Inhoudstafel
Voorwoord
13
Inleiding
17
Hoofdstuk I Conventioneel karakter van geld
29
I. Situering 29 II. Wezenlijk conventioneel karakter van (het) geld(wezen) 31 A. Geld als conventioneel instrument sinds zijn prille ontstaan 31 B. Ontstaan van op muntslag steunende geldwezens 32 C. Parenthesis: geld binnen de moderne staten 34 III. Evolutie van het conventionele karakter van het geldwezen in de middeleeuwen 35 A. Het prille middeleeuwse bankwezen 35 1. De populatie aan voorlopers van het middeleeuwse bankwezen 35 2. Het middeleeuwse mechanisme van bewaargeving van muntstukkengeld 37 3. Het middeleeuwse mechanisme van uitlening van muntstukkengeld 38 B. De middeleeuwse evolutie naar privaat geëmitteerd papiergeld 39 C. De middeleeuwse, private papiergeldcreatie op basis van kredietverlening 41 D. Synthese: uitzicht van het geldwezen aan het einde van de middeleeuwen 43 E. Evaluatie van de (laat-)middeleeuwse geldcreatie 43 1. Voordelen van het nieuwe geldcreatiesysteem 43 2. Precaire karakter van het nieuwe geldcreatiesysteem 45 3. Ethische perceptie van het nieuwe geldcreatiesysteem 47 IV. Genese van het centraal bankwezen als reactie op financiële crisissen 48 A. Bancaire crisissen als aanleiding tot overheidstussenkomst 48 B. Genese van een (pril) centraal bankwezen 48 C. Ontstaan van een centraal bankbeleid 50 D. Impact van de voormelde evoluties op het geldwezen 51 E. Verdere uitkristalisering van het geldwezen in de 19de eeuw 53 V. Giraal geld als nieuwe soort van op private grondslag gecreëerd geld 55 A. Situering55 B. Depositovorming door geldsubstitutie 55 C. Depositovorming door creatie van nieuw giraal geld in het kader van een krediettoekenning door een private bank 57 VI. Uitzicht van het moderne bank- en geldwezen 60 A. Algemene kenmerken van het moderne bankwezen 60 B. Het blijvend conventionele karakter van de moderne geldvormen 63
6
Inhoudstafel C. Krediet als geld D. Verdere monetaire aandachtspunten binnen een kredieteconomie
VII. Het geld- en bankwezen in een geglobaliseerde context A. Wisselwerking tussen het internationale handelsverkeer en het internationale betaalverkeer ‘Section 2. Avoidance of restrictions on current payments B. Juridische premissen en systemen voor een vlot internationaal betaalverkeer C. Distorsies optredend in het internationale betaalverkeer Voorlopig besluit
Hoofdstuk II Waartoe geldgebruik leidt en waarom dat zo is I nleiding I. Klassieke functies van geld II. Geld als systeem van ongebreidelde vermogensaccumulatie en zijn
64 71 74 74 78 82 83 87
91 91 91
wisselwerking met het egoïstische en het altruïstische denken 94 III. Historische stemmen tegen een ongebreidelde vermogensaccumulatie 97 A. Afbakening97 B. De fundamentele onverenigbaarheid van een geïnstitutionaliseerd spaar- en kredietwezen met zekere filosofische en religieuze leerstelsels die aan de wieg van de westerse beschaving hebben gestaan 98 1. Plato 98 2. De religieus-ethische leer van Jezus Christus 100 Jezus Christus’ eigen radicale afwijzing van enig fortuinvergaringsgedrag 100 De vroegchristelijke samenlevingen 107 Het allegorische huwelijk tussen Franciscus van Assisi en Vrouwe Armoede 109 De tanende invloed van Jezus Christus’ radicale fortuinvergaringsleer in de huidige christelijke samenlevingen 113 C. Het middeleeuwse, kerkelijke interestdebat126 115 1. Afzwakking van de christelijke leer tot het zogenaamde interestdebat 115 2. Verdere inspiratiebronnen in het kerkelijke interestdebat 116 Bronnen uit de klassieke oudheid116 –– Situering 116 –– Interestheffing in oude samenlevingen 116 –– De leer van Aristoteles 117 –– Wettelijke benadering van de interestproblematiek in de oudheid 120 Bijbelse bronnen van het kerkelijke interestverbod 120 3. Formele afkondiging van het kerkelijke interestverbod 122 De pleitbezorgers voor een kerkelijke interestverbod 122 De besluitvorming 123 4. Verdere theoretische onderbouw van het kerkelijke interestverbod 123 5. Eerste tekenen van afbouw van het kerkelijke interestverbod 124 6. Einde van het kerkelijke interestverbod 127 Contestering van het kerkelijke interestverbod in de praktijk 127
