Inkoopkader Wmo 2016
Regio Meierij Boxtel Haaren Schijndel ’s-Hertogenbosch Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Vught1 Versie 16 april 2015
1
Voor beschermd wonen ook Zaltbommel en Maasdriel en niet Sint Oedenrode dat onder centrumgemeente Oss valt voor beschermd wonen 1
Voorwoord Voor de inkoop van de specialistische hulp in het kader van de Wmo 2015 heeft het portefeuillehoudersoverleg Maatschappelijke Zaken van de Meierij het concept-inkoopkader Wmo 2016 vastgesteld. Met dit concept-inkoopkader geven de gemeenten aan hoe zij via de inkoop de transformatie van de specialistische hulp Wmo willen stimuleren, welke maatregelen zij daarvoor concreet willen nemen in 2016 en welke besluiten zij daartoe vragen van de gemeenteraden. Het concept-inkoopkader wordt op 13 april besproken met gemeenteraadsleden en op 20 april met de Wmo Adviesraden. Verder wordt het concept-inkoopkader ter informatie verzonden aan de aanbieders van specialistische hulp. Op basis van de reacties wordt het concept-inkoopkader indien nodig aangepast. Vaststelling van het inkoopkader Wmo 2016 vindt plaats in de gemeenteraden in juni 2016. Ook voor de inkoop van specialistische hulp Jeugdhulp is een concept-inkoopkader opgesteld. Ook dit wordt op 13 en 20 april besproken met de gemeenteraadsleden en de Wmo Adviesraden. En ook dit concept-inkoopkader wordt in juni ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraden. Het grote verschil tussen het inkoopkader Wmo en het inkoopkader Jeugd is dat met de aanbieders van jeugdhulp voor 2016 nieuwe inkoopovereenkomsten worden gesloten, terwijl dat voor de Wmo niet aan de orde is omdat met de Wmo aanbieders vorig jaar tweejarige inkoopovereenkomsten zijn gesloten. In dit concept-inkoopkader gaan wij achtereenvolgens in op: - De context en de plaats van de specialistisch hulp. - Het inkoopkader: o Wat verwacht de burger van specialistische hulp? o Koers naar 2017 en verder: de stip op de horizon. o De voorstellen voor 2016. - Het macrobudget. - De besluiten die worden voorgelegd aan de gemeenteraden en de colleges van B&W.
2
1. De context en de plaats van de specialistisch hulp Zoals in 2014 is bepaald in de Functioneel Ontwerpen en Beleidsplannen Jeugdwet en Wmo 2015 gaan wij ervan uit dat de specialistische hulp, de basisondersteuning en informele hulp een continuüm van ondersteuning vormen. Uitgangspunt is dat hulp zoveel mogelijk in de eigen omgeving van burgers wordt georganiseerd en dat specialistische hulp zoveel mogelijk tijdelijk wordt ingezet en zo snel als mogelijk wordt afgebouwd. Met dit inkoopkader willen we de transformatie een krachtige impuls geven. Het streven is erop gericht om in de loop van de tijd op een verantwoorde manier de inzet van specialistische hulp af te bouwen door met name: - Informele hulp uit de sociale omgeving te organiseren met hulp van burgerinitiatieven. - Inzet van basisondersteuning te bevorderen (langdurend en kortdurend). En, alleen waar nodig, met inzet van deskundigheid en capaciteit van specialistische hulp. De bewegingen zijn dus: - Hulp dichtbij burgers in hun eigen omgeving met betrokkenheid van hun sociaal netwerk. - Zoveel mogelijk vanuit burgerinitiatieven en laagdrempelige basisondersteuning. - Indien nodig wordt specialistische hulp ingezet, zo kort mogelijk en zoveel mogelijk in relatie met andere vormen van ondersteuning vanuit het sociaal netwerk, vrijwilligers, burgerinitiatieven en basisondersteuning. - Hulp in buurten en wijken is niet doelgroepgericht, maar voor iedereen toegankelijk en is wervend en aantrekkelijk. - Hulp wordt zoveel mogelijk collectief georganiseerd. In aanvulling op de organisatie van de hulp investeren wij in het voorkomen en aanpakken van situaties van onveiligheid (huiselijk geweld en kindermishandeling) en complexe casuïstiek. Dit doen wij door de (door)ontwikkeling van een aantal regionale voorzieningen zoals Veilig Thuis, de expertpool, de integrale aanmeldfunctie crisisdiensten en organisaties gericht op de aanpak van complexe casuïstiek. Deze regionale voorzieningen kunnen de sociale (wijk)teams en basisteams jeugd en gezin adviseren en kunnen. indien nodig, de casusregie (tijdelijk) overnemen. Om dit voor elkaar te krijgen gelden een aantal belangrijke voorwaarden: - Eén huishouden, één plan, één contactpersoon, op basis van een analyse van de