international d'études pédagogiques’ in Sèvres de opleiding gevolgd tot docent en examinator van Delf. Zij verzorgen de lessen Delf op school en de eerste groep leerlingen heeft afgelopen schooljaar zijn Delf-diploma in ontvangst mogen nemen. Leerlingen kunnen zich vrijwillig opgeven voor deze lessen. Ze volgen de lessen DELF buiten het curriculum en werken in kleinere groepen. Het streven is om aan het einde van het VWO niveau B1 of B2 te bereiken. Aangezien we in de toekomst schoolbreed met ERK-niveaus gaan werken werd er op 9 april 2009 een studiedag ERK gehouden op het Heerbeeck College. Een groot deel van de talendocenten heeft actief deelgenomen aan deze studiedag. Jan Mulder11 liet ons kennismaken met het ERK en legde ons uit wat de verschillende niveaus inhielden. Door middel van verschillende oefeningen leerden we de niveaus herkennen. Ook kregen we een beoordelingsmodel om geschreven werk van leerlingen op deze verschillende niveaus te beoordelen. Tijdens deze bijeenkomst werd er verteld dat er duidelijk een verband bestaat tussen de tijd die een leerling investeert in een taal en het haalbare niveau. Hieronder staat hoeveel studie-uren er nodig zijn voor een leerling om op een bepaald niveau te komen. Dit schema heb ik overgenomen uit het ‘ Cursusboek Europees Referentiekader’.
Niveau
Deens Duits Engels
Frans Spaans
A1
80
160
A2
160
320
B1
320
640
B2
600
1200 12
Figuur 5 : Het aantal uren dat nodig is om een bepaald taalniveau te bereiken.
11 12
Jan Mulder, Basiscursus Europees Referentiekader namens het onderwijscentrum van de Vrije Universiteit. Jan Mulder: cursusboek ERK, 29 maart 2009, pagina 28
- 14 -
Met veertig lesweken per jaar zal een leerling met gemiddeld 3 uur Frans per week uitkomen op niveau A2 na ongeveer drie jaar13. Het is de bedoeling dat een VWO-leerling op niveau B1 of B2 uitkomt. Met anderhalf uur Frans per week gedurende zes jaar zal een leerling het niveau A2 pas halen in het eindexamenjaar. Germaanse talen liggen dichterbij het Nederlands dan Romaanse talen. Daarom is er voor Duits, Engels en Deens minder studielast nodig om hetzelfde niveau te halen als voor Spaans of Frans. Het aantal lesuren heeft dus een grote invloed op het niveau van de leerling. “Voor het A1 en A2 niveau is het essentieel dat de leerling voldoende lestijd krijgt om een basisniveau op te bouwen. Als er minder lessen Frans, Duits en Engels in de onderbouw worden gegeven dan voorheen, zal dit altijd gevolgen hebben voor het te bereiken eindniveau. Hierbij gaat het om lessen waarbij de taal zelf centraal staat, en niet een bijrol speelt zoals 14 soms bij vakoverstijgende projecten”
Aangezien het aantal uren Frans voor de gymnasiumleerlingen in de brugklas gehalveerd is ten opzichte van die van de atheneumleerlingen, is het dus een hele opgave om deze leerlingen op hetzelfde niveau te krijgen. Het is namelijk de bedoeling dat ze in de bovenbouw hetzelfde ERKdiploma kunnen halen.
3.
Frans en het gymnasium
3.1
Doelstellingen
Door middel van dit project wil ik een lesprogramma ontwikkelen voor het vak Frans in het gymnasium. De uitdaging is om dit programma zo te ontwikkelen dat deze leerlingen op het zelfde niveau uit zullen komen als de atheneumleerlingen die meer uren Frans hebben. Daarbij zijn de volgende punten belangrijk: • De leerlingen zullen zo veel mogelijk in het Frans les krijgen (doeltaal = voertaal). • De klas zal dan ook gaan werken met een Franstalige methode. • De leerlingen hebben de helft van het aantal contacturen Frans van dat van een atheneumleerling. • De leerlingen hebben zes talen in de brugklas. De minder talige leerlingen zouden dit wel eens erg lastig kunnen vinden. Ze zullen voor de vijf vreemde talen vocabulaire en grammatica moeten leren die soms op elkaar aan zal sluiten en soms juist heel tegenstrijdig zal worden. Er zal dus rekening moeten worden gehouden met zowel overlapping van de verschillende talen als interferentie, want leerlingen (die nog nooit eerder woordjes hebben moeten leren) kunnen de talen door elkaar gaan halen. • Naast de zes talen neemt het vak Science ook een prominente rol in het curriculum van de gymnasiasten. Leerlingen die vooral voor het gymnasium gekozen hebben voor dit bèta-onderdeel kunnen schrikken als ze merken welke rol er is weggelegd voor de talen. 13 14
320 (niveau A2) : 40 is 8 uren per week. 8 : 3 is bijna drie lesjaren Frans Jan Mulder: cursusboek ERK, 29 maart 2009, pagina 28
- 15 -
Dit schooljaar (2009-2010) starten we met het gymnasium in de brugklas, dus mijn onderzoek zal zich vooral richten op de brugklas. Mocht ik een geschikte manier van lesgeven ontwikkeld hebben, dan kan deze natuurlijk ook gebruikt worden voor de andere jaarlagen van het gymnasium. In eerste instantie zal dit lesprogramma worden geschreven voor het Heerbeeck College, omdat het betrekking heeft op de hierboven genoemde randvoorwaarden. Toch wil ik er ook voor zorgen dat mijn lesprogramma bruikbaar zal kunnen zijn voor andere scholen die met de gekozen methode gaan werken. De directie verwacht dat leerlingen op het gymnasium zeer talig zijn en dat hun niveau van het Frans in de derde klas gelijk of hoger is als dat van de atheneumleerlingen. Ik hoop dat de directie gelijk heeft en deze kinderen aan het eind van de brugklas bijna net zo goed Frans kunnen als de atheneumleerlingen. Het is voor mij een uitdaging deze leerlingen zoveel mogelijk te leren in het geringe aantal lesuren dat ik heb. Toch houd ik het citaat van de vorige bladzijde uit het ERKcursusboek in mijn achterhoofd en begrijp ik dat het erg lastig zal worden leerlingen met minder contacturen tóch op zo’n niveau te brengen .
3.2
Keuze van de methode
Aangezien het de bedoeling is dat de gymnasiumleerlingen zoveel mogelijk ondergedompeld worden in de Franse taal, is het van groot belang dat zij zoveel mogelijk Frans horen en lezen. Ik heb daarom ook gekozen voor een Franstalige methode. Er zijn slechts een paar Franstalige methodes op de Nederlandse markt die geschikt zijn voor jongeren. De meeste methodes zijn geschreven voor het bedrijfsleven, of voor volwassenen die een cursus Frans willen gaan volgen. Ik heb drie methodes, die alle drie volgens de ERK-niveaus werken, met elkaar vergeleken alvorens tot een keuze te komen: • • •
Le Mag Sac à Dos Pourquoi Pas !
uitgeverij Hachette, 2006 uitgeverij Diffusión, édition Maison des Langues, 2007 uitgeverij Diffusión, édition Maison des Langues, 2008
Le Mag ziet er erg vrolijk uit, net een echt tijdschrift en dat is ook de bedoeling van de schrijvers (le mag = le magazine). Toch kun je merken dat deze methode al wat ouder is. Er worden namen van bekende Fransen genoemd die voor deze leeftijdsgroep niet meer bekend zijn en er staan voorwerpen in die niet meer zoveel gebuikt worden (video, cassettebandje). Omdat het boek er uitziet als een magazine, is de structuur minder duidelijk. Grammatica, puzzeltjes en strips staan door elkaar op de pagina. Leerlingen die een Franstalige methode krijgen en veel zelfstudie zullen moeten doen omdat ze vanaf periode drie maar één uur in de week Frans krijgen, hebben veel baat bij structuur. Deze methode leek me daarom niet geschikt voor het gymnasium, al is het wél leuk eens een spelletje of een strip hieruit te gebruiken in de les als extra materiaal. Het niveau van Sac à dos is erg hoog. De methode ziet er over het algemeen gestructureerder uit dan de eerste methode, maar de onderwerpen (chez le docteur, à la plage) zijn niet vergelijkbaar met die van Carte Orange, waar we in de atheneumklas mee werken. Ook worden de grammaticaonderwerpen in een andere volgorde behandeld. Aangezien de gymnasiumklas minder uren heeft, schat ik in dat ze deze methode tot en met module 4 kunnen halen in een schooljaar. Ze zullen dan qua grammatica ook niet dezelfde onderwerpen behandelen als de atheneumklas en essentiële onderwerpen (de klok, bezittelijk voornaamwoord) missen. Dit zal de overstap van gymnasium naar atheneum lastiger maken.
- 16 -
Uiteindelijk heb ik, samen met een vakcollega, gekozen voor Pourquoi Pas! omdat deze methode zeer gestructureerd is. Op iedere rechterpagina staat een kolom met de te gebruiken grammatica (on a besoin de...). Voor de leerlingen is de grammatica duidelijk te vinden en de docenten kunnen er gemakkelijk naar verwijzen. De methode ziet er voor leerlingen leuk en uitdagend uit. Ook worden dezelfde onderwerpen behandeld als in Carte Orange. Aangezien er veel grammatica wordt behandeld, zullen de kinderen die in de tweede klas over willen stappen naar het atheneum op dat gebied geen achterstand oplopen. Ook wordt er aan het eind van de methode een grotere eindopdracht gegeven (notre portfolio). Deze opdracht is gekoppeld aan een bepaald ERK-niveau, zodat leerlingen kunnen aantonen welk niveau ze beheersen.
