INHOUDSOPGAVE Vraag nr.
09/16
Datum
10.12.08
Vraagsteller
Daniël Fonteyne
Onderwerp
Directie sociaal beleid - i.v.m. begrotingsartikelen die betrekking hebben op toegestane leningen aan particulieren
Pagina
1
09/17
2.01.09
Jan Laeremans
Directie sociaal beleid - i.v.m. jaarverslag 2008 van het doortrekkersterrein Huizingen
1
09/18
2.01.09
Jan Laeremans
Directie sociaal beleid - i.v.m. de organisatie van het vaccinatieproject 2008 - "Voorkom baarmoederhalskanker" (notulen deputatie SB/WG/GEZ/2.1/LV/18112008)
2
09/19
15.01.09
Jan Vangramberen
Directie economie, landbouw en leefmilieu - i.v.m. samenaankoopproject energieaudit gemeentelijke gebouwen
3
09/20
20.01.09
Jan Laeremans
Directie sociaal beleid - i.v.m. onkosten van het doortrekkersterrein in Huizingen
4
09/21
23.01.09
Chris Taes
Directie infrastructuur - i.v.m. problematiek recreatief wonen/sociaal buitenwonen: doelgebied 2 a
5
09/22
4.02.09
Bernadette Stassens
Directie economie, landbouw en leefmilieu - i.v.m. provinciaal beleidsplan 2009-2013
6
09/23
11.02.09
Daniël Fonteyne
Directie interne administratie en personeelsbeleid - i.v.m. medailles voor o.a. diamanten en gouden bruiloften
8
09/24
15.01.09
Chris Taes
Directie federale overheid, afdeling Vlaams-Brabant - i.v.m. evolutie van de gemeentelijke brandweerbijdragen
9
09/25
7.02.2009
Jan Laeremans
Directie organisatie en planning - i.v.m. de aanstelling van een ombudsman voor de provincie
12
09/26
3.02.09
Jan Laeremans
Directie sociaal beleid - i.v.m. baarmoederhalskankerpreventie
13
De bijlagen en/of statistische gegevens, waarnaar in sommige antwoorden wordt verwezen, kunnen ingekeken worden op het algemeen secretariaat
09/27
28.01.09
Daniël Fonteyne
Directie cultuur en onderwijs - i.v.m. onderwijsflankerend beleid en Gelijke Onderwijskansen (GOK)
14
09/28
11/02/09
Daniël Fonteyne
Directie cultuur en onderwijs - i.v.m. leerkrachten islamitische godsdienst
15
09/29
11/02/09
Daniël Fonteyne
Directie cultuur en onderwijs - i.v.m. spijbelen in provinciale scholen
16
09/30
26/02/09
Odette Van Brusselen
Directie economie, landbouw en leefmilieu - i.v.m. het energieprestatiecertificaat
18
De bijlagen en/of statistische gegevens, waarnaar in sommige antwoorden wordt verwezen, kunnen ingekeken worden op het algemeen secretariaat
Mondelinge vraag nr. 09/16 van Daniël Fonteyne (VLAAMS BELANG) van 10 december 2008
Directie sociaal beleid - i.v.m. begrotingsartikelen die betrekking hebben op toegestane leningen aan particulieren De heer Fonteyne vraagt bij de artikels die betrekking hebben op toegestane leningen aan particulieren zowel voor aankoop als verbouwing van woningen, hoeveel leningen er gemiddeld per jaar worden toegestaan (over de laatste drie jaar). Antwoord van 14 januari 2009 Betreft: uw vraag van 10/12/2008 i.v.m. begrotingsartikels die betrekking hebben op toegestane leningen aan particulieren In antwoord op uw vraag kunnen wij u volgende informatie geven: 2006 Aankoop en nieuwbouw Renovatie
16 toekenningen voor een bedrag van 214.364,80 euro 45 toekenningen voor een bedrag van 622.540,21 euro
2007 Aankoop en nieuwbouw Renovatie
27 toekenningen voor een bedrag van 361.637,38 euro 67 toekenningen voor een bedrag van 874.705,92 euro
2008 Aankoop en nieuwbouw Renovatie
49 toekenningen voor een bedrag van 649.914,16 euro 67 toekenningen voor een bedrag van 906.902,84 euro
Schriftelijke vraag nr. 09/17 van Jan Laeremans (VLAAMS BELANG) van 2 januari 2009
Directie sociaal beleid - i.v.m. jaarverslag 2008 van het doortrekkersdomein Huizingen Graag kreeg het jaarverslag (2008) van het doortrekkersterrein Huizingen, met ook een oplijsting van de ontvangsten en kosten (personeelskosten, investeringen, gedetailleerde werkingskosten). Ik heb er begrip voor dat dit misschien niet binnen drie weken beschikbaar zou zijn, maar dan had ik wel graag al een voorlopig antwoord met daarin de datum waarop het rapport klaar zal zijn.
1
Antwoord van 14 januari 2009
Betreft: uw vraag van 2/01/2009 i.v.m. jaarverslag 2008 van het doortrekkersterrein Huizingen In antwoord op uw vraag over het doortrekkersterrein van Huizingen willen we u melden dat we momenteel de statistieken van 2008 aan het verwerken zijn van het doortrekkersterrein van Huizingen. Deze worden verwerkt in het jaaroverzicht 2008 van het doortrekkersterrein dat zal worden voorgelegd aan de provinciale woonwagencommissie van 4 maart 2009. Het jaaroverzicht 2008 van het doortrekkersterrein van Huizingen komt dan - onder voorbehoud aan bod op de raadscommissie van 10 maart 2009. Schriftelijke vraag nr. 09/18 van Jan Laeremans (VLAAMS BELANG) van 2 januari 2009
Directie sociaal beleid - i.v.m. de organisatie van het vaccinatieproject 2008 - "Voorkom baarmoederhalskanker" (notulen deputatie SB/WG/GEZ/2.1/LV/18112008) SB/WG/GEZ/2.1/LV/18112008 - akkoord te gaan met het voorstel tot organisatie van het vaccinatieproject 2008 - ”Voorkom baarmoederhalskanker vaccinatieproject" in samenwerking met BAF (57796,74 euro) en OPHACO (6421,86 euro) voor de vaccinkosten en de ziekenfondsen (Socialistische ziekenfondsen 900 euro, Christelijke ziekenfondsen 900 euro, Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 873 euro, de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS Holding 300 euro) voor de verzendingskosten; - de uitgaven voor het vaccinatieproject met vaccinatiebrief (deze laatste geraamd op 64. 216,8 euro + 2973 euro) vast te leggen op het krediet van artikel 871/0210/6132 van de gewone begroting van 2008. Graag zou ik willen vernemen wat de juiste taak was van de ziekenfondsen en waarom men daarvoor niet alle ziekenfondsen inschakelt? Een kopie van de brief zou ik ook graag krijgen. Antwoord van 27 januari 2009 Betreft: uw vraag van 2/01/2009 i.v.m. de organisatie van het vaccinatieproject 2008 - "Voorkom baarmoederhalskanker" (notulen deputatie SB/WG/GEZ/2.1/LV/18112008) In het kader van het project rond de vaccinatie baarmoederhalskanker werden alle ziekenfondsen via verschillende kanalen (e-mail, telefonisch ...) uitgenodigd voor een vergadering. Niet alle ziekenfondsen hebben gereageerd op onze vraag voor samenwerking. De ziekenfondsen die nog niet gereageerd hebben kunnen nog altijd in de loop van het project instappen. Wat betreft de rol van de ziekenfondsen, deze zullen hun leden, die hiervoor in aanmerking komen, aanschrijven via een gepersonaliseerde brief met vermelding van het logo van de