situatie op alle levensgebieden. - Intensieve lokale samenwerking tussen aanbieders van specialistische hulp, basisondersteuning en informele hulp en andere partners op het terrein van wonen, veiligheid, onderwijs en scholing, inkomen en werkgelegenheid. - Gezamenlijke regionale inkoop van specialistische hulp en lokale inspanningen/afspraken om zoveel mogelijk af te schalen naar informele hulp en basisondersteuning en/of gericht op het voorkomen van de inzet specialistische hulp Als gemeenten willen we deze transformatie op verschillende manieren stimuleren: - Door verbindingen tot stand te brengen tussen burgers, burgerinitiatieven, aanbieders van basisondersteuning en specialistische hulp. - Door financieel te sturen op de transformatie. Uitgangspunt daarbij is dat wij binnen de budgettaire kaders blijven.
3
2. Het inkoopkader Inleiding De inkoop van specialistische hulp wordt geregeld in twee inkoopkaders die in onderlinge samenhang worden ontwikkeld: het inkoopkader jeugd en het inkoopkader Wmo 2015. Het zijn twee verschillende inkoopkaders omdat de regionale schaal waarop wordt samengewerkt en de manier waarop wordt ingekocht verschillend is: - voor de Jeugdwet op de schaal van de regio Noordoost-Brabant aan de hand van bestuurlijke aanbesteding en - voor de Wmo 2015 op de schaal van de Meierij aan de hand van onderhandse aanbesteding. Bovendien zijn voor de jeugd eenjarige overeenkomsten gesloten in 2015 en voor de Wmo tweejarige overeenkomsten, zodat er alleen voor de jeugd in 2016 nieuwe overeenkomsten gesloten worden. Inhoudelijk worden de inkoopkaders goed op elkaar en op de lokale inkoopkaders basisondersteuning en informele hulp afgestemd. Dit inkoopkader gaat over de specialistische hulp Wmo 2015. Overigens zijn de gemeenten slechts verantwoordelijk voor een deel van de specialistische hulp. Een ander deel valt onder de wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Om te voorkomen dat burgers hierdoor tussen wal en schip vallen of van het kastje naar de muur worden gestuurd werken wij samen met de zorgverzekeraars en het zorgkantoor, met als stip op de horizon afspraken over zaken als afstemming, warme overdracht, gezamenlijke toegang en gezamenlijke inkoop. Omdat zorgkantoor, zorgverzekeraars en gemeenten onder verschillende wettelijke regimes vallen, kost het enige tijd om tot sluitende afspraken te komen maar overleg hierover vindt inmiddels op regelmatige basis plaats. De overeenkomsten met de aanbieders specialistische hulp In 2014 hebben de gemeenten in de Meierij voor twee jaar (2015-2016) overeenkomsten gesloten met 24 aanbieders voor de inkoop van specialistische hulp. De inkoop vindt plaats op basis van lumpsumfinanciering. Daarnaast volgen de gemeenten in de Meierij de landelijke afspraken die zijn gemaakt met vier aanbieders voor zintuiglijk gehandicapten. Deze aanbieders declareren op facturatiebasis. De lumpsumfinanciering biedt de aanbieders de gelegenheid om te ondernemen, te kantelen en te innoveren. Op deze wijze bieden de gemeenten de aanbieders ruimte om de bezuinigingen op te vangen zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de kwaliteit en de omvang van de ondersteuning. Tegenover deze vrijheid staan een aantal verplichtingen zoals het leveren van kwaliteit, aannameplicht, geen wachtlijsten, cliënttevredenheid, samenwerking met andere aanbieders (specialistische, basis en informele hulp), innovatie, kanteling en lokale inbedding. Met ruim 20 aanbieders is een contract gesloten voor burgers met overgangsrecht die in 2015 dezelfde aanbieder wilden houden. Het gaat hierbij om een bedrag van ruim 500.000 euro. In de loop van dit jaar en uiterlijk eind 2015 wordt deze ondersteuning afgebouwd of overgedragen aan een van de 24 aanbieders. Meten is weten Via kwartaalrapportages en kwartaalgesprekken worden de prestaties, resultaten en mogelijke knelpunten besproken, evenals de voortgang m.b.t. innovatie, kanteling en lokale inbedding. Op basis van signalen kan ook tussentijds overleg worden gevoerd met de aanbieders. Bij het schrijven van dit concept-inkoopkader zijn nog geen kwartaalgegevens beschikbaar zijn. Sinds 1 januari 2015 zijn de sociale (wijk)teams echter actief en op basis van de ervaringen en signalen van deze teams en de visie op de transformatie is het wel mogelijk om voorstellen te doen voor de inkoop in 2016.