3.4
Voorwaarden om de doelstellingen te bereiken
Maarten de Jong van Intertaal heeft op school een demonstratie gegeven van de methode Pourquoi Pas!. Hij demonstreerde de docentencd-rom, waarop extra oefeningen, correcties van de opdrachten uit het werkboek en transcripties van de luisteropdrachten staan. Ook hebben we verschillende filmpjes bekeken van de dvd die bij de methode hoort. Aangezien het een Franstalige methode is, zijn er nog geen woordenlijsten van. Deze zijn in ontwikkeling. De methode wordt op dit moment ook gebruikt op twee andere scholen in Nederland. Het Marnix Gymnasium in Rotterdam en De Waerdenborch in Holten zijn dit schooljaar ook met de eentalige editie begonnen. Ik heb in het kader van mijn onderzoek contact gehad met de vakcollega’s van die betreffende middelbare scholen15 om te weten te komen hoe zij deze gebruiken. Beide collega’s geven aan dat leerlingen drie uur Frans in de brugklas hebben en dat het best lang duurt voordat een hoofdstuk afgerond is. Ze maken net als ik zélf de woordenlijsten en toetsen. De Waerdenborch in Holten heeft Pourquoi Pas! ingevoerd in de VWO-brugklassen en men is hier zo enthousiast over dat ze het ook in de Havo-VWO-klassen gaan invoeren in 2010. Het Marnix Gymnasium ziet juist een grote tweedeling in de klassen: leerlingen die het erg makkelijk vinden en anderen die er heel veel moeite mee hebben. Ze zijn erg blij met de methode omdat het vrolijke lessen oplevert. Om in september goed te kunnen starten is een goede voorbereiding erg belangrijk. Daar waar Carte Orange een methode is waarbij alle stof per les al is verdeeld (woordenlijsten, opdrachten), is het bij Pourquoi Pas! nog zoeken naar een manier van werken en een goede verdeling van de lesstof. Er moeten woordenlijsten, toetsen en opdrachten ontwikkeld worden. 3.4.1
Planning
Het schooljaar bestaat uit 4 periodes van gemiddeld anderhalf lesuur Frans per week. Per periode zullen de leerlingen verschillende cijfers moeten halen: een schriftelijke overhoring, een proefwerk, het gemiddelde van de mondelinge overhoringen en een portfolio-opdracht, die aansluit op de verschillende niveaus van DELF. Aangezien er twee gymnasiumbrugklassen zijn en mijn collega de andere gymnasiumklas zal lesgeven, zal de inhoud van de lessen redelijk overeen moeten komen. Ik heb dan ook een planner gemaakt waarin per week staat aangegeven wat we zullen behandelen, zodat we beide houvast hebben omtrent onze eigen planning. In deze planner staat per week aangegeven: wat er in de les behandeld zal worden, wat de leerlingen moeten leren en maken, of er een toets zal plaatsvinden en wat de weging van de toets zal zijn. Omdat dit het eerste jaar is dat we met de methode Pourquoi Pas! werken, kan de planning gedurende het schooljaar worden aangepast.
15
Harriët Hartholt (de Waerdenborch, Holten) en Anneloes van Voorden (Marnix Gymnasium, Rotterdam)
- 17 -
3.4.2
Doeltaal is voertaal
In de lessen Frans zal zoveel mogelijk in de doeltaal worden gesproken. Onderzoek heeft aangetoond dat leerlingen die ondergedompeld worden in de taal, sneller de taal leren. Zo stellen Mieke de Graaf en Marjolijn van Loon dat “[...] het hanteren van de doeltaal in de mvt-lessen van cruciaal belang is. We durven rustig te stellen dat het leren van een nieuwe taal met tussenkomst van de moedertaal alleen maar een onnodige belemmering vormt. Wil je echt een nieuwe taal leren, dan is onderdompeling dé manier om intuïtief een juist gevoel te krijgen van de zinsbouw en de woordkeuze. Hierop verder bouwend ontwikkelt het taalgevoel zich sneller en dieper dan op de traditionele manier. Daarnaast is het natuurlijk onontbeerlijk om ook de gewenste grammaticaregels aan te 16 bieden.”
In het begin van het schooljaar zal er naast Frans ook Nederlands worden gesproken, omdat de taal nog helemaal vreemd is voor de leerlingen. Geleidelijk zal Frans de voertaal worden in de klas. Het is dan ook de taak van de docent de leerlingen te stimuleren om Frans te praten en niet iedere fout te corrigeren. Leerlingen moeten zich veilig voelen in de klas om een andere taal te gebruiken en fouten te durven maken. 3.4.3
Woordenlijsten
Bij de Franstalige methode van Pourquoi Pas! zijn geen woordenlijsten, omdat de uitgevers er vanuit gaan dat de leerlingen al doende de woorden leren. De eindopdracht is dan ook niet het maken van een toets, maar het schrijven (of presenteren) van een portfolio-opdracht. In het Nederlandse onderwijssysteem staat het uit het hoofd leren van vocabulaire wel centraal bij het leren van een vreemde taal. Het nut van woordjes leren moet ook niet worden onderschat. Zo weerlegt dr. Jan-Arjen Mondria in Mythen over vocabulaireverwerving zeven mythes over het leren van vocabulaire: “ “ Woordenlijsten (rijtjes te leren woorden) hebben allerlei nadelen, zo weten we uit ervaring. Om te beginnen zijn ze weinig inspirerend om te leren [...]. Daarnaast worden woorden die met behulp van een lijst worden geleerd vaak met elkaar verward, onder andere doordat de woorden geen context hebben [...]. Verder blijken woorden die ‘binnen de lijst’ wel worden gekend, ineens niet meer gekend te worden wanneer de docent de woorden ‘buiten de lijst’ of in een andere volgorde toetst. Reden om het gebruik van woordenlijsten af te raden? Absoluut niet. Woordenlijsten bevatten als het goed is namelijk de meest voorkomende woorden uit frequentielijsten: lijsten waarin woorden gerangschikt zijn op basis van hun frequentie in reëel taalgebruik [...] Dat zogenaamde basisvocabulaire moeten leerlingen heel goed kennen, omdat elke lacune daarin zich later zal wreken. Woordenlijsten en frequentielijsten zijn dan ook prima 17 checklists om vast te stellen welke belangrijke woorden leerlingen nog niet kennen.”
Een atheneumleerling krijgt op het Heerbeeck College ongeveer 40 woorden per week te leren. Een gymnasiumleerling zal niet met anderhalf lesuur aan hetzelfde aantal woorden komen. Een hoofdstuk van Pourquoi Pas! bestaat uit drie of vier dubbele bladzijden. Bij deze bladzijden heb ik een woordenlijst gemaakt van 14 woorden en ongeveer 6 zinnen. De woorden heb ik uit de teksten en de opdrachten gehaald die op die bladzijden behandeld worden. Per hoofdstuk zijn er vier woordenlijsten (a,b,c en d) die de leerlingen op stencil mee naar huis krijgen. 16
Mieke de Graaf en Marjolijn van Loon: Et si on parlait français? Joignons le geste à la parole. Proeven van LD-bekwaamheid. www.rdmc.ou.nl (dd 12 mei 2020) 17 Jan-Arjen Mondria: Mythen over vocabulaireverwerving, Levende Talen Tijdschrift Jaargang 7, nummer 4, 2006, www.levendetalen.nl (dd 15 februari 2010)
- 18 -
3.3.4
Toetsen
De leerlingen van de gymnasiumklas zullen per week een woordenlijst moeten leren, eventueel aangevuld met grammatica. Dit deel van het huiswerk wordt overhoord doormiddel van een ‘mondelinge’ overhoring. Leerlingen worden gevraagd 10 woorden te vertalen en krijgen daar een cijfer voor. Vroeger gaf de docent een m.o. aan slechts één of twee leerlingen in de klas. Tegenwoordig delen we kleine blaadjes uit aan de hele klas en moeten alle leerlingen antwoord geven op de vragen die de docent stelt. Slechts vier of vijf leerlingen komen daadwerkelijk aan de beurt en moeten hun blaadje inleveren. Ik bespreek de antwoorden van de overhoring altijd klassikaal, zodat leerlingen bewust zijn van wat hun resultaat zou zijn geweest. Na drie woordenlijsten volgt er een schriftelijke overhoring waarbij 8 woorden en 3 zinnen van het Frans naar het Nederlands worden gevraagd en hetzelfde aantal van het Nederlands naar het Frans. Jan-Arjen Mondria geeft in zijn artikel aan waarom het voor leerlingen belangrijk wordt dat vocabulairekennis apart getoetst wordt: “In de eerste plaats kunnen vocabulairetoetsen leerlingen bewustmaken van de omvang van hun vocabulairekennis. Als die omvang gering is, of als er duidelijke lacunes zijn, of als de kennis van leerlingen achterblijft bij die van hun medeleerlingen, dan kan dat een verklaring zijn voor veel problemen die ze ervaren, bijvoorbeeld bij tekstbegrip. Het zichtbaar maken van dit probleem kan een aanzet zijn om er iets aan te doen. In de tweede plaats kunnen vocabulairetoetsen leerlingen hun progressie laten zien. Dat kan voor hen een belangrijke stimulans zijn om vooral door te gaan met leren. Hierbij moet ook worden bedacht dat vooruitgang in vocabulairekennis al na een veel kortere periode vast te stellen is dan vooruitgang in vaardigheid. In de derde plaats kunnen toetsen op een leuke manier aandacht vragen voor vocabulaire en daardoor de vocabulaireverwerving stimuleren. [...] Overigens is alleen al het feit dát je als docent vocabulairekennis (regelmatig) toetst belangrijk, omdat dat voor leerlingen een duidelijk signaal is dat vocabulaireverwerving essentieel is. Omgekeerd geldt: als je vocabulairekennis wel belangrijk vindt, maar je toetst het niet, dan geef je een verkeerd signaal af. Er lijkt dus alle 18 reden te zijn om vocabulairekennis ook apart te toetsen.”
Na ieder hoofdstuk volgt een proefwerk, waarin zowel het vocabulaire als de grammatica worden getoetst. Aangezien onze manier van lesgeven aansluit op het Europees referentiekader, hebben we altijd een onderdeel in het proefwerk waarbij de leerling gevraagd wordt zélf een stukje te schrijven over het onderwerp van het hoofdstuk. Voor dit onderdeel kunnen de leerlingen een bonus krijgen. 3.3.5
Portolio-opdrachten en Delf scolaire
Aan het eind van elk hoofdstuk van Pourquoi Pas! staat een portfolio-opdracht. Het was in eerste instantie de bedoeling van de Franse uitgevers dat leerlingen alleen door middel van deze opdracht getoetst zouden kunnen worden. In 2009 is de Nederlandse uitgever Intertaal toch begonnen met het ontwikkelen van proefwerken voor de Nederlandstalige versie van Pourquoi Pas!. Deze zijn echter nog niet klaar. Ik heb er voor mijn klassen voor gekozen om beide aspecten te beoordelen van leerlingen. Ze moeten een proefwerk maken, waarbij ik toets of de behandelde stof ook daadwerkelijk geleerd is en leerlingen, en de portfolio-opdracht laat zien wat de leerlingen al kunnen met de taal. Leerlingen 18
Jan-Arjen Mondria: Mythen over vocabulaireverwerving, Levende Talen Tijdschrift Jaargang 7, nummer 4, 2006, www.levendetalen.nl (dd 15 februari 2010)
- 19 -
moeten gebruik maken van hun woordenschat en grammaticale kennis. Ze maken zelf zinnen met behulp van een woordenboek en de regels die ze geleerd hebben. Het gaat er bij deze opdracht niet om of alle zinnen grammaticaal correct zijn, het belangrijkst is of de boodschap goed overkomt. Dit is geheel volgens de werkwijze van Delf, waarbij niet gekeken wordt naar wat de leerling fout doet, maar waarbij het niveau van de leerling bevestigd wordt. De portfolio-opdrachten worden alleen, in tweetallen of in groepjes gedaan. In deze opdrachten komt alle vocabulaire en grammatica van het hoofdstuk aan bod en dit is dus een goede graadmeter om te zien of leerlingen de stof beheersen. De schrijvers van de methode benadrukken in hun Guide Pédagogique het belang van deze opdrachten: “À la fin de l’unité, est proposée, sous le titre Notre portfolio, la tâche finale qui permet de reprendre tout ce qui a été vu et fait dans les pages précédentes. Cette tâche propose à la fois un travail individuel et un travail en groupes. Il ne faudrait en aucun cas considérer cette tâche comme une activité supplémentaire à faire si le temps le permet car il s’agit du moment culminant de la mise en place des savoirs et savoir-faire de l’unité. C’est là que tout prend un 19 sens.”
