Inhoudsopgave Inhoudsopgave…………………………………………………………………………..... Dankwoord………………………………………………………………………………..
1 4
Inleiding………………………………………………………………………………...
5 5 6 11 13 14 14 18 22 23 23
Status Quaestionis……………………………………………………………………. Publicaties over het Belgische voetbal waarin R. Antwerp F.C. wordt besproken…… Publicaties over R. Antwerp F.C……………………………………………………… Gebruikte websites over R. Antwerp F.C……………………………………………... Bronnen……………………………………………………………………………...... De notulen van de vergaderingen……………………………………………………... Briefwisseling…………………………………………………………………………. Mondelinge bronnen: interviews……………………………………………………… Onderzoeksvraag……………………………………………………………………... Structuur masterproef………………………………………………………………..
Bibliografie…………………………………………………………………………...... Bronnen……………………………………………………………………………….. Handgeschreven……………………………………………………………………….. Getypt ………………………………………………………………………………… Mondelinge bronnen: interviews……………………………………………………… Werken………………………………………………………………………………... Internetsites…………………………………………………………………………… Video’s-Dvd’s……………………......………………………………………………... Lijst met afkortingen……………………………………………………………….....
Proloog: Ontstaansgeschiedenis van het voetbal…………………………...... Hoofdstuk 1: De oorsprong van het voetbal………………………………………… Oervoetbal ...………………………………………...………………………………… De Grieken en de Romeinen …...…………………...………………………………… De Middeleeuwen – De Nieuwe Tijd ….…………...………………………………… De negentiende eeuw …………………………………………………………………. Het begin van de twintigste eeuw …………………………………………………….. Hoofdstuk 2: Start van het voetbal in België………..……………………………… De eerst kennismaking in Melle………………………………………………………. De Engelse aanwezigheid …………………………………………………………….. Het ontstaan van de eerste Belgische voetbalclubs …………………………………... Ontstaan van de Belgische voetbalbond ……………………………………………… De eerste competitie …………………………………………………………………..
25 25 25 25 25 25 29 30 30 32 32 32 33 34 38 42 43 43 45 46 47 49
Deel 1: Korte voorgeschiedenis van Royal Antwerp Football Club (1880-1938) ……………………………………………………………………………. Hoofdstuk 1: De pioniersjaren (1880-1895) ………………………………………... Hoofdstuk 2: De eerste crisis: het ontstaan van Beerschot A.C. (1895-1914) ….… Hoofdstuk 3: De Eerste Wereldoorlog en de aanloop naar het conflict in de jaren 1920 (1914-1923) ……………………………………………………………………... Hoofdstuk 4: Het tweede grote conflict, de verhuis naar Deurne en de eerste
50 50 53 57 60
1
landstitel (1923-1931) ……………………………………………………………….. Hoofdstuk 5: De tweede landstitel en de aanloop naar het derde grote conflict (1931-1938) ……………………………………………………………………………
63
Deel 2: De geschiedenis van Royal Antwerp Football Club onder voorzitter Fernand Collin (1938-1968) ………………………………………… Hoofdstuk 1: Historische situering………………………………………………….. Hoofdstuk 2: Interne geschiedenis: Voorzitter Collin en zijn bestuur……………. Voorzitter Fernand Collin ( °1897- †1990) …………………………………………... Samenstelling bestuur…………………………………………………………………. De financiën…………………………………………………………………………… Ideologie van de club………………………………………………………………….. Hoofdstuk 3: Rivaliteit tussen de Antwerpse clubs? ………………………………. De factietheorie of breuklijnentheorie van Giulianotti………………………………... Facties in Antwerpen………………………………………………………………….. Hoofdstuk 4: De infrastructuur en de mensen……………………………………… Het stadion…………………………………………………………………………….. De supporters…………………………………………………………………………..
66 66 73 73 78 91 99 103 103 103 111 111 117
Hoofdstuk 5: Sportieve zaken………………………………………………………... Het ‘derde grote conflict’: de Antwerp Boys…………………………………………. Voetbal tijdens de Tweede Wereldoorlog: de derde landstitel in 1944……………….. De naoorlogse periode: een nieuw tijdperk…………………………………………… De glorieperiode in de 2e helft van de jaren 1950…………………………………….. Voortijdige afbouw van een gouden generatie……………………………………….. Een trots record sneuvelt: degradatie uit eerste klasse………………………………...
126 126 128 135 138 139 143
Algemeen Besluit…………………………………………………………………….. 145 Bijlagen…………………………………………………………………………………. 149 Bijlage 1: De transcripties van de interviews……………………………………….. Transcriptie interview 1: Marcel Dries………………………………………………... Biografische en technische fiche……………………………………………………… Transcriptie……………………………………………………………………………. Transcriptie interview 2: Vic Mees…………………………………………………… Biografische en technische fiche……………………………………………………… Transcriptie……………………………………………………………………………. Transcriptie interview 3: René Morren……………………………………………….. Biografische en technische fiche……………………………………………………… Transcriptie……………………………………………………………………………. Transcriptie interview 4: Fernand Collin Jr. ………………………………………….. Biografische en technische fiche……………………………………………………… Transcriptie……………………………………………………………………………. Bijlage 2: Tabellen……………………………………………………………………. Tabel: Prijzen………………………………………………………………………….. Tabel: Lonen werklieden en werksters………………………………………………... Tabel: Lonen bedienden……………………………………………………………….
149 151 151 152 156 156 157 168 168 169 174 174 175 183 183 183 183
2
3
Dankwoord Na ongeveer een jaar werken is het schrijven van een dankwoord een definitief afscheid aan het fenomeen ‘thesis’. In tegenstelling tot velen, heeft het werken aan mijn verhandeling mij nooit de keel uitgehangen. Ik had dan ook geluk met mijn onderwerp: een verhandeling mogen maken over je grootse passie is dan ook een geschenk uit de hemel. Nu hij eindelijk af is, wordt het tijd om hen te bedanken, die dit mede hebben mogelijk gemaakt. In de eerste plaats bedank ik de archivaris van R. Antwerp F.C. Dirk Willocx. Zonder zijn toestemming en medewerking zou ik nooit de mogelijkheid gehad hebben om dit onderzoek te kunnen doen. Bedankt Dirk voor het uitlenen van het archief, de kopies van de guldenboeken, de boeken 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC en voor de informatie en suggesties die je mij hebt gegeven. Mijn promotor, professor Dries Vanysacker, verdient ook mijn dankbaarheid. U hebt me geholpen om op de juiste momenten knopen door te hakken en stuurde mij de juiste richting uit. Uw geduld en toegankelijkheid maakten het voor mij een groot plezier om met u samen te werken. Verder gaat mijn dank ook uit naar het bibliotheekpersoneel van de KUL. Marcel Dries, Vic Mees, René Morren en Fernand Collin Jr., die akkoord gingen dat ik hen mocht interviewen. Bedankt Joris voor het uitlenen van de dvd-box The history of football en jouw bandopnemer voor de interviews en bedankt Maurits voor het uitlenen van de video 100 jaar voetbal in België. Ook moet ik een speciaal woordje van dank richten aan professor Erik Buyst. Hij gaf me de nodige titels van verschillende werken die nuttig waren voor het schrijven van het financiële aspect van de masterproef. Voorts wil ik ook alle personen bedanken die mij gedurende mijn opleiding en deze masterproef hebben gesteund. Op de eerste plaats mijn ouders die mij de kans boden om te studeren en steeds voor mij klaar stonden. Mijn vrienden Joris, Koen, Jan S., Jan B., Wout, Mick, Steven en Tom voor het nalezen van de verhandeling en voor de vele uren van ontspanning. Ook wil ik mijn broer Wouter en familie bedanken voor de morele steun gedurende de afgelopen jaren. Tenslotte draag ik deze masterproef op aan mijn overleden grootvader Louis Joris. Hij was, net als ik, bezeten door het voetbalvirus.
4
Inleiding Status Quaestionis Voetbal is in België samen met wielrennen de populairste sport. Het lokt wekelijks duizenden toeschouwers naar stadions. Spelermakelaars, profvoetballers, trainers, clubmanagers,… leven allemaal van ‘het voetbal’. De media speelt ook handig in op het voetbalgebeuren. Verschillende kranten zoals Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad danken hun succes voor een deel aan hun sportverslaggeving over voetbal. Het is duidelijk dat voetbal veel meer dan ‘een’ sport is, het ontwikkelde zich tot een maatschappelijk fenomeen. Het is daarom verwonderlijk dat de historiografie over voetbal, en sport in het algemeen, nog in haar kinderschoenen staat in ons land. Het lijkt alsof de academische wereld koning voetbal geen waardig onderwerp vindt. De reden hierom is niet gekend. Acht ze deze sport te min om te onderzoeken en te beschrijven? Of liggen de prioriteiten elders? De weinige geschiedkundige werken die tot stand kwamen, waren van de hand van sportjournalisten of sportliefhebbers. Deze publicaties waren vaak jubileumboeken ter ere van het 50, 75 of 100-jarig bestaan van de club. Het zijn werken waarin de vroegste geschiedenis van de voetbalvereniging slechts summier wordt behandeld. Het recente verleden valt duidelijk meer in de smaak van de supporters. Deze boeken zijn ook meestal geschreven door een persoon die de club een warm hart toedraagt zodat ze enige vorm van subjectiviteit vertonen. Het dient gezegd te worden dat niet enkel de historici en de academische wereld schuld treffen. De voetbalclubs in België gaan ook niet vrijuit. Vele voetbalploegen hebben een traditie die teruggaat tot in de 19 e eeuw en een beschikken over een rijk gevuld archief. De clubs beseffen hier echter de historische waarde niet van. Zo vernietigde R. Beerschot A.C. hun archief na de fusie met Germinal Ekeren tot Germinal Beerschot Antwerpen. We kunnen hier ook het archief van R. Antwerp F.C. even aanhalen. Dit bestaat uit kartonnen dozen, stapels losse brieven en foto’s. Deze dozen en losse brieven zijn per jaar gesorteerd, maar worden niet in de meest optimale omstandigheden bewaard. Dit is zeker geen sneer naar de amateurclubarchivaris Dirk Willocx, die het archief beheert en bewaart in zijn thuisadres. Hij is een van de weinige personen in België die zich bezighoudt met het verzamelen en beheren van een archief van een voetbalclub. Hij hangt ook af van de welwillendheid van verschillende mensen die iets willen doneren aan ‘het archief’ van R. Antwerp F.C.. Toch kon hij ook niet vermijden dat er verschillende documenten spoorloos zijn verdwenen. Zo zijn de notulen van verschillende jaargangen verloren gegaan1 en is bijna niets bewaard van de periode 1880-1930. Doch 1
Er zijn geen notulen van de seizoenen 1960-1961, 1961-1962, 1962-1963, 1963-1964, 1966-1967 en 19671968.
5
beschikt niet elke club over een amateur-archivaris en een archief. Het merendeel van de voetbalploegen hebben niet de ruimte en financiële middelen om het bronnenmateriaal te bewaren. Als de clubs dit dan al hebben bewaard, stellen ze dit vaak niet open voor het grote publiek. Dit maakt het quasi onmogelijk om een wetenschappelijke studie te maken over de geschiedenis van een voetbalclub. Een museum kan eventueel de oplossing bieden voor de voetbalverenigingen. Men kan zo niet enkel het archiefmateriaal op een verstandige manier beheren en tentoonstellen, maar op deze wijze kunnen ook de archiveringskosten voor een gedeelte worden terugbetaald. Maar in feite zouden alle clubs in België moeten nagaan welk historisch materiaal nog voorhanden is. Dat zou dan moeten worden geïnventariseerd en eventueel worden samengebracht in een groot archieffonds. Het Sportimonium in het Blosodomein in Hofstade of een nieuw op te richten sportarchief zou dan alle archiefmateriaal van de verschillende voetbalclubs kunnen verzamelen en open stellen voor onderzoek. Het historisch onderzoek naar voetbal en voetbalclubs staat in Engeland, Spanje en Zuid-Amerika veel verder dan in België. In de jaren 1970 werden in die landen publicaties uitgebracht die op wetenschappelijke basis tot stand zijn gekomen. Zij vormen het grote voorbeeld voor de beginnende Belgische voetbalhistoriografie. Toch is beterschap te melden. Het aantal eindwerken van universiteits- en hogeschoolstudenten over de geschiedenis van voetbalclubs steeg licht de afgelopen jaren in België. Maar dit is echter nog maar het topje van de ijsberg. Met deze masterproef over de geschiedenis van de oudste club van ons land proberen we alvast de achterstand een beetje in te lopen. Publicaties over het Belgische voetbal waarin R. Antwerp F.C. wordt besproken COLIN, F. en MULLER, L., De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002. De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad is, zoals de titel doet uitschijnen, een encyclopedie. Het boek werd geschreven door François Colin, die sinds 1997 chef-sport is bij de krant Het Nieuwsblad, en Lex Muller, chef-sport bij de televisiezender SBS 6. Deze sportjournalisten probeerden met De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad het brede publiek te bereiken. Het is duidelijk dat dit geen historisch naslagwerk is. In het boek vindt men cijfermatige gegevens van het Nederlandse en Belgische voetbal. Daarnaast is er ook statistische informatie betreffende het internationale voetbal terug te vinden. Zo vinden we (historische) gegevens van alle Europese en Zuid-Amerikaanse topclubs, de levensloop van enkele voetballers, de geschiedenis en ontwikkeling van het voetbal wereldwijd en alle kampioenen en bekerwinnaars van alle Europese landen. Er is ook veel aandacht voor de wereldbeker, het Europese kampioenschap, de Europa cup, de Olympische Spelen, 6
topschutters, stadions, … In het artikel gewijd aan R. Antwerp F.C. ligt vooral de nadruk op de recentere jaren dan op de vroege geschiedenis. De te onderzoeken periode (1938-1968) wordt slechts in enkele regels beschreven. Er staat eveneens een fout in dit artikel. In het artikel vermelden de auteurs dat Fernand Collin in 1936 voorzitter van R. Antwerp F.C. werd. Het bronnenonderzoek en de literatuurstudie toonden echter aan dat deze persoon in 1934 voorzitter werd. De laatste tien jaren van de club zijn beschreven uit de eigen voetbalkennis van beide sportjournalisten. Dit werd eens te meer duidelijk door subjectieve schrijftaal van de auteurs. CROLLEY, L. en DUKE, V., Football, nationality and the state, Harlow, 1996. Football, nationality and the state werd geschreven door twee Britse sociologen die de relatie tussen voetbal, nationalisme en de staten wilden aantonen. Het boek bestaat uit twee delen en is gebaseerd op een serie van casestudies. Een van deze casestudies gaat over het voetbal in België. De auteurs probeerden het voetbal in ons land te linken met de communautaire kwestie. Ze concludeerden dat de groeiende politisering van het Vlaams-nationalisme leidde tot de formatie van de Vlaamse voetballigastructuur in de jaren 1930. Van significante betekenis in de voetbalwereld was de grote steun die het Vlaams-nationalisme aan de clubs in de jaren 1960 gaf, aldus Crolley en Duke. Dit leidde tot een proces van vervlaamsing van de clubnamen. In de case van België komt ook R. Antwerp F.C. ter sprake. De auteurs bespreken aan de hand van de benaming van de club de positie van de vereniging in de voetbalwereld. Crolley en Duke besluiten dat R. Antwerp F.C. het vervlaamsingproces heeft weerstaan. De voetbalclub was in hun ogen een anglofiele vereniging die de Franse titel ‘Royal’ aan haar Engelstalige naam ‘Antwerp F.C.’ heeft toegevoegd. Het lijkt me echter voorbarig om conclusies te trekken uit de naam die een voetbalclub heeft. Men moet de structuren van de vereniging blootleggen om de ideologische achtergrond te achterhalen. Wie waren de sterke figuren achter de club en wat was hun politieke overtuiging? En drongen ze deze misschien door op de voetbalvereniging? Tevens moet men de ploeg plaatsen in de historische context. Dit doen de auteurs wel in het artikel, maar niet uitgebreid genoeg. Antwerpen wordt immers de hoofdstad van de Vlaamse Beweging genoemd. Toch vermelden de auteurs hier bijna niets over. De bedoeling van het boek is echter goed, maar het onderwerp eist een dieper onderbouwde analyse. De ideologische achtergrond van de club komt later in deze verhandeling nog aan bod. DEN HOLLANDER, M., Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006. 7
In 2006 verscheen Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914. Dit werk was een herwerkte versie van haar doctoraatsscriptie Sport in ’t stad: sociaal-historische analyse van de sport in Antwerpen 1830-1914 uit 2002. In het boek bespreekt ze verschillende sporten, waaronder ook het voetbal in Antwerpen tussen 1830 en 1914. In het voetbalhoofdstuk komt ook Antwerp F.C.2 ter sprake. Den Hollander geeft een goed beeld van de club tot aan de Eerste Wereldoorlog. In de tweede deel van het voetbalhoofdstuk beschrijft ze de pioniersjaren van de club. Hierin besteedt ze uitgebreid de aandacht aan het debat over de juiste stichtingsdatum van Antwerp F.C.. Verder bespreekt ze de ontwikkeling van de voetbalvereniging tot aan de eerste voetbalcompetitie. In het derde deel spreekt ze over de Antwerpse schooljeugd die in contact kwam met het voetbal dankzij Antwerp F.C.. In het vierde deel besteedt ze aandacht aan het ontstaan van de Belgische competitie en de rol die de ‘Great Old’ hierin speelde tot in 1904. In het volgende deel komt de eerste crisis die de club doormaakte uitgebreid aan bod. In het laatste deel geeft ze goed weer in welke sociaalhistorische context de Antwerpse voetbalploegen zich ontwikkelden tot aan de Eerste Wereldoorlog. Voor haar boek baseerde de auteur zich zowel op literatuur als op bronnen. We kunnen concluderen dat Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914 een zeer goed historisch en wetenschappelijk werk met betrekking tot de geschiedenis van Antwerp F.C. 1880 tot 1914 is. DUKE, V. en RENSON, R., ‘From factions to fusions? The rise and fall of Two-Club Rivalries in Belgian Football’, International Review for the Sociology of Sport, 38/1, 2003, 61-77. Dit is een artikel mede gepubliceerd door Roland Renson, emeritus sportgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Leuven. In dit artikel proberen Renson en zijn Britse collega Vic Duke te verklaren waarom er zoveel voetbalclubs bestonden in België en hoe de rivaliteit ontstond tussen de verschillende ploegen in eenzelfde stad of regio. Ze passen hier de factietheorie van de socioloog Robert Giulianotti toe op België. De analyses van de vele casestudies van de rivaliteit tussen twee clubs onthulden dat de vroegere verzuiling van de Belgische maatschappij de belangrijkste verklaringsfactor was voor de wedijver tussen de clubs. Ze gaan er ook van uit dat de voetbalploegen en supporters hun identiteit mede verwerven door de rivaliteit en oppositie met andere clubs. De auteurs melden verder dat het aantal fusies tussen de verschillende rivaliserende clubs drastisch toenamen vanaf 1960. Ze besluiten dat de rivaliteit tussen R. Antwerp F.C. en R. Beerschot F.C. 3 ontstond door de 2 3
Antwerp F.C. verkreeg zijn titel ‘Royal’ pas in 1920. Dus voor dit jaar sprak men van Antwerp F.C.. Beerschot A.C. verkreeg zijn titel ‘Royal’ pas in 1925. Dus voor dit jaar sprak men van Beerschot A.C..
8
stichting van Beerschot A.C. uit Antwerp F.C.. Deze redenering is niet helemaal correct. In tegenstelling tot wat de meeste werken, en ook in dit artikel wordt beweerd, is Beerschot A.C. niet ontstaan uit Antwerp F.C.. De ploeg ontstond in september 1899, terwijl bijna de hele ploeg van Antwerp F.C. in 1900 overstapte. 4 De rivaliteit evolueerde doordat Antwerp F.C. verhuisde naar Deurne. Antwerp F.C. was gevestigd in het noorden van Antwerpen, terwijl Beerschot A.C. in het zuiden van de stad gelegen was. De wedijver tussen beide clubs kreeg zo een geografische invulling. De ideologie en de rivaliteit komen later in de verhandeling uitgebreid aan bod. FRAIPONTS, J. en WILLOCX, D., Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906, Antwerpen, 2003. FRAIPONTS, J. en WILLOCX, D., Kroniek van het Belgisch voetbal 2: Apachen en Broodspelers, 1906-1914, Antwerpen, 2004. FRAIPONTS, J. en WILLOCX, D., Kroniek van het Belgisch voetbal 3: Olympiërs en Mannekens, 1914-1925, Antwerpen, 2005. Deze drie boeken bieden niet echt een samenhangend verhaal, maar zijn eerder een opsomming van uitslagen, anekdoten en matchverslagen. De klemtoon van de auteurs ligt op de nationale ploeg, de Brusselse clubs en in mindere mate op de Antwerpse clubs. In Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906 is er wel een hoofdstuk gewijd aan de pioniersjaren van Antwerp F.C.. De auteurs bespreken de stichting van de club tot aan het eerste voetbalkampioenschap in 1895. Behalve dit hoofdstuk was er niet echt bruikbare informatie voor de masterproef. Dit komt omdat de drie bovenstaande boeken handelen over de periode van voor 1938. De drie naslagwerken bevatten wel een schat aan informatie over de sportieve kant van de geschiedenis van het voetbal in België, maar deze werken werden om de bovenstaande reden niet verder gebruikt. LUYCKX, K., Een eeuw sport in Antwerpen, Antwerpen, 1985. Het doel van Een eeuw sport in Antwerpen was een ode brengen aan de stad Antwerpen als toonaangevende sportstad van België. Luyckx bespreekt in tien hoofdstukken de geschiedenis van sport in Antwerpen, waarin het voetbal ook aan bod komt. R. Antwerp F.C. wordt hier
4
V. TERMONIA, "Rood-witte honden en Kielse ratten."De identificatie van supporters met hun club. Een geografische studie naar de breuklijnen bij Antwerp FC en Germinal Beerschot, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Antwerpen, 2007, 46 en 71-74.
9
samen met de twee Antwerpse clubs R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport 5 chronologisch besproken. Het gaat hier echter niet om een gedetailleerde beschrijving van de geschiedenis van de club. De auteur plaatst, op het eerste hoofdstuk na, steeds de drie clubs naast elkaar volgens de chronologische opbouw van het werk. Omdat het boek een ode is aan de sport in Antwerpen oogt het niet objectief. Het is meer een verzamelaarsitem voor personen die de sport in Antwerpen een warm hart toedragen. Het geldt dus niet als een historisch werk. MARIËN, R., 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973. 100 jaar voetbal en clubleven geeft een overzicht over de ontstaansgeschiedenis van de in 1973 belangrijkste clubs per provincie. Dit boek vormt tot op heden een van de belangrijkste werken van de voetbalgeschiedenis in België. De overleden voetbalspecialist- en journalist bespreekt ook de geschiedenis van R. Antwerp F.C. vanaf het ontstaan van de club tot aan het seizoen 1970-1971. De te onderzoeken periode komt hier uitgebreid aan bod. TERMONIA, V., "Rood-witte honden en Kielse ratten."De identificatie van supporters met hun club. Een geografische studie naar de breuklijnen bij Antwerp FC en Germinal Beerschot, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Antwerpen, 2007. Deze onuitgegeven licentiaatsverhandeling tracht de verwevenheid van supporters met R. Antwerp F.C. en Germinal Beerschot te verklaren aan de hand van de breuklijnentheorie van Lipset, Rokkan en Giulianotti. Tussen rivaliserende voetbalclubs bestaan er steeds breuklijnen, zogenaamde cleavages, die historisch zijn gegroeid en die van groot belang zijn om de verwevenheid en identificatie van een supporter met zijn club te verklaren, aldus Termonia. In het voetballandschap zijn er drie breuklijnen terug te vinden: een geografische, een sociaaleconomische en een levensbeschouwelijke breuklijn. Al deze cleavages spelen een rol bij de identificatie van een supporter met een welbepaald team. In dit eindwerk past de auteur de theorieën over de drie breuklijnen op R. Antwerp F.C. en Germinal Beerschot toe. Hij komt, net zoals in het artikel van Duke en Renson, tot het besluit dat sprake is van een duidelijke noord-zuidpolarisatie. R. Antwerp F.C. staat sterk in het noorden van de stad en in de Kempen. Germinal Beerschot beheerst het zuiden van Antwerpen, de Rupelstreek en een stukje van Oost-Vlaanderen. De factietheorie en de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs in de te onderzoeken periode wordt later in de verhandeling uitgebreid behandeld.
5
Berchem Sport verkreeg zijn titel ‘Royal’ pas in 1931. Dus voor dit jaar sprak men van Berchem Sport.
10
75 jaar sport in Antwerpen en Limburg, Antwerpen, 1971. 75 jaar sport in Antwerpen en Limburg werd uitgegeven door het Antwerps Sportpers Syndicaat ter gelegenheid van zijn 75-jarig bestaan in 1971. Het boek bespreekt verschillende sporten in de provincies Antwerpen en Limburg. De voetbalsport wordt in negen van de 47 hoofdstukken besproken. Een hoofdstuk gaat over de ‘Antwerpse voetbalschool’. De geschiedenis van R. Antwerp F.C. wordt hier samen met die van R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport chronologisch besproken. 75 jaar sport in Antwerpen en Limburg is geen historisch naslagwerk, maar eerder een overzichtswerk van alle sporten in de beide provincies.6 In het boek werd ook aandacht besteedt aan de Entente Anversoise en de rol van de Antwerpse clubs hierin. De ontstaansgeschiedenis van deze entente en haar belang voor het Antwerpse voetbal komt later in de verhandeling aan bod. Publicaties over R. Antwerp F.C. KEYSERS, P. en MICHIELS, K., Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001. Deze twee onderzoeks- en sportjournalisten brengen met hun boek Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old geen nieuwe onthullingen of verklaringen over de geschiedenis van deze club. Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old is geen historisch naslagwerk, maar eerder een boek met hoge amusementswaarde voor de lezer. Het is opgebouwd uit spraakmakende anekdotes van voormalige spelers en trainers van de club. Men komt echter niet nieuws te weten na het lezen van dit boek. Het werk bevat een groot sensatiegehalte, heeft weinig wetenschappelijke waarde en is geschreven door Beerschotsympathisanten. Hierdoor vertoont het werk ook enige vorm van subjectiviteit. SCHEPERS, R. ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005. 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC is het belangrijkste historische werk dat over de geschiedenis van R. Antwerp F.C. tot nu toe is geschreven. Het is een productie van vier personen, die de historie van de voetbalclub vanaf zijn ontstaan in 1880 tot in 2005 beschrijven. De eerdere verschenen boeken over de geschiedenis van de club vormden de basis van dit naslagwerk. Het boek is goed en vlot geschreven, maar bevat enkele tegenstrijdigheden met het bronnenmateriaal. Zo is de samenstelling van de verschillende 6
In het hoofdstuk over de Antwerpse voetbalschool staat er een fout over de aanleiding van het zogenaamde derde conflict bij R. Antwerp F.C.. Er wordt vermeld dat de 7-2 nederlaag de aanleiding vormde van het conflict. Deze bewering is juist, maar het bronnenonderzoek en de literatuurstudie wezen aan dat R. Antwerp F.C. de wedstrijd echter met 7-1 verloor.
11
bestuurstakken anders dan in de bronnen wordt weergegeven. Het gaat hier echter niet om grote fouten. Het boek is immers een commercieel product met als doelgroep de supporters van de club en andere voetballiefhebbers in België. Het is daarom begrijpelijk dat de auteurs zich focusten op de sportieve kant van het verhaal en niet op het bestuurlijke aspect. De te onderzoeken periode wordt uitgebreid en goed beschreven door de verschillende auteurs. Men kan hieruit concluderen dat dit werk een sleutelwerk is in de historiografie van de club. SCHEPERS, H. en VAN NUFFEL, L., Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980. Royal Antwerp Football Club: 1880-1980 was het allereerste boek dat voor het brede publiek verscheen over de geschiedenis van R. Antwerp F.C. Het werd geschreven naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de club. Het werk geeft geen chronologisch overzicht van de historie van de club. In het boek komen verschillende thema’s aan bod die belangrijk waren in het verleden van de club. Zo bespreken de auteurs de belangrijkste familieclans, trainers, oudspelers,… Doordat het werk geschreven is door mensen die betrokken zijn bij de club vertoont het toch enige vorm van subjectiviteit. Een deel van de inhoud van het boek gaat terug op de eerder verschenen guldenboeken uit 1955 en 1930. De te onderzoeken periode komt uitgebreid aan bod. VAN NUFFEL, L., Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955. Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955 werd ontworpen voor het 75-jarig bestaan van de club. Dit boek verscheen niet voor het brede publiek. De doelgroep van dit werk waren de supporters van R. Antwerp F.C. en haar sympathisanten. Het was vooral van groot belang voor de masterproef omdat hier de afzonderlijke thema’s zoals het bestuur, de verschillende comités, de band met de supporters,… aan bod kwamen. Het is geen historisch werk waarin de geschiedenis van de club vanaf haar ontstaan tot op de dag voor het verschijnen van het boek wordt beschreven. In deze feesteditie komen ook de andere sporttakken van de club zoals het tennis, het hockey en de atletiek even aan bod. Het guldenboek werd geschreven door de oud-scheidsrechter en Antwerpsympathisant Lucien Van Nuffel. Hierdoor vertoont het werk soms een vorm van subjectiviteit. Maar gezien de vooropgestelde doelgroep kunnen we de auteur dit niet kwalijk nemen. Zijn doel werd bereikt, want tot op heden is er nog steeds een grote vraag naar dit jubileumboek.
12
VOET, W. en WILLOCX, D., ‘Speciale uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van Royal Antwerp F.C.’, Antwerp Clubblad, (2005). Deze uitgave van het Antwerp Clubblad van R. Antwerp F.C. was een speciale editie ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de club. Deze oplage verscheen vlak voor de galawedstrijd tegen Manchester United op 3 augustus 2005. De inhoud is een verkorte versie van het boek 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC. De geschiedenis van de club wordt vanaf haar ontstaan tot in 2005 weergegeven. De doelgroep van deze editie waren de aanwezige supporters van de galawedstrijd. Toch verdient deze editie haar plaats in dit overzicht omdat ze kort en bondig de geschiedenis van de club weergeeft. De tekst is goed en duidelijk geschreven en vormde de start voor het literatuuronderzoek voor deze masterproef. Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek. Dit gedenkboek verscheen ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de club. Dit werk vormt de basis van de historiografie over de geschiedenis van de club. Het boek beschrijft de geschiedenis vanaf de stichting tot aan het 50-jarig bestaan. Net zoals in het andere guldenboek Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955 komen verschillende thema’s aan bod zoals de supportersverenigingen, de samenstelling van de comités, … De doelgroep van dit werk waren eveneens de supporters en sympathisanten van R. Antwerp F.C.. Gebruikte websites over R. Antwerp F.C. http://www.rafcmuseum.be Deze website functioneert als een soort archief van R. Antwerp F.C. op het internet en werd opgestart in 2008 met de bedoeling om een ruimer publiek te bereiken. Men vindt hier de officiële geschiedenis van de club terug. De inhoud van dit verhaal komt overeen met de tekst die verscheen in de speciale editie van het Antwerp Clubblad van 8 augustus 2005. Naast de officiële geschiedenis vindt men ook alle uitslagen van de club op nationaal en internationaal gebied, alle spelers, trainers en voorzitters die tot op heden voor de club actief waren terug. Deze website is zeer goed en duidelijk opgebouwd zodat ze een handig hulpinstrument vormde voor dit eindwerk. http://greatoldhistory.tripod.com/ Deze website bevat meerdere foto’s over de geschiedenis van R. Antwerp F.C., maar ze bevat echter geen geschreven tekst. Men vindt hier foto’s over de ploegen, supporters, fanfare en de 13
verschillende stadions waar men speelde terug. De site is goed opgebouwd, maar is echter niet wetenschappelijk onderbouwd. De bronnen van de foto’s worden niet weergegeven en de maker van de website heeft naar eigen goeddunken enkele foto’s van de club op het internet geplaatst. Bronnen De notulen van de vergaderingen De notulen van de vergaderingen waren een van de bronnen die voor de masterproef werden gebruikt. Van iedere vergadering werd er een handgeschreven verslag gemaakt. Dit gebeurde telkens na de eigenlijke zitting. Er werd tijdens de bijeenkomst een kladversie gemaakt van het latere verslag. In de boeken staan er verslagen van het uitvoerend comité, de algemene raad, bijzondere raden en het sportcomité. De hoofdbrok waren verslagen van het uitvoerend comité. De vergaderingen van het uitvoerend comité vonden wekelijks plaats, het hele jaar door. De andere vergaderingen vonden op onregelmatige tijdstippen plaats. Het archief van R. Antwerp F.C. bestaat uit zeven verslagboeken. Deze zijn ingebonden schriften met een hard kaft. De bladspiegel meet 25 cm op 23 cm. Het eerste verslagboek bevat verslagen van 28 november 1934 tot en met 7 oktober 1941.7 Het bronnenonderzoek begon met het verslag van het uitvoerend comité van 4 maart 1937. Waarom dit verslag het startpunt van het bronnenonderzoek vormde, wordt in de onderzoeksvraag vermeld. Enkel dit verslagboek wordt rechts of links bovenaan genummerd. Op de eerste pagina staan rechtsboven de cijfers 00001. Op de laatste pagina staan links bovenaan de cijfers 00476. Het tweede verslagboek begint met een verslag van 14 oktober 1941 en is niet (volledig) volgeschreven. 8 Het eindigt met een verslag van het uitvoerend comité op 1 september 1947. Het derde verslagboek begint met een verslag van het uitvoerend comité op 2 februari 1948. Er zijn dus geen verslagen van de periode september 1947 - januari 1948 teruggevonden in de verslagboeken. Het derde verslagboek eindigt met een verslag van het uitvoerend comité van 16 oktober 1950. Op het vierde verslagboek staat ‘R. Antwerp F.C.’ op de voorkant vermeld. De verslagen gaan van 23 oktober 1950 tot en met 19 januari 1954. De drie overige verslagboeken bevatten verslagen van 26 januari 1954 tot en met 21 juni 1966.9 Het zevende en laatste verslagboek is maar 7
Verslagen van 17/10/1938 tot en met 26/4/1939 ontbreken. Verslagen van 13/1/1942 tot en met 3/3/1942 ontbreken. Verslagen van 11/1/1943 tot en met 18/2/1943 ontbreken. Verslagen van 22/5/1944 tot en met 3/7/1944 ontbreken. Verslagen van 16/10/1944 tot en met 28/3/1945 ontbreken. 9 Verslagen van 5/7/1960 tot en met 31/6/1964 ontbreken. 8
14
halfvol geschreven. De notulen in de verslagboeken zijn recto verso in het Nederlands geschreven en hebben een vaste structuur. Centraal op de pagina staat er geschreven: ‘Vergadering van het U.K.’, gevolgd door de datum en de locatie waar de vergadering plaatsvond. Daarna volgt linksonder de namen van de aanwezige leden en eventueel de verontschuldigde leden, gevolgd door de naam van de voorzitter. Daarna stond er telkens geschreven: ‘Verslag van vorige zitting: goedgekeurd’. Vervolgens worden er verschillende punten, die werden besproken tijdens de vergadering, een voor een uitgeschreven. De inhoud van de vergaderingen was zeer divers: het sportieve en financiële aspect, de extrasportieve problemen, dankbetuigingen, voorbereidingen van vergaderingen met de K.B.V.B en de Antwerpse Entente,… Op het einde van elk verslag zetten de aanwezige leden hun handtekening. In een voetnoot zal ik als volgt verwijzen naar de notulen van de vergaderingen: ten eerste vermelden we de vereniging waarvan het verslag afkomstig is: R. Antwerp F.C. (afgekort RAFC). Daarna vermelden we om welke vergadering het gaat: dit kan gaan om verslagen van het uitvoerend comité (UC), de algemene raad (AG), bijzondere raden (BR) en het sportcomité (SC), gevolgd door de datum. Een mogelijke voetnoot kan dus zijn: ‘RAFC UC 4/3/1937’. Op de volgende twee pagina’s vindt u een scan van een verslag van een vergadering van het uitvoerend comité.
15
16
17
Briefwisseling Naast de notulen van de vergaderingen hebben we ook de briefwisseling van de jaren 1967 en 1968 onderzocht. Dit deden we omdat de notulen stopten in het jaar 1966. De briefwisseling moest de leemte van het bronnenonderzoek trachten op te vullen. Van andere jaargangen is er echter geen briefwisseling bewaard. De brieven werden bewaard in een pak groen papier. Op een pak stond het jaar 1967 geschreven en op het andere pak stond: ‘Uitnodigingen R. Antwerp F.C. 1969-1970’. Dit laatste pakket bestond echter uit brieven van het jaar 1968. In dit pak werden er ook brieven uit de jaren 1965 en 1966 teruggevonden. De aard van de briefwisseling was heel divers en werd ongeordend overhandigd. De brieven werden grotendeels enkel volgens jaartal bewaard. Ze waren dus noch chronologisch noch thematisch gerangschikt. Daarom hebben we een structuur in de briefwisseling aangebracht. De brieven werden, per pakket, thematisch en chronologisch geordend. De structuur van het briefarchief ziet er als volgt uit: 1. Uitgaande correspondentie 2. Folders en uitnodigingen voor toernooien en wedstrijden 3. Briefwisseling met het Antwerp Sportpers Syndicaat 4. Briefwisseling met de Antwerpse Bottelmaatschappij N.V. 5. Briefwisseling met de gemeente Deurne 6. Briefwisseling met supportersclubs 7. Briefwisseling in verband met vragen voor gratis (of goedkopere) tickets 8. Briefwisseling met de K.B.V.B. 9. Briefwisseling met de Nationale Voetballiga 10. Briefwisseling met andere clubs 11. Briefwisseling met niet-clubs 12. Brieven over het statuut van de speler 13. Brieven over het scheidsrechtercomité 14. Papieren met wedstrijdkalenders 15. Papieren met opgeroepen spelers: senioren en provinciale reserven 16. Röntgenfoto’s van de voet van speler Willy van der Wee 17. Folder: ‘De waarheid over de zaak Cercle Brugge en Paul Lantsoght’ De uitgaande correspondentie bestaat uit brieven die R. Antwerp F.C. heeft verstuurd. Deze zijn duidelijk herkenbaar door de signatuur rechts onderaan. De brieven werden meestal door de secretaris van de club ondertekend. De uitgaande post was zeer divers: het ging om uitnodigingen naar de besturen van andere clubs om de wedstrijden tussen beide clubs bij te 18
wonen, brieven naar andere clubs in verband met een transfer van een speler, brieven naar personen om gratis tickets te schenken, uitnodigen naar andere clubs om een vergadering bij te wonen en een brief naar het Belgische leger in verband met een speler. De folders en uitnodigingen voor toernooien en wedstrijden waren brieven van agentschappen die wedstrijden en toernooien organiseerden. Deze agentschappen stuurden brieven met de vraag om R. Antwerp F.C. interesse had om deel te nemen aan buitenlandse toernooien. Ze wilden ook wedstrijden organiseren voor de club. De briefwisseling met het Antwerps Sportpers Syndicaat bestond uit brieven van een Antwerpse afdeling van de Beroepsbond der Belgische Sportjournalisten. De correspondentie met de gemeente Deurne bestond uit twee brieven van de gemeente naar de club. De briefwisseling met de supportersclubs handelde over post van drie supportersclubs, namelijk: het Aktiekomiteit der Antwerp Supporters, de Antwerp Supporters Club Seefhoek en de Supportersclub De Varkens. De correspondentie in verband met vragen voor gratis (of goedkoper) tickets hield in dat de zenders van de brieven gratis (of goedkoper) kaarten voor de thuiswedstrijden vroegen. De club gaf in alle gevallen gratis (of goedkoper) kaarten! De briefwisseling met de K.B.V.B. was divers: dit ging over schorsingen van spelers, het oproepen van spelers voor de nationale ploeg, de goedkeuring van transfers en wedstrijden, het vervroegen van wedstrijden,… De briefwisseling met de Nationale Voetballiga waren verslagen van plenaire vergaderingen met deze liga, uitnodigingen voor deze vergaderingen en correspondentie met de Nationale Voetballiga. De briefwisseling met de andere clubs ging over de correspondentie tussen verschillende clubs uit het binnen- en buitenland. De inhoud hiervan ging over het onderhandelen en afhandelen van transfers, het inleggen van wedstrijden en uitnodigingen van andere clubs voor R. Antwerp F.C. om wedstrijden bij te wonen. De briefwisseling met niet-clubs is zeer divers: het gaat om correspondentie met scholen, fans, brieven van spelers en trainers die zichzelf aanbieden, brieven van spelersmakelaars die spelers aanprijzen, brieven van firma’s die hun diensten presenteren,… Tot slot waren er nog brieven over het statuut van de speler, brieven over het scheidsrechtercomité, documenten met wedstrijdkalenders, papieren met opgeroepen spelers, röntgenfoto’s van de voet van speler Willy van der Wee en een folder over: ‘De waarheid over de zaak Cercle Brugge en Paul Lantsoght. In een voetnoot verwijs ik als volgt naar de briefwisseling: R. Antwerp F.C. (afgekort RAFC briefwisseling), gevolgd door het nummer van de aangebrachte structuur en de datum van het stuk. Een voetnoot zou kunnen zijn: ‘RAFC briefwisseling 8 15/10/1967’. Op de volgende twee pagina’s vindt u een scan van een brief uit de briefwisseling.
