Afbakening van het onderzoek ........................................................................ 20 3.1 Verduidelijking van de opdracht .............................................................. 20 3.2 Onderzoeksstrategie ................................................................................... 24
4
Onderzoeksdesign .............................................................................................. 27 4.1 Fase 1 – Inventaris en analyse van actuele lacunes en knelpunten ..... 27 4.1.1 Literatuurstudie & wetgevingsanalyse ..................................... 28 4.1.2 Vragenlijst ..................................................................................... 28 4.1.3 Diepte-interviews & focusgroepen ............................................ 40 4.2 Fase 2 – Rechtsvergelijking ........................................................................ 42 4.2.1 Vragenlijst ..................................................................................... 42 4.2.2 Verdiepende klassieke rechtsvergelijkende analyse................ 45 4.3 Fase 3 – Integratie en rapportage .............................................................. 46 4.3.1 Tussentijdse rapportage .............................................................. 46 4.3.2 Eindrapport ................................................................................... 47
Deel 1 – Fundamentele knelpunten in de huidige strafprocedure ..................... 51 1
De overheidsactoren tijdens het vooronderzoek .......................................... 51 1.1 Rol van de politie tijdens het vooronderzoek ......................................... 52 1.1.1 Capaciteit & neutraliteit: Tegenindicaties voor een efficiënt en doelmatig politieonderzoek? .................................. 53 1.1.2 Proactieve recherche & A.P.O.: Meer autonome bevoegdheden door een uitbreiding van het huidige wettelijke kader?........................................................................... 58 1.1.3 Onderzoeksdaden, communicatie & sepot: Nieuwe autonome bevoegdheden? .......................................................... 62 1.1.4 Beleidskeuzes met betrekking tot de rol van de politie in het vooronderzoek ....................................................................... 64
5
INHOUDSTAFEL 1.2 Openbaar Ministerie vs. onderzoeksrechter: Wie moet de leiding hebben over het vooronderzoek? .............................................................. 66 1.2.1 Onafhankelijkheid en neutraliteit .............................................. 69 1.2.2 Controle op de leiding van het vooronderzoek ....................... 75 1.2.3 Rechterlijke machtiging versus rechterlijke leiding ................. 79 1.2.4 Rechtsvergelijkende beschouwingen......................................... 84 1.2.5 Een beleidskeuze dringt zich op met betrekking tot de leiding van het vooronderzoek .................................................. 88 1.3 Naar een geïntegreerd vooronderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie? ................................................................................. 90 1.3.1 Voor- en nadelen van een geïntegreerd vooronderzoek ......... 90 1.3.2 Gevolgen van een geïntegreerd vooronderzoek ...................... 94 1.3.3 De rechter van het onderzoek: Een nieuwe actor naar Nederlands voorbeeld? ............................................................... 97 1.4 Naar een hervorming van het huidige tweeledige vooronderzoek: Welk onderscheidend criterium? ............................................................ 106 1.4.1 Opstartmogelijkheden door het slachtoffer ............................ 107 1.4.2 Tussenkomst rechter voor bepaalde onderzoeksdaden ........ 108 1.4.3 Participatiemogelijkheden voor de partijen............................ 110 1.4.4 Complexiteit of zwaarwichtigheid van het misdrijf .............. 111 1.4.5 Gespecialiseerde vormen van criminaliteit............................. 113 1.4.6 Doorlooptijd ................................................................................ 115 1.4.7 Een beleidskeuze dringt zich op met betrekking tot het onderscheidend criterium ......................................................... 116 1.5 Rechtsvergelijkende beschouwingen samengevat ............................... 118 1.6 Conclusie: Noodzakelijke beleidskeuzes met betrekking tot de leiding van het vooronderzoek ............................................................... 120 2
6
Rechtspositie van de partijen tijdens het vooronderzoek ......................... 123 2.1 Identificatie van de partijen ..................................................................... 126 2.1.1 Verdachte – inverdenkinggestelde-persoon tegen wie de strafvordering is ingesteld ........................................................ 126 2.1.2 Slachtoffer – burgerlijke partij – benadeelde persoon ........... 131 2.2 Recht op informatie over de rechtspositie ............................................. 134 2.2.1 Recht op informatie van de verdachte..................................... 134 2.2.2 Recht op informatie van het slachtoffer .................................. 137 2.3 Recht op communicatie ............................................................................ 139 2.4 Recht om het vooronderzoek op te starten ............................................ 139 2.4.1 Klacht met burgerlijke partijstelling ........................................ 139 2.4.2 Actiemogelijkheid van de verdachte ....................................... 149 2.5 Inzagerecht ................................................................................................. 150 2.6 Recht op bijkomende onderzoeksdaden ................................................ 164 2.7 Het strafrechtelijk kortgeding ................................................................. 169 2.8 Recht op vertaling en vertolking ............................................................. 175