Het maken van een portfolio-opdracht kent een viertal voordelen: 1. Leerlingen werken ergens naartoe gedurende het hoofdstuk. Het geeft ze een doel dat meer stimulerend is dan het maken van een proefwerk. 2. Leerlingen zien een direct verband tussen de geleerde stof en de eindopdracht en begrijpen dan ook waartoe de geleerde kennis dient. 3. Leerlingen werken aan hun competenties. Brugklassers moeten verschillende vaardigheden leren, waarvan samenwerken een erg belangrijke is. Er wordt tijdens de les dan ook gekeken naar het proces zelf. 4. Leerlingen vinden het fijn dat ze, naast alle theoretische vakken die het gymnasium curriculum biedt, hun creativiteit kwijt kunnen. Leerlingen vinden het leuk om te doen, wat de promotie van het vak natuurlijk ten goede komt. In het eerste hoofdstuk, maakten de leerlingen een poster over zichzelf, waarbij ze een aantal zinnen over zichzelf moesten schrijven en een mooie foto van zichzelf moesten gebruiken. Leerlingen konden vertellen hoe ze heetten, wat hun leeftijd was, waar ze woonden, welke talen ze spraken en welke talen ze nog niet spraken en alle informatie die ze zelf nog kwijt wilden. De leerlingen vonden dit een erg leuke opdracht, met name omdat ze hier hun creativiteit en eigen inbreng in kwijt konden. Ze hebben er vol enthousiasme aan gewerkt en het grootste deel van de leerlingen heeft extra informatie opgezocht om ook te vermelden op de poster. Zo vertelde een meisje dat ze geen Chinees spreekt (ze hadden net de ontkenning geleerd, maar het woord voor Chinees heeft ze zelf op moeten zoeken) en schreef een jongen dat hij kampioen tafeltennis was geweest, waarbij hij zelfs een krantenartikel heeft toegevoegd aan de poster. Het tweede hoofdstuk behandelde het leven op een Franse school. Voor deze portfolio-opdracht moesten de leerlingen in groepjes een folder ontwerpen voor hun ideale school. Ze moesten de naam van de school verzinnen, een lesrooster maken, vertellen hoeveel leerlingen, klassen en docenten er zich op de school bevinden, een plattegrond maken en iets schrijven over het systeem van cijfers geven en de buitenschoolse activiteiten. Uiteraard kwam hier ook de vaardigheid van het samenwerken aan bod. De gymnasiumleerlingen hebben ook hier hun creatieve kant laten zien. Zo was er een school onder water gebouwd, werden er originele vakken gegeven, zoals soins des 19
Pourquoi Pas!, guide du professeur, cd-rom, avant-propos, pagina 3
- 20 -
animaux en potions magiques, waren alle leraren jong en flitsend en werden er veel excursies georganiseerd. Twee groepjes hadden zelfs bedacht dat hun scholen eenmaal per jaar een uitwisseling hadden! Hoe divers de brochures ook waren, over één ding waren alle leerlingen het eens: op geen enkele school werd huiswerk gegeven!
Figuur 6 : Geen huiswerk! School Atlantis, gemaakt door Jochem, Bram en Daan, B1o 2010
Figuur 7 : Lesrooster Collège de Fleur gemaakt door Puck, Lotte en Laura, B1o 2010
Figuur 8: De plattegrond van het Saint Funny Collège, gemaakt door Mieke, Elianne en Saskia, B1o 2010
- 21 -
Na hoofdstuk drie hebben we ervoor gekozen om af te wijken van de opdracht die de methode voorstelt. Deze methode zou alweer een schrijfopdracht bevatten en we wilden nu eens een ander vaardigheid van de leerlingen zien. Dit hoofdstuk behandelt het uiterlijk van de mensen. Kleding en kleuren spelen een belangrijke rol. We hebben daarom besloten de leerlingen een modeshow te laten geven, waarbij ze zelf elkaar aankondigen en omschrijven voor een publiek. Aangezien deze modeshow plaats zal vinden na de afronding van mijn onderzoek, kan ik slechts vermelden wat de opdracht in zal houden. Na iedere drie hoofdstukken zijn er vier pagina’s gewijd aan DELF. Op de eerste pagina staat wat de leerling op dat moment allemaal al kan in het Frans, zoals een persoon beschrijven en vertellen hoe laat het is. Op de volgende twee pagina’s worden de vier vaardigheden (lezen, schrijven, luisteren en spreken) aangeboden, zodat leerlingen zich stap voor stap kunnen voorbereiden op het DELF-examen. Dit gedeelte heet dan ook : En route vers le DELF. “Les deux pages centrales de ces bilans sont consacrées au DELF. Quatre activités reprennent les quatre compétences (production et compréhension de l’oral, production et compréhension 20 de l’écrit) pour que vos élèves puissent se préparer à cet examen officiel.”
De gymnasiumleerlingen van het Heerbeeck College die Frans kiezen zullen in de toekomst dan ook deel kunnen nemen aan het Delf-examen. Door het maken van deze opdrachten kunnen ze aantonen hoe ver ze al zijn. Halverwege de tweede klas zullen de leerlingen het niveau A1 beheersen, aan het eind van de derde klas zal dit A2 zijn.
4.
Vergelijking niveau Atheneum – Gymnasium
4.1
De klassen
De atheneumklas B1m bestaat uit 10 jongens en 10 meisjes met cito-scores varierend van 540 tot 550. Twee leerlingen hebben dyslexie. B1o, de gymnasiumklas klas bestaat uit slechts 17 leerlingen, 7 jongens en 10 meisjes met een cito-score tussen de 545 en 550. Leerlingen die van de basisschool een VWO-advies hebben gekregen, konden zich opgeven voor het atheneum of voor het gymnasium. Dit zijn doorgaans leerlingen met een cito-score van boven de 545. Ouders en inschrijvende leerlingen weten dat talen een belangrijke rol spelen op het gymnasium, en maken een bewuste keuze voor één van de twee VWO-stromingen. De meeste brugklasleerlingen zijn aan het begin van het jaar enorm onzeker over hun eigen kunnen. Kinderen die op de basisschool met weinig werk een ‘goed’ op hun rapport kregen, maken op de middelbare school een cultuurschok mee. Ze moeten ineens gaan werken voor hun cijfers. De meeste leerlingen op het VWO zijn dat van de basisschool uit niet gewend en raken in paniek. Ze weten niet goed wat er van hen verwacht wordt. Tot aan de herfstvakantie krijg ik aan het begin van mijn les vaak leerlingen bij mijn bureau met de opmerking; “juf, ik heb drie uur lang woordjes geleerd, maar ze zitten nog niet in mijn hoofd”. Brugklassers moeten nog léren leren. Het Heerbeeck College heeft daarom het vaardighedenboekje ontwikkeld waar onder andere uitleg over woordjes leren in vermeld wordt. De eerste weken van het nieuwe schooljaar besteden de taaldocenten dan ook veel tijd aan de verschillende manieren van woordjes leren, zoals de rodeletter-methode en het gebruik van flitskaartjes.
20
Pourquoi Pas!, guide du professeur, cd-rom, avant-propos, pagina 3
- 22 -
4.2 Onderwerpen en vocabulaire Een van de redenen waarom we gekozen hebben met de methode Pourquoi Pas! te gaan werken is het feit dat de onderwerpen die in de methode aan bod kwamen, het meest overeenkwamen met de onderwerpen die worden behandeld in Carte Orange, de methode van de andere brugklassen. Het vocabulaire van de gymnasiumklas zou dan veel overeenkomsten hebben met dat van de atheneumklas. Zodoende zou dit een overstap makkelijker kunnen maken van de brugklas gymnasium naar atheneum twee. In de brugklas atheneum werken we, uitgaande van drie uur in de week, aan zeven hoofdstukken in een jaar. In de brugklas gymnasium is het mijn doelstelling om de eerste vier hoofdstukken van Pourquoi Pas! te behandelen. Op het Heerbeeck College is een schooljaar verdeeld in vier perioden, elk van zo’n negen weken. Hieronder staat schematisch, per periode aangegeven welke onderwerpen er aan bod komen in beide methodes:
Periode
Pourquoi Pas!
Carte Orange
1
Frankrijk en andere landen (taal, inwoners) jezelf en je familie voorstellen school
kennismaken met Frankrijk en inwoners jezelf voorstellen wonen school kleding en kleuren hobby’s en sport familie feesten
2 3 4
kleding, kleuren en eigenschappen hobby’s feesten boodschappen doen
Figuur 9: behandelde thema’s van Pourquoi Pas! en Carte Orange per periode.
Niet alleen de onderwerpen zijn nagenoeg gelijk, ook worden de meeste onderwerpen in dezelfde periode behandeld. Bij het samenstellen van de woordenlijsten voor Pourquoi Pas! heb ik niet alleen gekeken naar de woorden die veel terugkomen in de methode zelf, ik heb ook de methode Carte Orange er naast gelegd om de woordenlijsten aan te vullen met nuttige woorden en zinnen die in deze methode veel gebruikt worden. Achterin het tekstboek van Carte Orange staan de woordenlijsten die de leerlingen moeten leren. Per hoofdstuk is het te leren werk verdeeld in zo’n acht à negen ‘apprendres’, woordenlijsten of grammatica-uitleg die de leerlingen moeten leren. Per keer leren ze één of meerdere apprendres. Een apprendre bestaat uit gemiddeld zo’n vijftien woorden. Per hoofdstuk zijn er twee apprendres die de leerlingen alleen van het Frans naar het Nederlands moeten leren, drie apprendres met woorden die beide kanten op geleerd moeten worden, twee apprendres met ongeveer zes zinnen en in de overige twee apprendres staat de grammatica. De atheneumleerlingen leren dus ongeveer 210 woorden Frans- Nederlands, 300 woorden beide kanten op en zo’n 84 zinnen. Voor Pourquoi Pas! waren er nog geen vocabulairelijsten. Deze heb ik ontwikkeld voor het gymnasium op het Heerbeeck College, ervan uitgaande dat zij slechts anderhalf uur Frans per week krijgen. Per hoofdstuk heb ik 4 woordenlijsten gemaakt (alleen bij hoofdstuk nul drie woordenlijsten), elk met 14 woorden en gemiddeld 6 zinnen. Bovendien heb ik sommige woorden verpakt in een aantekening die de leerlingen over moesten nemen in hun schrift (voorbeeld: schoolvakken, kleuren, bijvoeglijk naamwoord). De leerlingen zullen 19 lijsten moeten leren dit jaar. Dit zijn slechts 266 woorden en ongeveer 114 zinnen.
