ar tisanato
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Project
7
3
Personen
8
4
Ambachten
24
5
Methodologie
30
6
Onderzoek
35
7
Besluit
69
8
Vervolgtraject
81
9
Dankwoord
88
Literatuurlijst
91
4
5
Inleiding
1
Bedrijven in kleinschalige, specialistische ambachten worden in toenemende mate geconfronteerd met een stagnerende instroom van jongeren (ontgroening) en een groeiende uitstroom van oudere, ervaren medewerkers (vergrijzing) (MKB Nederland 2010). De Samenwerkende Organisaties Vakmanschap (SOS Vakmanschap, 2010) benadrukken in het manifest het belang van het vakmanschap voor de economie en voor de samenleving en de maatregelen die daarom noodzakelijk zijn. Als de veralgemenisering niet tijdig een halt wordt toegeroepen, zal het steeds moeilijker worden om goed geschoolde vaklieden te vinden en zal er door de sterke vergrijzing in deze beroepen enorm veel knowhow verloren gaan (S.O.S. Vakmanschap, 2010). Ook in België dreigt de knowhow van verschillende ambachten (houtsculptuur, keramiek, meubelbouw, …) verloren te gaan op onze lokale arbeidsmarkt. Met project Artisanato wil het Recyclage Atelier (deelwerking van Kringwinkelcentrum vzw S.W. WEB) verder werken aan productinnovatie (niches lokaal houden, samenwerkingsverbanden met kunstenaars en designers, conceptstore,…), en de mogelijkheden onderzoeken om ambachten/vakmanschap te herwaarderen en een duurzame plaats te geven in de Sociale Economie. De onderzoekers analyseren de haalbaarheid om ambachten te integreren in de werking van het Recyclage Atelier, met oog om mogelijk in de toekomst een ‘ambachtensite’ te realiseren in de Sociale Economie.
6
7
Inleiding
De kringwinkel van vzw S.W. WEB (hierna WEB genoemd) streeft er continu naar het hergebruik van binnengekomen goederen en het vergroten van de hiermee verbonden. In oktober 2010 werd het Recyclage Atelier opgestart als deelwerking van het Kringwinkelcentrum. Het Recyclage Atelier creëert enerzijds nieuwe verkoopbare producten op basis van materiaal uit het Kringwinkelcentrum dat niet verkoopbaar is zonder ingrijpende, innovatieve ingrepen. Anderzijds voeren de doelgroepwerknemers kleine herstel- of opknapwerken uit aan bijvoorbeeld. houten meubels, zoals kasten, stoelen, … Het Recyclage Atelier creëerde in 2010 vijf bijkomende tewerkstellingsplaatsen (Sociale Werkplaats) en stelde in 2011 twee productontwerpers (Ben Hagenaars en Ollivier Piqueray) tewerk. In het kader van dit project vond een eerste inspirerende samenwerking plaats tussen WEB en de studenten VZWvan WEBde Katholieke Hogeschool Limburg, departement. VZW SW WEB Media, en docenten Arts & Design-Faculty (hierna MAD-faculty) in Genk. Zo realiseerden ze samen reeds een nieuwe lijn eco-designmeubelenAtelier op basis van sloophout. ReSourceLAB >Commercialisering
>Tewerkstelling
2
Geënthousiasmeerd door het succes van deze werking rond de afvalstromen van houten objecten zoals kasten, tafels en stoelen is het idee ontstaan om meerdere ambachten te gaan verkennen die mogelijk te integreren zijn in de werking van het Recyclage Atelier. Zo is het onderzoeksproject Artisanato ontstaan, waar u nu de publicatie van in uw handen heeft. In
Project
deze publicatie wordt het afgelegde traject en de conclusies van Artisanato, een tweede succesvolle samenwerking tussen deze partners, toegelicht.
Artisanato is een samenwerking tussen WEB en onderzoeksgroep Art| Object & Design van de MAD-faculty. Het project werd ondersteund door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. In dit project onderzoekt de onderzoeksgroep Art|Object & Design de mogelijkheden om ambachten te integreren in het Recyclage Atelier van WEB. Doelstelling van het project is om mogelijkheden te onderzoeken waarin men handwerk en vakmanschap lokaal kunnen behouden, herwaarderen, actualiseren en een duurzame plaats geven in de Sociale Economie. Hierbij wordt sterk ingezet op het ontwikkelen van de vereiste competenties van de doelgroepwerknemers (hierna werknemers genoemd) en de creatie van jobs met leermogelijkheden en mogelijke doorstroomkansen richting de reguliere (creatieve) industrie. Tijdens het onderzoek is een selectie van ambachten gemaakt die zijn getest in proeftuinen om zo de duurzaamheid, continuïteit en creatieve mogelijkheden voor kleinschalige productie in het atelier van WEB af te toetsen. In nauwe samenwerking met kunstenaars en ontwerpers zijn de onderzoekers van Art|Object & Design op zoek gegaan naar een innovatief hergebruik van de ingezamelde materialen en objecten
WEB
VZW WEB ReSourceLAB Conceptlabel Commercialisatie van productlijnen en maatwerk
VZW SW WEB Recyclage Atelier Tewerkstelling Productieplaats
8 2. Project
uit Vlaamse huishoudens, om zo met het Recyclage Atelier een eigen positie in te kunnen nemen in het Vlaamse landschap van de creatieve industrie.
3
Personen
Gedurende het onderzoeksproject hebben de twee onderzoekers (Andries Vanvinckenroye en Laura Braspenning) telkens de aanpak en bevindingen van het project Artisanato voorgesteld aan de stuurgroep. Deze stuurgroep bestaat uit experts en direct betrokkenen. Deze meetings zijn bijzonder waardevol gebleken voor het afstemmen van het project op de context van de Sociale Economie, het waar nodig bijsturen van de plannen, en in het delen van expertise en ervaringen van de betrokken stuurgroepleden op het vlak van ambachten, design en Sociale Economie.
9 Personen
Debby Van Aalst [°1969] is verantwoordelijke communicatie en verkoop bij WEB. Zij is in 2011 aangeworven bij WEB om onder meer de producten van ResourceLab te vermarkten en verder uit te bouwen in samenwerking met de productieplaats van het Recyclage Atelier. Ook speelt zij in de toekomst een belangrijke rol voor de ontwikkeling van nieuwe productlijnen en het uitbouwen van partnerschappen met hogescholen en designers. Tom Vercauteren [°1975] is sinds 2006 in dienst bij WEB, waar hij verantwoordelijk is voor het Kringwinkelcentrum. Het Recyclage Atelier maakt deel uit van het Kringwinkelcentrum. Hergebruik van materialen en de afvalberg verminderen is één van de inhoudelijke speerpunten van het Kringwinkelcentrum. Het Recyclage Atelier gaat verder aan de slag met de materialen en/of producten die moeilijk of niet verkoopbaar zijn in de Kringwinkels. Deze materialen worden terug ingezet als grondstof voor nieuwe producten. Tom is projectverantwoordelijke van Artisanato en heeft samen met de onderzoekers het project inhoudelijk opgevolgd, bijgestuurd en geëvalueerd. Peter Gielen [°1962 ] is werkleider van het recyclageatelier. Als opvoeder met een passie voor schrijnwerkerij en recyclage vervolledigt hij sinds 2001 het team van WEB. In zijn werk begeleidt hij zijn medewerkers dagelijks door actief met hen mee te werken en hen te ondersteunen in de ontwikkeling van werkattitudes, werktechnische vaardigheden en kwaliteitsbesef . Omwille van deze reden is Peter het dichtst betrokken bij de praktische uitvoering van Artisanato op de werkvloer en fungeert hij vaak als intermediair tussen de doelgroepmedewerkers en de proeftuindocenten en projectonderzoekers. Peggy Liekens [°1972] is directeur tewerkstelling bij WEB en werkt sinds 1999 bij WEB. WEB is een organisatie die zich richt tot werkzoekenden en werknemers uit de Kempen die intensieve begeleiding nodig hebben in hun traject naar duurzame tewerkstelling. Rekening houdend met de bredere maatschappelijke context en/of de vraag van het individu vult WEB deze begeleidingstrajecten in met vorming, opleiding, werkervaring of tewerkstelling. Daarnaast formuleert WEB ook een aanbod naar werkgevers op het vlak van opleiding en begeleiding van hun werknemers uit de kansengroepen en geeft WEB advies en ondersteuning bij de uitbouw van een aan hun behoefte aangepast HRM-beleid. Zij is gestart als projectverantwoordelijke van werkervaringsprojecten en sinds 2008 maakt ze deel uit van de directie. In de organisatie is zij ver-
10
11
Personen
Personen
antwoordelijk voor de initiatieven van WEB binnen de Sociale Economie. Hierbij gaat het concreet over de sociale werkplaats, de lokale diensten economie initiatieven, de dienstencheques werking en Arbeidszorg.
en hebben ook inbreng bij de ontwerppraktijk in samenwerking met de designer. Deze continue interactie en hun inspraak waarderen zij enorm en ervaren zij als bijzonder.
Het Recyclage Atelier is in 2010 opgestart als deelwerking van het Kringwinkelcentrum. Enerzijds creëert het nieuwe verkoopbare producten op basis van materiaal uit het Kringwinkelcentrum dat niet verkoopbaar is zonder ingrijpende, innovatieve ingrepen. Anderzijds voeren de werknemers maatwerkopdrachten uit, zoals winkelinrichtingen en meubilair op maat. RecourceLab is het conceptlabel waaronder de productlijnen worden ontwikkeld.
We zijn ervan overtuigd dat een dergelijke herwaardering van handarbeid én het realiseren van maatwerk en kleinschalige producties met een grote toegevoegde waarde, een succesvol concept zijn. De matching van ‘recyclage’, ‘design’ en ‘creatie van duurzame jobs’ verder blijven vertalen naar een succesvolle operationele setting in een sociale werkplaats is onze uitdaging.
Vanaf de opstart was het de intentie van WEB om innovatieve productniches te ontwikkelen met maximale hergebruik van materialen als uitgangspunt en dus was het voor ons een logisch gegeven om met de MAD-faculty samen te werken voor de creatieve inbreng om de eerste productlijnen te ontwikkelen in 2011. Het succes hiervan zette WEB en de MAD-faculty verder aan het denken en leidde tot het onderzoeksproject ‘Artisanato’. De rode draad vanaf het begin van de samenwerking met MAD-faculty was de overtuiging dat het bundelen van de krachten van Sociale Economie initiatieven met expertise uit het onderwijs, ieders traditioneel werkterrein doet overstijgen en tot vernieuwende resultaten en nieuwe dynamieken leidt in onze sector. We ambiëren in onze initiatieven steeds het creëren van duurzame en kwalitatief hoogstaande tewerkstelling voor de kansengroepen. WEB zet met het Recyclage Atelier in op het creëren van ‘actieve jobs’ waarbij we maximale leermogelijkheden aanreiken en kennis en ervaring willen borgen. In het kader van het versterken van de leermogelijkheden vinden we het belangrijk dat de werknemers de kans krijgen om zich verder te ontplooien door nieuwe competenties te ontwikkelen en de bestaande verder uit te breiden. We hebben met de productlijnen voor ResourceLab en de proeftuinen binnen Artisanato ervaren dat de inzet en de betrokkenheid van de werknemers hoog was. Het loont de moeite om de grenzen van taakvariatie en complexiteit van vaktechnische vaardigheden af te tasten. We versterken de leergierigheid van de werknemers en ervaren een sterke beroepstrots, een hoger kwaliteitsbesef en verantwoordelijkheidszin. De werknemers worden continu gecoacht en begeleid op de werkvloer
Tim Wagendorp [°1974] is van kindsbeen af geïntrigeerd door messen. Het begon allemaal met dat eerste eenvoudige zakmesje dat zijn jeugdavonturen overleefde. Langzaam werd deze fascinatie een echte passie. Een passie voor handwerk, creativiteit en kwaliteit die leidde tot zijn bijberoep als messenmaker. Verder is Tim projectmedewerker Revisie & begeleider rapportering bij KOMOSIE. Tim ondersteunt de Kringwinkelcentra bij de rapportering van cijfers (KRISS-enquête) en is het aanspreekpunt voor allerhande (milieu)juridische aspecten. Daarnaast trekt Tim samen met Hans Pauwels het Interregproject ‘Zicht op hergebruik’. Binnen het Revisieproject is Tim verantwoordelijk voor de contacten met Recupel en de verschillende inzamelkanalen. Vraag aan honderd mensen waar ze aan denken bij het woord ‘ambachten’ en de meerderheid zal spontaan beginnen over Bokrijk, klompenmakers, vlegeldorsers en mandenvlechters. Dit eerder Breugeliaanse beeld is slechts het topje van de ijsberg. Wat velen niet beseffen is dat ambachten reeds eeuwenlang ingebed zijn in onze maatschappij. Altijd en overal was en is er vraag naar kwaliteitsproducten, al dan niet met een erg specifiek gebruiksdoel en perfect afgestemd op de gebruiker. Zonder smid geen werktuigen, zonder werktuigen geen steenkapper, zonder steenkapper geen huizen, … Net zoals kinderen vaak de herkomst van melk niet meer kennen, vergeten vele mensen het boeiende verhaal en de technieken achter talrijke alledaagse producten. Ikzelf ben messenmaker (in bijberoep) en merk dagelijks de verwondering bij mensen wanneer ik hen de verschillende tussenstappen en disciplines beschrijf die je bij het maken van een degelijk mes nodig hebt. De symbiose van vakkennis, materiaalkeuze, functionaliteit en esthetiek gaan hand in hand. Het is deze unieke combinatie die een ambachtelijk product net dat ietsje meer geeft.
We worden regelmatig overspoeld door modewoorden. De term duurzaamheid is nog maar net verteerd, of het woord innovatie steekt alweer de kop op. Mensen die vertrouwd zijn met het beroep van messenmaker, zullen in deze oude ets tal van materialen en technieken herkennen die vandaag de dag nog steeds door messenmakers gebruikt worden. Zo bleven aambeelden, bankschroeven, hamers, vijlen, slijpstenen, … zo goed als onveranderd doorheen de jaren. De innovatie zit hem vaak in kleine details. In de gebruikte lijmen, in de kwaliteit van het staal, in de slijtvastheid van schuurpapier. Innovatie is in dit geval niet gebruikt om het ambacht uit te hollen tot massaproductie, maar laat me wel toe om een beter mes te maken met de beschikbare hulmiddelen.
12
13
Personen
Personen
of juweelcreaties op maat. Deze stijgende vraag naar degelijke producten is natuurlijk erg positief en kan als een verrijking voor zowel de
Dat innovatie meer is dan hightech processen, nanotechnologie en academische principes, bewijst WEB met het Artisanato project. Innovatie vormt voor WEB een kapstok om te kijken naar het verleden, het heden en de toekomst. Het verleden reikt een schat aan herbruikbare materialen en ambachtelijke technieken aan. Zowel de gebruikte technieken, de gebruikte materialen als de medewerkers dragen vaak een kleurrijk verleden met zich mee. WEB gaat na in welke mate deze aspecten vandaag de dag, op maat van hun doelgroep ingezet kunnen worden. WEB geeft een praktische en innovatieve invulling aan het begrip ambacht en versterkt zo het bestaande aanbod van tewerkstellingsactiviteiten en trashdesign producten. En de toekomst? Zowel de doorgroeimogelijkheden voor de medewerkers, het gebruiksgenot dat de toekomstige klanten zullen hebben als de zorg voor een beter leefmilieu dragen bij tot een betere toekomst. Als ambachtsman en als beleidsmedewerker bij KOMOSIE (federatie die de 31 Kringwinkelcentra in Vlaanderen ondersteunt) kan ik dat natuurlijk alleen maar toejuichen. Het project kan inspirerend werken voor de hele Kringwinkelsector. We staan voor belangrijke keuzes over onze rol in het nieuwe Vlaamse materialenbeleid en zoeken naar een betere inzet van onze mensen en een betere bestemming voor de niet herbruikbare spullen (hetgeen niet meer verkocht kan worden). Projecten als Artisanato geven kansen aan mensen en materialen. Onze maatschappij hervindt de waarde van een degelijk product. Kookwinkels worden overstelpt door foodies op zoek naar de juiste citruspers, mensen hebben terug interesse in handgemaakte lederwaren
Luijken, Johannes en Caspaares (1694), ‘Het Menselijk Bedrijf’, Amsterdam: Uitgeversmaatschappij Elsevier
ambachtsman, de gebruiker als de maatschappij aanzien worden. Er is echter een belangrijke valkuil: mensen hebben vaak geen flauw benul van de waarde van een degelijk product en de vakkennis erachter. Ze laten zich makkelijk beïnvloeden door marketing en zelfuitgeroepen facebook-vaklui. Een degelijk opleidingskader ontbreekt zo goed als volledig in ons land. Ik vind het dan ook een belangrijke meerwaarde dat net het aspect van opleiding en ervaringsuitwisseling de spil vormt van het Artisanato project. Het brengt vakkennis dichter bij de WEB werknemers en de klant. Ik vind het als vakman een verrijking om mijn kennis te kunnen delen met anderen. Deze kennisoverdracht doet je bewust nadenken over het waarom van je handelen als vakman en helpt je zo een stap vooruit in het verbeteren van je vakkennis. De overdracht vormt een manier om jezelf te innoveren. De talrijke vaklui die aan het project en de proeflabo’s meewerkten, zullen één voor één deze uitwisseling met de mensen van WEB als verrijking ervaren hebben. Kortom, ik vind het als ambachtsman en als beleidsmedewerker een voorrecht om aan dit project te mogen meewerken. Het opent deuren voor de WEB werknemers, het opent de ogen van de klant en het opent mijn geest als ambachtsman! David Huycke [°1967] studeerde juweelontwerp en zilversmeedkunst aan SintLucas Antwerpen. Sinds 1993 is hij zelfstandig kunstenaar. Momenteel is hij docent, onderzoeker en coördinator van Art|Object & Design aan de MADfaculty (campus 11de linie). In 2010 behaalt hij zijn doctoraat in de kunsten met het onderzoek The Metamorphic Ornament: Re-Thinking Granulation. David is vooral geïnteresseerd in objecten die zweven tussen sculpturen en (huiselijke) gebruiksvoorwerpen, zonder dat ze helemaal thuishoren in één van die categorieën. Zijn werk situeert zich op dit kruispunt van kunst, ambacht en design. Zijn objecten onthullen een mix van poëzie, sensualiteit, wiskundigheid, ambacht, wetenschap, techniek en een kritische attitude ten opzichte van zijn werkveld: de edelsmeedkunst. Hoewel de nauwe verbondenheid en de onophoudelijke dialoog van de craft-kunstenaar met zijn materiaal en de daaraan gekoppelde uitgebreide technische kennis gezien kan worden als een essentieel kenmerk van de kunstambachten, domineert momenteel een tegengestelde visie dit domein. Een te grote verdieping in traditionele methodes en media zou de artistieke vernieuwing vertragen, waardoor de expressiemogelijkheden beperkt worden. Glenn Adamson stelt zelfs
14
15
Personen
Personen
in een recent artikel in Crafts dat het ontbreken van technische finesse in een object op de één of andere manier de aanwezigheid van een concept zou impliceren en dat amateurisme momenteel gezien kan worden als een artistieke noodzakelijkheid (Adamson, 2008). Onterecht zou men hieruit kunnen afleiden dat een teveel aan technische finesse een gebrek aan inhoud en concept zou impliceren. Omdat dit gevoel reeds lange tijd leeft binnen de wereld van de hedendaagse kunstambachten, trachten vele craft-kunstenaars zich de laatste decennia vooral te bevrijden van de obligate kennis van traditionele materialen en technieken, om het object voortaan op een meer conceptuele manier te benaderen, waardoor het idee het belangrijkste ingrediënt van het object wordt (Vessby, 2005). Materialen en technieken verliezen op deze manier bij de creatie hun status van uitgangspunt en staan nu (vooral) in dienst van de realisatie van het concept. Eerder dan bij de kunstambachten vindt deze visie aansluiting bij de conceptuele kunst, zoals die in de beeldende kunsten verschijnt vanaf de jaren ’60 en eigenlijk ook al vanaf Duchamp (1887-1968). Ondanks dit scepticisme en deze rebellerende houding tegenover de kennis en het gebruik van traditionele technieken, materialen en processen zoekt een groot aantal kunstenaars vandaag niettemin naar nieuwe manieren om, grotendeels los van tradities, met die traditionele media om te gaan. Vanuit dit streven naar een ‘juist’ en aangepast gebruik van de oude technieken ontstaat een zoektocht naar metaforen, naar de inherente eigenschappen van het medium, naar een nieuw expressief potentieel en een andere visuele taal. Deze nieuwe artistieke taal of ruimte zou moeten beschikken over een breed spectrum aan parameters[1] waarin gezocht en waaruit geput kan worden, waardoor nieuwe verbanden en inzichten kunnen ontstaan wanneer de traditionele en de reeds gekende expressieve vermogens tekort schieten in hun mogelijkheden. Het is immers een illusie om te denken dat reeds alles gekend zou zijn en dat de expressieve mogelijkheden van eeuwenoude technieken en processen intussen uitgeput en uitgehold zouden zijn. Tegen deze achtergrond ontwikkelde ik tussen 2005 en 2010 een praktijk-
1 Parameters zoals bv. materiaal, kleur, techniek, historische situering, enz. kunnen binnen deze context vergeleken worden met de woorden van een taal en de nieuwe verbanden en inzichten tussen de bestaande parameters zijn nieuwe zinnen die kunnen ontstaan. De artistieke ruimte is dan de taal zelf. Onderzoek zorgt ervoor dat deze verbanden en inzichten herkend en geëxpliciteerd kunnen worden, wat uiteraard cruciaal is, want des te beter men een taal beheerst, des te interessanter het verhaal zal zijn.