19
20
21
Mondelinge bronnen: interviews Een derde bronsoort die voor het eindwerk werd gebruikt, waren de mondelinge bronnen. Deze verschillen sterk met de andere bronnen die werden gebruikt. Het gaat hier eigenlijk om een geconstrueerde bron. De positie van de interviewer bepaalt mee de creatie van de bron. Hij of zij stelt immers de vragen waarop de geïnterviewde dient te antwoorden. De geïnterviewde spreekt dus als het ware tot de interviewer, met de interviewer en door de interviewer. De mondelinge bron wordt dus door de twee personen in dialoogvorm gecreëerd. Een ander kenmerk van deze bron is dat ze nooit objectief kan zijn. Ze kan onwaarheden bevatten en is dus subjectief. De geïnterviewde persoon spreekt telkens vanuit zijn perspectief, wat volgens hem juist is. Men moet dus steeds oppassen met vervorming van de feiten. Het is daarom dat men ‘oral history’ steeds moet staven met andere beschikbare bronnen en informatie. Toch kunnen orale bronnen een nieuw licht werpen op gekende feiten. Ze brengen vaak ongekende gebeurtenissen aan het licht. Hierin ligt de sterkte van deze bron.10 Sportjournalisten maken veel gebruik van interviews, maar hierin wordt enkel de sportieve kant belicht. De interviews voor de masterproef zijn van een andere aard dan de ‘traditionele’ voetbalinterinterviews. In totaal werden er vier interviews afgenomen voor dit eindwerk. Drie interviews werden afgenomen om de factietheorie van de socioloog Robert Giulianotti aan de praktijk te staven. Het ging hier om een interview met Marcel Dries (oudspeler van R. Berchem Sport), Vic Mees (oud-speler van R. Antwerp F.C.) en René Morren (sportjournalist en supporter van R. Beerschot A.C.). De inhoud van de gesprekken ging over de rivaliteit die er al dan niet heerste tussen deze ploegen in de jaren 1940, 1950 en 1960. De keuze voor deze interviews was om eventuele lacunes van de andere bronnen te vervolledigen. Over de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs was er weinig of niets terug te vinden in de notulen en de briefwisseling. Het interview met Vic Mees ging echter niet alleen over de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs. Tijdens dit vraaggesprek ging ik ook dieper in op het voetballeven van deze persoon. Het ‘alledaagse aspect’ van het leven van een Antwerpspeler kwam hier aan bod. Daarnaast kwamen ook de band met de supporters, het Antwerpbestuur en de voorzitter ter sprake. Het laatste interview stond in het teken van het voorzitterschap van Fernand Collin en werd afgenomen met de zoon van Fernand Collin, namelijk Fernand Collin Jr.. In dit vraaggesprek probeerden we een beeld te krijgen van hoe Fernand Collin was als voorzitter van R. Antwerp F.C.. In een voetnoot verwijs ik als volgt naar de interviews: transcriptie interview, gevolgd door de naam van de geïnterviewde en dan 10
L. VAN MOLLE, Mondelinge geschiedenis. Theorie, methoden en praktijken, cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2008, 21.
22
de regels van de transcriptie. Een voetnoot zou kunnen zijn: ‘Transcriptie interview Marcel Dries, regels 12-45. De biografische en technische gegevens van de interviews zijn terug te vinden in bijlage 1, net zoals de volledige transcriptie van het interview. Op de bijgevoegde cd-rom kan u de interviews beluisteren en vindt u ook een digitale versie van de masterproef terug. Onderzoeksvraag Gezien het feit dat de geschiedenis van R. Antwerp F.C. nog in haar kinderschoenen staat, is de onderzoeksvraag van de masterproef voor de hand liggend. De geschiedenis van R. Antwerp F.C. vanaf 1938 tot en met 1968 onderzoeken en beschrijven. De begin- en einddatum voor dit eindwerk zijn op het eerste zicht niet voor de hand liggend. Op het einde van het seizoen 1936-1937 ontstond het ‘derde grote conflict’ in de geschiedenis van R. Antwerp F.C.. Zeven spelers werden door de club om sportieve redenen geschorst. Ze verlieten de voetbalvereniging om onderdak te vinden bij S.K. Deurne, dat bij de Vlaamse Voetbalbond speelde. De club werd daarna omgevormd tot Antwerp Boys. R. Antwerp F.C. moest bijna met een geheel nieuw elftal het seizoen 1937-1938 aanvatten. Dit crisismoment vormt het startpunt van de masterproef. De einddatum 1968 was de ‘vierde crisis’ in het bestaan van de Great Old. De voetbalclub degradeerde voor de allereerste maal uit de hoogste voetbalklasse. Ze speelde 64 jaar11 onafgebroken, met uitzondering van de seizoenen 19001901 toen het niet deelnam aan de competitie, in de eerste klasse van het Belgische kampioenschap. Dit was een enorme schok voor zowel het bestuur als de supporters. Ik zal trachten een ‘histoire totale’ te geven van de voetbalclub tussen de te onderzoeken periode. De aandacht zal niet zozeer op het sportieve aspect liggen. Andere zaken rond de club zoals de interne geschiedenis, het financiële aspect, de ideologie, de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs, de infrastructuur en de supporters(clubs) komen uitgebreid aan bod. Het is dus de bedoeling om de (ideologische) achtergrond van de club te achterhalen en deze te plaatsen in een historische context . Structuur masterproef In de proloog behandelen we de ontstaansgeschiedenis van het voetbal en de introductie ervan in België. In het eerste hoofdstuk wordt het ontstaan van het voetbal tot in het begin van de 20e eeuw beschreven. In het tweede hoofdstuk bespreken we hoe het voetbal in België werd geïntroduceerd. De eerste kennismaking met het voetbal in België, de Engelse aanwezigheid, 11
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er geen officiële competities ingericht. Van 1914 tot 1919 werden er dus geen officiële wedstrijden gespeeld. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog lag de competitie drie seizoenen stil. Tijdens de seizoenen 1939-1940, 1940-1941 en 1944-1945 werd er geen nationaal kampioenschap betwist. Bron: http://www.rafcmuseum.be/wedstrijdarchief/eindklassement.php.
23
het ontstaan van de eerste clubs in België, de stichting van de Belgische Voetbalbond en de eerste officiële competitie komen aan bod. Het eerste deel, dat uit vijf hoofdstukken bestaat, geeft een schets van de geschiedenis van (R.) Antwerp F.C. vanaf de stichting in 1880 tot in 1938, zodat de kern van het verhaal beter kan worden geplaatst. Het tweede deel is de kern van de masterproef. Hierin wordt de geschiedenis van R. Antwerp F.C. tussen 1938 en 1968 gedetailleerd beschreven. In het eerste hoofdstuk wordt een historische situering van de stad Antwerpen tussen 1938 en ongeveer 1970 gegeven. De geschiedenis van Deurne tussen 1938 en 1970 komt ook aan bod omdat de club sinds 1923 zich hier vestigde. Dit hoofdstuk geeft de context weer waarin de club zich ontwikkelde. In het tweede hoofdstuk wordt de interne geschiedenis van de voetbalvereniging beschreven. De algemene voorzitter Fernand Collin wordt samen met het bestuur toegelicht. Hij was immers voorzitter van 1934 tot 1968 wat bijna overeenkomt met de te onderzoeken periode. Daarnaast worden ook de financiën van de club besproken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de beschrijving van de ideologie van R. Antwerp F.C.. Het derde hoofdstuk handelt over de rivaliteit die er al dan niet was tussen de Antwerpse clubs R. Beerschot A.C., R. Berchem Sport en R. Antwerp F.C.. In dit hoofdstuk wordt de factietheorie van de socioloog Robert Giulianotti op deze clubs toegepast. In hoofdstuk vier wordt de infrastructuur van de club beschreven samen met de supporters(clubs). Het laatste hoofdstuk handelt over de sportieve resultaten van de club. Tot slot volgt er een algemeen besluit waar de onderzoeksvraag wordt beantwoord.
24
Bibliografie BRONNEN Handgeschreven: Archief R. Antwerp F.C.: Notulen van het uitvoerend comité, de algemene raad, bijzondere raden en het sportcomité (1937-1966) Briefwisseling (1967-1968) Getypt: Briefwisseling (1967-1968) Mondelinge bronnen: vier interviews:
Marcel Dries, Vic Mees, René Morren en Fernand Collin Jr.
WERKEN ARNOLD, T., ‘Rich man, poor man: economic arrangements in the Football League’, S. WAGG en J. WILLIAMS red., in British football and social change: getting into Europe, Leicester, 1991, 48-63. BINNEMANS, R., Geschiedenis van Antwerpen, Utrecht, 1998. BÖHRER, K., 100 jaar Berchem Sport: Deel 1: 1906-1956, Nijlen, 2006. BOIN, V. en DAXHELET, P., Het gulden jubileumboek van de K.B.V.B. 18951945 / Geschiedenis van de voetbalsport in België en in Belgisch Kongo, Brussel, s.d.. CLERCK, F., Één eeuw voetbal (De seizoenen; 32), Antwerpen, 1942. COHEN, B., De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996. COLIN, F., Eeuwige amateurs: beschouwingen bij 100 jaar voetbal in België, Antwerpen, 1995. COLIN, F. en MULLER, L., De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002. CRITCHER, C., Football since the war: a study in social change and popular culture (University of Birmingham. Centre for contemporary cultural studies. Stencilled occasional papers), Birmingham, 1973. CROLLEY, L. en DUKE, V., Football, nationality and the state, Harlow, 1996.
25
DE BRABANDER, G.L., ‘De explosieve ontwikkeling van een agglomeratie’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 352-362. DECAN, R., Wie is wie in Vlaanderen 1989-1993 biografische encyclopedie, Brussel, 1989. DELHEYE, P., Struggling for gymnastics. The scientisation and institutionalisation of physical education in Belgium (1830-1914), Onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 2005. DEN HOLLANDER, M., Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006. DEPS, B. en GULDEMONT, H., 100 jaar voetbal in België 1895-1995, Roeselare, 1995. D’ HOKER, M. e.a., Voor lichaam en geest: katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw (KADOC-studies 17), Leuven, 1994. DE WEVER, B., ‘Antwerpen (stad)’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 345-351. DUKE, V. en RENSON, R., ‘From factions to fusions? The rise and fall of Two-Club Rivalries in Belgian Football’, International Review for the Sociology of Sport, 38/1, 2003, 61-77. FOUTRÉ, G. en VAN GRUNDERBEEK, E., ‘Mijn club door dik en dun: Germinal Beerschot’, Voetbalmagazine, 9 (2007), 52-65. FRAIPONTS, J. en WILLOCX, D., Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906, Antwerpen, 2003. FRAIPONTS, J. en WILLOCX, D., Kroniek van het Belgisch voetbal 2: Apachen en Broodspelers, 1906-1914, Antwerpen, 2004. FRAIPONTS, J. en WILLOCX, D., Kroniek van het Belgisch voetbal 3: Olympiërs en Mannekens, 1914-1925, Antwerpen, 2005. GARDIN, T., "Blauw-Zwart", een vaste waarde in het Belgisch voetballandschap: de geschiedenis
van
Club
Brugge (1939-1950),
Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling,
Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2007. GARRÉ, G. en RUYS, M., ‘Lode Craeybeckx’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 817-818. GELDHOF, P. en VANYSACKER, D., En de broodrenner, hij fietste verder: het wielrennen in België tijdens WO II, Leuven, 2005. GIULIANOTTI, R., Football, a sociology of the game, Cambridge, 1999. HANCKÉ, L., ‘De politiek’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 34 (1999). 26
HERTOGHS, J., ‘Eindelijk weer Antwerp - Beerschot!’, Humo, afl. 47, 2000, 18-20 en 22-23. HUNIN, J., ‘Camille Huysmans’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998,1497-1501. JACOBS, J. e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978. JACQUEMYNS, P. en LIMBEK, J., Onze voetbalfiguren: geschiedenis, techniek en taktiek van een spel (Vlaamsche sportuitgaven; 1), Brussel, 1942. KEETON, G.W., The Revolution of Football, Newton Abbot, 1972. KEYSERS, P. en MICHIELS, K., Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001. LAMBERTS, E., ‘België sinds 1830’, J. C. H. BLOM en E. LAMBERTS, in Geschiedenis van de Nederlanden, Baarn, 2001, 257-313. LEEMANS, K., Een financiële en economische analyse van het Belgisch voetbal, Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling,
Katholieke
Universiteit
Leuven,
departement
Toegepaste Economische Wetenschappen, 2002. LUYCKX, K., Een eeuw sport in Antwerpen, Antwerpen, 1985. MARIËN, R., 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973. MARTIN, D. en VANDEWEYER, L., ‘De wereldoorlogen’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 29 (1999). MARYSSE, S., Bijdrage tot de biografie van Alfred Verdyck: zijn betekenis voor de Belgische sportwereld, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, 2002. MICHIELSEN, L., De Vlaamsche Voetbalbond: 1930-1944: bijdrage tot het archief voor de moderne sport (MOSAR), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 1987. MORRIS, D., Spel om de bal: over tradities en rituelen, spelers en supporters in de fascinerende wereld van het voetbal, Amsterdam, 1982. MORTELMANS, K., ‘De vrije tijd’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 32 (1999). NEIRYNCK, R., De scholen der Jozefieten, Xaverianen en Benediktijnen en de ontwikkeling van de voetbalsport in België (1863-1895), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 1985. NOOYENS, F., Geschiedenis van Deurne, Deurne, 1982.
27
OSTYN, T., "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919),
Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling,
Katholieke
Universiteit
Leuven,
departement Geschiedenis, 2005. PALINCKX, K., ‘Deel 23: 16 december 1944, V-bom treft Cinema Rex’, G. ASAERT ea red., in De 25 dagen van Antwerpen: stadsgeschiedenis in 25 delen, Zwolle, 2007, 539-558. PAULI, W. en WAUTERS, J., Top 100 van het Belgisch Voetbal, Gent, 1999. RENSON, R., ‘Sport’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, III, Tielt, 1998, 2811-2822. SCHEPERS, R. ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005. SCHEPERS, H. en VAN NUFFEL, L., Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980. SUYKENS, F., ‘Politieke stabiliteit in een veranderende stad’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 369-375. TAYLOR, R., Football and its fans: supporters and their relations with the game, 1885-1985, London, 1992. TERMONIA, V., "Rood-witte honden en Kielse ratten."De identificatie van supporters met hun club. Een geografische studie naar de breuklijnen bij Antwerp FC en Germinal Beerschot, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Antwerpen, 2007. VAN DEN WIJNGAERT, M., ‘Fernand Collin’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 775. VANDEPUTTE, R., Fernand Collin en zijn tijd, Tielt, 1985. VANDERHOEVEN, M., Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996. VANDEWEYER, L., ‘Antwerpen (stad)’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 343-345. VANYSACKER, D., ‘FCB olé olé: De geschiedenis van Club Brugge tot aan de Tweede Wereldoorlog’, Sportimonium, 3-4 (2007), 70-82. VAN BOTTENBERG, M., Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten, Amsterdam, 1994. VAN DER WEE, H. en VERBREYT, M., Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen, 1935-1985, Tielt, 1985. 28
VAN LOOCK, S. en VAN LOOCK, F., Voetbaltempels van de Lage Landen: vroeger en nu, historiek van de befaamdste stadions in België en Nederland, Roeselare, 1999. VAN LOOCK, S. en VAN LOOCK, F., Vergeten arena’s: historiek van Belgiës oudste voetbalstadions, Roeselare, 1996. VAN MOLLE, L., Mondelinge geschiedenis. Theorie, methoden en praktijken, cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2008. VAN NUFFEL, L., Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955. VERBERCKMOES, J., Gechiedenis van de Britse eilanden, cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2009. VOET, W. en WILLOCX, D., ‘Speciale uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van Royal Antwerp F.C.’, Antwerp Clubblad, (2005). WILLOCX, D., ‘Bij de tachtigste verjaardag van Vic Mees’, Antwerp Clubblad, 10 (2007), 20-26. WILS, L., ‘De hoofdstad van de Vlaamse Beweging’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 314321. Encyclopedie van de sport ( Helm-encyclopedie), Helmond, 1960. Guldenboek van royal Beerschot athletic club Antwerp 1900-1950, 1950. Nationaal instituut voor de statistiek. Bevolking: algemene volks- nijverheids- en handelstelling op 31 december 1947 deel XII lonen in de handel, Brussel, 1951/1952. Nationaal instituut voor de statistiek. Bevolking: algemene volks- nijverheids- en handelstelling op 31 december 1947 deel XII bis lonen in de nijverheid, Brussel, 1952. Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek. 75 jaar sport in Antwerpen en Limburg, Antwerpen, 1971. ‘Hoofdstuk IV: Verdiensten der arbeiders tijdens het tweede kwartaal 1957 en het jaar 1957, Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid. Jaarverslag, 1957, 83-104. ‘Bijlage VII: Verdiensten in 1967’, Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid. Jaarverslag, 1967, 259-266. INTERNETSITES http://www.belgiumsoccerhistory.com/ http://www.nationmaster.com/encyclopedia/Football%23Ancient-games http://www.dbnl.org/tekst/flor007tenh03_01/flor007tenh03_01_0009.htm 29
http://www.verzet.org/content/view/1058/69/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Fernand_Collin http://www.fifa.com/classicfootball/history/game/historygame1.html http://greatoldhistory.tripod.com/ http://www.rafcmuseum.be http://antwerpi.tripod.com/supcl.html http://www.rahc.be/site/index.php?option=com_content&task=view&id=30&Itemid=58 http://www.antwerptennis.be/ http://musea.oost-vlaanderen.be/public/collecties/obj_detail/index.cfm?id=amsAF009425&comment=1 http://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_klasse_(voetbal_Belgi%C3%AB) http://nl.wikipedia.org/wiki/Mitropacup VIDEO’S – DVD’S RAES, F., De geschiedenis van het Belgisch voetbal, DVD, VRT/Paradiso/Hot town, 2008. (is ook uitgebracht als RAES, F., 100 jaar voetbal in België, video, Paradiso/BRTN/RTBF/KBVB, 1994) History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002. History of football – The beautiful game deel 2: Evolution and the European superpowers, DVD, Just Entertainment, 2002.
Lijst met regels en afkortingen AAC A.C. AG AHC A.R.A. ASLK ATT BEF BR B.W.P. C. CGLOS
Antwerp Athletic Club Athletic Club Algemene Raad Antwerp Hockey Club Association Royale Athlétique Algemene Spaar- en Lijfrentekas Antwerp Tennis Club Belgische frank Bijzondere Raden Belgische Werkliedenpartij Club Commissariaat-generaal voor Lichamelijke Opvoeding en Sport
30
CVP De Vlag ECU F.A. F.C. F.I.F.A. K. K.B.V.B. Kg KUL N.C. NCLO-BOC N.V. R. R.C. S. SC S.K. U.B.S.S.A. UC V.C. V.N.V. VU V.V.B. VZW
Christelijke volkspartij Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft European Currency Unit Football Association Football Club Fédération Internationale de Football Association Koninklijke Koninklijke Belgische Voetbalbond Kilogram Katholieke Universiteit Leuven Na Christus Nationaal Comité voor Lichamelijke Opvoeding - Belgisch Olympisch Comité Naamloze Vennootschap Royal Racing Club Sporting Sportcomité Sportkring Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques Uitvoerend Comité Voor Christus Vlaams Nationalistisch Verbond Volksunie Vlaamse Voetbalbond Vereniging Zonder Winstoogmerk
31
Proloog: Ontstaansgeschiedenis van het voetbal Iedereen heeft zijn eigen filosofie en concept wat voetbal is. Maar tot op de dag van vandaag weet men niet wie het heeft uitgevonden. Er is vaak geprobeerd om de oorsprong van het voetbal in een ver verleden te zoeken. Men kan enkel met zekerheid zeggen dat de moderne variant in de 19e eeuw in Engeland is ‘ontdekt’. Van hieruit werd het naar de rest van de wereld geëxporteerd. Er bestaat geen overtuigend historisch bewijs om een lijn te trekken tussen het voetbal dat in China in de 3 e eeuw V.C. werd gespeeld en het moderne voetbal. Omdat men over heel de wereld balspelen en bijna overal een bepaalde vorm van voetbal kende, is het moeilijk om een plaats op een bepaald moment in de geschiedenis aan te duiden als de oorsprong van het voetbal.12 Hoofdstuk 1: De oorsprong van het voetbal Oervoetbal De Chinezen hebben ons de allereerste bronnen nagelaten waarin naar de oervorm van het voetbal wordt gerefereerd. Ten tijde van de Han-dynastie (206 V.C-220 N.C.) beschreef Liu Xiang tsu chu13, het voetbalspel van de Chinezen. Deze vorm van ‘voetbal’ werd door de militairen beoefend. Twee ploegen stonden voor het keizerlijke paleis als tegenstander tegenover elkaar. Men moest de bal in het doelnet van de bezoeker krijgen, dat tussen twee bamboestokken van enkele meters hoog was gespannen. Men speelde voetbal om de discipline en militaire geestdrift aan te scherpen. De handelsrelaties, militaire en ambtelijke invloeden met overzeese buur Japan zorgden ervoor dat het voetbal ook daar werd geïntroduceerd. De invoering van tsu chu op Japanse bodem vond tussen 500 en 700 N.C. plaats. De Japanners maakten, meer dan de Chinezen, een ceremonie en cultus van het spel dat zij aanvankelijk kemari en later kemari asobi noemden. Het competitieve element dat bij de Chinezen aanwezig was, ontbrak bij de Japanners. Men stond in een cirkel en de spelers speelden de bal naar elkaar zonder dat die de grond mocht raken. In tegenstelling tot in China beoefende enkel de adel deze sport. De Chinese politieke en culturele invloed, die ver reikte, was mogelijk ook verantwoordelijk voor de verspreiding van de voetbalsport in Birma, Thailand, Maleisië, Korea en Sumatra. Hier werd net zoals in Japan een soort van ‘cirkelvoetbal’ bij bepaalde religieuze feesten gespeeld.14 Godsdienstige balspelen kende men eveneens in Noord- en Centraal-Amerika. Het voetbal bij de Meso-Amerikanen in Mexico 12
History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002 en B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 71. 13 tsu betekent ‘met de voet schieten’ en chu betekent ‘bal’. Bron: B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 5. 14 B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 5-10 en http://www.fifa.com/classicfootball/history/game/historygame1.html.
32
was zelfs een spel van leven en dood. De aanvoerder van de verliezende partij werd aan de goden geofferd. Het stond vast dat het oervoetbal in de verschillende werelddelen een militaire en religieuze invulling kreeg. Toch ontwikkelden zich al enkele spelregels die later werden behouden. Deze gingen over het aanduiden van de aanvoerder, de vaste plaatsen van de ploegleden, de bal, de makelij van de bal,…15 De Grieken en de Romeinen Ook op Kreta werden archeologische resten gevonden die duiden op verschillende vormen van balspelen, naast de traditionele Olympische sporten die de Grieken beoefenden. Desondanks zijn de bewijzen voor balspelen in het oude Griekenland onvolledig en weinig eenduidig. Deskundigen zijn het er tot op de dag van vandaag niet over eens welke balspelen er precies bestonden, hoe ze werden gespeeld en of ze als teamsporten of individuele sporten golden. Het best bekende balspel bij de Grieken was het vooral in Sparta populaire episkyros. Dit was een groepsport waarbij de ploegen de bal in het team probeerden te houden ‘totdat een team het andere achter de doellijn had verdrongen’. Hoe het balspel in de praktijk eruit zag is echter niet geweten. Onderzoek wees wel uit dat episkyros meer leek op rugby dan op voetbal. De bal werd er immers met de hand doorgegeven zodat een verband met voetbal niet echt op zijn plaats is. Het ‘voetbal’ dat de Grieken beoefenden, was dus anders dan het ‘oervoetbal’. Toch zijn er duidelijke overeenkomsten in de sportbeleving. Er werd immers volgens vaste regels gespeeld en wie deze overtrad, werd bestraft. Ook de Romeinen beoefenden balsporten. Een daarvan was harpastum. Harpastum leek op het Griekse episkyros. Het werd met de ellebogen en handen gespeeld en de bal mocht maar een keer worden geraakt. Soldaten en personen van goede afkomst speelden dit balspel. Het is waarschijnlijk dat de Romeinen deze vorm van voetbal hebben afgekeken van de Grieken. Toch werd harpastum vaak als een voorloper beschouwd van middeleeuwse balspelen, waaronder primitieve vormen van voetbal.16 Het waren de Romeinse legioensoldaten die tijdens de Romeinse verovering van Engeland ervoor zorgden dat harpastum ook in Engeland terecht kwam. Men mag hier echter niet uit afleiden dat het moderne voetbal voortkwam uit de Grieks-Romeinse traditie. Sommige historici beweren dat de Romeinen op het einde van de derde eeuw N.C. Germaanse elementen toevoegden aan harpastum. Deze vorm, met Germaanse elementen, werd dan overgenomen door de inlandse bevolking van Engeland. Het is echter onzeker of de Britten deze vorm overnamen van de Romeinen. Het was wel zeker dat 15
R. GIULIANOTTI, Football, a sociology of the game, Cambridge, 1999, 1 en Encyclopedie van de sport (Helm-encyclopedie), Helmond, 1960, 5-6 en History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002. 16 B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 14-22.
33
de Britten 1000 jaar na het vertrek van de Romeinen een aantal balsporten hadden, met voorop het folk football of volksvoetbal.17 De Middeleeuwen – De Nieuwe Tijd Tijdens de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd werden er in verschillende landen verschillende vormen van voetbal beoefend. Er is meer bekend over de namen van deze primitieve vormen en over de omstandigheden waaronder ze werden gespeeld dan over de spelregels. Deze stonden nog niet vast en waren afhankelijk van de regionale omstandigheden. In Firenze werd het calcio beoefend, in Bretagne, Normandie en Picardië speelde men la choule of soule. In Groot-Brittannië kende de mensen in deze perioden ook verschillende balspelen die op voetbal leken. Football is eigenlijk niet de juiste benaming voor het gecombineerde voet- en handbalspel dat op de Britse eilanden in de late Middeleeuwen werd gespeeld. De betekenis van football lag niet in de betekenis van het schieten van de bal. Het werd in eerste instantie gebruikt om een onderscheid te maken tussen balspelen die te voet werden beoefend en ridderlijke spelen die te paard werden beoefend. Pas op het einde van de 19 e eeuw wordt er een definitief onderscheid gemaakt tussen het dragen en werpen van de bal enerzijds en het schieten van de bal anderzijds. Tot die tijd was het vaak niet duidelijk of het ging om voetbal in de betekenis zoals wij ze kennen. Het ging in deze periodes meer om een combinatie tussen voetbal, handbal en rugby.18 Het calcio stamde af van het Romeinse harpastum en werd van de 13e tot de 18e eeuw door de Florentijnse edelen beoefend. Het was een publiek spel met twee ploegen van ongewapende jonge mannen die een met lucht opgeblazen bal in het tegenovergestelde kamp probeerden te krijgen. De regels van dit spel waren een combinatie van rugby en voetbal. Het speelveld was 100 bij 50 meter groot en elke ploeg bestond uit 27 spelers.19
Encyclopedie van de sport (Helm-encyclopedie), Helmond, 1960, 6 en D. MORRIS, Spel om de bal: over tradities en rituelen, spelers en supporters in de fascinerende wereld van het voetbal, Amsterdam, 1982, 12 en History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002. 18 B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 31-45. 19 V. BOIN en P. DAXHELET, Het gulden jubileumboek van de K.B.V.B. 1895-1945 / Geschiedenis van de voetbalsport in België en in Belgisch Kongo, Brussel, s.d., 306-308. 17
34
Fresco van Jan van der Strada uit de 16e-17e eeuw van een partij calcio in Florence. Bron: D. MORRIS, Spel om de bal: over tradities en rituelen, spelers en supporters in de fascinerende wereld van het voetbal, Amsterdam, 1982, 13.
Het Franse balspel la choule of soule werd op christelijke feesten als Pasen en Kerstmis gespeeld. Ook de balspelen op de Britse eilanden werden vanaf de 13 e eeuw tijdens de werkpauzes en op feestdagen gespeeld.20
Partij soule in Bretagne omstreeks 1845. Bron: J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 13.
De historische interpretaties van de ontwikkeling van voetbal, van de oervorm tot het moderne voetbal in de 19e eeuw, zijn geneigd de perspectieven van de sociologen Max Weber en Norbert Elias te volgen. Zij benadrukten het ontbreken van een zekere graad van 20
B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 36-39.
35
‘modernisering’ in deze vormen van voetbal. Het voetbal dat bestond voor de 19 e eeuw had geen vastomlijnde regels en organisatie. Het liet toe dat men de bal zowel met de handen als met de voeten mocht verplaatsen. De tegenstanders in de ‘wedstrijden’ waren meestal rivaliserende groepen uit andere dorpen, steden en regio’s. Er was eveneens weinig onderscheid tussen de toeschouwers en spelers. De intentie van deze vorm(en) van voetbal was de bal in het ‘doel’ van de tegenstrevers te krijgen. Soms dienden twee molenstenen, twee putten of portalen van de beide dorps- of stadskerken als preciezer bepaalde doelen. 21 Het folk football was uiterst gewelddadig en onbeschaafd in vergelijking met het moderne voetbal. De elite aanzag het met minachting en afkeuring. De vorsten beklaagden zich erover omdat ze liever hun onderdanen zagen oefenen in het boogschieten. Ook de geestelijkheid was tegen deze vorm van volksontspanning omdat het inging tegen de zondagsrust en omdat voetbalwedstrijden een concurrentie waren voor de eucharistievieringen. Er werden vele verwoeste pogingen ondernomen om het voetbal in te dijken. Er werden zelfs Koninklijke Besluiten uitgevaardigd om het fenomeen een halt toe te roepen. Het maakte echter weinig uit. In feite waren de voetbalwedstrijden geïnstitutionaliseerde knokpartijen die vele gewonden en zelfs doden veroorzaakten.
Karikatuur uit 1830. Bron: COHEN, B., De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996,120.
Het spel kende ook geen regels in verband met de positie van de spelers of de tactiek van de ploeg. Het Weberiaanse perspectief wees ook op een beperkte vorm van secularisatie dat het folk football kenmerkte. In de 16e eeuw werd dit soort voetbal meestal gespeeld op religieuze dagen, zoals Carnaval in Europa of Shrove Tuesday (Vastenavond) in Engeland. De chaotische voetbalwedstrijden tussen rivaliserende dorpen, steden of gilden pasten in de sportcultuur van deze periodes. Durkheimiaanse sociologen argumenteerden dat folk football 21
T. OSTYN, "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2005, 19.
36
functioneerde als het behouden van de sociale orde en als integratiepunt voor individu’s ten opzichte van de samenleving. Voetbal moedigde in sterke mate de sociale solidariteit aan. 22 Reeds in de 16e eeuw waren er humanisten die van mening waren dat sport en spel wel degelijk van belang konden zijn in de opvoeding en opleiding van jonge aristocraten. Mensen als Richard Mulcaster trachtten de Toscaanse variant van het voetbal, dat meer gestructureerd en gedisciplineerd was, te incorporeren in het onderwijs. Hij vond dat de sociale vaardigheden door het spel werden aangescherpt en de fysieke conditie erdoor werd verbeterd. Zijn ideeën hadden vrij veel succes en in een groot aantal humanistische scholen werden zijn zienswijzen overgenomen. De opkomst van het puritanisme kortwiekte echter al snel de ontluikende lichamelijke opvoeding in die scholen en zo stierf Mulcasters ideeëngoed een vroege dood. Enkel aan de universiteiten van Oxford en Cambridge, waar in de 16 e en 17e eeuw de studenten ook al voetbal beoefenden en waar het dus een vaste plaats had gekregen in het universitaire leven, overleefde het collegevoetbal. Deze instituten die altijd tot op zekere hoogte vrijplaatsen waren geweest, konden makkelijker aan de puriteinse druk weerstaan. De mensen, die aan deze instellingen waren verbonden, konden zo hun sportieve ontspanningen verder zetten. Hoewel de universitaire overheden wel hun best deden om het spel te verbieden, bleken zij niet veel gehoorzaamheid te vinden bij hun studenten. In ieder geval bleef men in Oxford en Cambridge voetbal spelen en uiteindelijk zouden de afgestudeerden van deze instituten het voetbal binnenbrengen in de public schools.23 In de 18e eeuw kreeg het voetbal zo een nieuwe thuis in de zogenaamde ‘public schools’24 in Engeland. De Engelse kostscholen begonnen hun leerlingen verschillende soorten voetbal te laten spelen. Het voetbal dat hier werd gespeeld, was meer rechtlijnig dan het voetbal dat op het platteland werd beoefend. Toch had elke school zijn eigen regels. De variëteit aan regels en gebruiken weerhielden het spel echter niet om in de 19e eeuw tot een massagebeuren uit te groeien.25
De negentiende eeuw 22
R. GIULIANOTTI, Football, a sociology of the game, Cambridge, 1999, 2-3 en Encyclopedie van de sport (Helm-encyclopedie), Helmond, 1960, 6. 23 T. OSTYN, "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2005, 22. 24 Dit waren exclusieve jongenskostscholen die het motto ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ in hun vaandel voerden. Bron: D. MORRIS, Spel om de bal: over tradities en rituelen, spelers en supporters in de fascinerende wereld van het voetbal, Amsterdam, 1982, 12. G.W. KEETON, The Revolution of Football, Newton Abbot, 1972, 11 en D. MORRIS, Spel om de bal: over tradities en rituelen, spelers en supporters in de fascinerende wereld van het voetbal, Amsterdam, 1982, 12 en http://www.nationmaster.com/encyclopedia/Football%23Ancient-games. 25
37
Het folkfootball werd in de 19e eeuw ernstig bedreigd door de industrialisering. De oude spelen uit de pre-industriële samenleving konden niet meer in de grote industriële centra worden gespeeld. Steden namen wetten aan om het oude spel uit de straten te weren. Er moesten dus nieuwe locaties worden gezocht. Het oude folkfootball was daarmee dood. Het spel werd door de public schools en universiteiten van de vergetelheid gered. Zij speelden een belangrijke rol bij de verdere ontwikkeling en verspreiding van het voetbal in de 19 e eeuw.26 Er heerste in de 18e en het begin 19e eeuw op deze scholen een geweldadige en uitdagende atmosfeer. De schooljongens kwamen regelmatig tegen de schoolleiding in opstand. Meer aandacht voor sportbeoefening was een van de middelen waarmee men de sfeer en discipline trachtten te verbeteren. De hervorming van de public schools was een ongekend succes en bracht een sportrage op gang die als ‘extravagant athleticism’ werd omschreven. De sportcultuur ging andere activiteiten op de public schools overheersen en creëerde een bizarre pikorde die op de atletische vermogens van de leerlingen was gebaseerd. Het zogenaamde ‘fagging system’ waarbij het recht van de sterkste gold, hield in dat de sterke leerlingen (‘prefects’) de baas waren over de zwakken (‘fags’). De hiërarchie werd ritueel vastgelegd door middel van het voetbalspel: de zwakken moesten het doel verdedigen en de sterken kregen het recht om aan te vallen, waarbij ze met veel geweld op de linies van de zwakken inbeukten. Alleen zij die de kracht en het lef hadden om de bal van de sterken af te pakken of een tegenaanval uit te voeren, konden op die manier hun status van ‘fag’ afwerpen en opklimmen in de hiërarchie. Meestal draaiden dat soort voetbalmatchen uit op een regelrechte knokpartij waarbij de ‘prefects’ hun machtswellust en sadisme op de zwakkere medeleerlingen botvierden.27 Een gering leervermogen kon dus door hoge sportprestaties worden gecompenseerd. Ook de leerkrachten moesten zich in toenemende mate aanpassen aan dit systeem. Ze moesten niet enkel intellectueel bekwaam zijn, maar moesten in sportief opzicht aan bepaalde eisen voldoen. Een atletisch, christelijk intellectueel was het ideale imago van de laat-Victoriaanse28 schoolhoofden. Het ‘extravagant athleticism’ viel samen met het hoogtepunt van de Britse imperiale macht. Voor veel Victorianen bestond er een duidelijk verband tussen de volharding, taaiheid en moed op de Engelse speelvelden en het pionieren in Australië, het preken in Afrika en het vechten in Birma. Men zag sport als een onmiskenbaar 26
History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002. R. TAYLOR, Football and its fans: supporters and their relations with the game, 1885-1985, London, 1992, 4-5. 28 Victoriaans is een aanduiding voor een tijdperk, namelijk de regeringsperiode van de Engelse koningin Victoria (1837 tot 1901), en voor een groot aantal voorwerpen, stijlen, modes, zeden en opvattingen die in die tijd vooral in Groot-Brittannië gangbaar waren. Bron: J. VERBERCKMOES, Gechiedenis van de Britse eilanden, cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2009, 89-91. 27
38
element in de opleiding tot ‘captains of industry’ en ‘leaders of the empire’. Men verwachtte dat de sportbeoefening de fysieke kracht van jongens zou versterken en hen de karaktereigenschappen zou bijbrengen die voor de militaire dienst en latere leidinggevende posities essentieel waren. Bovendien sloot het atletisme aan bij sociaaldarwinisme en het Victoriaanse schoonheidsideaal. Met het sociaaldarwinisme kwam de nadruk op selectie volgens competitie en het streven naar succes overeen. Het Victoriaans mannelijkheidideaal verlangde dat de man actief, dapper, sterk van lichaam en van geest was. Tegen deze achtergrond ontwikkelden de rugby- en voetbalsport zich in de Engelse public schools en universiteiten. De public school te Rugby was de exponent van de scholen waar de burgerij hervormingen afdwong. Deze school rekruteerde meer schooljongens uit lagere sociale milieus dan bijvoorbeeld de oudere en meer exclusieve scholen van Harrow en Eton. De belangrijkste hervormer in Rugby was Dr. Thomas Arnold, schoolhoofd van 1828 tot 1842. Het doel van zijn onderwijsprogramma was niet de vorming van zelfverzekerde aristocraten zoals algemeen het hoofddoel was in de 18e eeuw. Hij verbood de aristocratische buitensporten zoals jagen, schieten en vissen en verving ze door teamsporten. De ideale man was voor hem een christelijke gentleman die naast de nodige dosis ‘savoir vivre’ ook een zekere nuttige kennis had. Thomas Arnold gaf de aanzet tot een reglementering van de gewelddadige footballvariant die zijn leerlingen beoefenden. De reglementering van dit vermaak vond navolging op de andere public schools. Iedere school deed dat afzonderlijk, waardoor vele versies naast elkaar een eigen leven gingen leiden. Op de universiteiten kwamen de afgestudeerden van de verschillende public schools samen. Het waren studenten aan de universiteit van Cambridge die in 1848 de allereerste poging ondernamen om op basis van de verschillende spelregels van de public schools algemene spelnormen op te stellen. Er werd een vergadering georganiseerd waarbij veertien vertegenwoordigers van Eton, Rugby, Harrow, Winchester en Shrewsburry aanwezig waren. Er werd echter geen definitieve overeenkomst bereikt over de regels. Dit was het gevolg van de scherpe concurrentiestrijd die er heerste tussen de aanhangers van de handling game 29 en de aanhangers van de kicking game30. Deze verschillen in traditie en sociale herkomst van de leerlingen verhinderden de ontwikkeling van een gestandaardiseerde voetbalvariant. Geen van beide groeperingen bezat voldoende invloed om de eigen variant aan de andere groep op te dringen. Op 26 oktober 1863 bespraken elf Londense clubs een serie regels. Op deze bijeenkomst werd de Football 29
Dit werd op de school in Rugby gespeeld. Bron: M. VAN BOTTENBERG, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten, Amsterdam, 1994, 84. 30 Dit werd beoefend door de voormalige leerlingen van de oude en respectabele scholen van Harrow, Eton en Winchester. Bron: M. VAN BOTTENBERG, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten, Amsterdam, 1994, 84.