- 23 -
vocabulaireverwerving 600 500 400 atheneum
300
gymnasium
200 100 0 woorden
zinnen
Figuur 10: verschil in vocabulaireverwerving atheneum en gymnasium.
In vergelijking met de atheneumleerlingen zal hun vocabulaire waarschijnlijk een achterstand oplopen. Het is echter onmogelijk om brugklasleerlingen, die het leren van woordjes nog niet vaardig zijn in het begin van het jaar en die vanaf periode drie slechts één uur Frans per week hebben, meer woorden te laten leren. Je kunt niet aan een brugklasser vragen om per les dertig woorden te leren. Het is dus belangrijk met zorg de woorden te selecteren die op de woordenlijsten van Pourquoi Pas! moeten komen te staan. Woorden en uitdrukkingen die niet op deze woordenlijsten staan, kunnen door herhaaldelijk gebruik in de lessen onbewust ook een onderdeel worden van het vocabulaire van de leerlingen.
4.3
Grammatica
Als we de twee methodes naast elkaar leggen, valt al meteen op dat in de methode Carte Orange, beduidend minder grammatica wordt behandeld dan in Pourquoi Pas!. In Carte Orange is elk hoofdstuk verdeeld in acht of negen apprendres (datgene wat de leerlingen moeten leren), waarvan er twee over een grammaticaal onderwerp gaan. In de methode Pourquoi Pas! staat op iedere rechterbladzijde een grammaticablok, waar meerdere onderwerpen uitgelegd worden. Gezien het geringe aantal lesuren heb ik aan sommige onderwerpen meer aandacht besteed, terwijl ik andere onderwerpen alleen heb aangesneden zodat de leerlingen weten waarom de Fransen het op deze manier zeggen. In het volgende schema staat de vergelijking in grammaticale onderwerpen per periode
- 24 -
Periode
Pourquoi Pas!
Carte Orange
1
- lidwoord - getallen 0-100 - avoir - être - regelmatige werkwoorden op –er - ontkenning - meervoud - bezittelijk voornaamwoord, alle personen - faire - ontkenning, herhaling - de klok - vorm van het bijvoeglijk naamwoord - samentrekking à en de + lidwoord - persoonlijk voornaamwoord met klemtoon - aller - het gebruik van ‘on’ - manger - samentrekking à en de + lidwoord (herhaling) - pouvoir - vouloir - getallen boven de honderd en de duizend - persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel - prendre - delend lidwoord
- lidwoord - persoonlijk voornaamwoord: il + elle - het gebruik van il y a - meervoud
2
3
4
- regelmatige werkwoorden op –er - getallen 0-20 - ontkenning - avoir - samentrekking à en de + lidwoord - être - bezittelijk voornaamwoord (enkelvoud) - getallen 20-100 - passé composé, werkwoorden op –er - de klok - passé composé, avoir en être
Figuur 11: behandelde grammaticale onderwerpen van Pourquoi Pas! en Carte Orange per periode.
Uit dit schema komt naar voren dat de methode Pourquoi Pas! meer en vooral eerder aandacht schenkt aan de werkwoorden. In de eerste periode krijgen de atheneumleerlingen alleen werkwoorden die ingebed zijn in de woordenlijst, terwijl de gymnasiumleerlingen avoir, être en de regelmatige werkwoorden eindigend op –er voor hun kiezen krijgen. Een aantal onderwerpen, zoals de getallen, worden voorzichtig, in gedeelten behandeld in Carte Orange, terwijl Pourquoi Pas! ze redelijk snel in grote stukken laat leren. Bijna alle onderwerpen die in Carte Orange worden behandeld, komen ook in Pourquoi Pas! voor, vaak nog in een uitgebreidere vorm. De gymnasiumleerlingen zullen dus qua grammatica zeker niet achterlopen op de atheneumleerlingen en zullen op dat gebied dan ook geen moeilijkheden krijgen als ze na de eerste klas besluiten over te stappen naar atheneum twee. De passé composé is het enige onderwerp wat niet behandel wordt in de gymnasiumbrugklas. Dit onderwerp komt pas in hoofdstuk zes van Pourquoi Pas! aan de orde en dat zal in de tweede klas pas aan bod komen. Leerlingen die wensen over te stappen naar atheneum twee zullen hier geen hinder aan ondervinden, want dit wordt aan het begin van het tweede jaar herhaald in Carte Orange. De manier van aanbieden van de grammatica verschilt per methode. Carte Orange biedt expliciet grammatica-onderwijs aan: de regels worden uitgelegd met behulp van voorbeelden, waarna de leerlingen zelf aan de slag gaan om gerichte opdrachten te maken. Ook worden de regels expliciet getoetst in de proefwerken, die voor een groot deel uit invuloefeningen bestaan. De grammatica wordt in Pourquoi Pas! impliciet aangeboden. In de rechterpagina is dan wel een kolom te vinden
- 25 -
waar de grammatica in staat, maar deze dient vooral als naslagwerk. De regels zijn nodig is om de diverse opdrachten te kunnen maken. De leerlingen kunnen gebruik maken van dit overzicht als ze zich afvragen hoe je bepaalde zinnen maakt in het Frans. De opdrachten in het werkboek zijn dan ook geen invuloefeningen, waarbij de grammatica expliciet gebruikt wordt, maar veelal toepassingsopdrachten, waar de grammatica impliciet getoetst wordt. Ik heb er voor mijn gymnasiumklas voor gekozen om de belangrijkste grammatica wél expliciet te behandelen en sommige grammaticaonderdelen slechts kort aan te stippen. De meningen over de verschillende manieren van aanbieden van de grammatica zijn uiteenlopend. Dr. Sible Andringa heeft in 2005 onderzoek gedaan naar het expliciet of impliciet aanbieden van de grammatica. Hij toont aan dat leerlingen die expliciet grammaticaonderwijs hebben gehad hoger scoren bij een expliciete kennistoets dan leerlingen die impliciet grammaticaonderwijs hebben genoten, maar dat de resultaten van een impliciete (schrijf-)toets voor beide groepen gelijk zijn. In zijn onderzoek stelt hij dat “leerlingen bewuste regelkennis kunnen toepassen in oefeningen die rechtstreeks een beroep doen op dit soort kennis. Maar men kan op basis hiervan niet concluderen dat leerlingen in staat zullen zijn de regels correct te gebruiken in meer veeleisende taaltaken. [...] Grammaticaonderwijs, expliciet dan wel impliciet, is blijkbaar een belangrijke factor voor de ontwikkeling van tweedetaalvaardigheid, niet omdat het mogelijk leidt tot bewuste regelkennis, maar omdat leerders intensief in aanraking komen met de te leren grammaticaregels: het lijkt de verwerving van de onderwezen regel te versnellen. Cruciaal voor grammaticaonderwijs blijft 21 de communicatieve, betekenisgerichte aanpak”.
In de toekomst zullen de moderne vreemde talen steeds meer hun didactiek aanpassen aan de richtlijnen van het ERK, en leerlingen beoordelen volgens de can-do statements. Het uitgangspunt wordt dan ook dat leerlingen getoetst zullen worden op hun communicatieve vaardigheden en of de boodschap overkomt. De grammatica zal naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst in mindere mate expliciet getoetst gaan worden.
4.4
Vaardigheden (spreken, luisteren, lezen en schrijven)
De beide methoden hebben een tekstboek, een werkboek en een of meerdere cd’s. Het tekstboek van Carte Orange wordt als bron gebruikt en leerlingen werken uit het werkboek. Bij de opdrachten staan icoontjes om aan te geven welke vaardigheden geoefend worden bij de exercices. In de methode Pourquoi Pas! staan er zowel opdrachten in het tekstboek als in het werkboek. De opdrachten uit het tekstboek worden voor het grootste deel klassikaal gedaan en de opdrachten uit het werkboek is huiswerk voor de leerlingen. In de methode Carte Orange wordt de aandacht die wordt besteed aan de vier vaardigheden (spreken, luisteren, schrijven en lezen) op een evenwichtige manier verdeeld, maar bij Pourquoi Pas! ligt de nadruk iets meer op de schrijfopdrachten (grammatica, vocabulaire, zinnen maken). Spreekvaardigheid neemt er een kleinere plaats in. Er zijn weinig spreekopdrachten in de methode zelf. In de fiches d’activité op de docentencd-rom staan extra opdrachten, waaronder een aantal spreekvaardigheidsopdrachten. Aangezien de gymnasiumleerlingen slechts de helft van het aantal uren hebben van een atheneumleerling, bestaat dus een groot deel van de les uit grammaticauitleg. Bovendien zijn alle opdrachten in het Frans en is dus het belangrijk dat de opdrachten goed 21
Sible Andringa, Grammaticaonderwijs en de ontwikkeling van tweedetaalvaardigheid. Levende Talen Tijdschrift Jaargang 8, nummer 1, 2007 www.levendetalen.nl (dd 12 mei 2010)
- 26 -
uitgelegd worden. Hierdoor blijft er weinig tijd over voor korte spreekopdrachten in de les, zoals dialogen. Als er meer uren Frans per week in het curriculum zouden staan, werd er meer aandacht besteed aan spreekvaardigheid. De leerlingen krijgen wel veel ruimte om zelf zinnen te maken of kleine stukjes te schrijven. Deze stukjes presenteren ze kort aan elkaar. Bovendien wordt er in de les veel Frans gesproken en stimuleer ik de leerlingen ook om Franse woorden en zinnen te gebruiken. Het is enorm belangrijk dat leerlingen veel spreken tijdens de les en dat de spreekvaardigheid niet enkel bestaat uit na te zeggen zinnen. “In de lespraktijk overheersen nog steeds het lezen op de vierkante centimeter en het schriftelijk werken met geïsoleerde taalelementen. Nog steeds komen de mondelinge vaardigheden er bekaaid af. Luisteren en spreken gaan veel te vlug voor de synthetische aanpak. Het studiehuis heeft het werken met schriftelijke opgaven gestimuleerd en daarmee het gebruik van de doeltaal als voertaal verder ontmoedigd. [...] De ‘indaling’ van de vaardigheden in de onderbouw, afgedwongen door de basisvormingskerndoelen van 1993, kan niet ongedaan gemaakt worden. Maar de halfslachtige situatie van nu is ook onbevredigend. Wel wordt meer gedaan aan mondelinge vaardigheden dan vroeger. Daaraan en aan leesvaardigheid is veel grammaticaonderwijs opgeofferd. Maar het spreken blijft veelal steken in het oplezen of opzeggen van schriftelijk voorbereide gesprekjes of presentaties. In de spontane spreekprestaties van de leerlingen is het aantal fouten dermate 22 groot, dat docenten niet weten waar te beginnen met de feedback.”