gericht doctoraatsonderzoek in de beeldende kunst, The Metamorphic Ornament: Re-Thinking Granulation, waarbij granulatie, één van de oudste en meest tot de verbeelding sprekende versieringstechnieken uit de geschiedenis van de goudsmeedkunst, vanuit een artistiek standpunt in vraag werd gesteld. Niet de granulatietechniek op zich, maar het transformatieproces, waarbij technieken en concepten uit de ene discipline, de goudsmeedkunst, worden geïmplementeerd in een andere discipline, de sculpturale zilversmeedkunst, was het belangrijkste onderzoeksobject. Vanuit de kennis dat granulatie voornamelijk als versieringstechniek op sieraden terug te vinden is en dat het slechts zelden als constructief gegeven werd gebruikt, ontstonden twee specifieke uitgangspunten. Vanuit een eerste vraagstelling werd gezocht naar de constructieve mogelijkheden van granulatie in sculpturaal zilverwerk, zodanig dat de granule - het oorspronkelijke ornament zijn primaire, decoratieve functie van puur visueel plezier verliest en verandert in de essentiële bouwsteen van het werk. Granulatie wordt hierdoor zowel textuur, structuur als de architecturale drager van het object. Naast dit eerste uitgangspunt ontstond een tweede, meer inhoudelijke vraagstelling. Binnen deze context werd gezocht naar de expressieve mogelijkheden van granulatie voor sculpturaal zilverwerk. Via deze methode wordt het granulatieproces op zich onderwerp en concept, waardoor het louter technische aspect overstegen wordt en er een poëtische dimensie ontstaat. Aangezien de artistieke kracht van dit onderzoeksproject vooral gestuurd werd vanuit technieken en materialen, zowel technisch als inhoudelijk, kan het uitgangspunt ervan gekaderd worden binnen de grote lijnen van de theorie van het hedendaagse kunstambacht. Met het begrip ‘kunstambacht’ kunnen evenwel verschillende inhouden worden aangeduid. Enerzijds wordt met de kunstambachten een verzameling van medium-specifieke disciplines, objecten of een specifieke beweging binnen de beeldende kunsten bedoeld, met bijzondere kenmerken en eigenschappen. Anderzijds bestaat een visie die ervan uitgaat dat het kunstambacht niet zozeer een beweging is of een specifieke klasse van objecten, uitgevoerd in bepaalde technieken en materialen, maar eerder een houding, een ingrediënt. Het betreft in deze laatste visie een manier om dingen te doen die niet exclusief aanwezig zijn in of eigen zijn aan één domein, maar aanwezig zijn in meerdere disciplines binnen de visuele en beeldende kunsten. De crafts zijn in deze betekenis veeleer een dynamiek, een attitude, die vrij is in het culturele landschap
16
17
Personen
Personen
en net zo relevant kan zijn voor beeldende kunstenaars, architecten, vormgevers, filosofen als voor ambachtslui. De Britse kunstcritica Tanya Harrod spreekt in deze context eerder over craftedness dan over craft (Harrod, 2007). Het aftasten van de grenzen van de mogelijkheden van materiaal en proces, en de drang om deze grenzen zo ver mogelijk te verleggen om zo het materiaal fysiek en intellectueel te kunnen domineren, is iets wat terug te vinden is in de geschiedenis van elk kunstambacht. Hoe moeilijker en weerbarstiger het materiaal, des te groter de overwinning. Uiteraard is het noodzakelijk om over een grondige kennis van de gebruikte materialen en technieken te beschikken om de limieten ervan te kunnen ontdekken (Gombrich, 2002). Deze beheersing is essentieel aangezien de moeilijkste technieken en processen zonder enig probleem moeten kunnen worden uitgevoerd, zodat de geest vrij kan blijven om zich te kunnen concentreren op de meer intellectuele, abstracte en conceptuele problemen, zoals de artistieke expressie. Grondige kennis van techniek en materiaal is tegelijkertijd ook problematisch omdat ze in deze context soms eerder een vijand dan wel een bondgenoot kan zijn. Het hier besproken onderzoeksproject toont daarentegen aan dat het pas mogelijk wordt om zich van die noodzaak van kennis te bevrijden en werk te ontwikkelen dat het medium overstijgt, wanneer de kennis van materialen en technieken zo uitgebreid is dat het idee het materiaal en de techniek gaat sturen en niet omgekeerd.2 Johan David [°1948] is conservator van het MOT, Museum voor de Oudere Technieken – Grimbergen. In de omgangstaal klinkt ‘ambachtelijk’ vaak negatief: het betekent iets als ‘geknutseld’ of ‘verouderd’. Alleen in de voedingssector wordt het woord als een kwaliteitslabel beschouwd: voor wijn of bier, voor brood of kaas, voor ham of pasta. Ook in het kader van sociale economie, historisch onderzoek of erfgoedbeleid worden termen als ‘ambacht’, ‘oude ambachten’of ‘ambachtelijk’ vaak gebruikt, zonder vooraf hun betekenis duidelijk te omschrijven. Wel ligt de klemtoon op handenarbeid, in tegenstelling tot geestelijke arbeid. Ook in Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal gaat het om ‘handwerk dat 2 Deels herwerkte en samengestelde tekst uit de doctoraatsthesis: ReThinking Granulation: The Metamorphic Ornament. Doctoraat in de Beeldende Kunst, Katholieke Universiteit Leuven, Universiteit Hasselt, 2005-2010, niet gepubliceerd.
aangeleerd moet worden’ (merkwaardig is dat volgens dezelfde bron handwerk blijkbaar niet aangeleerd moet worden). Er is uiteraard niets mis met handenarbeid, maar wel met het beeld dat men ervan heeft. Al te vaak wordt immers gesteld, zij het onbewust, dat je voor handenarbeid je hersenen niet nodig hebt. Beide lichaamsdelen, handen en hoofd, schijnen twee totaal verschillende wijzen van werken te vertegenwoordigen. In de realiteit is dat natuurlijk niet zo. Noch bij de chirurg of de tandarts, noch bij de timmerman of de metselaar. Deze laatsten moeten begrijpen, moeten berekenen, moe(s)ten vaak concipiëren. En dàt doen ze met hun hersenen op grond van hun kennis. De essentie is dus de kennis. Een heel ruime en diverse kennis. Laten we het voorbeeld van de schoenmaker bekijken. Hij moet eerst de opgave analyseren: bijvoorbeeld welke zijn de zwakke gedeelten van een voet, welk deel moet eventueel ondersteund worden, welke misvormingen treft men aan, op welke ondergrond gaat de drager van de schoenen lopen enz. Wanneer hij een duidelijk zicht heeft op de aard van het probleem dat met behulp van schoeisel opgelost zou moeten worden, kan de vakman zoeken tussen al de oplossingen die hij kent, naar diegene die het best toegepast kan worden. Na dat vooronderzoek kan pas gedacht worden aan de uitvoering. Ook die uitvoering veronderstelt een uitgebreide kennis: van de (grond)stoffen die gebruikt kunnen worden en van de middelen om ze te bewerken. Pas na al dat denkwerk, die geestelijke of intellectuele arbeid, kan de handenarbeid zelf beginnen. Wie daartoe niet in staat is, wordt geen schoenmaker. Hij blijft een schoenlapper. Je kan zelf tal van andere beroepen bedenken waar dat schema van toepassing is, kennis van het probleem, van de oplossingen, van de (grond)stoffen en van de methode(s). Telkens zal je tot hetzelfde besluit komen: er is veel kennis nodig. Dat fundamenteel belang van de kennis verdrijft de rol van de handvaardigheid natuurlijk niet (‘een goede smid kan een rond gat maken met een vierkante vijl’), maar dat belang moet erkend worden. De ‘ambachten’ zijn niet te herleiden tot een reeks weetjes en wat handvaardigheid. Ze berusten op een brede kennis, die trouwens niet alleen onontbeerlijk is voor de vakman. Ze is ook respectabel door haar omvang, door haar ouderdom - een (groot) deel ervan is duizenden jaren oud- en doordat ze aan de basis ligt, in wezen deel uitmaakt van onze moderne wetenschap.
18
19
Personen
Personen
Die kennis zullen we, vrees ik, niet kunnen redden met sociale projecten, met expertisecentra of met ministeriële nota’s. Maar als we beseffen wat we aan kennis kwijt zijn, zijn we al een heel stuk rijker. Lut Pil [°1961] is doctor in de Kunstwetenschappen en docent aan de LUCA School of Arts, Campus Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent. Ze doceert theorievakken over Kunst en Design, begeleidt mee de ateliers keramiek, glaskunst en textielontwerp en is coördinator van de onderzoeksgroep ‘Materie & Beeld’. Haar onderzoek richt zich op kunst en design vanaf de 19de eeuw tot vandaag. Thema’s waarover ze publiceert zijn onder meer designtheorie, de interactie tussen kunst en design, het artistieke discours, de relatie materie-beeld en het pittoreske als esthetische categorie. Het aanleren van ambachtelijke vaardigheden is belangrijk, ook los van de grote aandacht die er op dit ogenblik is voor een nieuwambachtelijke kunst (zoals onlangs nog in de tentoonstelling Making is Thinking in Witte de With in Rotterdam (2011), met een titel die is ontleend aan het invloedrijke boek The Craftsman (2008) van Richard Sennett, of het dossier ‘Ambacht’ in het rekto:verso-nummer van mei 2011). Vakkennis is een vruchtbare bodem voor nieuwe ontwikkelingen en kritisch onderzoek. De technische scholing maakt het mogelijk om concept en maakproces in eigen handen te houden, om conceptuele beslissingen te laten leiden door wat de eigen handen weten en ontdekken. Denken en maken worden niet opgedeeld, zoals vaak gebeurt in ontwikkelingen die steunen op de ideeën van ontwerpers of kunstenaars en de uitvoering door vaklui van gereputeerde werkcentra. De praktijk van arbeidsopdeling kan stimulerend en interessant zijn (ze is het centrale thema van The Art of Not Making (2011), een publicatie van de multimediakunstenaar Michael Petry) en wordt als zodanig erkend en benut. Wanneer een ontwerper of kunstenaar echter zelf over de nodige technische bagage beschikt, heeft hij een grotere artistieke vrijheid. Dan beslist hij zelf wanneer hij de uitvoering aan anderen overlaat en wanneer hij persoonlijk met het materiaal aan de slag gaat, vanuit een (conceptueel) denken dat beproefde uitvoeringstechnieken aanvaardt of uitdaagt. Concept en materiële uitvoering zijn dan geen twee verschillende werelden. ‘Craft is back’, de tendens wordt algemeen erkend en is er een waarin de culturele avant-garde zich durft te identificeren met artisanale
tradities. Het ambachtelijke is niet enkel terug aanwezig, maar wordt bovendien inhoudelijk, en door sommige ontwerpers en bedrijven ook technisch, op een nieuwe manier ingevuld. ‘Craft is not a dirty word but one that designers are actively redefining for the twenty-first century’ (Cameron & Makovsky, 2003). De cross-over hertekent de relaties tussen de verschillende disciplines. De driehoeksverhouding tussen kunst, ambacht en design wordt er een waar de posities niet langer hiërarchisch en duidelijk afgelijnd zijn. Traditie en nieuwe technologie gaan naadloos in elkaar over en richten zich op wat mensen ook in de 21ste eeuw bezighoudt. Naast de ecologische duurzaamheid van het materiaalgebruik, de productiewijze en de levensduur van het product is er daarom veel aandacht voor een emotionele duurzaamheid. Industrialisatie creëert de mogelijkheid van machinale perfectie en tegelijkertijd wordt die mogelijkheid al snel een vereiste. Ontwerpers kunnen daarom vanuit een conceptuele houding het industrieel geproduceerde object bewust een imperfectie geven of de toevallige fouten toelaten en spelen met de esthetiek van het onvolmaakte. Imperfectie krijgt zo een positieve inhoud en geeft het product een intellectuele meerwaarde die de industriële perfectie niet kan bieden. Imperfectie maakt de gebruiker ook bewust van de relevantie van het productieproces, een relevantie die niet beperkt blijft tot ambachtelijke technieken (waar overigens veelal naar een perfecte uitvoering wordt gestreefd), maar die ook betekenisvol kan zijn in een hoogtechnologische, industriële productiecontext. Een van de strategieën om in te gaan tegen de rigide logica van industriële productie en overproductie bestaat erin om afgedankte industriële producten te hergebruiken. Het object wordt soms letterlijk van de vuilnisbelt geplukt en na ‘behandeling’ een tweede leven gegund. De context is ruimer dan die van het functionele gebruik. De kritische benadering speelt in op een intellectuele, culturele en emotionele omgang met de materiële wereld en vertoont ook hier verwantschap met praktijken uit de kunstwereld. Dit vraagt bedrijven die open staan voor het ongebruikelijke en onconventionele, voor het gelaagde en beeldrijke, en die met hun productie interessante diversiteit brengen in het massale aanbod van consumptiegoederen.3 3 Deze tekst bestaat uit fragmenten van eerder gepubliceerde artikels van Lut Pil: FuturoTextiel08. Surprising Textiles, Design & Art, Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2008, p.87; Clash, Gent: Sint-Lucas Beeldende Kunst, 2011, z.p.; ‘Ongewone designconcepten’, in Lut Pil (red.), (Im)perfect by design. 4de Triënnale voor vormgeving, Brussel: Design Vlaanderen, 2004, p. 13-30.
20
21
Personen
Personen
Ilse Stouten [°1973] studeerde productdesign aan de S.H.I.V.K.V (nu MAD-faculty). Na haar studies ging ze aan de slag als verpakkingsontwerper voor de Europese firma Van Genechten Packaging. Ze maakte ontwerpen voor Unilever, Kraft Foods, McDonalds, … Daarna was ze als onderzoeker verbonden aan het VerpakkingsCentrum van Xios Hogeschool. Haar specialiteiten zijn verpakkingsinnovatie en ecodesign. Daarnaast gaf ze les in verpakkingsdesign, verpakkingsmaterialen en AutoCAD. In 2005 was ze Product Development Manager bij Mondi Packaging en sinds 2007 werkt ze voor de Mad-faculty (campus C-mine) als coördinator van onderzoeksgroep Art|Object & Design. In 2011 werd MAD-faculty gecontacteerd door WEB met de vraag om op een creatieve manier naar het Recyclage Atelier te kijken en nieuwe productielijnen te ontwikkelen door innovatieve productniches te ontwikkelen met een maximale recyclage. MAD-faculty besloot met haar onderzoeksgroep Art|Object & Design mee te stappen in het voorstel. Het was het begin van een boeiende samenwerking die ondertussen, met het project WEB@COOP, aan haar derde ronde begint. De titel van het project Artisanato is afgeleid van het Portugese woord Artesanato, wat handwerk, vakkundigheid, vakmanschap betekent. Ook de ontwerper is in deze context een vakman. De meerwaarde van de samenwerking met ontwerpers/onderzoekers ligt in het feit dat zij een brede maatschappelijke kijk hebben. Een productdesigner, afgestudeerd aan de MAD-faculty, is opgeleid om te functioneren in een professionele context, onderzoekend en handelend, om op een maatschappelijk relevante manier vorm te geven aan de toekomstige, steeds complexere maatschappij. De productdesigner concipieert, ontwerpt en communiceert op het terrein van de industriële of de artistiek-artisanale productie, nieuwe of vernieuwende synthesen van gebruikstechnische en socioculturele kwaliteiten (ZER rapportering, 2010). Door designers te betrekken krijg je innovatieve ideeën waarbij bovendien rekening wordt gehouden met economische, ecologische en technische criteria. We leven tegenwoordig in een technologische maatschappij waarin hoogtechnologische gadgets elkaar steeds sneller vervangen, maar net daardoor ontstaat de behoefte aan waarden die het materiële overstijgen. Deze waarden dienen terug te komen in de producten die een designer ontwerpt.
22
23
Personen
Personen
Artisanato is op het lijf van ontwerpers/onderzoekers geschreven want een dergelijk project kan pas slagen door een combinatie van het artistieke en het maatschappelijke. Het artistieke zijn de ambachten, de materialen en de technieken. In de opleiding Productdesign wordt veel belang gehecht aan het maken van ontwerpen, het experimenteren met materialen, het uitvoeren van het concept en het ervaren ervan: Research Through Design (het ontwerpproces als onderzoeksproces). Daarnaast krijgt de productdesigner niet enkel exacte wetenschappen als mechanica en wiskunde maar ook humane wetenschappen zoals psychologie en sociologie. De productdesigner kan omgaan met maatschappelijke veranderingen. Hij dient zich niet alleen in te leven in de wereld van de gebruiker van zijn producten, maar ook in de talenten en de tekortkomingen van de maker. Daardoor kan hij zich inleven in de leefwereld en handelingen van werknemers van de sociale werkplaats.
Onderzoekers: Laura Braspenning [°1980] is afgestudeerd als vrij vormgever aan het Sandberg Instituut in 2004 met diverse projecten, sieraden en producten waarbij rituelen, historie en het dagelijkse leven allen even belangrijk zijn. Ze is actief in projecten voor specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld Chinese ouderen waarvoor een eigen wooncomplex met de naam Foe Ooi Leeuw in Amsterdam Zuidoost gerealiseerd is. Ze is hierbij betrokken om als ontwerper de wensen en verwachtingen van deze toekomstige bewoners te vertalen in het huis en om een methodiek te ontwikkelen die de sociale cohesie tussen de bewoners onderling en tussen het huis en de buurt bevordert. Van 2005 tot 2008 was ze coördinator kunst en cultuur voor een zorgcentrum in Eindhoven. In 2008-2009 heeft zij naast haar werkzaamheden als ontwerper de master cultuurmanagement aan de universiteit Antwerpen afgerond, met een onderzoek naar het cultuurparticipatiebeleid van de cultuuractoren in Antwerpen ten aanzien van verschillende kansengroepen in de samenleving. Aansluitend werkte zij als onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen en als coördinator brede schoolprojecten voor jongeren in het secundair onderwijs. Sinds 2010 werkt Laura als coördinator van het Postgraduaat Multimedia & Communicatie en daarnaast als docent Onderzoekmethodologie aan de MAD-faculty, campus C-mine en gelijktijdig als onderzoeker in de onderzoeksgroep Art|Object & Design.
Andries Vanvinckenroye [°1986] studeerde in 2009 af als Master in Productdesign aan de Media & Design academie (nu MAD-faculty). Zijn afstudeerwerk won de Design Platform Limburg prijs en werd door kunsthuis Z33 geselecteerd voor deelname aan de tentoonstelling Toegepast 15. Na een half jaar durende cradle-to-cradle stage bij Cesana SpA in Milaan en een jaar werkervaring als point-of-sales ontwerper, werkt Andries mee als onderzoeker/ontwerper aan projecten rond elektrische mobiliteit en aan Artisanato in de onderzoeksgroep Art|Object & Design. Daarnaast is hij docent Productdesign aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Hasselt.