4
De kaders: keuzes en aandachtspunten Om tot een goede afweging te komen schetsen de Meierij-gemeenten in dit concept-inkoopkader: - De vraag van de burger: wat verwacht de burger van de specialistische hulp? - De koers die wij in 2016 willen uitzetten naar 2017 en verder: waar willen wij aan werken? Waar liggen de prioriteiten m.b.t. de specialistische hulp uiteraard in relatie met de jeugdhulp, basisondersteuning en informele hulp? De transformatie: wat willen wij bereiken met de transformatie en hoe gaan wij dat doen? De rol van burgers, aanbieders en gemeenten bij de transformatie: welke rol speelt wie? - De overwegingen waartoe dit leidt voor 2016 m.b.t. o Het macrobudget. o Het bekostigingsmodel. o Het sturen op de transformatie. o De aanbieders specialistische hulp in 2016. o De verdeling van het budget over aanbieders. o De monitoring en het relatiemanagement. o Gegevensuitwisseling gemeenten en aanbieders. o Solidariteit en verevening 2.1 Wat verwacht de burger van specialistische hulp? Op basis van kwalitatieve en kwantitatieve informatie van de sociale (wijk)teams, de kwartaalrapportages van de aanbieders, de resultaten van cliënttevredenheidsonderzoeken en van onderzoeken naar de maatschappelijke effecten, de adviezen van de Wmo Adviesraden en andere betrokken burgers kunnen we in de toekomst steeds specifieker bepalen wat de burger verwacht van de specialistische hulp en op basis hiervan ons inkoopkader steeds gerichter maken. Op dit moment beschikken we nog niet over deze gegevens. Wel heeft de gemeente Vught in 2014 een onderzoek laten uitvoeren naar de maatschappelijke deelname onder burgers met psychische of psychosociale problemen, burgers met een zintuiglijke beperking en burgers met een verstandelijke beperking. Uit dit onderzoek blijkt deels wat de burgers met beperkingen nodig hebben op het gebied van ondersteuning /(specialistische) hulp. Burgers hebben behoefte aan ondersteuning op het gebied van: o Het omgaan met geld, o Het vinden van werk o Hulp bij vervoer o Hulp bij het vinden van een opleiding o Hulp bij het vinden van vrijwilligerswerk o Hulp bij het vinden van passende activiteiten Geïnterviewden hebben vooral behoefte aan sturing en structuur in hun leven. Allen hebben daarbij ondersteuning nodig. Ofwel van hun ouders of broers of zussen, ofwel van hun professionele begeleiders. Daarnaast is er behoefte aan contact met andere mensen om samen dingen mee te kunnen delen en om samen dingen mee te kunnen ondernemen. (Participatieonderzoek, drs. G. Eijkhout, Vught 2014). Uit een raadpleging van burgers in de gemeente ’s-Hertogenbosch blijkt dat burgers het vooral belangrijk vinden om gehoord en begrepen te worden, door de gemeente en door de aanbieders. Op basis van bovenstaande gegevens willen we voor 2017 en verder de ondersteuningsbehoefte zodanig concretiseren dat die mede richtinggevend is voor het inkoopkader en de inkoopafspraken met de aanbieders.