Beide methodes bieden gevarieerde luisteropdrachten aan. Leerlingen hebben een cd, waarmee ze de luisteropdrachten thuis kunnen maken, maar meestal worden deze klassikaal behandeld in de les. Bij de methode Carte Orange zijn docenten cd’s verkrijgbaar met luistertoetsen. Dit mis ik bij de methode Pourquoi Pas!. Luistervaardigheid beslaat wel een onderdeel van de les, maar kan niet getoetst worden met materiaal uit de methode. Het vaste lokaal van de gymnasiumklas beschikt bovendien over een smartboard. Er zouden dus volop mogelijkheden kunnen zijn om authentiek materiaal te gebruiken in de les, maar daar is op dit moment nauwelijks tijd voor. Er is een dvd met korte filmpjes die over de hoofdstukken gaan, maar deze filmpjes dienen louter ter introductie of illustratie van een hoofdstuk. In de methode Carte Orange staan meer en langere teksten. De atheneumleerlingen maken opdrachten bij de fotoroman of lezen authentieke stukken tekst bij het onderdeel docu-presse. Ook staan er leesvaardigheidstoetsen op de docentencd-rom, die altijd een onderdeel vormen van het proefwerk. De teksten die in Pourquoi Pas! staan, zijn erg kort. Te denken valt aan beknopte informatie bij een plaatje of losstaande tekstballonnetjes van een paar zinnen. Pas vanaf hoofdstuk vijf worden de teksten wat langer. De gymnasiumleerlingen leren dus minder goed belangrijke elementen uit een groter stuk tekst te halen, omdat in de kleine stukjes tekst de kern al gegeven is. De schijfvaardigheidsopdrachten zijn in beide methodes aanwezig. Bij Carte Orange vormen ze een samenhangend geheel, meerdere opdrachten gaan over één onderwerp of over een te lezen tekst. Bij Pourquoi Pas! staan de opdrachten meer op zichzelf. De opdrachten hoeven dan ook niet persé in een bepaalde volgorde gemaakt te worden. Pourquoi Pas! besteedt minder expliciet aandacht aan de grammatica-opdrachten, hoewel er meer grammatica staat in het tekstboek. Deze methode geeft er de voorkeur aan leerlingen de grammatica te laten toepassen. De leerlingen moeten zelf zinnen formuleren en hun eigen mening geven, met behulp van de grammatica. Carte Orange leert de leerlingen stap voor stap zelf de grammaticaregels te ontdekken doormiddel van de opdrachten. Beide methodes gebruiken dus een andere didactiek om de leerlingen de grammatica eigen te laten maken. 22
Dr. Erik Kwakernaak, Stagnatie en ontwikkeling in het vreemdetalenonderwijs. Levende Talen Tijdschrift Jaargang 7, nummer 3, 2006 www.levendetalen.nl (dd 27 april 2010)
- 27 -
Toetsen Op het Heerbeeck College kent het schooljaar vier perioden. Aan het eind van de periode krijgen de leerlingen een rapport meer naar huis met daarop het gemiddelde cijfer van de periode en het voortschrijdend gemiddelde. Leerlingen worden bevorderd op basis van het voortschrijdend gemiddelde. Bij het vak Frans tellen de wegingen daarom op naarmate het schooljaar vordert. Zo telt een schriftelijke overhoring in de eerste periode slechts één keer mee, terwijl deze in de derde en vierde periode drie keer meetelt. Op deze manier zorgen we ervoor dat leerlingen een onvoldoende die ze aan het begin van het jaar halen nog op kunnen halen en raken de leerlingen niet gedemotiveerd. Bovendien kunnen de leerlingen die het eerste half jaar hoge cijfers gescoord hebben niet achterover hangen in de tweede helft van het schooljaar. In de brugklas kunnen leerlingen voor een proefwerk Frans niet lager scoren dan een drie (behalve bij fraude), maar worden de proefwerken wél streng nagekeken. De gymnasiumklas heeft minder proefwerken dan de atheneumklas. Ze hebben minder contacturen, ze behandelen slechts vier hoofdstukken in een jaar en krijgen dus minder cijfers. Ik heb er daarom voor gekozen om in periode drie en vier, waarin ze nog maar één uur Frans krijgen, de weging van de proefwerken niet op dezelfde manier te verhogen als die van de atheneumklas.
gemiddelde m.o.
schriftelijke overhoring
proefwerk
portfolioopdracht
Atheneum
Gymnasium
Atheneum
Gymnasium
Atheneum
Gymnasium
Gymnasium
1
1
1
1
1
3
3
1
2
1
1
2
2
6
6
2
3
2
1
3
2
9
6
3
4
2
1
3
2
9
6
3
Figuur 12: Weging van de toetsen Frans in de brugklassen per periode.
De atheneumklas krijgt per hoofdstuk een s.o. van zeven apprendres en een proefwerk. Er zijn zeven hoofdstukken. De gymnasiumklas krijgt naast het s.o. (van drie van de vier woordenlijsten) en het proefwerk ook nog een portfolio-opdracht. Dit is een creatieve eindopdracht, waarbij de leerlingen een werkstuk moeten maken of een presentatie moeten houden. Deze opdracht telt net zo zwaar mee als een s.o. De schriftelijke overhoring bestaat uit 16 woorden en 6 zinnen. De helft daarvan wordt receptief gevraagd en de andere helft productief. De leerlingen mogen zes fouten maken om nog een zes te halen voor het s.o. Het proefwerk bestaat uit een vast aantal onderdelen. Ten eerste wordt de kennis van het vocabulaire getoetst. De leerlingen krijgen een aantal zinnen te lezen en kiezen op de open plek een te vertalen woord. Op deze manier leren de leerlingen het vocabulaire direct toe te passen in de zinnen. Vervolgens krijgen ze een paar zinnen die ze moeten vertalen en een aantal vraagzinnen waarop ze antwoord moeten geven. Zo leren de gymnasiumleerlingen niet alleen het klakkeloos vertalen van een woord, maar ook nog het productief gebruik van de woordenschat die ze beheersen. Na het vocabulaire wordt de grammatica getoetst. Al naargelang het aantal grammaticale onderwerpen volgen er een aantal onderdelen die de grammatica toetsen. Aan het eind van de toets volgt een vrije schrijfopdracht. De leerlingen moeten iets vertellen over het onderwerp van het
- 28 -
hoofdstuk. De leerlingen krijgen voor deze opdracht bonuspunten. Als de leerling weinig op schrijft, krijgt hij of zij er slecht 0.1 of 0.2 punten bij. Als de leerling veel opschrijft, het is relevant en er staan weinig fouten in, kunnen de bonuspunten oplopen tot 0.5 en in het uiterste geval 0.6. Het is dus voor een leerling altijd voordelig om hier te laten zien wat hij of zij kan vertellen in het Frans. Aan het eind van een hoofdstuk van Pourquoi Pas! staat een portfolio-opdracht. Dit zijn volgens de methode de belangrijkste opdrachten van het hoofdstuk en deze sluiten dan ook aan bij het Europees Referentiekader. In hoofdstuk twee is dat bijvoorbeeld het ontwerpen van een folder over de ideale school. Ik heb deze opdrachten aangepast aan de lessituatie op het Heerbeeck College en de leerlingen zijn enthousiast in groepjes aan het werk gegaan. Ze vinden het erg leuk om door middel van verschillende werkvormen aan het vak te werken. Ze krijgen op deze manier de kans om hun creativiteit en hun taalvaardigheid te combineren. Bovendien ontwikkelen zij andere vaardigheden die brugklassers zich nog eigen moeten maken zoals samenwerken en plannen.
4.5
Resultaten
De leerlingen van de atheneumklas en de gymnasiumklas hebben twee keer elkaars proefwerk gemaakt om te zien waar de hiaten in het niveau zitten. Natuurlijk blijft dit tot op zekere hoogte appels met peren vergelijken. De methodes zijn tenslotte op meerdere fronten totaal verschillend. Toch verlangt de school dat de leerlingen in de gymnasiumbrugklas kunnen overstappen naar atheneum twee. Het is dus van groot belang uit te zoeken of er hiaten zitten tussen de twee klassen, en zo ja, waar die hiaten zitten. Er zijn dan ook slechts voorzichtige conclusies te trekken uit deze vergelijking. Atheneumleerlingen die het proefwerk van de gymnasiumklas maakten scoorden hoog bij de vocabulaireonderdelen. Ze hebben een grote woordenschat en de meeste woorden die de gymnasiumklas heeft moeten leren zijn bekend bij de atheneumleerlingen en, omdat de woorden in de zin moesten worden geplaatst, konden zij toch de betekenis uit de zin herleiden. Ook de onderdelen waar de zinnen moesten worden vertaald en antwoord moest worden gegeven op Franse vragen scoorden ze redelijk hoog. Een aantal zinnen kwamen overeen met die in de apprendres van Carte Orange en de antwoorden die de atheneumleerlingen gaven op de vragen waren, hoewel lang niet altijd grammaticaal correct, toch duidelijk te begrijpen voor een Fransman. Op de grammaticaonderdelen scoorden de leerlingen erg laag. De atheneumklas heeft minder werkwoorden gehad en sommige grammaticale onderwerpen worden pas later in de methode Carte Orange behandeld. Alleen de klok gaf hen minder problemen, omdat de klok in onderdeel F van het proefwerk (hoofdstuk 2) van het Frans naar het Nederlands werd gevraagd en bij onderdeel G andersom. De leerlingen konden dus bij het vorige onderdeel kijken hoe de Fransen zeggen hoe laat het is. Det laatste onderdeel van een gymnasiumproefwerk bestaat uit een bonus-opdracht, waar de leerling zelf een stukje moet schrijven over zichzelf (school, hobby’s). Dit onderdeel hebben slechts enkele atheneumleerlingen goed gemaakt. Ze zijn niet gewend aan een dergelijke vrije schrijfopdracht en het merendeel van de klas hield het dan ook na drie of vier zinnen voor gezien. Het proefwerk van de atheneumklas begint altijd met een luistertoets en eindigt met een leestoets. Mijn verwachting was dat de gymnasiumleerlingen hier niet erg hoog op zouden scoren, aangezien er weinig (langere) luister- en leesopdrachten in de methode Pourquoi Pas! zitten. Toch scoren ze voor beide onderdelen ruim voldoende. De leerlingen geven aan bepaalde woorden in de zinnen te herkennen en zo een beeld te vormen van de hele zin. Daarentegen gaat het veel minder goed met de gymnasiumleerlingen op het onderdeel vocabulaire. Ze scoren hier zeer laag en slaan meerdere
- 29 -
zinnen over, omdat ze het antwoord niet weten. Het onderdeel waar ze uit drie Franse woorden moeten kiezen gaat de leerlingen het beste af, omdat ze voor een deel de betekenis uit de zin moeten halen. De grammatica-onderdelen gaan een heel stuk beter. De leerlingen beheersen de stof en kunnen deze onderdelen zonder problemen maken. Er zitten nog wel wat slordigheidsfouten in en sommige onderdelen zijn ook een beetje weggezakt. De leerlingen hebben immers niet van mij opgekregen wat ze precies moesten leren voor het atheneumproefwerk. Een voorzichtige conclusie uit deze vergelijking zou kunnen zijn dat de gymnasiumleerlingen het onderspit delven op het gebied van vocabulaire. De atheneumleerlingen hebben duidelijk een grotere woordenschat en scoren hoger op deze onderdelen. De gymnasiumleerlingen daarentegen zijn op grammaticaal gebied sterker. Dit onderdeel vinden ze ook het makkelijkst en in hun ogen is de grammatica van de atheneumleerlingen kinderspel. Ik heb nu een redelijk duidelijk beeld over de vaardigheden van mijn beide klassen. Gymnasiasten die over willen stappen naar het atheneum zullen dus het vocabulaire-hiaat voor een deel weg moeten werken, om in de tweede klas niet met een achterstand te beginnen.