39
Association opgericht. Tijdens de beslissende poging op 8 december 1863 om tot uniforme regels te komen, liepen de tegenstellingen zodanig op dat de voorstanders van de Rugbyvariant zich terugtrokken uit de net opgerichte Football Association. Het associationfootball week op een aantal punten af van het rugby: het stond minder lichamelijk contact toe, verbood balcontact met de handen, maakte gebruik van een ronde in plaats van een ovale bal en kende een andere doelvorm en puntentelling. Deze beslissing had tot gevolg dat er twee vormen van voetbal ontstonden, namelijk association-football en rugby. Ook na de vorming van de associatie bleven de regels flexibel. Het was echter niet zo dat men zich strikt aan de regels van deze associatie hield. Vlak voor elke wedstrijd sprak men de regels af aan dewelke ze zich moesten houden. De voetbalregels werden daardoor in 1863 op nationale schaal gestandaardiseerd. Dit zorgde voor een snelle verspreiding van de voetbalsport in tegenstelling tot de rugbysport. Het duurde nog tot 1871 voordat er ook een eenheid in de rugbyregels werd bereikt. Pas in dat jaar ontstond de Rugby Football Union. In 1877 sloot de Football Association een akkoord met een associatie uit Sheffield. Deze associatie was ontstaan in 1866 en haar regels vormden een rivaal van de pas opgerichte ‘F.A. rules’. Pas toen de twee associaties het met elkaar eens raakten over de spelregels stond het gezag van de Football Association niet meer ter discussie.31 Het aantal aangesloten clubs bij de Football Association nam fors toe na deze maatregel. 32 Deze ontwikkeling deed zich voor in een periode waarin zowel de mogelijkheid als de belangstelling onder de leden van de lagere middenklasse en arbeidersklasse toenam om deze sporten te beoefenen. Belangrijke stimulansen tot sportbeoefening waren de invoering van de vrije zaterdagnamiddag voor de meeste Engelse industriearbeiders, het verminderen van het aantal arbeidersuren en de uitbreiding van het spoorwegennetwerk. Een uitgebreid en door de overheid gesubsidieerd middelbaar schoolstelsel stimuleerde eveneens het sporten. Tegen het einde van de 19 e eeuw bestonden er in meerdere regio’s schoolsportcompetities. De oprichting van de F.A.-cup in 1871 zorgde voor de verdere verspreiding van het voetbal. Het knock-out systeem dat werd toegepast in deze competitie zorgde ervoor dat het ‘spelletje’ verder kon groeien. 33 In 1885 werd een nieuwe stap ondernomen die een essentieel keerpunt vormde in de evolutie van het voetbal. Er kwam een divisie voor amateurvoetbal en een voor het professionele voetbal. In 31
B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 85-100 en M. VAN BOTTENBERG, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten, Amsterdam, 1994, 82-85 en History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002. 32 In 1867 had de F.A. 10 leden, in 1871 50, in 1888 1.000 en 1905 10.000. Bron: B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 99. 33 M. VAN BOTTENBERG, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten, Amsterdam, 1994, 86 en History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002.
40
het midden van de jaren 1880 stelde William McGregor, de directeur van Aston Villa 34, voor om met de professionele clubs een serie van thuis- en uitwedstrijden te organiseren. Het ligasysteem werd in de late jaren 1880 in Engeland ingevoerd. Hierdoor werd er volgens een vast schema gevoetbald. Daardoor bleef het competitieve element, dat ook in de F.A.-cup aanwezig was, behouden. De ‘league’ versterkte de aantrekkingskracht van het voetbal enorm, zoveel zelfs dat het voor velen het brandpunt van hun bestaan werd. In de volgende jaren verrezen, door de toenemende populariteit van het spel, de stadions als paddenstoelen uit de grond. Na de harten en de geesten van de Britten te hebben veroverd, begon het voetbal eindelijk aan zijn verspreiding over de wereld. 35 De overname van het voetbal stond niet op zichzelf. Halverwege de 19e eeuw was Engeland koploper in economisch en politiek-militair opzicht in Europa. De industrialisering en de kolonisatie zorgden voor intense handelsrelaties over heel de wereld. Ten gevolge van het prestige dat Engeland als grootmacht kreeg, ontwikkelde zich buiten Engeland een algemene belangstelling voor de leefstijl van de hogere klasse in dit land. Er werd zelfs gesproken van anglomanie, een rage om Engelse modes, manieren, gebruiken, boeken en sporten over te nemen. Europa kreeg in de laatste 25 jaar van de 19e eeuw te maken met een ware invasie van Engelse sporten. Daarbij keek men op het vasteland aanvankelijk naar Engeland als leermeester. De Engelse sporten werden op het Europese vasteland overgenomen in de centra van modernisering, namelijk in de hoofd-, industrie- en universiteitssteden en de belangrijkste havens. In eerste instantie waren het Engelsen, die in het buitenland verbleven, die de voetbalsport exporteerden. Ondernemers, arbeiders, studenten, scheepslui, geestelijken,… zorgden voor de verspreiding van het voetbal op het einde van de 19e eeuw. De oprichting van de teams op het Europese vasteland was vaak een aangelegenheid van vermogende heren, die genoeg vrije tijd en een sportieve inborst hadden. Vaak waren het anglofielen. Aangezien de contacten tussen Britten en de inwoners van het Europese vasteland zich in de steden afspeelden, was het voetbal in Europa aanvankelijk een bezigheid van de in steden woonachtig gegoede middenstand. Vaak werden er clubs opgericht waar ook andere sporten werden beoefend. Cricket, atletiek, rugby en voetbal gingen hand in hand in deze beginperiode. Het voetbal op het einde van de 19 e eeuw had een uitgesproken elitair en Brits karakter. Het duurde een aantal jaren voordat de opgerichte clubs het anglofiele karakter achter zich lieten. Op het eind van de 19 e eeuw en het
34
Aston Villa is een voetbalclub uit Birmingham. B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 101-106 en History of football – The beautiful game deel 1: Origins and football cultures, DVD, Just Entertainment, 2002. 35
41
begin van de 20e eeuw ontstonden er overal ter wereld nationale voetbalbonden en competities naar Engels voorbeeld.36 Het begin van de twintigste eeuw De verspreiding van het voetbal van Groot-Brittannië over de wereld is de eerste fase van de modernisering die het voetbal doormaakte op het einde van de 19 e en het begin van de 20e eeuw. Het voetbal groeide fenomenaal voor 1914, en niet alleen in Groot-Brittannië, maar ook in West-Europa, Zuid-Amerika en andere plaatsen. De industrialisering drong in de 19 e en 20e eeuw overal ter wereld door en veranderde het patroon van de arbeidersklasse. 37 In het begin van de 20e eeuw nam het aantal voetbalclubs toe, maar de publieke belangstelling liet nog even op zich wachten. Het wielrennen en de atletieksport kregen de voorkeur op deze wintersport. Het voetbal paste zich aan de sociale en economische omstandigheden van de 20 e eeuw aan. De mensen werden mobieler en kregen meer vrije tijd. De tweede fase van de modernisering van het voetbal was de mondialisering die het voetbal doormaakte in de 20 e eeuw.38 Het ontstaan van de F.I.F.A.39 in 1904, de verspreiding van het voetbal via de Olympische Spelen, het ontstaan van de Mitropacup in 192740 en het eerste wereldkampioenschap voetbal in 1930 in Uruguay zorgden voor de verdere verspreiding en commercialisering van het voetbal.41
Hoofdstuk 2: Start van het voetbal in België De eerst kennismaking in Melle42 36
M. VAN BOTTENBERG, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten, Amsterdam, 1994, 140-142 en B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 121-122. 37 T. ARNOLD, ‘Rich man, poor man: economic arrangements in the Football League’, S. WAGG en J. WILLIAMS red., in British football and social change: getting into Europe, Leicester, 1991, 48-49. 38 F. CLERCK, Één eeuw voetbal ( De seizoenen; 32), Antwerpen, 1942, 14-17 en C. CRITCHER, Football since the war: a study in social change and popular culture ( University of Birmingham. Centre for contemporary cultural studies. Stencilled occasional papers), Birmingham, 1973, 15 en R. GIULIANOTTI, Football, a sociology of the game, Cambridge, 1999, 22-23. 39 De oprichters waren Frankrijk, Denemarken, Nederland, Spanje, Zweden, Zwitserland en België. Bron: B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 107-109. 40 De Mitropacup was een van de eerste Europese voetbalclubtoernooien. In 1927 werd de cup opgericht als bekercompetitie tussen de beste clubs van de landen van Midden-Europa. Voetbalclubs uit Bulgarije, Hongarije, Italië, Joegoslavië, Oostenrijk, Roemenië, Tsjecho-Slowakije en Zwitserland namen deel aan deze competitie. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mitropacup. 41 B. COHEN, De geschiedenis van het voetbal, Amsterdam, 1996, 107-109 en History of football – The beautiful game deel 2: Evolution and the European superpowers, DVD, Just Entertainment, 2002. 42 M. D’ HOKER e.a., Voor lichaam en geest: katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw (KADOC-studies 17), Leuven, 1994, 99-102 en 119-121 en R. NEIRYNCK, De scholen der Jozefieten, Xaverianen en Benediktijnen en de ontwikkeling van de voetbalsport in België (1863-1895), Onuitgegeven
42
De moderne sport, met het voetbal als koploper, is eigenlijk als een soort ‘corpus alienum’ in onze scholen binnengeslopen. Er lagen hoegenaamd geen pedagogische intenties aan de basis van dit niet meer te stoppen culturele infiltratieproces. Het waren Britse leerlingen, vooral katholieke Engelsen en Ieren die in de Belgische kostscholen hun inheemse vrienden met het sportvirus besmetten. Het college van Melle bij Gent wordt als bakermat aanschouwd van de voetbalsport in ons land.
Bron: J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 16.
Dit Jozefietencollege trok sinds zijn oprichting in 1837 een jeugdige elite aan. Het waren niet alleen de zonen van welgestelde Belgische industriëlen die hier studeerden. Het college trok ook vele buitenlandse studenten, waaronder Engelsen, Ieren en Amerikanen, aan. 43 Het eerste voetbal werd hier gespeeld op 26 oktober 1863, een week voor de oprichting van de F.A., toen de jonge Ier Cyril Bernard Morrogh door de poort van het Jozefietencollege stapte met een voetbal onder de arm. Cyril kwam uit een familie van beroepsmilitairen, waaronder het voetbal reeds vroeg een grote populariteit kende. Het is in dit milieu dat hij kennis maakte met de voetbalsport. Nog voor hij goed en wel het college binnen was, werd de bal hem afhandig gemaakt en begonnen de Engelse schooljongens dit rond te schoppen. De Belgische studenten volgden het voorbeeld en speelden het spel mee. De kleine Cyril kon zijn bal heroveren na enkele welgemikte vuistslagen maar was niettemin geschrokken. De volgende dag had een broeder op aanwijzingen van enkele Engelse jongens twee doelen gemaakt en kon er worden licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 1985, 57-59. 43 M. D’ HOKER e.a., Voor lichaam en geest: katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw (KADOC-studies 17), Leuven, 1994, 99.
43
gevoetbald. Opmerkelijk is dat het schoolbestuur zich tolerant opstelde tegenover deze ontspanningsvorm. Het spektakel lokte zelfs toeschouwers uit de omgeving. 44 De bal was letterlijk aan het rollen gegaan en de invasie van de voetbalsport op de schoolspeelplaatsen was niet meer te stoppen. Deze sporttak had zelfs de jaren nadien een bijzondere pedagogische plaats verworven in de scholen van de Jozefieten en werd als waar apostolaat gepropageerd in de geest van de Engelse public schooltraditie. Voetbalsport was in hun ogen een leerschool voor wilskracht, inzet en fair play. De progressieve priesters ijverden enthousiast voor een lichamelijke en gezonde jeugd en moesten daarvoor optornen tegen conservatieve confraters, die in de ‘anglomanie’ der voetballers een gevaarlijke bedreiging zagen voor de zielenheil van de Vlaamse jeugd. 45 Een man die hierbij zeker niet over het hoofd mag gezien worden is de bekende priester en dichter Guido Gezelle. In de marge van het doctoraatsonderzoek van Pascal Delheye 46 kwam aan het licht dat Guido Gezelle wellicht een van de eersten is geweest die voetbal heeft gespeeld op Belgische bodem. Hij zou al in 1849 gevoetbald hebben in het Klein Seminarie van Roeselare, waar een grote kolonie Engelse leerlingen huisde. Samen met collega Joseph Algar was Gezelle als anglofiel zodanig begeesterd door de nieuwe Engelse pedagogiek van Thomas Arnold, hoofd van de Public School in Rugby, dat hij die zowel te Roeselare als in Brugge wou toepassen. Dankzij progressieve priesters zoals Guido Gezelle ontwikkelde het voetbal zich tot een morele plicht.47 Het was goed voor het lichaam, het ontspande de geest en hield de leerlingen weg van het andere ‘moderne kwalen’. Deze sport maakte het muffe leven in de school een stuk draaglijker en de beste voetballer genoot er minstens evenveel aanzien als de ‘primus perpetuus’. Het college van Melle was uiteraard niet de enige plaats in België waar Engelse leerlingen school liepen. Het was wel het college waar er voor het eerst systematisch werd gevoetbald. Het fungeerde voor een stuk als bakermat voor de verspreiding van het voetbal in België, aangezien het college van Melle een soort kostschool was waar jongeren van over heel België school liepen. Mensen als Emile Seeldrayers, wiens zoon later een belangrijke rol zou spelen in de U.B.S.S.A. en in de F.I.F.A., en Joseph d’Oultremont, voorzitter van de U.B.S.S.A. tussen 1924 en 1929, liepen er school. In de staatsscholen daarentegen kreeg de 44
J. FRAIPONTS en D. WILLOCX, Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906, Antwerpen, 2003, 7-8. 45 M. D’ HOKER e.a., Voor lichaam en geest: katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw (KADOC-studies 17), Leuven, 1994, 101. 46 P. DELHEYE, Struggling for gymnastics. The scientisation and institutionalisation of physical education in Belgium (1830-1914), Onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 2005. 47 D. VANYSACKER, ‘FCB olé olé: De geschiedenis van Club Brugge tot aan de Tweede Wereldoorlog’, Sportimonium, 3-4 (2007), 70-71.
44
lichamelijke opvoeding ‘voor allen’ een plaats toebedeeld binnen het lessenrooster, maar de schoolsport en ook de voetbalsport werd nooit zo stevig uitgebouwd als in de katholieke colleges. Toch kan men concluderen dat de voetbalsport in de colleges en de staatsscholen de basis vormde voor de voetbalsport in ons land. De Engelse aanwezigheid48 Ook buiten de schoolwereld begon de voetbalsport zich te organiseren. Hier kon men een aantal kernen onderscheiden waarin het voetbal vanaf de jaren 1870 veruit tegelijk begon te bloeien, met name in Antwerpen, Brussel, Luik, Brugge en Gent. In deze vijf steden was er een sterke Engelse aanwezigheid, die bovendien vrij goed geïntegreerd was. In Antwerpen was die aanwezigheid er vanwege de uitbouw van de haven en vanwege de centrumfunctie van de stad. In Brussel speelde vooral die laatste factor een doorslaggevende rol. In Luik waren het vooral de werknemers van Cockerill die het voetbal in de stad introduceerden en ten slotte in Oost - en West-Vlaanderen was het de linnenindustrie die een aantrekkingspool was voor Britten, met Brugge en Gent als voornaamste centra. De Engelse inwoners in België genoten vaak een vrij groot aanzien. Het waren veelal mensen van betere komaf of mensen met hoge opleidingen zoals ingenieurs of hogere officieren. Gezien de algemene bewondering en sympathie voor Engeland is het niet verwonderlijk dat deze Britse onderdanen zich snel konden integreren in de plaatselijke ‘high society’. De Belgische elite nam de Engelse ontspanningsvormen over. Op het gebied van sport waren atletiek, roeien, cricket en gymnastiek populaire vormen van sportieve ontspanning. Voetbal nam pas later een prominente positie in, aangezien het in 1870 nog in haar kinderschoenen stond. Ondanks het bestaan van verschillende Engelse colleges, bijvoorbeeld in Brugge en Brussel, stuurden veel Engelsen hun kinderen ook naar gewone Belgische scholen. Zowel de colleges als de athenea telden Britse leerlingen. Het waren die scholen die, net zoals in Engeland, de eerste voetballers voortbrachten. Het waren de afgestudeerde leerlingen van deze colleges en athenea die de eerste voetbalclubs in ons land opstartten.
Het ontstaan van de eerste Belgische voetbalclubs49 48
T. OSTYN, "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2005, 26-27. 49 M. D’ HOKER e.a., Voor lichaam en geest: katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw (KADOC-studies 17), Leuven, 1994, 103 en T. OSTYN, "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2005, 27-30 en R. NEIRYNCK, De scholen der Jozefieten, Xaverianen en Benediktijnen en de ontwikkeling van de voetbalsport in België (1863-1895), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 1985, 10-13.
45
Antwerp Football Club was de allereerste voetbalclub in ons land. Over de juiste stichtingsdatum bestaat nog steeds geen consensus. Maar algemeen wordt 1880 als datum van ontstaan genomen. Over het juiste verloop van de stichting van Antwerp Football Club kom ik later nog terug. Daring Football Club de Bruxelles werd op 2 mei 1895 opgericht door een stel 15-jarigen in het café ‘Au Tivoli’ aan het Simonisplein te Koekelberg en kreeg stamnummer twee. Ze speelden hun wedstrijden op de vlakte van Koekelberg. Daring groeide met Racing Club de Bruxelles en Union Saint-Gilloise uit tot de meest invloedrijke Brusselse clubs van de eerste generatie. Daring was van in het begin een club met een zeer volkse aanhang en stond in contrast met de meer elitaire clubs als Racing Club de Bruxelles en ook later Union SaintGilloise. Een vergelijkbare rol met die van het college in Melle, speelde de school van de Xaverianen te Brugge voor de verspreiding van de voetbalsport in West-Vlaanderen en omstreken. Reeds in 1890 werd in die stad de Brugsche Football Club opgericht. Door een fusie met de failliete Football Club Brugeois ontstond in 1897 Football Club Brugge. De club speelde verder onder stamnummer drie.50 Football Club Liégeois werd in de herfst van 1892 opgericht als een afdeling van Liége Cyclist’s Union, met de bedoeling dat de leden zich in de winter met voetbal in conditie konden houden. De club kreeg het stamnummer vier van de U.B.S.S.A.. Ze rekruteerde haar spelers vooral uit leerlingen en oud-studenten van het Koninklijk Atheneum. De club werkte haar wedstrijden en trainingen af op het middenplein van de vélodroom waar de wielerclub zijn thuishaven had. Op 11 februari 1893 werd de Leopold Football Club opgericht door Albert de Bassompierre. Het stamnummer vijf, genoemd naar het Leopoldpark alwaar deze club haar activiteiten hield, groeide uit tot de club van de Brusselse aristocratie en hoge burgerij, zeker na de toevoeging van een tennisafdeling. Racing Club de Bruxelles was reeds in 1891 opgericht als atletiekclub, met als thuisbasis de vlakte van Koekelberg. In 1894 werd die club met een voetbalafdeling, Racing Football Club uitgebreid. Ze kreeg stamnummer zes van de U.B.S.S.A.. De vereniging Association Athlétique La Gantoise werd gesticht in 1864. Ze begon als een turnclub, maar kort daarna breidde de vereniging haar activiteiten uit met atletiek, boksen, zwemmen, wielrennen, waterpolo, cricket, schermen, hockey, tennis en 'jeu de Paumes' (Baskisch kaatsen). Voetbal kwam daar pas bij in de zomer van 1900, toen enkele leerlingen van het College van Melle zich aandienden met de vraag om ook voetbal in de multisportvereniging op te nemen. Bij de oprichting van de U.B.S.S.A. stuurde de club een afgevaardigde naar de besprekingen. Zonder 50
Voor een uitgebreide beschrijving van de stichtingsgeschiedenis van Club Brugge zie het eindwerk van Thijs Ostyn "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919) en D. VANYSACKER, ‘FCB olé olé: De geschiedenis van Club Brugge tot aan de Tweede Wereldoorlog’, Sportimonium, 3-4 (2007), 70-82.
46
over een voetbalafdeling te beschikken kreeg de club zo toch het stamnummer zeven toegewezen. Royal Cercle Sportif Verviétois kende een gelijklopende geschiedenis als Association Athlétique Gent. Zij waren ook aanwezig tijdens de besprekingen voor de vorming van de U.B.S.S.A., maar hadden officieel nog geen voetbalafdeling. Doordat zij aanwezig waren op de vergadering kregen zij het stamnummer acht toegewezen. Officieel werd de voetbalafdeling pas opgericht in 1896. Football Club Dolhain werd in 1896 opgericht door een Engelse textielingenieur en kreeg stamnummer negen. Union Saint-Gilloise werd opgericht op 1 november 1897 in het Sint-Michielscollege in Sint-Gillis en kreeg stamnummer tien toegewezen. Het droeg aanvankelijk de kleuren zwart en wit, maar na een jaar nam men echter de kleuren van de gemeente Sint-Gillis, blauw en geel, over. Union werd de grootste club voor de Tweede Wereldoorlog, met 11 landstitels 51 in het totaal. Hoewel Union aanvankelijk een vrij volkse aanhang had, werd het na de Eerste Wereldoorlog meer en meer een club van het establishment, zeker na de neergang van Léopold Club. Ontstaan van de Belgische voetbalbond52 Vooraleer men tot de oprichting van de voetbalbond in 1895 overging, waren er al enkele vruchteloze pogingen ondernomen. In november 1892 werd er te Brussel een vergadering gepland over de oprichting van een ‘Association Football League for Belgium’. De belangstelling voor het project was gering, enkel Antwerp F.C. reageerde. Waarschijnlijk ging het voorstel uit van de Engelse Brusselaars van Brussels F.C.. Het feit dat enkel het anglofiele Antwerp F.C. reageerde, versterkt dit vermoeden. Ondanks het gebrek aan een centraal orgaan aanvaardden de meeste clubs in januari 1893 de ‘Association Rules’, door middel van een mondelinge overeenkomst. Die aanvaarding zou het wedstrijdverloop tussen onderlinge matchen vergemakkelijken. Deze positieve evolutie gaf de heren Sommers en De Behr de moed om terug een poging te wagen om een voetbalbond op poten te zetten. In februari 1893 werd wederom te Brussel een bijeenkomst ingelegd om die zaak te bespreken. De eerste reacties hierop was positief. Men overwoog een competitie te organiseren voor het seizoen 1893-1894. Er werden echter geen concrete afspraken gemaakt waardoor het project verwaterde. In maart 1893 werd er een nieuwe poging ondernomen, maar deze viel ook negatief uit. In januari 1894 werd door de schatbewaarder van Brussels Football Aliance, 51
Ze behaalde titels in 1904, 1905, 1906, 1907, 1909, 1910, 1913, 1923, 1933, 1934 en 1935. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_klasse_(voetbal_Belgi%C3%AB). 52 V. BOIN en P. DAXHELET, Het gulden jubileumboek van de K.B.V.B. 1895-1945 / Geschiedenis van de voetbalsport in België en in Belgisch Kongo, Brussel, s.d., 306 en F. COLIN, Eeuwige amateurs: beschouwingen bij 100 jaar voetbal in België, Antwerpen, 1995, 10-11 en T. OSTYN, "Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin": geschiedenis van Club Brugge (1891-1919), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2005,30-31 en L. CROLLEY en V. DUKE, Football, nationality and the state, Harlow, 1996, 51.
47
Frédéric Agniez, het voorstel gelanceerd om een federatie van Belgische voetbalclubs op te richten, met als doel de organisatie van internationale wedstrijden. Bij de start van het seizoen 1894-1895 waren het opnieuw Sommers en De Behr die probeerden een bond te stichten. Ze nodigden enkele Engelse clubs uit en vroegen die laatsten om steun. Het mocht niet baten. Ook Frédéric Agniez kwam in december 1894 weer op de proppen, maar zijn plannen werden opgedoekt. ‘De aanhouder wint’ zei ook in 1895 het spreekwoord. Agniez kreeg een voorstel tot oprichting van een algemene sportbond op vraag van twee atleten Etienne De Ré en Louis Roy op 27 januari 1895. Op 17 maart werd er een vergadering ingericht in Hotel Royal Nord in Brussel. Daar werd de ‘Féderation Belge des Sociétés de Courses à Pied et des Sports Athlétiques’ opgericht. Een tweede vergadering op 16 juni stelde een onderzoekscommissie aan met de opdracht om algemene reglementen op te stellen. Deze reglementen werden goedgekeurd op de vergadering van 7 juli. Op diezelfde vergadering werd een voorlopig comité vastgelegd. Op 4 augustus 1895 kwamen de vertegenwoordigers, op uitnodiging van Louis Mühlinghausen de secretaris van Racing Club de Bruxelles, van vijf clubs bij elkaar in een brouwerij aan de Brusselse Wolvengracht waar de definitieve en officiële stichtingsvergadering werd gehouden. De Gentse Atletiekvereniging La Gantoise ontmoette er de Brusselse verenigingen Racing Club de Bruxelles, Sporting Club de Bruxelles, Athletic and Running Club de Bruxelles en Football Club Union Ixelles. Op 1 september 1895 had in café Le Coq Tourné in de Naamsestraat in Brussel een eerste algemene vergadering plaats waar tien clubs53 aan deelnamen. Deze clubs stichtten de ‘Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques’. Deze Franstalige ‘unie’ was een multisportfederatie die zich met wielrennen, cricket, atletiek en voetbal bezighield. Later sloten onder meer roeiers en tennisspelers zich ook aan. Louis Mühlinghausen, Louis Deschrijver en Rodolphe William Seeldrayers werden belast met het opstellen van de statuten naar het voorbeeld van de Franse bond en de ‘Féderation des Courses à pied et des Sports Athlétiques’. Voorzitter van het overkoepelende orgaan werd Paul Hanssens. Louis Mühlinghausen werd algemeen secretaris, Rodolphe William Seeldrayers werd penningmeester. De eerste voorzitter van de sectie voetbal was baron Edouard de Laveleye. Hij was een industrieel ingenieur en speelde ook bij de clubs F.C. Liègeois en Léopold Club de Bruxelles. In augustus 1912 ging het voetbal zijn eigen weg onder de benaming Union Belge des Sociétés de Football Association. In deze periode was de taal van de administratie het Frans en de voetbalregels werden ook in het Frans verspreid. Een 53
Deze clubs waren Antwerp Football Club, Association Athlétique Gantoise, Athletic and Running Club, Football Club Brugge, Football Club Liègeois, Léopold Club Brussel, Racing Club de Bruxelles, Sporting Club de Bruxelles, Football Club Union Ixelles en Verviers Football Club. Bron: F. COLIN, Eeuwige amateurs: beschouwingen bij 100 jaar voetbal in België, Antwerpen, 1995, 10 en F. RAES, De geschiedenis van het Belgisch voetbal, DVD, VRT/Paradiso/Hot town, 2008.
48
jaar later kreeg de unie echter wel een Nederlandstalige naam, namelijk de Belgische Voetbalbond. De eerste competitie In 1894 werd een eerste, officieuze competitie georganiseerd. Zeven clubs namen deel aan deze competitie: Léopold Club de Bruxelles, Football Club Brugeois, Racing Club de Bruxelles, Brussels Football Association, Football Club Liègeois, Ixelles Sporting Club en Antwerp Football Club. Deze laatste club won deze competitie. Voor de start van het seizoen 1895-1896 werd op eerste algemene vergadering van 1 september 1895 van de U.B.S.S.A. gediscussieerd over de formule van een eerste officiële competitie. Men twijfelde tussen een competitie met rechtstreekse uitschakeling zoals de F.A.-cup of een leaguesysteem dat ook actief was in Engeland. Men koos voor de tweede idee. Op de eerste werkvergadering van de bond, op 2 november 1895, werden de praktische zaken in verband met het kampioenschap geregeld. Football Club Liègeois, Antwerp Football Club, Football Club Brugeois, Racing Club de Bruxelles, Léopold Club Brussel, Football Club Union Ixelles en Sporting Club de Bruxelles namen deel aan de eerste competitie die in het seizoen 1895-1896 werd afgewerkt. Antwerp Football Club kreeg de eer om op 10 november 1895 de allereerste wedstrijd te organiseren. Het won de allereerste wedstrijd tegen Sporting Club de Bruxelles. De eerste landstitel ging echter naar Football Club Liègeois. 54 Maar toch kende het voetbal een moeizame start in België. De belangstelling was miniem, de terreinen waren ondermaats, het ‘gewone’ volk kon de kosten voor de uitrusting niet opbrengen,… De voetbalsport circa 1895 was een elitaire sport die bijna uitsluitend werd beoefend door mannen uit de gegoede Engelse families en de Franstalige elite.55
54
F. CLERCK, Één eeuw voetbal ( De seizoenen; 32), Antwerpen, 1942, 88-89 en F. COLIN en L. MULLER, De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002, 11 en B. DEPS en H. GULDEMONT, 100 jaar voetbal in België 1895-1995, Roeselare, 1995, 94. 55 L. CROLLEY en V. DUKE, Football, nationality and the state, Harlow, 1996, 60 en M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 345.
49
Deel 1: Korte voorgeschiedenis van Royal Antwerp Football Club (18801938) In dit tweede deel wordt kort de geschiedenis van de club tussen 1880 en 1938 gegeven zodat de rest van de verhandeling beter kan worden geplaatst. Hoofdstuk 1: De pioniersjaren (1880-1895)56 Het voetbal in de colleges droeg bij tot de verspreiding en populariteit van het voetbal in Antwerpen, maar er was nog een tweede factor die van belang was. De haven bracht de Sinjoren ook in contact met het voetbal. De vele scheepslui en havenarbeiders lagen samen met de studenten aan de basis van het voetbal in Antwerpen. 57 Het was duidelijk dat Antwerp Football Club werd opgericht door Britten die in deze stad verbleven. De meningen over de juiste stichtingsdatum van Antwerp Football Club zijn echter verdeeld. Volgens René Mariën ontstond de club in juli 1880 in de Taverne Alsacienne (op de Groenplaats) naar aanleiding van de Engelse bekerfinale tussen Clapham Rovers en Oxford University. 58 Jean Fraiponts en Dirk Willocx, die de ontstaansgeschiedenis van de Great Old heel nauwgezet hebben onderzocht, tonen aan dat de club ontstaan is vanuit Antwerp Athletic Club, waarvan de eerste vermelding dateert uit 1882. Zij baseerden zich op een aankondiging van een algemene vergadering in een Brusselse krant.59 Marijke Den Hollander beweert op basis van verslagen van de gemeentefeesten van de stad Antwerpen dat 1887 het stichtingsjaar is van Antwerp F.C.. De oudste primaire bron die zij in handen kreeg dateerde uit 1887. In dat jaar zouden de spelers voor het eerst als ‘Antwerp Football Club’ naar buiten zijn getreden. Volgens het jaarboekje van de Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques uit 1901 zou Antwerp F.C. in 1890 zijn gesticht. Drie jaar later was dit veranderd in 1880. De verwarring rond de juiste stichtingsdatum is te verklaren door het feit dat ‘Antwerp Football Club’ ontstond in de schoot van Antwerp Athletic Club waardoor er nooit een officiële stichtingsvergadering werd gehouden.60 Algemeen wordt 1880 als stichtingsjaar aangenomen. Het bestuur en het elftal bestonden in de periode 1880-1890 enkel uit Britten. Dit was niet alleen het geval bij Antwerp F.C.. Ook de andere clubs, die in deze periode ontstonden, bestonden uit een meerderheid van leden van Engelse oorsprong. In de beginjaren legde de club zich vooral toe op het beoefenen 56
J. FRAIPONTS, en D. WILLOCX, Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906, Antwerpen, 2003, 9-15 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 10-15 en B. DEPS en H. GULDEMONT, 100 jaar voetbal in België 1895-1995, Roeselare, 1995, 94 en H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 11. 57 F. RAES, De geschiedenis van het Belgisch voetbal, DVD, VRT/Paradiso/Hot town, 2008. 58 R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 11. 59 J. FRAIPONTS, en D. WILLOCX, Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906, Antwerpen, 2003, 9. 60 M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 136-137.
50
van het ‘cricket’ en het ‘football’ zodat de officiële naam van de club ‘Antwerp Football and Cricket Club’ was.61 Van deze eerste tien jaren is weinig gekend over de activiteiten van de club. Verschillende sporten werden in onderlinge trainingen en partijtjes beoefend, af en toe afgewisseld met een ‘echte’ wedstrijd tegen een of andere schipsbemanning waarvan de boot in Antwerpen verbleef. Er werden ook regelmatig wedstrijden tegen verschillende collegeploegen uit België gespeeld. Het eerste speelveld bevond zich op het ‘Wilrycksche Plein’. Dit plein was vooral gekend als militair oefenveld en functioneerde dus niet als permanente thuishaven van de vereniging. Dit zorgde voor enkele ongemakkelijkheden voor de club. Telkens als er een wedstrijd werd gespeeld, moest men een uur voor de aftrap het speelveld in gereedheid brengen en een uur na de wedstrijd moest alles weer worden verwijderd. Bij gebrek aan tegenstanders was het aantal sportieve ontmoetingen van Antwerp F.C. in de beginperiode beperkt.62 Het allereerste internationaal contact werd op 30 maart 1890 gelegd wanneer de voetbalvereniging haar eerste wedstrijd in voetbalverband speelde in Rotterdam tegen het plaatselijk Concordia F.C.. Deze wedstrijd lag aan de basis van de vele ontmoetingen die nog plaatsvonden tussen Belgische en Nederlandse voetbalclubs. Met uitzondering van de wedstrijd tegen Concordia F.C. dateerden de eerste wedstrijdgegevens pas uit het seizoen 1892-1893. In het begin van de jaren 1890 kwamen de eerste Belgische spelers terecht bij Antwerp F.C.. De leerlingen van het Antwerpse Atheneum werden geïnspireerd door de activiteiten die plaatsvonden op het Wilrijkse Plein. Deze richtten een voetbalclub op genaamd: ‘Cercle d’Agrément’. Op 8 mei 1892 werd de club gereorganiseerd. De oude ‘Antwerp Ahtletic Club’ werd ontbonden waardoor de vereniging een naamsverandering doormaakte. De nieuwe clubnaam ‘Antwerp Cricket, Football and Lawn Tennis Club’ dekte veel beter de lading van sportactiviteiten die door de jonge vereniging aan haar leden werd aangeboden. De sectie ‘Antwerp Football Club’ hield zich hoofdzakelijk bezig met de organisatie van rugby en football association. Elke afdeling binnen deze associatie had zijn bestuur zodat er drie afzonderlijke besturen waren in de vereniging. In maart 1894 riep Herbert Debenham63 een ‘fusievergadering’ bijeen. Hij stelde voor dat voortaan slechts een overkoepelende voorzitter zou worden gekozen samen met een bestuurscomité bestaande uit negen personen, waaronder drie van de cricketafdeling, drie van 61
K. LUYCKX, Een eeuw sport in Antwerpen, Antwerpen, 1985, 9-10 en J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 18. 62 J. FRAIPONTS, en D. WILLOCX, Kroniek van het Belgisch voetbal 1: Pioniers en Rode Duivels 1863-1906, Antwerpen, 2003, 9. 63 Herbert Debenham was voorzitter tijdens het seizoen 1893-1894. Het volgende kampioenschap stond hij zijn stoel af aan Lewis Potter. Debenham was in Antwerpen agent van enkele trans-Atlantische scheepvaartlijnen als Anchor Line en Canadian Pacific. Bron: http://www.rafcmuseum.be/clubhistoriek/voorzitters.php.
51
de footballafdeling en drie van de tennisafdeling. De drijfveer van Debenham was tweeledig. Enerzijds was het terrein dat hij huurde veel te groot voor enkel de voetbalafdeling en anderzijds kon hij met het gezamenlijke lidgeld van de drie verenigingen het gehuurde terrein verder verfraaien.64 In het najaar van 1893 verhuisde Antwerp F.C. naar de wijk Zurenborg die gelegen was tussen een landweg die later de Cogels-Osylei zou worden, de Generaal van Merlenstraat en de Transvaalstraat. Dit stuk grond behoorde toe aan de ‘Société Anonyme pour La Construction de Maisons bourgeoises’ en werd voor een periode van drie jaar gehuurd. Op 3 december 1893 werden de nieuwe installaties op dit terrein ingehuldigd met een wedstrijd tegen Victoria Cricket and Football Club uit Rotterdam. Ter gelegenheid van deze plechtige opening vroeg men voor de eerste keer in België inkomgeld, namelijk 50 centiemen. De recette van de wedstrijd werd gebruikt om de kosten voor de verdere aanleg van terreinen te financieren. In het midden van de jaren 1890 verlieten steeds meer Engelse spelers de club om terug te keren naar hun moederland. De clubleiders beseften dat deze spelers moesten worden vervangen en daardoor schonken ze meer aandacht aan de lokale jeugd. De ‘Cercle d’Agrément’ werd omgevormd tot ‘Antwerp Junior Football Club’ en functioneerde als een reserveploeg. Tijdens het seizoen 1894-1895 was er voor het eerst sprake van een officieuze competitie tussen de verschillende Belgische voetbalploegen. Antwerp F.C. won deze officieuze competitie. 65 Er werden sporadisch ook nog oefenwedstrijden tegen Engelse en Nederlandse ploegen gespeeld. Opmerkelijk is dat in Antwerpen deze internationale ontmoetingen de nationale competitie vooraf gingen. Begin november 1895 werd duidelijk welke voorwaarden in acht moesten worden genomen om aan het eerste officiële kampioenschap te kunnen deelnemen. Antwerp F.C. besefte dat het noodzakelijk was om Antwerp Junior F.C. op te slorpen. Voor de pas opgerichte sportbond U.B.S.S.A. waren beide teams immers twee aparte verenigingen, wat in competitieverband erop neerkwam dat de spelers niet mochten wisselen van team zoals men ervoor deed. In datzelfde jaar kreeg Antwerp F.C. ook het stamnummer 1 toegewezen zodat ze officieel als oudste club van het land werd erkend. In oktober 1895 waren er grote zorgen voor het bestuur van Antwerp F.C.. Enkele weken voor de start van het eerste kampioenschap moest men opnieuw op zoek naar een ander terrein. Dankzij de goede contacten met het wielermilieu en Emile van Migem, medestichter van de ‘Antwerp Bicycle Club’ en directeur van ‘La Société 64
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 10-13 en W. VOET en D. WILLOCX, ‘Speciale uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van Royal Antwerp F.C.’, Antwerp Clubblad, (2005), 6-7 en M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 138. 65 Antwerp F.C., Brussels Football Association, F.C. Liégeois, Racing Club de Bruxelles, F.C. Brugeois, Léopold Club de Bruxelles en Ixelles Sporting Club maakte deel uit van deze officieuze competitie Bron: M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 140.
52
Anonyme du Vélodrome d'Anvers’, kon Antwerp F.C. voortaan beschikken over een terrein dat grensde aan de Velodroom van Zurenborg (nu de Generaal Capiaumontstraat). 66 Het stond vast dat de club vlak voor de aanvang van het eerste officiële kampioenschap als de grootste titelkandidaat werd beschouwd. Antwerp F.C. ontving, in zwart-gele uitrusting, op 10 november 1895 Sporting Club de Bruxelles. De club sloot haar allereerste officiële wedstrijd af met een 8-0 overwinning. Toch kon Antwerp F.C. de verwachtingen niet inlossen en moest het de titel laten aan F.C. Liégeois. Dit was de officiële start van het voetbal in België. Hoofdstuk 2: De eerste crisis: het ontstaan van Beerschot (1895-1914) Doordat Antwerp F.C. nieuwe jonge Belgische spelers begon aan te werven verloor het in enkele jaren tijd haar exclusief Britse karakter. De voetbalclub nam vanaf het seizoen 18961897 ook haar rood-witte uitrusting aan die het tot op heden heeft behouden. Sinds de start van de competitie in 1895 tot in 1904 behoorde de club tot de top vijf van het klassement. In het kampioenschap 1899-1900 streed Antwerp F.C. mee voor de titel en eindigde het met gelijke punten als Racing Club de Bruxelles. Een testwedstrijd op 8 april in Leuven werd in het voordeel van Racing Club de Bruxelles beslecht. In de vooroorlogse periode waren het vooral Racing Club de Bruxelles, F.C. Liégeois en Union Saint-Gilloise die met de titel aan de haal gingen. Eenmaal werd Cercle Brugge ook kampioen. 67 Tussen 1897 en 1903 speelde Antwerp F.C. in het midden van de Velodroom van Zurenborg. Hun vroeger speelveld moest plaatsruimen voor de aanleg van de Waterloo- en Generaal Van Merlenstraat. Mogelijk betekende deze verhuis het voorlopige einde van de tennisactiviteit. Hoewel de wielrenners en het publiek weinig interesse toonden voor het voetbal bleef Antwerp F.C. steun krijgen van de velodroombestuurders Emile de Beukelaer, Emile Van Migem, Fernand Collignon en Léon Février. Fernand Collignon was correspondent van het liberaal Antwerps dagblad ‘Le Matin’ dat vanaf 1894 verscheen. Zijn medewerker Léon Février zorgde wekelijks voor enkele regeltjes voetbalverslaggeving. Slechts langzaam nam de belangstelling voor het voetbal toe. 68 Rond de eeuwwisseling kreeg Antwerp F.C. voor de eerste keer te kampen met een crisis.