2
provincie. Op de achterzijde van deze brief staat een bon voor de tegemoetkoming in het bedrag van het remgeld voor de drie vaccinaties. Deze brief wordt momenteel afgerond door de ziekenfondsen. Schriftelijke vraag nr. 09/19 van Jan Vangramberen (open Vld) van 15 januari 2009
Directie economie, landbouw en leefmilieu - i.v.m. samenaankoopproject energieaudit gemeentelijke gebouwen Vermoedelijk rond 15 oktober 2008 heeft de provincie Vlaams-Brabant de gemeentebesturen in kennis gesteld van het samenaankoopproject energieaudit gemeentelijke gebouwen, waarbij de gemeente tot 70% van de kosten kunnen terugbetaald krijgen. De oproep van de provincie om deel te nemen aan deze gezamenlijke aanbesteding diende vóór 25 november 2008 te gebeuren. Mijn vraag: Hoeveel gemeenten - en welke - zijn tijdig ingegaan op deze oproep? Antwoord van 27 januari 2009 Betreft: uw vraag van 15/01/2009 i.v.m. samenaankoopproject energieaudit gemeentelijke gebouwen Op basis van een (niet-bindende) bevraging van de gemeenten in het voorjaar van 2008 omtrent hun behoeften op het vlak van energieaudits, startte het provinciebestuur een project op inzake de gezamenlijke aanbesteding voor de uitvoering van energieaudits in gemeentelijke gebouwen. Doelstelling is om gemeenten te ondersteunen en te stimuleren om het energieverbruik van gemeentelijke gebouwen en bijgevolg ook de CO2-uitstoot te verlagen. Zo wordt tegemoetgekomen aan de steeds strengere eisen die men stelt op het vlak van een efficiënt energiebeheer in openbare en gemeentelijke gebouwen. Ook het milieu vaart er wel bij: CO2 is één van de belangrijkste broeikasgassen. Het verminderen van de CO2-uitstoot is hoogst noodzakelijk om de klimaatverandering tegen te gaan. Op deze manier wil de provincie VlaamsBrabant een steentje bijdragen om de Kyotonormen te halen. Bij de start van dit project werden de gemeenten opgeroepen om één of meerdere energieaudits van hun gemeentelijke gebouwen uit te laten voeren in een periode van 1 tot 2 jaar en deze via dit project gezamenlijk, onder coördinatie van de provincie, aan te besteden. Voor gemeenten kan het immers interessant zijn om meerdere energieaudits in een korte periode uit te voeren en een zo volledig mogelijk zicht te krijgen op de mogelijk uit te voeren investeringen en te nemen maatregelen op korte en lange termijn voor het gemeentelijk gebouwenpark. De prijs voor het laten uitvoeren van een energieaudit varieert tussen de 3000 euro voor kleine gebouwen tot meer dan 5000 euro voor grotere gebouwen. Voor hele grote, complexe gebouwen (> 5000 m²) kan de prijs oplopen tot 9000 euro. Door een gezamenlijke aanbesteding kan de prijs hiervan gedrukt worden. Dit project komt bovendien in aanmerking om als intergemeentelijk project ingediend te worden in het kader van de samenwerkingsovereenkomst 2008-2013 met het Vlaamse Gewest.
3
De provincie treedt dan op als trekker voor de Vlaams-Brabantse gemeenten en zal het hele project coördineren. Op deze manier kan, uiteraard onder voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse overheid, 50% van de kosten van de gemeenten gesubsidieerd worden. Daarnaast voorziet ook de provincie Vlaams-Brabant zelf in een eenmalige provinciale subsidie. De subsidie bedraagt 20% op de aankoopprijs van de energieaudits (excl. btw), met een maximum van 1000 euro per energieaudit die in het kader van dit project wordt aangevraagd. Deze subsidie is cumuleerbaar met de eventuele subsidie van de Vlaamse overheid in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Door de gezamenlijke aanbesteding en de provinciale en mogelijk Vlaamse subsidies kan de prijs van de energieaudits sterk gedrukt worden. De subsidies (provincie en Vlaams Gewest) kunnen tot bijna 70% oplopen. De Vlaams-Brabantse distributienetbeheerders Eandis en PBE hebben reeds een dienstverlening naar gemeenten toe op het vlak van energieaudits. Gemeenten kunnen bij hen terecht voor energieadvies. In het kader van dit project zullen de provincie, Eandis en PBE samenwerken en hebben alle gemeenten die deelnemen aan de samenaankoop recht op zeker één gratis energieaudit. Voor dit project schreven zich 34 gemeenten in. In totaal zal er voor 105 gebouwen een energieaudit uitgevoerd worden. Dit betekent dat meer dan de helft van de Vlaams-Brabantse gemeenten participeren in dit project en elke gemeente gemiddeld meer dan 3 audits heeft aangevraagd. Concreet gaat het om de volgende gemeenten: Beersel, Begijnendijk, Bekkevoort, Bertem, Bierbeek, Diest, Glabbeek, Gooik, Grimbergen, Halle, Herent, Herne, Hoegaarden, Hoeilaart, Kampenhout, Kapelle-op-den-Bos, Keerbergen, Kortenberg, Liedekerke, Linter, Londerzeel, Lubbeek, Machelen, Meise, Oud-Heverlee, Pepingen, Roosdaal, Rotselaar, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Tielt-Winge, Zaventem, Zemst en Zoutleeuw. Schriftelijke vraag nr. 09/20 van Jan Laeremans (VLAAMS BELANG) van 20 januari 2009
Directie sociaal beleid - i.v.m. de kosten van het doortrekkersterrein in Huizingen Vorig jaar bespraken we in de raadscommissie welzijn de kosten van het doortrekkersterrein in Huizingen. Daar werd op mijn vraag i.v.m. het elektriciteitsgebruik gesuggereerd dat die kosten gedragen werden door de gemeente Beersel. Citaat uit het verslag van 20/05/08
De heer Jan Laeremans vindt een jaarlijks overzicht positief. In het verslag zou wel telkens de kostprijs overzichtelijk moeten worden opgegeven. Hij stelt vast dat hier toch veel kosten mee gepaard gaan: kosten voor huisvuil, afvalcontainer, water, elektriciteit enz. lopen hoog op. De kosten van personeel zijn dan nog niet meegerekend. Hoeveel bedragen die? … ' ' antwoordt dat er een halftijdse terreintoezichter werd aangesteld. De kosten voor water en elektriciteit zijn niet zo hoog, er is één aftappunt dat niet apart kan gemeten worden. Deze is immers aangesloten op het net van de gemeente ('...' voegt hieraan toe dat bij definitieve inrichtingen individuele meters worden geïnstalleerd).