7
Inhoudstafel
Contestering van het kerkelijke interestverbod in het opkomend protestantisme127 Afkalving van het kerkelijke interestverbod in de officiële, katholieke leer 129 Afkalving van het kerkelijke interestverbod in de context van het seculiere denken, van de verdere beleving in de praktijk en van bepaalde wereldse wetgeving 130 7. Laatste stuiptrekkingen van het interestdebat 131 Wegkwijnen van het verzet tegen (ongebreidelde) vermogensaccumulatie in de kerk zelf 131 Buiten de kerk 133 8. Hedendaagse lessen uit het (kerkelijke) interestdebat 134 IV. Stemmen pro een ongebreidelde vermogensaccumulatie (en waar die de
mensheid gebracht hebben) A. Teloorgang van het altruïsme als onderliggend ideaal binnen de economie B. Ideologische onderbouw van de egoïstische economie 1. Het economisch liberalisme Algemene ethische duiding van het liberale en neoliberale gedachtegoed De geschriften van Adam Smith, David Ricardo, Thomas Maltus en John Stuart Mill
–– Omgekeerde waardebeleving als uitgangspunt bij Adam Smith –– Basis-leerstellingen van Adam Smith omtrent het vermogensaccumulatievraagstuk, zoals voorkomend in zekere van zijn werken –– Beknopte evaluatie van de betekenis van Adam Smith –– Bepaalde, andere liberale economen –– Verdere impact van de liberale school 2. Correctieven op en kritische reflectie over het kapitalisme (met name na WO II) Regelgeving die vormt heeft gegeven aan de welvaartstaat Kritische stemmen van de jaren zeventig van de vorige eeuw 3. Het neoliberalisme Het neoliberale gedachtegoed De implementatie van het neoliberale gedachtegoed C. Verdere kenmerken van de op de (neo)liberale leerstelsels gebaseerde ‘egoïstische economieën’ 1. De achterstelling van alle andere waarden dan het ongebreidelde geldstreven Achterstelling van arbeid
–– De feiten –– Het ethische debat De slachtoffering van zo goed als alle andere waarden aan het gouden kalf van de ongebreidelde winstvergaring van het ondernemingswezen De CEO-vergoedingsproblematiek in het bijzonder Voorlopige conclusie 2. Uitvergroting van de (negatieve) eigenschappen van het kapitalisme binnen de geglobaliseerde context 3. Somber stemmende toekomstprognoses D. Verdere ontplooiing van het bank- en kredietwezen onder impuls van de neoliberale leerstelsels
136 136 137 137 137 142 142
145 147 152 153 156 156 157 159 159 160 163 163 163 163 168 170 174 175 177 183 186
8
Inhoudstafel E. Het lot van het geldwezen in een kredieteconomie F. Het vraagstuk van de overheidsfinanciering Conclusies G. De financiële crisis sinds 2008 H. De neoliberale wereld van toenemende sociaaleconomische ongelijkheid 1. Probleemstelling 2. Een eerste bloemlezing uit het onderzoek naar de kloven tussen arm en rijk 3. Bepaalde gevolgen van de toenemende ongelijkheden 4. Een tweede bloemlezing van een aantal absurde illustraties van de kloven tussen rijk en arm 5. Conclusies van wanhoop en hoop
189 194 218 220 227 227 231 234 235 238
Noodzaak tot extrapolatie van de reflectie over de egoïstische economie naar andere domeinen van de wetenschap en de samenleving dan de economie zelf 239 VI. Noodzaak tot verandering 240 V.