66
http://www.rafcmuseum.be/stadions/stadionhist.php#naastvelodroom. H. SCHEPERS. en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 164-168. 68 M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 140-141 en Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek, 60 en R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 12. 67
53
Albert Grisar (°1881-†1958) als doelman van Antwerp F.C tijdens het seizoen 1899-1900. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=G.
Albert Grisar trok naar de pas opgerichte concurrent Beerschot A.C. en nam op een speler na het volledige eerste elftal mee. Er was niet enkel een verschil in uitstraling tussen beide clubs, maar ze hadden ook een ander sociaal profiel. Door de massale leegloop richting het Kiel werd het bestaan van Antwerp F.C. plots ernstig bedreigd. Het bestuur dat nog in belangrijke mate in Engelse handen was gebleven gaf er de brui aan. Enkele jeugdige achterblijvers sloegen echter de handen in elkaar en zorgden dat de oudste voetbalclub van het land een tweede leven kreeg. Het bestuur was voortaan volledig in handen van Belgen en daardoor verloor de club voorgoed haar Britse stempel. Antwerp F.C. kreeg vanaf nu een nieuw gezicht.69 Het voorzitterschap van Antwerp F.C. werd toevertrouwd aan Oscar Molkau 70, de zeventienjarige Jules Lecomte nam de taak van secretaris op zich en Carl Boks werd in 1901 de penningmeester. Tijdens het seizoen 1900-1901 kon men onmogelijk deelnemen aan de competitie in eerste afdeling71. Men besloot onder leiding van de enige overgebleven speler René (Jim) Moreels een nieuwe ploeg samen te stellen. Deze werd klaar gestoomd voor het seizoen 1901-1902. Deze eerste crisis lag aan de basis van de rivaliteit tussen Beerschot A.C. en Antwerp F.C.. Hier kom ik later in de verhandeling nog op terug. De derby’s tussen deze twee ploegen, waarvan de eerste reeds plaatsvond op 30 september 1900, werden topdagen 69
M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 349 en 354. Oscar Molkau was voorzitter van 1900 tot 1906. Bron: http://www.rafcmuseum.be/clubhistoriek/voorzitters.php. 71 De hoogste afdeling werd toen nog eerste afdeling of klasse genoemd. In 1927 zou ze van naam veranderen in eredivisie of ereafdeling. De eerste afdeling werd de klasse juist onder de eredivisie. Deze eredivisie bestond uit twee reeksen. Bron: T. GARDIN, "Blauw-Zwart", een vaste waarde in het Belgisch voetballandschap: de geschiedenis van Club Brugge (1939-1950), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2007, 82. 70
54
voor het voetbal in Antwerpen. De rivaliteit tussen de beide clubs droeg veel bij tot de populariteit en de opgang van de voetbalsport in Antwerpen. 72 In het seizoen 1901-1902 maakte Antwerp F.C. zijn rentree in de eerste afdeling. Jean Robyns keerde terug van Beerschot A.C. en speelde samen met zijn broers Gustave, Albert, Adolphe en Paul een centrale rol in het verdere bestaan van de club.73 In de rand van de gewone competitie organiseerde Antwerp F.C. met Pasen in 1903 een internationaal toernooi. Op 11, 12 en 13 april vonden op het plein in de Velodroom Zurenborg wedstrijden plaats tussen de Parijse club St. Mandé, London F.C. en Antwerp F.C. Dit internationaal toernooi vormde de basis van de latere Maas- en Scheldebekers en paastoernooien die samen met Beerschot A.C. werden georganiseerd. In deze organisaties werd de kiem gelegd van de Entente Anversoise. 74 In het seizoen 1902-1903 moest men de velodroom van Zurenborg definitief verlaten. Na een periode van zoeken vond clublid Alfred Verdyck75 een geschikt terrein aan de Kruisstraat niet ver van het Wilrijkse Plein. Dit was gelegen in de wijk het Kiel. De eigenaar was bereid zijn bouwgrond voor een periode van zes jaar te verhuren. Er werd een houten barak opgetrokken die dienst deed als kleedkamer en berghok. Men kon bovendien gebruik maken van de eerste verdieping van een nabijgelegen café. De interesse voor het voetbal nam toe en een gewone wedstrijd bracht twee- à driehonderd mensen op been die er 25 centiem voor over hadden. De Kruisstraat werd van bij het begin beschouwd als een tussenetappe in afwachting van een eigen stadion. Na afloop van het huurcontract in de Kruisstraat verhuisde Antwerp F.C. naar de Broodstraat eveneens op het Kiel. Voor het eerst in zijn bestaan was de club ook eigenaar van zijn speelterrein. Het kapitaal voor deze onderneming werd door wielerpionier Emile Van Migem, F. Robyns, Jean Nagel, Oscar Molkau, Jules Lecomte en Jean Robyns bijeengebracht. Het nieuwe terrein werd op 27 september 1908 met een vriendenwedstrijd tegen Sparta 72
F. COLIN en L. MULLER, De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002, 54 en 62 en M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 141-142 en K. LUYCKX, Een eeuw sport in Antwerpen, Antwerpen, 1985, 19-21. 73 M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 142 en Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek, 61-64. 74 M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 150-151. 75 Alfred Verdyck (°1882-†1964) was doelman van Antwerp F.C. tussen 1899 en 1910. Daarna voegde hij zich toe tot het bestuur van Antwerp F.C. waar hij achtereenvolgens adjunct-secretaris, schatbewaarder en secretaris werd. Later werd hij ook nog voorzitter van 1926 tot 1927. Alfred Verdyck was ook de ‘trainer’ van de club van 1919 tot 1930. Maar hij liet zich opmerken als een vernieuwende organisator. Op 27 februari 1911 werd hij unaniem verkozen tot Algemeen Secretaris van de Belgische Voetbalbond. Hij vervulde ook nog andere taken bij de bond waaronder: scheidsrechter, lid van de Commissie voor Speelvelden, Secretaris van de Voetbalcommissie en Voorzitter van het Selectiecomité. Naast zijn Bonds- en Antwerpcarrière was hij onder meer nog Algemeen Secretaris bij het Nationaal Comité voor Lichamelijke Opvoeding, het Belgisch Olympisch Comité en het organisatiecomité rond de Olympische Spelen van 1920. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 32 en http://www.rafcmuseum.be/trainersarchief/trainersarchief.php. Voor een betere kijk op Alfred Verdyck zie ook S. MARYSSE, Bijdrage tot de biografie van Alfred Verdyck: zijn betekenis voor de Belgische sportwereld, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, 2002.
55
Rotterdam ingehuldigd. De verhuis naar de Broodstraat en de bouw van een eigen stadion zorgden wel voor wrijvingen en discussies in het bestuur. Dat leidde in 1906 tot het ontslag van voorzitter Oscar Molkau. Hij wilde geen tweedracht in de club en achtte het daarom nodig om een stap opzij te zetten. Jean Nagel volgde hem als voorzitter op en moest de eendracht binnen het bestuur terugbrengen. Hij miste echter de autoriteit om de verschillende standpunten en strekkingen te verzoenen en schoof de voorzittersstoel door naar François Verachtert, die ad interim en in afwachting van een definitieve voorzitter, bereid was de club te leiden. Een definitieve voorzitter kwam er nog hetzelfde jaar met Henri Elebaers 76. Hij stond 23 jaar aan het hoofd van Antwerp F.C.. Henri Elebaers vormde samen met secretaris Florent Suetens en schatbewaarder Alfred Verdyck, een hecht triumviraat dat, voor en na de Eerste Wereldoorlog, de club onschatbare diensten bewees.77 Tegen het seizoen 1909-1910 werd de infrastructuur verder uitgebouwd en beschikte de club over een grasveld en houten tribune voor 350 personen.78 Doordat Antwerp F.C. over een van de beste accommodaties op dat moment beschikte, werd ze vanaf toen ook aangewezen om interlandwedstrijden te organiseren. Ondanks de ambitieuze inspanningen speelde Antwerp F.C. tot aan de Eerste Wereldoorlog geen rol van betekenis in de nationale kampioenschappen. Op de vooravond van deze oorlog maakte de voetbalwereld een democratisering- en vervlaamsingproces mee. Dit zette zich vooral door na de oorlog. De vrijetijdscultuur maakte een belangrijk deel uit van zowel de elite als de burgerij. Ook de Vlaamstalige kleine burgerij toonde zich meer en meer in de voetbalwereld. Toch werd deze tendens niet toegejuicht door de meer radicale Vlaamsgezinden. De Flaminganten schilderden de sport, en dus ook het voetbal, af als volksvreemd en barbaars en ervaarden het als een bedreiging voor de intellectuele ontwikkeling en de culturele en economische ontvoogding van het Vlaamse volk.79
Hoofdstuk 3: De Eerste Wereldoorlog en de aanloop naar het conflict in de jaren 1920 (1914-1923)80 Henri Elebaers (°1883-†1948) was voorzitter van 1906 tot 1926 en van 1929 tot 1932. Hij was enkele jaren voordien nog een aantal keren doelman van Antwerp F.C. geweest en stond aan het begin van een topcarrière in de verzekeringssector. Hij loodste Antwerp F.C. veilig doorheen de Eerste Wereldoorlog en tijdens zijn mandaat bouwde Antwerp F.C. in 1923 het Bosuilstadion. Bron: http://www.rafcmuseum.be/clubhistoriek/voorzitters.php en http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelersfiche.php?id=1075. 77 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 22. 78 M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 143 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 47-50. 79 M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 358-359 en 374. 80 SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 28-34 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 51-59. 76
56
Het voetbal in België had enorm te lijden door de Eerste Wereldoorlog. Van georganiseerd voetbal was voorlopig geen sprake meer. Het maatschappelijke leven was volledig ontredderd en de handel en nijverheid werden bemoeilijkt of vielen stil. Er heerste schaarste in allerlei sectoren en een groot deel van de bevolking vluchtte weg. Jonge mannen werden opgeëist of boden zich spontaan aan om het land te dienen. Wanhoop, angst en onzekerheid over de toekomst overspoelde de ganse bevolking. De laatste wedstrijd die door Antwerp F.C. voor de Eerste Wereldoorlog werd gespeeld, was de liefdadigheidsmatch 81 tegen Berchem Sport op 5 juli 1914. Daarna zijn, tot het einde van 1914, geen wedstrijden meer bekend. Toch lag het voetbal niet helemaal stil tijdens de oorlog. Er werden in het seizoen 1914-1915 op verschillende plaatsen straatploegen samengesteld waarin ook Antwerpspelers optraden. Deze teams speelden onderling vriendenwedstrijden zodat het voetbal toch niet helemaal tot stilstand kwam. De voetbalclub Antwerp F.C. legde vanaf 3 januari 1915 zelf weer oefeningen in. Men probeerde zelfs, naar analogie met Brussel waar een kampioenschap tussen de vier beste ploegen werd gespeeld, ook binnen Antwerpen zo een competitie op poten te zetten. Veel teams waren evenwel niet meer in staat een degelijke ploeg samen te stellen en vormden dan met een of twee andere clubs een samengesteld elftal. De opbrengst van het ‘Antwerps kampioenschap’ ging steevast naar liefdadigheid, meestal ‘Het Kind van de Soldaat’. Tijdens de zomermaanden van 1915 werd door het Provinciaal Comité van Antwerpen beslist een Provinciaal Kampioenschap van eerste afdeling in te richten voor het seizoen 1915-1916 tussen acht ploegen: Antwerp F.C., Beerschot A.C., Berchem Sport, St. Ignatius, F.C. Mechelen, R.C. Mechelen, Liersche S.K. en Lyra. Alle wedstrijden werden betwist ten bate van liefdadige instellingen. Het Provinciaal Kampioenschap begon op 10 oktober 1915 en kende een regelmatig verloop. Antwerp F.C. won deze competitie. Na het Provinciaal Kampioenschap kwamen de Antwerpse clubs overeen ook nog een Derbykampioenschap te betwisten. Tijdens het seizoen 1916-1917 werd met veel hindernissen een competitie gespeeld tussen de sterkste elftallen van Brussel, Mechelen en Antwerpen. Antwerp F.C. eindigde in dit kampioenschap, dat gewonnen werd door Union Saint-Gilloise, op de derde plaats.82 Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd er ook in het Belgische leger gevoetbald. Het nationale militaire elftal, bijgenaamd de ‘Front Wanderers’, speelde sinds de winter van 1914-1915 wedstrijden tegen Frankrijk, Schotland, Engeland, Italië en tegen verschillende clubelftallen uit de grootste steden.83 In dit elftal waren er ook verschillende 81
Deze wedstrijd was ten voordele van een brandramp voor een weduwe en haar zes kinderen. R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 28-30. 83 T. GARDIN, "Blauw-Zwart", een vaste waarde in het Belgisch voetballandschap: de geschiedenis van Club Brugge (1939-1950), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2007, 83. 82
57
Antwerpspelers actief. De legerleiding had vlug begrepen dat het inrichten van voetbalwedstrijden niet alleen voor de spelers een gezonde ontspanning betekende, maar dat die wedstrijden ook voor de andere soldaten bijdroegen tot het hooghouden van het moreel. Er werden ook wedstrijden ingericht tussen de verschillende regimenten van eenzelfde divisie en vervolgens bekampten de divisiekampioenen elkaar voor de ‘Beker des Konings’. Antwerpspeler Fernand Wertz, kapitein van het 22ste Linieregiment, mocht tot tweemaal toe als Kampioen van het Belgische Leger de begeerde beker uit de handen van Koning Albert I ontvangen.
Koning Albert I overhandigt de beker aan Fernand Wertz. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 30.
Na 1917 kwam er in het bezette landsdeel van een regelmatige competitie niets meer in huis. Wedstrijden werden uitgesteld of onmogelijk gemaakt door het ‘Deutsche Meldeamt’, dat regelmatig reisvergunningen van de spelers weigerde. Spelers raakten ondervoed, zodat het spelpeil zienderogen daalde. En ook de toeschouwersaantallen zakten voortdurend. De mensen leefden in armoede en zagen geen einde komen aan de bloedige oorlog. De voetbalsport maakte moeilijke tijden mee. De bezetter werd meer en meer nederlagen toegediend en het einde van de oorlog was in zicht. Op 11 november 1918 was de Groote Oorlog afgelopen en kon het normale leven stilaan hervatten. Ook de voetbalsport flakkerde weer op. Te laat weliswaar om nog een nieuwe competitie te beginnen, maar stilaan herleefden ook de voetbalclubs. Families keerden terug naar huis en de militairen, die de oorlog hadden overleefd, konden definitief hun garnizoenen verlaten. Vanaf december 1918 werd er weer regelmatig gevoetbald. Aanvankelijk waren dat vooral wedstrijden tegen de grote Brusselse clubs en tegen een aantal legerploegen. 84 Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog
kende
de
voetbalsport
in
België
haar
grote
doorbraak.
Het
democratiseringsproces en de vervlaamsing, die werden ingezet vlak voor het uitbreken van de oorlog, werden definitief doorgezet. Het voetbal was niet enkel meer de sport van de elite. Na de oorlog nam ook de arbeidersklasse deel aan deze sport. Het voetbal breidde zich uit van 84
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 30-31.
58
de steden naar het platteland, en vooral naar de Vlaamse dorpen. 85 De chaotische toestanden en de onregelmatigheden van voor de Eerste Wereldoorlog behoorden tot het verleden. De Belgische Voetbalbond, die in 1920 ‘Koninklijke’ was geworden, was een goed gestructureerde federatie en de populariteit van de voetbalsport nam toe. Voor belangrijke wedstrijden waren 15.000 toeschouwers helemaal geen uitzondering meer. Men hechtte ook veel meer belang aan goede trainingsmethodes en vooral Alfred Verdyck, Antwerpbestuurslid en secretaris van de K.B.V.B., was hierin een pionier. Reeds tijdens de oorlog organiseerde hij atletiektrainingen om de fysieke conditie van de Antwerpspelers op peil te houden. Zijn trainingsmethodes vonden vlug navolging bij andere clubs en het spelniveau steeg dan ook zienderogen, zodanig dat Belgische teams in internationale confrontaties, zelfs tegen Engelse elftallen, niet meer kansloos waren. Daarbij kwam dat een generatie begenadigde voetballers zowel bij Beerschot A.C. als bij Antwerp F.C. ervoor zorgden dat de hegemonie van de Brusselse en Brugse clubs werd doorbroken.86 Op 26 januari 1920 werd Antwerp F.C., met vijftien jaar vertraging, een Koninklijke Vereniging. Die eretitel moest normaal al in 1905 toegekend zijn bij het 25-jarig bestaan. Dankzij de tussenkomst van Alfred Verdyck die, als secretaris van de Belgische Voetbalbond, instond voor het voorleggen van de Koninklijke benoemingen, werd de oudste Belgische voetbalclub in 1920 dan toch ‘Royal Antwerp F.C.’.87 R. Antwerp F.C. speelde een verdienstelijke rol in de kampioenschappen na de Eerste Wereldoorlog, maar titelambities had de club (nog) niet. Het behalen van de Olympische voetbaltitel van het Belgisch nationaal elftal in 1920 in het Beerschotstadion betekende een enorme publiciteit voor deze steeds populair wordende tak van de sport. R. Antwerp F.C. was genoodzaakt de Broodstraat te verlaten omdat het stadion te klein was geworden. R. Antwerp F.C. verhuisde in 1923 naar de Bosuil in Deurne wat voor een tweespalt in het bestuur zorgde.88 Hoofdstuk 4: Het tweede grote conflict, de verhuis naar Deurne en de eerste landstitel (1923-1931)89
85
L. CROLLEY en V. DUKE, Football, nationality and the state, Harlow, 1996, 54. R. Beerschot A.C. behaalde vijf titels in de jaren 1920, namelijk in 1922, 1924, 1925, 1926 en 1928. R. Antwerp F.C. won de titel in 1929. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_klasse_(voetbal_Belgi%C3%AB). 87 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 31-34 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 51-59. 88 R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 13. 89 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 45-46 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 60-76 en H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 14-18. 86
59
De meerderheid van het bestuur van de NV Antwerp Stadion 90 wilde de professionele toer binnen het voetbal opgaan na de verhuis en de bouw van het nieuwe stadion in Deurne in 1923. In de raad van bestuur werden onder leiding van de voorzitter Henri Elebaers en Alfred Verdyck deze ideeën met een nipte meerderheid van een stem tegengehouden. De stemnederlaag heeft de verliezende groep onder leiding van oud-speler Bob Heinz nooit helemaal verteerd. Het ongenoegen bleef sluimeren en het echte conflict barstte zes jaar later pas echt los.91 Op het einde van het seizoen 1925-1926 escaleerde de ruzie tussen beiden groepen en nam Henri Elebaers ontslag als voorzitter van de raad van beheer. Bob Heinz nam uiteindelijk zijn plaats in. Daarmee was de crisis echter nog niet opgelost. Alfred Verdyck, de sterke man van R. Antwerp F.C., verzekerde zich van de steun van de spelers en ook van de supportersclubs. Zijn imago en positie als sterke man binnen de K.B.V.B. speelden daarbij zeker een belangrijke rol. Aan zijde van Verdyck stonden mensen, zoals de familie Collin, die fors in het Antwerpstadion hadden geïnvesteerd. Deze situatie leidde ertoe dat Alfred Verdyck weldra zelf het voorzitterschap opeiste. Natuurlijk bracht ook die oplossing, met Verdyck als voorzitter en Heinz als ondervoorzitter, geen vrede.
Alfred Verdyck en Bob Heinz. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 39.
Het geruzie bleef duren en weer werd Verdyck alleen voorzitter. Voor niet lang echter, want op 30 december 1927 nam hij alweer ontslag. Antwerp raakte op bestuurlijk vlak niet uit de impasse. De echte crisis barstte los tijdens het seizoen 1928-1929 wanneer de VZW R. Antwerp F.C. het gebruik van de Bosuil werd ontzegd. De oplossing, die de K.B.V.B. aan het 90
R. Antwerp F.C. werd omgevormd tot een VZW, die geleid werd door een raad van beheer. Het kapitaal van de club, dat de eigendom was van een aantal geassocieerde leden, werd vereffend en overgedragen in een nieuwe maatschappij, de N.V. Antwerp Stadion. Dit was een financiële maatschappij die, in tegenstelling tot de VZW R. Antwerp F.C., niet afhing van de K.B.V.B.. De N.V. Antwerp Stadion kon zo voor de bouw van de nieuwe instellingen wel kapitalen aantrekken van vreemde investeerders, zonder beperkt te zijn door de statuten van de K.B.V.B.. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 37. 91 F. COLIN en L. MULLER, De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002, 54 en J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 50 en K. LUYCKX, Een eeuw sport in Antwerpen, Antwerpen, 1985, 65.
60
geschil had trachten te geven, bracht helemaal geen vrede. Integendeel, de polarisatie ging steeds verder en men mocht zich terecht afvragen of de oudste Belgische voetbalclub haar 50ste verjaardag in 1930 wel zou halen. Voor R. Antwerp F.C. was dit een harde slag. Niet alleen verloor men telkens het thuisvoordeel, maar bovendien had dat ook financiële gevolgen. De ‘thuiswedstrijden’ gingen door op de terreinen van Berchem Sport en R. Beerschot A.C. en er werd getraind in het Rivierenhof, op het terrein van Sint-Ignatius. Zo zag men een belangrijke bron van inkomsten, namelijk de recette verloren gaan. Aan R. Beerschot A.C. moest men twintig procent van de inkomgelden afdragen en alle leden van deze club, zowel van de voetbal-, hockey- als tennisafdeling (1.800 man in totaal), gratis toegang verlenen op de duurste plaatsen. In de groep rond Heinz was ondertussen de idee gegroeid het Antwerpstadion om te vormen tot een sportarena, waarin naast beroepsvoetbal 92 ook een aantal andere sporten professioneel zouden worden beoefend. Dit stond recht tegenover de opvattingen van Alfred Verdyck. Ook op sportief gebied had R. Antwerp F.C. twee heel moeilijke jaren achter de rug. Het vocht in de seizoenen 1926-1927 en 1927-1928 tegen de degradatie. Paradoxaal werd het seizoen 1928-1929 een voltreffer. R. Antwerp F.C. eindigde samen met stadsrivaal R. Beerschot A.C. met 39 punten op de eerste plaats. Het kwam tot een testwedstrijd die over de titel moest beslissen. R. Antwerp F.C. won de wedstrijd op het veld van R.C. Mechelen met 2-0.
16/06/1929: Na de wedstrijd overrompelden uitgelaten Antwerpsupporters het veld. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 44.
Deze zege leverde niet alleen de eerste titel op, maar ze droeg ook bij tot het beëindigen van het zeven jaar durende conflict. In december 1928 deden zich twee belangrijke ontwikkelingen voor die de crisis beïnvloedden. In beide gevallen speelden de spelers van de kampioenenploeg in wording een belangrijke rol. 92
Hoewel beroepsvoetbal in Engeland al meer dan een halve eeuw bestond en ook in andere Europese landen (Italië, Oostenrijk, enz.) al goed was ingeburgerd, bleef men in België afkerig staan tegenover elke vorm van rechtstreeks of onrechtstreeks geldgewin uit sportactiviteiten. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 41.
61
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 45.
In de eerste plaats stond het toen al vast dat het experiment met beroepsvoetbal een totale mislukking was. De spelers liepen niet warm voor dit idee omdat de officiële competitie, georganiseerd door de K.B.V.B., nog altijd de voorkeur kreeg. De tweede belangrijke ontwikkeling was de sportieve ontplooiing van R. Antwerp F.C.. De eerste ontwikkeling deed geen goed aan het aanzien en de autoriteit van de promotors van het beroepsvoetbal die hierdoor veel krediet verloren bij hun achterban. De tweede ontwikkeling was een triomf voor de aanhangers van Alfred Verdyck. Het amateurisme in combinatie met zijn trainingmethodes wierp zijn vruchten af. Een eerste belangrijke stap naar de oplossing van de crisis werd op 7 februari 1929 binnen de VZW R. Antwerp F.C. gezet. Die dag nam nagenoeg het ganse oude bestuur ontslag en twee dagen later werd tijdens een algemene vergadering een nieuwe beheerraad93 gekozen. De kopstukken uit de groep Heinz hielden zich nog alleen bezig met het Antwerpstadion. R. Antwerp F.C. slaagde erin vanaf het seizoen 1929-1930 terug over het Bosuilstadion te mogen beschikken. De euforie rond de kampioenstitel heeft bijgedragen dat de vrienden van het nieuwe Antwerpbestuur er tenslotte in slaagden de harde kern van de groep Heinz te doen wegstemmen uit het bestuur van de NV Antwerp Stadion. Dat gebeurde op 4 oktober 1929. Het tweede conflict werd overwonnen. Henri Elebaers, Fernand Collin en Alfred Verdyck waren de triomfators en ‘de verliezers’ verdwenen van het toneel. R. Antwerp F.C. kon zo in 1930 als eerste club van België haar 50-jarig bestaan vieren. 93
De nieuwe beheerraad bestond uit algemeen voorzitter Henri Elebaers, eerste ondervoorzitter Jack Freedman, tweede ondervoorzitter John Collin, secretaris Jules Van Meenen (na enkele weken opgevolgd door Fernand Collin), schatbewaarder Jos Collin, voorzitter van de voetbalafdeling Alfred Verdyck, voorzitter van de tennisafdeling Herman de Jongh en de voorzitter van de hockeyafdeling Maurice Freedman. Bron: L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 69-70.
62
Hoofdstuk 5: De tweede landstitel en de aanloop naar het derde grote conflict (19311938)94 De behaalde titel van het seizoen 1928-1929 was voor de club het begin van een glorierijke periode die deze van stadsgenoot R. Beerschot A.C. van 1922 tot 1928 evenaarde. In vijf seizoenen werden twee titels binnengehaald en eindigde R. Antwerp F.C. drie keer tweede.95
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 47.
Maar tijdens het seizoen 1932-1933 brokkelde het elftal geleidelijk af. De jonge vervangers konden de gevestigde waarden niet aflossen zodat er een einde kwam aan de Antwerpsuprematie van de afgelopen jaren. Talent was er genoeg op komst, maar men moest weer gaan bouwen aan een nieuw topelftal. In datzelfde seizoen nam Henri Elebaers, die het voorzitterschap op Antwerp nog moeilijk kon combineren met zijn beroepsactiviteit, ontslag als voorzitter van de raad van beheer van R. Antwerp F.C.. Zijn taak werd voor twee jaar ad interim overgenomen door ondervoorzitter Henri (Chas) De Ridder. Bij de voorbereiding van het seizoen 1934-1935 vonden er opnieuw ingrijpende wijzingen binnen de club die belangrijk waren voor de toekomst plaats. Het bestuur werd hervormd 96 en men trok een nieuwe trainer aan. Op 28 juli 1934 werd Fernand Collin, die al een zestal jaren secretaris was, voorzitter van de raad van beheer. Het was het begin van een 34-jarige ambtstermijn, waarin hij al heel vlug zou geconfronteerd worden met een nieuw conflict binnen het 94
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 52-55 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 80-97 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 18-20. 95 R. Antwerp F.C. werd kampioen in de seizoenen 1928-1929 en 1930-1931, het werd tweede in de seizoenen 1929-1930, 1931-1932 en 1932-1933. Bron: http://www.rafcmuseum.be/palmares/competitie.php. F. COLIN en L. MULLER, De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002, 54 en R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 17 en P. JACQUEMYNS en J. LIMBEK, Onze voetbalfiguren: geschiedenis, techniek en taktiek van een spel ( Vlaamsche sportuitgaven; 1), Brussel, 1942, 6465. 96 Het bestuur bestond nu uit een raad van beheer, een uitvoerend comité en een sportcomité. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 50.
63
Antwerpbestuur. In april 1934 haalde men een nieuwe trainer binnen. Het ging om Ignace Molnar97.
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 52.
Dit was een Hongaar met internationale faam die in Nederland zijn sporen al had verdiend. Hij werd de volgende jaren op Antwerp een zeer omstreden figuur wat overigens leidde tot een nieuw conflict. Molnar was een balkunstenaar die op training alles wat hij aan de spelers vroeg ook zelf in de perfectie kon uitvoeren. Dat alleen al boezemde bij de spelers groot ontzag in, maar bovendien ging hij op een bijna revolutionaire manier met de spelers om: hij trok ermee naar de bioscoop, ging samen op café of naar etentjes, waarbij ook de vrouwen of verloofdes niet werden vergeten. De spelers droegen die man dan ook op handen. Die aanpak viel echter niet overal in goede aarde. Het Antwerpbestuur, of toch zeker een gedeelte daarvan, zag met lede ogen de stijgende populariteit van deze non-conformistische trainer. Zijn tegenstanders binnen het bestuur verweten hem een gebrek aan vastomlijnd trainingsschema. Zijn voorstanders waren echter gecharmeerd door de nieuwe speelstijl die spectaculair voetbal bracht met veel goals.98 Tijdens het seizoen 1935-1936 kregen de voetballers in België een nieuw voetbalstatuut. De spelers kregen vanaf nu het statuut van onafhankelijke voetballers toegewezen. Dit hield in dat ze vanaf nu officieel werden vergoed. Wel stelde K.B.V.B. maximumbedragen99 vast. Voor 1935 werden de voetballers immers officieel niet betaald. Dit werd door de K.B.V.B. niet toegestaan. Alle spelers hadden tot dan een amateurstatus. Vanaf 1935 werd dus het (semi-) professionalisme ingevoerd. In datzelfde jaar werd ook een transfersysteem ingevoerd. De voetbalclubs konden nu spelers tegen 97
Ignace Molnar was trainer tijdens de seizoenen 1934-1935 en 1935-1936. Bron: http://www.rafcmuseum.be/trainersarchief/trainersarchief.php. 98 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 52-53 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 80-90 en en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 18. 99 1800 Belgische frank voor een overwinning, 1200 Belgische frank voor een gelijkspel en 600 Belgische frank bij een verlies. Bron: F. COLIN, Eeuwige amateurs: beschouwingen bij 100 jaar voetbal in België, Antwerpen, 1995, 19.
64
betaling kopen en verkopen.100 In datzelfde kampioenschap nam R. Antwerp F.C. een wat ongelukkige start zodat de tegenstanders van Molnar kritiek begonnen te geven op deze persoon. De sensationele 7-1 overwinning tegen drievoudig kampioen Union Saint-Gilloise en de sterke terugronde van de club baatten niet voor de trainer. R. Antwerp F.C. eindigde op een gedeelde derde plaats. Maar in het bestuur had men ondertussen al lang het lot van Molnar bezegeld. Ondanks de schitterende resultaten werd de Hongaar de laan uitgestuurd. Het ontslag van Ignace Molnar was voor de spelers een onverteerbare pil. Een eerste reactie kwam er op 5 april 1936 bij de interstedenmatch Antwerpen-Lier. Verschillende Antwerpspelers, op uitzondering van John Lodts, zonden als protest voor die match hun kat. Zij misten daardoor de interlands tegen Nederland, Engeland en Zwitserland en dat verscherpte alleen maar het conflict met het Antwerpbestuur. Ook bij het begin van het seizoen 1936-1937 bleven er spanningen tussen het bestuur en de spelers. Van verzoening was er geen sprake. Victor Löwenfeldt101 werd opnieuw binnen gehaald als trainer. Maar hij kreeg de ploeg niet op het juiste spoor. Het Antwerpelftal, dat onder Ignace Molnar op weg was een kampioenenploeg te worden, speelde tijdens dit seizoen geen hoofdrol. Na de 7-1 nederlaag op 28 februari 1937 tegen Standard Luik greep het bestuur in. Het beschuldigde de pro-Molnars ervan de zware nederlaag in de hand te hebben gewerkt. Louis Somers, Henri De Deken, Frans Peeraer, John Mortelmans, Flor Lambrechts, Frans De Deken en Albert De Deken werden door de club geschorst. Door de schorsing van zeven spelers was de breuk met het Antwerpbestuur compleet.102 Het ontslag van Ignace Molnar en de schorsingen van verschillende spelers lagen aan de basis van het derde conflict dat R. Antwerp F.C. meemaakte.
Deel 2: De geschiedenis van Royal Antwerp Football Club onder voorzitter Fernand Collin (1938-1968) Hoofdstuk 1: Historische situering De geschiedenis van een voetbalvereniging kan niet los gezien worden van andere ontwikkelingen. Politieke, sociale en economische conjuncturen kunnen bepalend zijn voor het succes van een club. Om dat maatschappelijke kader te schetsen volgt er een kort 100
F. COLIN, Eeuwige amateurs: beschouwingen bij 100 jaar voetbal in België, Antwerpen, 1995, 19 en P. JACQUEMYNS en J. LIMBEK, Onze voetbalfiguren: geschiedenis, techniek en taktiek van een spel (Vlaamsche sportuitgaven; 1), Brussel, 1942, 168-169. 101 Victor Löwenfeldt was trainer tijdens de seizoenen 1930-1931, 1931-1932, 1936-1937 en 1937-1938. Bron: http://www.rafcmuseum.be/trainersarchief/trainersarchief.php. 102 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 54-55 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 90-97 en en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 19-20.
65
overzicht van de geschiedenis van de stad Antwerpen van 1938 tot ongeveer 1970. Omdat R. Antwerp F.C. in 1923 verhuisde naar Deurne komt de geschiedenis van deze gemeente ook aan bod in dit relaas. Door een historische situering weer te geven, kunnen bepaalde feiten uit de uiteenzetting die volgt, beter geplaatst worden. Tussen 1933 en 1938 waren de socialisten en liberalen in Antwerpen aan de macht onder leiding van de socialist Camille Huysmans. 103 Ze verloren echter de meerderheid door een zware liberale achteruitgang tengevolge van een doorbraak van de technocraten en rexisten in 1938. Camille Huysmans leidde na deze verkiezingen tot aan de inval van Duitsland in België een coalitie van de drie traditionele partijen.104 Het schepencollege had tussen 1933 en het uitbreken van de oorlog enkele grote realisaties op het gebied van recreatie en vrije tijd verwezenlijkt. Er werden zwembaden in de Veldstraat en aan de Linkeroever aangelegd, men bouwde het Noordkasteel om tot een recreatiecentrum en verder kocht de stad Antwerpen het Peerdsbos aan en stelde dit open voor het breed publiek. 105 De situatie in 1938 in Deurne was ongeveer dezelfde als in de stad Antwerpen. De socialisten verloren hun meerderheid door de opkomst van het Deurnes volksblok106. De veertien gekozen kandidaten van de B.W.P. vormden het gemeentecollege samen met de elf verkozen kandidaten van het Deurnes volksblok onder leiding van de socialist Alfons Schneider. Men kan concluderen dat zowel Antwerpen als Deurne in het interbellum een groeiperiode doormaakte. De mobilisatie en de Tweede Wereldoorlog onderbraken echter deze ontwikkeling. 107 Hoewel de oorlogsdreiging reeds vele maanden in de lucht hing, kwam de Duitse inval in België als een complete verrassing. Op vrijdag 10 mei 1940 vielen de Duitsers het neutrale België binnen. Tweeëntwintig jaar na het einde van de Eerste wereldoorlog werden België en Antwerpen opnieuw getroffen. Iets na half zes in de ochtend bombardeerden bommenwerpers van de Duitse Luftwaffe het vliegveld van Deurne. Enkele omringende gemeenten en de haven werden ook getroffen. Het Belgische leger was geen partij voor de geoliede Duitse oorlogsmachine.108 Al op 15 mei besliste de Belgische legerleiding Antwerpen op te geven. 103
Camille Huysmans was burgemeester van Antwerpen tussen 1933-1940 en 1944-1946. Bron: J. HUNIN, ‘Camille Huysmans’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998,1497-1501. 104 L. WILS, ‘De hoofdstad van de Vlaamse Beweging’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 321. 105 L. HANCKÉ, ‘De politiek’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 34 (1999), 822. 106 Het Deurne's Volksblok is het blok van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij, het Vlaamsch Nationaal Verbond en Rex-Deurne. Bron: http://musea.oost-vlaanderen.be/public/collecties/obj_detail/index.cfm? id=amsAF-009425&comment=1. 107 F. NOOYENS, Geschiedenis van Deurne, Deurne, 1982, 840 en 896. 108 R. BINNEMANS, Geschiedenis van Antwerpen, Utrecht, 1998, 114 en K. PALINCKX, ‘Deel 23: 16 december 1944, V-bom treft Cinema Rex’, G. ASAERT ea red., in De 25 dagen van Antwerpen: stadsgeschiedenis in 25 delen, Zwolle, 2007, 543 en D. MARTIN en L. VANDEWEYER, ‘De wereldoorlogen’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 29 (1999), 697.
66
Diezelfde dag werd havenschepen Leo Delwaide aangesteld als dienstdoend burgemeester omwille van de afwezigheid van Camille Huysmans. Antwerpen werd op 17 mei definitief ingenomen door de Duitsers. De Belgische soldaten capituleerden op 28 mei 1940 na een strijd van achttien dagen. Koning Leopold III, die meer als legerhoofd dan als staatshoofd handelde, meldde zich krijgsgevangen. Dit gebeurde tot groot ongenoegen van de regeringPierlot die na de Franse capitulatie naar Londen uitweek. Van daaruit zette zij met de middelen die haar nog ter beschikking stonden de strijd tegen Duitsland voort. 109 België werd tot halverwege 1944 onder ‘Militärverwaltung’ geplaatst, geleid door generaal Alexander von Falkenhausen. Onder Duitse druk besloot de Vlaams-nationalistische secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid op 1 januari 1942 om de randgemeenten van Antwerpen bij de stad te voegen. Hoboken, Wilrijk, Deurne, Mortsel, Berchem, Borgerhout, Merksem en een gedeelte van Ekeren hielden op te bestaan als zelfstandige gemeente en werden onderdeel van Groot-Antwerpen. De grote agglomeraties pasten duidelijk in een autoritaire herstructurering van stad en land. Het stadscollege werd bijgevolg met drie burgemeesters van de randgemeenten en vijf aanhangers van de Nieuwe Orde uitgebreid. Enkel deze laatste vijf bleven nog over toen in januari 1944 Leo Delwaide en zes schepenen ontslag namen, nadat tevoren drie andere het stadscollege al hadden (moeten) verlaten. 110 De bezetting was harder dan tijdens de Groote Oorlog voor de Antwerpenaren. Hongersnood en een tekort aan basisgoederen zorgden ervoor dat de zwarte markt floreerde in de stad Antwerpen en omstreken. Sport en ontspanning zorgden gelukkig voor wat afleiding. De eigenaardige mengeling van dagdagelijksheid, vermaak en ellende, hoop en vrees kenmerkte de bezetting in de Antwerpse regio. Het ergst te lijden had de joodse bevolking. Massale immigratie voor de oorlog van Duitse en vooral Poolse joden had de deze inwoners van Antwerpen doen aangroeien tot ongeveer 500.000. Vanaf mei 1942 werden ze verplicht de Davidster te dragen op hun bovenkleding. Ongeveer de helft van deze joodse populatie werd door de Gestapo opgepakt en gedeporteerd. De andere helft ontsprong de dans door tijdig te emigreren of ondergedoken te leven. Antwerpen werd op maandag 4 september 1944 door de geallieerden bevrijd. Dat leidde tot grote euforie, maar ook tot de onverbiddelijke vervolging van collaborateurs en Duitsgezinden. Na twee interregnums door oud-schepenen onder leiding
109
E. LAMBERTS, ‘België sinds 1830’, J. C. H. BLOM en E. LAMBERTS, in Geschiedenis van de Nederlanden, Baarn, 2001, 297. 110 L. WILS, ‘De hoofdstad van de Vlaamse Beweging’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 321.