Ik heb dan ook een vraag laten stellen aan het gemeentebestuur van Beersel, en citeer hier uit het antwoord:
'Met verwijzing naar uw schriftelijke vraag met betrekking tot de regeling voor het water- en
4
elektriciteitsverbruik op het doortrekkersterrein te Huizingen, kunnen wij u meedelen dat de kosten hiervoor niet gedragen worden door de gemeente Beersel. Na onderzoek bij de TMVW, evenals bij de verantwoordelijke voor het Provinciedomein wat betreft het elektriciteitsverbruik, werd ons bevestigd dat zowel voor het waterverbruik als voor het elektriciteitsverbruik aparte meters bestaan. De kosten hiervoor worden gedragen door de provincie Vlaams-Brabant (zie bijlage). Bijgevolg stel ik opnieuw de vraag naar de kosten van het elektriciteitsverbruik voor de woonwagenbewoners van het doortrekkersterrein: hoeveel bedroegen die in 2006, 2007 en 2008? Antwoord van 3 februari 2009 Betreft: uw vraag van 20 januari 2009 i.v.m. de kosten van het doortrekkersterrein in Huizingen In antwoord op uw vraag, betreffende het elektriciteitsverbruik op het doortrekkersterrein van Huizingen kunnen wij u het volgende meedelen. In tegenstelling tot wat op de raadscommissie werd meegedeeld, worden deze kosten inderdaad niet gedragen door de gemeente Beersel, maar door het Provinciedomein zelf. Op dit ogenblik is er in het domein maar één globale meter aanwezig, zodat wij geen exacte cijfers kunnen geven van het verbruik van het doortrekkersterrein alleen. Er werd een afzonderlijke meter voor het doortrekkersterrein geïnstalleerd maar deze zal vermoedelijk, afhankelijk van Electrabel, pas binnen een tweetal maanden actief zijn. Vanaf dan zullen aparte cijfers voor het doortrekkersterrein kunnen aangeleverd worden. Schriftelijke vraag nr. 09/21 van Chris Taes (CD&V/N-VA) van 23 januari 2009
Directie infrastructuur - i.v.m. problematiek recreatief wonen/sociaal buitenwonen: doelgebied 2 a Graag had ik informatie gekregen over de stand van zaken i.v.m. de problematiek recreatief wonen / sociaal buitenwonen. Voor de regio Kampenhout/Boortmeerbeek werd een proefproject opgezet inzake de problematiek van recreatief wonen en sociaal buitenwonen, dat leidde tot een kwalitatief hoogstaand stappenplan om ook in andere regio’s van de provincie een soortgelijke aanpak en methodiek te hanteren. In de strategische beleidsnota ‘ruimtelijke ordening’ (2007-2013) wordt een fasering vooropgesteld voor de uitvoering van het stappenplan (p. 17).
5
Oorspronkelijk – in de vorige legislatuur – was de opstart van fase 2 a) gepland voor het jaar 2007. Om begrijpelijke redenen (de implementatie van het proefproject vergde meer tijd dan voorzien), werd die planning aangepast. Wanneer is de start van de procedure in doelgebied 2 a) (open schicht zuid) gepland? Inwoners van o.m. wijk “Den Tomme” in Meerbeek (Kortenberg) wachten al zeer lang op een coherent initiatief dat een eind kan maken aan de jarenlange rechtsonzekerheid waarin ze verkeren. Daarom is het ook aanbevelenswaardig het wijkcomité dat zeer actief en constructief méé wil zoeken naar concrete oplossingen, van bij de opstartfase van het project, nauw te betrekken. Antwoord van 6 februari 2009 Betreft: uw vraag van 23/01/2009 i.v.m. problematiek recreatief wonen/sociaal buitenwonen: doelgebied 2 a In artikel 43 van het ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke, vergunningen- en handhavingsbeleid wordt door de Vlaamse Regering voorgesteld dat het planologisch oplossingskader/onderzoek inzake permanente bewoning in weekendverblijven moet afgerond zijn op 30 april 2012. De daaruit voortvloeiende RUP's moeten definitief vastgesteld zijn op 30 april 2015. Het ontwerp van decreet biedt dus een juridische basis voor een voldoende ruim "tijdelijk woonrecht" voor weekendverblijven. Zo zullen bewoners van een weekendverblijf, die er ten minste één jaar, permanent en officieel verblijven, van dit woonrecht kunnen genieten zolang de provincies onderzoeken of er planologische oplossingen mogelijk zijn. Indien er geen planologische oplossing mogelijk is, blijft het tijdelijk woonrecht geldig tot 31 december 2029. Mits een RUP wordt opgesteld, kan deze termijn eenmalig verlengd worden tot 31 december 2039. De meerjarenplanning zoals opgenomen in de strategische beleidsnota ‘ruimtelijke ordening’ (2007-2013) bepaalt dat het planologisch onderzoek voor de laatste regio pas in 2011 aangevat wordt. Concreet betekent dit dat de gunning van de opdracht gepland is in december 2011, de uitvoering van de opdracht zal voorzien zijn in 2012/2013. Alleszins betekent de decretale deadline dat een grondige aanpassing van de meerjarenplanning nodig is en de procesaanpak voor het project permanente bewoning op campings en weekendverblijven herbekeken zal worden. Schriftelijke vraag nr. 09/22 van Bernadette Stassens (GROEN!) van 4 februari 2009
Directie economie, landbouw en leefmilieu - i.v.m. provinciaal beleidsplan 2009-2013 Een tijdje geleden ontvingen wij het ontwerp van het provinciaal beleidsplan 2009-2013. Hierin staan enkele dingen waarover ik graag meer duidelijkheid zou hebben.