4
Ambachten Visie op ambacht In onze huidige samenleving heerst een tendens tot overwaardering voor intellectuele en onderwaardering voor fysieke arbeid en bijbehorend vakmanschap. Om iedereen in onze diverse samenleving kansen te bieden, moet die balans terug in evenwicht komen. Henk Oosterling beschrijft in zijn boek Rotterdam Vakmanstad de waarde van vakmanschap als een combinatie van elementen als leergierigheid, kwaliteitsbesef, beroepstrots, integriteit en verantwoordelijkheid (Oosterling, 2010:30). Hij refereert hierbij niet aan het nostalgische 19e-eeuwse begrip van ambachtelijk vakmanschap, maar wel aan een herwaardering van vaktechnische vaardigheden en bekwaamheid. Vertaald naar competentiegericht leren betekent dat een combinatie van vaardigheden, houdingen en vakkennis. Het gaat om een soort handelen en denken dat zich niet vertaalt in begrippen of woorden, maar wel in skills, tools en materie. Richard Florida beschrijft in zijn boek The rise of the creative class (2002) het belang van de creatieve industrie voor de ontwikkeling van gemeenschappen en steden. De meeste invloed kent hij in eerste instantie toe aan de nieuwe creatieve klasse die bestaat uit onder andere modeontwerpers, architecten, designers, kunstenaars,… maar hij onderschrijft ook het belang van een bottom up benadering van het omzetten van sociaal en creatief kapitaal: ‘Creativiteit in de wereld beperkt zich niet tot de Creatieve Klassen (...). Ik ben er heilig van overtuigd dat de sleutel tot het verbeteren van het overgrote deel van onderbetaalde, deels werkloze en misdeelde mensen niet in sociale dienst programma’s op part time baantjes zit (...) maar in het aftappen van de creativiteit van deze mensen’ (Florida in Oosterling, 2010:32). Tot slot spreekt Richard Sennett in zijn boek De ambachtsman. De mens als maker (2008) over het verband tussen hoofd en handen, tussen denken
24
25 Ambachten
en doen. Elke vaardigheid veronderstelt volgens hem zowel lichamelijke oefening als verbeeldingskracht. Sennett benadrukt hierbij dat het idee niet losstaat van de uitvoering, maar dat het handgemaakte object zelf reflecteert en de maker uitdaagt gedurende het vervaardigingsproces. Het vakmanschap is met andere woorden een continue afwisseling tussen denken en doen, en hierbij denken de handen en vingertoppen. Er wordt dus een uitgesproken onderscheid gemaakt tussen ambachtelijk werk en repetitief productiewerk (Sennett, 2008). Een dergelijke herwaardering van handwerk zoals door Oosterling, Florida en Sennett beschreven, als tegenhanger van intellectuele arbeid, biedt kansen voor laag- of ongeschoolde mensen. Het is daarom dat er bij de focus op ambachtelijke technieken en vervaardiging veel kansen liggen voor de sociale tewerkstelling in WEB. WEB richt zich tot werkzoekenden en doelgroepwerknemers uit de Kempen die intensieve begeleiding nodig hebben in hun traject naar duurzame tewerkstelling. Rekening houdend met de bredere maatschappelijke context en/of de vraag van het individu vult WEB deze begeleidingstrajecten in met vorming, opleiding, werkervaring of tewerkstelling. Deze werkzoekenden hebben geen directe toegang tot de reguliere arbeidsmarkt en hebben nood aan tewerkstelling waarin de focus ligt op talentontwikkeling onder intensieve begeleiding. Deze visie op ambachten, met de focus op handwerk en de mogelijkheid tot het aanleren van vakmanschap, staat daarom centraal binnen dit onderzoek. In de literatuur zien we dat er geen eenduidige definitie bestaat van wat verstaan kan worden onder ‘een ambacht’. Het begrip vertegenwoordigt immers ook beroepen met een enorme variatie, van glazenier, kapper, chocolatier, dakwerker, beenhouwer, verpleger tot webdesigner. We hanteren daarom in ons onderzoek de volgende definitie over ambachten; Onder ambachten verstaan we vakkundig handwerk, dat vooral in de praktijk wordt geleerd. Het gaat om een soort handelen en denken dat zich manifesteert in vaardigheden, instrumenten, technieken en materie. Bovendien gaat het om bedrijfsmatige uitoefening van het vak (Oosterling, 2010; Hoofdagentschap Ambachten, online).
Het belang van ambachten voor design Het ambachtelijk design is de laatste jaren terug populair. Het aantal verschillende activiteiten, zoals bijvoorbeeld het seminar Me Craft/ You Industry, in januari 2012 georganiseerd door Premsela (Nederlands instituut voor design en mode) onderzoekt de verschillende relaties tussen industrie en ambacht en de betekenis van industriële en ambachtelijke processen van vroeger en nu. Het vertrekt vanuit de visie van ontwerpers Makkink en Bey dat ambachten ingezet kunnen worden om het huidige industriële landschap opnieuw vorm te geven en kleinschalige, lokale innovatie en industrie met elkaar te verbinden (Premsela, 2012). Quartier Bricolé – labo voor design met wortels- een initiatief van Tapis Plein vzw uit Brugge vormt tussen 2009-2012 een platform voor zelf producerende ontwerpers, waarin zij een podium bieden voor handmatig vervaardigde producten en objecten. Het labo is een verkenningsruimte om kruisbestuiving en uitwisseling tussen ambachten en hedendaags design te stimuleren. De inspanningen worden verder gezet onder de noemer Handmade in Brugge vanaf 2013 (Quartier Bricolé, 2012). Ook de opkomst van tal van designmarkten zoals De Invasie, De markt van Morgen, Handmade in Belgium en tentoonstellingen zoals Power of Making in Londen en The Machine in Genk tonen dit bijvoorbeeld aan. Veel ontwerpers zijn geïnteresseerd in de creatie van handgemaakt design geïnspireerd op ambachten. De designcriticus Steven Skov Holt geeft aan dat er een verschuiving plaatsvindt waarbij niet het ambacht centraal staat, maar het inzetten van ambachtelijke technieken vanuit een ontwerp(ers) visie. Hij noemt dit ‘Manufracturen’: het fabriceren met opzettelijke productiefouten waardoor toegepaste ontwerpen transformeren tot onverwacht nieuwe vormen (Holt in Reinewald, 2009). Gastcurator van de tentoonstelling ‘Power of Making’ (2011), waarin het Victoria & Albert museum een beeld van ‘maken’ in onze tijd schetst, stelt dat het maakproces een actieve manier van denken is, iets dat uitgevoerd kan worden zonder een exact doel voor ogen, maar door het maken zelf een omgeving creëert waarin innovatie kan ontstaan (Charny, 2011). Juist dit aspect maakt het ambachtelijke vervaardigen voor ontwerpers zo aantrekkelijk. Bijvoorbeeld de in Londen gevestigde Studio Glithero geeft aan dat ze met hun designs willen reageren op het snelle consumentisme. Ze benadrukken in hun werk, dat vaak geïnspireerd is op traditionele technieken en ambachten, de schoonheid van het moment van creatie. In het werk The Long Drop uit 2009 creëren ze een tafel van beton waarbij het gietkanaal
26
27
Ambachten
Ambachten
als spiraal in de lucht steekt en zo onderdeel uitmaakt van het ontwerp. Ze creeëren vaak performance-achtige settings om hun werk te tonen, zodoende wil Studio Glithero benadrukken dat het deel uitmaken van de creatie een vorm van consumptie is die het meeste voldoening geeft (Studio Glithero in Brondi & Rainò, 2010:84). Ze stellen dus bewust het handmatige, ambachtelijke proces centraal in hun werk. Het Italiaanse ontwerpersduo Formafantasma staat bekend om het gebruik van ongebruikelijke materialen zoals vissenhuiden, lava en brooddeeg die zij verwerken tot producten die de ambachtelijke vervaardiging benadrukken. Door een onderzoekend ontwerpproces laten zij de relatie tussen lokale traditionele ambachtelijke technieken en design zien en bieden een kritische blik op duurzaamheid en het belang van culturele artefacten in onze huidige maatschappij (Sellers, 2013). De werkwijze van Formafantasme laat een nieuw licht schijnen op de relatie tussen historie, materiaalgebruik, herkomst en context die in ambachten vaak samen komen, door dit op kritische wijze te verbinden. Ze laten zo een nieuw licht schijnen op hoe productdesign historische, politieke of sociale vraagstukken kan voeden, en verkennen tegelijkertijd de kwaliteiten van materialen op een wijze die vaak was weggelegd voor ambachten. Formafantasma ziet materialen niet alleen als functioneel, maar ook als drager van emoties, als getuigenis van historische feiten, en laten deze kenmerken deel laten uitmaken van hun design. Naast zeer esthetisch is hun werk dus ook sociaal en politiek getint, wat een frisse benadering van het ambachtelijke is (Roke, 2012). Uit diverse onderzoeken blijkt dat consumenten zich meer hechten aan producten/objecten waarbij ze zelf betrokken waren in de realisatie (Kohtala, 2012). Mensen doen bijvoorbeeld minder snel afstand van een maatpak, een gepersonaliseerde beker of een in opdracht vervaardigd object. De duurzaamheid van producten kan verlengd worden door te zorgen dat mensen meer gehecht raken aan de creatie. Chapman gaat zelfs verder en bepleit een emotionally durable design, waarin de consument een emotionele relatie aan kan gaan met een product/object om zo de duurzaamheid te verhogen (Chapman, 2009:35). Producten met een verhaal maken meer kans om zo’n relatie met een consument te veroorzaken. Juist de handgemaakte producten, van bijvoorbeeld opgewaardeerde of hergebruikte materialen, dragen al verhalen en herinneringen met zich mee. Dit biedt dus kansen voor het creëren van producten/objecten die een langere levensduur hebben. Het lokaal produceren van design, met behulp van eerder lokale (am-
bachtelijke) technieken, geeft het ontwerp dus een verhaal en reflecteert geschiedenis en dit aspect zorgt ervoor dat mensen zich meer verbonden kunnen voelen met hun lokale cultuur. Designobjecten fungeren dan als cultuurdragers en vormen mee de identiteit (Formafantasma in Brondi & Rainò, 2010:107). Dit is een interessante benadering van meer handmatig vervaardigde designs, waarbij door de specifieke productievorm het handschrift van de maker en het feit dat iets handgemaakt is, worden benadrukt. Juist dit aspect zorgt ervoor dat gebruikers van de designproducten zich hier ook bewust van kunnen worden, en dus inzicht in de productie kunnen verkrijgen. In het kader van duurzaam design kan dit consumenten sensibiliseren voor duurzaamheid en zijn ecologische aspecten. Door de vormgeving kan bijvoorbeeld worden benadrukt dat materiaal vervaardigd is uit hergebruikte stoffen om zo mensen bewust te maken van de mogelijkheden van innovatief en esthetisch hergebruik. De betrokkenheid en interesse in het ontwerp kunnen hierdoor bovendien geprikkeld worden. Ook biedt dit perspectief een argument om consumenten zelf sterker te betrekken bij de creatie van producten, in de vorm van een gepersonaliseerde productie of zelfs co-design. Een ontwerp kan dienen als een medium voor kritische verkenning en analyse van politieke, ecologische en sociale vraagstukken, en dus als een visuele vorm van communicatie hieromtrent (Weiss in Brondi & Rainò, 2010:84). Zo kan design dus inderdaad worden ingezet voor het sensibiliseren over duurzaamheid. Dat designproducten deze kwaliteiten kunnen hebben, is inspirerend voor het onderzoeksproject Artisanato. Handmatig vervaardigd design heeft een zekere meerwaarde voor designers omdat het de gelegenheid geeft om experimenteel en onafhankelijk van de industrie dingen uit te proberen. Ambachtelijk design biedt dus een belangrijke experimenteerruimte voor ontwerpers (Vandenbulcke, 2010). Door de kleinschaligheid en de handmatige productie is het mogelijk om te experimenteren met verschillende technieken, materialen en op zoek te gaan naar meer onconventionele bewerkingen. Het zelf produceren en vervaardigen van ontwerpen geeft vaak meer vrijheid en onafhankelijkheid en levert tegelijkertijd inzicht en designkennis op. De samenwerking met vakmensen en technici is voor veel designers van belang, omdat designers vaak breed zijn opgeleid en daardoor niet de finesses van
28
29
Ambachten
Ambachten
alle materialen en technieken kunnen bezitten. Het experimenteren met meer traditionele technieken is interessant om hedendaagse interpretaties te realiseren en zo het dynamische aspect van ambachten te benadrukken. Het belang van verschillende gespecialiseerde werkplaatsen die de vakkennis rond textiel, keramiek of glasblazen in huis hebben en waar designers gebruik van kunnen maken, is daarom groot voor de ontwikkelingen van zowel design als de betrokken ambachten. Ontwerpers gaan ook vaak eerder traditionele technieken verbinden aan hedendaagse materialen en tools, en vice versa. L’Artisan Électronique, de digitale 3D keramiek printer van Unfold, is daar een interessant voorbeeld van. Unfold creëerde een 3D printer die porselein kan printen. De vormen die geprint worden kunnen mensen via de digitale interface zelf bepalen, door met de hand het virtuele pottenbakkerswiel aan te sturen en de digitale homp klei te handvormen (Unfold, 2010). Ook in het werk van Jo Meesters zie je zijn zoektocht naar het bewaren van de kennis van ambachten, maar hij streeft naar een nieuwe (beeld)taal door ambachtelijke productie te versmelten met industriële processen (Meesters, 2012). Hedendaags design kan zo veranderingen in technologie, wetenschap en sociale waarden weerspiegelen, door middel van zowel ambachtelijke als industriële productiemethoden, en fungeren als triggers van reflectie en bewustzijn (Weiss in Brondi & Rainò, 2010:109).
30
31 Methodologie
5
in de paragraaf ‘interviews’, in het hoofdstuk ‘Selectie van ambachten’. Vertrekkende vanuit de desktopresearch, de seminars en de gesprekken zijn de proeftuinen vormgegeven. Deze proeftuinen vormen de kern van dit onderzoek. De proeftuinen in dit onderzoek zijn een werkwijze waarin men ruimte wil creëren om materialen, producten, technieken en vaardigheden uit te testen die nieuw zijn voor het Recyclage Atelier , met een focus op ontwikkelings- en leermogelijkheden voor de betrokken medewerkers en de organisatie. Het geeft ruimte aan innovatie en verandering in een van te voren afgebakende periode, zonder hierbij als doel te hebben om direct de dagdagelijkse werking te beïnvloeden. Het monitoren van dit innovatie- en veranderingsproces kan de onderzoekers leren hoe de innovatie tot stand zou kunnen komen, wat de innovatie mogelijk maakt en wat ze belemmert. Op basis van de analyse van de proeftuinen kunnen mogelijke strategieën voor productinnovatie en de integratie van verschillende andere ambachten in de huidige werking van het Recyclage Atelier voorgesteld worden.
Verwevenheid theorie en praktijk
Methodologie Via desktopresearch is in eerste instantie een algemeen en duidelijk beeld verkregen van de recente ontwikkelingen op gebied van ambachten, design, sociale werkplaatsen en allerlei kruisbestuivingen tussen deze gebieden. De informatie is opgezocht op het internet, blogs, in publicaties, boeken en documentaires. De verwijzingen naar deze informatie is terug te vinden in de literatuurlijst en vormen de voedingsbodem voor de opzet van de proeftuinen. Uiteraard is in de context van ambachten ook een praktische verkenning van het veld onmisbaar. De onderzoekers bezoeken daarom diverse relevante evenementen en samenkomsten die inhoudelijk inspelen op deze praktijk. Daarnaast gaat men op zoek naar interessante mensen die aan de hand van interviews een steentje kunnen bijdragen aan dit onderzoek. De meest interessante gesprekspunten zijn samengevat en opgenomen
In het onderzoeksproject Artisanato verweven de theoretische concepten zich met de praktijk van de sociale economie. Designonderzoek kenmerkt zich door een wisselwerking tussen theorie en praktijk, om zo ervaringsrijke ontwerpen, creativiteit en innovatie te stimuleren. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van waardevol en authentiek designonderzoek. In designonderzoek zijn reflectie en maken continue verweven. Dit is ook zo binnen het onderzoeksproject Artisanato. De resultaten en de reflectie van de proeftuinen geven telkens mee vorm aan de volgende stap van het onderzoeksproces. De onderzoekers hanteren onder andere de methode van participatieve observatie. Door de werknemers van WEB op langdurige basis te observeren, gesprekken met hen aan te gaan en ook op andere manieren in interactie te treden, zoals bijvoorbeeld samenwerken, wordt inzicht verworven in de manier waarop de medewerkers werken en de wijze waarop deze zich verhoudt tot de onderzoeksvraag. Er wordt gezocht naar aanwezige interesses en kwaliteiten van de werknemers om de proeftuinen zo goed mogelijk af te stemmen op de specifieke doelgroep en de proeftuinen zo doelgericht mogelijk in te richten. Zo bleek bijvoorbeeld dat enkele medewerkers in hun vrije tijd zelf regelmatig kringloopcentra en markten bezoeken om hun
eigen collectie oude kloostermeubels uit te breiden. Door deze personen ook zelf een meubel uit te laten kiezen in de proeftuin om naderhand te bewerken, creëert men een duidelijk waarneembare intrinsieke motivatie die het leerproces aanzienlijk bevordert. Door langs de andere kant de juiste bewerkingstechnieken te koppelen aan de juiste personen, kan men het verbreden en verdiepen van reeds gekende technieken in de hand werken en stimuleert men talentontwikkeling. Zo geven de werknemers dus zelf mee vorm aan het onderzoeksproces. John Thackara beschrijft in zijn boek ‘In the bubble’ dat ontwerpers moeten leren te respecteren wat er al aanwezig is in een gegeven context. Het is echter waardevol als ontwerpers hun ontwerpersblik gebruiken om verborgen kwaliteiten en bronnen te ontdekken in die context en vervolgens ook zorgen om die kwaliteiten te mobiliseren (Thackara, 2010:184). Omdat deze visie inspirerend is voor dit onderzoek, kiest men bewust om te vertrekken van deze reeds aanwezige resources van WEB, als basis voor het verdere onderzoek. Als resources worden hierbij gezien: de huidige werknemers van het Recyclage Atelier van WEB; de materialen die reeds aanwezig zijn vanuit de inzameling en waarvan geweten is dat ze op regelmatige basis terug binnen zullen komen; de expertise en kennis over talentontwikkeling en opleiding- en coachingsmogelijkheden in de Sociale Economie in WEB; de expertise van het omkaderend personeel en het bestaande netwerk van WEB. De doelstelling is om als ontwerpers deze context op een vernieuwende wijze te benutten en met elkaar te combineren, om zo tot een verdere ontwikkeling van de werking van het Recyclage Atelier te komen.
32
33
Methodologie
Methodologie
Dit traject zorgt voor een ontwerp van een samenwerkingsmodel dat beter afgestemd is op zowel de capaciteiten als de noden van de werknemers. Bovendien fungeert dit proces als katalysator om mensen samen te brengen (Maase en Dorst, 2007). Zo een proces van ontmoetingen en proeftuinen kan sociale en culturele meerwaarde, zoals kwaliteitsbesef, beroepstrots, integriteit en verantwoordelijkheid creëren. In het onderzoeksproject Artisanato is dit gegeven vertaald door inside-out aan de slag te gaan, dus te vertrekken van de interne werking, in nauwe samenwerking met de betrokkenen. Men verstaat onder deze interne werking de aanwezige resources van WEB zoals hierboven beschreven. De focus ligt op de validatie op de werkvloer, tijdens de proeftuinen. Daar zullen de concepten van het onderzoek (literatuur, gesprekken met ontwerpers, vakmensen, bezoek tentoonstellingen en conferenties) getoetst worden aan de dagdagelijkse realiteit van WEB. Er is gekozen voor een participatieve ontwerppraktijk, waarbij de designer zich onderdompelt in de onderzochte gemeenschap. Dit gaat uit van een andere visie op design, het gaat niet langer om universeel design, maar uniek design afgestemd op een specifieke sociaal/economische context. Designers en werknemers zijn hierin co-auteurs en onderzoekers van een gemeenschappelijk proces. Kenmerkend voor dit proces is dat men als designer creatieve interventies faciliteert, maar geen volledige controle heeft over de resultaten, omdat er een proces wordt opgestart van wederzijdse inspiratie en het voortbouwen op elkaars expertise, vaardigheden en ideeën.
Participatieve aanpak Een maatschappelijke vraagstuk zoals de talentontwikkeling en maatschappelijke participatie van werknemers in de Sociale Economie is complex. In de literatuur beschrijft men dat deze complexiteit vraagt om een ontwerpproces waarbij de ontwerper samenwerkt met verschillende betrokken partijen (stakeholders) in plaats van top-down oplossingen te verzinnen voor de betrokkenen (Thackara, 2010:9, Leadbeater, 2006:2). In dit project zijn daarom de werknemers richtinggevend in het innovatieproces, op basis van hun (latente) behoeften en wensen worden nieuwe ideeën gegenereerd en geïntegreerd in de ontwerpresultaten (Van der Lugt, Bakkeren, De Lille, 2009:10). Een gedeeld ontwerpproces dat ontwerpers, stakeholders en werknemers gezamenlijk doorlopen zorgt voor inleving, empathie en begrip voor de problematiek van de werknemers bij de ontwerpers en andere stakeholders. De onderzoekers zorgen daarom voor een sterke betrokkenheid tijdens het onderzoek van werknemers en stakeholders.
Het participatieve aspect in het onderzoeksproject zou nog verder kunnen worden doorgevoerd, maar in Artisanato ligt de hoofdfocus op het aanleren van specifieke vaardigheden en technieken gekoppeld aan ambachten. Doordat de focus ligt op het aftoetsen van de leermogelijkheden en de overdracht van vaktechnische kennis aan de werknemers, is er van te voren, in samenwerking met de gastdocenten, een leertraject per proeftuin bepaald. De werknemers hebben dus bijvoorbeeld geen invloed gehad op de keuzes van de te onderzoeken ambachten, materialen of technieken. Wel werd telkens ingespeeld op hun reacties en geobserveerd hoe de proeftuinen verliepen om waar nodig bij te sturen. De ervaringen en bevindingen van zowel onderzoekers als werknemers zijn gedurende de proeftuinen telkens besproken en vervolgens gereflecteerd in de stuurgroep. Door aan de hand van die kritische reflectie de
34 Methodologie
35 6. Onderzoek
daaropvolgende proeftuin vorm te geven en te organiseren, verhoogt de kwaliteit en de output van de proeftuinen. Door de nauwe samenwerking met de werknemers tijdens de proeftuinen, kunnen zij meedenken over de implementatie binnen WEB. Dit zorgt enerzijds voor een draagvlak binnen de organisatie en op de werkvloer, en anderzijds creëert men zo ruimte voor talentontwikkeling bij de werknemers. Gedurende het onderzoeksproject hebben de twee onderzoekers telkens de aanpak, hun bevindingen en de voortgang voorgesteld aan de stuurgroep. Op basis van de feedback zijn de plannen waar nodig bijgestuurd en afgestemd op de context van de Sociale Economie. Deze stuurgroepsmeetings zijn belangrijk in het onderzoeksproces en heeft het mogelijk gemaakt om de verschillende visies en expertises van de stuurgroepleden op het vlak van ambachten, design en Sociale Economie te benutten. (De stuurgroep wordt voorgesteld in Hoofdstuk 3). Als methode om inzichten en kennis van experts (designers, ontwerpers, onderzoekers) te verwerken in het onderzoek hebben de onderzoekers ook gebruik gemaakt van een mapping. Mapping is een methode waarbij het mogelijk is om op participatieve wijze verzamelde gegevens te analyseren en bepaalde patronen te ontdekken. Het is tegelijkertijd een analyserende en creërende activiteit. Op deze wijze zorgt een mapping voor nieuwe en verdiepende inzichten in een bepaalde thematiek (Huybrechts, Schoffelen & Jansen, 2010). De mapping, aan de hand van de MAP-it4 methoden en de workshop Textile Hacking hebben een belangrijke bijdrage geleverd in de externe validatie van het onderzoek. Het betrekken van de 15 ontwerpers tijdens de workshop Textile Hacking en de begeleiding van de Nederlandse ontwerper Jo Meesters, zorgt voor een frisse en kritische validatie van diverse stappen in het onderzoeksproces.