5
2.2 Koers naar 2017 en verder: de stip op de horizon Nu de transities in hoofdlijnen zijn ingeregeld ligt onze grootste verantwoordelijkheid bij het realiseren van de transformatie. Met de transformatie willen wij bereiken dat burgers/huishoudens beter/anders, sneller en eerder geholpen worden wanneer zij specialistische hulp nodig hebben, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. Dit stelt eisen aan: -
De manier waarop de sociale (wijk)teams samen met burgers en hun netwerk op zoek gaan naar de meest passende ondersteuningsvormen die passen bij de kantelingsgedachte. Onze ervaringen tot nu toe maken duidelijk dat de cultuuromslag die dit vereist in het denken van werkers, burgers, hun sociaal netwerk en medewerkers nog tijd en investeringen vraagt. In dat kader heeft de training van de werkers van de sociale (wijk)teams hoge prioriteit en vragen wij ook aan de aanbieders om hun medewerkers te stimuleren en te ondersteunen bij het maken van de kanteling.
-
De ondersteuning die de specialistische aanbieders bieden: mensgericht (dus maatwerk met de mogelijkheden als uitgangspunt), gericht op versterken eigen kracht en netwerk, in de eigen omgeving van burgers/huishoudens, effectief, resultaatgericht, kwalitatief goed. Deze ontwikkeling is door de aanbieders al in gang gezet, maar uit de eerste ervaringen met de sociale (wijk)teams blijkt dat op al deze terreinen nog veel winst te behalen is en dat er nog sprake is van een kloof tussen de visie van de organisatie/management en de doorwerking daarvan op de werkvloer.
-
De samenwerking tussen aanbieders van specialistische en basisondersteuning en informele hulp. Uitgangspunt is dat hulp zo licht mogelijk en zoveel mogelijk in de nabijheid van burgers geboden moet worden. Dat betekent dat ambulante werkers zoveel mogelijk gebiedsgericht worden ingezet. Op deze manier kunnen zij ook kennis opbouwen van de sociale infrastructuur in een gebied en deze maximaal benutten. Alle ondersteuning die in buurten en wijken georganiseerd kan worden, buiten de muren van de aanbieders, wordt daar ook daadwerkelijk aangeboden. Ons inziens kunnen aanbieders dat het beste doen door initiatieven in buurten en wijken van burgers en de basisondersteuning als uitgangspunt te nemen. Met hun expertise en professionele ondersteuning kunnen de specialistische aanbieders de initiatieven in buurten en wijken ondersteunen bij het organiseren van activiteiten die eraan bijdragen dat burgers langer thuis kunnen blijven wonen en mee kunnen doen aan de samenleving. Deze initiatieven zijn georganiseerd rondom de burgers die wonen in een wijk of buurt en niet naar doelgroep. Gemeenten kunnen dit stimuleren en faciliteren door goede voorbeelden onder de aandacht te brengen van aanbieders en door waardering te tonen voor goede voorbeelden en de werkers die daarbij betrokken zijn. Dat neemt niet weg dat er voor een aantal burgers altijd specialistische opvang in een aparte setting nodig zal zijn en dus ook geboden zal worden. Echter uit ervaringen blijkt dat voor veel burgers opvang in de eigen omgeving een meerwaarde heeft. Ook op dit terrein zijn veel mooie initiatieven in onze regio te vinden. De ontwikkeling die wij voorstaan is dat deze initiatieven regel worden i.p.v. uitzondering.