6
Vragen: 1. p. 11. reductie solventen: op welke richtlijn, wet … baseert de provincie zich om de reductie van solventen als belangrijke doelstelling naar voren te schuiven? Is dit de einddoelstelling of is de deputatie ook nog bezig met het zoeken naar alternatieven voor de wel watergedragen (zonder solventen) maar toch synthetische (petrochemische) verf? 2. p. 20.project 11. 'er is tijdens deze planperiode geen voorbeeldproject gerealiseerd rond duurzaam bouwen” Wat bedoelt de deputatie hier juist mee? 3. p. 21.subdoelstelling 2.'niet alle aankoopdossiers worden systematisch gescreend op duurzaamheid'. Worden tegenwoordig de aankoopdossiers gescreend op duurzaamheid? En zo ja, wat verstaat de deputatie onder duurzaamheid? Zijn er concrete doelstellingen vooropgesteld? Wat is de omschrijving van duurzaamheid, gehanteerd door de deputatie? 4. p. 64 en p. 65.”bij nieuwbouw en renovatie worden principes van rationeel ruimtegebruik, milieuverantwoorde materialen ... Zie ook de lijst van mogelijke acties: 15 en 16. Wordt hedendaags het gebruik van FSC-hout opgenomen in elk bestek? Idem wat betreft milieuverantwoorde verven en vernissen. Wordt dit opgenomen in elk bestek? 5. Wat zijn volgens de deputatie “milieuverantwoorde verven en vernissen”. Naar welke uitleg, definitie, richtlijn, of wetgeving verwijst de deputatie dan? 6. Maakt de deputatie een onderscheid tussen milieuverantwoorde verven en natuurverven? Behoren de natuurverven tot mogelijk product om opgenomen te worden in het bestek? Werd er in het verleden al natuurverf aangekocht en gebruikt in één van de provinciale gebouwen? Zo ja, welke en wanneer? Antwoord van 16 februari 2009 Betreft: uw vraag van 4/02/2009 i.v.m. provinciaal beleidsplan 2009-2013 Het antwoord op uw vragen is als volgt: 1. Reductie solventen De provincie beantwoordt hiermee aan een verbintenis in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst met het Vlaamse Gewest 2005-2007 (cluster Vaste Stoffen, art. 5.2.1.2, §1, 5°) en 2008-2013 (thema Milieuverantwoord productgebruik, 3.2.2. Eigen beleid, Artikel 1, 4°). Deze bepalingen zijn op hun beurt gebaseerd op de Europese richtlijn 99/13/EG, beter gekend als de ‘solventrichtlijn’ in de Vlaamse wetgeving omgezet op 10 juli 2001. In de 4-daagse cursus duurzaam bouwen voor architecten en gemeentelijke ambtenaren kwam het gebruik van natuurlijke milieuvriendelijke verven alvast aan bod. Uit de eigen praktijk weten we dat de stap van watergedragen synthetische verven naar natuurlijke verven nog zeer groot is en voor bepaalde toepassingen niet altijd mogelijk is. 2. Voorbeeldproject Een voorbeeldproject 'duurzaam bouwen' is een provinciaal gebouw dat volledig aan de principes van duurzaam bouwen beantwoordt. Deze doelstelling werd gedurende de planperiode 20052007 niet gerealiseerd. Er werd eerst gedacht aan de mogelijkheid om een nieuw bijenhuis in het
7
domein van Kessel-Lo volgens duurzame bouwprincipes te bouwen, maar het project werd afgelast. Er werd wel gewerkt aan de plannen en de subsidieaanvraag voor een duurzame nieuwbouw (passiefhuisconcept) voor de Provinciale school 'De Sterretjes'. 3. Aankoopdossiers 'Duurzame aankopen' maken deel uit van de Samenwerkingsovereenkomst met het Vlaamse Gewest en van de milieudoelstellingen van de provincie. We verwijzen nogmaals naar de artikelen vermeld in antwoord 1. In de Samenwerkingsovereenkomst staan ook de criteria en doelstellingen vermeld. 4. Bestekken De dienst gebouwen die de bestekken schrijft voor aanbesteding van renovaties en vernieuwingen aan gebouwen hanteert een 'Checklist Duurzaam Bouwen' die hen onder meer aanzet om systematisch FSC-hout en milieuverantwoorde verven en vernissen in de technische bestekvoorwaarden op te leggen. Dossiers van de dienst facilitair beheer worden voor advies voorgelegd aan de dienst leefmilieu. 5. Milieuverantwoorde verven en vernissen In de bijlage 'Definities' van de Samenwerkingsovereenkomst 2008-2013 wordt onder het thema Milieuverantwoord productgebruik nader toegelicht op welke wijze producten worden gekozen en efficiënt ingezet. De Stip-informatiefiche 'Verven en vernissen' (terug te vinden op de website van OVAM>afval>publicaties) wordt als handleiding gebruikt bij het aankopen van producten. Deze fiche dateert van 2003. De problematiek van milieuverantwoorde overheidsaankopen en milieuverantwoord productgebruik heeft sinds het ontstaan van de informatiefiches niets aan belang ingeboet. Daarom zullen in de loop van de volgende jaren de informatiefiches van STIP een grondige facelift krijgen. Zodra deze beschikbaar zijn, vindt u ze bij de publicaties. 6. Gebruik van natuurverven door het provinciebestuur Natuurverven werden tot op vandaag nog niet toegepast in het provinciehuis of instellingen. Het gebruik van natuurverven op een bestaande onderlaag van (watergedragen) verven geeft niet altijd het verhoopte resultaat. Wel werd al vorming georganiseerd om een meer milieubewust gebruik van verven en vernissen na te streven voor de medewerkers van domeinen en instellingen. Schriftelijke vraag nr. 09/23 van Daniël Fonteyne (VLAAMS BELANG) van 11 februari 2009
Directie interne administratie en personeelsbeleid - i.v.m. medailles voor o.a. diamanten en gouden bruiloften Regelmatig lees ik in de notulen van de deputatie, dat diezelfde deputatie, onder de titel “interne administratie en personeel” herinneringsmedailles voor o.a. diamanten en gouden bruiloften schenkt. Hoeveel van die medailles reikte de provincie uit in 2008? Welk budget werd hier ingeschreven voor de jaren 2008 en 2009?
8
Antwoord van 18 februari 2009 Betreft: uw vraag van 11/02/2009 i.v.m. medailles voor o.a. diamanten en gouden bruiloften In antwoord op uw schriftelijke vraag van 11 februari 2009 betreffende de herinneringsmedailles kan ik u eerst en vooral melden dat deze pas uitgereikt worden vanaf diamanten bruiloften en niet voor gouden bruiloften. Deze herinneringsmedailles worden aangerekend op artikel 105/0230/6131 van de provinciebegroting - administratieve kosten - eremerken en geschenken provinciale overheid, provinciale prijzen, medailles van verdienste, herinneringsmedailles, eremerken en relatiegeschenken. Het begrotingscijfer van bovenvermeld artikelnummer voor het jaar 2008 bedroeg 30.500 euro en 30.800 euro voor het jaar 2009. In 2008 reikte de provincie 767 medailles uit voor diamanten, briljanten en platina bruiloften evenals voor 100-jarigen. Schriftelijke vraag nr. 09/24 van Chris Taes (CD&V/N-VA) van 15 januari 2009
Directie Federale overheid, afdeling Vlaams-Brabant - i.v.m. evolutie van de gemeentelijke brandweerbijdragen Graag had ik informatie gekregen over de evolutie van de gemeentelijke bijdragen voor de brandweerdiensten in onze provincie. Ik vermoed dat de definitieve afrekeningen (jaarrekeningen) op dit moment nog maar beschikbaar zijn tot en met 2007. Daarom zou ik graag beschikken over een overzicht dat de evolutie van de gemeentelijke bijdragen – per gemeente in onze provincie – weergeeft van 2003 tot en met 2007. Even nuttig is het te kunnen vernemen welke de belangrijkste redenen zijn voor de verhoging van de gemeentelijke bijdragen (evolutie van personeels- of werkingskosten, dan wel belangrijke logistieke of materiële investeringen). Om een vergelijking te kunnen maken tussen de performantie-efficiëntie van de verschillende brandweerkorpsen in de provincie, zou ik graag beschikken over de evolutie van de afzonderlijke budgetten van de diverse brandweerkorpsen over dezelfde periode. Voor 2009 werd aan gemeenten in onze provincie gevraagd om veiligheidshalve rekening te houden met een mogelijke stijging van de gemeentelijke brandweerbijdragen met 10%. Moet met een dergelijke stijging rekening worden gehouden in de meerjarenplanning voor de volgende jaren?