67
van Jan Timmermans111 en Emile van Put112, werden op 14 september 1944 met burgemeester Camille Huysmans zes nieuwe schepenen aangesteld, die de stad binnen haar oude grenzen bestuurden. In Deurne werd Alfons Schneider terug burgemeester tot in 1945. 113 De oorlog leek voorbij en de Duitsers waren verdreven. Paradoxaal genoeg begon een maand na de bevrijding de zwaarste oorlogsperiode voor de Antwerpenaren. De V-bommen, een nieuw en onbekend wapen, zorgden ervoor dat Antwerpen weer in het oorlogsgeweld werd meegesleurd. Deze moesten de haven onbruikbaar maken voor de geallieerden. De maanden na de bevrijding vielen er haast dagelijks vliegende bommen op de Antwerpse regio. De materiële en menselijke schade was nauwelijks te overzien: duizenden huizen werden vernield of zwaar beschadigd en minstens 4.000 mensen overleefden de bombardementen niet. Deze kaakslag was nog gedurende decennia zichtbaar in het stratenbeeld. Op 8 mei 1945 capituleerde Duitsland onvoorwaardelijk en was de oorlog officieel voorbij. Maar dat kon de Antwerpse doden, verminkten en gedeporteerden, de materiële en misschien nog meer de morele schade die de Sinjoren hadden geleden niet doen vergeten. Terwijl men op politiek vlak de draad van voor 1940 terug opnam, bleef de bezetting bij de gewone Antwerpse vrouwen en mannen diep in het geheugen verankerd.114 In Antwerpen kon de wederopbouw na de capitulatie van Duitsland van start gaan. De eerste gemeenteraadverkiezingen na de Tweede wereldoorlog in 1946 leverden een overwinning voor de CVP op. Antwerpen kreeg een rooms-rode bestuurscoalitie die zich tot en met 1982 handhaafde. In het woelige naoorlogse politieke klimaat van België vormde de politieke stabiliteit in Antwerpen een grote uitzondering. In geen enkele andere belangrijke stad van het land bestond er zo een dergelijke grote standvaste coalitie.115 Op 1 januari 1947 werd Camille Huysmans als burgemeester opgevolgd door zijn socialistische partijgenoot Lode Craeybeckx, die aan het roer bleef tot aan zijn dood in 1976. 116 Na de Tweede Wereldoorlog was er ook in 111
Jan Timmermans was waarnemend oorlogsburgemeester van 27 januari 1944 tot 4 september 1944 Bron: http://www.verzet.org/content/view/1058/69/. 112 Emile van Put was waarnemend burgemeester van 4 tot 12 september 1944. Bron: http://www.verzet.org/content/view/1058/69/. 113 L. WILS, ‘De hoofdstad van de Vlaamse Beweging’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986 , 321 en D. MARTIN en L. VANDEWEYER, ‘De wereldoorlogen’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 29 (1999), 703. 114 R. BINNEMANS, Geschiedenis van Antwerpen, Utrecht, 1998, 114-115 en K. PALINCKX, ‘Deel 23: 16 december 1944, V-bom treft Cinema Rex’, G. ASAERT ea red., in De 25 dagen van Antwerpen: stadsgeschiedenis in 25 delen, Zwolle, 2007, 544 en 554-557 en D. MARTIN en L. VANDEWEYER, ‘De wereldoorlogen’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 29 (1999), 707710. 115 F. SUYKENS, ‘Politieke stabiliteit in een veranderende stad’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 369. 116 G. GARRÉ en M. RUYS, ‘Lode Craeybeckx’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 817-818.
68
Deurne een politieke stabiliteit. Van de eerste naoorlogse verkiezingen in 1946 tot de verkiezingen in 1964 kende Deurne een rooms-rode bestuurscoalitie onder leiding van een socialistische burgemeester. Florent De Boey was burgemeester van 1945 tot aan zijn overlijden in 1954 en werd opgevolgd door zijn partijgenoot Maurice Dequeecker die burgemeester was tot in 1982.117 Onder het bewind van de Vlaamsgezinde Lode Craeybeckx startte de wederopbouw van Antwerpen. De stad onderging een metamorfose tijdens zijn bewind. De gemeente Deurne veranderde ook na de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen ontwikkelde zich tot de economische groeipool van Vlaanderen, terwijl Deurne tot een van de meest moderne gemeenten van ons land werd uitgebouwd. Door een schaarste aan materialen en een tekort aan geldmiddelen verliep de wederopbouw van Deurne trager dan die van Antwerpen. Toen het economische apparaat echter opnieuw op volle toeren draaide, begon voor de gemeente een nieuwe periode van expansie. 118 De uitbreiding van de agglomeratie, de groei van de haven en van de industrie, de toename van de werkgelegenheid en het inkomen brachten een belangrijke verhoging van de welvaart met zich mee. Ook het uitzicht van Antwerpen veranderde in de naoorlogse jaren. De V-bommen hadden dertien procent van de woningen vernield en een vijfde van het woningbestand werd onbewoonbaar verklaard. Het stadsbestuur was daarom genoodzaakt om in de jaren 1950 5.000 krotten te slopen. Een van de prioriteiten lag dus in de uitbouw van het sociaal beleid. Er kwamen clubhuizen voor bejaarden, kinderkribben, een nieuw zeemanshuis en een nieuwe jeugdherberg. Door de gestegen welvaart kregen de mensen ook meer vrije tijd en vooral meer middelen om de kwaliteit ervan te verhogen. De groei van de mogelijkheden tot verplaatsing verruimde de horizon van de mensen. In een stad als Antwerpen was dit merkbaar aan de wederopstanding van het culturele leven. Het bioscoopwezen, het toneel, de theaters en de horeca herleefden na de oorlog. De uitbouw van nieuwe sporttakken en massamedia verliepen hand in hand. Maar er waren duidelijk ook schaduwzijden aan de uitbouw van de stad. De uitbreiding van de haven in noordelijke richting bezegelde het lot van Wilmarsdonk, Oosterweel en Lillo. Deze landelijke polderdorpjes verdwenen van de kaart. Het werd duidelijk in het begin van de jaren 1960 dat de welvaart van Antwerpen meer dan ooit afhing van de groei en verdere uitbreiding van de haven. Het traditionele sociale leven werd bijna volledig uitgehold, de mobiliteit van de mensen zorgde voor verkeersdrukte, het milieu werd aanzienlijke schade toegebracht en de
117
F. NOOYENS, Geschiedenis van Deurne, Deurne, 1982, 838-844 en RAFC UC 10/12/1945, 2/11/1954, 23/11/1954. 118 F. NOOYENS, Geschiedenis van Deurne, Deurne, 1982, 896.
69
stadsverloedering zette zich voort. Slechts langzaam ontstond een mentaliteit en een beleid dat deze gebreken teniet deed.119 Een opmerkelijk politiek gegeven is de positie van het Vlaams-nationalisme in de regio en stad Antwerpen. Antwerpen werd (en wordt nog steeds) de hoofdstad van de Vlaamse beweging genoemd. Tussen 1938 en 1968 maakte deze (politieke) stroming een evolutie door die zowel op maatschappelijk, cultureel, sociaal, economisch en politiek gebied zijn stempel drukte. Op het einde van de jaren 1930 kwam het Vlaams-nationalisme ook in Antwerpen in het vaarwater van de autoritaire stromingen van het fascisme en het nationaalsocialisme. Het flamingantisme was vrijwel verdwenen uit de politieke retoriek. Het ging nu ook in Antwerpen om een keuze voor of tegen de Belgische staat. Daarachter verschool zich ook de vraag welke maatschappij men wilde, een democratische of een autoritaire. Door de collaboratie van het VNV tijdens de Tweede Wereldoorlog was het flamingantisme zwaar gecompromitteerd. Kort na deze oorlog zou het echter weer een voorname positie innemen in de regio en de stad Antwerpen.120 Burgemeester Lode Craeybeckx werd een van de belangrijkste Antwerpse voormannen in de naoorlogse Vlaamse Beweging. Hij zorgde onmiskenbaar voor een Vlaamsgezinde reflex in het Antwerpse stadsbestuur. Zijn flamingantisme was echter wel pragmatisch en gebonden aan zijn ideologische overtuiging. Hij zorgde ervoor dat hij nooit de steun van zijn partijgenoten zou verliezen. De ban die door de collaboratie en repressie op de Vlaamse Beweging was geworpen werd in Antwerpen dus al snel doorbroken. Toch stond deze beweging, en a fortiori het Vlaams-nationalisme, er in de eerste jaren na de oorlog allesbehalve schitterend voor. De repressie had het georganiseerd Vlaams-nationalisme de kaart geveegd. Een groot aantal Vlaams-nationalisten verkeerde in materiële en sociale ellende. In het Antwerpse was het klimaat minder slecht dan elders. In de eerste plaats waren er in Antwerpen, blijkens het aantal veroordelingen in het arrondissement in verhouding tot de bevolking, relatief meer ‘zwarten’ dan elders. Bovendien kozen heel wat getroffen families die na de oorlog verplicht of vrijwillig verhuisden voor de Antwerpse regio. Antwerpen bood de ‘zwarten’ als stedelijk centrum immers sociale anonimiteit. In de Sinjorenstad ontstond al snel opnieuw een weefsel van nationalistische verenigingen, in 119
G.L. DE BRABANDER, ‘De explosieve ontwikkeling van een agglomeratie’, K. VAN ISACKER en R. VAN UYTVEN red., in Antwerpen: twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, 1986, 361 en K. PALINCKX, ‘Deel 23: 16 december 1944, V-bom treft Cinema Rex’, G. ASAERT ea red., in De 25 dagen van Antwerpen: stadsgeschiedenis in 25 delen, Zwolle, 2007, 557-558 en K. MORTELMANS, ‘De vrije tijd’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 32 (1999), 763 en L. HANCKÉ, ‘De politiek’, in Antwerpen in de 20e eeuw (Waar is de tijd), Zwolle, 34 (1999), 825. 120 L. VANDEWEYER, ‘Antwerpen (stad)’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 343-345.
70
hoofdzaak voor en door ‘zwarten’. In het begin van de jaren 1950 boekte het Vlaamsnationalisme op politiek vlak in Antwerpen geen vooruitgang, maar op het einde van de jaren vijftig kwam er een keerpunt in Belgische politiek dat belangrijk was voor de verdere evolutie van het Vlaams-nationalisme. Het afsluiten van het Schoolpact zorgde ervoor dat de levensbeschouwelijke tegenstellingen naar het achterplan begonnen te verdwijnen. De communautaire problemen overheersten steeds meer de politieke agenda. Bovendien begon Vlaanderen steeds duidelijker de sociaaleconomische achterstand met Wallonië in te halen en vergrootte het zijn demografisch overwicht. Naast de oude Vlaamsgezinde ondernemers trad nu een nieuwe generatie aan van Vlaamse managers die hun opleiding volledig in het Nederlands hadden genoten. Zij wilden de boventoon voeren in de organisatie van het economisch
en
maatschappelijk
leven.
Het
Vlaams
Economisch
Verbond,
hun
pressieorganisatie met hoofdkwartier te Antwerpen, dokterde daartoe de politieke strategie uit. Zeker in Antwerpen kende men, vooral dankzij de uitbouw van het havenbedrijf, een economische boom. Dat dit gepaard ging met sociale verschuivingen blijkt onder meer uit de verdere achtergang van het franskiljonisme in de stad. In deze omstandigheden kon een krachtige heropleving van de Vlaamse Beweging niet uitblijven. Naast de ergernis over de taaltoestanden in Brussel waren de aloude economische eisen, zoals een industrialiserings- en investeringspolitiek voor Vlaanderen en de vernederlandsing van het bedrijfsleven, daarbij de belangrijkste motor. Het Antwerpse gemeentebestuur verzette zich in 1960 krachtig tegen de geplande volkstelling. Gezien de tweetalige telformulieren werd er voor een nieuwe talentelling gevreesd. Een andere zaak die het Antwerpse gemeentebestuur, in het bijzonder Lode Craeybeckx beroerde, was de taaltoestand van Brussel. Craeybeckx populariseerde tijdens een toespraak op de driepartijenmeeting in 1954 de slogan ‘Antwerpen laat Brussel niet los’ (afkomstig van Ger Schmook). Verder lanceerde hij in 1967 ook een campagne ter ondersteuning van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Het Vlaams-nationalisme kende vanaf de jaren 1960 een grote opbloei. De Volksunie, als politieke drager ervan, vergrootte tot de parlementsverkiezingen van 1977 iedere keer haar aantal zetels. Antwerpen bleef het organisatorisch en electoraal zwaartepunt. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 scoorde de VU zeer goed in het Antwerpse. In Antwerpen-stad haalde de partij onder aanvoering van Hugo Schiltz in een klap vijf zetels. Natuurlijk gingen de maatschappelijke veranderingen van de jaren 1960 niet aan het Vlaams-nationalisme voorbij. Velen beseften dat men de aandacht voor de sociaaleconomische problematiek moest opvoeren om het stijgende succes van de Vlaamse Beweging te kunnen kanaliseren.121 121
B. DE WEVER, ‘Antwerpen (stad)’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 345-351.
71
Hoofdstuk 2: Interne geschiedenis: Voorzitter Collin en zijn bestuur Voorzitter Fernand Collin ( °1897- †1990)122 122
M. VAN DEN WIJNGAERT, ‘Fernand Collin’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 775 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 26 en R. VANDEPUTTE, Fernand Collin en zijn tijd, Tielt, 1985, 153-157 en http://nl.wikipedia.org/wiki/Fernand_Collin en
72
Bron: H. VAN DER WEE en M. VERBREYT, Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen, 1935-1985, 1985, Tielt.
Fernand Collin was gedurende 40 jaar zeer nauw verbonden met R. Antwerp F.C.. Hij bekleedde er verschillende functies en verliet de club toen hij meer dan 70 jaar oud was. Hij was afkomstig uit een Antwerpse groothandelaarsfamilie. Aan de Katholieke Universiteit van Leuven behaalde Fernand Collin de diploma’s in de rechten, licentiaat in de thomistische wetenschappen en doctor in de strafrechterlijke wetenschappen. Van 1923 tot 1938 was hij als http://www.dbnl.org/tekst/flor007tenh03_01/flor007tenh03_01_0009.htm en H. VAN DER WEE en M. VERBREYT, Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen, 19351985, 1985, Tielt.
73
advocaat ingeschreven aan de balie in Antwerpen en in 1925 begon Fernand Collin als 27jarige zijn loopbaan als hoogleraar aan de KUL. Hij doceerde er straf- en zeerecht. Na zijn studies was hij ook van 1926 tot en met 1932 actief in de politieke wereld. Hij stelde zich kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 en 1932 als lid van de Vereenigde Katholieken in Antwerpen. Zijn toetredingskaart tot R. Antwerp F.C. dateerde van 1925, maar zijn sportieve bedrijvigheid begon veel vroeger. In 1916 legde hij het examen af van scheidsrechter als lid van het toenmalige Patria. Tijdens zijn legerdienst in 1922 vervulde Fernand Collin, onder leiding van Kapitein Chomé, een functie op het bureau der sporten bij de staf van de tweede Legerdivisie. In 1927 werd hij door de toenmalige rector van de KUL belast met de leiding van de sport aan de universiteit. Collin werd voor een periode van tien jaar een van de pioniers voor de bevordering van sport aan de universiteiten. Tevens werd hij ook leider van de nationale studentenploeg en lid van het comité voor de sport bij het Ministerie van Onderwijs. De uitzonderlijke gaven van een groot sportleider kwamen meer en meer op het voorplan.123
Fernand Collin werd daarom in 1925 penningmeester van R.
Antwerp F.C., om in 1928 algemeen secretaris te worden. Vanaf 28 juli 1934 tot en met 20 juni 1968 werd hij voorzitter van de raad van beheer. Van 1942 tot 1962 was Collin ook voorzitter van de Entente Anversoise.124 Fernand Collin lag mede door zijn colleges en publicaties, als door zijn activiteit aan de balie, aan de basis van de erkenning van het Nederlands als volwaardige rechtstaal. Verder was hij ook corresponderend lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten in België. Maar zijn naam blijft vooral verbonden met de Kredietbank. Hij was betrokken bij de stichting van de bank in 1935 en behoorde van bij aanvang tot het directiecomité en de raad van beheer. Van 1938 tot 1963 was Fernand Collin voorzitter van het directiecomité en van 1938 tot 1973 was hij ook voorzitter van de raad van beheer. Hij gaf de bank een eigen Vlaams profiel en bewerkte mee de doorbraak van het Nederlands in de financiële kringen. Fernand Collin was reeds veertig jaar voor de invoering van de Euro gewonnen voor een Europese monetaire rekeneenheid. De Kredietbank was de eerste bank die op die manier obligatieleningen op de internationale markt plaatste. Dit leidde naar de ECU125 en nog later naar invoering van de 123
M. VAN DEN WIJNGAERT, ‘Fernand Collin’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 775 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 26 en RAFC UC 2/2/1938. 124 RAFC UC 12/10/1942 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 19-40 en 57-59. 125 In 1979 werd met de "European Currency Unit" (ECU) de Europese rekeneenheid ingevoerd. Dit was een voorloper van de Euro. De ECU was een 'korfmunt', dat wil zeggen dat de munten van de verschillende Europese lidstaten samen werden genomen waarbij het aandeel van elke munt in de korf door de economische sterkte van elke staat werd bepaald. Bron: H. VAN DER WEE en M. VERBREYT, Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen, 1935-1985, 1985, Tielt.
74
Euro. Van 1964 tot 1967 was Fernand Collin ook de eerste Vlaamse voorzitter van de Belgische Vereniging van Banken. Bij zijn aanvaarding van dit voorzitterschap stelde hij de volgende voorwaarde: “Il doit être bien entendu qu’à partir de mon entrée en fonction je ne parlerai dans nos réunions que le flamand et ce en toutes circonstances…”. Hij voerde naast het gebruikelijk Frans dus het Nederlands als voertaal in. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij ook deel uit van het comité dat zich rond Alexandre Galopin, de gouverneur van de Société Générale, had gevormd. In opdracht van de regering Hubert-Pierlot zorgde deze groep van financiers en industriëlen ervoor dat België economisch zo behoedzaam mogelijk door de bezetting werd geloodst. Fernand Collin droeg door zijn belangrijke rol in de industrie ook bij tot de economische en sociale ontwikkeling van België. Hij volgde zijn vader John Ferdinand op als voorzitter van de Imperial Products Company. Dit familiebedrijf werd in 1903 door zijn ouders John Ferdinand Collin (°1871-†1959) en Jeanne Marie Antoinette Verelst (°1868†
1941) opgericht. Imperial Products was gekend voor zijn typisch Engels product, namelijk
pudding. Vanaf 1968 ging het bedrijf samenwerken met Devos Lemmens onder de naam Continental Foods. Hij was daarnaast onder andere nog actief in de Antwerpse Diamantbank, Afga-Gevaert, Utrecht-Diverse Risico's, Bemab N.V., Secura, Gestion Kredietbank Income Fund, ABB, Bayer Antwerpen en de ASLK. In 1972 kreeg Collin de Joost van den Vondelprijs voor zijn bijdrage tot de economische, sociale en culturele opgang van Vlaanderen. In 1988 werd hem de prijs van de Vlaamse Regering toegekend voor zijn jarenlange inzet voor de Vlaamse ontvoogding. Verder was hij ook Commandeur in de Kroonorde sinds 1947, Officier in de Leopoldsorde sinds 1948 en Commandeur in de Orde van Oranje Nassau sinds 1951.126 Net zoals zijn uitgesproken Vlaamsgezindheid in het bedrijfsleven en katholicisme, had Fernand Collin een uitgesproken mening over sport. Dit was volgens hem een heilzaam middel om de gezondheid van de bevolking en meer bepaald die van de jeugd te bevorderen. Het moest een aangenaam en aanbevelenswaardig tijdverdrijf voor spelers en toeschouwers zijn. Hij veroordeelde de houding van diegenen die sport beoefenden uit puur winstbejag. 127 Een voetbalploeg werd volgens Collin gevormd door spelers die van kindsbeen door de club werden opgeleid. De voetbalsport mocht niet herleid worden tot een financiële operatie waarbij men door stelselmatig aankopen en verkopen van spelers een team vormt. “Een club 126
M. VAN DEN WIJNGAERT, ‘Fernand Collin’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, Tielt, 1998, 775 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 26 en H. VAN DER WEE en M. VERBREYT, Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen, 1935-1985, 1985, Tielt, 342 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 107-138. 127 RAFC UC 31/1/1949.
75
is geen verzameling van kapitalen, maar een verzameling van mensen! Een echte clubgeest, gekenmerkt door vriendschap en verbroedering, kan wonderen verrichten en bereikt soms meer dan schijnbare kwaliteit”, aldus Fernand Collin. Een sterke jeugdpolitiek vormde de kern van zijn voetbalbeleid.128 Naar zijn gevoel bezaten buitenlanders of spelers uit andere verenigingen niet de juiste clubgeest. “Zij speelden voor eigen belang en niet voor het belang van de ploeg”.129 Hij beschikte in de Kredietbank over een aanzienlijk gezag en dreef zijn wil met grote vastberadenheid door. Diezelfde karakteristiek vond men ook in zijn beheer van R. Antwerp F.C. terug. Op die basis heeft hij de Great Old 34 jaar geleid, niet tegenstaande de scherp afwijkende opvattingen die bij verschillende medebeheerders bestond. In de wandelgangen was er verzet tegen het beleid van Collin, maar wanneer men vergaderde bleken het aanzien en gezag van de voorzitter zodanig doorslaggevend te zijn dat niemand tegen hem inkwam.130 Zo vertelde Jean Fraiponts131 in het boek Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old dat R. Antwerp F.C. “‘een conservatieve burcht’ was. Dit kon ook moeilijk anders”, oordeelde Fraiponts. “De voorzitter was de grote man van de Kredietbank, oerconservatief en tegen profvoetbal. Antwerp speelde in de jaren 1960 niet alert in op de nieuwe ontwikkelingen. Terwijl ploegen zoals Anderlecht en Standard de weg van het professionalisme bewandelden, bleef Antwerp de politiek van Fernand Collin volgen”.132 Oudspeler Vic Mees133 sprak dit gedeeltelijk tegen. “Men heeft de heer Collin wel eens afgeschilderd als de man die de neergang van Antwerp mede bewerkt heeft. Maar dat was feitelijk niet waar, ‘mijnheer Collin’ stamde echter uit een andere tijd. Voor hem was sport opvoeding, ontspanning en genoegen voor de jeugd en daar eindigde voor hem ook het werk van een club. Hij heeft de voetbalsport nooit als een professionele instelling willen kennen en bijgevolg ook niet willen aanvaarden. Mijnheer Collin leefde wel ver buiten de dagelijkse sleur van de club, maar de enkele keren dat we bij hem werden ontvangen, dat hij ons kwam toespreken, gelukwensen of speciale mededelingen kwam overmaken, waren we steeds onder de indruk van de eerlijkheid, sportieve inborst en amateuristische opvattingen welke de man uitstraalde. Anderzijds kan men natuurlijk betreuren dat hij de werkelijke ambitie miste om de club groot te maken en haar een commerciële inslag te bezorgen.”134 In 1966 werden er 128
RAFC AG 15/6/1938 en RAFC UC 2/11/1948, 1/6/1951, 10/3/1952, 17/2/1953, 10/6/1958, 6/10/1964. RAFC UC 9/6/1959, 23/6/1959. 130 R. VANDEPUTTE, Fernand Collin en zijn tijd, Tielt, 1985, 156 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 169-172. 131 Jean Fraiponts was samen met Gunther Hofman trainer van 23 februari 1964 tot 22 november 1964. Bron: http://www.rafcmuseum.be/trainersarchief/trainersarchief.php. 132 P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 81. 133 Vic Mees speelde van 1939 tot en met 1964 bij R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=M. 134 H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 46. 129
76
onder druk van een deel van de beheerraad hervormingen doorgevoerd in de voetbalafdeling van R. Antwerp F.C.. Men scheidde het betaald voetbal, dat echter nog altijd maar semiprofessionalisme bleef, van de amateur-afdeling. Fernand Collin betreurde deze splitsing. Hij bleef zijn principes trouw.135 Na de degradatie in 1968 trok Fernand Collin zich op 20 juni 1968 terug als algemeen voorzitter van R. Antwerp F.C.. Hij achtte zich mee verantwoordelijk voor deze degradatie. Veertig jaar lang was hij zijn principes over amateursport trouw gebleven en had er nooit een geheim van gemaakt dat hij geen spektakel wilde inrichten. Voor hem bleef de jeugd centraal staan. Nu dit niet meer volstond wilde hij de toekomst van de club niet in de weg staan. “Mijn politiek was mislukt en ik maakte plaats voor jongeren die een andere visie hadden. Natuurlijk bleef ik de verrichtingen van ‘mijn’ ploeg volgen. Het eerste wat ik maandagmorgen in de krant lees is het verslag over Antwerp. Wedstrijden volg ik niet meer, zelfs niet op de beeldbuis. Ik ben te emotioneel, te veel supporter. 136 Na zijn voorzitterschap bleef hij dus gehecht aan de club. Met dezelfde geestdrift als destijds volgde hij de uitslagen van de ploeg tot aan zijn dood.137
135
RAFC UC 7/6/1966 en transcriptie interview Vic Mees, regels 370-372 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 155-168 en RAFC briefwisseling 1 8/7/1967. 136 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 89 en H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 37-38. 137 Transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 98-103 en 252-279.
77
Samenstelling bestuur Organigram R. Antwerp F. C.
NV Antwerp Stadion Beheerraad R. Antwerp F.C.
Voetbal
Hockey
Tennis
Atletiek
R. Antwerp F.C. werd op 6 januari 1923 tot een VZW omgevormd, die door een raad van beheer werd geleid. De VZW R. Antwerp F.C. was geen eigenaar van de instellingen in Deurne, deze werden van de N.V. Antwerp Stadion gehuurd. De raad van beheer bestond uit een voorzitter, (een of twee) ondervoorzitter(s), een schatbewaarder, een secretaris en niet nader bepaald aantal leden. Deze hield leden van de voetbal-, hockey-, tennis- en atletiekafdeling in. Fernand Collin was voorzitter van 28 juli 1934 tot en met 20 juni 1968. John Ferdinand Collin 138 was ondervoorzitter van 1923 tot aan zijn overlijden in 1959. De andere ondervoorzitter was Henri De Ridder. Hij bekleedde deze functie van 1932 tot aan zijn dood in 1945. Maurice Kieken verving hem tot in 1966. Carlo Koevoets nam op zijn beurt de plaats in van de overleden Maurice Kieken. Hij bleef ondervoorzitter tot in 1968. Siegfried Oyen was secretaris van 1936 tot 1945. Hij werd door André Van Oostenrijck afgelost. Jos Collin was schatbewaarder van 1929 tot aan zijn overlijden in 1958. Jos Adriaens nam zijn taak over tot in 1968. Tijdens een buitengewone algemene vergadering op 20 juni 1968 nam Fernand Collin ontslag als voorzitter van de raad van beheer.139 Het aantal leden van de raad van beheer, en wie deze waren tussen de periode 1938-1968, kon niet worden achterhaald omdat het bronnenmateriaal zich beperkte tot bijna alleen notulen van de vergaderingen van het UC. De notulen van de raad van beheer zijn echter verloren gegaan, zodat de ‘exacte’ samenstelling van de raad van beheer niet meer kan worden achterhaald.
138 139
Voor de verwantschap tussen de verschillende Collins zie deel 2, hoofdstuk 2, ideologie, p 99-100. H. SCHEPERS, en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 180.
78
Men kan besluiten dat de top van het bestuur tussen de periode 1938-1968 (noodgedwongen) een paar veranderingen doormaakte. Na de sterfgevallen van John Ferdinand Collin en Henri De Ridder stelde de club een ondervoorzitter aan in plaats van twee. Tussen 1938 en 1968 kende men ook twee verschillende secretarissen en schatbewaarders. Na de degradatie werd de volledige raad van beheer aangepast. Een voorlopig noodcomité, bestaande uit Eddy Wauters, Julien Boydens, Hendrik Boogaerts, Marcel Florus en Louis Bastin, probeerde R. Antwerp F.C. uit de impasse te halen, het seizoen in tweede afdeling voor te bereiden en een nieuwe toekomst voor de club uit te tekenen. Zowat iedereen die met R. Antwerp F.C. nieuwe wegen op wilde zag in Eddy Wauters de geschikte opvolger voor Fernand Collin als voorzitter van de raad van beheer.
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 92.
Eddy Wauters140 tekende op 15 oktober 1946 op zestienjarige leeftijd zijn aansluitingskaart bij R. Antwerp F.C.. Een alledaags feit op het eerste gezicht, maar de jonge Wauters, niet eens zo jong meer voor een aansluitingskaart, bleek een begaafd voetballer. Zijn aanleg en ambitie brachten hem later tot in de eerste ploeg van de Great Old en zelfs vier maal tot in de Belgische nationale ploeg. Eddy Wauters verdedigde zestien jaar de kleuren van de club en speelde 298 wedstrijden in het eerste elftal. Maar hij had nog andere pijlen op zijn boog. Zijn schranderheid bracht hem ook in het maatschappelijk leven aan de top. 141 Tijdens zijn voetbalcarrière behaalde hij drie diploma’s: een in de rechten en economische wetenschappen aan de KUL (1951-1956) en een in international foreign and economic administration aan de universiteit van Yale (1956-1957). Vanaf 1960 ging hij ook aan de slag in de Kredietbank 140
Eddy Wauters speelde van 1946 tot en met 1965 voor R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=W. 141 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 69.
79
waarvan Fernand Collin op dat ogenblik voorzitter van de raad van beheer en het directiecomité was. Hij werd procuratiehouder van de afdeling Buitenland Zetel Antwerpen en hoofd van de centrale afdeling Thesaurie en Arbitrage in 1960, afgevaardigd beheerder en lid van het directiecomité in 1978. Van 1981 tot 1984 werd hij voorzitter van het directiecomité. Van 1978 werd hij voorzitter van de raad van beheer. Daarnaast werd hij ook beheerder van Kredietbank SA Luxembougeoise en de Antwerpse diamantbank N.V., voorzitter van Kredietbank International, voorzitter van de raad van commissarissen van Bank Van Der Hoop Offers N.V., lid van de raad van beheer en van het directiecomité van het Vlaams Economisch Verbond. Verder werd hij ook nog lid van de stuurgroep Inter-Alpha Bankengroep, Institut International d’Etudes Bancaires, Internal Monterary Conference en The Overseas Bankers.142 Vic Mees vertelde in het boek Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old over zijn ervaringen met Eddy Wauters. “Hij was geen uitzonderlijke voetballer, maar een erg intelligente jongen, die de bescherming van voorzitter Fernand Collin genoot en sport combineerde met universitaire studies in Leuven. Een taxi ging de drie studerende spelers Eddy Wauters, Eddy Bertels en Ward Beyers ophalen voor de trainingen en bracht hen nadien terug. Dat moet de club aardig wat geld hebben gekost.” 143 Wauters was jong en schrander en hij kende de club dus door en door. Hij was ook een leiderstype en had de laatste jaren nooit weggestoken dat hij andere ideeën had dan de behoudsgezinde principes van het vroegere Antwerpbestuur. “Fernand Collin is er steeds vrank en vrij voor uitgekomen dat beroepssport hem niet interesseerde en dat hij geen voorstander was om een profclub financieel te steunen, zelfs niet als het Antwerp was…Hij bleef zijn principes trouw. Hij was radicaal tegen de beroepssport, voor hem stond de opvoedende waarde in de opleiding van de jeugd centraal…Ik vind dat dit een eerlijke en consequente visie is, doch dat zij in de huidige Belgische voetbalsport aan de top enigszins is voorbijgestreefd. De evolutie is nu eenmaal gegaan van zuiver amateurisme naar professionalisme, naar sponsoring, mecenaat en dergelijke, met al zijn nevenaspecten. Tegen dit verschijnsel mag men zich niet verzetten of men gaat als toonaangevende club ten onder. Men kan de commercialisatie in de topsport wel betreuren, maar ze is nu eenmaal een feit geworden waaraan men zich zo snel mogelijk moet aanpassen.”, aldus Eddy Wauters.144 Bovendien genoot hij, ondanks dit verschil in opvattingen, toch het vertrouwen en de steun 142
R. DECAN, Wie is wie in Vlaanderen 1989-1993 biografische encyclopedie, Brussel, 1989, 1425 en H. VAN DER WEE en M. VERBREYT, Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen, 1935-1985, 1985, Tielt, 343. 143 P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 78-79. 144 H. SCHEPERS, en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 76-77.
80
van de ontslagnemende voorzitter. Er was slechts een probleem: Eddy Wauters weigerde het voorzitterschap. Als hoofd van de centrale afdeling Thesaurie en Arbitrage bouwde hij aan een belangrijke maatschappelijke carrière. Het was tenslotte de minzame Jos Lahou, al 45 jaar actief in de club, die in augustus 1968 het voorzitterschap op zich nam, terwijl Eddy Wauters zich liet overhalen ondervoorzitter te worden. Op 24 december 1968 overleed voorzitter Jos Lahou. R. Antwerp F.C. stond weer even ver als zes maanden eerder. Weer keek iedereen naar Eddy Wauters, maar die was nog steeds niet geneigd zelf voorzitter van de raad van beheer te worden. Enkele maanden later kwam er eindelijk een belangrijke kentering. Na lang aandringen aanvaardde Eddy Wauters op 20 maart 1969 tenslotte toch het voorzitterschap van de raad van beheer. Een nieuwe periode werd ingeluid. Men ging, voor zover de mogelijkheden het toelieten, definitief de weg van het professionalisme op. In de loop van het seizoen 1968-1969 zag de definitieve nieuwe raad van beheer er als volgt uit: voorzitter Eddy Wauters, secretaris André Van Oostenrijck, schatbewaarder Carlo Koevoets en leden Jos Adriaens, Julien Boydens, Jean Collin, Ernest Druïne, Marcel Florus, Louis Moreels en Walter Stuart.145 R. Antwerp F.C. was op sportief gebied meer dan alleen voetbal. De club telde nog drie andere afdelingen. Antwerp Hockey Club ontstond in 1923 wanneer R. Antwerp F.C. verhuisde naar Deurne. AHC werkte zijn thuiswedstrijden af op de terreinen die naast het Bosuilstadion lagen. In 1974 verliet de club Deurne omdat men een kunstgrasveld wilde aanleggen. In Deurne bleek dit om praktische redenen niet haalbaar (de voetbalafdeling breidde zich steeds meer uit) en na een kort verblijf in Brasschaat werd er uiteindelijk een geschikte locatie gevonden in Brecht. 146 Antwerp Tennis Club werd in 1886 door de voetballers van Antwerp F.C. opgericht. Ze is de op een na oudste tennisvereniging van België. Bij de verhuis naar Deurne werden er naast het stadion ook tennisvelden aangelegd. In 2003 moest ATT Deurne echter verlaten door problemen met de accommodatie. De vier terreinen waarover men beschikte, moesten in opdracht van de politiecel van Antwerpen tot een parkingzone voor de bussen van de voetbalsupporters van de tegenstrevers worden omgevormd.147 De atletiekafdeling van R. Antwerp F.C. was ontstaan uit de hervorming van de atletiekclub Metropol A.C., die in 1935 werd opgericht. In 1939 werd het sportveld van deze vereniging, gelegen in het Nachtegaalpark, door de militaire overheid ontruimd. Hierdoor verhuisde Metropol A.C. naar het sportpark in Merksem. In 1940 moest men deze 145
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 89-92. http://www.rahc.be/site/index.php?option=com_content&task=view&id=30&Itemid=58. 147 http://www.antwerptennis.be/. 146
81
plaats door de Duitse bezetting verlaten. De atletiekvereniging zette zijn praktijken verder in het Antwerpstadion. In april 1941 werd Metropol A.C. omgevormd tot Antwerp Athletic Club als onderafdeling van R. Antwerp F.C..148 In de jaren 1950 speelde R. Antwerp F.C. ook met de idee om een basketballafdeling aan het geheel toe te voegen. Deze kwam er niet omdat de club noch de financiële middelen noch de nodige beschikbare ruimte had om dit te verwezenlijken. De tennis-, hockey- en atletiekafdeling hadden net als de voetbalsectie hun eigen bestuur dat onder toezicht stond van de raad van beheer. De voetbalafdeling stond onder leiding van het uitvoerend comité dat eenmaal per week vergaderde en het recht had algemene vergaderingen te beleggen met de leden van de ondergeschikte comités of met de spelers. Het benoemde ook de leden van de andere comités die zich onder het uitvoerend comité bevonden. Op 22 juni 1966 werd tijdens een bijzondere vergadering van de voetbalafdeling beslist een reorganisatie door te voeren. Men scheidde het betaald voetbal, dat echter nog altijd maar semi-professionalisme bleef, van de amateurafdeling.
Organigram voetbalafdeling R. Antwerp F.C. 148
L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 203-204 en RAFC UC 8/4/1941, 29/4/1941.