INHOUDSTAFEL 2.8.1
Het recht op vertolking en vertaling in hoofde van verdachten of beklaagden ......................................................... 177 2.8.2 Het recht op vertolking en vertaling in hoofde van slachtoffers .................................................................................. 184 2.9 Afronding van het vooronderzoek ......................................................... 185 2.10 Conclusie: Criteria om te oordelen over beperkte/uitgebreide participatie ................................................................................................. 190 2.10.1 Het zwaartepunt van de procedure ......................................... 191 2.10.2 Het niet-tegensprekelijk, geheim karakter van het vooronderzoek ............................................................................ 194 2.10.3 Identificatie van de partijen ...................................................... 195 3
Rationalisering van de strafprocedure .......................................................... 199 3.1 Rationalisering van de procedure vóór de behandeling ten gronde ......................................................................................................... 201 3.1.1 De procedure inzake de voorlopige hechtenis ....................... 203 3.1.2 Zin of onzin van de regeling van de rechtspleging ............... 224 3.1.3 Zuivering van nietigheden........................................................ 232 3.1.4 Conclusie: Beleidskeuzes met betrekking tot de procedure voorafgaand aan de behandeling ten gronde ...... 261 3.2 Rechtsmiddelen tijdens de procedure ten gronde ................................ 264 3.2.1 Verzet ........................................................................................... 265 3.2.2 Hoger beroep .............................................................................. 269 3.2.3 Cassatieberoep ............................................................................ 282 3.2.4 Wraking ....................................................................................... 301 3.2.5 Conclusie: Beleidskeuzes met betrekking tot de procedure ten gronde ................................................................ 304 3.3 De assisenprocedure ................................................................................. 308 3.4 De bekennende verdachte en de spijtoptant ......................................... 316 3.4.1 De bekennende verdachte ......................................................... 317 3.4.2 De spijtoptant .............................................................................. 330 3.4.3 Conclusie: Beleidskeuzes met betrekking tot de bekennende verdachte en de spijtoptant ................................ 336 3.5 Sanctionering van de lange duur van de strafprocedure: verjaring en redelijke termijn ................................................................................... 338 3.5.1 Oorzaken en oplossingen .......................................................... 338 3.5.2 Sanctionering: verjaring en redelijke termijn.......................... 346 3.5.3 Conclusie: Beleidskeuzes met betrekking tot verjaring en redelijke termijn .......................................................................... 354 3.6 Geïntegreerd wetboek .............................................................................. 356 3.7 Conclusie: Noodzaak aan een rationalisering van de strafprocedure ........................................................................................... 359
7
INHOUDSTAFEL 4
Onderzoeksdaden ............................................................................................. 361 4.1 Verhoor ....................................................................................................... 361 4.1.1 Recht op toegang tot een advocaat in de strafprocedure ...... 365 4.1.2 Recht op toegang tot een advocaat in de strafprocedure: Afstand ........................................................................................ 391 4.1.3 Recht op toegang tot een advocaat in de strafprocedure: Sanctieregeling............................................................................ 394 4.1.4 Registratie en transcriptie van verhoren ................................. 398 4.2 Deskundigenonderzoek ........................................................................... 399 4.2.1 Nood aan een wettelijke regeling voor het deskundigenonderzoek in strafzaken ..................................... 399 4.2.2 Het tegensprekelijk karakter van het deskundigenonderzoek in strafzaken ..................................... 404 4.2.3 De kwaliteit van het deskundigenonderzoek in strafzaken .................................................................................... 417 4.3 Huiszoeking ............................................................................................... 425 4.4 Telefoontap ................................................................................................ 430 4.5 Conclusie .................................................................................................... 436
Deel 2 – Aanbeveling: Scenariodenken ................................................................. 445 1