-
Een integrale benadering vanuit de gemeenten: ontschotting tussen Jeugdwet, Wmo en Participatiewet, schulddienstverlening, Wonen, Openbare orde en Veiligheid, onderwijs, enz. Ook als gemeenten willen wij de burger/het huishouden centraal stellen en dat betekent dat ook binnen de gemeente de dienstverlening die een burger nodig heeft integraal wordt georganiseerd en dat een burger niet van loket naar loket wordt gestuurd. De sociale (wijk)teams vormen in dit verband een belangrijk middel om het concept ‘één huishouden, één plan’ daadwerkelijk vorm te geven. Als het om burgerinitiatieven gaat dan worden er nog andere eisen gesteld aan de samenwerking binnen de gemeenten, denk maar aan de beschikbaarheid, toegankelijkheid, maar ook de regelgeving vanuit verschillende wettelijke kaders m.b.t. accommodaties. 6
-
De ondersteuningsstructuur gericht op de aanpak van crises, huiselijk geweld en kindermishandeling, beschermd wonen, opvang, verslavingszorg en de aanpak complexe casuïstiek. o We streven naar de vorming van één integrale aanmeldfunctie voor crises voor jeugdigen en volwassenen zodat voor alle professionals en burgers duidelijk is waar zij een crisis kunnen melden en deze goed wordt opgepakt. De totstandkoming van een dergelijke voorziening vergt goede samenwerking met de zorgkantoren en zorgverzekeraars, die een deel van de crisisdiensten aansturen en bekostigen, en de aanbieders van crisishulp. o In het kader van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is de doorontwikkeling van Veilig Thuis en het uitbouwen van de samenwerking tussen de sociale (wijk)teams en basisteams jeugd en gezin en Veilig Thuis een belangrijke taakstelling. o In 2015 wordt toegewerkt naar een brede regiovisie wonen en zorg voor de doelgroepen beschermd, begeleid en beschut wonen, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, zwerfjongeren en verslavingszorg. Het uitgangspunt hierbij is de Herstelvisie. Een van de speerpunten die hier in terug zijn te vinden, zijn het voorkomen van de vraag naar opvang en het bevorderen van de door- en uitstroom van cliënten. De maatschappelijke opvang kent momenteel een wachtlijst omdat de vraag groter is dan het aanbod en de uitstroom uit de opvang stokt, onder andere door het gebrek aan passende zelfstandige woonruimte. Het huisvestingsvraagstuk is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en woningcorporaties. Van de instellingen worden echter ook extra inspanningen verwacht om de door- en uitstroom te bevorderen. In 2017 wordt de opgave zoals geformuleerd in de regiovisie beschermd wonen, opvang en verslavingszorg, die in 2015 wordt vastgesteld, gecontinueerd. Deze opgave heeft vooral betrekking op het voorkomen van vraag naar opvang en het bevorderen van de door- en uitstroom van cliënten. o Vanaf 2017 zijn de sociale wijkteams en basisteams jeugd en gezin geïntegreerd tot één wijkteam. Voor de aanpak van complexe casuïstiek willen we een voorziening creëren die, voor deze geïntegreerde wijkteams, als advies en opschalingsmogelijkheid kan fungeren. De mogelijkheden daartoe onderzoeken we de komende tijd.
-
De verdeling van rollen en verantwoordelijkheden tussen gemeenten, aanbieders en burgers: wij willen met burgers en aanbieders in gesprek over de rollen en verantwoordelijkheden van burgers, aanbieders en gemeenten. Hoe kunnen we de omslag naar minder specialistische hulp die op een andere manier wordt georganiseerd in de eigen omgeving van burgers bereiken? Dat doen we bijvoorbeeld door: o De Right to Challenge van burgers. o Door specialistische aanbieders te prikkelen de samenwerking met informele hulp en basisondersteuning op te zoeken. o Door als gemeenten met budgetten te schuiven tussen specialistische hulp, basisondersteuning en informele hulp. o Door te gaan experimenteren met gebiedsgerichte budgetten.
-
De wijze van contracteren voor 2017 en verder Voor 2015 en 2016 hebben de gemeenten in de Meierij een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de inkoop van specialistische hulp. Voor de periode na 2016 moeten de gemeenten nog afspraken maken. Omdat de inkoop 2017 en verder eind 2015 wordt opgestart is het belangrijk dat er besluiten worden genomen over de wijze van regionale samenwerking en de wijze van inkopen. Hierbij gaat het om keuzes m.b.t.