4 MAP-it is een mapping methode ontwikkeld door de onderzoeksgroep Social Spaces van de MAD faculty. Zie www.map-it.be voor een uitgebreide toelichting op deze specifieke tool.
6
Onderzoek Selectie van ambachten Om een zo volledig mogelijk onderzoek naar ambachten te voeren, wordt er in eerste instantie een verzameling samengesteld van zo veel mogelijk ambachten die in de laatste decennia in België uitgeoefend werden. Door middel van een top-down selectiemethode wordt onderzocht of deze ambachten interessant zijn voor WEB. Er worden parameters opgesteld als selectiecriteria en aangegeven waarom bepaalde ambachten minder interessant zijn in de context van WEB, het Recyclage Atelier en bijgevolg voor het onderzoeksproject Artisanato. Vanzelfsprekend is dit selectieproces bediscussieerbaar. Zo is de koppeling van ambachten aan parameters niet geheel objectief. Er is discussie mogelijk over waarom die specifieke ambacht bij die parameter staat en een andere niet of waarom de ene ambacht niet door de selectiecriteria is geraakt en de andere wel. Deze beslissingen zijn in eerste instantie genomen door
de projectonderzoekers en naderhand afgetoetst bij de stuurgroepleden van Artisanato tijdens de stuurgroepbijeenkomsten en de mappingsessie. De selectie is bijgevolg bepaald door de onderzoekscontext en kan niet zomaar getransfereerd worden naar andere organisaties in de sociale economie, maar wel ter inspiratie dienen. De aanpak van het onderzoek is echter zo dat bij externe validatie van de onderzoeksresultaten een vertaalslag nodig is. De gehanteerde parameters; relevantie, concurrentiële positie, specialisatiegraad, creatieve mogelijkheden, materiaalhergebruik, cognitieve vaardigheden, opstartkosten, verband met kernactiviteiten WEB, worden in de volgende paragrafen met uitleg en voorbeelden toegelicht. - De relevantie van de uitoefening van bepaalde ambachten in een economisch systeem kan men in vraag stellen. De relevantie binnen de economie is een tijdsgebonden fenomeen en zorgt ervoor dat bijvoorbeeld het maken van klompen een museale ambacht is geworden in plaats van een economisch rendabele ambacht, zoals dit vroeger was. Technologische innovatie maakte het mogelijk om schoenen te ontwikkelen die op vele vlakken voordeliger zijn voor de drager dan houten klompen, waardoor de drager een voorkeur kreeg voor modern schoeisel en er geen vraag meer is naar klompen. Op deze manier verdwenen ook touwslagers, bezembinders, ganzenvangers,… uit ons huidig economisch systeem en vindt men ze enkel terug in museale of folkloristische contexten. - Indien bepaalde ambachten veelvuldig worden uitgevoerd in de hedendaagse economie, wil dat zeggen dat ze momenteel relevant en rendabel zijn. Indien men zo een ambacht zou integreren in het Recyclage Atelier op vergelijkbare wijze als bij andere bedrijven, neemt WEB een concurrentiële positie in op de markt, op basis van subsidies die andere bedrijven niet krijgen. Dit is iets wat WEB en het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie absoluut willen vermijden. De ambachten die aan deze parameter voldoen zijn vaak bouw gerelateerde ambachten, zoals bijvoorbeeld verven, dakwerken of metsen. - Indien er een te lange of complexe opleiding nodig is om het personeel een bepaalde ambacht aan te leren, kan men de ambacht als specialistisch omschrijven. Buiten het nadeel dat men eerst veel tijd en geld moet investeren alvorens professioneel aan de slag te kunnen, heeft de meerderheid van de doelgroepmedewerkers van WEB niet het juiste profiel om langdurige complexe opleidingen te vervolledigen en hier naderhand een beroep van te maken. Ambachten die
36
37
Onderzoek
Onderzoek
onder deze noemer vallen zijn bijvoorbeeld gezondheidstechnieken zoals Opticien-optometrie of tandtechniek, productieambachten zoals maatschoenmaker of hoedenmaker (haute couture), muziektechnieken zoals viool bouwen of piano herstellen en restauratietechnieken zoals het geschiedkundig herstellen van meubels of kunstwerken. - Indien er minder creatieve mogelijkheden verbonden zijn aan een ambacht ten opzichte van andere ambachten, wil dat zeggen dat het moeilijker is voor WEB om creatief interessante resultaten te behalen via deze ambacht dan via andere ambachten. Hoewel ‘creativiteit’ een moeilijk vatbaar begrip is en vaak niet objectief beoordeeld kan worden, wordt er minder potentieel gezien in reparatietechnieken zoals fietsherstelling of schoenherstelling en technieken zoals elektrotechnisch monteren of textiel reinigen. - Indien materiaalhergebruik niet het startpunt van een ambacht kan vormen, omdat het nodige basismateriaal niet, in onvoldoende kwantiteit of in onvoldoende kwaliteit aanwezig is in WEB, is de ambacht niet interessant voor het Recyclage Atelier. Hieronder vallen bijvoorbeeld de ambachten die gebruik maken van edelstenen en edelmetalen zoals juweel ontwerpen maar ook ambachten zoals leder bewerken of vulkaniseren. - Door participatieve observatie van de doelgroepmedewerkers op de werkvloer en door interviews met doelgroepmedewerkers en kaderpersoneel, werd duidelijk dat de sterktes van de doelgroepmedewerkers zich manifesteren in motorische vaardigheden, eerder dan in cognitieve vaardigheden... Hoewel voor het uitoefenen van alle ambachten hoofd en hand samen moeten werken, en hun onderlinge relatie tot elkaar belangrijk zijn op de werkvloer, leunen bepaalde ambachten dichter aan bij het verkrijgen van handvaardigheden (motorische aspect) en anderen dichter bij kennis (cognitieve aspect). Daarom is het verstandig om ambachten te selecteren die goed aansluiten op de doelgroep en op deze manier talentontwikkeling maximaal te stimuleren (R. Vanheste en J. Willems, 2007). De eerder op cognitie gerichte ambachten vallen hierdoor af in deze selectie. Hieronder kan men bijvoorbeeld de nieuwe digitale ambachten thuis brengen, zoals web design, game ontwikkelaar, programmeren voor digitale productie of geluidstechnieken, maar ook zorgambachten zoals thuisverzorging of verpleegkundigen. - Indien er een te grote financiële opstartkost nodig is om de ambacht te kunnen exploiteren, wordt het business model riskanter en zal de focus
38
39
Onderzoek
Onderzoek
in het business model, die momenteel sterk op medewerkers ligt, meer moeten verschuiven naar machines, wat tegenstrijdig is met het doel van WEB. Hieronder vallen ambachten zoals glasblazen met behulp van een glasoven of drukken met behulp van digitale of offsetpersen af.
kunstenaar/ontwerper en docent productdesign aan de MAD-faculty (30 januari 2012) dat elke techniek op zich interessant is en dat elke ambacht potentiële mogelijkheden heeft in de markt van de kunsten en het design. Van sommige technieken zijn er weinig of geen vakmannen meer te bespeuren waardoor de techniek niet relevant meer lijkt te zijn, maar toch nog steeds gewild is door een beperkt publiek van kunstenaars en ontwerpers.
- Sommige ambachten hebben te weinig verband met de huidige kernactiviteiten van het Recyclage Atelier, waardoor WEB geen interesse heeft in het opstarten van bijvoorbeeld uiterlijke verzorgingsambachten zoals haartooi of nagelstylen en voedingsambachten zoals beenhouwerij of bier brouwen. Aan de hand van bovenstaande criteria werden de volgende dertien ambachten/ambachtelijke technieken geselecteerd om nader te onderzoeken:
K e r a m i e k gi e t e n
t e x ti e lb e w e r ki n g
d e c o r ati e f s c hild e r e n
G L A S I N L OO D M A K EN
lederbewerken
r e sta u r ati e
d e c o r b o u w / sta n d e n b o u w papi e r
st o f f e r e n m o z a ï e k m ak e n e n b e z e tt e n
( z a n d ) st r al e n & o pp e r vlakt e b e ha n d e li n g
Interviews Tijdens de verkenningsfase van het onderzoek naar ambachten worden diverse mensen uit de kunstenaars/ambachtenwereld geïnterviewd. De meest interessante gesprekspunten zijn samengevat en hier weergegeven. Vanuit de interviews zijn een aantal interessante aandachtspunten voor het onderzoek naar voren gekomen. Zo besprak Luk Vanderhallen, zelfstandig
Imkeren
Een ander aspect benoemde Willy Ketelbuters, zelfstandig leerbewerker (30 januari 2012), namelijk dat werknemers in de Sociale Economie ook inzetbaar zijn in de reguliere economie en dat zij zelfs interessant kunnen zijn voor sommige reguliere bedrijven dankzij hun verminderde loonlast. Hij benadrukt wel dat men zeer bewust moet zoeken naar een profiel dat past in het bedrijf. De conclusie is dat als men het profiel van een specifieke doelgroepmedewerker niet kan koppelen aan het juiste type werk, het vaak rendabeler is om een reguliere werknemer aan te stellen en de volledige loonlast te dragen. Een derde conclusie is dat de rendabiliteit van een ambacht een complex gegeven is dat vaak schippert tussen de uitvoering ervan in een professionele of een hobbymatige context. Sommige ambachten worden zo veelvuldig uitgevoerd als hobby dat ze bedreigd zijn of uitsterven als beroep. Modeontwerpers die handbreisels willen of naaldkant, zullen al snel hun weg naar hobbyisten vinden aangezien de kostprijs van een professional hier zeer hoog zal liggen. Wat men ook ziet in sommige businessmodellen is dat er een samenwerking tussen professionals en hobbyisten ontstaat, bijvoorbeeld in de vorm van een vzw-structuur, om de uitvoeringsprijs te drukken. Dit gegeven kwam onder meer aan bod in gesprek met Claire Cauwels, verantwoordelijke sociaal textielatelier Made By Oya (februari 2012). Bij het onderzoeken naar de rendabiliteit van een ambacht dient men dus niet enkel naar concurrentiële bedrijven te kijken maar ook naar hobbyisten. Verder was de reactie van Sarah Indeherberge en Ludo Thijs, verantwoordelijke en medewerker FLACC, (19 januari 2012) dat men moet oppassen voor de duurzaamheid van ambachten in de toekomst. Handwerk is momenteel weer een hype en zie je dus terug verschijnen, maar niemand kan voorspellen hoe het begrip na 5 of 10 jaar ervaren wordt door onze maatschappij. Hiervan moet men zich steeds bewust zijn bij het opstellen van businessmodellen, aangezien een goed businessmodel gericht is op een lange bestaanstermijn. En hoewel handwerk weer in de lift zit, wordt er in Vlaanderen vandaag de dag veel meer op een machinale manier geproduceerd dan op een ambachtelijke manier in vergelijking met bijvoorbeeld 30 jaar geleden.
Ook ontwerpers, kunstenaars en creatief producenten werken nu veel meer rond geautomatiseerde productieprocessen dan rond strikt handmatige vervaardiging. Hierdoor is hun ontwerpstijl veranderd en is er ook bij hen veel kennis van ‘ambachtelijkheid’ verdwenen, waardoor deze doelgroep slinkt als potentiele klantengroep voor ambachtsbedrijven. Wat men algemeen kan stellen is dat ambachtslui mee met hun tijd moeten gaan en innoveren om te overleven (Widukind Stockmans, mede-eigenaar Stockmans porselein, 26 januari 2012). De digitale technieken zijn ook in kleinere ambachtsateliers hun plaats aan het opeisen waardoor sommige stielen snel veranderen. Enkelingen kunnen overleven door zich af te keren van het digitale tijdperk en de ambacht uit te voeren volgens eeuwenoude tradities, maar deze mensen krijgen het steeds moeilijker. Zo zal de traditionele meubelstoffeerder in de toekomst moeilijker klassieke stoffeermaterialen kunnen kopen en zullen de benodigde materialen steeds duurder worden. Maar tegelijkertijd ziet men ook dat juist door de opkomst van digitale productie, zoals bijvoorbeeld in FABlabs, er terug veel handwerk komt kijken in de afwerking. Denk bijvoorbeeld aan de handmatige afwerking door middel van schuren van gelasersnijde productelementen. Juist de combinatie van ambachtelijk handwerk en digitale fabricatie lijken toekomst te hebben. Dit kan dus ook weer kansen creëren voor het Recyclage atelier.
40
41
Onderzoek
Onderzoek
de onderzoekers kunnen leren als tot de selectie van de ambachten. De eerste vraag aan de deelnemers aan de mapping is om de sleutelwaarden van het Recyclage Atelier te bepalen. Hieruit worden de waarden ‘vakmanschap’ en ‘creativiteit’ voorgesteld door de deelnemers. Deze waarden worden gezien als onvoorwaardelijke factoren, die telkens voldoende aanwezig dienen te zijn in de werking, om iets succesvols te bereiken. De twee groepen kiezen vervolgens gedurende de mapping beiden
Mapping De organisatie van de mapping met kunstenaars, ontwerpers en onderzoekers5 uit de design en kunsten rond ambachten kan gezien worden als een verkenningssessie van de ambachten. In twee verschillende groepen is er gewerkt rond bovenstaande problematiek binnen Artisanato. Aan de deelnemers werd gevraagd om mee te denken over ambachten, technieken, materialen, producten, doelgroepen en scenario’s die oplossingen kunnen bieden voor WEB. De groep van deelnemers is zo samengesteld dat zij voldoende divers van samenstelling is, maar ook voldoende vertrouwd zijn met de onderzoeksmaterie en specifieke setting van het Recyclage Atelier in WEB. Deze mapping draagt zowel bij aan het verzamelen van informatie waaruit 5 Deelnemers aan de mapping waren: ontwerpers Marjoleine Drieskens en Wim Buts van DoDesign, beleidscoördinator Hilde Pootemans van Milieudienst stad Hasselt, productontwerper Ilse Stouten van de MAD faculty Campus C-Mine, sieraadontwerper David Huycke van MAD faculty Campus Elfde Linie, PhD Lore Langedries (onderzoeksgroep ArtObject & Design), PhD Ben Hagenaars (onderzoeksgroep Social Spaces)
vijf dezelfde ambachten uit de dertien vooropgestelde ambachten als meest interessant; stofferen, textielbewerking, mozaïek, papierbewerking en meubelrenoveren/zandstralen/oppervlaktetechnieken. Deze selectie is voornamelijk gebaseerd op het potentieel dat deze ambachten lijken te hebben voor de werking van het Recyclage Atelier in WEB. Bovendien zijn de sleutelwaarden creativiteit en vakmanschap bij deze ambachten het meest te ontwikkelen in de specifieke setting van het Recyclage Atelier. Deze selectie is door de onderzoekers zelf nog verder geëvalueerd en vervolgens ook afgetoetst bij de stuurgroepleden. Uit de mapping wordt verder duidelijk dat de definiëring van de rol van
elke persoon die meewerkt aan een creatieproces in WEB enorm belangrijk is. Wil men samenwerken met een ontwerper/kunstenaar/architect, dan is het noodzakelijk om een kader te scheppen waarin ieders rol duidelijk beschreven wordt. Men dient afspraken te maken met iedereen die betrokken is. Verder wordt duidelijk dat samenwerken met creatieve professionals essentieel is om de output van de te realiseren objecten en producten tot een hoger niveau op te tillen. Het verder uitdenken van de rollen en verdeling van de verantwoordelijkheden tussen ontwerpers, werknemers van het Recyclage Atelier en het kaderpersoneel is dus een belangrijk aandachtspunt in de verdere uitwerking6. In dit onderzoeksproject Artisanato legt men de focus echter op de werknemers en hun ontwikkelings- en leermogelijkheden betreffende de verschillende ambachtelijke technieken en de toepassingsmogelijkheden in WEB. De productie van nieuwe materialen en halffabricaten kan een extra dimensie geven aan zelf geproduceerde producten. In de plaats van een oude zetel te herstofferen met textiel dat voorhanden is, kan men bijvoorbeeld zelf textiel weven van hergebruikte materialen. Dit nieuwe materiaal kan vervolgens worden gebruikt als nieuw bekledingsmateriaal. Afvalstromen worden zo bouwstenen om nieuwe materialen mee te bouwen, die gebruikt zullen worden in het productieproces.
42
43
Onderzoek
Onderzoek
verschillende tussenstappen. Bijvoorbeeld een oude houten stoel met een stoffen zitting wordt momenteel niet verkocht in de kringwinkel van WEB omdat hij beschadigd is. Indien de werknemers de gebreken in de stoelconstructie kunnen aanpakken, de houtoppervlakte kunnen renoveren en zelf een nieuw textiel kunnen maken om de stoel mee te bekleden, heeft men controle over het volledige productieproces en kan men een product creeëren dat origineel en vernieuwend is in zijn totaliteit. Bovendien werkt het extra stimulerend voor de medewerkers dat zij zien dat in elke proeftuin aan een deelelement gewerkt wordt dat in de laatste proeftuin een geheel, afgewerkt product gaat vormen in plaats van enkel bezig te zijn met testen en experimenten zonder een onderling verband of zonder de voldoening van de realisatie van een product. Op deze wijze bevordert de keuze voor de ambachten die bij elkaar aansluiten het engagement en de motivatie van de werknemers in het Recyclage Atelier.
Proeftuinen Tijdens het onderzoek Artisanato zijn 3 opeenvolgende proeftuinen georganiseerd, waarin de drie geselecteerde ambachten verkent zijn op de werkvloer met de werknemers van het Recyclage Atelier. Dit hoofdstuk beschrijft deze drie proeftuinen en de belangrijkste conclusies. Proeftuin 2 komt uitgebreider aan bod, omdat hierin het meest experimenteel is gewerkt rond het hergebruik van materiaal en de creatie van halffabrikaten
Selectie drie ambachten
die toegepast zouden kunnen worden in het Recyclage Atelier.
De stuurgroep heeft aan de hand van de resultaten van de mappingsessie drie ambachtsgroepen/clusters gekozen die in de proeftuinen getest worden:
- Oppervlaktebehandelen (inclusief zandstralen) - Textiel bewerken - Meubelstofferen
Dat deze drie ambachten nauw op elkaar aansluiten is niet toevallig. Bewust is er in de uiteindelijke selectie rekening gehouden dat de geselecteerde ambachten deel kunnen uitmaken van een geheel dat groter is dan de som van de delen. De kennis en vaardigheden die momenteel al in het Recyclage Atelier aanwezig zijn, plus de kennis en vaardigheden die bovenstaande ambachten met zich meebrengen, kunnen er voor zorgen dat de werknemers een totaalproject kunnen uitwerken, uitgevoerd in
6 In vervolgonderzoeken van Artisanato, zoals bijvoorbeeld COOP@WEB, zal meer onderzoek verricht moeten worden naar mogelijke vormen van die co-creatie en co-design in het Recyclage Atelier.
Situatieschets Proeftuin 1
Vijf werknemers (één vrouw en vier mannen) van het Recyclage. Atelier en hun vaste werkleider nemen aan deze proeftuin deel. De docenten die deze eerste proeftuin leiden zijn Marc De Moor, eigenaar zandstraalbedrijf Gimotec BVBA en André Mertens, gepensioneerd docent meubelrenoveren aan de VDAB. In deze proeftuin worden de ambachtelijke technieken die horen bij meubelrenovatie getest en hierbij wordt de klemtoon gelegd op het behandelen van oppervlakten van bestaande meubels, meestal vervaardigd uit massief hout. Deze meubels zijn afkomstig uit de Kringwinkel van WEB en zijn geselecteerd op basis van diversiteit in materiaalsoort, vormgeving en het zijn stuks die momenteel moeilijk, of niet, verkocht raken in de winkel en dus momenteel als ‘afvalstroom’ worden gezien.