9
Antwoord van 19 februari 2009 Betreft: uw vraag van 15/01/2009 i.v.m. evolutie van de gemeentelijke brandweerbijdragen Als bijlage vindt u volgende documenten: 1. De eerste 5 documenten zijn de berekeningstabellen m.b.t. de gemeentelijke bijdragen van de laatste 5 afgewerkte jaren (2002-2006). Ik stuurde u die onlangs ook reeds door. 2. Document dat 2 reeksen tabellen bevat: a. Evolutie van het totale aandeel van de gemeenten (opgesplitst categorie Z/Y - afrekeningen 2002-2006), en van b. De investeringen en personeelskosten van de centrumgemeenten (opgesplitst categorie Z/Y afrekeningen 2002-2006). Wat de eerste 5 tabellen betreft: hierin vindt u ongeveer alle informatie die u vraagt. In elke tabel vindt u eerst de berekening van de bijdragen van de gemeenten die worden beschermd door een Z-korps. Daarna volgt de berekening van de bijdragen van de gemeenten die worden beschermd door brandweer Leuven (Y-korps). In die tabellen vindt u o.a. 1. De kosten van alle centrumgemeenten, zoals zij na controle door mijn diensten worden aanvaard (cf. kolom 'aangenomen kosten') 2. Het aandeel van die kosten dat door de centrumgemeenten zelf wordt gedragen (cf. kolommen '% zelf te dragen aandeel' en 'zelf te dragen aandeel') 3. Het aandeel van de totale aangenomen kosten dat door de beschermde gemeenten in hun totaliteit moet worden gedragen (cf. kolom 'FZ', voor de gemeenten die worden beschermd door een Z-korps; kolom "FY" , voor de gemeenten die worden beschermd door brandweer LeuvenY-korps) 4. De bijdrage van elke beschermde gemeente afzonderlijk 5. De kostprijs van de brandweer per inwoner per gemeente 6. De gemiddelde kostprijs per inwoner over alle gemeenten heen. De evolutie van de kosten van de diverse centrumgemeenten, evenals de bijdragen van alle Vlaams-Brabantse gemeenten kunt u dus perfect uit die tabellen aflezen. In de volgende bijlage vindt u (blad 1) eerst en vooral een overzicht en evolutie van het deel van de totale kosten van alle brandweerkorpsen dat door de beschermde gemeenten samen moet worden gedragen, en dit voor de afrekeningen van 2002 tot en met 2006. In de eerste tabel vindt u het totaal bedrag dat moet worden gedragen door alle gemeenten samen die worden beschermd door een Z-korps; de tabel eronder bevat hetzelfde overzicht met betrekking tot de gemeenten die worden beschermd door de brandweer van Leuven. Op blad 2 vindt u per jaar en per brandweerkorps een overzicht van de totale kosten, en het aandeel in die kosten dat werd besteed aan investeringen en personeel. Investeringen De brandweerkosten worden in belangrijke mate bepaald door de mate waarin de diverse centrumgemeenten investeren in hun brandweerdienst. De gemeentelijke bijdragen ondergaan daar uiteraard de gevolgen van. Hier moet een heel belangrijke bedenking bij worden gemaakt.
10
De invloed van de gedane investeringen op de hoegrootheid van de gemeentelijke bijdragen, hangt af van de wijze waarop die investeringen worden gefinancierd. Bij de berekening van de totale kosten en de verdeling daarvan onder de beschermde gemeenten wordt een onderscheid gemaakt al naargelang de investeringen werden bekostigd met eigen middelen, dan wel via leningen. Indien zij werden gefinancierd met eigen middelen, dan wordt de totale uitgave (uiteraard na aftrek van het gedeelte dat door de centrumgemeente zelf moet worden gedragen) meteen in aanmerking genomen als kosten in het tarificatiesysteem. Indien zij daarentegen werden gefinancierd door middel van een lening, dan worden de kosten gespreid over jaren. Niet de totale uitgave wordt als kosten in aanmerking genomen, maar enkel de intrest- en kapitaalsaflossingen (gewone uitgaven), en dit gedurende de hele looptijd van de lening. Indien een aantal centrumgemeenten tijdens jaar X serieuze investeringen hebben gedaan voor hun brandweer, dan wil dat daarom dus nog niet per se zeggen dat de gemeentelijke bijdragen voor jaar X daar op spectaculaire wijze zullen door stijgen. Indien die investeringen werden betaald met eigen middelen, dan zullen die uitgaven meteen in hun totaliteit (uiteraard na aftrek van het deel dat door de centrumgemeenten zelf moet worden gedragen) in aanmerking worden genomen bij de berekening van de bijdragen van de gemeenten met betrekking tot jaar X. De investeringskosten zullen in dit geval een stijging van de gemeentelijke bijdragen voor jaar X teweegbrengen. Op de gemeentelijke bijdragen van de jaren nadien hebben die investeringen geen invloed meer. Het gaat om eenmalige kosten. Anders is het indien diezelfde investeringen gefinancierd zouden worden via leningen. In dat geval zou de invloed ervan op de gemeentelijke bijdragen veel minder merkbaar zijn, want de kosten (in de vorm van intresten en kapitaalsaflossingen) zouden worden gespreid over verschillende jaren, afhankelijk van de looptijd van de lening. In die gevallen is er dus gedurende een aantal jaren (10 jaar, 20 jaar ...) een stijging van de gewone uitgaven van die investerende brandweerdiensten, ten belope van de intresten en kapitaalsaflossingen. Personeel. Behalve investeringen zijn ook de personeelskosten een belangrijke factor voor de hoegrootheid van de brandweerkosten en dus ook van de gemeentelijke bijdragen. Op blad 2 van de laatste bijlage vindt u wat de berekening van de jaren 2002-2006 betreft ook cijfers aangaande de personeelskosten van de diverse centrumgemeenten. Hier moet ik wel meteen vermelden dat het hier gaat om cijfers die serieus moeten worden gerelativeerd. Zo hebben we enkel rekening gehouden met volgende economische codes (zoals zij voorkwamen in de gemeentelijke begrotingsrekeningen voor de berekening van bijdragen 2006 en 2005): bezoldigingen, vakantiegeld, patronale bijdragen, arbeidsongevallen, vakbondspremies. Niet zelden komen we in die rekeningen bedragen tegen die betrekking hebben op andere dienstjaren (achterstallige lonen, bijvoorbeeld). Bovendien hanteren de diverse centrumgemeenten niet noodzakelijk allemaal dezelfde werkwijze bij het boeken van de kosten. Wat centrumgemeente A allemaal boekt onder code "abc" omvat soms andere kosten dan wat centrumgemeente B onder diezelfde code boekt. Om een correct beeld te krijgen van de personeelskosten, en er dan een zinvolle vergelijking tussen de verschillenden korpsen van te maken, zouden we opnieuw alle grootboeken moeten uitpluizen, en u begrijpt dat dit een ontzaglijke opdracht is. De cijfers die u op blad 2 terugvindt, zijn dus om de hierboven vermelde redenen zeker niet correct. Zij zijn zeer zeker ook niet volledig. Het is duidelijk dat behalve lonen en sociale lasten er nog een heleboel andere factoren zijn die de personeelskosten beïnvloeden. Ik denk alleen al
11