7
aanbestedingsmethode, schaal, bekostigingsmodel en inkoop specialistische hulp Wmo en jeugd apart of gezamenlijk. 2.3 De voorstellen voor 2016 2.3.1 -
Bekostigingsmodel Voorstel: o Doorontwikkelen lumpsumfinanciering in de richting van resultaatfinanciering door budgetten meer te koppelen aan resultaten, prestaties en kritieke indicatoren zoals de resultaten die de aanbieders in 2015 hebben bereikt op het terrein van innovatie, kanteling en lokale inbedding.
2.3.2 -
Hoe sturen we in 2016 op de transformatie? Voorstellen: o Door middelen over te hevelen van specialistische hulp naar het lokale Wmo-beleid. Voor 2016 willen we 5% extra overhevelen bovenop de rijkskorting en de korting van 4% voor lokale inbedding en 2% voor uitvoeringskosten. Hierbij houden wij natuurlijk rekening met de ontwikkeling van het macrobudget. Hierover krijgen wij meer duidelijkheid met de Meicirculaire. Hierbij maken wij een uitzondering voor beschermd wonen omdat hiervoor een overgangsrecht geldt van 5 jaar. o Door nieuwe concrete meetbare afspraken te maken met aanbieders over innovatie, kanteling, lokale inbedding en over onderlinge samenwerking en samenwerking met informele hulp en basisondersteuning. Hierbij maken we gebruik van de ervaringen die aanbieders hiermee in 2015 hebben opgedaan. o Door rondom dagbesteding en dagactiviteiten burgerinitiatieven en aanbieders van basisondersteuning en specialistische hulp met elkaar in verbinding te brengen. Doel is het realiseren van een sluitend aanbod aan dagactiviteiten en dagbesteding. Dit vraagt om een breed scala aan dagactiviteiten en dagbesteding in wijken om aan de behoefte van burgers tegemoet te komen. We bezien in hoeverre de bestaande sociale infrastructuur in deze toenemende behoefte kan voorzien. We willen samen met burgerinitiatieven en aanbieders inclusieve (dus niet per doelgroep) en vraaggestuurde dagactiviteiten en dagbesteding in wijken ontwikkelen. Zo nodig ondersteund met de kennis van gespecialiseerde aanbieders. Hierbij leggen we een link met de Participatiewet, zodat daar waar mogelijk de dagactiviteiten en dagbesteding zijn gericht op uitstroom naar (beschut) werk of vrijwilligerswerk.
2.3.3. -
De specialistische aanbieders in 2016 Voorstellen: o De 24 gecontracteerde aanbieders. Indien een of meerdere van deze aanbieders niet voldoen aan de afspraken in de inkoopovereenkomsten en onvoldoende scoren op innovatie, kanteling en lokale inbedding dan kunnen wij eind 2015 besluiten om de inkoopovereenkomst met hen op te zeggen. 2 o Maatschappelijke Opvang ’s-Hertogenbosch en Novadic-Kentron worden als nieuwe aanbieders aan de specialistische ondersteuning toegevoegd. Beide instellingen worden grotendeels bekostigd uit de doeluitkeringen vrouwenopvang en maatschappelijke opvang, die de gemeente ’s-Hertogenbosch als centrumgemeente ontvangt. Deze aanbieders worden tot nu toe gefinancierd op basis van een subsidierelatie met de centrumgemeente ’s-Hertogenbosch, maar gezien hun regiofunctie stellen wij voor hen mee te nemen in het inkoopkader van de Wmo. Voor de financiering wordt gebruik gemaakt van de bestaande middelen. Met de beide instellingen zijn nieuwe inkoopafspraken gemaakt. Belangrijk onderdeel hiervan is dat
2
niet van toepassing op Sint Oedenrode omdat zij in dit kader zijn aangesloten bij centrumgemeente Oss. 8
o
o
o
een deel van de diensten van de beide instellingen niet gegarandeerd wordt afgenomen, maar mogelijk (middels aanbesteding) bij andere partijen wordt ingekocht. Op deze manier vindt waar mogelijk een verschuiving plaats van de specialistische naar de basisondersteuning. Een samenwerkingsconstructie van ZZP’ers waarmee de gemeenten in de Meierij voor 2016 ook een HIN contract willen sluiten. Hierbij geldt in ieder geval als voorwaarde dat de samenwerkingsconstructie voor alle ZZP’ers in de regio toegankelijk is. De vier landelijk gecontracteerde aanbieders zintuiglijk gehandicapten: Kentalis, Visio, GGMD en Robbert Coppes Stichting die op facturatiebasis hun begeleiding declareren bij gemeenten. Mocht dit jaar blijken dat wij op een bepaald terrein expertise missen, dan kunnen wij in dat geval besluiten alsnog een inkoopovereenkomst te sluiten met een nieuwe aanbieder.