A. Noodzaak tot een nieuwe ethische onderbouw van de sociaaleconomische ordening240 B. Nadere duiding van de noodzaak tot een nieuwe ethische onderbouw van de sociaaleconomische ordening in het licht van bepaalde humanitaire, filosofische, religieuze en wetenschappelijke leerstelsels 242 1. Situering 242 2. Aristoteles 242 3. Zekere verlichtingsfilosofen uit het Franse revolutionaire tijdperk 243 4. Het (moderne) humanisme 245 5. Religie 246 Algemene invalshoek van het joden- en christendom 246 Het katholicisme in het bijzonder 246 Het boeddhisme 249 Evaluatie251 C. Nadere duiding van de noodzaak tot een nieuwe ethische onderbouw van de sociaaleconomische ordening in het licht van de bevindingen van de moderne biologie 251 D. Hedendaagse pleidooien voor meer altruïsme in sociaaleconomische verhoudingen254 1. Situering 254 2. Franse (moraal)filosofen 255 Situering255 Emmanuel Levinas 255 3. Waar zelfs Jaap Kruithof en Paul De Grauwe elkaar hebben gevonden 257 4. De oproep tot meer altruïsme van bepaalde internationale instellingen 258 E. Conclusie258 VII. O pzet van de onderhavige proeve van een altruïstisch geldwezen 259
9
Inhoudstafel
Hoofdstuk III Pijlers voor een nieuwe monetaire wereldorde
265
I nleiding 265 I. Een op vijf pijlers steunende Nieuwe Monetaire Wereldorde 266 Pijler I. Een mondiaal geldwezen 266 Pijler II. Een geldwezen gebaseerd op altruïstische doelstellingen 268 Samenlezing van Pijlers I en II 271 Pijler III. Geld als ‘publiek goed’: naar een geldwezen zonder ruimte voor private geldcreatie 271 Pijler IV. Een gedifferentieerde prijszetting voor nieuw gecreëerd geld 274 Pijler V. De geldcreatie geheel in handen van de monetaire autoriteiten 276 A. Basisprincipe van de 5de pijler 276 B. Geldcreatie ten behoeve van de overheid van de aan de Nieuwe Monetaire Wereldorde deelnemende landen 276 1. Situering 276 2. Nieuw voorgesteld model van overheidsfinanciering (steunend op een systeem van mondiale geldcreatie) 277 Principe van internationale geldcreatie ten behoeve van de nationale overheden277 –– Uitgangspunt 277
–– A fschaffing van de mogelijkheid tot belasting- en soortgelijke heffingen en tot schuldenfinanciering –– Allocaties door het NMWI als exclusieve nieuwe financieringsbron Nood aan een heroverweging en mondiale nivellering van de rol van de nationale overheden Parameters voor een internationale geldcreatie ten behoeve van de nationale overheden Praktische werkmethode van internationale geldcreatie ten behoeve van de nationale overheden 3. Elementen van verdere aantrekkingskracht van het voorgestelde systeem van internationale geldcreatie ten behoeve van de nationale overheden Een eenvoudiger overheidsfinanciering Proeve voor een eenvoudiger en rechtvaardiger fiscaliteit
–– Pijlers voor een nieuwe, rechtvaardige fiscaliteit –– Basis-verdragsafspraak –– Belasting op transacties ter verwerving van luxueuze of schadelijk geachte goederen en diensten –– Inkomstenbelasting ten aanzien van gefortuneerde, natuurlijke personen –– Belastingen op bedrijfswinsten van rechtspersonen –– Bestemming van de voorkomend geïnde belastingen
278 279 281 282 284 286 286 287 287 289 289
290 295 296 4. Naar een mondiaal sociaal zorgsysteem 297 Situering297 Pleidooi voor een mondiaal gelijkgeschakeld sociaal zorgstelsel 299 Het vraagstuk van een vast basisinkomen 301 Naar een mondiale gelijkschakeling van de regels inzake arbeidsbescherming302