maar aan de opleiding, dure kleding ... De kosten van de brandweer zijn de laatste jaren inderdaad gestegen. In het licht van de hervorming van de civiele veiligheid is dit logisch. Ik stel vast dat de gemeentebesturen die een brandweerdienst organiseren en er verantwoordelijk voor zijn, ervoor kiezen om te investeren in de veiligheid van de bevolking. Dat kost inderdaad behoorlijk veel geld, en die investeringsbeslissingen zullen echt niet lichtzinnig worden genomen; de centrumgemeenten dragen immers zelf een groot deel van die kosten. Bovendien is het ook zo dat de federale wetgeving, in het belang van de veiligheid van de burger, steeds meer eisen oplegt aan de brandweerdiensten. Zo werd bijvoorbeeld het principe van de "snelste adequate hulp" ingevoerd. Kort samengevat betekent dit dat tegelijkertijd met het territoriaal bevoegde korps ook het brandweerkorps zal worden uitgestuurd dat het snelst EN adequaat uitgerust zal kunnen aanwezig zijn op de plaats van het onheil. Een korps dat de naam "korps" waardig wil zijn, en dus moet kunnen garanderen dat het op een "adequate" wijze (d.w.z. met minimale uitrusting en personeelsbezetting) zal kunnen uitrukken, zal dan ook de nodige financiële inspanningen moeten leveren om dit te kunnen waarmaken. Daar komt zeker nog bij dat brandweerpersoneel degelijk moet worden opgeleid wil het efficiënt en veilig te werk kunnen gaan, en het is evident dat dus ook moet worden geïnvesteerd op het gebied van vorming. Hoe de kosten de komende jaren zullen evolueren, valt moeilijk te voorspellen. Momenteel proberen gespecialiseerde werkgroepen bij de FOD Binnenlandse Zaken een duidelijk beeld te krijgen van de financiële aspecten, om de bijdrageregeling die van toepassing zal zijn zodra de nieuwe brandweerzones zullen operationeel zijn, zo goed mogelijk uit te werken. Schriftelijke vraag nr. 09/25 van Jan Laeremans (VLAAMS BELANG) van 7 februari 2009
Directie organisatie en planning - i.v.m. de aanstelling van een ombudsman voor de provincie Is er bij ons al een ombudsman aangesteld? Als dat niet het geval is, wat is daarvoor de reden? Op welke manier wordt diens taak dan opgevangen? Antwoord van 19 februari 2009 Betreft: uw vraag van 7/02/2009 i.v.m. de aanstelling van een ombudsman voor de provincie Het opzetten van een systeem van klachtenbehandeling en eventueel van het inschakelen van een ombudsfunctie wordt geregeld door het Provinciedecreet, meer bepaald de artikelen 190 en 191: Artikel 190: De provincieraad organiseert bij reglement een systeem van klachtenbehandeling. Artikel 191 §2: Elke provincie kan een ombudsdienst inrichten die als volgt kan gerealiseerd worden: 1° In eigen beheer;
12
2° Via een overeenkomst met de Vlaamse Ombudsdienst, opgericht bij decreet van 7 juli 1998, volgens nader te bepalen modaliteiten. Uit bovenstaande artikelen blijkt duidelijk dat de invoering van een systeem van klachtenbehandeling een verplichting is die wordt opgelegd door het Provinciedecreet. Het al dan niet inrichten van een ombudsdienst daarentegen wordt aan de keuzevrijheid van de provincies overgelaten. Dit is dus niet verplicht. Daarenboven wordt aan de provincies, als ze ervoor kiezen een ombudsdienst op te richten, de keuze gelaten om dit in eigen beheer te doen of via een overeenkomst met de Vlaamse Ombudsdienst. Binnen de provincie Vlaams-Brabant werd vanaf 1 oktober 2007 een centraal systeem van klachtenbehandeling opgezet op basis van het reglement goedgekeurd door de provincieraad op 11/9/2007. Een ombudsdienst of ombudsfunctie werd niet gecreëerd. Volgens het lijndenken is het logisch dat de provincie eerst een systeem van klachtenbehandeling uitwerkt voordat ze een mogelijke ombudsfunctie overwegen. De ombudsdienst behandelt immers alleen die klachten waaraan, volgens de klager, niet of onvoldoende is tegemoetgekomen bij de klachtenbehandeling. Met een goed werkend systeem van klachtenbehandeling zou een ombudsfunctie dus grotendeels of volledig overbodig moeten worden. Indien op termijn zou blijken dat het systeem van klachtenbehandeling alleen niet aan de vereisten voldoet, kan de provincie op dat moment nog altijd het inschakelen van een ombudsfunctie overwegen. Maar zelfs in dat geval moet worden afgewogen of dit gebeurt door het zelf inrichten van een ombudsdienst, dan wel door gebruik te maken van de in het Provinciedecreet voorziene mogelijkheid om aan te sluiten bij de ombudsdienst van de Vlaamse Gemeenschap. In ieder geval lijkt enig initiatief op dat vlak nu nog voorbarig. Schriftelijke vraag nr. 09/26 van Jan Laeremans (VLAAMS BELANG) van 3 februari 2009
Directie sociaal beleid - i.v.m. baarmoederhalskankerpreventie In het antwoord op mijn schriftelijke vraag over baarmoederhalskankerpreventie zegt men letterlijk: 'In het kader van het project rond de vaccinatie baarmoederhalskanker werden alle ziekenfondsen via verschillende kanalen (e-mail, telefonisch ...) uitgenodigd voor een vergadering.' Daarop nam ik contact op met mijn eigen ziekenfonds, het VNZ, om dat te verifiëren. Tot mijn verwondering kreeg ik het volgende antwoord: Geachte, In antwoord op uw mail van 27 januari omtrent de campagne baarmoederhalskanker in VlaamsBrabant moet ik u laten weten dat wij niet op de hoogte zijn van deze campagne. Het zou wel kunnen dat ze met het neutraal ziekenfonds te Brussel contact hebben opgenomen. Wij geven wel een tegemoetkoming in de kosten van bijna alle vaccins (uitgezonderd de vaccins voor buitenland). De tegemoetkoming bedraagt 25 euro per jaar en per persoon. Met vriendelijke groeten,
13
De Boeck Danny Provinciaal Coördinator Tel: 070/235.235
[email protected]
www.vnz235.be Graag wou ik dan ook vernemen op welke manier men met het Vlaams neutraal ziekenfonds contact heeft opgenomen en welk schriftelijk bewijsstuk daarvan is. Antwoord van 20 februari 2009 Betreft: uw vraag van 3/02/2009 i.v.m. baarmoederhalskankerpreventie Bepaalde ziekenfondsen beschikken niet over een contactadres specifiek voor Vlaams-Brabant. Om de start van het project kenbaar te maken werd daarom gebruikgemaakt van de adressen van de landsbonden die te raadplegen zijn op de website van het RIZIV. Ook de telefoonnummers die daarop staan werden als contactnummers gebruikt. Voor de Neutrale Ziekenfondsen werd eerst telefonisch contact opgenomen met de Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen, Charleroisesteenweg 145 te 1060 Brussel met de vraag naar het contactadres voor Vlaams-Brabant. Volgende gegevens werden doorgegeven: Het Neutraal Ziekenfonds, Tervurenlaan 68-70 te 1040 Brussel. (e-mail:
[email protected]) Als bijlage vindt u de uitnodigingsmail die naar de verschillende landsbonden vertrokken is. Na de mailing werden de betrokkenen opnieuw telefonisch gecontacteerd met de vraag deze informatie te bezorgen aan de juiste persoon en opnieuw contact op te nemen met de dienst welzijn en gezondheid van de provincie Vlaams-Brabant. Schriftelijke vraag nr. 09/27 van Daniël Fonteyne (VLAAMS BELANG) van 28 januari 2009
Directie cultuur en onderwijs - i.v.m. onderwijsflankerend beleid en Gelijke Onderwijskansen (GOK) Op mijn brief van 6 december 2008 waarin ik een aantal vragen stelde in verband met GOKindicatoren, kreeg ik als antwoord dat dit te veel opzoekwerk was en u riep artikel 65 in. Tijdens de commissie onderwijs van dinsdag 27 januari, heeft Mevr. Jiroflée verklaard dat deze gegevens zeker beschikbaar moeten zijn. Daarom voorzitter dien ik nogmaals onderstaande vragen in. Hoeveel kinderen van anderstalige ouders zijn er voor het schooljaar 2008-2009 in de provinciale scholen ingeschreven? Van hoeveel kinderen is er ‘slechts’ 1 ouder anderstalig?