Verloop (zand)stralen
Tijdens de eerste dag van de proeftuin maken de werknemers kennis met het
(zand)stralen7. De firma Gimotec te Malle stelt gedurende een volledige dag hun straalatelier open en een professionele straler begeleidt de groep fulltime. Vier van de vijf doelgroepwerknemers hebben nog nooit eerder gestraald, één van de werknemers werkte in het verleden als zandstraler van metalen zeecontainers, wat minder vaardigheden vereist dan het zandstralen van houten meubels. Omdat het zicht in de straalcabine te beperkt is voor groepsdemonstraties, gaan de werknemers individueel stralen, onder begeleiding van profes-
sioneel zandstraler Pieter. De hoofddoelstelling van deze dag is de kennismaking met de straaltechniek en het verkennen van de (on)mogelijkheden van het stralen van meubels door de medewerkers. Belangrijke aspecten die meespelen in het behalen van goede resultaten zijn de eigenschappen van het te stralen materiaal. Is het plaatmateriaal, fineerhout, massief hout en uit welke houtsoort is het opgebouwd? Ook glaswerk, porseleinen servies, aardewerken potjes, metalen bestek, kunststoffen schalen en verchroomde materialen worden getest. Al deze materialen vereisen verschillende vaardigheden tijdens het stralen, die zo veel als mogelijk getest worden in de experimenten. Naderhand worden al de resultaten langs elkaar gelegd en uitvoerig besproken om zo technisch inzicht te verkrijgen in het stralen en 7 Hoewel er nog vaak gesproken wordt van zandstralen, ook in deze publicatie, is stralen met zand tegenwoordig verboden in België wegens gezondheidsrisico’s. Als straalmiddel gebruikt men geen zand meer maar het principe en de globale werking van (zand)stralen blijven hetzelfde.
44
45
Onderzoek
Onderzoek
de persoonlijke vaardigheden bij te kunnen schaven. Er wordt ook geëxperimenteerd met het maken van eigen motieven met behulp van zandstraalfolie. Aan de werknemers wordt de keuze gelaten te kiezen uit verschillende motieven en iconen, verzameld door de onderzoekers, of zelf motieven bedenken, uittekenen op de folie en uitsnijden. De begeleider legt bij zijn instructies de nadruk op veiligheid en technische vaardigheden. Tegelijkertijd geeft hij ook vertrouwen aan de werknemers
en moedigt hij ze aan om hun werk steeds te verbeteren, wat zijn effect bereikt. De werknemers van WEB zijn zeer enthousiast en betrokken bij de behaalde straalresultaten. Er is een grote leercurve in het stralen en de kwaliteit van het werk gaat gedurende de dag steeds verder omhoog. Ook de werknemers zijn in staat om zelf deze kwaliteitsverbeteringen te herkennen en met elkaar te bespreken en bovendien kunnen zij duiden aan welke technische aspecten en vaardigheden dit te wijten is. Deze aspecten zijn fijn om te zien en geven vertrouwen voor het verdere verloop van deze eerste proeftuin.
Verloop meubelrenoveren/meubelbehandelen
De resterende vier dagen van de proeftuin gaan door op de werkvloer van het Recyclage Atelier en worden begeleid door André Mertens. Mertens heeft 28 jaar ervaring als docent meubelmaken aan de VDAB voor langdurig
werklozen en mensen met vergelijkbare profielen als de werknemers van WEB, wat hem bijzonder geschikt maakt als docent voor deze proeftuin. Vooraleer de medewerkers aan de slag gaan met diverse bewerkingstechnieken op de gestraalde meubels, vindt een kleine theoretische inleiding plaats. De lesgever legt via demonstraties uit hoe men hout in de eerste fase correct kan opschuren, ontvetten en plamuren vooraleer men verder kan gaan met afwerkingstechnieken. De demonstraties maken de theorie heel beeldend en toegankelijk voor de werknemers, waardoor ze elk individueel aan de slag kunnen om alles zelf uit te testen op materiaalstalen. Hieruit ziet men dat het aanreiken van theorie zeker mogelijk is aan de medewerkers,
46
47
Onderzoek
Onderzoek
elkaar ondersteunen en bovendien van elkaar leren tijdens de oefening. Ook blijkt hieruit hun verantwoordelijkheidsbesef voor goede onderlinge samenwerking om tot een kwalitatief eindproduct te komen. Deze vorm van peer education werkt stimulerend en zal verder toegepast worden tijdens de volgende proeftuinen. Op deze manier zijn volgende technieken aan bod gekomen, op zowel meubels als materiaalstalen: kleuren aanmaken, vernis afbijten, logen, inwassen, verven, patineren, oliën, verouderingstechnieken, bleken, kaleien en sjabloon- en motiefverven, steeds op verschillende manier uitgetest. Men bekijkt steeds op welk type materiaal, welke techniek en welk product mogelijk is en wat het resultaat hiervan kan zijn. De resultaten worden gelabeld en bewaard in het archief om in de toekomst steeds terug te kunnen grijpen naar de experimenten. Aangezien er een grote collectie aan stoelen gestraald is op de eerste proeftuindag, kunnen veel vaardigheden herhaald en bijgestuurd worden door steeds opnieuw te proberen op de verschillende teststoelen. Veel oefenen is de boodschap om uiteindelijk tot kwaliteitsvolle producten te komen.
Conclusies
mits zij voldoende betrokken worden door de docent, en er geen sprake is van een klassieke ‘schoolse setting’. De directe koppeling van theorie in praktijkoefeningen blijkt hierbij cruciaal als leermethode. Eens de voorbereidingstechnieken aangeleerd zijn, worden de medewerkers in groepjes gedeeld en krijgen ze elk meerdere mini-projectjes in de vorm van gestraalde meubels. De taak is om elk meubel op een andere manier te renoveren en af te werken onder begeleiding, waardoor er meerdere technieken aangeleerd en geïntegreerd worden in een totaal eindresultaat. De medewerkers halen plezier uit deze onderlinge samenwerking en kunnen
De werknemers zijn zichtbaar trots op hun gerealiseerde werk. Dit wordt bijvoorbeeld aangetoond doordat ze spreken over ‘mijn gezandstraalde kast’ en ‘mijn gepatineerde stoel’. Dit zorgt er ook voor dat opgelegde taken kritisch bekeken worden door de groep. De doelgroepmedewerkers vragen zich vaak af of die ene behandeling wel past bij het uitgekozen meubel en of het niet beter zou zijn om een andere behandeling te kiezen. Ze ontwikkelen dus een eigen opinie over wat mooi is en wat niet en maken op basis hiervan uitgesproken keuzes in te behandelen objecten, het kleurgebruik en materiaaltoepassingen. Ook de bereikte kwaliteit beoordelen zij zelf, al mag dit nog kritischer op de details van afwerking. In de eerste proeftuin zien de onderzoekers op basis van hun observaties en gesprekken dat ze een basis hebben kunnen leggen voor hun doelstelling om via het aanleren van ambachtelijke technieken leergierigheid, kwaliteitsbesef, beroepstrots, integriteit en verantwoordelijkheid te ontwikkelen en stimuleren bij de werknemers van het Recyclage Atelier. De opleiding is flexibel genoeg om te kunnen inspelen op de vragen en noden van de werknemers. De docent improviseert een groot gedeelte
van het lesprogramma om in te kunnen spelen op de wensen en vragen van de werkleider. Dit is een belangrijk gegeven dat meegenomen wordt in de rest van de proeftuinen. De kwaliteit van het werk dient bij toekomstige opleidingen beter opgevolgd te worden en men dient de werknemers een werkhouding te kunnen aanleren die een focus op de afwerking van een product legt. Indien men kwalitatieve designproducten wil vervaardigen in het Recyclage Atelier is het belangrijk om de producten tot in de details mooi af te werken. Het werktempo van het Recyclage Atelier ligt beduidend lager dan het tempo van werkplaatsen uit de reguliere industrie. Indien de werkvloerbegeleiding afwezig is, moeten er duidelijke taken en deadlines opgelegd worden om te voorkomen dat de werknemers te traag gaan werken.
48
49
Onderzoek
Onderzoek
Wat betreft oppervlaktebehandeling en meubelrenoveren kan men de volgende conclusies noteren: In het algemeen sluit de ambacht meubelrenoveren mooi aan op de kernactiviteiten van WEB en het huidig werk van de werknemers. Dit is ook merkbaar aan het enthousiasme van de huidige groep werknemers, die zich thuis voelen in dit soort werk. Er zijn zeer beperkte middelen nodig om deze ambacht te kunnen uitvoeren, waardoor de opstart- en werkingskosten laag zijn en blijven. Met de hulp van enkele degelijke basismaterialen, gereedschappen en producten kan men de ambacht
Men kan opmerken dat stralen een één op één techniek is: een object is gestraald of ongestraald, wat beperkingen met zich mee brengt. Men kan creatief nadenken en spelen met de te stralen materiaalsoorten, het straalmiddel, eventuele sjablonen, patronen... maar in vergelijking met de andere ambachten die binnen Artisanato onderzocht zijn, zijn hier minder creatieve eindtoepassingen mogelijk en is zandstralen bovendien vrij trendgevoelig. Het spectrum aan creatieve eindoplossingen wordt hierdoor kleiner waardoor er minder garantie is dat stralen dé techniek is om steeds creatief en innovatief te kunnen blijven werken in de toekomst. Indien de innovatie in het zuiver technische aspect van zandstralen ligt en minder in het creatieve (bijvoorbeeld nieuwe straalmachines ter beschikking met meer mogelijkheden) zal het steeds moeilijker worden voor het Recyclage Atelier om te kunnen concurreren op de markt. Zo bestaan er vandaag de dag al volledig automatische straalmachines, die na verdere technologische ontwikkelingen in de toekomst concurrentieel voor WEB kunnen zijn. Een ander nadeel is dat veel van de meubels die bij WEB worden ingezameld vervaardigd zijn met fineerhout, wat zeer moeilijk te bestralen is zonder de structuur te veel aan te tasten. Tot slot is het een nadeel dat zandstralen als techniek relatief milieubelastend is, een vergelijkende levenscyclusanalyse8 zou het verschil in impact tussen zandstralen en bijvoorbeeld afbeitsen/ schuren van de meubels kunnen aantonen. Een dergelijke analyse is helaas niet teruggevonden tijdens de literatuurstudie, en het voert in het kader van dit onderzoek te ver om deze analyse zelf uit te voeren.
8 Een levenscyclusanalyse, ook wel een wieg tot graf analyse genoemd, is een methode om de totale milieubelasting van een product te bepalen gedurende de hele levenscyclus. Hierin zit inbegrepen: de winning van de benodigde grondstoffen, de productie, het transport, het gebruik en de afvalverwerking.
relatief betaalbaar uitvoeren. Alvorens meubels te behandelen met producten moet men ze reinigen en al dan niet de vorige behandeling(en) verwijderen. Indien men meubels niet helemaal handmatig afschuurt, maar slechts opruwt of zandstraalt, blijft de
50
51 Onderzoek
werkduur per afgewerkt meubel beperkt, wat financieel voordelig is maar ook een positieve invloed heeft op de motivatie van de medewerkers, zoals eerder al uitgelegd in de conclusie over zandstralen. Verder deelt het meubelbehandelen nog heel wat voordelen met het zandstralen: er zijn kwalitatieve resultaten haalbaar met een relatief snelle productiewijze9, een korte opleiding in meubelbehandelen is mogelijk voor de werknemers, veel verschillende materialen zijn behandelbaar en men gaat meubels opfrissen zonder de initiële structuur te veranderen, wat ecologisch voordelig is. Het behandelen van meubelen is geen één op één techniek zoals zandstralen, maar biedt mogelijkheden tot kruisbestuivingen tussen verschillende materialen en technieken. Dit leidt tot een grote vrijheid en flexibiliteit naar creatieve eindoplossingen toe, mede omdat de meeste gereedschappen handgereedschappen zijn die op verschillende manieren aangewend kunnen worden. Dit gegeven biedt de ambacht meubelbehandelen meer overlevingsmogelijkheden in de toekomst en een grotere garantie op een duurzaam bestaan, hoewel men hier ook steeds moet waken over technologische ontwikkelingen in het veld, die naast mogelijkheden ook bedreigingen kunnen vormen. Interessant aan het ambacht van meubelrenovatie is dat het Recyclage Atelier met dit ambacht in eerste instantie kan blijven produceren op de klassieke manier. Dit is een goede oefening en goede basis om naderhand uit te breiden naar meer creatievere toepassingen zodat de groeiende vaardigheden van de werknemers kunnen worden ingezet. Men moet hierbij wel zorgen dat men de meerwaarde van een ontwerper niet uit het oog verliest. Zo niet loopt men het gevaar om te blijven werken in het ‘klassieke’ meubelsegment zonder uiteindelijk creatieve meerwaarde toe te voegen aan de meubels. De kwaliteit moet continu in het oog gehouden worden. In principe is elke ambacht aan deze stelling onderhevig, maar hier wordt ze nog eens extra vermeld aangezien de werknemer snel een plek vergeet te behandelen of een druppel verf op het object niet ziet. Een systematische controle van de behandelde meubels kan er voor zorgen dat men deze foutjes snel ziet en kan verhelpen. 9 In verband met de snelle productiewijze moet men weten dat dit heel productafhankelijk is en dat bepaalde meubels met grillige vormen en bepaalde afwerkingstechnieken weer heel arbeidsintensief kunnen zijn. Indien men goed afbakent welke meubels en welke behandelingsproducten men verwerkt, kan men de productiesnelheid tactisch behouden.
52
53
Onderzoek
Onderzoek
Dat textielbewerking en -verwerking een zeer interessante ambacht is in deze context werd al duidelijk tijdens de verkenning van de ambachten. Er is namelijk een zeer grote voorraad textiel aanwezig in WEB die momenteel niet hergebruikt wordt via verkoop als tweedehands kleding, bijvoorbeeld omdat er knoopjes ontbreken of er een scheur in zit. Deze textiel wordt gesorteerd en deels dan verkocht om uiteindelijk te verwerken in bijvoorbeeld isolatiemateriaal. Een deel van dit textiel
Workshop: Textile Hacking Situatieschets Het doel van de workshop ‘Textile Hacking’ is om zo veel mogelijk ideeën en inzichten rond (her)gebruik van materialen, technieken en producten te verzamelen. Omdat elke ontwerper, kunstenaar, architect... vanuit zijn eigen ideeën en visies werkt, zijn de vraagstellingen en oplossingen die zij hebben rond de Artisanato-problematiek anders dan die van de betrokken onderzoekers. De informatie die de workshop ‘Textile Hacking’ oplevert wordt ingezet doorheen het verdere verloop van Artisanato en vooral gebruikt voor het vormgeven van de proeftuin ‘textiel bewerken’.
heeft echter voldoende kwaliteit om te verwerken tot toepassingen met een meerwaarde, zoals bijvoorbeeld bekledingsstof. Tegelijkertijd kan textiel verwerkt worden door middel van vele gevarieerde technieken en mondt dit op zijn beurt ook uit in een breed spectrum aan toepassingsmogelijkheden. Beiden aspecten maken textielbewerking daarom een ambachtelijke techniek met veel potentieel voor het Recyclage Atelier. Textielbewerking kan opgedeeld worden in verscheidene technieken, zoals bijvoorbeeld breien, haken, stikken, … . Dat leidde tot het uitgangspunt van de workshop: ‘Welke textieltechnieken kunnen we hanteren om, vertrekkende van de materialen die we voorhanden hebben, esthetische en functionele materialen en producten te maken?’. Aan de hand van het werkproces en de resultaten van de workshopparticipanten, kunnen er antwoorden gezocht worden op deze vraag en concrete technieken geselecteerd worden om te vertalen naar de proeftuin ‘textiel bewerken’. Binnen die proeftuin wordt er getest of de technieken al dan niet uitvoerbaar zijn door de medewerkers van het Recyclage Atelier en of deze bewerkingen kwalitatieve materialen opleveren.
Verloop Het te gebruiken workshopmateriaal is op voorhand geselecteerd in de materiaalmagazijnen van WEB door de onderzoekers van Artisanato. Het workshopmateriaal bevatte onder andere lakens, gordijnen, interieurtextielstalen, oude romans, knuffelberen, oude schilderijen, borduurwerken, riemen, schoenen, tapijten, plastic zakken, nepbontjassen en allerlei oude kledij zoals T-shirts, truien, broeken en kleedjes in allerlei soorten materialen en kleuren. De materialen en objecten die in de grootste aantallen ingezameld worden in WEB en die in de huidige werking van WEB nog geen functionele invulling hebben gekregen, worden naar voor geschoven in de workshop. Deze materialen diende de deelnemers als eerste te benutten in hun denk- en experimenteerproces, maar ook met andere interessante materialen die aanwezig zijn in de magazijnen van WEB, krijgen de deelnemers de kans om te experimenten. ‘Grondstof’, ‘oppervlaktebewerkingen’ en ‘gelaagdheid’ zijn de drie thema’s die door de onderzoekers aangereikt worden tijdens de brainstormsessie. Deze begrippen dienen als startpunt voor ideegeneratie waarop steeds verder geborduurd kan worden door de deelnemers, maar al snel mondt de brainstorm uit in het praktisch experimenteren met de aanwezige materialen en gereedschappen. Deze methode heet design by doing, door het doen van experimenten ziet men al doende de structuur en het ontwerp
54
55
Onderzoek
Onderzoek
ontstaan. Ontwerpen door te doen is een aanpak die werkt wanneer het globale ontwikkelingsproces niet voorspelbaar is en dus niet op voorhand uitgeschreven kan worden in een vast traject. Men ontwerpt terwijl men bezig is met behulp van materialen en technieken. Deze ‘trial and error’ methode kan onverwachte resultaten aan de oppervlakte brengen.
Conclusie De resultaten van ”Textile Hacking” gaan van eerder traditionele ideeën en experimenten tot nieuwe en verrassende creaties. Uiteraard zijn niet alle ideeën uit de workshop bruikbaar in dit onderzoek. Er zijn veel ideeën gegenereerd, veel experimenten gedaan en veel resultaten verzameld. Sommige resultaten zijn geselecteerd daar er eventueel mogelijkheden zijn voor het Recyclage Atelier; zowel wat betreft de productiewijze als de resultaten die deze methode teweeg brengt. De resultaten worden uiteindelijk weer herleid naar productietechnieken om uit te testen in proeftuin 2: ‘textiel bewerken’. De interessante technieken uit de workshop die geselecteerd worden om verder te onderzoeken in de proeftuin zijn: het oprollen van flexibele materialen om er constructieve materialen van te maken, het smelten van plastic zakken tot een materiaal dat zo stevig wordt dat het als bekledingsmateriaal kan dienen, de techniek weven op zich (onafhankelijk van de materialen die geweven werden tijdens de workshop), de uitvergrote rietvlechttechniek (eventueel om decoratieve wanden te bouwen), het uitvergrote breien (eventueel als bekledingsmateriaal) en het uitvergrote punniken. De keuze voor het uitvergroten van de textieltechnieken, ligt vooral in de mogelijkheden die dit biedt voor de productiewijze. Hoe meer men een techniek uitvergroot, hoe minder tijd het zal kosten om een werkstuk van een bepaalde grootte te produceren. Een bepaalde techniek op kleinere schaal uitoefenen vergt ook meer precisie en vakmanschap dan diezelfde techniek op grotere schaal.
Proeftuin 2: Textielbewerkingen Situatieschets Omwille van zijn materiaalexperimentele en textielgerichte aanpak wordt Jo Meesters, Nederlands productontwerper, betrokken als begeleider van de proeftuin textielbewerking samen met zijn stagiaire, Lisa Dillon. Zij studeert mode- en textielontwerp aan de Bath Spa University in England. Naast hun ervaringen en expertise in textiel worden de mogelijke samenwerkingsverbanden tussen een productontwerper en de sociale werkplaats, wat betreft
co-creatie en co-productie, in deze proeftuin onderzocht. Op die manier kan het verschil tussen de drie proeftuinen geanalyseerd worden op basis van de aard van de begeleider: een productontwerper of een ambachtsman.
56
57
Onderzoek
Onderzoek
Verloop
stoffen opgebouwd uit natuurlijke, synthetische materialen of bestaat het uit een combinatie van beide? Gaan de stoffen smelten, branden of zijn ze resistent tegen hitte? Is het vlas, katoen, wol, ...? Welke technieken en gereedschappen bestaan er om van garens stoffen te maken? De eerste opdracht voor de werknemers is om verschillende stoffen uit te kiezen die bij elkaar passen omwille van hun kleuren, texturen en patronen. Dit levert drie verschillende verzamelingen van samenhangende stoffen per persoon op, bepaald door persoonlijke smaken. De verzamelingen zijn moodboards, die de doelgroepmedewerkers verder moeten gaan voorbereiden voor het maken van patchworks. De medewerkers krijgen de opdracht om de lappen stof te knippen en te stikken tot een compositie die men zelf esthetisch vindt. Volgorde en samenhang van
De basisprincipes van textiel en textielbewerking worden in het begin van de proeftuin aangehaald. Jo Meesters leert de werknemers om verschillende soorten stoffen te herkennen en te onderscheiden van elkaar. Enkele vragen die hierbij centraal staan zijn: Zijn de materialen breisels/weefsels? Zijn de
kleuren, texturen en patronen en de vorm van de verschillende lappen stof dienen zelf bepaald te worden, wat in eerste instantie niet voor iedereen een gemakkelijke opgave is. Men leert hiervan dat sommige werknemers veel plezier hebben in het zelf samenstellen van kleur- en textuurpatronen.