82
Voetbalafdeling Uitvoerend comité Selectiecomité Hogere afdeling Selectiecomité Lagere afdeling
Sportcomité Feestcomité Ontvangstcomité Aktiekomiteit der Antwerp supporters
83
Het uitvoerend comité bestond aanvankelijk uit een voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, bijgevoegde secretaris, schatbewaarder en vier leden.149 Maar de samenstelling van dit comité veranderde meerdere malen tussen 1938 en 1968. Tijdens de vergadering op 4 maart 1937 was Maurice Kieken voorzitter, Jef Van Meenen secretaris, Jos Collin schatbewaarder en Walter Colignon, Fernand Caremans, Frans Gysen, Louis Moreels, Adolphe Robyns en John Van der Haegen de leden van het UC.150 Op 3 januari 1940 maakte Louis Van Weert de overgang van de beheerraad naar dit comité. Hij moest Walter Colignon vervangen die het UC had verlaten.151 In het seizoen 1940-1941 keerde Colignon terug in het UC, dat vervolgens met Henri Van der Wee en Siegfried Oyen werd uitgebreid.152 In het volgende kampioenschap verliet Walter Colignon definitief het UC. Hij werd vervangen door Jos Lahou. 153 Op 10 juli 1945 verliet Siegfried Oyen het UC, zodat het in het eerste seizoen na de Tweede Wereldoorlog bestond uit voorzitter Maurice Kieken, secretaris Jef Van Meenen, schatbewaarder Jos Collin en acht leden, namelijk Fernand Caremans, Frans Gysen, Louis Moreels, Adolphe Robyns, John Van der Haegen, Henri Van der Wee, Jos Lahou en Louis Van Weert. Op 4 maart 1946 stierf de ondervoorzitter van de raad van beheer en voorzitter van N.V. Antwerp Stadion Henri de Ridder. Het UC droeg Maurice Kieken voor als nieuwe ondervoorzitter van de raad van beheer. Vanaf 16 september 1946 werd Kieken officieel de nieuwe ondervoorzitter van de raad van beheer. Hij behield tevens ook het voorzitterschap van het UC.154 Op 12 februari 1948 overleed secretaris Jules Van Meenen. Hij werd door Ernest Druine vervangen. Om het werk te verlichten nam het UC Marcel Florus als bijgevoegd secretaris aan.155 Bij de start van het seizoen 1951-1952 werd het UC licht hervormd. Fernand Caremans en Louis Moreels verlieten het UC voor het selectiecomité van de hogere afdeling. Het comité zag er als volgt uit: voorzitter Maurice Kieken, secretaris Ernest Druine, bijgevoegd secretaris Marcel Florus, schatbewaarder Jos Collin en zes leden: John Van der Haegen, Jos Lahou, Adolphe Robyns, Louis Van Weert, Frans Gysen, Henri Van der Wee.156 Op het einde van het seizoen 1952-1953 werd het selectiecomité door de slechte sportieve resultaten ontbonden waardoor Fernand Caremans en Louis Moreels terugkeerden naar het UC.157 Op 24 augustus 1954 verliet Henri Van der Wee het UC en op 149
Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek, 190. RAFC UC 4/3/1937. 151 RAFC UC 3/1/1940. 152 RAFC UC 30/7/1940, 19/11/1941, 18/3/1941. 153 RAFC UC 24/3/1942, 24/1/1944. 154 RAFC UC 4/3/1946, 16/9/1946. 155 RAFC UC 12/2/1948, 23/2/1948, 1/3/1948. 156 RAFC UC 16/7/1951, 3/9/1951. 157 RAFC UC 26/5/1953, 22/6/1953. 150
84
21 februari 1956 werden Julien Boydens en Jos Adriaens lid van het UC. Bij het begin van het seizoen 1956-1957 zag het UC er als volgt uit: voorzitter Maurice Kieken, secretaris Ernest Druine, bijgevoegd secretaris Marcel Florus, schatbewaarder Jos Collin en zeven leden: John Van der Haegen, Jos Lahou, Adolphe Robyns, Louis Moreels, Louis Van Weert, Frans Gysen, Fernand Caremans, Julien Boydens en Jos Adriaens.158 Op 22 juli 1958 stierf schatbewaarder Jos Collin waardoor Jos Adriaens zijn taak over nam. 159 In 1958 en 1959 werden er drie nieuwe leden aan het UC toegevoegd, namelijk Carlo Koevoets, de voormalige voorzitter van de tennisafdeling, Fernand Collin Jr., de zoon van de voorzitter van raad van beheer en clubarts Walter Luyten.160 Op 28 juni 1960 besloot de raad van beheer de leden in de verschillende comités te verjongen en de leeftijdsgrens op 65 jaar te bepalen. Maurice Kieken, Adolphe Robyns, Fernand Caremans, Frans Gysen en John Van der Haegen dienden ontslag te nemen. Bij aanvang van het seizoen 1960-1961 zag het verjongde UC er als volgt uit: voorzitter Carlo Koevoets, ondervoorzitter Julien Boydens, secretaris Marcel Florus, schatbewaarder Jos Adriaens, bijgevoegd schatbewaarder Ernest Druine en vier leden Walter Luyten, Jos Lahou, Fernand Collin Jr. en Louis Moreels. 161 Jos Lahou en Louis Moreels verlieten tussen 1960 en 1964 ook het UC. De precieze datum en reden konden niet worden achterhaald doordat er geen notulen waren van deze periode. 162 Op 26 oktober 1965 verliet Fernand Collin Jr. het UC omdat hij de nakende splitsing van de voetbalafdeling betreurde. 163 Hij werd vervangen door Harry Koevoets, de broer van de toenmalige voorzitter van het UC.164 Tijdens de seizoenen 1966-1967 en 1967-1968 verlieten Julien Boydens en Walter Luyten het UC. Louis Bastin trad in 1967 toe tot het UC. Op de vooravond van de degradatie naar de tweede klasse bestond het UC uit voorzitter Carlo Koevoets, secretaris Marcel Florus, schatbewaarder Jos Adriaens, bijgevoegd schatbewaarder Ernest Druine en leden Harry Koevoets en Louis Bastin.165 Door het ontslag van Fernand Collin ontslag als voorzitter van de raad van beheer werd ook het UC hervormd. Het bestond tijdens het seizoen 1968-1969 uit voorzitter Julien Boydens, secretaris Marcel Florus en leden Louis Bastin, Emiel Steylaerts, Theo Verhaert en Louis Wouters.166
158
RAFC UC 21/2/1956. RAFC UC 22/7/1958. 160 RAFC UC 18/11/1958, 15/9/1959, 15/12/1959. 161 RAFC UC 28/6/1960. 162 Verslagen van 5/7/1960 tot en met 31/6/1964 ontbreken. 163 RAFC UC 26/11/1965 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 70-97 en 281-293. 164 RAFC UC 2/11/1965. 165 RAFC briefwisseling 4 29/5/1967. 166 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 88-92. 159
85
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 92.
Het UC was zeker geen constante factor in de voetbalafdeling van R. Antwerp F.C.. Tijdens de periode 1938-1968 wisselde men (al dan niet noodgedwongen) eenmaal van voorzitter, driemaal van secretaris, twee maal van schatbewaarder en meerdere malen van leden. Geen enkele persoon was lid van het UC van 1937 tot en met 1968. In totaal kende het UC tussen 1938 en 1968 22 passanten. Opmerkelijk is dat acht van de 22 personen voormalige spelers waren van R. Antwerp F.C..167 De selectiecomités, zowel van de hogere als lagere afdeling, vergaderden iedere maal voor of na de wekelijkse trainingen. De hogere afdeling omvatte de eerste ploeg, reserven en junioren. De lagere afdelingen de scholieren en de kadetten. De leden van deze comités brachten iedere week verslag uit over hun werking en legden hun ondervindingen in verband met de sportieve resultaten van de club aan het UC uit. De specifieke taken van beide comités waren het opstellen van de ploegen en tactische beslissingen nemen voor en tijdens de wedstrijd. Ze stonden ook samen met de raad van beheer in voor de in- en uitgaande transfers van de ploeg. Ze gaven advies aan de raad van beheer over wie R. Antwerp F.C. mocht verlaten en volgden bepaalde spelers die de elftallen konden versterken. De raad van beheer besliste uiteindelijk over de definitieve in- en uitgaande transfers. De oefenmeesters hadden 167
Jules Van Meenen, Fernand Caremans, John Van der Haegen, Frans Gysen, Louis Moreels, Walter Colignon, Adolphe Robyns en Louis Bastin waren ex-spelers van R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php.
86
slechts een beperkte rol in dit concept. Ze gaven enkel de oefeningen aan de spelers, maar ze beschikten niet over de bevoegdheden van de hedendaagse trainers. Tijdens de jaren 1950 en 1960 werden deze wel geleidelijk aan uitgebreid. De leden van de selectiecomités konden ook bepaalde spelers of trainers straffen of schorsingen opleggen wanneer zij zich, naar hun mening, misdroegen. Een lid van beide comités hield ook een lijst van aanwezigheden van de spelers van beide afdelingen bij. Tot slot vergezelden de leden van de selectiecomités hun elftallen bij alle wedstrijden.168 In het seizoen 1938-1939 bestond het selectiecomité van de hogere afdeling uit voorzitter Adolphe Robyns, secretaris Fernand Caremans en leden Frans Gysen, Louis Moreels en John Van der Haegen.169 Wegens de tegenvallende sportieve resultaten van de club tijdens het seizoen 1940-1941 werd het selectiecomité van de hogere afdeling ontbonden. De elftallen van de eerste ploeg, reserven en junioren werden vanaf dan door het UC in samenwerking met oefenmeester Wertz en afgevaardigden Van Dunneghem en De Cat samengesteld. 170 De trainingen voor de hogere afdelingen vonden dat seizoen plaats op dinsdag en donderdag. De training van de lagere afdeling werd op woensdag afgewerkt. 171 Tijdens het kampioenschap 1945-1946 werden de uren en de dagen van de trainingen aangepast. De eerste ploeg trainde samen met de junioren en scholieren op dinsdag om 19u. Op vrijdag oefenden de junioren en scholieren afzonderlijk om 19u. En tenslotte trainden de kadetten elke woensdag- en donderdagnamiddag om 15u.172 In het seizoen 1945-1946 ontstond er ook een medische staf avant la lettre bestaande uit dokter Walter Luyten, masseur Gideon Brugman en verzorger Cyriel Vanderdonckt. Zij hielden nauw contact met beide selectiecomités en het UC. 173 Voor de start van het kampioenschap 1949-1950 werd er een ‘keuzecommissie’ samengesteld die de samenstelling van het eerste elftal, de landelijke reserven en de provinciale junioren bepaalde. Dit gebeurde elke donderdag na de trainingen. Dit comité, dat te vergelijken viel met het selectiecomité van de hogere afdeling, bestond uit Adolphe Robyns, Fernand Caremans en Louis Moreels. Frans Gysen was reserve en moest invallen wanneer iemand van deze drie leden niet aanwezig kon zijn op de samenstelling van de ploegen. De keuzecommissie besliste echter niet over de tactiek en opstelling van de ploeg. Het UC nam deze bevoegdheden voor zijn rekening.174 Op 12 december 1949 stapte Adolphe Robyns 168
Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek, 191 en RAFC UC 19/5/1942, 27/9/1943, 17/4/1950, 9/4/1951, 27/10/1952. 169 RAFC UC 19/7/1938. 170 RAFC UC 5/11/1940. 171 RAFC UC 3/7/1941. 172 RAFC UC 17/7/1945. 173 RAFC UC 25/2/1946. 174 RAFC UC 27/6/1949.
87
omwille van gezondheidsproblemen als lid van de keuzecommissie op. Frans Gysen nam zijn plaats in.175 Tijdens het seizoen 1950-1951 werd de keuzecommissie terug omgevormd tot het selectiecomité voor hogere afdeling. Adolphe Robyns werd hier voorzitter van, maar hij nam later in het seizoen terug ontslag.176 Hierdoor werd het selectiecomité van de hogere afdeling hervormd bij de aanvang van het kampioenschap 1951-1952. Het bestond vanaf nu uit vijf leden, namelijk voorzitter Fernand Caremans, secretaris Louis Moreels en leden Camiel Simons, Frans Gysen en Eduard Wijgers. Deze laatste persoon nam hetzelfde kampioenschap nog ontslag zodat het comité terugviel tot vier leden. 177 Het volgende seizoen werd het selectiecomité voor de hogere afdeling eerst terug beperkt tot drie leden, namelijk voorzitter Fernand Caremans, Leon Bogaerts en Camiel Simons. Maar in de loop van datzelfde kampioenschap werd het comité toch nog hervormd. Fernand Caremans bleef voorzitter, Louis Moreels werd secretaris en er waren drie leden: Leon Bogaerts, Camiel Simons en Bob Paverick. Door de slechte sportieve resultaten werd het selectiecomité voor hogere afdeling op het einde van dat kampioenschap ontbonden.178 Voor de start van het seizoen 1953-1954 werden beide selectiecomités hervormd. De twee selectiecomités werden vanaf nu voorgezeten door een afgevaardigde van het UC. Het selectiecomité van de hogere afdeling bestond vanaf toen uit Bob Paverick, Camiel Simons en Leon Bogaerts.
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 73.
175
RAFC UC 12/12/1949. RAFC UC 6/11/1950, 21/5/1950. 177 RAFC UC 18/6/1951, 27/8/1951, 3/9/1951, 24/9/1951. 178 RAFC UC 25/8/1952, 10/3/1953, 26/5/1953, 22/6/1953. 176
88
Oefenmeester Harry Game. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 92.
In dat seizoen werd Harry Game als nieuwe trainer aangesteld. Hij mocht als allereerste oefenmeester van R. Antwerp F.C. het selectiecomité adviseren. 179 Tijdens het seizoen 19561957 werd de ‘medische staf’ aangepast en uitgebreid. Gideon Brugman verliet door zijn hoge leeftijd de club als masseur. Hij werd vervangen door Dupont en de club nam met dokter Dieltiens en De Buyser een tweede arts en hulpmasseur in dienst omdat de jeugdafdeling steeds meer uitbreidde. Tijdens het kampioenschap 1958-1959 nam de club met dokter Caubert een derde geneesheer aan. Hij legde zich enkel op de jeugdafdeling van de Great Old toe.180 Door de toename van jeugdspelers werden vanaf het seizoen 1959-1960 de uren en dagen van de trainingen veranderd. 181 In de jaren 1960 werd het selectiecomité opnieuw gereorganiseerd. Het bestond tijdens het seizoen 1962-1963 uit Theofiel Bastin, Hendrik Boogaerts en trainer Karl Hummenberger.
Karl Hummenberger. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 92.
Dat was een nieuwigheid, want tot hiertoe had de oefenmeester van R. Antwerp F.C. bij het selectiecomité enkel een adviserende stem. Nu kreeg hij daadwerkelijk stemrecht en stelde dus mee de ploeg op.182 179
RAFC UC 26/9/1953, 4/8/1953, 18/8/1953, 20/10/1953. RAFC UC 27/3/1956, 18/9/1956, 28/5/1957, 2/7/1957, 19/8/1958. 181 De eerste ploeg en de landelijke reserven trainden woensdag en donderdag om 19u en vrijdag om 18u 30. De provinciale junioren en de reserven werkten hun oefenstonden op dinsdag en vrijdag om 18u 30 af. De gewestelijke junioren trainden op donderdag om 18u 30. De twee provinciale scholierenploegen oefenden op woensdag en vrijdag om 18u 30, de gewestelijke scholieren werkten hun oefeningen op dinsdag om 18u 30 af. De kadettenspelers trainden elk afzonderlijk op woensdag om 15u. Bron: RAFC UC 11/8/1958. 182 RAFC UC 28/7/1964. 180
89
Ondanks de vele veranderingen die de selectiecomités tussen en 1938 en 1968 doormaakten, was het wel opmerkelijk dat tien van de twaalf leden oud-spelers van R. Antwerp F.C. waren.183 Het sportcomité werd opgericht om de taak van de selectiecomités te verlichten. De bevoegdheden lagen in verlengde van de selectiecomités. Men volgde de sportieve ontwikkelingen van de ploegen en zocht naar gepaste spelers voor de club. In het seizoen 1937-1938 bestond het sportcomité uit elf leden: Leon Bartholomé, Vandenbogaert, Stan Aerts, Jos Lahou, Françcois Van den Cloot, Frans Lodts, Eugène Claes, René Brock, Leon Bogaerts, Frans Van Dunneghem en Jos Thysen. 184 Tijdens het kampioenschap 1943-1944 bestond het sportcomité uit de volgende tien leden: Ernest Druine, Edmond Brock, Leon Bogaerts, Frans Lodts, Stan Aerts, Frans Van Dunneghem, Camiel Simons, Eugène Claes, Eugène De Cat en René Brock.185 Door de toename van de jeugdploegen in de jaren 1950 was men genoodzaakt het sportcomité uit te breiden. Tijdens het jubileumjaar 1955 bestond het sportcomité uit 21 personen: Frans Lodts, Corneel Moreels, Frans Van Dunneghem, Frans Gysen, André De Cat, Pieter Loreyn, Henri Pieters, Marcel Gysbrechts, Eugène Meulders, Leon Bartholomé, Theo De Coster, Constant Aerts, Jos De Lauwer, François De Lauwer, René Brock, Willy Ulens, Alfons Van Soom, Hippoliet Discry, Henri Boogaerts, Henri Berckmans en Joseph Vermeiren.186 Net zoals het selectiecomité bestond het sportcomité in de onderzochte periode uit een aantal voormalige spelers van de club. Elf leden187 van dit comité hadden een rood-wit verleden. Het feestcomité stond in voor het inrichten van verschillende feestelijkheden zoals het Kersten Paasfeest. Het werd opgestart met de bedoeling de ouders van de verschillende jeugdspelers voeling met het bestuur van R. Antwerp F.C. te doen krijgen. Tevens werd dit comité opgestart om de band met de supporters te versterken. Zij werden bij grote evenementen zoals het 75-jarig bestaan van de club in 1955 betrokken.188
183
Fernand Caremans, John Van der Haegen, Frans Gysen, Louis Moreels, Adolphe Robyns, Bob Paverick, Leon Bogaerts, Camiel Simons, Theofiel Bastin en Hendrik Boogaerts waren ex-spelers van R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php. 184 RAFC UC 18/3/1937. 185 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 61. 186 L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 36. 187 Françcois Van den Cloot, Frans Lodts, Leon Bogaerts, Edmond Brock, Leon Bogaerts, Camiel Simons, Frans Gysen, Pieter Loreyn, Henri Pieters, Willy Ulens, Alfons Van Soom, Hippoliet Discry, Henri Boogaerts waren ex-spelers van R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php. 188 Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek, 192 en RAFC UC 24/11/1937, 29/1/1951.
90
In de schoot van het feestcomité werd naar aanvang van dat jubileum een propagandacomité opgericht. De voorbereidingen voor het 75-jarig bestaan gingen tijdens het seizoen 1951-1952 van start. Het propagandacomité bestond uit vier leden, namelijk Jos Adriaens, Antoine Jorssen, André van Oostenrijck en Lucien Van Nuffel. 189 Het feestcomité bestond datzelfde kampioenschap uit de volgende personen: voorzitter Jos Lahou, ondervoorzitter Antoine Jorssen, secretaris André van Oostenrijck en zeven leden, namelijk Jos Adriaens, Arthur Van Der Wee, Lucien Van Nuffel, Robert Coates, Jean Collin, Albert Roelants en Wilfried Lebon.190 Opvallend was dat deze laatste vier personen geen functies in de voetbalafdeling uitoefenden. Robert Coates was de afgevaardigde van de tennisafdeling, Jean Collin vertegenwoordigde de hockeyafdeling, Albert Roelants was lid van het atletiekbestuur en Wilfried Lebon was een vertegenwoordiger van het Aktiekomiteit van Antwerpsupporters. Dit was eens te meer het bewijs dat R. Antwerp F.C. meer dan alleen een voetbalploeg was. Het betrok ook de andere afdelingen bij de feestelijkheden van zijn 75-jarig bestaan. De viering vond plaats op 19 mei 1955, waarvan de galamatch tegen Bolton Wanderers F.C. het orgelpunt vormde.191 Het ontvangstcomité stond in voor het onthaal van de scheidsrechters, perslui, bestuursleden, supporters en spelers van de bezoekende verenigingen. De scheids- en lijnrechters werden door de club aan het centrale station van Antwerpen afgehaald en per auto naar het stadion gebracht. Ze werden op dezelfde manier terug naar het station vervoerd. Het ontvangstcomité stond eveneens in voor de veiligheid van zowel de thuis- als uitsupporters. Ze functioneerden als een soort stewards avant la lettre en stonden hierdoor in contact met de plaatselijke politie.192 De precieze werking van het Aktiekomiteit der Antwerpsupporters en het belang van de supporters komt later aan bod. De financiën De schatbewaarder van de raad van beheer beheerde de financiën van alle afdelingen, terwijl de schatbewaarder, en later de bijgevoegde schatbewaarder van het UC, dit deden voor de voetbalafdeling. Jos Collin was van 1938 tot aan zijn overlijden schatbewaarder van de raad van beheer en het UC. Na zijn overlijden nam Jos Adriaens zijn taak over in de raad van 189
RAFC UC 10/9/1945, 4/2/1952, 8/9/1952. RAFC UC 9/2/1954. 191 RAFC UC 3/5/1955, 17/5/1955. 192 Royal Antwerp Football Club: 1880-1930, gedenkboek, 192 en RAFC UC 10/7/1945. 190
91
beheer en het UC. Na de bestuurlijke hervormingen van 1960 voegde de raad van beheer Ernest Druine als bijgevoegd schatbewaarder aan het UC toe. Deze twee personen beheerden de financiën van de voetbalafdeling tot de reorganisatie van de club in 1968. De schatbewaarder hield zich vooral bezig met het bepalen van de ticketprijzen, de premies van de spelers en de trainers en het berekenen van de onkosten van de club. Hij handelde echter niet alleen en moest steeds zijn ondervindingen laten goedkeuren door de raad van beheer. Een overzicht van de totale inkomsten en uitgaven van R. Antwerp F.C. werd niet beschreven in de notulen. Slechts eenmaal stond er vermeld dat de club een verlies van om en bij de 380.000 Belgische frank had geleden.193 Verdere exacte begrotingcijfers werden niet teruggevonden. De verschillende deelaspecten zoals de premies van de spelers, trainers en medische staf, transfersommen, liefdadigheid en de prijzen van de tickets en abonnementen kwamen wel afzonderlijk aan bod. Inkomsten
1960-1961
Loges 15 15 10 20 25 40 40 50 195 196 197 198 Tribune I 10 10/10 8 15/12 20/15 30/20 40/30/20 40 Tribune II 7 6/6 5 8 10 20 20 30 Staanplaatsen 5 4/3 3 5 7 10 10 15/12199
1956-1957
1948-1949
1946-1947
1945-1946
1942-1943
1941-1942
1940-1941
1940-1941
Ticketprijzen in BEF
1937-1938
Een belangrijke bron van inkomsten was de wedstrijdrecette.194
70 60 50 20
80 70 60 25
Vooral de derby’s tegen R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport leverden steeds een vol huis op. De prijzen voor deze wedstrijden lagen hoger dan het gemiddelde tarief. Voor de derby tegen R. Beerschot A.C. tijdens het seizoen 1937-1938 werden de prijzen vastgelegd op 20 Belgische frank voor de logeplaatsen, 15 Belgische frank voor tribune I, 8 Belgisch frank 193
RAFC UC 30/1/1950. RAFC UC 20/5/1937, 14/2/1940, 10/9/1940, 29/7/1941, 4/4/1945, 10/7/1945, 6/8/1946, 2/8/1948, 3/7/1956, 14/6/1960 en H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 59. 195 Men betaalde 12 Belgische frank voor een ongenummerd zitje en 15 Belgische frank voor een genummerde plaats in tribune I. Bron: RAFC UC 29/7/1941 196 Men betaalde 15 Belgische frank voor een ongenummerd zitje en 20 Belgische frank voor een genummerde plaats in tribune I. Bron: H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 59. 197 Men betaalde 20 Belgische frank voor een zitje beneden in tribune I en 30 Belgische frank voor op het verdiep. Bron: RAFC UC 4/4/1945, 10/7/1945 198 Men betaalde 20 Belgische frank voor een zitje op het gelijkvloers in tribune II, 30 Belgische frank voor de zijkanten en 40 Belgische frank voor een genummerde zitplaats in het midden van deze tribune. Bron: RAFC UC 6/8/1946 199 Men betaalde 15 Belgische frank aan de omheiningen (pourtour) en 12 Belgische frank voor de volksplaatsen (populaires). Bron: RAFC UC 2/8/1948. 194
92
voor tribune II en 5 Belgische frank voor de staanplaatsen. 200 Voor de topwedstrijden en de gewone matchen was er geen prijsverschil voor de staanplaatsen. Een ticket voor deze plekken in het stadion lag toch al hoger dan het gemiddelde uurloon van een arbeider in 1937.201 In 1940 verlaagde de club door de Tweede Wereldoorlog tweemaal zijn inkomprijzen. Voor de ‘grote wedstrijden’ lagen deze nu vast als volgt: 10 Belgische frank voor tribune I, 6 Belgisch frank voor tribune II en 4 Belgische frank voor de omheiningen. Voor de ‘kleine wedstrijden’ vroeg R. Antwerp F.C. 10 Belgische frank voor tribune I, 6 Belgisch frank voor tribune II en 3 Belgische frank voor de staanplaatsen. Later in het seizoen 1940-1941 werd dit onderscheid opgeheven en hanteerde men een vaste prijs per wedstrijd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vormden de beperkte verplaatsingsmogelijkheden een factor van cruciaal belang in het competitiegebeuren. Ze kwamen paradoxaal de voetbalclubs ten goede. De ontspanning was tijdens de oorlog anders georiënteerd. Weinig mensen waren de bezitter van een auto en veel van deze voertuigen werden door de Duitse overheid in beslag genomen. Buiten het openbaar vervoer en de fiets waren er geen verplaatsingsmogelijkheden. Daar kwam nog bij dat de treinen vanaf eind 1942 wegens de dagelijkse bombardementen niet meer reden. Voetbal en cinema werden zo de enige ontspanningsmogelijkheden binnen het bereik van de meeste mensen. Zo kreeg men een toename van het aantal thuissupporters in de voetbalstadions.202 Hierdoor verhoogde de club in samenspraak met R. Beerschot A.C. tijdens het seizoen 1942-1943 zijn ticketprijzen. Men kan vaststellen dat de ticketprijzen tijdens de Tweede Wereldoorlog ook fors toenamen, net zoals de prijzen van de meeste consumptiegoederen.203 In de naoorlogse jaren werden de ticketprijzen steeds in samenspraak met R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport verhoogd. In 1947 bedroeg het gemiddelde uurloon van een arbeider in de handel 16, 16 Belgische frank, terwijl een staanplaats slecht 10 Belgische frank was. Hieruit zou men kunnen concluderen dat de prijzen democratischer werden.204 Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het voetbal een nieuw gezicht, wat de inkomsten van de clubs ten goede kwam. Zo speelde de pers in op de nieuwe ontwikkelingen na 1945. De sportrubrieken werden uitgebreid en langzaam aan begon het voetbal de wielrenners in de gunst van het publiek te verdringen. De opkomst van de televisie zorgde ook voor nieuwe 200
RAFC UC 6/10/1937. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen werklieden en werksters. 202 M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 106. 203 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: prijzen. 204 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen werklieden en werksters. 201
93
ontwikkelingen in de voetbalwereld. De K.B.V.B. verzette zich eerst tegen rechtstreekse voetbalbeelden op de televisie omdat ze vreesde dat het de mensen uit de stadions zou houden. Maar in de tweede helft van de jaren 1950 zag men het nut van livebeelden van wedstrijden in. De televisie stimuleerde immers de popularisering van het voetbal en zorgde er eveneens voor dat de clubs een extra bron van inkomsten kregen. 205 Zo waren de wedstrijden tegen topploegen Standard Luik en R.S.C. Anderlecht en de derby’s tegen R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport niet enkel op sportief vlak topdagen voor R. Antwerp F.C..206 In de tweede helft van de jaren 1950 werd op voorstel van het Franse L’Equipe de Beker van Europa voor Landskampioenen en de Beker van Jaarbeurssteden gelanceerd, waaraan zestien landen deelnamen. Deze internationale contacten betekenden voor de clubs een nieuwe bron van inkomsten. Op langere termijn zijn zij mede bepalend geweest voor de komst en uitbouw van het professionalisme.207 R. Antwerp F.C. profiteerde eveneens van deze ontwikkelingen. Zo ontving de Great Old als eerste Belgische club op 31 oktober 1957 Real Madrid wat niet alleen een vol huis opleverde, maar ook 35.000 Belgische frank aan uitzendrechten.208 In vergelijking met het gemiddeld maandloon van een mannelijke bediende in 1957 was het bedrag van deze uitzendrechten echter niet hoog. 209 In de jaren 1960 speelde de club ook vier seizoenen210 na elkaar in de Beker van Jaarbeurssteden. Deze deelnames legden de club ook geen windeieren. Voor haar Europese campagne tijdens het seizoen 19651966 kreeg R. Antwerp F.C. 5.000 Zwitserse frank op zijn rekening gestort.211 Vanaf de jaren 1950 deden fenomenen zoals sponsoring en reclame hun definitieve intrede in de voetbalsport. Bedrijven en andere adverteerders ontdekten het voetbal als een goede advertentiemarkt. De toegenomen belangstelling vanwege de media voor het voetbal, in het bijzonder de komst van de televisie, was hier niet vreemd aan. 212 De reclame en sponsoring werden naast de recette, de transfersommen en uitzendrechten een belangrijke bron van inkomsten voor de club. Voor Ford Motor waren de derby’s tegen R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport de uitgekeken gelegenheid om promotie te maken bij het Antwerpse publiek. 205
F. COLIN, Eeuwige amateurs: beschouwingen bij 100 jaar voetbal in België, Antwerpen, 1995, 17-18 en RAFC UC 14/9/1954. 206 RAFC UC 16/10/1950, 26/4/1955, 31/1/1956, 15/1/1957, 29/10/1957, 17/12/1957, 25/2/1958, 24/2/1959, 7/4/1959, 28/4/1959, 23/11/1965. 207 K. LEEMANS, Een financiële en economische analyse van het Belgisch voetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Toegepaste Economische Wetenschappen, 2002, 5. 208 RAFC UC 15/10/1957. 209 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 210 R. Antwerp F.C. speelde van 1964 tot 1968 mee in de Beker der Jaarbeurssteden. 211 RAFC UC 29/3/1966. 212 K. LEEMANS, Een financiële en economische analyse van het Belgisch voetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Toegepaste Economische Wetenschappen, 2002, 5.
94
Het betaalde 2.500 Belgische frank om reclame te mogen maken tijdens de derby’s. De Compagnie Liebig betaalde de club dezelfde som om reclame te mogen maken bij elke thuiswedstrijd voor het Antwerpstadion.213 Uitgaven Doordat de VZW R. Antwerp F.C. geen eigenaar was van de instellingen in Deurne, moest men jaarlijks een vastgestelde huurprijs betalen aan N.V. Antwerp Stadion, die eigenaar was van de Bosuil. De exacte huurprijs werd echter niet in de notulen vermeld. 214 Een andere vorm
1945-1946
1946-1947
1964-1965
1943-1944
1959-1960
1942-1943
1948-1949
1941-1942
Winst Gelijkspel Verlies
1939-1940
Premies in BEF
1938-1939
van uitgaven van de club waren de salarissen en premies van de spelers en de trainers.215
250 150 75
300 200 100
225 150 75
300 200 100
500 300 200
700 500 300
700 1.000 1.000 1.400 500 700 800 1.200 300 400 600 800
Tijdens het seizoen 1939-1940 verdienden de spelers 300 Belgische frank bij een overwinning, 200 Belgische frank voor een gelijkspel en 100 Belgische frank bij een verlies. Tevens kreeg men ook een ‘klasseringspremie’ van 200 Belgische frank per speler indien de club als eerste eindigde in de competitie, voor een tweede plaats kregen de voetballers 100 Belgische frank per speler en voor een derde plaats werd 50 Belgische frank uitgekeerd. Daar kwam nog eens kampioenenpremie van 22.000 Belgische frank bovenop die men evenredig onder alle spelers moest verdelen. Indien de club tweede werd, kreeg men een premie van 5.500 Belgische frank die men op dezelfde wijze diende te verdelen. 216 Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon een speler, afhankelijk van het aantal wedstrijden per maand en het resultaat hiervan, toch een aardig bedrag bijverdienen. Bijvoorbeeld indien men vier wedstrijden per maand winnend afsloot verdiende men 1000 Belgische frank, wat relatief veel was in vergelijking met het gemiddeld maandwedde van een bediende in de handel (1.515 BEF).217 Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog moest R. Antwerp F.C. besparen op zijn uitgaven om zijn begroting in evenwicht te houden. Zo kregen masseur
213
RAFC UC 17/8/1950, 28/4/1952. RAFC UC 8/9/1953, 24/8/1954, 3/5/1955. 215 RAFC UC 14/8/1938, 16/8/1939, 2/9/1941, 21/4/1942, 25/8/1942, 29/11/1943, 3/9/1945, 6/8/1946, 2/8/1948, 11/8/1959, 11/8/1964 en P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 79-80 en transcriptie interview Vic Mees, regels 178-180 en 289-304. 216 RAFC UC 16/8/1939, 12/9/1939, 6/12/1939, 23/4/1940. 217 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 214
95
Gideon Brugman218, materiaalmeester Tossens en atletiekleider Dugardin voor onbepaalde tijd geen vergoeding meer uitgekeerd. Verder zag men af van de verhuur van het terrein Kreglinger, de vergaderingen van het sportcomité van de lagere afdeling werden afgeschaft, er kwam geen luidsprekerinstallatie en het bestuur verstuurde geen uitnodigingskaarten meer.219 Tijdens de oorlog moest de club noodgedwongen verder bezuinigen op zijn uitgaven. Het ontvangstcomité werd ingeperkt, men trok geen nieuwe oefenmeester aan en er werd geen nieuwe voetbaluitrusting voor het eerste elftal gekocht.220 Voorzitter Fernand Collin en secretaris Siegfried Oyen betaalden wel samen uit eigen zak voor een nieuwe uitrusting voor de kadetten en scholieren.221 In het laatste oorlogsjaar moest de Great Old een financiële tegenvaller verwerken. Het stadion, dat zwaar onder de oorlog had geleden, moest hersteld worden. Om dit te bekostigen besloot de raad van bestuur de inkomsprijzen te verhogen. Verder kreeg de club een schadevergoeding van de Duitse overheid op de rekening gestort. 222 Tijdens het seizoen 1948-1949 waren de premies van de spelers in vergelijking met het laatste oorlogsjaar verdubbeld. Tijdens de jaren 1950 en 1960 werden deze verder verhoogd. Toch waren de stijgingen van de premies van de spelers minder dan de stijgingen van de gemiddelde maandwedden van bedienden.223 De premies voor de Europese wedstrijden lagen echter een stuk hoger dan die van de Belgische competitie. Voor de match in de Europese Beker voor Landskampioenen tegen Real Madrid in 1957 kregen de spelers wegens hun goede prestaties een vergoeding van 5.000 Belgische frank per speler wat in vergelijking met een gemiddelde maandwedde van een bediende (11.160 BEF) een mooie bijverdienste was.224 Voor een wedstrijd in Beker der Jaarbeurssteden ontvingen de spelers in het seizoen 1964-1965 25 % van de recette na aftrek van alle onkosten en ze kregen hier nog eens 5.000 Belgische frank bovenop. De winstpremie tegen F.C. Barcelona in de tweede ronde van de Beker der Jaarbeurssteden tijdens het seizoen 1965-1966 bedroeg zelfs 15.000 Belgische frank per speler wat in vergelijking met een gemiddelde maandwedde van een bediende in 1967 (18.915 BEF) veel was voor een speler 218
Gideon Brugman kreeg tijdens het seizoen 1937-1938 een vergoeding van 700 Belgische frank per maand. Dit was in vergelijking met de gemiddeld maandwedden van mannen en vrouwen in 1937 in de handel niet veel. Pas vanaf 1 november 1942 kreeg hij terug een maandelijkse vergoeding. Deze bedroeg 200 Belgische frank. Later werd deze terug aangepast naar 700 Belgische frank per maand. Vanaf 1948 verdiende hij 30.000 Belgische frank per seizoen. Dit was in vergelijking met de gemiddeld maandwedden van mannen en vrouwen in 1947 in de nijverheid en de handel niet veel. Bron: RAFC UC 2/9/1937, 27/10/1941, 12/10/1942, 9/11/1948 en zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 219 RAFC UC 16/8/1939, 12/9/1939, 6/12/1939, 23/4/1939. 220 RAFC UC 30/7/1940, 18/2/1941, 12/8/1942 221 RAFC UC 28/1/1941. 222 RAFC UC 17/4/1945. 223 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 224 RAFC UC 5/11/1957 en zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden.
96
met semi-prof statuut.225 Toch waren de spelers van R. Antwerp F.C. geen grootverdieners, oordeelde Fernand Collin. “Wij hielden ons aan de strikte bedragen die we de spelers mochten betalen. R.S.C. Anderlecht en Standard Luik deden dit niet. Zij hielden zich officieel niet aan de regels en betaalden de spelers veel meer. De bondsleiders waren hiervan op de hoogte, maar ze grepen niet in. Het gevolg was dat er een kloof kwam tussen enkele vooraanstaande clubs en de andere ploegen. Van premies werd overgeschakeld naar vorstelijke salarissen die de stabiliteit van vele clubs in het gedrang bracht.” 226 Vic Mees bevestigde de woorden van de voorzitter: “Op Antwerp werden wij altijd heel correct en legaal betaald, maar op de Heizel, met de nationale ploeg, hoorde ik andere verhalen. Spelers van clubs zoals R.S.C. Anderlecht en Standard Luik verdienden veel meer dan ons.” 227 In vergelijking met de premies van de Rode Duivels in 1958 verdienden de spelers van de Great Old slechts een peulschil. De opgeroepen spelers van het nationale elftal verdienden toen maximaal 60.000 Belgische frank per wedstrijd.228 De premies van de trainers werden net als die van de spelers contractueel vastgelegd. Staf Pelsmaeker, die de Great Old van 1941 tot 1949 acht seizoenen onder zijn hoede had, verdiende tijdens het kampioenschap 1941-1942 3.000 Belgische frank in totaal. Zijn opvolgers Jean De Clercq en Richard Gedopt kregen dezelfde premies als de spelers. De premies van de latere trainers werden in de notulen niet meer vermeld. De reclame, sponsoring en televisiegelden zorgden dan wel voor nieuwe inkomsten, maar de popularisering en commercialsering van het voetbal hadden ook een minder ‘rooskleurige kant’. Zo moest de club op het einde van de jaren 1940 en begin van de jaren 1950 zijn infrastructuur uitbreiden om het toenemende aantal jeugdploegen op te vangen. Mede hierdoor leed de ploeg een verlies van om en bij de 380.000 Belgische frank op het einde de jaren 1940.229 Dit was toch een aanzienlijk bedrag als men dit vergelijkt met de gemiddelde maandwedden van mannen en vrouwen in de nijverheid en de handel in 1947. 230 In 1954 leende de VZW R. Antwerp F.C. 800.000 Belgische frank 231 van N.V. Antwerp stadion tegen een rente van vijf procent om gronden te kunnen aankopen voor de aanleg van nieuwe 225
RAFC UC 10/11/1964, 23/ 11/1965 en P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 79-80 en transcriptie interview Vic Mees, regels 178-180 en 289-304 en 226 H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 37-38. 227 P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 79-80 en transcriptie interview Vic Mees, regels 331-341 en zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 228 RAFC UC 10/6/1958. 229 RAFC UC 26/4/1948, 31/1/1949, 20/11/1950, 30/1/1950, 29/9/1952. 230 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 231 Het is moeilijk in te schatten of dit een hoog of laag bedrag is, omdat we niet over de exacte begrotingcijfers van de club beschikken. Relatief gezien was de lening een aanzienlijke som in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van de bedienden in 1957. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden.
97
oefenvelden. Door de hachelijke financiële situatie in de eerste helft van de jaren 1950 moest de club fors op zijn uitgaven besparen.232 Zo kwam er geen kunstlicht in het stadion van R. Antwerp F.C. en kon men zich amper op de transfermarkt roeren. 233 In 1954 ontstonden er plannen om het stadion uit te breiden. De toenmalige gouverneur Richard De Clercq investeerde 500.000 Belgische frank234 in de Bosuil, maar de overige kosten werden door N.V. Antwerp Stadion en VZW R. Antwerp F.C. gedeeld. 235 Voorts spendeerde het propagandacomité in het jubileumjaar van 1955 ongeveer 200.000 Belgische frank ten voordele van het 75-jarig bestaan van de club. 236 Door de zware uitgaven van de laatste jaren moest de club verder besparen op zijn uitgaven.237 Het was daarom merkwaardig dat de Great Old in 1958 Piet Vijlders van Gerda Sint-Niklaas voor meer dan 1 miljoen Belgische frank kocht (wat in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van mannen en vrouwen in de nijverheid en handel in 1957 een hoge som was).238 Hij werd zo de eerste speler in de geschiedenis van de club waarvoor men meer dan 1 miljoen Belgische frank betaalde. 239 Mede doordat R. Antwerp F.C. bijna degradeerde in het seizoen 1964-1965 investeerde de club fors in de ploeg voor het nieuwe kampioenschap. Meer dan 5 miljoen Belgische frank 240 diepte men op uit de kas om het elftal te versterken. Op de vooravond van de degradatie naar tweede klasse had men door de financiële inspanningen van de afgelopen jaren een deficit van bijna 20 miljoen Belgische frank. In vergelijking met een gemiddelde maandwedde van een bediende in 1967 (18.915 BEF) was dit een hoog bedrag. De club moest op zoek naar een nieuwe politiek, die de ploeg sportief er terug bovenop zou helpen en men moest de belangrijke schuldenlast wegwerken.241 R. Antwerp F.C. was tussen 1938 en 1968 zeer actief op het gebied van liefdadigheid. De club richtte een ‘Sport- en liefdadigheidsfonds’ op. De inkomsten hiervan gingen elk jaar naar een goed doel. Zo organiseerde men een liefdadigheidswedstrijd ter ere van de overleden Antwerpspeler John Lodts in 1937. De recette, die 10.215,40 Belgische frank bedroeg, ging naar zijn familie. Dit bedrag was in vergelijking met een gemiddelde maandwedde van een 232
RAFC UC 8/6/1954, 30/4/1956, 21/8/1956. RAFC UC 22/10/1951, 24/3/1953. 234 Het is moeilijk in te schatten of dit een hoog of laag bedrag is, omdat we niet over de exacte begrotingcijfers van de club beschikken. Relatief gezien was deze subsidie een aanzienlijke som in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van de bedienden in 1957. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 235 RAFC UC 9/3/1954, 30/8/1955, 9/10/1956. 236 RAFC UC 3/5/1955. 237 RAFC UC 15/1/1957. 238 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 239 P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 81. 240 Het is moeilijk in te schatten of dit een hoog of laag bedrag is, omdat we niet over de exacte begrotingcijfers van de club beschikken. Relatief gezien waren deze transferuitgaven hoge bedragen in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van de bedienden in 1967. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 241 H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 76. 233
98
bediende (1.515 BEF) een aanzienlijke som.242 Tijdens en na de oorlog zette R. Antwerp F.C. zich in voor de slachtoffers van deze strijd. Zo speelde de club verschillende partijen ten voordele van allerlei liefdadigheidsinstellingen zoals Winterhulp en het Centrum voor Vluchtelingen. Zo bracht de match van 2 mei 1945 tegen een Oost-Vlaamse selectie 3.492,50 Belgische frank voor het Centrum voor Vluchtelingen op.243 Ook na de Tweede Wereldoorlog ging de club door met deze traditie. In 1950 gingen de inkomsten van het Sport- en liefdadigheidsfonds naar de armenkas van Deurne, in 1954 naar de ‘Invaliden en Weezen’ van de Deurne en in 1958 werd een deel van dit fonds naar het Nationaal Verbond der Oorlogsblinden overgemaakt.244 Ideologie van de club Bij de samenstelling van het bestuur kwamen heel wat namen ter sprake. Een zaak viel meteen op: in de verschillende bestuursorganen zetelden veelal voormalige spelers van de club. Ook kwamen we vijfmaal de naam Collin tegen. Behalve deze personen waren er nog twee andere Collins actief bij R. Antwerp F.C..