2.3.4. Verdeling budget over aanbieders - Op basis van welke parameters komen wij tot een verdeling van het HIN budget over deze aanbieders? Voorstel: o Het macrobudget. o Het aantal cliënten in relatie tot de omvang/zwaarte van de ondersteuning in 2015. o De resultaten die de aanbieders boeken met betrekking tot de prestaties die wij met hen hebben afgesproken in het kader van het plan van aanpak innovatie, kanteling en lokale inbedding. 2.3.5. -
-
-
Monitoring, relatiemanagement en toezicht Aanbieders leveren ieder kwartaal een kwartaalrapportage in. Op basis van deze kwartaalrapportages en andere informatie en signalen vinden ieder kwartaal gesprekken plaats. Indien zich tussentijds knelpunten voordoen, dan kan tussentijds overleg worden gevoerd. Ons voorstel is om deze werkwijze in 2016 te handhaven en op basis daarvan te evalueren en te bezien of een andere invulling van het relatiemanagement gewenst is. Regionaal monitoren wij niet alleen de prestatie en resultaten van de aanbieders, maar ook het functioneren en de ervaringen van de sociale (wijk)teams en basisteams jeugd en gezin, de cliënttevredenheid en de maatschappelijke effecten evenals de klachten, bezwaren en beroepen. In het voorjaar van 2015 regelen wij regionaal het toezicht op de aanbieders in het kader van de Wmo. Dit doen wij op basis van de handreiking van de VNG.
2.3.6. Gegevensuitwisseling gemeenten en aanbieders Wij gaan ervan uit dat aanbieders en gemeenten in 2016 onderling communiceren via VECOZO en iWmo. 2.3.7 Solidariteit en verevening Hierover is in 2014 het volgende afgesproken door de gemeenten in de Meierij in de samenwerkingsovereenkomst inkoop specialistische hulp Meierij: “Partijen werken in 2015 en 2016 samen op basis van het solidariteitsprincipe. Partijen houden per kwartaal bij hoeveel cliënten per partij gespecialiseerde hulp ontvangen. Wanneer in 2015 blijkt dat er grote onevenwichtigheden tussen partijen zijn, dan maken zij voor 2016 nadere afspraken met elkaar. Er is sprake van grote onevenwichtigheden als twee of meer partijen vinden dat hiervan sprake is”.
9
3. Het macrobudget Overzicht reserveringen en budgetbeslag Wmo 2016 Meierij Macrobudget Wmo
Actuele stand BW
Macrobudget 2015
15.502.761
Actuele stand HIN
obv korting 2016 = 5%
33.890.812
obv voorlopig objectief verdeelmodel
38.430.310
obv korting 2016 = 11% ingroeiregeling (50-50?) Richtinggevend budget 2016
Budget 2016
32.088.109
32.088.109
36.386.145 -2.149.018 34.237.127
36.386.145 -2.149.018 34.237.127
346.315
346.315 verdeling 2016 (scenario +5% lokaal
Actuele stand
Verdeling 2016
9.280.252 27,38
1.369.485 4,00 684.743 2,00 7.319.898 21,38
1.369.485 4,00 684.743 2,00 9.031.754 26,38
6.929.596 20,45
7.001.492 20,45
7.001.492 20,45
Marktconsultatie (incl. SMO/Novadic
16.067.513 47,41
16.228.398 47,40
42,40
Overgangsrecht
515.243 38.208 --1.060.000
Bestedingen
Cijfers per 10-12-
Budget 2016
2014 Lokaal Lokale inbedding 4% Uitvoeringskosten 2% Lokale invulling (MEE cliëntondersteuning, Wtcg, inloopvoorziening Persoonsgebonden budget Regionaal Beschermd wonen Marktconsultatie hulp in natura PGB Eigen bijdragen BW SMO/Novadic Overgangsrecht
13.020.328 3.539.913 -1.300.000 2.466.628 462.532