4.6
Attitude
Hierboven heb ik een vergelijking geschetst van de methoden, de toetsen en de leerlingen. Toch wilde ik de leerlingen zelf vragen hoe zij het vak Frans zien. Het beeld van een leerling over een bepaald vak hangt vaak samen met de sfeer in de klas, de hoeveelheid huiswerk en de docent. In mei 2010 heb ik leerlingen van de atheneumklas en van de gymnasiumklas een enquête laten invullen over mijn vak. Ik heb ervoor gekozen dit in periode vier te doen, omdat de gymnasiumklas dan al een periode lang één uur Frans per week heeft gehad. Ik heb leerlingen vragen gesteld over de hoeveelheid huiswerk, de manier van leren, de interferentie met andere talen (met name voor het gymnasium een interessant gegeven) en hun enthousiasme voor het vak Frans. Negentien atheneumleerlingen en zeventien gymnasiumleerlingen hebben de enquête ingevuld. Uitkomst met betrekking tot de vragen over het huiswerk voor het vak Frans: Huiswerkattitude
Atheneum
Gymnasium
Hoeveel tijd ben je thuis kwijt met het maakwerk? Hoeveel tijd heb je nodig om voor een m.o. te leren? Hoeveel tijd heb je nodig om voor een s.o. te leren? Hoeveel tijd heb je nodig om voor een proefwerk te leren?
16 minuten 16 minuten 27 minuten 34 minuten
18 minuten 24 minuten 48 minuten 70 minuten
Leerwerk in minuten Atheneum
Gymnasium
aantal minuten (gemiddeld)
80 60 40 20 0 m.o.
s.o.
proefwerk
toetsen
Figuur 13 en 14: verschil in leerwerk tussen klas B1m en B1o voor de diverse toetsen Frans.
- 30 -
De leerlingen van de gymnasiumklas besteden, zeker voor de grotere leeropdrachten, veel meer tijd aan het vak Frans dan de atheneumleerlingen. De volgende vraag met betrekking tot het huiswerk was wat ze zelf vonden van de hoeveelheid huiswerk. De leerlingen konden kiezen tussen: altijd veel te veel, best redelijk en relaxed weinig. Hier scoorden beide klassen precies hetzelfde. Geen enkele leerling vond het huiswerk veel te veel, het merendeel vond het huiswerk redelijk en ongeveer een derde van beide klassen vond de hoeveelheid huiswerk relaxed weinig. Vervolgens wilde ik weten of er interferentie plaatsvindt tussen het Frans en een andere, op school onderwezen taal. Aangezien het gymnasium drie talen meer krijgt dan het atheneum is het interessant te onderzoeken tot in hoeverre de leerlingen het idee hebben dat ze bepaalde regels die bij een op school onderwezen taal behoren, ten onrechte toepassen op een andere taal. Als eerste vroeg ik de leerlingen of ze het gevoel hadden dat ze het Frans en het Engels vaak door elkaar haalden. Beide klassen hebben namelijk deze twee moderne vreemde talen. Interferentie Frans - Engels Atheneum Gymnasium % - leerlingen
100 80 60 40 20 0 nooit
soms
vaak
Figuur 13: Interferentie tussen Frans en Engels in de brugklas van het VWO.
De leerlingen geven aan dat ze over het algemeen de twee talen Engels en Frans niet door elkaar halen. Slechts een enkeling in de klassen geeft aan dat ze daar wel eens last ven hebben en dan zijn het met name de atheneumleerlingen die dat aangeven. Als het gaat om de interferentie tussen het Frans en een andere taal dan het Engels, dan geven de gymnasiumleerlingen duidelijk aan dat ze daar regelmatig last van hebben. Als antwoord op mijn vraag met welke taal het Frans vaak interfereert gaven ze aan dat het met name om Spaans en Latijn ging. Ook de Duitse taal werd een enkele keer genoemd. Interferentie Frans - andere taal Atheneum Gymnasium % - leerlingen
100 80 60 40 20 0 nooit
soms
vaak
Figuur 14: Interferentie tussen Frans en een ander onderwezen taal (behalve Engels) in de brugklas van het VWO.
- 31 -
Als laatst vond ik het belangrijk te weten wat hun mening was over het vak Frans. Met name onderbouwleerlingen werken graag voor een vak dat ze zelf leuk vinden om te doen. Ik wilde graag weten of mijn manier van lesgeven de leerlingen aansprak en of ze enthousiast waren over het vak Frans. Ik vroeg beide klassen of ze talen makkelijker vonden dan de exacte vakken zoals science, techniek of wiskunde.
talen en exacte vakken atheneum
% - leerlingen
100
gymnasium
80 60 40 20 exacte vakken zijn leuker
talen zijn leuker
exacte vakken zijn makkelijker
talen zijn makkelijker
0
Figuur 15: meningen van B1m en B1o over talen en exacte vakken.
Als het gaat om het gemak waarmee leerlingen de verschillende vakken leren, zien we een verschil tussen atheneumleerlingen en gymnasiumleerlingen. De eerste groep leerlingen vindt talen beduidend makkelijker dan de exacte vakken en bij de tweede groep zijn de resultaten juiste het tegenovergestelde. De leerlingen van de gymnasiumklas geven aan talen en exacte vakken precies even leuk te vinden. De atheneumleerlingen vinden over het algemeen talen iets leuker dan wiskunde en techniek. Toch zit het vak slechts bij ongeveer een kwart van de leerlingen in hun top drie van de leukste vakken. Dit geldt voor beide klassen. Gymnastiek, tekenen en muziek blijven favoriet voor zowel de atheneum- als gymnasiumleerlingen. Het blijft dan ook lastig om als cognitief vak te concurreren met de sportieve en creatieve vakken die er op het Heerbeeck College gegeven worden.
4.7
Ouders
De ouders van de gymnasiumleerlingen zijn gedurende het schooljaar een aantal keer bij elkaar geroepen om te praten over hun ervaringen. Aan het begin van het schooljaar waren ze erg bezorgd. Hun kind moest enorm wennen aan de middelbare school, kwam vermoeid thuis van alle indrukken en het huiswerk was enorm veel. Dit zijn echter signalen die het merendeel van de ouders, waarvan het kind voor het eerst naar de middelbare school gaat, onderschrijven. Deze reactie is hetzelfde als die van de ouders van andere brugklassers waarvan ik mentor ben geweest. Het is tenslotte een enorme overstap van de basisschool naar de middelbare school. De ouders waren kritisch ten opzichte van het versterkte taalonderwijs. In hun ogen ging het allemaal veel te snel. Nu zijn de ouders gemiddeld positief. Ze zien dat, met name voor het vak Engels waar Cambridge wordt aangeboden in drie uur per week, het niveau van de leerlingen enorm is gestegen. Ze merken ook dat hun kinderen het vak Frans steeds leuker vinden, ondanks de geringe contacturen.