Geslacht Collin John Ferdinand Collin (°1871-†1959)
Jos Collin
Henri Collin
(°1871-†1959)
(°1871-†1959)
Jean Collin
Fernand Collin (°1897-†1990)
Paul Collin (°1933-†2003)
(°1933-†2003)
Fernand Collin Jr. (°1930)
Het geslacht Collin speelde immers een belangrijke rol in de geschiedenis van R. Antwerp F.C.. Het nam een gelijkaardige positie in als de families Robyns en Freedman, die vanaf het einde van de 19e eeuw tot in de eerste helft van de 20e eeuw een belangrijk aandeel van de historie van de Great Old vormden.
242
RAFC UC 26/8/1937, 22/9/1937 en zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. RAFC UC 26/10/1942, 22/10/1945. 244 RAFC UC 9/10/1950, 5/4/1955, 25/3/1958 243
99
John Ferdinand Collin zetelde vanaf 1919 in het bestuur van de Great Old. Hij werd gekozen als tweede ondervoorzitter, was medestichter van N.V. Antwerp Stadion en werd in 1923 beheerder van Antwerp F.C.. Jos Collin kwam samen met zijn broer John Ferdinand in 1919 in de club terecht. Hij werd lid van het sportcomité in 1923, na het conflict Elebaers-Heinz 245 schatbewaarder van de raad van beheer en van het UC. In 1938 werd hij beheerder van N.V. Antwerp stadion, afgevaardigde-beheerder in 1944 en in 1947 voorzitter van N.V. Antwerp stadion. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden de vergaderingen van het UC plaats in zijn kantoor in de vestiging van Imperial Products. 246 Een andere broer van John Ferdinand, namelijk Henri Collin, was in 1923 medestichter van de hockeyafdeling. Hij verdedigde twintig jaar de kleuren van AHC en werd in 1944 voorzitter van de hockeyafdeling. Hij werd ook lid van de raad van beheer waar hij deze afdeling vertegenwoordigde. Jean Collin, zoon van Jos Collin, sloot zich in 1942 als speler bij AHC aan. In 1955 werd hij, als afgevaardigde van de hockeyafdeling, opgenomen in de feestcommissie voor de viering van het 75-jarig bestaan van R. Antwerp F.C. en na de degradatie werd hij lid van de raad van beheer. Paul Collin, zoon van voorzitter Fernand Collin, speelde van 1946 tot 1966 bij R. Antwerp F.C. en zijn andere zoon Fernand Collin Jr. was lid van het uitvoerend comité van R. Antwerp F.C. tussen 1959 en 1965.247 De aanwezigheid van verschillende Collins in de raad van beheer tussen 1938 en 1968 en verschillende oud-spelers in de verschillende bestuurstakken waren van belang voor de ideologie van R. Antwerp F.C.. In de jaren 1920 was er in het bestuur van de club een conflict248 ontstaan waarbij twee groepen tegenover elkaar kwamen te staan. De aanhangers rond oud-speler Bob Heinz waren een fervente aanhanger van professioneel voetbal, terwijl de groep rond Alfred Verdyck en Henri Elebaers het amateurisme vertegenwoordigden. Deze tweede groep verzekerde zich van de steun van de familie Collin, die fors in het Antwerpstadion hadden geïnvesteerd. De strijd werd uiteindelijk in het voordeel van Elebaers-Collin-Verdyck beslecht. De verliezende groep verdween van het toneel, waardoor het idee van het professionalisme (voorlopig) van de baan was. De club bouwde in de jaren 1930, 1940, 1950 en 1960 verder op het amateuristische ideaal van de clan Elebaers-CollinVerdyck. Doordat de familie Collin sterk was vertegenwoordigd in de raad van bestuur en er in de verschillende bestuurstakken van de voetbalafdeling voormalige voetballers zetelden, duurde het tot in de jaren 1960 vooraleer de club zich begon te ‘professionaliseren’. Op 245
Zie deel 1, hoofdstuk 4, p 60-63. RAFC UC 14/1/1941. 247 L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 27 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 19-45. 248 Zie deel 1, hoofdstuk 4, p60-63. 246
100
sportief vlak hanteerde R. Antwerp F.C. de ideologie van zijn voorzitter Fernand Collin: de jeugdpolitiek in combinatie met het amateurisme en hier werd er (bijna) niet van afgeweken. Een bewijs hiervan was de schorsing van speler Karel Beyers 249 tijdens het seizoen 19641965. Hij weigerde nog te spelen voor de club omdat de salarissen en premies naar zijn mening te laag waren.250 Dit wil echter niet zeggen dat er geen transfers gebeurden, maar hierin volgde de club ook de idee van zijn voorzitter. Indien een speler moest worden vervangen, werd eerst in de eigen rangen gekeken vooral men overging tot het aankopen van een speler. Zelden werden er ook ‘dure’ transfers gedaan. De overgang van Piet Vijlders in 1958 vormde hierop enigszins een uitzondering. De meeste spelers van R. Antwerp F.C. waren ook afkomstig uit de regio rond Antwerpen. 251 Hierdoor kon men de ploegen uit Brussel en Luik in de jaren 1950 en 1960 onmogelijk bijhouden. De sportieve ideologie van deze clubs neigde meer naar het professionalisme. Zij voerden een transferpolitiek die recht inging tegen deze van de Great Old. Wat men niet had, moest men elders zoeken en een kern van zestien volwaardige spelers volstond al lang niet meer. Voor elke positie in de ploeg hadden R.S.C. Anderlecht en Standard Luik een volwaardige vervanger. 252 Na de degradatie in 1968 werd het duidelijk dat de club een andere koers moest varen. De supporters schreven de degradatie toe aan het immobilisme van het Antwerpbestuur, dat weigerde de stap naar het professionalisme te zetten. Na de bestuurswissel in 1968 werd een nieuwe periode ingeluid. Men ging definitief de weg van het professionalisme op. Dit was een uiterst precaire opdracht, als men weet dat men niet over financiële middelen beschikte en men van de meeste oude bestuursleden niet veel medewerking moest verwachten.253 In het artikel ‘Playing in the right language: football in Belgium’ in het boek Football, nationality and the state verklaren Duke en Crolley dat clubs met een katholieke achtergrond sneller vervlaamsten dan ploegen met een andere achtergrond. Dit kwam volgens hen omdat de katholieke vakbonden in de jaren 1930 Vlaamse sympathieën ontwikkelden. 254 Het is echter voorbarig om R. Antwerp F.C. te kenmerken als een ploeg met een katholieke achtergrond. Het was inderdaad zo dat de voorzitter van de raad van beheer Fernand Collin katholiekgezind was, maar diezelfde politieke voorkeur kon bij geen enkel ander bestuurslid 249
Karel Beyers speelde van 1961 tot 1974 voor R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=B. 250 RAFC AG 15/6/1938, RAFC UC 1/6/1952, 17/2/1953, 10/6/1958, 14/7/1964, 6/10/1964 en transcriptie interview Vic Mees, regels 370-373. 251 Transcriptie interview Vic Mees, regels 108-120 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 74-76 en RAFC UC 13/7/1954, 23/6/1959. 252 Transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 155-168 en RAFC UC 10/3/1952. 253 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 88-92. 254 L. CROLLEY en V. DUKE, Football, nationality and the state, Harlow, 1996, 54-55 en 59.
101
worden teruggevonden. In tegenstelling tot wat Duke en Crolley beweerden, profileerde de voetbalafdeling van R. Antwerp F.C. zich tussen 1938-1968 op politiek-ideologisch vlak als een Vlaamse club. Zo verliepen de vergaderingen van het UC in het Nederlands en werden de notulen van het UC, AG, BR en SC in het Nederlands opgesteld. Alle leden van de voetbalafdeling waren Vlamingen en spraken Nederlands, in tegenstelling tot de tennis- en (in mindere mate) de hockeyafdeling waar Frans de voertaal was. Het vervlaamsing- en democratiseringsproces van het voetbal werden reeds definitief na de Eerste Wereldoorlog ingezet. De Vlaamstalige kleine burgerij toonde zich meer en meer in de sportsector. Het vervlaamsingproces bereikte zijn piek in de jaren 1960 en werd volgens Duke en Crolley zichtbaar in de benaming van de clubs. Zo wijzigden R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport in juli 1968 en mei 1967 hun naam. R. Beerschot A.C. ging voortaan verder onder naam Koninklijke Beerschot Voetbal en Atletiek Vereniging en R. Berchem Sport veranderde hun naam in Koninklijke Berchem Sport. ‘Royal’ Antwerp ‘Football Club’ had de vervlaamsing volgens deze twee auteurs doorstaan. Deze bewering klopt echter niet. Ondanks de Franse benaming ‘Royal’ en het Engelse achtervoegsel F.C. profileerde de club zich als een Vlaamse voetbalvereniging in België. De vervlaamsing van de ploeg stond echter niet op zichzelf. Dit proces verliep hand in hand met de evolutie van het Vlaams-nationalisme. De Antwerpse regio, en vooral de stad Antwerpen, was gekend als een erg Vlaamsgezinde streek. 255 Het was waarschijnlijk, mede door deze (politieke) context en het flamingantisme van Fernand Collin, dat R. Antwerp F.C. zich sneller vervlaamste dan de andere Vlaamse voetbalclubs.256
Hoofdstuk 3: Rivaliteit tussen de Antwerpse clubs? De factietheorie of breuklijnentheorie van Giulianotti Robert Giulianotti merkt op dat een voetbalwedstrijd steeds twee teams impliceert die een andere geografische en culturele identiteit hebben. Hierdoor wordt een gevoel van ‘wij tegenover zij’ gecreëerd waardoor de identificatie met de eigen groep sterker wordt. Deze socioloog stelde vast dat de voetbalploegen hun identiteit verwerven door de rivaliteit en 255
Zie deel 2, hoofdstuk 1, p70-72. L. CROLLEY en V. DUKE, Football, nationality and the state, Harlow, 1996, 52 en 59 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 139-153. 256
102
oppositie met andere clubs.257 De meeste oorspronkelijke wedijver vond plaats tussen stedelijke randgemeenten. Historisch gezien was het mede door de economische motieven dat twee rivaliserende teams van dezelfde regio’s meermaals tegenover elkaar stonden. Deze derbywedstrijden verzekerden grote aantallen toeschouwers dankzij de kleine afstand die de lokale supporters moesten overbruggen. Ook cultureel verkochten de wedstrijden zichzelf. De rivaliserende supporters kwamen uit dezelfde omgeving en hun levens waren vaak aan elkaar gelieerd. De derby’s waren voor deze clans de wedstrijden van het jaar. 258 Giulianotti beweert dat de betekenis van deze matchen dient gezocht te worden in de breuklijnen die historisch werden gevormd. Hij geeft een overzicht van spanningen die ontstonden tussen twee of meerdere clubs. Giulianotti onderscheidt drie breuklijnen of facties die aan de basis liggen van de onderlinge rivaliteit en die van belang zijn voor de identificatie van een fan met zijn ploeg, namelijk een geografische, sociaaleconomische en levensbeschouwelijke breuklijn. 259 Men moet hierbij rekening houden dat derby’s doorheen de geschiedenis van een ploeg vaak hun eigen leven beginnen te leiden en soms deels worden losgekoppeld van hun oorspronkelijke bestaansreden. Zo kan het zijn dat de rivaliteit tussen twee clubs in oorsprong voortkomt uit een sociaaleconomische factie maar dat deze breuklijn naar de achtergrond is verdwenen. Hierbij moet men wel opmerken dat de breuklijnentheorie niet volstaat om de binding van de supporter met zijn ploeg te verklaren. Andere factoren zoals het succes en de spelers van de club,… spelen eveneens een belangrijke rol in het identificatieproces met de voetbalvereniging. Facties in Antwerpen De geografische breuklijn speelde vooral een voorname rol in de grote voetbalmetropolen zoals Antwerpen, Luik en Brussel. Vanaf de jaren 1920 hadden de meeste clubs uit deze steden een vaste locatie. Vanaf toen ontwikkelde zich een geografisch element in de binding van de supporter met de club.260 Zo werden er in Antwerpen twee derby’s uitgevochten. Men sprak van de ‘grote’ derby tegen R. Beerschot A.C. en over de ‘kleine’ derby als men tegen R. Berchem Sport speelde. Deze eerste club was in het zuiden van de stad gevestigd, terwijl R. Berchem Sport meer oostelijk was gelegen. R. Antwerp F.C., dat sinds 1923 zijn thuiswedstrijden in Deurne afwerkt, bevindt zich in het noorden van Antwerpen. Zo kreeg 257
R. GIULIANOTTI, Football, a sociology of the game, Cambridge, 1999, 10-14. V. TERMONIA, "Rood-witte honden en Kielse ratten."De identificatie van supporters met hun club. Een geografische studie naar de breuklijnen bij Antwerp FC en Germinal Beerschot, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Antwerpen, 2007, 27. 259 R. GIULIANOTTI, Football, a sociology of the game, Cambridge, 1999, 10-14. 260 V. DUKE en R. RENSON, ‘From factions to fusions? The rise and fall of Two-Club Rivalries in Belgian Football’, International Review for the Sociology of Sport, 38/1, 2003, 62 en 66. 258
103
men een noord-zuid- en noord-oostpolarisatie. Het merendeel van de supporters van de Great Old kwamen uit de noordelijke gebieden van Antwerpen en de Kempen, terwijl R. Beerschot A.C. zijn aanhang meer uit het zuiden van Antwerpen en de Rupelstreek kwam. R. Berchem Sport, de kleinste ploeg van de drie, haalde zijn supporters meer uit de oostelijke regio van Antwerpen.261 De sociaaleconomische breuklijn tussen R. Beerschot A.C. en R. Antwerp F.C. ging terug op het ontstaan van deze eerste club. Beerschot A.C. werd opgericht in september 1899 door Alfred Grisar. Officieel werd de ploeg pas op 1 februari 1900 op initiatief van deze persoon en zijn vrienden gesticht. Tijdens zijn studies in 1899 in Engeland kwam Grisar in contact met de Britse sportcultuur en bij zijn terugkomst besprak hij met zijn vader zijn plannen om op de familiegronden op het Kiel een sportvereniging te stichten. Wanneer hij terug in België was, werd de bestaande infrastructuur262 op het Kiel omgevormd tot een comfortabele clubaccommodatie met kleedkamers, buffetrestaurant en clubsecretariaat. Het enige wat Alfred Grisar miste was een voetbalploeg. Het lijkt dan ook niet toevallig dat hij juist op dat ogenblik in de rangen van Antwerp F.C. opdook. Op 13 april 1900 trad hij tijdens een wedstrijd tegen de Londense Alexandra Parck F.C. als doelman voor de Great Old op. Door het nodige lobbywerk wist hij tijdens het seizoen 1899-1900, op een speler na, de volledige eerste ploeg van Antwerp F.C. te overtuigen om voor zijn club te komen spelen. Grisar speelde in op de twee ‘sociale snelheden’ die binnen de Great Old waren ontstaan. Voor sommige spelers van de club bleek het spelen op verplaatsing te grote uitgaven met zich mee te brengen waardoor de ploeg meer dan eens niet in aantal raakte. Daarnaast waren er zeer gegoede leden voor wie de verplaatsingsonkosten geen enkel probleem vormden en die op uitstap bovendien graag stijlvol gingen dineren. Vooral op deze laatste categorie spelers oefende de moderne en comfortabele sportinfrastructuur van Beerschot A.C. een sterke aantrekkingskracht uit. Antwerp F.C. dat toen nog in de velodroom van Zurenborg 263 speelde, kende daar vele ongemakken. Men moest er in de zomer trainen om zes uur ’s morgens en er werden al eens wedstrijden afgelast omdat de wielrenners de voorkeur kregen. Bovendien werd het middenplein, waar Antwerp F.C. zijn thuiswedstrijden speelde, in de winter regelmatig onder water gezet om bij vriesweer over een schaatsbaan te beschikken. Deze 261
Transcriptie René Morren, regels 70-74 en 118-127 en J. HERTOGHS, ‘Eindelijk weer Antwerp Beerschot!’, Humo, afl. 47, 2000, 19. 262 Tussen april 1895 en juli 1899 hadden Ernest Grisar en zijn vrouw Adèle van den Nest verschillende percelen van de Beerschotvelden aangekocht. Bovendien was sinds 1896 een deel van de terreinen ingericht als ‘champ de fêtes’. Naast een twintig meter lange tribune had men er enkele houten gebouwtjes geplaatst waarvan er een dienst deed als kiosk bij de ingang. Bron: M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 144. 263 Zie deel 1, hoofdstuk 1, p 52-53.
104
ongemakken droegen ook bij dat bijna de volledige ploeg de overstap naar Beerschot A.C. maakte. Het was duidelijk dat er tussen beide clubs een duidelijk sociaal onderscheid was. Beerschot A.C. profileerde zich als een op Britse leest geschoeide sportclub die van de lokale Antwerpse handelselite veel steun genoot. Ze wierf haar leden in het overwegende liberale milieu van de groothandel, terwijl de Great Old zich profileerde als een katholiek gezinde ploeg. Antwerp F.C., dat na het ontstaan van Beerschot A.C. een nieuw gezicht kreeg, behield zijn burgerlijk en elitair karakter, maar was duidelijk minder elitair dan de stadsgenoten van het Kiel. Het bestuur dat in grote mate in Engelse handen was, gaf er de brui aan zodat enkele jeugdige, Belgische achterblijvers de club op bestuurlijk niveau een ander profiel gaven. 264 Deze sociaaleconomische breuk leefde door tot in diep in de tweede helft van de twintigste eeuw. R. Beerschot A.C. werd als een elitaire ploeg bestempeld, terwijl R. Antwerp F.C. meer de club van het volk was. De Belgische acteur en theaterregisseur Luk Perceval, voormalig Beerschotspeler Rik Coppens265 en ex-trainer Jean Fraiponts van R. Antwerp F.C. bevestigden het sociaaleconomische verschil tussen beide ploegen. Perceval vertelde in het artikel Eindelijk weer Antwerp - Beerschot! in het magazine Humo over zijn derbyervaringen.“Ik heb Antwerp-Beerschot ook altijd gezien als een strijd tussen de rijken en de armen. Antwerp, dat was de volksploeg, dat was de ploeg van de gewone werkman; Beerschot, dat was de bourgeoisploeg, de middenstand, het fijnere volk, de ‘juffrakes van het Kiel’. Vandaar dat ze ons uitscholden voor boeren van Deurne. Als Antwerp won, dan zongen wij als revanche ‘Dat spelleke met die boeren is gedaan, gedaan! Aan alles was te zien dat Beerschot meer geld had. Ze hadden een sjieker stadion, sjiekere shirts en sjieker volk, er hing daar ontegenzeglijk een meer mondaine sfeer dan op Antwerp. En omdat wij voelden dat ze op ons neerkeken, plooiden we ons dubbel om ze op hun kloten te geven. 266 Rik Coppens vertelde in het artikel Mijn club door dik en dun: Germinal Beerschot, dat in Voetbalmagazine verscheen, over zijn band met de club R. Beerschot A.C.. Hierin kwam hij ook terug op de derby’s tegen R. Antwerp F.C.. “Beerschot was de ploeg van de gentlemen, Antwerp van de plebs. Beerschot was le beau monde, met Joodse supporters. Antwerp was den boerenbuiten”. 267 Jean Fraiponts vertelde in het boek Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old over de relatie tussen R. Beerschot A.C. en R. Antwerp F.C.. Hij verklaarde de rivaliteit tussen beide clubs als volgt:
264
M. DEN HOLLANDER, Sport in ’t stad: Antwerpen 1830-1914, Leuven, 2006, 141-144 en 345-354 en transcriptie René Morren, regels 137-158. 265 Rik Coppens speelde van 1946 tot 1961 bij R. Beerschot A.C.. Bron: http://www.belgiumsoccerhistory.com/. 266 J. HERTOGHS, ‘Eindelijk weer Antwerp - Beerschot!’, Humo, afl. 47, 2000, 22. 267 G. FOUTRÉ en E. VAN GRUNDERBEEK, ‘Mijn club door dik en dun: Germinal Beerschot’, Voetbalmagazine, 9 (2007), 55.
105
“Beerschot was de ploeg van de aristocraten, van de high society, Antwerp die van het volk”.268 De derde breuklijn, de levensbeschouwelijke kwestie, speelde tussen 1938 en 1968 geen rol in de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs. Het was echter zo dat de maatschappij in het grootste gedeelte van de 19e en 20e eeuw werd in verticale zuilen opgedeeld, die gebaseerd waren op ideologische families, elk met een eigen geloofsovertuiging en maatschappelijke opvatting. In België waren er drie zuilen dominant: de katholieke, liberale en socialistische zuil. Elke pijler of ideologische familie had daarbij zijn eigen sociale en culturele organisaties, vakbonden en politieke partij. Tegen het einde van de 19 e eeuw werden er ook sportverenigingen binnen de verschillende zuilen opgericht. Ook de meeste voetbalclubs werden in de reeds bestaande maatschappelijke structuren geïncorporeerd. Omdat het verzuilingsproces binnen de samenleving de ontwikkeling van het voetbal vooraf ging, was het evident dat de nieuw opgerichte voetbalclubs binnen de reeds bestaande verzuilde maatschappij werden opgenomen. Ondanks het feit dat de verzuiling, en bijgevolg de levensbeschouwelijke breuklijn dominant was binnen het Belgische voetballandschap, verbood de K.B.V.B. om de politieke en religieuze verwantschap in de clubnaam uit te drukken. Het was aldus door de verzuilde politieke en sociale structuren, die in België aanwezig waren, dat de levensbeschouwelijke breuklijn dominant werd in de rivaliteit tussen de verschillende voetbalclubs.269 Het is daarom wel vreemd dat zowel R. Beerschot A.C. als R. Antwerp F.C. zich afzijdig hielden van enige politieke voorkeur. In tegenstelling tot het algemene patroon dat Duke en Renson vaststelden in het artikel From factions to fusions? The rise and fall of Two-Club Rivalries in Belgian Football werden beide clubs niet opgenomen in de verzuilde structuren die in België bestonden. Renson en Duke beschrijven in hun factietheorie R. Antwerp F.C. en R. Beerschot A.C. als het typevoorbeeld van een geografische tegenstelling. De noord-zuidpolarisatie was inderdaad een belangrijke reden van de rivaliteit tussen beide supportersclans, maar de sociaaleconomische breuklijn mag zeker niet worden vergeten. Verder moet men voor ogen houden dat de rivaliteit niet enkel op deze twee breuklijnen was gebaseerd. Deze was immers ook op sportieve grond gebaseerd. Maar was er in de praktijk wel sprake van een rivaliteit tussen beide ploegen? In het begin van de twintigste eeuw kan men duidelijk stellen dat de relaties tussen beide ploegen zeer koel waren. Op initiatief van toenmalig Antwerp-penningmeester Alfred 268
P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 93. V. DUKE en R. RENSON, ‘From factions to fusions? The rise and fall of Two-Club Rivalries in Belgian Football’, International Review for the Sociology of Sport, 38/1, 2003, 62 en 71. 269
106
Verdyck en Beerschotvoorzitter Joseph Rymenans kwamen er besprekingen op gang tussen beide ploegen die in 1912 resulteerden in het samenwerkingsverband ‘Entente Anversoise’. Op die manier bewerkstelligden Verdyck en Rymenans de eerste verzoening tussen beide ploegen. Beerschot A.C. en Antwerp F.C. organiseerden vanaf toen gezamenlijk het Paastoernooi, de matchen tussen Antwerpen-Rotterdam en de wedstrijden om de Maas- en Scheldebeker. Op 18 oktober 1921 werd de Entente Anversoise officieel door de K.B.V.B. erkend. De vereniging kreeg het stamnummer 193 toegewezen. Twee jaar later voegde Berchem Sport270 zich toe tot de Entente Anversoise. Van 1930 tot 1933 was Tubantia A.C. ook even lid van deze verstandhouding. 271 Dit betekende dat de ploegen op bestuursniveau regelmatig rond de tafel zaten om praktische zaken te bespreken rond de organisatie van de verschillende wedstrijden. Hierdoor werd een bestuur opgesteld bestaande uit een voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en een selectiecomité.272 De bestuursposten en de selectie van de spelers werden gelijkmatig onder de Antwerpse clubs verdeeld. De spelerslonen werden eveneens door de ploegen evenredig uitbetaald. De wedstrijden van de Entente Anversoise waren, samen met de derby’s, de wedstrijden voor de Antwerpse voetballiefhebbers. Ze hadden de allures van de latere Europese wedstrijden, want in deze matchen konden zowel de spelers als het publiek grote buitenlandse spelers aan het werk zien. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde de Entente Anversoise ook verschillende wedstrijden voor het goede doel.273
270
R. Berchem Sport gaf zijn ontslag als lid van de Entente Anversoise op 19 januari 1938, maar de club werd op 10 juli 1945 terug lid van deze Entente. Bron: RAFC UC 19/1/1938, 10/7/1945. 271 75 jaar sport in Antwerpen en Limburg, Antwerpen, 1971, 71-72 en Guldenboek van royal Beerschot athletic club Antwerp 1900-1950, 1950, 29-30 en K. BÖHRER, 100 jaar Berchem Sport: Deel 1: 1906-1956, Nijlen, 2006, 181. 272 RAFC UC 12/10/1942. 273 Transcriptie interview René Morren, regels 128-136 en 175-207 en RAFC UC 12/4/1943, 7/6/1943, 20/3/1944, 12/9/1949 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 196197.
107
Ploeg Entente Anversoise 22/04/1946, Vic Mees 2e van rechts. Bron: Persoonlijk fotoarchief Vic Mees.
In mei en juni 1961 vierde de Entente Anversoise zijn 40e verjaardag met wedstrijden tegen Santos274 en Botafogo275 voor een volgelopen Bosuil. Op 23 april 1962 vond in het Olympisch stadion van R. Beerschot A.C. het laatste paastoernooi plaats. De Entente Anversoise stierf daarna een stille dood. Het voetbal had immers een nieuw gezicht gekregen. Steeds meer clubs verloren hun lokale karakter en de profspelers van buiten de stad waren niet langer te motiveren voor vriendenwedstrijden naast de officiële kalender. Met de Beker der Jaarbeurssteden, de verschillende Europa Cups en rechtstreekse televisie-uitzendingen brak een nieuw tijdperk aan. Officieel hield de Entente Anversoise pas op 15 maart 1991 op met bestaan.276 Maar het was duidelijk dat de Entente Anversoise een belangrijke factor was om de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs in te dijken. Op bestuurlijk vlak was er tussen de Antwerpse clubs geen rivaliteit. Men feliciteerde elkaar met de sportieve prestaties, jubileumvieringen, huwelijken, men stuurde condoleances naar elkaar,...277 Zo mocht R. Antwerp F.C. tijdens het seizoen 1944-1945 zijn thuiswedstrijden afwerken op het Beerschotterrein omdat de Bosuil zwaar was beschadigd en zo bood de Great Old zijn terrein in 1951 aan aan Berchem Sport indien deze club geen nieuwe huurovereenkomst bereikte met de eigenaar van hun speelveld. 278 De clubs hielden ook rekening met elkaar wanneer men de 274
Santos Futebol Clube is een Braziliaanse voetbalclub uit Santos in de staat São Paulo. Botafogo de Futebol e Regatas is een Braziliaanse voetbalclub uit Rio de Janeiro. 276 K. BÖHRER, 100 jaar Berchem Sport: Deel 1: 1906-1956, Nijlen, 2006, 181. 277 RAFC UC 8/5/1950, 24/5/1955, 2/12/1958, 9/2/1960. 278 RAFC UC 21/8/1944, 12/2/1951. 275
108
kalenders van de thuiswedstrijden besprak met de K.B.V.B..279 Maar een van de opmerkelijkste feiten in verband met de rivaliteit tussen R. Beerschot A.C. en R. Antwerp F.C. was de overgang van Antwerpspeler Bob Paverick in 1948 naar de Kielse ratten. De ploeg zag tijdens de voorbereiding op het seizoen 1948-1949 verschillende verdedigers met kwetsuren uitvallen en vroeg daarop aan het Antwerpbestuur of men deze speler mocht overnemen. Het Antwerpbestuur en Paverick stemden in voor deze transfer, maar de gewezen aanvoerder van de Great Old stelde een voorwaarde: R. Beerschot A.C. mocht hem nooit opstellen tegen R. Antwerp F.C..280 Ook tussen de spelers heerste er geen ‘echte’ rivaliteit. Dit kwam mede door de Entente Anversoise, maar ook doordat verschillende spelers uit de regio Antwerpen samen naar de trainingen van de nationale ploeg reden. De verpersoonlijking van de vriendschap tussen de Antwerpse voetballers in de jaren 1940-1950-1960 was deze tussen Antwerpspeler Vic Mees, Berchemspeler Marcel Dries en Beerschotspeler Rik Coppens.281
Van links naar rechts: Eddy Snelders, Marcel Dries, Vic Mees en Rik Coppens. Bron: Persoonlijk fotoarchief Marcel Dries.
Toch heerste er een gezonde ‘sportieve’ rivaliteit tussen de spelers van de Antwerpse clubs. “Als we mochten kiezen tegen wie we het liefste wonnen, dan was dat wel den Beerschot…de wedstrijden tegen Beerschot daar keken we naar uit. Als we ons programma kregen, keken we eerst wanneer we tegen Beerschot speelde”, vertelde oud-speler Vic Mees.282 Tussen de supportersclans heerste dezelfde sportieve rivaliteit. Maar toch was er voor een deel van de supporters wel degelijk sprake van een rivaliteit in de exacte betekenis van het woord. Zo 279
RAFC UC 3/6/1946. RAFC 30/9/1948 en transcriptie interview Vic Mees, regels 201-215 en 447-458 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 217-233. 281 Transcriptie interview Marcel Dries, regels 64-76 en transcriptie interview René Morren, regels 99-121. 282 Transcriptie interview Vic Mees, regels 231-234 en 245-249. 280
109
woonden deze personen de wedstrijden op het Kiel niet bij en het waren ook deze fans die principieel tegen trainer Staf Pelsmaeker (was voormalig speler van Beerschot A.C.) en de overstap van Bob Paverick naar R. Beerschot A.C. waren. Toch moet men voor ogen houden dat deze supporters slechts een minderheid vormden. Voor het grootste deel van de fans was er met R. Beerschot A.C. (en R. Berchem Sport) een gezonde, sportieve rivaliteit.283
283
Transcriptie interview Vic Mees, regels 217-225 en J. HERTOGHS, ‘Eindelijk weer Antwerp - Beerschot!’, Humo, afl. 47, 2000, 19-20.
110
Hoofdstuk 4: De infrastructuur en de mensen Het stadion Na enkele omzwervingen langs het Wilrijkse plein (1880-1893), de Transvaalstraat (18931895), de wielerbaan van Zurenborg (1895-1903), de Kruisstraat (1903-1908) en de Broodstraat (1908-1923) stond R. Antwerp F.C. kort na de Eerste Wereldoorlog voor de zoektocht naar een nieuwe locatie. Na enkele maanden speuren in de stad en de randgemeenten besloot R. Antwerp F.C. in 1922 uit te wijken naar het naburige Deurne. Eerst trachtte de club een terrein voor de bouw van een stadion te bekomen in het pas door de provincie aangekochte domein Rivierenhof. De gemeenteraad van Deurne drukte officieel de wens uit dat de provinciale raad een gunstig gevolg aan de aanvraag zou verlenen. De vijf socialistische gemeenteraadsleden stemden echter tegen de motie, omdat ze voorstanders waren van een stadion dat ten dienste van de gemeenschap zou staan. Tenslotte viel de keuze van R. Antwerp F.C. op de gronden van de lusttuin ‘Bosuil’. 284 Deze plaats was voor de club immers de uitverkoren plek, vooral omdat de prijzen op het Kiel te hoog lagen. In de druk bewoonde buurt van het zuiden van de stad Antwerpen waren de grondprijzen al tot 30 Belgische frank per vierkante meter gestegen. Op het grondgebied van de gemeente Deurne kreeg men evenwel de gelegenheid grond te kopen aan minder dan 25 Belgische frank per vierkante meter.285 Het bestuur van R. Antwerp F.C. had uiteindelijk drie mogelijkheden wat men met het aan te kopen terrein kon doen. De eerste was de aankoop van 30 hectaren grond waarvan R. Antwerp F.C. er acht zelf zou gebruiken en de overige 22 zouden worden ontgonnen voor diegenen die voor het nodige kapitaal hadden gezorgd. Deze optie werd echter onmiddellijk afgevoerd. De tweede mogelijkheid, de aankoop van 30 hectaren waarvan er acht zouden dienen voor de installaties en de rest zou worden verkocht ten bate van de club, bleek evenmin mogelijk omdat de R. Antwerp F.C. zijn amateur-status van de K.B.V.B. moest behouden en bijgevolg geen gronden mocht verkopen of verhuren. De derde optie, de aankoop van acht hectaren voor de bouw van het stadion, werd met een nipte meerderheid van een stem aanvaard door het bestuur.286 Hierdoor ontstond het zogenaamde tweede conflict287 binnen de club. Een gedeelte van het bestuur, met onder meer voorzitter Henri Elebaers en Alfred Verdyck waren voorstanders van deze laatste optie. Deze piste was misschien nog wel verteerbaar voor de echte ‘Antwerpmensen’ die sinds jaren R. Antwerp F.C. financieel uit 284
F. NOOYENS, Geschiedenis van Deurne, Deurne, 1982, 873-874. R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 36. 286 S. VAN LOOCK en F. VAN LOOCK, Vergeten arena’s: historiek van Belgiës oudste voetbalstadions, Roeselare, 1996, 69. 287 Zie deel 1, hoofdstuk 4, p 60-63. 285
111
clubliefde steunden, maar om vreemde investeerders aan te trekken moest men toch op een of andere manier de statutaire beperkingen288 van de K.B.V.B. zien te omzeilen. Hierdoor werd de voetbalclub tot een VZW omgevormd, die door een raad van beheer werd geleid. Het kapitaal van de club, dat de eigendom was van een aantal geassocieerde leden, werd vereffend en overgedragen in een nieuwe maatschappij, de N.V. Antwerp Stadion. Dit was een financiële maatschappij die, in tegenstelling tot de VZW R. Antwerp F.C., niet afhing van de K.B.V.B.. De N.V. Antwerp Stadion kon alzo voor de bouw van de nieuwe instellingen wel kapitalen aantrekken van vreemde investeerders, zonder beperkt te zijn door de statuten van de K.B.V.B.. Het sprak vanzelf dat een aantal aandeelhouders van de N.V. Antwerp Stadion ook zitting hadden in de beheerraad van de VZW R. Antwerp F.C.. Deze VZW werd uiteindelijk op 6 januari 1923 bij notariële akte door Meester Xavier Gheysens opgericht. De VZW R. Antwerp F.C. huurde vervolgens de instellingen van de NV Antwerp Stadion. 289 Een deel van het kapitaal werd snel bij bestuurslui en Antwerpssympathisanten gevonden, maar dit volstond echter niet zodat men op zoek moest gaan naar externe investeerders. Onder impuls van de bestuurders Elebaers en Verdyck (die zelf architectlandmeter van opleiding was) en bouwmeester G. De Ridder290 werd in 1922 met de bouw van het Bosuilstadion begonnen. Op 1 oktober 1922 werd de eerste paal in de grond geslagen en dertien maanden later vond de inhuldigingswedstrijd plaats. Om de trappen voor de staanplaatsen te bouwen was 40.000 kubieke meter grond nodig. Die hoefde niet te worden aangevoerd, maar deze kwam uit de Bosuilgrond. De trappen waren elk zeventien centimeter hoog en de onderste stonden op een meter van de omheining. In de overdekte hoofdtribune waren 8.000 zitplaatsen voorzien. Onderaan bevonden zich drie tunnels: een centrale voor de scheidsrechters, een links voor de bezoekende ploeg en een rechts voor de thuisploeg. Zo moest bij een eventuele betwisting tijdens de wedstrijd nadien niet iedereen door dezelfde tunnel naar de kleedkamers en werd een mogelijk handgemeen tot een minimum beperkt. Centraal boven in de tribune werd een grote receptiezaal met aanpalend terras voor de genodigden ingericht. Verder waren er lokalen van bestuurslui, een clubzaal voor de leden en een koffiezaal in deze tribune gevestigd. Tribune twee aan de overkant had 6.000 overdekte zitplaatsen en op de staantribunes achter 288
De clubs die aangesloten waren met de K.B.V.B. mochten geen commerciële activiteiten ondernemen. Men mocht, volgens de statuten van de K.B.V.B., aan investeerders niet meer dan zeven procent dividend uitkeren en indien er meer winst was, of indien de club werd ontbonden, moesten alle kapitalen boven het geïnvesteerde bedrag aan liefdadige werken worden gestort. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 37. 289 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 37 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 19-27. 290 Dit was de broer van oud-speler en clubbeheerder Henri De Ridder. Bron: http://www.rafcmuseum.be/stadions/stadionhist.php.
112
beide doelen konden samen 25.000 mensen plaatsnemen. Rondom het stadion werd een twee meter hoge muur opgetrokken met daarin tien openingen voor loketten. De doorgangen onder de trappen en onder de kleine tribune lieten het publiek toe in en uit het stadion te geraken en ze vergemakkelijkten de optocht van de fanfares. Weliswaar was het Bosuilstadion een grote betonnen kuip, maar de 100 meter lange en twaalf meter brede vijver voor de hoofdingang gaven de arena een extra dimensie. Rechts voor de hoofdtribune lagen zes tennisvelden, twee voetbalvelden van 100 bij 40 meter en een hockeyveld. Links van deze zelfde tribune waren er nog eens zes tennisvelden gevestigd en was er ook een parkeerruimte voor 400 auto’s. Tussen de vijver en de hoofdtribune werd er tevens een monument geplaatst ter nagedachtenis van de clubleden die in de Eerste Wereldoorlog waren gesneuveld. Bij de inhuldiging van het stadion was er in een straal van twee kilometer geen enkel huis te bespeuren. Zeven jaar later stonden er al 2.600 woningen en werd er hard gewerkt aan de aanleg van wegen en tramsporen. De eigenlijke inhuldigingswedstrijd van de Bosuil had plaats op 1 november 1923. België en Engeland speelden er voor 40.000 toeschouwers 2-2 gelijk.
Het Bosuilcomplex in 1930. Bron: http://greatoldhistory.tripod.com/id1.html.
Na het einde van het tweede conflict 291 in 1929 kon de VZW R. Antwerp F.C. terug over zijn instellingen in Deurne beschikken, maar deze waren ondertussen in verregaande staat van verwaarlozing en verval geraakt. De verf begon af te schilferen, het hout was aan het verrotten en de regen sijpelde door de muren en de staanplaatsen waren overwoekerd met gras en onkruid. De herstellingen werden snel aangevat. De VZW R. Antwerp F.C. nam alle kosten op zich en zo werd het stadion gemoderniseerd. Dertien jaar na de opening van de Bosuil werd het een eerste keer uitgebreid. Onder toezicht van architect G. De Ridder werden in het 291
Zie deel 1, hoofdstuk 4, p 62-63.
113
seizoen 1936-1937 de werken gestart. Op de plaats van de kleine zittribune werd door de aannemers Van Riel, Vanden Berghe en Van den Bulcke een volledig nieuwe tribune twee met 11.700 zitplaatsen gebouwd. Boven de bestaande staanplaatsen achter de doelen werd een extra ring aangebracht waardoor de capaciteit aan elke kant tot 16.000 plaatsen werd opgevoerd. Dit gaf een totaal van 32.000 staanplaatsen. Er werden ook 54 loketblokken in beton opgetrokken waarin, bij grote wedstrijden, 70 kassiers tickets konden verkopen. 292 Verder plaatste de club een luidsprekerinstallatie in het stadion en werden de toegangswegen naar de Bosuil verbeterd.293
De Bosuil na de uitbreidingswerken in 1936 – 1937. Bron: http://greatoldhistory.tripod.com/id1.html.