Aan deze proeftuin nemen zes werknemers deel, twee vrouwen en vier mannen, en hun vaste werkplaatsbegeleider. Eén van de vrouwen die deel neemt, werkt als naaister in WEB. Zij heeft een duidelijke voorsprong in deze proeftuin op de andere werknemers. De anderen zijn, buiten het feit dat sommigen ooit leerden breien op de basisschool, leken op gebied van textiel en textielbewerking.
Als men alle uiteindelijke moodboards met elkaar vergelijkt is het tevens interessant om te zien hoe deze onderling sterk verschillen en van een grote diversiteit van smaakpaletten getuigen. Het toont aan dat het mogelijk is om zeer gevarieerde resultaten te verkrijgen met een gelijk uitgangspunt en op basis van de aanwezige materialen in WEB. Na een initiatie over stik- en lockmachines, mogen de medewerkers zelf testen uitvoeren met de machines. In het begin zijn de reacties terughoudend aangezien de groep grotendeels uit mannelijke schrijnwerkers bestaat. Eén medewerker zegt expliciet: ‘Dit is vrouwenwerk, dit doe ik niet!’, maar de nieuwsgierigheid wordt aangewakkerd bij elke medewerker na het aanschouwen van de experimenten van de eerste collega. Het duurt enkele uren om de techniek en de fijngevoeligheid die een stikmachine eist in de vingers te krijgen. Ook de werknemer die eerst niet wilde meewerken, vindt het werk nu wel aangenaam. Het is geen sinecure om de machines juist af te stellen op de te stikken materialen. Door het testen van veel verschillende materialen, moet de spanning op de garens steeds bijgestuurd worden. Speciale stoffen, die geselecteerd worden om te testen en die afkomstig zijn van de afstromen van de textielsortering van WEB, laten de machines vaak vastlopen of laten de garens breken. Bij de meeste werknemers is het juist afstellen van een stikmachine problematisch, slechts twee werknemers slagen hierin en kunnen daardoor ook mooi stikwerk verrichten. Zij hebben het geduld en de precisie in de vingers om al in dit vroege stadium mooi stikwerk te verrichten. Hieruit is duidelijk dat de concentratie die nodig is om precies en zorgvuldig te werken niet bij alle werknemers even gemakkelijk opgebracht kan worden, wat een belangrijk gegeven is om mee te nemen in de evaluatie van de geteste technieken rond textiel.
58
59
Onderzoek
Onderzoek
één persoon jaagt zich op in het breien en maakt haar werk liever niet af. Een nieuw basismateriaal wordt aangemaakt door repen uit T-shirts en lakens te scheuren en te snijden. Met dit materiaal worden de voorgaande technieken herhaald. Hier is aangepast werkgereedschap voor nodig. De werknemers maken grote houten breinaalden, haaknaalden en punnikcirkels
Na het oefenen op losse stukken stof, wordt er overgegaan op het stikken van de voordien gemaakte patchworks. Ook alternatieve patchworks en quilts worden gemaakt door de stukken stof op een bepaalde manier tegen of op elkaar te plaatsen, vervolgens op te vullen met kussenvulling en met andere stikpatronen aan elkaar te stikken. Het is knap om te zien wat sommige medewerkers na een dag stikken reeds kunnen maken. De techniek haken wordt eerst geoefend met traditionele haaknaalden en garens. Ook breien en punniken volgen in het leerproces. De initiële reactie van enkele werknemers is wederom: ‘Ik doe dit niet.’, maar eens ze aan de slag gaan, zijn de reacties uitermate positief. Vooral het breien wordt door sommigen als ‘rustgevend en mediterend’ ervaren, slechts
om in minder tijd meer vierkante meter nieuw materiaal aan te maken. Tijdens het werken worden de gereedschappen geëvalueerd, herbekeken en geperfectioneerd. Buiten het aanmaken van de hulpgereedschappen, verloopt het eigenlijke textielwerk steeds vlotter en aangenamer. Om het werk nog sneller te laten verlopen wordt onderzocht hoe men de garens, gemaakt van T-shirts en lakens, kan verdikken. Uiteindelijk worden er dikke garens bekomen door middel van vlechten en door meerdere repen stof op elkaar te stikken. Omdat de gebreide lappen stof die aan de grote breinaalden hangen te
zwaar zijn, worden de naalden verkort en wordt er een tuinslang aan de breinaalden vastgemaakt. Zo ontstaat er een soort van flexibele breinaald waarvan enkel de punt hard is, om de steken te kunnen maken. De rest van het breisel ligt rond de slang op de grond, waardoor het gewicht tijdens elke steek niet weer in de lucht getild wordt. Het is interessant om te zien dat men door het verbinden van de ambachtelijke techniek aan het zelf vervaardigen van gereedschap, zoals een houten punnikraamwerk en de uitvergrote breinaalden, de technieken uit het stereotype van typisch ‘vrouwenwerk’ kan halen en zo ook de mannen motiveerd voor deze technieken. Bijkomend worden er experimentele testen gedaan met het smelten van plastic zakken met warmte elementen zoals wafel- en strijkijzers. Door verschillende lagen kunststof op elkaar te smelten bekomt men een stevigere en duurzamere laag kunststof. Ook tracht men om prints van plastic zakken over te strijken op textiel. Deze experimenten zijn interessant omdat ze vertrekken van echt afvalmateriaal (de plastic zakken waarin het textiel huisaan-huis wordt aangeboden door Vlaamse huishoudens) en het mogelijk maken om op een eenvoudige wijze textiel verder te personaliseren door
60
61
Onderzoek
Onderzoek
het maken van individuele prints. Jan Van den Bossche is een zelfstandig schrijnwerker die zich via het maken van weefgetouwen heeft verdiept in het weven zelf. Hij geeft les op textielacademies en verkoopt allerlei verschillende zelfgemaakte weeftoestellen, van klein tot groot. Een hele voormiddag hebben de medewerkers, onder begeleiding van Jan, een groot weefgetouw opgebouwd en opgespannen. Het opspannen van de kettingdraden is veel arbeidsintensiever dan het opbouwen van het getouw zelf omwille van de eenvoud van de constructie van de machine. Eén voor één worden al de stappen doorlopen om het traditionele weefgetouw op te spannen. Door te kiezen voor een grof weefsel met dikke en weinig kettingdraden (2 per cm), wordt het geheel opspannen in 3 uur. Jan Van den Bossche demonstreert kort hoe het handmatig weefproces werkt. Door verschillende voetpedalen tegelijkertijd te bedienen, worden verschillende hevelcombinaties geheven en kunnen verschillende weefpatronen gemaakt worden. Elke doelgroepmedewerker weeft een half uur zelfstandig. Buiten het feit dat elke medewerker het weefgetouw iets te strak aanspant, wat resulteert in een smaller weefsel dan voorzien, is het een relatief eenvoudige techniek. Door de zelfgemaakte dikke garens te gebruiken om te weven, dienen er weinig inslagdraden per lopende meter doorgehaald te worden en vordert het weven snel. Het resultaat ziet er meteen heel goed uit, wat motiverend is voor de werknemers. Elke voorbijganger in WEB nadert om te kijken naar de indrukwekkende machine en geeft complimenten over de esthetische kwaliteiten van het zelfgemaakte weefsel. Ook toont Jan Van den Bossche hoe weefschetsen kunnen worden gemaakt met behulp van kleine weefkaartjes, een andere techniek die iedereen ook even uitprobeert. Deze techniek maakt duidelijk hoe eenvoudig het basisprincipe van weven is en hoe weinig middelen er nodig zijn om een weefsel te maken. Grote weefmachines dienen hoofdzakelijk om de oppervlakte, snelheid en kwaliteit van het weefsel te vergroten maar het basisprincipe van weven blijft op eender welke machine hetzelfde. De laatste dag van de proeftuin staat in het teken van zelfstandig weven. Na het maken van enkele voor de hand liggende weefpatronen, worden nu ook andere weefpatronen getest door het maken andere combinaties met de voethevels. De scheurgarens worden vervangen door alternatieve materialen om
62 Onderzoek
hybride materialen te weven. Vuilniszakken, winkelzakken, lattenbodems, rekfolie, jeansbroeken (zowel in gescheurde repen als hele broekspijpen) en breisels vormen de basis voor nieuwe garens. De weefresultaten worden steeds geanalyseerd. Er worden telkens andere materialen gebruikt om volgende vragen te onderzoeken: Is het proces weven flexibel genoeg? Is de gebruikte machine flexibel genoeg? Op welke manieren kan men de weefsnelheid verhogen? Hoe kan men de esthetische kenmerken en technische eigenschappen van weefsels positief beïnvloeden? De werknemers merken op dat weven een eentonig proces is indien men weinig variatie in de weefmotieven aanbrengt. Na een tijdje hebben ze er genoeg van en gaan ze spontaan verder met ander werk. Ze willen liever niet terug aan de slag met het weefgetouw. Omdat er maar één persoon gelijktijdig kan weven, voeren andere werknemers simultaan testen, met rietvlechttechnieken en aanverwanten. Omdat deze riettechnieken heel specifiek en specialistisch zijn, wordt er niet op de traditionele manier gewerkt (het zou dan nodig zijn om een gespecialiseerd vakman als begeleider in te schakelen) maar werd het decoratieve aspect van de riettechnieken uitgespeeld. Met garens, linten en andere basismaterialen worden de motieven opgespannen in zelfgemaakte kaders en kaders van schilderijen. Door te werken met klassieke patronen uit de riettechnieken, wordt er een herkenningseffect gecreëerd.
Conclusie Tijdens deze proeftuin is veel geëxperimenteerd, wat een enorme diversiteit aan resultaten heeft opgeleverd, maar minder tastbare eindproducten. De focus ligt dan ook vooral op het creëren van nieuwe materialen, die in de volgende proeftuin verder verkend kunnen worden. Het experimentele karakter van veel van de oefeningen van deze proeftuin is voor het onderzoek zeer interessant, maar maakt het voor de werknemers iets moeilijker om zich tot de gerealiseerde eindresultaten te verhouden. Ze hebben echter wel veel verschillende technieken kunnen testen en hier ook van geleerd, op slechts zeer korte tijd. Het ambacht textielbewerking ligt duidelijk verder af van hun dagdagelijkse werk in het Recyclage Atelier als schrijnwerker. Voor een deel van de werknemers is dit een welkome afwisseling, andere voelen zich meer verwant met technieken die sterker verwant zijn met schrijnwerkerij (zoals bijvoorbeeld de oppervlaktebehandelingen in proeftuin 1). Het is belangrijk om dit gegeven mee te nemen in de analyse van de proeftuin, omdat de geteste technieken bij toekomstig aan te werven doel-
63
64
65 Onderzoek
groepwerknemers met een ander profiel en interessegebied bijvoorbeeld wel heel goed zou kunnen aansluiten. De deelname aan deze proeftuin van Raïsa Avtorchanova, een werkneemster van WEB die momenteel als naaister werkt, is daar bijvoorbeeld een hele goede indicatie van. Het is duidelijk dat zij zeer tevreden is over haar deelname aan deze proeftuin (aan de andere proeftuinen neemt zij niet deel). Breien en punniken (circulair breien) is een proces dat uiteindelijk nog steeds te traag gaat op de handmatige manier in vergelijking met de machinale manier voor eventuele implementatie binnen WEB. Ongetwijfeld zijn er vele mogelijkheden met handmatig breien die niet te verwezenlijken zijn met een machine, maar deze techniek wordt zo veelvuldig uitgeoefend in de amateuristische context dat het niet zinvol lijkt om hier professioneel mee uit te pakken in WEB. Minstens 90% van de materialen uit WEB zijn herbruikbaar in al deze ambachten, wat de werkingskosten goedkoop maakt aangezien er weinig energie verbruikt wordt. Afhankelijk van de eindtoepassing die men voor ogen heeft, kan men allerhande ingezameld textiel selecteren op basis van kwaliteit, duurzaamheid en uiterlijk, en dit hergebruiken. Het hergebruiken van de nieuw gecreëerde stof na levensloop zal moeilijk zijn aangezien het vaak verscheurd is tot kleine delen en op verschillende manieren aan elkaar is vastgemaakt. Het is mogelijk om in de laatste levensfase het stof te versnijden tot isolatiemateriaal. In vergelijking met de ambachten van de andere proeftuinen heeft ‘textiel verwerken’ het grootste creatieaspect in zich, daar deze proeftuin op zoek gaat naar de basis van een product of materiaal in het productieproces. Door zelf nieuwe textiele materialen vorm te geven en te ontwikkelen, worden de toepassingsmogelijkheden groter. Doordat de medewerkers niet enkel ‘produceren’ maar ook deels zelf ‘ontwerpen’, merkt men ook dat de voldoening van hun zelfgemaakte creatie nog groter is dan in de andere proeftuinen. Elk werkstuk krijgt zo een persoonlijke waarde. De focus in deze proeftuin ligt eerder op experimentele toepassingen dan op klassieke toepassingen. Hierdoor tracht men het ‘design’ aspect reeds lichtjes te integreren in de proeftuin. Hoewel het creatievere aspect blijkt uit de output van de proeftuin, zijn de gerealiseerde producten nog niet voldoende doordacht en nog niet goed afgewerkt. De opstartkost van een professionele naai- of weefatelier is niet goedkoop
en is afhankelijk van de uitwerking hiervan. Goede industriële naaimachines zijn duur in aankoop en een goed en groot weefgetouw op maat gemaakt of aangepast aan de gerecycleerde garens is ook niet goedkoop. Toch ligt deze kost lager dan de investeringen voor bijvoorbeeld het zandstralen. Aangezien er met stoffen gewerkt wordt bij het stikken en weven is men steeds afhankelijk van een trend gebonden aspecten. Bij weven is dit gegeven nog groter, aangezien het ‘recycle’ weven een duidelijk visueel karakter neerzet waar moeilijk onderuit te komen is. Dit beperkt de mogelijke en creatieve eindresultaten, maar omdat er materialen gecreëerd worden die nog steeds een extra invulling moeten krijgen om een product te worden, biedt het toch voldoende toepassingsmogelijkheden. Het is duidelijk merkbaar dat de tactiliteit van de werknemers met zowel de materialen als de verwerkende machines nog ontwikkeld kan worden. Zo is bijvoorbeeld de proeftuindag rond stikken te kort om de gebruikte naaimachines te leren kennen en in te stellen afhankelijk van de te stikken materialen. Maar dit is inherent aan het aanleren van ambachten.
Proeftuin 3: Stofferen Situatieschets Deze proeftuin wordt begeleiddoor van Mieke Spackler van Syntra. Syntra is een erkend opleidingscentrum in Vlaanderen met een groot netwerk aan vakdocenten. Mieke Spackler heeft het vak meubelstofferen bij Syntra aangeleerd en werkt reeds enkele jaren als zelfstandig meubelstoffeerder. Op deze manier heeft ze voldoende kennis en ervaring opgebouwd om te kunnen doceren in WEB, in haar vorige job begeleide ze doelgroepjongeren in een Nederlandse technische secundaire school. Syntra richt cursussen in via een vast stramien, namelijk twee blokken van drie lesuren per werkdag. Aan de hand van dit stramien worden er vijf lesdagen georganiseerd. De docente geeft aan het einde van elke dag opdrachten aan de werknemers zodat ze materialen voorbereiden voor de volgende sessies.
Verloop Via een online video, digitale foto’s en presentatieborden wordt een inleiding in meubelstofferen gegeven. Een mini-demonstratie van Mieke toont de acties die nodig zijn om, startende met een vlakke plank, te stofferen. De werknemers voeren de gedemonstreerde techniek naderhand zelf uit in teams van twee personen. Na het bekleden van een plank stapt men over op een
66
67
Onderzoek
Onderzoek
ingewikkelder proces: het zelf opzetten van een raamwerk. Flexibele singels worden ingeweven, opgespannen en vastgeniet. Polyetherschuim wordt op maat afgetekend, gezaagd en op de singels gelijmd en gedroogd. Vervolgens leren de werknemers het op maat aftekenen en vastnieten van wattine en het stofferen met baalkatoen. De finale laag textiel wordt gestoffeerd door het positioneren, spannen, plooien, nieten en snijden van het textiel. Na deze basisles, testen en oefenen de werknemers de volgende dagen steeds verder met deze technieken en worden ze uitgebreid met bijkomstige technieken en activiteiten om complexere meubels te kunnen stofferen. De bijkomstige activiteiten zijn: het slaan van siernagels op basis van eigen patronen; het zelf uitkiezen van stoffen om te combineren met bepaalde meubelstukken; meubels opbouwen met houten keepers om te stofferen tot volledige meubels; gemaakte zitvlakken uittesten; reflecteren, beoordelen en bijschaven op vlak van comfort; nietwippen; zelf bekledingspatronen aanmaken; het beplakken van kastonderdelen; losse hoezen met ritssluitingen stikken en stoffen omzomen. Zelf gemaakte patchworken en weefsels uit de proeftuin ‘textiel bewerkingen’ worden verwerkt tot stoffeermateriaal en gebruikt in stoelen en zitbanken. Elke morgen wordt er gezamenlijk teruggeblikt op wat de vorige dag geleerd is en hoe men, met hetgeen de medewerkers al kennen en kunnen, kan overstappen naar het volgende leerproces. Via kritische reflecties op ervaringen van de medewerkers komt men gezamenlijk tot nieuwe inzichten. Die nieuwe inzichten helpen om elkaars vaardigheden bij te schaven en zo steeds complexer werk aan te kunnen (Kolb, 1984:2).
Conclusie Het ambacht stofferen is een goede aanvulling op de huidige kernactiviteiten van WEB en het huidige werk van de werknemers. De werknemers merken dat ze hun eindproduct, zoals een stoel, nog waardevoller kunnen maken door een extra ambacht aan te leren en deze toe te passen op hetzelfde werkstuk. Het type werk ‘stofferen’ kan opgedeeld worden in makkelijker en moeilijker stoffeerwerk. Het moeilijke stoffeerwerk is momenteel niet zelfstandig uitvoerbaar door de gemiddelde werknemer, het makkelijke stoffeerwerk, waar de proeftuin vooral op focust, is heel goed af te stemmen op de werknemer. Het gemakkelijke stoffeerwerk levert al relatief snel mooie resultaten op, wat leidt tot een hoge werktevredenheid en fiere werknemers. De visuele afwerking zal zorgvuldiger gebeuren door een professional dan door een
68
69
Onderzoek
werknemer in de Sociale Economie, maar naar zitkwaliteit en duurzaamheid toe valt er niets aan te merken op het stoffeerwerk. De opbouw en de structuur van de stoel voldoet aan een professioneel niveau. Het moeilijkste aan stoffeerwerk is om nieuwe patronen aan te maken die perfect passen op een complexere meubelvorm en die eventueel afneembaar en vervangbaar zijn door middel van een ritssluiting. Dit is getest op de werkvloer met alle medewerkers in één team inclusief docente Mieke. Via trail en error is er een resultaat bereikt dat zeer aanvaardbaar was, dit is te danken aan de goede begeleiding van Mieke. Indien er geen stoffeerder als begeleider aangesteld wordt in het team, zal het in de toekomst zeer moeilijk (maar niet onmogelijk) worden om de werknemers dit werk zelfstandig uit te laten voeren. Indien er een langere opleiding rond stofferen georganiseerd kan worden en elke werknemer uiteindelijk zijn specifieke taak in het stoffeerproces krijgt, is het wellicht wel haalbaar. Omdat het aanmaken van patronen een heel andere taak is in vergelijking met bijvoorbeeld het aanbrengen van een onderliggende zitstructuur is het goed om de deeltaken op te delen. Het ontmantelen van oud stoffeerwerk kost tijd en is arbeidsintensief, maar het nieuwe stoffeerwerk aanbrengen verloopt relatief snel. Hierdoor wordt de werkduur per creatie beperkt en kunnen de werknemers meerdere eenvoudige meubels per werkdag stofferen. Dit gegeven is positief en werkt motiverend bij de werknemers. Iemand die meer bekwaam is in het stikken, kan op deze manier ander werk leveren dan iemand die meer met het structurele deel van het meubel bezig is. Diverse ingezamelde materialen bij WEB zijn (her)bruikbaar in dit ambacht. Zo kan schuim van beschadigde zetels die moeilijk te herstellen zijn, hergebruikt worden als schuim in andere meubels. Kussens en donsdekens kunnen als wattine dienen om het schuim te bedekken, lakens kunnen ingezet worden als baalkatoen en andere stoffen kunnen gebruikt worden als finale stoflaag. Er zijn bovendien maar zeer beperkte middelen zoals gereedschappen en bijproducten nodig om deze ambacht uit te kunnen voeren. Aangezien er gewerkt wordt met flexibele handgereedschappen wordt het productieproces ook flexibel en zijn er mogelijkheden tot veranderende ingrepen en wijzigingen in dit proces. Hierdoor kan men stofferen bestempelen als een ruim en creatief werkproces met veel potentie en diversiteit in eindtoepassingen.