10
Inhoudstafel
5. Wat met de overgangsperiode? C. Geldcreatie ten behoeve van de particuliere sectoren van de aan de Nieuwe Monetaire Wereldordening deelnemende landen 1. Krachtlijnen van het actueel vigerende stelsel 2. Geldcreatie ten behoeve van particulieren in de Nieuwe Monetaire Wereldorde Gedaan met private geldcreatie
–– Algemene situering van het voorstel –– Nadere duiding van het voorstel Niveaus van geldcreatie in de particuliere sfeer
–– Algemeen –– Kredietverlening aan/Geldcreatie ten behoeve van particulieren en gezinnen voor elementaire levensbehoeften –– Kredietverlening aan/Geldcreatie ten behoeve van particulieren voor de opstart van een nieuwe professionele activiteit –– Kredietverlening aan/Geldcreatie ten behoeve van de non profit-sector –– Kredietverlening aan/Geldcreatie ten behoeve van de gevestigde bedrijvensector
Hoofdstuk IV Een aantal institutionele en andere praktische aspecten van inrichting van de nieuwe monetaire wereldorde Institutionele organisatie
302 306 306 311 311 311 313 316 316 317 318 321 322
327
327 A. Algemeen327 B. Supranationaal organisatieniveau 328 1. Indeling van het NMWI in departementen 328 2. Werkmethode van de onderscheiden NMWI-departementen 329 Werking van het departement voor publieke geldcreatie 329 Werking van het departement voor particuliere geldcreatie 329 C. Nationaal organisatieniveau 330 D. Financiering van de werking van het NMSCB 332 E. Samenstelling van de bestuurs- en leidinggevende organen van het NMSCB 332 1. Organieke inrichting 332 2. Een nieuwe ethiek van invulling van functies en mandaten 333 II. Verdere kenmerken van de geldcreatie op de diverse niveaus 334 A. Overzicht 334 B. Geldcreatie ten behoeve van de eigen werking 335 C. Geldcreatie ten behoeve van de nationale overheden van de deelnemende landen 336 D. Geldcreatie ten behoeve van de particuliere sector 339 1. Taakverdeling tussen het NMWI en het NMSCB 339 2. Kredietverlening en geldcreatie ten behoeve van particulieren en gezinnen 340 Kredietverlening en geldcreatie ten behoeve van particulieren en gezinnen om te voorzien in elementaire levensbehoeften 340 Kredietverlening/Geldcreatie teneinde de basistoegang tot de professionele leefwereld te verzekeren 341 I.
Inhoudstafel
11
Verdere kenmerken van de kredieten ten behoeve van particulieren en gezinnen341 3. Kredietverlening/Geldcreatie ten behoeve van de non profit-sector 345 4. Kredietverlening/Geldcreatie ten behoeve van het bedrijfsleven (in de ruime zin van het woord) 347 III. Deposito-inzameling en organisatie van het basisbetaalverkeer 349 A. Depositodiensten als taak van de nieuwe nationale, centrale banken 349 B. Technische uitwerking 351 C. Parenthesis: fysiek uitzicht van het Nieuw Mondiaal Geld 352 IV. Verdere metamorfose van de private banksector 355 A. Vermijden van interferentie met de taken van het NMWI/NMSCB 355 B. Uitzicht van het private bankwezen bij het wegvallen van bepaalde aan het NMSCB toe te wijzen taken 357 1. Algemeen 357 2. Gevolgen inzake de herkomst der financieringsmiddelen 357 3. Gevolgen op het vlak van de bestedingen en de activiteiten en daardoor ook op het vlak van het reglementaire kader waarbinnen private banken opereren 358
Hoofdstuk V Slotreflecties
363
Naschrift en dankwoord
373
Overzicht afbeeldingen
377
Overzicht tabellen
378
Illustratieverantwoording
378
Overzicht kaderstukken
379
Noten
381
Personenregister
526