- 32 -
Conclusie
Op het Heerbeeck College zijn de atheneumklas B1m en gymnasiumklas B1o ongeveer even groot. De leerlingen die in deze klassen zitten hebben ongeveer dezelfde cito-score en de basisschool heeft hun het advies gegeven naar een VWO-brugklas te gaan. Ze hebben gekozen voor een atheneumklas of voor het gymnasium, een stroming met zes talen, science en drama. Leerlingen die zich hebben ingeschreven voor het gymnasium zijn over het algemeen leergierig en weten dat talen een belangrijke rol spelen in de door hun gekozen opleiding. De leerlingen in de gymnasiumklas krijgen gemiddeld anderhalf uur per week Frans en zullen vanaf periode drie naast het vak Engels en Frans, ook Spaans en Duits krijgen. De atheneumklas heeft daarentegen in de brugklas drie contacturen Frans en krijgt pas vanaf de tweede klas Spaans en Duits. Als de gymnasiasten na de brugklas willen overstappen naar atheneum twee, hebben ze dus de helft van het aantal contacturen Frans gehad, als een atheneumleerling. Het is dus belangrijk om in dit geringe aantal contacturen een hoog rendement te halen. Ik heb er dan ook voor gekozen met een Franstalige methode te werken en zoveel mogelijk Frans te spreken in de lessen. Gedurende het jaar heb ik onderzocht wat de verschillen in niveau waren tussen beide klassen en waarin deze verschillen precies zaten. De eerste verschillen zitten uiteraard in de methode. De gymnasiumklas werkt met de Franstalige methode Pourquoi Pas! en de atheneumklas met Carte Orange. Het voordeel van Carte Orange ten opzichte van Pourquoi Pas! is dat de methode beschikt over woordenlijsten, toetsen en een website, waar leerlingen gerichte opdrachten kunnen maken. De te leren woordenlijsten zijn zeer uitgebreid en verdeeld per les, zodat de voortgang van het hoofdstuk vanzelfsprekend verloopt. Er wordt aan alle vier de vaardigheden veel aandacht besteed en omdat de methode Nederlandstalig is, kunnen de leerlingen voor een groot deel zelfstandig werken. De reden waarom we voor Pourquoi Pas! hebben gekozen als methode voor de gymnasiumklas is het doeltaal-is-voertaalprincipe. De methode is geheel Franstalig en geschreven volgens de richtlijnen van het ERK. Leerlingen werken toe naar een DELF- diploma, dat ze in hun latere schoolloopbaan ook zullen mogen halen. Aangezien deze methode geen woordenlijsten, planners of toetsen kent, moesten deze dit schooljaar ontwikkeld worden. De leerlingen krijgen aan het eind van een hoofdstuk een portfolio-opdracht die aansluit op het ERK, waarin de kennis van het hele hoofdstuk terugkomt. In de methode Pourquoi Pas! wordt meer aandacht besteed aan grammatica dan in Carte Orange. Ik heb ervoor gekozen een deel van deze grammatica expliciet en een deel impliciet te behandelen. Hetzelfde geldt voor de toetsen die ik ontwikkeld heb bij deze methode. Onderzoek heeft aangetoond dat de gymnasiumleerlingen in de brugklas een betere kennis hebben van de grammatica dan de atheneumleerlingen. De methode Pourquoi Pas! behandelt in een kortere tijd meer grammaticale onderwerpen dan Carte Orange. Gymnasiumleerlingen die het atheneumproefwerk hebben gemaakt scoorden dan ook hoog op het gebied van grammatica. Als het gaat om het idioom, dan scoren de atheneumleerlingen duidelijk beter. Dit is te verklaren omdat zij drie uur Frans per week hebben en dus vaker woordenlijsten moeten leren. Ze ronden zeven of acht hoofdstukken af in een schooljaar, terwijl de gymnasiumklas slechts vier hoofdstukken afrondt. Ze leren bijna twee keer zoveel woorden in het eerste jaar. Gymnasiumleerlingen lopen op dit gebied dus een flinke achterstand op. Als ze er voor kiezen om over te stappen naar een tweede klas atheneum, zullen ze hun vocabulaire moeten bijspijkeren.
- 33 -
Het hiaat op het gebied van vocabulaire is niet het enige nadeel voor de gymnasiasten. Omdat ze slechts anderhalf lesuur per week hebben, kunnen ze slechts een deel van de methode afronden. Ze hebben minder tijd om aan de communicatieve vaardigheden, zoals luister- en spreekvaardigheid te werken, omdat deze activiteiten relatief veel tijd kosten. Deze activiteiten zullen dan ook niet expliciet getoetst worden. Bovendien kent de methode Pourquoi Pas! geen toetsen op dit gebied en is het moeilijk om luister- of leesvaardigheidstoetsen te vinden die aansluiten op de voorkennis van de leerlingen. Daarnaast geven de gymnasiumleerlingen aan dat ze het Frans geregeld verwarren met het Spaans, het Latijn of het Duits. Vanaf periode drie hebben ze slechts één uur Frans en krijgen ze de vakken Spaans en Duits aangeboden. In toetsen en in de lessituatie kom ik dan ook met regelmaat woorden tegen die niet in het Frans voorkomen. De interferentie met het Engels is beduidend minder. De atheneumleerlingen die pas vanaf de tweede klas Spaans en Duits krijgen, klagen hier veel minder over, omdat de basis van het vak Frans (3 uur per week, een heel jaar lang) solider is . Leerlingen die na een jaar gymnasium op het Heerbeeck College over willen stappen naar het atheneum zullen dus hun idioomachterstand moeten verkleinen, willen ze succesvol zijn in de tweede klas. Bovendien zullen ze hun luistervaardigheid moeten onderhouden, wat met behulp van leerling-cd’s een kleine moeite zal zijn. Ze zullen gelukkig wel op het gebied van Duits en Spaans een voorsprong hebben. "Zoveel talen iemand spreekt, zovele malen is hij een mens."
23
Het hebben van een brede talenkennis levert voordelen op. Leerlingen die op het Heerbeeck College hun gymnasiumdiploma hebben gehaald zullen op het gebied van talen sterk ontwikkeld zijn. Dankzij deze grote talenkennis en brede algemene ontwikkeling zullen deze leerlingen hun blik op de buitenwereld verruimen. Ze leren andere culturen ontdekken en hun normen en waarden te respecteren. Ze kunnen deze spiegelen aan hun eigen cultuur en leren buiten hun eigen kader kijken. Door deze brede talenkennis zijn ze in staat te communiceren over de grens en zich voor te bereiden op een steeds internationaler wordende arbeidsmarkt. Van brugger tot wereldburger!24
23
24
Citaat Karel V 1500-1558 www.citaten.net (evenals: " Je parle espagnol à Dieu, italien aux femmes, français aux hommes et allemand à mon cheval.”) Slogan van de gymnasiumbrugklas op het Heerbeeck College.
- 34 -
Aanbevelingen
Taal is de meest voorkomende vorm van communicatie. Het maakt het mogelijk om ervaringen uit te wisselen en met elkaar te overleggen. In een steeds groter wordend Europa, waar internationale communicatie aan de orde van de dag is, is de kennis van een andere taal dan de moedertaal essentieel. Het is dan ook van groot belang dat er voldoende aandacht aan moderne vreemde talen wordt geschonken. Leerlingen moeten zich, niet alleen in het Nederlands en Engels maar ook in het Frans kunnen uitdrukken, om zich te kunnen ontwikkelen tot betrokken Europeaan. Europees burgerschap, kennis van Europese instellingen en internationalisering zijn dan ook onderdeel van het moderne onderwijs. Onderzoek heeft aangetoond dat het van essentieel belang is dat leerlingen voldoende lestijd krijgen om de basis van een taal te kunnen leren. Op het Heerbeeck College wordt er gelukkig veel aandacht besteed aan de diverse talen. Er worden maar liefst zes talen aangeboden in de brugklas van het gymnasium. Door dit grote aanbod van talen zijn de contacturen van het vak Frans gehalveerd ten opzichte van die van het atheneum. Dit heeft gevolgen voor het te bereiken eindniveau van deze leerlingen. Ik wil er dan ook voor pleiten dat leerlingen in de onderbouw van het gymnasium minstens evenveel contacturen Frans krijgen als atheneumleerlingen. Het vergroten van het aantal uren Frans zal leiden tot vele voordelen. Ten eerste zal het Heerbeeck College volwaardig Delf-scolaire aan kunnen bieden aan de leerlingen. Met meer contacturen kunnen we het niveau van de leerling dusdanig verbeteren dat we deelname aan een Delf-examen kunnen garanderen. Leerlingen zullen het basisniveau A2 aan het eind van de derde klas kunnen halen en B1 in de bovenbouw, waarbij een enkeling misschien zelfs niveau B2 zal halen. Hiervoor zijn minstens drie lesuren Frans per week essentieel gedurende de zes VWO-jaren. Het aanbieden van versterkt taalonderwijs maakt de school aantrekkelijk voor aankomende brugklassers. Bovendien zullen de leerlingen hun vocabulaire verbreden. Iedere taaldocent weet dat de beste resultaten bij vocabulaireverwerving bereikt wordt als leerlingen op regelmatige basis, kleine beetjes woorden leren en deze geregeld herhalen. Als zij drie uur in de week Frans krijgen, zullen ze de vocabulaire niet alleen vergroten, maar ook beter onthouden, omdat deze vaker herhaald kunnen worden. Daarnaast zou er tijdens de lessen meer aandacht kunnen worden geschonken aan spreek- en luistervaardigheid. Daar waar de tijd nu vaak besteed wordt aan het uitleggen van de grammatica, zullen de leerlingen in de toekomst meer kansen krijgen om de aangeboden spreekopdrachten uit te diepen en zich te ontwikkelen op het gebied van luistervaardigheid, door het luisteren naar authentiek materiaal. De docent kan gebruik maken van complexere opdrachten en met behulp van het smartboard Franstalige televisieprogramma’s en videoclips aanbieden. Op dit moment maken de gymnasiasten gebruik van laptops in de klas. Het zou erg leuk zijn in de toekomst een e-mailproject te starten met een Franse school. Helaas is daar op dit moment geen tijd voor in de reguliere lessen. In het kader van Europese en Internationale Oriëntatie, zou het een uitgelezen kans zijn leerlingen te laten communiceren middels e-twinning, een online community voor Europese scholen. Deze kans moeten we met beide handen aanpakken. We zouden bovendien de diverse portfolio-opdrachten in de elektronische leeromgeving (ELO) kunnen zetten en kunnen delen met andere scholen die de methode Pourquoi Pas! gebruiken. Aangezien het een
- 35 -
geheel Franstalige methode is, zijn er misschien wel Spaanse of Russische leerlingen die ook met Pourquoi Pas! werken, waarmee we ervaringen kunnen uitwisselen. Als er meer uren Frans worden gegeven in de onderbouw van het gymnasium, zullen ouders slechts één jaargang van de methode per jaar hoeven aanschaffen. De schoolboeken zijn sinds dit jaar gratis voor de ouders. Dit betekent dat de boeken worden betaald door de school zelf. Als er voldoende tijd zou zijn om de methode in één leerjaar af te ronden, hoeven leerlingen niet halverwege het jaar aan een nieuwe methode te beginnen en hoeft er dus ook maar één set boeken per jaar besteld te worden. Dit scheelt in de kosten. Het is dus zowel in het belang van de leerlingen als van de school dat er voldoende aandacht wordt besteed aan een moderne vreemde taal, in dit geval het Frans. We moeten alle kansen benutten om het niveau van de gymnasiumleerlingen te verbeteren en een zo hoog mogelijk rendement te halen uit de lessen. We kunnen het eindniveau van deze leerlingen alleen garanderen als het aantal contacturen zal worden uitgebreid.
- 36 -
Bibliografie
Literatuur: •
Andringa S. Grammaticaonderwijs en de ontwikkeling van tweedetaalvaardigheid Tijdschrift Levende Talen, Jaargang 8, nummer 1 (2007)
•
Bosquet M., Martinez Sallès M. en Rennes Y . Pourquoi Pas ! Difusión. Editions Maison des Langues, Barcelone 2008).