14
Van hoeveel kinderen zijn beide ouders anderstalig? Antwoord van 3 maart 2009 Betreft: uw vraag van 28/01/2009 i.v.m. onderwijsflankerend beleid en Gelijke Onderwijskansen (GOK) In de provinciale scholen is het volgend aantal leerlingen van anderstalige ouders ingeschreven: PSBO De Sterretjes: 19 De Wijnpers: 23 PISO: 87 Hierbij moet worden opgemerkt dat voor De Wijnpers de gegevens van de GOK-telling per 1 februari 2008 werden genomen. De gegevens voor dit schooljaar zijn in De Wijnpers niet onmiddellijk volledig beschikbaar. Voor de PSBO De Sterretjes en het PISO werden de gegevens van februari 2009 genomen. Deze vraag is niet van toepassing voor het CVO De Nobel. Van het volgend aantal leerlingen is er slechts één ouder anderstalig: PSBO De Sterretjes: 9 De Wijnpers: 13 PISO: 9 Hierbij moet worden opgemerkt dat voor De Wijnpers de gegevens van de GOK-telling per 1 februari 2008 werden genomen. De gegevens voor dit schooljaar zijn in De Wijnpers niet onmiddellijk volledig beschikbaar. Voor de PSBO De Sterretjes en het PISO werden de gegevens van februari 2009 genomen. Deze vraag is niet van toepassing voor het CVO De Nobel. Van het volgende aantal leerlingen zijn beide ouders anderstalig: PSBO De Sterretjes: 10 De Wijnpers: 10 PISO: 78. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor De Wijnpers de gegevens van de GOK-telling per 1 februari 2008 werden genomen. De gegevens voor dit schooljaar zijn in De Wijnpers niet onmiddellijk volledig beschikbaar. Voor de PSBO De Sterretjes en het PISO werden de gegevens van februari 2009 genomen. Deze vraag is niet van toepassing voor het CVO De Nobel. Schriftelijke vraag nr. 09/28 van Daniël Fonteyne (VLAAMS BELANG) van 11 februari 2009
Directie cultuur en onderwijs - i.v.m. leerkrachten islamitische godsdienst Heel wat scholen hebben problemen met het vinden van leerkrachten islamitische godsdienst. Het is vanzelfsprekend dat die leerkrachten een grondige kennis van de onderwijstaal Nederlands moeten hebben. Maar hier is, volgens minister van onderwijs Vandenbroucke, een uitzondering voorzien voor scholen die moeilijkheden ondervinden om een kandidaat aan te werven die deze kennis bezit. Deze afwijking geldt slechts voor de duur van één jaar en kan slechts tweemaal worden vernieuwd. Intussen dient deze leerkracht minstens het getuigschrift van pedagogische
15
bekwaamheid in het Nederlands behaald te hebben of geslaagd te zijn voor het van toepassing zijnde onderwijstaalwetexamen. 9 Hoeveel lesuren islamitische godsdienst richten de provinciale scholen in? Graag het aantal lesuren per school. 9 Hoeveel leerkrachten islamitische godsdienst zijn er in de provinciale scholen? 9 Hebben de scholen moeilijkheden ondervonden om leerkrachten islamitische godsdienst te vinden? 9 Zijn er nu nog leerlingen die geen les islamitische godsdienst krijgen door gebrek aan een geschikte leerkracht? 9 Heeft de provincie de hierboven genoemde afwijking ooit aangevraagd? Antwoord van 3 maart 2009 Betreft: uw vraag van 11/02/2009 i.v.m. leerkrachten islamitische godsdienst In De Wijnpers en het CVO De Nobel worden geen lesuren islamitische godsdienst ingericht. In de PSBO De Sterretjes worden sedert dit schooljaar 6 lesuren islamitische godsdienst ingericht. In het PISO worden 25 lesuren islamitische godsdienst ingericht. In de PSBO De Sterretjes is 1 leerkracht islamitische godsdienst. In het PISO is 1 leerkracht islamitische godsdienst. De PSBO De Sterretjes en het PISO hebben moeilijkheden ondervonden om leerkrachten islamitische godsdienst te vinden. In de PSBO De Sterretjes en het PISO zijn er nu geen leerlingen die les islamitische godsdienst krijgen door gebrek aan een geschikte leerkracht. De provincie heeft de hierboven genoemde afwijking nooit aangevraagd. Schriftelijke vraag nr. 09/29 van Daniël Fonteyne (VLAAMS BELANG) van 11 februari 2009
Directie cultuur en onderwijs - i.v.m. spijbelen in provinciale scholen Onlangs stond er in de pers, dat in de stad Antwerpen drie procent van de leerlingen in de lagere scholen spijbelt. 9 Beschikt de provincie over cijfergegevens van het spijbelgedrag in de provinciale scholen? 9 Heeft de provincie reeds onderzoek gedaan naar de reden van spijbelen in de provinciale scholen? 9 Welke stappen onderneemt de provincie in samenwerking met de scholen om spijbelen te voorkomen?