Scenariodenken ................................................................................................. 445 1.1 Knoop 1: Leiding van het vooronderzoek ............................................. 445 1.1.1 Knelpunt in de huidige situatie ................................................ 445 1.1.2 Mogelijke opties met betrekking tot de leiding van het vooronderzoek ............................................................................ 446 1.1.3 Voor- en nadelen van de haalbare opties ................................ 448 1.2 Knoop 2: Participatierechten van de partijen ........................................ 457 1.2.1 Knelpunten in de huidige situatie............................................ 457 1.2.2 Mogelijke opties met betrekking tot participatierechten van de partijen ............................................................................ 458 1.2.3 Voor- en nadelen van de haalbare opties ................................ 459
2
Conclusie ............................................................................................................ 467 2.1 Een keuze uit vier scenario’s ................................................................... 467 2.2 Aanpakken van de knelpunten in functie van het gekozen scenario ....................................................................................................... 468
Deel 3 – In scenariovorm uitgewerkte mogelijkheden om de knelpunten te verhelpen........................................................................................................ 473 1
8
Scenario met behoud van twee types vooronderzoeken onder leiding van hetzij het Openbaar Ministerie, hetzij de onderzoeksrechter waarin de partijen beperkt participeren .................... 473
INHOUDSTAFEL 1.1 Lot van de klacht met burgerlijke partijstelling .................................... 473 1.2 Draagwijdte van het recht om inzage te verzoeken ............................. 475 1.3 Draagwijdte van het recht om bijkomende onderzoeksdaden te verzoeken ................................................................................................... 476 1.4 Deskundigenonderzoek ........................................................................... 476 1.5 Verhoor ....................................................................................................... 479 1.6 Voorlopige hechtenis ................................................................................ 479 1.7 Controle op de regelmatigheid ............................................................... 480 1.8 Afsluiting van het vooronderzoek .......................................................... 481 2
Scenario met een eengemaakt vooronderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie waarin de partijen beperkt participeren ................ 485 2.1 Lot van de klacht met burgerlijke partijstelling .................................... 485 2.2 Draagwijdte van het recht om inzage te verzoeken ............................. 486 2.3 Draagwijdte van het recht om bijkomende onderzoeksdaden te verzoeken ................................................................................................... 487 2.4 Deskundigenonderzoek ........................................................................... 488 2.5 Verhoor ....................................................................................................... 490 2.6 Voorlopige hechtenis ................................................................................ 490 2.7 Controle op de regelmatigheid ............................................................... 493 2.8 Afsluiting van het vooronderzoek .......................................................... 493
3
Scenario met twee types vooronderzoeken onder leiding van hetzij het Openbaar Ministerie, hetzij de onderzoeksrechter waarin de partijen uitgebreid participeren ..................................................................... 497 3.1 Lot van de klacht met burgerlijke partijstelling .................................... 497 3.2 Draagwijdte van het recht om inzage te verzoeken ............................. 499 3.3 Draagwijdte van het recht om bijkomende onderzoeksdaden te verzoeken ................................................................................................... 501 3.4 Deskundigenonderzoek ........................................................................... 502 3.5 Verhoor ....................................................................................................... 504 3.6 Voorlopige hechtenis ................................................................................ 505 3.7 Controle op de regelmatigheid ............................................................... 506 3.8 Afsluiting van het vooronderzoek .......................................................... 508
4
Scenario met een eengemaakt vooronderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie waarin de partijen uitgebreid participeren ........... 511 4.1 Lot van de klacht met burgerlijke partijstelling .................................... 511 4.2 Draagwijdte van het recht om inzage te verzoeken ............................. 512 4.3 Draagwijdte van het recht om bijkomende onderzoeksdaden te verzoeken ................................................................................................... 514 4.4 Deskundigenonderzoek ........................................................................... 515 4.5 Verhoor ....................................................................................................... 518 4.6 Voorlopige hechtenis ................................................................................ 519 9
INHOUDSTAFEL 4.7 Controle op de regelmatigheid ............................................................... 521 4.8 Afsluiting van het vooronderzoek .......................................................... 522 Vergelijkende tabel ................................................................................................... 525 Deel 4 – Best practices met betrekking tot de wijze van hervormen in EUlidstaten .............................................................................................................. 531 1