7
Besluit Vergelijkingstabel selectie ambachten binnen proeftuinen in WEB In een poging om het uitgebreide onderzoek samen te vatten en te kunnen presenteren aan de stuurgroep, is er een sterk vereenvoudigde tabel opgesteld. Het doel hiervan is om in één stuurgroepsessie van twee uur de stuurgroepleden in te lichten over de voornaamste resultaten die voortvloeiden uit het theoretisch en praktisch onderzoek. De tabel beschrijft de tijdens de proeftuinen geteste ambachten door ze op te splitsen in verschillende belangrijke factoren. Elke ambacht wordt vergeleken met de andere ambachten door indicatiekleuren toe te kennen aan de factoren. De kleur groen geeft aan dat het kruispunt tussen ambacht en factor eerder positief is, de kleur rood geeft aan dat dit kruispunt eerder negatief is
70
71
Besluit
Besluit
Opp. behandelen
Zandstralen
Stikken
Weven
Stofferen
Financieel startkosten werkingskosten werkduur per creatie Technologisch hedendaagse mogelijkheden toekomstige bedreigingen Creativiteit toepassingsmogelijkheden Sociaal + tewerkstelling werktevredenheid fysieke vaardigheden intellectuele vaardigheden scholingsperiode doorstroomkansen duurzaamheid van de ambacht tewerkstelling creëren werkveiligheid Ecologisch recyclagemogelijkheden uit eigen stock recyclagemogelijkheden nieuw product verbruik externe materialen productieproces transport Contextanalyse concurrentie trendgevoeligheid
= voordelig
= voor discussie vatbaar
= nadelig
Opmerking: weven in deze context = oprichten van een recyclage weefatelier met speciaal aangepaste/ontwikkelde machines die gerecycleerde ‘garens’ kunnen verwerken. Combinaties ambachten zijn interessant om:
- de ambachten op elkaar af te kunnen stemmen - het tewerkstellen van bijv. naaisters en stoffeerders tegelijk - een totaalproduct te kunnen afleveren (voldoening)
en de kleur oranje geeft aan dat het kruispunt voor discussie vatbaar is. De voor- en nadelen die gekoppeld worden aan de oranje vakjes spelen beiden een belangrijke rol in de ambacht en moeten steeds voor ogen gehouden worden. Er moet benadrukt worden dat de tabel geen vergelijkend instrument voor de gekozen ambachten in een algemene zin is, maar zuiver toegespitst op de toepassingscontext in WEB, specifiek binnen het Recyclage Atelier. Er wordt steeds uitgegaan van het profiel van de werknemers, het maximum hergebruik van ingezamelde materialen en al de andere vooropgestelde parameters, waardoor de tabel zeer specifiek en toegespitst op WEB wordt. Vooral voor de ambacht ‘weven’ merkt men dat er een groot verschil is ten opzichte van conventionele weverijen. Een andere werkplaats kan de conclusies uit de tabel niet zonder meer over nemen, zonder de omkadering van het Recyclage Atelier te kennen en een vertaalslag naar hun eigen specifieke situatie te maken. De tabel is besproken met de stuurgroepleden en er is bekeken welke ambachten WEB aantrekkelijk vindt om in de toekomst te integreren in het Recyclage Atelier. Naast de persoonlijke voorkeuren van ieder stuurgroeplid, die relatief verdeeld lagen, kan men stellen dat de meeste aanwezigen positief geprikkeld werden door de ambacht ‘weven’. Ongeacht welke ambachten in de toekomst een vervolgtraject krijgen op de werkvloer, kwaliteitsborging en individuele coaching blijven continue aandachtspunten. Dit hangt ook samen met de jobspecifieke technische vaardigheden van de doelgroepwerknemers. Hun vaardigheden en leermogelijkheden zijn divers en soms heel uiteenlopend. Bij strategische keuzes en de ontwikkeling van nieuwe productniches, zal de haalbaarheid steeds afgetoetst moeten worden aan de vaktechnische kennis en de leermogelijkheden van de medewerkers.
Ambacht en vakmanschap als stimulans voor duurzaam design.
In dit project, Artisanato, gaat men op zoek naar ambachten, materialen en technieken die implementeerbaar zijn in de Sociale Economie, met de focus op nieuw ontwerp en actualisatie van de ambachtelijke technieken. De doelstelling is om een integrale vorm van duurzaamheid na te streven, die zowel de mens, ecologie als de economie omvat.
72
73
Besluit
Besluit
Het duurzame aspect is inherent aan ambachten: ‘Al van oudsher is binnen de ambachten aandacht voor duurzaamheid. In geen andere sector is de gebruiker (ambachtsman/-vrouw) zich zo bewust van het materiaal als binnen de ambachtseconomie. Bovendien is hergebruik van materialen zeer gebruikelijk. Niet alleen in de reparatie ambachten, maar ook bv. bij de goud-/zilversmeden en glazeniers die hun materiaal keer op keer hergebruiken. De ambachtsman heeft een bijna vanzelfsprekende liefde voor materialen en gaat daar heel bewust mee om.’ (Hoofdbedrijfschap ambachten, online) Het onderzoekproject Artisanato biedt dus een interessante experimenteerruimte om een meer geïntegreerde benadering van duurzaamheid te testen op de werkvloer, waarbij naast de traditionele ecologische parameters ook de sociale en economische duurzaamheid betrokken worden. In het debat over duurzaam design ziet men dat het steeds meer gaat over dit geïntegreerde begrip van duurzaamheid, waarbij naast de focus op energie en materialen, aandacht wordt besteed aan de economische en sociale aspecten (Chapman, 2009: 29). De visie op ambachten in het project Artisanato wordt dan ook gevormd door de verbinding van die waarden van de ambachten die zowel invloed uitoefenen op sociale, economische als ecologische aspecten: 1. De mogelijkheid tot persoonlijke en vaktechnische ontwikkeling voor de doelgroepwerknemers van WEB door middel van kwaliteitsvolle arbeid. 2. Het optimaal hergebruik en de opwaardering van ingezamelde materialen en objecten van de Kringwinkel, waarbij ambachtelijke tradities met betrekking tot het gebruik van materialen en technieken ons kunnen inspireren tot een meer duurzaam design. 3. De mogelijkheid tot de creatie van duurzame tewerkstelling dankzij de productie van kwalitatieve, unieke en tevens rendabele designproducten. Onderstaand schema licht de geïntegreerde benadering die is gehanteerd in dit onderzoek verder toe. Het project benadert duurzaamheid dus op een meer integrale manier vanuit het perspectief van de onderlinge verhoudingen tussen People, Planet, Profit. Zo onderzoekt Artisanato de meerwaarde op sociaal, ecologische en economisch vlak. Deze pijlers vallen
74 Besluit
v a km a n s ch a p o n t w i kkele n people sociaal kw a l i t a t i eve a r be i d
a mb a ch t & v a km a n s ch a p c r e at i e
upcycl i n g /
de s i g n p r o duc t e n
he r geb r u i k
profit
planet
economie
ecologie
l o k a le
l o k a le
t ewe r k s t ell i n g
p r o duc t i e
samen met de drie hoofdpijlers van de sociale tewerkstelling bij WEB; kwaliteitsvolle arbeid, optimaal hergebruik en duurzame tewerkstelling. Ambacht & Vakmanschap vormen de verbinding tussen de drie hoofdpijlers People, Planet en Profit. Deze integraliteit is belangrijk: de drie pijlers moeten in samenhang en in relatie tot elkaar bekeken worden. Het is een continue kruisbestuiving en verwevenheid die samen de context van het onderzoek vormen.
People: De duurzaamheid met betrekking tot de pijler People, ofwel het hoofdbegrip ‘sociaal’, wordt in het onderzoek gewaarborgd door de focus op de leermogelijkheden voor de werknemers. Werknemers leren nieuwe technische vaardigheden, direct verbonden aan het uitoefenen van het ambacht. Daarnaast biedt het leertraject ontwikkeling op het vlak van communicatie (met elkaar, de docenten, ontwerpers en zichzelf). De onderzoekers stellen de participatie van de werknemers centraal, om zo tot een meer intense leerervaring te komen en ook de eigen verantwoordelijkheid centraal te stellen. De onderzoekers beogen zo de kwaliteiten die sterk verbonden zijn aan ambachten en vakmanschap, zoals trots op de
75
76
77
Besluit
Besluit
creatie, zelfvertrouwen, respect (voor materiaal, techniek, maar ook elkaar en zichzelf) te stimuleren. Werknemers ontwikkelen dus diverse, zowel vaktechnisch als sociale en mentale vaardigheden. Dit sluit aan op het begrip van vakmanschap zoals door Oosterling beschreven, waarbij vakmanschap mensen diverse skills verschaft die een combinatie van vaardigheden, houding en vakkennis betreffen. Hij benadrukt dat het hierbij altijd gaat over denken en doen, vakkennis en vakkundigheid die in elkaar overvloeien (Oosterling, 2010:30).
materialen en energie lijkt te leven. Deze mentaliteit van overproductie en consumptie wordt inmiddels steeds kritischer bekeken. Designers zijn zich steeds meer bewust van het feit dat zij zelf hier verantwoording voor moeten afleggen. Thackara schrijft in zijn boek ‘In the bubble’ dat als ontwerpers zich door hun manier van ontwerpen in de problemen hebben gewerkt, zij die problemen door die manier van ontwerpen ook weer kunnen oplossen (Thackara, 2010:8). Dit is een van de belangrijkste uitdagingen voor hedendaags design.
De nadruk ligt op de praktische toepassing en het ‘learning by doing’. Dit sluit aan bij het profiel van de werknemers van WEB, die vaak laag- of ongeschoold zijn, en bovendien vaak cognitief minder sterk zijn, maar vanuit het doen kennis en vaardigheden weten op te bouwen en voortdurend kunnen ontwikkelen. Een belangrijk gegeven hierbij is dat de onderzoekers vertrekken vanuit aanwezige interesses en kwaliteiten bij de werknemers en deze verder ontwikkelen. De werknemers van WEB zijn zelf nauw betrokken bij het onderzoeksproces en geven er mee vorm aan.
Handgemaakte producten en objecten onderscheiden zich vaak in het gebruik van speciale, unieke materialen (Dupon, 2011:6). Het handgemaakte creatieproces creëert ook een grotere keuzevrijheid in materialen in vergelijking met bijvoorbeeld een geïndustrialiseerd productieproces. Het materiaalgebruik, een hoge kwaliteit in afwerking en veel aandacht voor details geeft handgemaakte, ambachtelijk vervaardigde producten een specifieke esthetische waarde (Dupon, 2011:6). Dit gegeven is zeer interessant voor dit project, want WEB beschikt immers over tal van unieke materialen, afkomstig van afgeschreven producten en objecten uit Vlaamse huishoudens. Door het hergebruik van deze materialen te verbinden aan een handgemaakt productieproces, is men in staat staat unieke designs te realiseren in de context van het Recyclage Atelier. Het creëren van een (alternatieve) lokale productiefaciliteit is een ander
De onderzoekers stellen zich tot doel om kwaliteitsvolle arbeid te scheppen, waaronder een invulling van het werk verstaan wordt die uitdagend en engagerend is voor de werknemers. Hiervoor wordt creativiteit ingezet, zowel door te werken aan de ontwikkeling en vervaardiging van designopdrachten, als door de werknemers ook zelf te betrekken in dit proces in de vorm van co-creatie.
Planet:
aspect van het project dat inspeelt op de ecologische dimensie. Door de mogelijkheden te onderzoeken van een lokale experimentele productiefaciliteit voor (jonge) ontwerpers en studenten in WEB, spelen de onderzoekers in op de ecologische voordelen die lokale productie met zich meebrengt. Ze reageren hiermee enerzijds op de trend dat meer en meer handmatige productie zich verplaatst naar lageloonlanden. Ook designers en kunstenaars maken hier meer en meer gebruik van om hun werk te vervaardigen. Indien er een lokaal alternatief kan worden gerealiseerd, biedt dat veel voordelen. Het opvolgen en bijsturen van de productie wordt bijvoorbeeld veel gemakkelijker en goedkoper. En mogelijkheden voor co-creatie/coproductie liggen open.
De ecologische duurzaamheid manifesteert zich eerst in het hergebruik van materialen en objecten die al beschikbaar zijn bij WEB, bewust vertrekkende van de reeds aanwezige resources van de organisatie. De ambachten kenmerken zich traditioneel door een bewust materiaalgebruik. Materialen waren vroeger schaars, dus ambachtslieden waren gedwongen om hier doordacht en bewust mee om te gaan. Dit kan ontwerpers/onderzoekers inspireren voor hedendaags design, waarbij men in een overvloed van
Bovendien leeft men momenteel in een postindustriële samenleving. Grote logge productiefaciliteiten nemen in Europa aan belang af (te groot, te log, niet flexibel genoeg om in te spelen op snel veranderende wensen en noden van de samenleving). Mensen willen niet meer passief consumeren, maar invloed uitoefenen of zelfs deel uit maken van het ontwerpproces. Je moet dan als designer niet meer het eindproduct op zich ontwikkelen, maar
Ambachten bieden hier een interessant uitgangspunt, omdat ze creativiteit en leermogelijkheden met elkaar verbinden. Het belang van creativiteit voor werknemers uit de Sociale Economie mag niet onderschat worden, precies de kwaliteiten van dit soort creërende arbeid biedt mogelijkheden tot talentontwikkeling en competentieverhoging van deze specifieke groep werknemers.
de mogelijkheid voor gebruikers/stakeholders om input te leveren aan het proces. Dit vraagt om een ander type ontwerpers. Atkinson wijst erop dat productontwerpers moeten worden opgeleid op een manier die dichter aansluit bij de wijze waarop ambachtslui/crafts worden opgeleid, waarbij zij leren om betekenisvolle, individuele producten te ontwerpen in plaats van in massa’s identiek gefabriceerde objecten en producten. Tegelijkertijd moeten deze processen ruimte bieden om anderen mede-auteur van objecten en producten te maken door hen de mogelijkheid te geven om het werk aan te passen naar hun individuele wensen als gebruiker (Atkinson, 2011a:31). Dit vraagt om een andere organisatiestructuur van productie, distributie en verkoop van design. Dit wordt vertaald in opkomende lokale productiefaciliteiten, zoals bijvoorbeeld de FABlabs, waarin kleinschalige, digitaal aangestuurde productie gerealiseerd kan worden, die mensen in staat stellen om individuele producten te fabriceren. Deze postindustriële productie geeft ontwerpers de vrijheid om af te wijken van de steriele perfectie van (industriële) productie en de eindgebruiker/ consument de vrijheid om niet langer allemaal identieke producten te bezitten (Atkinson, 2011b:20). In deze context lijkt het interessant om te onderzoeken in hoeverre het Recyclage Atelier zou kunnen inspelen op deze maatschappelijke ontwikkelingen. In plaats van digitaal aangestuurde productiemethoden, wordt in het kader van de eerder beschreven waarden die men met vakmanschap en handwerk kan ontwikkelen, in dit project bewust voor ambachtelijkheid en eerder ‘traditionele’ productiemethoden gekozen. De onderzoekers streven naar een open faciliteit waarin verschillende samenwerkingsvormen mogelijk zijn. In het vervolgproject WEB@COOP zullen deze mogelijkheden verder onderzocht worden. Dit is een recent opgestart ESF-project dat onderzoek doet naar de realisatie van een coöperatieve samenwerking tussen de Hogescholen Thomas More en KHLim en WEB.
Profit: Deze pijler beslaat twee belangrijke aspecten die elkaar opnieuw wederzijds beïnvloeden. Enerzijds streeft men naar het creëren van duurzame tewerkstelling. Deze jobs moeten voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden aan de werknemers en engagerend zijn. Creativiteit werkt engagerend en wordt daarom bewust ingezet om aanspraak te maken op het verantwoordelijkheidsgevoel van de werknemers voor de kwaliteit van de eindproducten. Anderzijds moeten de gecreëerde producten/projecten
78
79
Besluit
Besluit
economisch rendabel zijn. Een degelijke kosten-baten analyse is dus van belang. Omwille van de stijgende druk van industriële processen en de enorme toevloed aan producten uit lagelonenlanden, zijn consumenten de hogere kosten van met de hand vervaardigde producten niet meer gewoon. Ambachtelijke technieken zijn echter vaak arbeidsintensief en dit dient verrekend te worden in de verkoopprijs. De kleinschalige ambachtelijke ondernemingen staan dus onder druk. Toch erkent het beleid de laatste jaren het belang van ambachten op de economie. Sabine Laruelle, minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, liet in 2008 een evaluatie maken van de weerslag van de ambachten op de economie in België. Het FOD Economie trekt volgend besluit: ‘…[Het onderzoek toont] duidelijk aan dat de ambachten belangrijk voor onze economie zijn. Ze bewijzen ook dat ambachten banen scheppen en dat deze werkgelegenheid niet kan worden gedelokaliseerd. Op het vlak van banen groeit de sector van de ambachten echter minder gunstig dan andere privésectoren. Maar er is in ons land een
80
81
Besluit
duidelijk potentieel voor ambachten. Ambachten moeten dus in de kijker worden gezet.’ Kwaliteiten die verbonden zijn met ambachtelijke productie, zoals uniciteit en verfijnde detaillering zijn belangrijke waarden om kwalitatieve unieke designproducten te vervaardigen. Door deze kwaliteiten te benadrukken is het ook verantwoord om een hoger prijsniveau te hanteren voor de gerealiseerde producten. De vraag is echter wel hoe dit soort ‘maatwerk’ omgezet kan worden naar een productieproces binnen het Recyclage Atelier, omdat men dus niet langer van strikt gestandaardiseerde productiestappen spreekt, maar het naar gelang de opdrachtstelling toepassen van de verworven competenties en materialen vergt. Hierbij zal het noodzakelijk zijn om intensieve coaching voor de doelgroepmedewerkers te voorzien en tegelijkertijd de behaalde kwaliteit continu te waarborgen. Anderzijds moet er voldoende aandacht worden besteed aan mogelijke afzetmarkten en het promoten en verkopen van het gecreëerde productengamma en de projecten. Hierbij moet de concurrentiepositie van WEB in het oog worden gehouden, zonder hierbij in valse concurrentie te treden met lokale actoren. Het aangaan van een win-win relatie met lokale actoren is daarom wellicht een interessante piste. Samenwerkingsverbanden met lokale actoren en ontwerpers bieden bovendien nieuwe mogelijkheden voor WEB om (bestaande) netwerken te delen en met elkaar te verweven. Het doel van het onderzoeksproject Artisanato is niet onmiddellijk gericht op het genereren van nieuwe ontwerpen, maar met dit gegeven werd wel rekening gehouden met oog op mogelijke vervolgtrajecten. De hoofdfocus van het onderzoek ligt echter op de opleidingsmogelijkheden en capaciteiten van de doelgroepwerknemers, als voorbereiding op een mogelijk toekomstig scenario van co-creatie met ontwerpers binnen een ambachtensite in Turnhout. Bewust zijn er gedurende het onderzoek systematisch ontwerpers betrokken bij het traject. Naast de twee ontwerpers die het onderzoek gevoerd hebben, heeft de Nederlandse ontwerper Jo Meesters de tweede proeftuin en ook de workshop ‘Textile Hacking’ begeleid. In die workshop verkenden 15 verschillende ontwerpers en kunstenaars de mogelijkheden van innovatief (her)gebruik van ingezameld textiel uit de Kringwinkel. Creativiteit en variatiemogelijkheden voor te realiseren ontwerpen zijn telkens gehanteerd als belangrijke parameter bij het selecteren en testen van de verschillende ambachten.
8 Vervolgtracject Het model dat duurzaamheid heel duidelijk benadert vanuit zowel een sociale, ecologische als economische pijler, zoals in het project Artisanato, is voor WEB interessant omdat deze drie aspecten aansluiten bij de kernwerking van de vzw. De participatieve methodiek, in het onderzoek vertaald als een actieve bijdrage in het creatie- en/of productieproces van partijen, heeft tijdens Artisanato telkens centraal gestaan. In het onderzoeksproject Artisanato
82 Vervolgtraject
ligt de hoofdfocus echter op het aftoetsen van de capaciteiten van de werknemers van het Recyclage Atelier. Deze aftoetsing is voornamelijk op een ‘hands-on’ wijze gebeurd en de validatie van het onderzoek is dan ook direct op de werkvloer te bemerken. In vervolgtrajecten op dit onderzoek kan het participatieve aspect verder worden uitgebreid, door ook te bekijken en testen wat de mogelijkheden zijn voor de creatie van een ‘experimenteerruimte’ voor studenten uit het hoger onderwijs en (startende) ontwerpers. Een eerste aanzet hiervoor is al gegeven door studenten van de masterjaren van de MAD-faculty Campus C-mine tijdens een onderwijsmodule rond co-creatie in Sociale Economie van december 2012 tot januari 201310. Betrokken partijen in een vervolgonderzoek zouden bijvoorbeeld studenten vanuit verschillende kunst, design en/of sales en managementopleidingen, de doelgroepwerknemers en kaderpersoneel van WEB vzw en potentiële kopers/afnemers van de te realiseren producten/diensten kunnen zijn. Het begrippenkader en de optimale invulling van deze co-creatie en/of coproductie gaat nog verder uitgewerkt worden gedurende het eerste vervolgonderzoek genaamd WEB@COOP. De resultaten van Artisanato geven vertrouwen dat er, mits intensieve en goede begeleiding, interessante resultaten op dit vlak te behalen zijn. De werknemers van WEB hebben voldoende capaciteiten en flexibiliteit in huis om de mogelijkheden van co-creatie en co-productie in een mogelijke coöperatief model van een ambachtensite nader te onderzoeken. Bovendien tonen de resultaten van de proeftuinen van Artisanato aan dat het aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid en individuele (creatieve) input engagerend en enthousiasmerend werkt voor de werknemers. In het onderzoeksproject Artisanato is het belang van cross-disciplinariteit (onder andere in de workshop Textile Hacking en de samenstelling van de stuurgroep) een belangrijke meerwaarde geweest. Het vervolgtraject van Artisanato, WEB@COOP, werkt verder aan het ontwikkelen van structuren en modellen met als doel te komen tot vernieuwende producten en activiteiten via het samenbrengen van expertise uit verschillende domeinen. De principes van coöperatief en maatschappelijk verantwoord ondernemen 10 Zie http://keralab.wordpress.com/, http://sociaaldesign.wordpress.com en http://camillehaels.wordpress.com/ voor een neerslag van deze studentenprojecten in samenwerking met 3 verschillende organisaties in de Sociale Economie.