16
Antwoord van 13 maart 2009 Betreft : uw vraag van 11/02/2009 i.v.m. spijbelen in provinciale scholen In de PSBO De Sterretjes kwam de afgelopen schooljaren slechts eenmaal spijbelgedrag voor. Het betrof een leerling, die geen gebruik maakte van het collectief vervoer. Per schooljaar wordt voor ongeveer 5 procent (6 van 120 leerlingen) van de leerlingen in de PSBO De Sterretjes een begeleidingsdossier voor ongewettigde afwezigheden opgestart. Van deze 6 leerlingen komen er wel drie uit hetzelfde gezin. Tijdens het huidige schooljaar kregen in De Wijnpers 22 leerlingen een B-code (= een halve dag onwettig afwezig). Concreet betekent dit dat 4,64 procent van het totaal van de leerlingen in De Wijnpers ooit eens spijbelt (22 van 474 leerlingen). De kern hardnekkige spijbelaars (meer dan 10 halve dagen) bedraagt slechts 0,6 procent van het totaal van de leerlingen (3 van 474 leerlingen). In het PISO is tijdens het huidige schooljaar 4,2 procent van het totaal van de leerlingen meer dan 30 halve dagen ongewettigd afwezig geweest. De ongewettigde afwezigheden tussen de 10 en de 30 halve dagen bedroeg 9,6 procent van het totaal van de leerlingen. Het PISO deed al onderzoek naar de redenen van spijbelen. De meest voorkomende redenen in het PISO zijn: - een zwakke motivatie met betrekking tot de school door het gebrek aan interesse, het niet goed weten voor welke studierichting men moet kiezen en het verliezen van de moed wegens onvoldoende resultaten; - het gebrek aan interesse voor bepaalde leervakken; - de onmacht van sommige ouders in de opvoedingssituatie; - problemen in de gezinssituatie; - persoonlijke problemen, waarbij de leerling denkt dat niemand hulp kan bieden of niet uit zichzelf iemand in vertrouwen neemt; - het niet-of te laat doorgeven van medische attesten aan het leerlingensecretariaat door sommige leerlingen, waardoor de afwezigheid als spijbelen wordt beschouwd; - het moeten tolken door leerlingen van allochtone afkomst voor familieleden, die op gesprek moeten bij een officiële instantie of op doktersvisite moeten gaan. In de schoolreglementen van de onderwijsinstellingen is een regeling rond diverse afwezigheden, waaronder spijbelgedrag, opgenomen. De schoolreglementen van De Wijnpers en het PISO bepalen onder andere de procedure die moet worden gevolgd als leerlingen afwezig zijn, bepalen welke afwezigheden gewettigd zijn en geven aan dat spijbelen niet kan. In De Wijnpers en het PISO wordt spijbelgedrag gesanctioneerd onder meer door middel van het quoteren van het gedrag van de leerlingen en wordt het Centrum voor Leerlingenbegeleiding ingeschakeld bij problematisch spijbelgedrag. Dit laatste geldt ook voor de PSBO De Sterretjes. Verder nemen de scholen zelf ook bijkomend stappen om spijbelen te voorkomen. Zo maakt de directie van de PSBO De Sterretjes duidelijke afspraken met de ouders van de leerling, als zij vaststelt dat een leerling spijbelt. Het PISO heeft een stappenplan om spijbelen te voorkomen. Dit stappenplan bevat per verantwoordelijke (leerlingensecretariaat, leerkrachten, klassenraad, leerlingbegeleider, Centrum voor Leerlingenbegeleiding en cel leerlingenbegeleiding) een aantal acties, die moeten worden ondernomen en de inhoud van elke actie wordt duidelijk omschreven. Overeenkomstig het inzagereglement voor de provincieraadsleden in het kader van openbaarheid en openheid van bestuur kan via de provinciegriffier inzage worden gevraagd in dit stappenplan.
17
Schriftelijke vraag nr 09/30 van Odette Van Brusselen (VLAAMS BELANG) van 26 februari 2009
Directie economie, landbouw en leefmilieu - i.v.m. het energieprestatiecertificaat Volgens de Vlaamse regelgeving moet de gebruiker van een publiek gebouw uiterlijk op 1 januari 2009 voor elk afzonderlijk publiek gebouw of elke gebouwsite, over een energieprestatiecertificaat beschikken. Dit EPC dient op een voor het publiek opvallende plaats uitgehangen te worden vanaf 01/01/09. Hangt het EPC intussen uit in het provinciehuis? En zo ja, op welke plaats? Wat was de kostprijs van dit EPC? Was hiervoor budget ingeschreven in de begroting? Wat is de totale bruikbare vloeroppervlakte van het provinciehuis? Het energieprestatiecertificaat bestaat uit twee gedeeltes. Enerzijds wordt een kengetal toegekend. Dit gebeurt deels op basis van de gebouwgebonden karakteristieken, deels op basis van het energieverbruik. Wat is de verhouding glas/volume voor het provinciehuis? Wordt voor de energieboekhouding gebruikgemaakt van een softwarepakket? Zo ja, welke toepassing? Antwoord van 13 maart 2009 Betreft : uw vraag van 26/02/2009 i.v.m. het energieprestatiecertificaat Hierna vindt u het antwoord op uw vragen. A. Volgens de Vlaamse regelgeving moet de gebruiker van een publiek gebouw uiterlijk op 1 januari 2009 voor elk afzonderlijk publiek gebouw of elke gebouwsite, over een energieprestatiecertificaat beschikken. Dit EPC dient op een voor het publiek opvallende plaats uitgehangen te worden vanaf 01/01/09. 1. Hangt het EPC intussen uit in het provinciehuis? En zo ja, op welke plaats? Het EPC hangt duidelijk zichtbaar voor het publiek in de glazen kast voorzien op de gelijkvloerse verdieping naast de buitenlift van het provinciehuis. 2. Wat was de kostprijs van dit EPC? Was hiervoor budget ingeschreven in de begroting? Er zijn geen extra kosten ( budget) nodig aangezien het opmaken van het EPC gebeurde door de energiecoördinator die hiervoor geregistreerd en aangesteld is als interne energiedeskundige. 3. Wat is de totale bruikbare vloeroppervlakte van het provinciehuis? De totale bruikbare vloeroppervlakte van het provinciehuis is 21.605 m². B. Het energieprestatiecertificaat bestaat uit twee gedeeltes. Enerzijds wordt een kengetal toegekend. Dit gebeurt deels op basis van de gebouwgebonden karakteristieken, deels op basis van het energieverbruik. Er zijn in een EPC certificaat twee gedeeltes: E-kengetal en Adviezen. Het E-kengetal wordt berekend in de software van VEA (Vlaams Energieagentschap) op basis van drie gegevens: 1. Energieverbruik over één jaarperiode (gas en elektriciteit);
18
2. Bruikbare oppervlakte van het gebouw; 3. Graaddagen (weersomstandigheden) in de meetperiode. Dit E-kengetal wordt op een kleurendiagram vergeleken met een E-referentiewaarde. Dit referentiegetal is afhankelijk van het type gebouw waaronder het betreffende gebouw geklasseerd wordt. Het gedeelte Adviezen wordt automatisch gegenereerd in de VEA-software op basis van een ingevulde auditlijst met vragen (meer dan 100) zowel over gedrag en beheer, evenals over gebouw- en installatiekarakteristieken. 4. Wat is de verhouding glas/volume voor het provinciehuis? De totale glasoppervlakte van het provinciehuis bedraagt 5.584 m² en het verwarmde volume bedraagt 72.103 m². 5. Wordt voor de energieboekhouding gebruikgemaakt van een softwarepakket? Zo ja, welke toepassing? Voor de energieboekhouding gebruiken we enerzijds een eigen formaat opgesteld in Excel met een ondersteuning van het softwarepakket Energymanager. Dit laatste is op zijn beurt gelinkt met het Honeywell-gebouwbeheerssysteem. Voor het provinciehuis worden gas- en elektriciteitsverbruik sinds 2009 dagelijks per uur in kaart gebracht en geanalyseerd. Het energieverbruik wordt wekelijks met elkaar vergeleken hierbij rekening houdend met de weersomstandigheden.
19