•
Butzbach M, Martín C, Pastor D en Saracíbar I. Sac à Dos Difusión. Editions Maison des Langues, Barcelone (2008)
•
Fiers N. en Gompel van T. Het zijn de kleine verschillen die het hem doen. Proeven van LD-bekwaamheid. www.rdmc.ou.nl (2010)
•
Graaf de M. en Loon van M. Et si on parlait français? Joignons le geste à la parole. Proeven van LD-bekwaamheid. www.rdmc.ou.nl (2010)
•
Het Heerbeeck gymnasium gymnasiumfolder en interactieve cd-rom Best (januari 2009)
•
Himber C., Rastello C. en Gallon F. Le Mag Hachette Livre, Paris 2006).
•
Knop M., e.a. Carte Orange Thieme Meulenhoff, Utrecht / Zutphen (2005).
•
Kwakernaak E. Stagnatie en ontwikkeling in het vreemdetalenonderwijs. Tijdschrift Levende Talen, Jaargang 7, nummer 3 (2006).
•
Meijer D. en Fasoglio D. Handreiking schoolexamenmoderne vreemde talen havo/vwo Stichting leerplanontwikkeling, Enschede (maart 2007).
•
Mondria J.-A. Mythen over vocabulaireverwerving Tijdschrift Levende Talen, Jaargang 7, nummer 4 (2006)
- 37 -
•
Mondria J.-A.. Vocabulaireverwerving stimuleren door toetsen? Tien minder bekende toetsvormen. Tijdschrift Levende Talen, Jaargang 5, nummer 4 (2004).
•
Mondria J.-A. en Wiersma B. Receptief, productief, en receptief + productief woorden leren: Wat maakt het uit? Tijdschrift Levende Talen, Jaargang 5, nummer 3 (2004).
•
Mulder J. Cursusboek Europees Referentiekader Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit, Amsterdam (voorjaar 2009).
•
Trimbos, B. Handreiking Nieuwe Onderbouw, Moderne Vreemde Talen Stichting leerplanontwikkeling, Enschede (oktober 2006).
•
Welgraven, E. Een tekort aan woordkennis wreekt zich altijd Frans vakkundig.
Webpaginas • • • • • • • • • • • •
www.augustinianum.nl www.citaten.net www.citations.com www.heerbeeck.nl www.huygenscollege.nl www.intertaal.nl www.levendetalen.nl www.lorentz-casimir.nl www.mendelcollege.nl www.rdmc.ou.nl www.sgymsdam.nl www.stedelijkcollege.nl
- 38 -
Bijlagen I
Planning periode 1 en 2 (jaarplanning?)
- 39 -
II
Woordenlijst, voorbeeld unité één.
Woordenlijsten Pourquoi Pas! unité 1-A (tekstboek pagina 24-25)
1 2 3 4 5 6 7
A B C D E
Français
Néerlandais
l’élève (m, v) la fille le garçon le prénom le nom de famille le groupe épeler
de leerling het meisje de jongen de voornaam de achternaam de groep spellen
8 9 10 11 12 13 14
Français
Néerlandais
difficile facile la langue le collège avec le / la professeur le jour
moeilijk gemakkelijk de taal de middelbare school met de leraar / de lerares de dag
Français
Néerlandais
Comment tu t’appelles? Je m’appelle Caroline. Quel est ton nom de famille? Comment ça s’écrit? Ça s’écrit ....
Hoe heet je? Ik heet Caroline. Wat is jouw achternaam ? Hoe schrijf je dat? Je schrijft.....
unité 1-B (tekstboek pagina 26-27)
1 2 3 4 5 6 7
A B C D E F G
Français
Néerlandais
le dictionnaire le pays l’animal (m) le chat jeune vieux (m) vieille (v) et
het woordenboek het land het dier de kat jong oud en
8 9 10 11 12 13 14
Français
Néerlandais
la soeur le frère c’est monsieur madame masculin féminin
de zus de broer het is , dat is meneer mevrouw mannelijk vrouwelijk
Français
Néerlandais
Tu as quel âge? J’ai douze ans. J’ai un frère et une soeur. Comment il s’appelle? Il s’appelle Philippe. Comment elle s’appelle? Elle s’appelle Marie.
Hoe oud ben je? Ik ben twaalf jaar. Ik heb een broer en een zus. Hoe heet hij? Hij heet Philippe. Hoe heet zij? Zij heet Marie.
- 40 -
III
Toetsen
proefwerk Frans
Pourquoi Pas!
nom................................................................
A : Vocabulaire
|
unité 1
classe.............
écris le mot qui convient
1. Tu peux ................................ ton nom ? 2. L’élève parle ................................ le professeur. 3. En septembre c’est ................................ 4. Amsterdam est ................................
épeler - compter aussi - avec les vacances - la rentrée une ville – une fille
5. Mon frère a deux ans. Il est encore .......................
vieux – jeune
6. ....................... est mon portable ?
où - combien
B : Vocabulaire
|
traduis en français le mot qui convient
1. ................................ est à Best.
de school – de taal
2. Le français, c’est ................................
moeilijk – de munt
3. Le voisin est ................................
een beetje - oud
4. Mon animal préféré c’est ................................ 5. Tu parles néerlandais ? Oui ................................ ! 6. Je parle ....................... à Londres.
C : Comment dire ?
|
de kat – de buurman hoeveel – natuurlijk Engels – Duits
traduis en français
1. Parijs is de hoofdstad van Frankrijk. .............................................................................................................. .............................................................................................................. 2. Hoe heet je ? .............................................................................................................. 3. Hoe schrijf je dat ? ..............................................................................................................
- 41 -
D : Comment dire ?
|
réponds aux questions en français
1. Quel est ton numéro de téléphone ? .............................................................................................................. 2. Tu as quel âge ? .............................................................................................................. 3. Tu es en quelle classe ? ..............................................................................................................
E : L’article
| un
/
complète le schéma
une
le
1. un garçon
/ la
.................... garçon
2. .................... maison
la maison
3. .................... professeur
la professeur
4. un hôtel
.................... hôtel
5. .................... chien
le chien
6. une autoroute
F : Les chiffres 0-60
/ l’
.................... autoroute
|
écris en lettres
a. 3
........................................
d. 35
........................................
b. 12
........................................
e. 41
........................................
c. 17
........................................
f.
........................................
G : Les chiffres 0-100
|
58
écris en chiffres
1. soixante-deux
...........
2. vingt-neuf
...........
3. trente-six
...........
4. quatre-vingt-quatre
...........
5. soixante-treize
...........
6. cent
...........
- 42 -
H : Les verbes en –er
|
met la forme correcte
1. Nous ................................ les élèves dans la classe.
compter
2. Elle ................................ un film à la télévision.
regarder
3. Vous ................................le cd de Céline Dion ?
écouter
4. Tu ................................ aussi en France ?
habiter
5. Je ................................ trois langues.
parler
6. Les professeurs ................................ en anglais.
I : être ou avoir. 1. Nous
|
sommes
.................................
facile.
.................................
est / a
3. Tu
as
/
4. Les élèves
sont
5. Le garçon
est
écris le verbe qui convient
/ avons à Paris.
2. Le français es
discuter
un portable ?
J : présente-toi (bonus)
/
ont /
a
.................................
les dictionnaires.
.................................
dix ans.
.................................
|
écris quelques phrases sur toi-même
.............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. (tips : naam, adres, woonplaats, familie, huisdieren, school, klas, talen, enz...)
- 43 -
IV
Portfolio-opdrachten
Portfolio-opdracht Gymnasiumklas Jullie gaan in groepjes een folder maken over de ideale school. De folder moe in het Frans zijn en (inclusief voorkant) 6-8 bladzijden hebben. De opdracht moet 13 januari worden ingeleverd. Overleg eerst op papier wat voor jullie de ideale school is. Verdeel dan de taken.
Dit moet er allemaal in komen te staan: •
Voorkant: naam + foto of tekening van de school
•
informatie over de school: o o o o o o o
aantal leerlingen in totaal aantal klassen aantal docenten plaats van de school (Best?) hoeveel huiswerk systeem van cijfers geven ....
•
het lesrooster van de gymnasiumklas
•
een plattegrond van de school met Franse namen (salle de français, gymnase, cdi etc.)
•
Enkele leraren (2 tot 4) met : naam, vak, leeftijd, andere info die jullie belangrijk vinden.
•
Welke buitenschoolse activiteiten er zijn.
•
....
inleveren: woensdag 13 januari
Bij de beoordeling let ik op: -
correcte Franse zinnen. staat alle informatie hierboven in je folder? uiterlijk van de folder (maak er iets moois van).
- 44 -
V
enquête mei 2010
Beste leerling B1m en B1o. Ik wil zo goed mogelijk uitzoeken wat het verschil is tussen Frans op het atheneum en gymnasium en zo nodig het onderwijs aan deze klassen verbeteren. Daarvoor heb ik wel wat informatie van jullie nodig. Ik wil jullie daarom vragen zo eerlijk mogelijk de volgende vragen te beantwoorden. Je hoeft je naam er niet boven te schrijven. Algemene informatie: 1. Ik ben een
O jongen
O meisje
2. Ik zit in
O B1m
O B1o
3. Ik heb een cito-score van
O 535-540
4. Ik sta nu voor Frans (eindrapport) een:
O 540-545
O4
O5
O 545 – 550
O6
O7
O8
O weet ik niet O9
O geen idee
Frans en huiswerk: 5. Het meeste maakwerk maak ik:
O op school tijdens de les
O thuis
6. Voor het maakwerk van Frans ben ik thuis gemiddeld ................ minuten bezig. 7. Voor een m.o. van Frans (1 woordenlijst of 1 apprendre) leer ik ongeveer ............... minuten. 8. Voor een s.o van Frans (3 lijsten, 7 apprendres) leer ik ongeveer ............... minuten. 9. Voor een proefwerk van Frans leer ik ongeveer ............... minuten. 10. Woordjes leren doe ik zo:
O goed doorlezen
O met flitskaartjes
O met de computer
O anders nl: ....................................................................................................................... 11. Voor Frans heb ik méér huiswerk dan voor Engels:
O waar
O niet waar
12. Voor Franse proefwerken moet ik langer leren dan voor Engels
O waar
O niet waar
13. Het huiswerk Frans is:
O altijd veel te veel
O best redelijk
O relaxed weinig
wat je antwoord hierop ook is, dít jaar wordt de hoeveelheid huiswerk niet veranderd ;-)
Frans en andere vakken: 14. Ik haal Frans en Engels vaak door elkaar.
O waar O soms waar
O niet waar
15. Ik haal Frans en een andere taal vaak door elkaar
O waar O soms waar
O niet waar
12b. Als je “(soms) waar” hebt ingevuld, welke talen? .................................................................... 16. Ik vind talen leuker dan science en wiskunde
O waar
O niet waar
17. Ik vind talen makkelijker dan science en wiskunde
O waar
O niet waar
18. Mijn top 3 van de leukste vakken zijn: 1............................................
2............................................
- 45 -
3............................................