83
84
85 Vervolgtraject
worden gehanteerd als motor voor sociale innovatie. Binnen het vervolgproject WEB@COOP worden deze principes aan elkaar gekoppeld en via een blauwdruk van een coöperatief samenwerkingsverband komt men tot nieuwe producten, op een duurzame wijze geproduceerd, en daardoor wordt bijkomende tewerkstelling gecreëerd voor kansengroepen. In dit vervolgtraject zal er ook meer nadruk worden gelegd op het verduurzamen van de samenwerkingsverbanden. De samenwerking tussen vzw WEB, vzw SW WEB en de onderwijsinstellingen verloopt op dit ogenblik nog te veel ad hoc en vrijblijvend. Er is een samenwerking in functie van enkele concrete projecten, maar WEB wenst deze verder uit te bouwen en structureel te verankeren. Op dit ogenblik zijn de partners, buiten deze ad hoc projecten, niet structureel verbonden. Met het oog op diversifiëring van de te ontwikkelen activiteiten is het aangewezen om eventueel ook andere organisaties te betrekken. De vzw structuur waarin de concrete activiteiten momenteel verankerd zijn, is momenteel onvoldoende aangepast aan de beoogde activiteiten. De commercialisatie van de gerealiseerde designproducten verloopt nog onvoldoende gestructureerd, dit zal dan ook een belangrijk aandachtspunt zijn in het vervolgtraject, om zo de duurzaamheid met betrekking tot de pijler profit te versterken.
Seminar tijdens Dutch Design Week – Eindhoven Om de onderzoeksresultaten van dit onderzoek te delen met een breder publiek van geïnteresseerde ontwerpers, consumenten, designliefhebbers, ondernemers uit de commerciële en sociale economie, is tijdens de Dutch Design Week 2012 in Eindhoven het seminar CRAFTING SUSTAINABILITY georganiseerd. Tijdens het seminar plaatst Art|Object & Design de onderzoeksresultaten van Artisanato in een bredere context van ‘duurzaam design’. In dit seminar geven verschillende onderzoekers en ontwerpers hun visie op duurzaamheid in design aan de hand van een workshop en meerdere presentaties. Zowel designonderzoekers uit de eigen onderzoeksgroep Art|Object & Design als andere ontwerpers en directeur tewerkstelling WEB belichten vanuit hun eigen praktijk de verschillende mogelijkheden voor het realiseren van duurzaamheid in design. Men start met een workshop over de OVAM SIS Toolkit, waarin deelnemers kennis maken met de ontwikkelde toolkit die organisaties inzicht geeft in het integreren van duurzame innovatie in organisaties en designproces-
86 Vervolgtraject Besluit
sen. Daarna licht Peggy Liekens, directeur tewerkstelling WEB vzw, de waarde van creativiteit en ambachten toe voor de werknemers van sociale tewerkstellingsinitiatieven in de sociale economie. Ze benadrukt hierbij wat duurzaam design betekent voor de werking van WEB. Art|Object & Design onderzoeker Marjoleine Drieskens stelt DoDesign voor, een online designtool die ontwerpers inspireert en informatie verschaft over materiaaleigenschappen en dit koppelt aan inspirerende designtoepassingen om zo duurzaam design te stimuleren. Dries Verbruggen, van ontwerpersduo Unfold, licht ter afsluiting op dubbelzinnige maar ludieke wijze het ecologische aspect van duurzaamheid toe. Zijn statement is dat ‘greenwashing’ nog te vaak voorkomt en dat gezond verstand en het raadplegen van goede informatiebronnen kan helpen om de ecologische waarheid te achterhalen. Innovatieve businessmodellen kunnen de complexe materie die schuilt achter duurzaamheid transparanter te maken. De onderlinge relatie tussen productie, ontwerp, materiaal en de rol van de designer, staat tijdens het seminar steeds centraal. De verschillende sprekers laten zien dat er verschillende visies en strategieën bestaan in het realiseren van duurzaamheid. Dit maakt het seminar tot een inspirerende avond. Het project heeft mee kunnen profiteren van de communicatie van de Dutch Design Week. Door Artisanato te verbinden aan een evenement als de Dutch Design Week, dat ruim 200 000 bezoekers bereikt, zijn heel wat designers en geïnteresseerden kunnen geïnformeerd over dit onderzoek. Dit blijkt ook uit de aanwezigheidslijst. De variëteit aan deelnemers duidt de interesse van het project in verschillende leefwerelden aan. Zo zijn er onder andere onderzoekers, werkgevers, ontwerpers, beleidsmakers, studenten, ... aanwezig op de avond die naderhand duidelijk interesse toonden en specifiek vragen stelden vanuit hun achtergrond, zoals ‘Kan zo een ambachtelijk traject in de huidige economie ook zonder subsidies duurzaam zijn? Is het ook mogelijk om onafhankelijk van subsidies een ambachtsite te op te zetten? en ‘In hoe verre werd er rekening gehouden met werktevredenheid binnen het project Artisanato?’ De presentatie van Artisanato binnen de context van de Dutch Design Week geeft het belang van dit onderzoeksproject voor beide vakgebieden aan. Zo wordt de wereld van de Sociale Economie gekoppeld aan die van het design. De onderzoeksgroep Art|Object & Design wil met het symposium en deze publicatie designers en partners uit de Sociale Economie sensibiliseren om samen te werken. Zo kan men binnen het praktijknetwerk aan expertisedeling doen. We hopen dan ook dat deze publicatie inspirerend en stimulerend werkt om zelf aan de slag te gaan!
87
88
89
- Alle externe leden van de stuurgroep, die Artisanato steeds bijstuurden waar nodig, op vrijwillige basis: David Huycke, Lut Pil, Tim Wagendorp en Johan David. - MAD-faculty, in het bijzonder: Michiel Kragten, voor het grafisch vormgeven van de publicatie en Helena Bijnens, Laura Braspenning en Ilse Stouten voor het schrijven van de projectaanvraag. - Sofie Gielis en Ilse Stouten voor de redactie van de publicatie
Dankwoord
9
Graag bedankten we volgende mensen en organisaties voor hun bijdrage aan het slagen van dit project:
- Het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie voor de middelen die zij vrijmaakten om dit onderzoeksproject mee te financieren en zo mogelijk maakten. - vzw S.W. WEB, in het bijzonder: Guido Macours, Peggy Liekens, Debby Van Aalst, Tom Vercauteren, Diederik Tacquaert, Peter Gielen en de werknemers van het Recyclage Atelier: Michel Van Houdt, Patrick Van Geel, Peter Wellens, Gonny Sprangers, Erik Van Der Avoort en Raïsa Avtorchanova. - Onderzoeksgroep Art|Object & Design voor zijn betrokkenheid en kritische reflectie, David Huycke, Marjoleine Drieskens, Wim Buts, Barbara Kok, Ilse Stouten, Andries Vanvinckenroye en Laura Braspenning
- Marc De Moor en Pieter van Gimotec, Jan Van den Bossche van Weefgetouwen Meta, Jo Meesters en Lisa Dillon van vormgevingsbureau Jo Meesters, Leen Frisson van Syntra Limburg, Mieke Spackler van meubelstoffering Waalre en André Mertens voor het begeleiden van de proeftuinen en workshop. - Inge Van Gheel, Veerle Tytgat, Gerbert Van Beek, Shun-Ying Lu, Sofie Vleugels, Ingrid Tokaruk, Dierckx Mieke, Elaine Maerevoet, Jacqueline Starmans, Steven Kaelen, Janneke Raaphorst, Elles de Koe, Nandi Enthoven, Eliza Chasekidou, Lisa Dillon voor het deelnemen en delen van ideeën tijdens de workshop ‘Textile Hacking’. - Ben Hagenaars en Ollivier Piqueray, voor het delen van kennis uit het onderzoeksproject ResourceLab. - Alle personen die ons, op vrijwillige basis, ontvingen, consulteerden of verder hielpen in ons onderzoek: Katherina Kitsinis van Design Hub Limburg, Marjoleine Drieskens en Wim Buts van DoDesign, Hilde Pootemans via Milieudienst stad Hasselt, PhD studenten Ben Hagenaars en Lore Langendries, Audi Pauwels van MAD-Faculty, Bart Michiels van Atelier Bart Michiels, Claire Cauwels van Rocsa vzw, Evi Swinnen van Time Lab, Sarah Indeherberge en Ludo Thijs van FLACC, Francis Lievens van Francis Lievens, Luk Vanderhallen van Art+Design, Willy Ketelbuters van Kasjbah, Widukind Stockmans van Studio Pieter Stockmans, Chantal Siebens en Jan Lermytte van Doublefaux, Kristof De Bie van Zandstraalwerken De Bie Kristof en Nathalie Van Lijsebettens via Shoesnboots. - Fotografie: Laura Braspenning: 7, 8, 23, 41, 44, 50, 45, 52, 53, 56, 57, 60 Jonathan Bessemans: 46, 49, 75 Kristof Vrancken: 1, 3, 9, 11, 21, 22, 23, 24, 30, 35, 64, 69, 81, 88 Andries Vanvinckenroye: 59, 63, 83
91
Literatuurlijst
92
Adamson, G. (2008). When Craft gets Sloppy. Crafts 211, 36-41p. Anderson, C. (25 januari 2010). In the Next Industrial Revolution, Atoms Are the New Bits. Geraadpleegd maart, 2012, van http://www. wired.com/magazine/2010/01/ff_newrevolution Anonimus (21 april 2009). Prijs van honing stijgt van 4 naar 5 euro per halve kilo. Het Laatste Nieuws. Geraadpleegd maart 2012 van http://www.hln.be/ hln/nl/943/Ombudsman/article/ detail/827203/2009/04/21/Prijs-vanhoning-stijgt-van-4-naar-5-euro-perhalve-kilo.dhtml
Atkinson, P (2011b), ‘Ghost of the profession: Open Design and Post Industrial Manufacturing’ in Cis.doc#4 Open Design, p 18-20, (online) http://www.cis.at/de/Schwerpunkte/cis-projekte/downloads/ ci-convention-2011-2/view, geraadpleegd 20-01-2013 Bakker, Y. (2010). Foe Ooi Leeuw, huis om in harmonie samen te wonen. Amsterdam: Cultuur-ondernemen/OsiraGroep/Rochdale en Young Designers & Industry Berger, S., & Hawthorne, G. (2006). ReadyMade: How to Make [Almost] Everything: A Do-It-Yourself Primer. London: Thames & Hudson
93
Cameron, K. Makovksy, P. When did craft become a dirty word? Metropolis, oktober 2003, 115p
werkplaats tot modern arbeidsontwikkelbedrijf. ’s-Hertogenbosch: Weener Groep.
Chapman, J. (2009), Design for (Emotional) Durability in Design Issues, Massachusetts Institute of Technology,Volume 25, Number 4, 29-35p
Gershenfeld, N. (2006, februari). Neil Gershenfeld on Fab Labs. van http://www.ted.com/talks/lang/en/ neil_gershenfeld_on_fab_labs.html. Geraadpleegd maart 2012
Charney, D. (2011), About making, (online), http://www.vam.ac.uk/ content/articles/p/powerofmaking/
Gombrich, E.H. (2002). The Sense of Order. New York: Phaidon Press Inc. 2de uitgave (1979): 65-66p
Cross, N. (1981), ‘The coming of post-industrial design’ in Design Studies Volume 2, Issue 1, January 1981, 3–7p
Harrod, T. (2007). Technological Enchantment. Out of the Ordinary: Spectacular Craft. London: V&A Publications and the Craft Council, 29-37p
Anonimus (11 augustus 2011). Henri Verslegers leert buiten-
Bowyer, A. (21 juli 2006). RepRap PhilosophyPage. Geraadpleegd
De Nil, B. (29 juni 2012). Wordt handwerk de volgende hype?. van http://www.faronet.be/blogs/bart-
landers imkeren. Het Belang van Limburg. van http://www.hbvl.be/ limburg/maaseik/henri-verslegersleert-buitenlanders-imkeren.aspx. Geraadpleegd maart 2012
maart, 2012, van http://reprap.org/ wiki/PhilosophyPage
de-nil/wordt-handwerk-de-volgende-hype. Geraadpleegd juli 2012
Brondi, E & Rainò, M. (ed) (2010), IN Residence #2. Diary #2 Material Matters. Mantova: Corraini
Dupon, O. (2011). The New Artisans. Londen: Thames & Hudson
Anonimus (6 februari 2011). Dag van de ambachten 06 februari 2011. van http://www.unizo.be/zuid-westvlaanderen/viewobj.jsp?id=4749951. Geraadpleegd maart 2012 Atkinson, P (2011a), ‘AtOrchestral Manoeuvres in design’ in: Van Abel, B., Evers, L., Klaassen, R., Troxler, P. (ed) Open Design Now, Bis Publisher Amsterdam, 24-31p
Bruinsma, M. (2012). Industrie op menselijke maat. Items, 1, 40-47p Burcikova, M. (17 december 2011). William Morris versus Steampunk, Steampunk versus William Morris?. van http://journalofmoderncraft.com/responses/ william-morris-versus-steampunksteampunk-versus-william-morris. Geraadpleegd maart 2012
Fit, L. (1 september 2005). Wereld Design: Ambacht en onmacht. Items, 4. Formafantasma (2010), ‘Questions& Answers’ in Brondi, E & Rainò, M. (ed) (2010), IN Residence #2. Diary #2 Material Matters. Mantova: Corraini, 82-112p Gelderblom, A., van de Laar, P., & Smets, J. (2010). Van sociale
Huycke, D. (2005-2010). Re-Thinking Granulation: The Metamorphic Ornament. Doctoraat in de Beeldende Kunst, Katholieke Universiteit Leuven, Universiteit Hasselt, niet gepubliceerd. Hoofdbedrijfschap ambachten (2012), HBA en Duurzaam Ondernemen, (online), http://www.hba. nl/pages/1616/Onderwerpen/ Duurzaam-ondernemen.html, laatst geraadpleegd oktober 2012 Huybrechts L., Schoffelen, J & Jansen, S (2010), cursus Methodologie 3bachelor, MAD faculty- Campus C-mine, Genk. Kohtala, C. (2012), The environmen-
94
tal sustainability of distributed material production. A literature review, (online), http://www.academia. edu/1963347/The_environmental_ sustainability_of_distributed_material_production_A_literature_review, geraadpleegd 14-10-2012 Kolb, D. A. (1984), Chapter 2. In D. Kolb, The experiential learning: Experience as the source of learning and development. NJ: Prentice-Hall. PDF, 21p
Utrecht, november 2010 Manz, R. (23 maart 2011). Materiaal, Techniek & Innovatie Thema uit Items archief. Items. Geraadpleegd maart 2012 van http://www.items. nl/2011/3/23/materiaal-techniekinnovatie/ McKibben, B. (2010). Earth: Making a Life on a Tough New Planet. New York: Henry Holt and Company.
Laruelle, S (2011), De ambachten aan het woord, (online), http:// www.sabinelaruelle.be/NL/actualites_details/31?pid=, laatst geraadpleegd oktober 2012
Meesters, J. (2012), Biography vormgevingsbureau | studio JO MEESTERS, (online), http://www. jomeesters.nl/a3_biography_vormgevingsbureau_studio_jo_meesters. html, geraadpleegd 20-12-2012
Leadbeater, C. (26 februari 2008). We Think. Geraadpleegd maart,
Oosterling, H. (2010), Woorden als daden. Rotterdam Vakmanstad/
2012, van http://www.youtube.com/ watch?v=qiP79vYsfbo&feature=pla yer_embedded .
Skillcity, Jap Sam Books, Heijningen 2009, 2e druk 2010, 413p
Leadbeater, C. (2006), Full Draft – We Think: why mass creativity is the next big thing, (online), http://www. wethinkthebook.net/cms/site/docs/ charles%20full%20draft.pdf Maase, S.J.F.M. & Dorst, C.H. (2007), ‘Exploring the (co-)creation of sustainable solutions’ in International Journal of Environmental, Cultural, Economic and Social Sustainability, 2(6): 5-13p S.O.S. Vakmanschap, Manifest,
Pettis, B. (24 september 2009). Industrial Revolution 2. Geraadpleegd maart, 2012, van http://www.brepettis.com/blog/2009/9/24/industrialrevolution-2.html Premsela (2012), Symposium Me Craft/You Industry (online), http:// www.premsela.org/activiteiten/mecraftyou-industry/, geraadpleegd 10-11-2012 Pil, L. (2008). FuturoTextiel08. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 87p
95
Pil, L. (2011). Surprising Textiles. Clash. Gent: Sint-Lucas Beeldende Kunst, z.p. Pil, L. Design & Art. ‘Ongewone designconcepten’, in Lut Pil (red.) Pil, L. (2004). (Im)perfect by design. 4de Triënnale voor vormgeving. Brussel: Design Vlaanderen, 13-30p Quartier Bricolé, (2012), Quartier Bricolé?, (online), http://www. quartierbricole.be/content/quartierbricolé-0, geraadpleegd 20-12-2012 Reinewald, C. (2009), hand, hoofd en hart: het ambacht en de vrije vormgeving, (online), http://www.chrisreinewald.nl/handhoofd-en-hart/, geraadpleegd oktober 2012 Roke, R. (2012), ‘Form Fantastic’ in Inside) Interior Design Review n74, p92-96, (online), http://www.libbysellers.com/usr/documents/press/ download_url/113/inside74_formafantasma.pdf Schumacher, E.F. (2010). Small Is Beautiful: Economics as if People Mattered. New York: Harper Perenniel. Scott, S. J. (12 september 2010). At-Home 3D Printing and the Return of a Craft Utopia: Part 1. van http:// journalofmoderncraft.com/responses/at-home-3d-printing-and-the-
return-of-a-craft-utopia-part-1, geraadpleegd maart 2012 Scott, S. J. (19 september 2010). At-Home 3D Printing and the Return of a Craft Utopia: Part 2. van http:// journalofmoderncraft.com/responses/at-home-3d-printing-and-thereturn-of-a-craft-utopia-part-2, geraadpleegd maart 2012 Sellers, I. (2013), Craftica by Formafantasma (pressrelease), (online), http://www.libbysellers. com/usr/documents/exhibitions/ press_release_url/31/gls_craftica_ formafantasma_pressrelease.pdf, geraadpleegd 27-01-2013 Sennett, R. (2008). The Craftsman. New Haven: Yale University Press Sennett, R. (2008), (vertaald door Willem van Paassen). De ambachtsman. De mens als maker. Amsterdam: Meulenhoff Thackara, J. (2010), Plan B . Ontwerpen in een complexe wereld, Amsterdam: Uitgeverij SUN, 198p The Beach (2008), In het nieuwe landschap van creatieve innovatie. Sporen, ontmoetingen & uitzichten, Amsterdam: The Beach ism Premsela en Amsterdam Creativity Exchange, 76p Unfold, (2010), Project: L’Artisan Electronique, (online), http://unfold.
96
be/pages/projects/items/l’artisanelectroniqu/installation/date, laatst geraadpleegd november 2012 Vandenbulcke, E. (2010), Trefdag Design met Wortels, (online), http://tapisplein.createsend.com/t/ViewEmailArchive/ r/1AB0C1D6AD6A14E5/C67FD2F38AC4859C/, geraadpleegd november 2012 Van der Lugt, R., Bakkeren, M. , De Lille, C., (2009), Co-Design in een Pressure Cooker. Tips en trucs voor ontwerpers en MKBbedrijven, Utrecht: Syntens en Hogeschool Utrecht/Kenniscentrum Natuur&Techniek, 48p Vessby, M. (2005:31). ’The Handling of Materials’. Love Jönsson, red., Craft in Dialogue: Six Views on a Practice in Change. Stockholm: Craft in Dialogue/IASPIS Weiss, A. (2010) ‘Questions& Answers’ in Brondi, E & Rainò, M. (ed) (2010), IN Residence #2. Diary #2 Material Matters. Mantova: Corraini, 82-112p Windels, V. (27 april 2001). Weven voor de catwalk. De Standaard. van http://www.standaard.be/ artikel/detail.aspx?artikelid=DE XA27042001_007, geraadpleegd maart 2012 ZER (2010), Zelfevaluatierapport Productdesign, Genk: Media &
Design Academie Genk, 176p