Hulp in natura
Onvoorzien ivm wijzigingen contracten overgangsrecht Verlengde jeugdzorg Landelijke inkoop zintuiglijk gehandicapten Totale bestedingen
1,52 0,11 0,00 3,13
18.189.401
523.828 1,53 37.661 0,11 --0,00 1.071.622 3,13
14.516.542 523.828 37.661 --1.071.622
34.237.127
34.237.127
34.237.127
34.237.127
1,53 0,11 0,00 3,13
Maatregelen opvangen tekort Totaal uitgaven
15.502.761 0,00
Verwacht saldo
-2.686.640
33.890.812 100,00 --
0,00
---
0,00
---
0,00
Toelichting bij tabel: Zoals afgesproken een concept berekening voor het budget 2016 WMO. In de berekening is een aanname gedaan over het ingroeipad van het objectief verdeelmodel WMO (uitgangspunt is nu 50%). Daarnaast is op basis van de kamerbrief van 17 april 2014 (hervorming langdurige zorg) uitgegaan van een korting van 11% (2015 6%). Het budget beschermd wonen is vooralsnog constant gehouden. Reden hiervan is dat het objectief verdeelmodel dat gehanteerd is in de septembercirculaire 2014 opnieuw bekeken gaat worden door VWS in samenwerking met gemeenten.
10
2015
2016**
2016 Scenario +5% lokaal
Decentralisatie uitkering Vrouwenopvang
€ 3.259.460
€ 3.259.460
€ 3.259.460
Decentralisatie uitkering Maatschappelijke opvang Inkomsten Totaal
€ 4.257.010 € 7.516.470
€ 4.257.010 € 7.516.470
€ 4.257.010 € 7.516.470
Maatschappelijke Opvang ‘s-Hertogenbosch* Novadic-Kentron* Centrum voor Trajecten en Bemoeizorg
€ 5.372.605 € 1.858.897 € 1.048.217
Huiselijk geweld
€ 1.039.452
€ 5.372.605 € 5.103.975 € 1.858.897 € 1.765.952 € 1.048.217 € 995.806 € 987.479 € 1.039.452
Uitgaven Totaal
€ 9.319.171
€ 9.319.171
€ 8.853.212
Bijdrage vanuit Gemeentefonds 's- Hertogenbosch
€ 1.802.701
€ 1.802.701
€ 1.336.742
Maatschappelijke Opvang en Vrouwen Opvang Inkomsten
Uitgaven
*De budgetten voor beschermd wonen en begeleiding zijn opgenomen in bovenstaand financieel overzicht. **We gaan ervan uit dat de budgetten in 2016 niet veel afwijken van die in 2016
11
4. Voorstellen aan de gemeenteraden en de colleges van B&W Aan de gemeenteraden willen wij de volgende voorstellen voorleggen: - Wij stellen voor om de transformatie te stimuleren door een extra percentage te korten op de specialistische hulp ten behoeve van het lokale Wmo-beleid. Voor 2016 stellen we voor om 5% extra over te hevelen bovenop de rijkskorting en de korting van 4% voor lokale inbedding en 2% voor uitvoeringskosten. Hierbij houden wij natuurlijk rekening met de ontwikkeling van het macrobudget. Hierover krijgen wij meer duidelijkheid met de Meicirculaire. - Wij stellen voor om in 2016 te werken met gedifferentieerde budgetten voor de aanbieders. Deze budgetten worden vastgesteld op basis van het macrobudget, het aantal cliënten in relatie tot de omvang/zwaarte van de ondersteuning in 2015 en de resultaten die de aanbieders boeken met betrekking tot de prestaties die wij met hen hebben afgesproken in het kader van het plan van aanpak innovatie, kanteling en lokale inbedding. Als het macrobudget definitief is vastgesteld besluiten de colleges van B&W over: - De verdeling van het macrobudget over inkoop specialistische hulp – het persoonsgebonden budget – het lokaal Wmo beleid. - De budgetten 2016 per aanbieder.
12