Maar op 4 februari 1939 rukten zware windstormen het dak van de nieuwe tribune weg. Het nieuwe dak werd tegen 1940 voltooid maar eiste wel een dodelijk slachtoffer. Een arbeider viel bij het plaatsen van de eternietplaten van het dak. 294 Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog wilde de club zijn infrastructuur niet afstaan aan de Belgische militairen uit angst dat deze de grasmat en de accommodatie ernstige schade zouden toebrengen. Desondanks bezette de 25e compagnie der T.T.R. de Bosuil tijdens de eerste twee maanden van 1940, maar de infrastructuur bleef intact. Zelfs na de inval van het Duitse leger in mei 1940 bleef het stadion ongeschonden.295 Tijdens de bezetting namen de Duitse militairen van de terreinen en de accommodatie van de club bezit. Het bestuur van R. Antwerp F.C. zorgde 292
S. VAN LOOCK en F. VAN LOOCK, Vergeten arena’s: historiek van Belgiës oudste voetbalstadions, Roeselare, 1996, 69-70. 293 RAFC UC 3/11/1937, 22/12/1937, 26/1/1938. 294 S. VAN LOOCK en F. VAN LOOCK, Vergeten arena’s: historiek van Belgiës oudste voetbalstadions, Roeselare, 1996, 70. 295 RAFC UC 27/9/1939, 27/2/1940, 23/7/1940.
114
er wel voor dat de eerste ploeg geen hinder van de bezetting van de oefenvelden ondervond. 296 Tijdens de Tweede Wereldoorlog voegde de club een atletiekafdeling aan zijn geheel toe. Hierdoor werd de atletiekpiste in het stadion aan de reglementaire normen aangepast. 297 Paradoxaal werd de infrastructuur van de club pas na de terugtrekking van de Duitsers zwaar getroffen. Door zijn geografische ligging lag het stadion immers recht in de vuurlinie. Het was daarom verboden om ’s avonds licht te maken en hierdoor konden de trainingen niet meer in het Antwerpstadion doorgaan, zodat deze in het Astridbad plaatsvonden. 298 Op het einde van de Tweede Wereldoorlog stelde men vast dat de infrastructuur zwaar onder de Duitse bombardementen had geleden. Maar R. Antwerp F.C. bleef niet bij de pakken zitten en startte onmiddellijk met de herstellingswerken. De club kreeg een som van 34.720, 95 Belgische frank (wat in vergelijking met een gemiddeld jaarloon van een bediende (67.500 BEF) in 1947 niet veel was)299 van de Duitse overheid als schadevergoeding op de rekening gestort en men nodigde architect Janssens uit, die de oorlogsschade moest opmeten. De poorten en de omheiningen rond het speelveld werden als eerste hersteld en de overblijvende zitplaatsen in tribune twee werden verwijderd. De speelvelden bevonden zich wel nog in goede staat. Een oefenveld was wel op verschillende plaatsen licht beschadigd zodat men dit terrein opnieuw diende in te zaaien. Verder liet men aan de firma Van Riel-Vanden Berghe prijs maken voor het herstel van het dak boven tribune een en werd door aannemer Gedopt bestek voor de meeste dringende zaken gemaakt.300 Na de Tweede Wereldoorlog werden aan de infrastructuur in en rond het stadion verder veranderingen aangebracht. Zo werden in de zomer van 1948 twee hectaren aangekocht om twee nieuwe terreinen aan te leggen en werden er twaalf kleedkamers bijgebouwd. Het Bosuilcomplex werd zo 10 hectaren groot. In het stadion werd ook een wasserij ingericht waardoor alles ter plaatste kon gewassen worden, wat uniek voor die tijd was.301 Tijdens het seizoen 1950-1951 plaatste R. Antwerp F.C. kunstlicht op de oefenvelden, maar (nog) niet in het Bosuilstadion. Hierdoor bleef de club verplicht zijn thuiswedstrijden in de namiddag af te werken.302 Op 15 juni 1954 werd de nieuwe chalet, dat toebehoorde aan de hockey- en tennisafdeling, ingehuldigd. Deze werd volgens de plannen van de architecten Janssens, Peeters en Guillaume303 gebouwd. Door het verhuizen van deze 296
RAFC UC 23/9/1941, 30/9/1941 en transcriptie interview Vic Mees, regels 56-63. RAFC UC 24/3/1942. 298 Transcriptie interview Vic Mees, regels 58-63 en 84-90 en RAFC UC 16/9/1941, 18/9/1944. 299 Zie bijlage 2 : tabellen, tabel: lonen bedienden. 300 RAFC UC 4/4/1945, 15/5/1945, 5/6/1945. 301 S. VAN LOOCK en F. VAN LOOCK, Vergeten arena’s: historiek van Belgiës oudste voetbalstadions, Roeselare, 1996, 70. 302 RAFC UC 20/11/1950 en transcriptie interview Vic Mees, regels 146-149. 303 Deze drie personen waren allen lid van AHC en ATC. Bron: L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 66. 297
115
secties naar deze chalet kwamen er in oktober 1954 nog twee kleedkamers voor de voetbalafdeling vrij.304 In 1954 omvatte het complex vijf officiële voetbalvelden, een oefenterrein, twee hockeyterreinen en twaalf tennisvelden. In datzelfde jaar leende de VZW R. Antwerp F.C. 800.000 Belgische frank305 van N.V. Antwerp stadion tegen een rente van vijf procent om gronden te kunnen aankopen voor de aanleg van nieuwe oefenvelden. 306 In 1954 ontstonden er ook plannen om de Bosuil uit te breiden. De stad en provincie Antwerpen waren vragende partij om het stadion te vergroten omdat de stad Brussel met het Heizelstadion (officieel Eeuwfeeststadion) een concurrent werd om de derby der Lage Landen te organiseren. De toenmalige gouverneur Richard De Clercq investeerde 500.000 Belgische frank307 in het Bosuilstadion dat in 1956 door de firma Verbeeck met 10.600 plaatsen werd uitgebreid, maar de overige kosten werden gedeeld door N.V. Antwerp Stadion en VZW R. Antwerp F.C.. Ondanks de vergroting van het stadion tot 60.000 plaatsen speelde de club zelden voor een vol huis.
Het Bosuilstadion na de tweede uitbreiding. Bron: http://greatoldhistory.tripod.com/id1.html.
De topwedstrijden, derby’s en de matchen van de Entente Anversoise brachten veel volk op de been, maar voor de ‘gemiddelde’ partijen was het stadion nooit uitverkocht. Het was 304
Transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 39-45. Het is moeilijk in te schatten of dit een hoog of laag bedrag is, omdat we niet over de exacte begrotingcijfers van de club beschikken. Relatief gezien was de lening een aanzienlijke som in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van de bedienden in 1957. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 306 RAFC UC 8/6/1954. 307 Het is moeilijk in te schatten of dit een hoog of laag bedrag is, omdat we niet over de exacte begrotingcijfers van de club beschikken. Relatief gezien was deze subsidie een aanzienlijke som in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van de bedienden in 1957. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 305
116
duidelijk dat de Bosuil vooral functioneerde als thuishaven van de Rode Duivels voor de jaarlijkse derby van de Lage Landen. Het kreeg daarom de bijnaam ‘de Hel van Deurne’ en was voor deze wedstrijden tot in de nok gevuld.308 Na zijn verschillende Europese campagnes zag de club in dat men ook kunstlicht op zijn hoofdterrein moest plaatsen. Bij de aanvang van het seizoen 1961-1962 werden daarom, op besluit van de NV Antwerp Stadion, de werken aangevat die R. Antwerp F.C. een maand later de (op dat ogenblik) modernste en met zijn 500 LUX ook sterkste lichtinstallatie in Europa bezorgden. De inhuldiging van het kunstlicht vond op 11 oktober 1961 met een wedstrijd tegen Benfica Lissabon plaats. 309 De Bosuil onderging nadien lange tijd geen grote wijzigingen meer, maar stapsgewijs werden hier en daar grote compartimenten voor het grote publiek gesloten. Zo werd tijdens het seizoen 1967-1968 een deel van de staanplaatsen gesloten voor het publiek.310 De supporters Een diepgaande studie over de achtergrond van de supporters is een moeilijke oefening. R. Antwerp F.C. profileerde zich als een Vlaamse club, maar dit wil echter niet zeggen dat de fans hun club uitkozen omwille van de politieke ideologie van de vereniging. De sportieve resultaten van de ploeg waren/zijn vaak bepalend waarom men voor een ploeg kiest. 311 De geografische ligging van de club speelt ook een rol van betekenis van de identificatie van mensen met een club evenals (in mindere mate) het sociaaleconomische profiel van de club. Maar op interessante vragen als “waren er veel kinderen, vrouwen of ouderen die naar de wedstrijden kwamen kijken? Of waren het overwegend mannen? En van waar kwamen de supporters exact vandaan? is er een moeilijk antwoord te vinden. Duke en Renson suggereerden in het artikel ‘From factions to fusions? The rise and fall of Two-Club Rivalries in Belgian Football’ dat de meeste supporters van R. Antwerp F.C. afkomstig waren uit het noorden van de stad Antwerpen en de Kempen, maar exact kan men niet vaststellen. 312 Feit is wel dat er tussen de supporters sociale verschillen bestonden. Dat leiden we af uit het feit dat er rond het veld verschillende plaatsen waren aan een aparte prijsklasse. 313 De supporters van R. Antwerp F.C. genoten een vrij goede reputatie tussen 1938 en 1968. Zelden werden er grote incidenten in de verslagen van het uitvoerend comité meegedeeld. Enkel tijdens de 308
RAFC UC 9/3/1954, 30/8/1955, 9/10/1956 en J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 56-57 en S. VAN LOOCK en F. VAN LOOCK, Voetbaltempels van de Lage Landen: vroeger en nu, historiek van de befaamdste stadions in België en Nederland, Roeselare, 1999, 39. 309 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 81. 310 RAFC briefwisseling 11 8/9/1967. 311 Transcriptie interview René Morren, regels 27-37. 312 Zie deel 2, hoofdstuk 3, p 103-107 313 Zie deel 2, hoofdstuk 2, financiën, inkomens, p 92.
117
thuiswedstrijden van 4 oktober 1942 en van 22 januari 1950 tegen Cercle Brugge en R.F.C. Mechelen misdroegen de supporters zich. Voor de ongeregeldheden tegen de Mechelse club kreeg R. Antwerp F.C. een boete van 500 Belgische frank van de K.B.V.B.. 314 In vergelijking met het gemiddelde maandwedden van bedienden in 1947 oogde deze boete niet hoog.315 Een apart fenomeen waren de supportersclubs. De eerste kiemen van deze federaties werden in ons land rond de eeuwwisseling merkbaar. Het was in het Brusselse dat er voor het eerst sprake was van ‘supporters’. Uit foto’s en documenten blijkt dat, even na de eeuwwisseling, de aanhangers van Union Saint-Gilloise zich groepeerden en hun elftal bij uitwedstrijden vergezelden. In die tijd was dit zeker een opmerkelijk feit. De eerste supportersclub van Antwerp F.C. ontstond vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Op 7 april 1914 vond de eerste officiële vergadering van de supportersclub A.S.C. Den Haan plaats. Er waren een vijftigtal aanwezigen en Jan Massart werd tot eerste voorzitter verkozen. In het begin stond de club argwanend tegenover dit nieuwe fenomeen, maar gaandeweg besefte men dat de supportersclubs nuttig werk verrichtten. Er werden zelfs enkele bestuursleden van deze federaties in de organisatiestructuur van de club opgenomen. 316 Tijdens de jaren 1920 en 1930 kwamen er verschillende supportersverenigingen bij, maar vele kenden slechts een korte levensduur. De verschillende supportersclubs verenigden zich in 1927 in een overkoepelende organisatie, genaamd ‘Het Verbond der Antwerpsupporters’.317 Tijdens de derde crisis318 in 1937 ontstond er niet alleen binnen de Antwerpleiding hierover onenigheid, maar ook bij de supporters vormden zich twee clans. Het overgrote deel van het bestuur en vele afgevaardigden van Verbond der Antwerpsupporters eisten het ontslag van ‘de dictator Collin’ die de club, naar hun mening, naar de afgrond leidde. Zij kozen partij voor de rebellen en keerden R. Antwerp F.C. uiteindelijk de rug toe. Een ander deel van de supporters steunde het bestuur met het resultaat dat het Verbond van Antwerpsupporters in 1937 werd ontbonden. Onder impuls van Frans Gauwenberghs werd het Verbond der Antwerpsupporters op 7 juli 1937 tot het Aktiekomiteit der Antwerpsupporters omgevormd. 319 Hij werd tevens ook de eerste secretaris van de nieuwe supporterskoepel. De Waele werd voorzitter en Cordiez ondervoorzitter. Er werden nieuwe statuten opgesteld, waarin ondermeer werd bepaald dat de voorzitter slechts voor een jaar kon worden verkozen. 320 Tijdens het seizoen 314
RAFC UC 5/10/1942, 27/2/1950. Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 316 http://antwerpi.tripod.com/supcl.html. 317 H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 178. 318 Zie deel 1, hoofdstuk 5, p 64-65 en deel 2, hoofdstuk 5, p 126-127. 319 RAFC UC 24/6/1937, 1/12/1937. 320 L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 190. 315
118
1938-1939 begonnen ook voor de supporters de eerste moeilijkheden ten gevolge van de mobilisatie. Het volgende seizoen was er geen officieel kampioenschap. Hierdoor vielen ook de activiteiten van de supportersbeweging wat terug. Vanaf het seizoen 1941-1942 was er terug sprake van een officieel kampioenschap. De thuiswedstrijden werden voor tienduizenden supporters afgewerkt321, maar van verplaatsingen was er niet veel sprake. Slechts een supporter, namelijk Marcel Hoefnagels, maakte alle verplaatsingen van de club tijdens de Tweede Wereldoorlog mee. Hij was zelfs aanwezig op de wedstrijd van 30 januari 1943 tegen Cercle Brugge die in Brugge achter gesloten deuren werd gespeeld. Marcel nam de spelerstassen onder de arm en ging als ploegafgevaardigde mee het stadion binnen. Na het behalen van de derde landstitel in 1944 besloot het Aktiekomiteit elke speler van het eerste elftal een bronzen medaille en een kunstfoto te overhandigen. Tijdens de laatste thuiswedstrijd van het seizoen werden voor de aftrap aan iedere speler ook bloemen overhandigd. In de feestzaal ‘Magic’ organiseerde men een ‘Bonte Avond’ waar de spelers hun medaille en foto ontvingen. Na de oorlog namen het ledental en de activiteiten van het Aktiekomiteit toe. De trouwe vooroorlogse garde kwam terug aangevuld met nieuwe jonge leden en men organiseerde twee dansavonden per jaar. Na de oorlog werden ook de banden met het bestuur terug aangehaald. Zo mocht de federatie de prijzen van de tickets mee bepalen en besloot het bestuur van R. Antwerp F.C. dat enkel supporters die aangesloten waren bij deze supportersclub korting op hun abonnement bekwamen. Supportersclubs die niet tot het overkoepelende orgaan behoorden, genoten niet van dit voordeel. 322 De banden met de andere clubs werden eveneens aangehaald. Zo werd het Aktiekomiteit op 13 juni 1948 uitgenodigd op het 25-bestaan van de Federatie der Supportersclub van R.S.C. Anderlecht. Twee weken daarna huldigde men kampioen F.C. Malinois. Tijdens het seizoen 1948-1949 sloot het Aktiekomiteit zich ook aan bij de K.B.V.B. en zo bekwam men het stamnummer 5066.323 Het Aktiekomiteit onderhield zelfs contacten met supportersclubs uit het buitenland. Zo was de Federatie van de Supportersclubs van Coventry City F.C. in de werking van het Aktiekomiteit geïnteresseerd. Vanaf juli 1949 ontstond er een briefwisseling tussen beide federaties. Ze kenden elkaar wederzijds erelidmaatschap toe en hielden blijvend contact. In mei 1952 gebeurde te Grevelingen een autobusramp waarin meer dan twintig Gantoisesupporters het leven lieten. Niet alleen de stad Gent en A.R.A. La Gantoise waren in diepe rouw gedompeld. Heel
voetbalminnend
België
treurde
mee.
Het
Aktiekomiteit
organiseerde
een
geldinzameling, die aan de Gantoisefederatie werd overgemaakt ten voordele van de gezinnen 321
Zie deel 2, hoofdstuk 2, financiën, p 93. RAFC UC 23/7/1946, 11/8/1947, 5/12/1949. 323 RAFC UC 22/11/1948. 322
119
van de overleden slachtoffers. De begrafenisplechtigheden werden bijgewoond door Arthur Van der Wee, directeur van NV Antwerp Stadion, en de heren Berckmans, Baplu en Teurlings van het Aktiekomiteit.324 Bij zijn 15-jarig bestaan in 1952 ontving de federatie tientallen gelukwensen van supportersclubs van over heel het land, wat er op wees dat de banden met andere fanclubs goed waren.325 Vanwege R. Antwerp F.C. ontving men uit handen van Jos Lahou een mooie bloemruiker met rood-witte linten en Fernand Collin sprak na de wedstrijd tegen Royal Racing Club de Bruxelles op 9 maart 1952 de supporters toe. Hij feliciteerde het Aktiekomiteit met zijn 15-jarig bestaan en loofde de houding van de fans. “Nooit was er een wanklank, steeds stonden de supporters op de bres wanneer het er om ging, de belangen van Antwerp te verdedigen en te steunen.” Voor het jaarlijkse Kerstfeest van de kadetten schonk het Aktiekomiteit telkens tientallen cadeaus in natura en de spelers van het eerste elftal werden bij gelegenheden gehuldigd en gevierd. Zo werden spelers Gedopt en Weyns voor hun 300 wedstrijden in het eerste elftal gelauwerd en kreeg Jef Van der Linden een bronzen plaket overhandigd omdat hij de meest sportieve speler uit de Belgische competitie was. 326 In 1956 werd er een viering georganiseerd ter ere van Vic Mees voor zijn schitterende palmares bij R. Antwerp F.C. en de Rode Duivels.327 Het Aktiekomiteit werd ook betrokken bij de festiviteiten ter ere van het 75-jarig bestaan van de club. Op 29 maart 1955organiseerde men een Bonte avond in de zaal Majestic, op 19 mei waren er feestelijkheden in het Bosuilstadion en op zaterdag 21 mei huldigde de supportersfederatie tijdens een variétéavond de spelers en de club ter ere van zijn 75-jarig bestaan. Men overhandigde voorzitter van het UC Maurice Kieken een pronkstuk waarmee men de trouw en genegenheid tegenover de club werd bezegeld. Het feestjaar werd met een jubileumbanket op 11 juni in de salons van Hotel Century afgesloten. Tijdens het seizoen 1954-1955 waren er vijftien supportersclubs aangesloten bij het Aktiekomiteit en bestond het bestuur uit voorzitter Henri Berckmans, eerste secretaris Gustaaf Baplu, tweede secretaris en redactieleider Bob Teurlings, feestbestuurder Karel Busselen, ondervoorzitter Guillaume Geybels en penningmeester Henri Lambrechts. Deze bestuurleden hebben tevens ook nog en functie in de ondergeschikte supportersclubs.328 In 1957 werd het Aktiekomiteit medestichter en lid van de Nationale Supporters-Federatie, die op haar beurt lid was van de Internationale Supporters-Federatie. Deze
laatste
federatie
groepeerde
nagenoeg
alle
West-Europese
federaties.
De
internationalisering van de voetbalsport en de wijziging van het maatschappelijke tijdsbeeld 324
L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 194-196. RAFC UC 18/2/1952. 326 L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 196. 327 RAFC UC 30/11/1956. 328 L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 197 en 218-220. 325
120
hadden dus ook hun weerslag op de supportersclubs. In een nog later stadium, wanneer men definitief overschakelde naar het professionalisme, evolueerden ook de supportersclubs. De veelvoudige transfers brachten mee dat steeds minder supportersclubs rond een bepaalde speler werden opgericht en de democratisering van de auto zorgde er ook voor dat de voetballiefhebbers zich niet meer hoefden aan te sluiten bij een supportersclub om zo de verplaatsingen mee te maken. Zo kende men een terugval van het aantal supportersclubs in de tweede helft van de twintigste eeuw.329 Arthur Breugelmans, publiciteitsagent, drukker en Antwerpsupporter, stelde in 1951 aan het Aktiekomiteit voor om een clubblad uit geven. Na een paar maanden besprekingen scheen men eerder geneigd om het voorstel te weigeren, maar tweede secretaris Bob Teurlings stelde zich kandidaat om het clubblad op te stellen. Zo verscheen tijdens het seizoen 1951-1952 voor de eerste maal ‘De Antwerp Supporter’. “Het clubblad is een propagandablad, dat niet te lokaal mag getint zijn, want ook buitenstaanders moesten er wat aan hebben. Het moest een voetbalblad worden, waarin elke voetballiefhebber, zonder onderscheid tot welke club hij behoort, zijn gading moest vinden. Het moest opbouwend, niet afbrekend en ver van fanatiek zijn”, aldus Teurlings.
329
H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 178 en transcriptie interview Vic Mees, regels 184-197.
121
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 71.
Door een ongeval moest hij echter twee maanden in het ziekenhuis verblijven, zodat er tijdens de eerste thuiswedstrijd geen clubblad verscheen. Dankzij Karel Busselen en Pierre Van Rousselt had men voor de tweede thuismatch tegen Royal Union Sportive Tournaisienne een eerste nummer klaar gekregen, dat bij wijze van reclame gratis werd uitgereikt. Vanaf het tweede nummer kon Bob Teurlings zich bezighouden met het opstellen van de Antwerp Supporter. De prijs voor een clubblad werd vanaf dan op 5 Belgische frank vastgelegd. Om de verkoop ervan te stimuleren, nummerde hij de krantjes zodat men kon deelnemen aan een tombola waaraan prijzen waren verbonden. Om geen nodeloze kosten te maken werd er snel van afgezien om aan het clubblad prijzen te verbinden. Na enkele oplagen werd de prijs tot 2 Belgische frank teruggevoerd. De prijzen van de clubbladen waren zeer democratisch in vergelijking met de gemiddelde uurlonen en algemene daggemiddelden van de bedienden in 1947 en 1957.330 Om de verkoop toch in de hand te werken bedacht Teurlings prijskampen 330
Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen werklieden en werksters.
122
waaraan uitsluitend personen mochten deelnemen die geen aangesloten supporter waren. De winnaars mochten dan met de diverse autocars van het Aktiekomiteit gratis een verplaatsing voor een uitwedstrijd meemaken. Bob Teurlings had echter nog een tweede doel voor ogen. “Men moest de Antwerp Supporter kopen omwille van zijn inhoud en niet wegens zijn tombolaticket”. De jaargang 1954-1955 bewees dat het clubblad zeer gewild was bij het voetbalpubliek en zelfs bij de spelers. Inhoudelijk belichtte de Antwerp Supporter ook het internationale voetbalgebeuren met uitslagen, klassementen en commentaren uit Italië, Duitsland, Frankrijk,… 331 Een paar supportersmuzikanten luisterden in 1933 de derby R. Antwerp F.C.-R. Beerschot A.C. op. De actie van de initiatiefnemers Jos Govers, Frans Cantrijn, Jos Verstraeten en John Verdijck kende zoveel bijval dat men zich organiseerde als de ‘Harmonie’. Deze vereniging werd vanaf het seizoen 1933-1934 een vast onderdeel van het Verbond der Antwerpsupporters en later van het Aktiekomiteit. 332 Vanaf de stichting kreeg de Harmonie een jaarlijkse subsidie van het bestuur van R. Antwerp F.C.. Tussen 1937 en 1947 bedroeg deze 500 Belgische frank, in 1948 ontving men 1000 Belgische frank. Voor zijn 15-jarig bestaan in 1948 kreeg men bovenop de jaarlijkse subsidie de som van 15.000 Belgische frank. Vanaf het seizoen 1948-1949 ontving men een jaarlijks bedrag van 15.000 Belgische frank. Tijdens het kampioenschap van 1960-1961 verhoogde men dit bedrag tot 25.000 Belgische frank.333 In vergelijking met de lonen van de werklieden en bedienden in 1937, 1947, 1957 en 1967 waren deze subsidies geen hoge bedragen. 334 Doch is moeilijk in te schatten in hoe verre deze bedragen de werkingskosten van de Harmonie dekten. Hiervoor hebben we een volledig beeld nodig van de in- en uitgaven van deze afdeling van het Aktiekomiteit. Wanneer R.S.C. Anderlecht zijn eerste titel in 1947 in de wacht sleepte had de Harmonie juist de verplaatsing naar Olympic Chareleroi meegemaakt. Toen men op de terugreis in Brussel het nieuws vernam, maakte men een tussenstop aan het stadion van de Brusselse club. Men was de eerste club die R.S.C. Anderlecht geluk wenste met zijn eerste landstitel en de Harmonie bracht een serenade voor de Brusselse ploeg. Tijdens het kampioenschap van 1946-1947 werd de Harmonie door de Federatie der Gantoisesupporters uitgenodigd om de wedstrijd A.R.A. La Gantoise- R. Antwerp F.C. op te luisteren. Vanuit het centrum van Gent werd naar het terrein in Gentbrugge gestapt. De Harmonie, met vaandels en supporters, liep in een stoet achter het muziekkorps van de Gentse Wezen. Het werd een ware propagandatocht die veel bijval 331
L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 198-199. Ibidem, 192. 333 RAFC UC 24/11/1937, 9/2/1938, 24/8/1948, 26/10/1948, 19/9/1949, 21/6/1960. 334 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen werklieden en werksters en tabel: lonen bedienden. 332
123
oogstte. Als tegenprestatie nodigde het Aktiekomiteit de Harmonie van de Gentse Wezen voor de terugwedstrijd in Deurne uit. De ontmoetingen tussen R. Antwerp F.C. en A.R.A. La Gantoise werden hoogdagen in de geschiedenis van beide supportersclubs. Beide federaties hielden sinds deze acties nauw contact met elkaar. Dit werd eens te meer duidelijk wanneer er brand uitbrak in het Gentse Weeshuis enkele maanden na de wedstrijd R. Antwerp F.C.A.R.A. La Gantoise. Een omhaling van de Harmonie en het Aktiekomiteit bracht 10.000 Belgische frank op en werd aan het bestuur van het Gentse Weeshuis overgemaakt. Dit was in vergelijking met de gemiddelde maandwedden van bedienden in 1947 toch een aardig bedrag.335 Bij de huldiging van het 25-jarig bestaan van de Federatie der Supportersclub van R.S.C. Anderlecht in 1948 was ook de Harmonie samen met twintig Antwerpvaandels van de partij. Twee weken later bij de huldiging van kampioen F.C. Malinois zorgde men eveneens voor de muzikale uitvoeringen. De derby’s tegen R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport waren ook hoogdagen voor de Harmonies van deze ploegen. Men circuleerde samen met de vlaggendragers rond het veld en brachten op die wijze steevast een extra dimensie aan de derby’s. Het was duidelijk dat de Harmonie van het Aktiekomiteit tot de beste van het land behoorde. Men luisterde niet alleen wedstrijden van R. Antwerp F.C. op, maar de muzikanten en
zijn
bestuursleden
stonden
ook
ter
beschikking
voor
feestcomités
en
stadswijkorganisaties.336 In het derde hoofdstuk van dit deel kwam de Entente Anversoise ter sprake. Zij bracht niet alleen de clubbesturen en spelers van de grote Antwerpse ploegen bij elkaar, ze verenigde ook de Antwerpse supporters. Zo werd er in februari 1948 naar het voorbeeld van de Entente Anversoise overgegaan tot de stichting van een soortgelijke verstandhouding tussen de drie supportersfederaties van R. Antwerp F.C., R. Beerschot A.C. en R. Berchem Sport. De Antwerpse Verstandhouding der Supporters bestond uit een voorzitter, secretaris en vier bestuursleden die evenredig onder de drie clubs werden verdeeld. Het eerste bestuur bestond uit voorzitter Henri Berckmans (R. Antwerp F.C.), secretaris John Schröder (R. Beerschot A.C.) en vier bestuurleden Alfons Verboven (R. Beerschot A.C.), René D’Hooghe (R. Berchem Sport), Bob Colin (R. Berchem Sport) en G. Papen (R. Antwerp F.C.).337 Uit het bovenstaande kunnen we concluderen dat R. Antwerp F.C. de supportersfederatie inschakelde in zijn werking. In het begin stond de club wantrouwig tegenover dit fenomeen, maar in de loop van de jaren 1920 en 1930 zag men het nut van de werking van de 335
Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 192-195 en transcriptie René Morren, regels 48-60 en 82-97. 337 L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 196-197. 336
124
supportersclub in. Voor de vele leden van het Aktiekomiteit was lid zijn van deze federatie meer dan R. Antwerp F.C. 90 minuten per week aanmoedigen. Men bouwde een hele vrijetijdscultuur rond de club op. Vooral na de Tweede Wereldoorlog, wanneer de mensen over meer financiële middelen en vrije tijd beschikten, werd het voetbal in het meer geïnstitutionaliseerde verenigingsleven ingepast.
Hoofdstuk 5: Sportieve zaken
125
Het ‘derde grote conflict’: de Antwerp Boys338 In de eerstvolgende vergadering van het UC na de 7-1 verlieswedstrijd op Standard Luik kregen de zeven ‘pro-Molnar spelers’339 de kans om zich voor hun slechte prestatie te verdedigen. Henri De Deken, de aanvoerder van de ploeg, nam het woord en gaf openlijk kritiek op algemeen voorzitter Fernand Collin die in zijn ogen te veel druk uitoefende op het selectiecomité. Het UC schorste de kapitein met onmiddellijke ingang vanaf de eerstkomende wedstrijd en de zes andere spelers werden voorlopig niet meer opgesteld. 340 In de daarop volgende vergadering werden ook de zes andere beschuldigde spelers gehoord. Ze stelden zich een voor een solidair met Henri De Deken en werden ook geschorst. 341 Hierdoor was de breuk met het Antwerpbestuur compleet. De ‘rebellen’ verlieten de club en sloten zich vanaf het seizoen 1937-1938 aan bij S.K. Deurne dat in de Vlaamse Voetbalbond 342 speelde. Nog andere actieve, of voormalige Antwerpspelers, zoals Jan Geentiens, Pol Dua, Willy Ulens en Louis Deceuninck verbonden zich bij de club die zijn naam ondertussen tot Antwerp Boys had omgevormd.
338
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 55 en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club Guldenboek 1880-1955, 1955, 96-97 en R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 17. 339 Louis Somers, Henri De Deken, Frans Peeraer, John Mortelmans, Flor Lambrechts, Frans De Deken en Albert De Deken. Voor de exacte aanleiding zie deel 1, hoofdstuk 5, p 64-65. 340 RAFC UC 4/3/1937. 341 RAFC UC 11/3/1937. In het seizoen 1937-1938 volgde de K.B.V.B. de beslissing van R. Antwerp F.C. en schorste de zeven spelers voor onbepaalde tijd. Later werden ze zelfs uit de spelerslijsten van de K.B.V.B. geschrapt. Bron: RAFC UC 6/4/1938, 28/9/1938. 342 In de jaren 1920 was het aantal clubs binnen de Belgische Voetbalbond aangegroeid van honderdtal tot een duizendtal. De Vlaamse ploegen werden echter geconfronteerd met een bondsstructuur dat uitsluitend Frans gebruikte in de nationale en provinciale comités en in de correspondentie met de leden. Zo kwam het in 1930 tot een afscheuring in de Belgische Voetbalbond. Scheidsrechter Jules Vrancken had een incident uitgelokt door zijn weigering het Franstalige scheidsrechtersblad in te vullen en door een Nederlandstalig antwoord te eisen op zijn brieven naar de bond. De misnoegdheid over het taalgebruik en het incident met Vrancken leidde tot de oprichting van de Vlaamsche Voetbalbond (V.V.B.) op 13 februari 1930. Bron: R. RENSON, ‘Sport’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, III, Tielt, 1998, 2818-2819. Voor meer informatie over de V.V.B. zie L. MICHIELSEN, De Vlaamsche Voetbalbond: 1930-1944: bijdrage tot het archief voor de moderne sport (MOSAR), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Lichamelijke Opvoeding, 1987.
126
Foto Antwerp Boys op het einde van de jaren 1930: Staande: S. Van den Branden, J. Mortelmans, J. Geentjes, L. Somers, H. De Deken, F. Peeraer. Gehurkt: G. Van den Ouden, F. Lambrechts, A. De Deken, G. Driessens, F. De Deken. Bron: J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 68.
Deze ploeg ontwikkelde zich tot een topelftal in de Vlaamse voetbalcompetitie, waarin ze viermaal kampioen werd. Voor de overwinning van ‘het gezag’ moest R. Antwerp F.C. een hoge prijs betalen. Het verlies van bijna een volledig elftal was op sportief gebied een zware aderlating. Vooral met de aftocht van de gebroeders De Deken zag de club een brok toekomst en talent verloren gaan. Toch was niet iedereen het eens met de paternalistische aanpak van de meerderheid van het Antwerpbestuur. Niet alleen binnen de Antwerpleiding was hierover onenigheid, maar ook de supporters roerden zich. Een verscheurd R. Antwerp F.C. zag met angstige ogen de komende seizoenen tegemoet. Maar er werd goed gekocht om de uitgedunde kaders aan te vullen. Noodgedwongen bouwde men een ploeg rond Bob Paverick343.
Foto van Bob Paverick door Jozef Coucke genomen. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=P.
Hij begon zijn carrière als buitenspeler, maar werd later een verdediger van grote klasse. Hij was snel, sterk en zeer wilskrachtig. Weinig spelers hadden een traptechniek als Paverick, die tevens ook een vaste waarde in de nationale ploeg was. Hij werd een van de belangrijkste pionnen voor de komende seizoenen. Toch was er voor R. Antwerp F.C. de eerstvolgende jaren geen hoofdrol meer weggelegd.344 Voetbal tijdens de Tweede Wereldoorlog: de derde landstitel in 1944345 343
Bob Paverick speelde van 1927 tot 1947 voor R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelersfiche.php?id=249. 344 R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 17. 345 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 58-62 en M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996.
127
Op 27 augustus 1939 ging de Belgische regering over tot een geleidelijke mobilisatie van al haar strijdkrachten. Zo werd ook een groot deel van het voetbalspelerspotentieel opgeroepen.346 De oorlogsdreiging, die al een hele tijd boven Europa hing, was onafwendbaar. De K.B.V.B. liet dan ook de competitie, die op 3 september 1939 moest beginnen, niet van start gaan en belastte de provinciale comités met het inrichten van provinciale kampioenschappen die op 24 september 1939 van start gingen. Daarnaast werd, op verzoek van de clubs uit de ereklasse, een nationaal kampioenschap op getouw gezet. Te beginnen vanaf de 29e oktober 1939 speelden de ereklassers elke vierde zondag van de maand interprovinciale wedstrijden om de ‘Beker Leysen’. Hoewel België een neutraliteitspolitiek voerde en aanvankelijk niet rechtstreeks bij de gevechten was betrokken, werd het normale voetbalgebeuren verstoord omdat verschillende spelers en scheidsrechters onder de wapens werden geroepen. Daar kwam ook bij dat verschillende detachementen van het Belgische leger de stadions, en ook het Antwerpstadion347, bezetten. Zowel de provinciale competitie als de Beker Leysen kenden een onregelmatig en onvolledig verloop. Ze werden beiden voortijdig afgebroken toen op 10 mei 1940 de Duitsers België binnenvielen en alle voetbalactiviteit noodgedwongen stilviel.348 Na de Achtiendaagse veldtocht in mei 1940 heerste er paniek in de Belgische sportwereld. Of er nog aan sport kon worden gedaan was dan ook de hamvraag op de 8 juli-vergadering van het Comité National d’Éducation Physique et Comité Olympique Belge of kortweg Comité, die door voorzitter graaf Henri de BailletLatour van Internationaal Comité werd voorgezeten. De leden bereikten vlug een akkoord. De sportfederaties zouden hun taken en activiteiten zonder dralen hervatten. De beslissing kreeg diezelfde dag nog de zegen van het Duits militair bestuur, aangevoerd door generaal Von Falkenhausen. Binnen het kader van de Ruhe- und Ordnungspolitik zou de Verwaltungsstab van Militärverwaltungschef Eggert Reeder zich niet moeien met het Belgische sportleven. In ruil daarvoor moesten de sportfederaties wel zorgen voor entertainment. Pas op 12 september 1940 ontving het Comité van dit onderhoud schriftelijk een officiële bevestiging. 349 Met de komst van de Duitsers waaide er een vernieuwende wind door het land. In de nieuwe te creëren maatschappij werd de staat een meer autoritair karakter toegekend met een intenser toezicht over iedere publieke activiteit, waarvan sport een belangrijk onderdeel vormde. In die 346
RAFC UC 5/9/1939. RAFC UC 27/2/1940 en zie deel 2, hoofdstuk 4, p 114. 348 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 58 en M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 26-28. 349 P. GELDHOF en D. VANYSACKER, En de broodrenner, hij fietste verder: het wielrennen in België tijdens WO II, Leuven, 2005, 45. 347
128
optiek moest de staat zich buigen over de organisatie van de sportwereld en de nodige hervormingen doorvoeren. De nationale eenheid was daarbij van primordiaal belang. Een eenvormige, nationale, hiërarchische structuur met sterke en bekwame leidersfiguren zou de bedrijvigheid in de verschillende sporttakken in goede banen leiden. De jonge V.V.B. wilde van deze vernieuwingsdrang gebruik maken om het voetbalmonopolie van de K.B.V.B. te doorbreken. Men ambieerde een leidinggevende rol bij het beoogde eenmakingproces in de voetbalsport, dat zo onder zijn voorwaarden, structuren en leiders verwezenlijkt zou kunnen worden. Maar ondanks verwoeste pogingen kwam van de pretenties van de V.V.B. niets in huis. De K.B.V.B. gaf geen krimp: men beschouwde de Vlaamse Voetbalbond niet eens als een volwaardige concurrent. De V.V.B. werd buitenspel gezet, maar een goed jaar later lanceerde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid onder leiding van secretaris-generaal Gérard Romsée een tweede aanval op het voetbalmonopolie van de K.B.V.B.. In juni 1942 kondigde de ‘zwarte’ Romsée de nakende oprichting van een Commissariaat-generaal voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (CGLOS) aan. Omdat de reglementering van lichamelijke opvoeding en sport volgens het ministerie van primordiaal belang voor de volksgezondheid was, moest de werking van de sportverenigingen door de overheid worden geordend. Het ligt voor de hand dat zo een idee niet op gejuich werd onthaald bij het Nationaal Comité voor Lichamelijke Opvoeding - Belgisch Olympisch Comité (NCLO-BOC), noch bij de K.B.V.B.. Al in de lente van 1942 was het NCLO-BOC geïnformeerd over de mogelijke oprichting van zo een Commissariaat-generaal en in een uitgebreide brief maakte het zijn ongenoegen kenbaar. Hoewel het CGLOS een aantal factoren die de mislukking in de hand werkten, aan zichzelf te wijten had, vormde de dreiging met een staking van alle sportieve activiteiten de doorslaggevende zet. Het CGLOS zag zich noodgedwongen de uitgevaardigde maatregelen350 in te trekken en verloor daardoor elke slagkracht. De derde partij die de positie van de K.B.V.B. in het gedrang kon brengen was de bezetter. Diens houding werd door tegenstrijdige belangen getekend. Aan de ene kant paste de sporthervorming uitstekend in de politieke veranderingen die de Duitsers voorstonden. Aan de andere kant was het voor de bezetter van primordiaal belang dat de openbare orde in de bezette gebieden niet werd verstoord. Dat laatste element werd bepalend voor het Duitse 350
Onder de vleugels van het CGLOS moesten volgens de constitutieve akte een Vlaams en een Waals commissariaat worden opgericht. Het opstellen van een modelplan lichamelijke opvoeding voor heel de bevolking, de oprichting van een bond voor sportleraren, de invoering van een verplicht medisch onderzoek voor sportlui, de reglementering van de beroepssport en de uitbouw van een nationaal plan voor sportinfrastructuur behoorden tot de taken van het CGLOS. Bron: M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 130.
129
optreden tijdens de ‘sportoorlog’: ondanks het feit dat kleinere administratieve instanties zoals de Propaganda Abteilung hun onvoorwaardelijke steun bleven toezeggen aan het CGLOS en aan de hervormingsgezinde collaborateurs, probeerde de hogere militaire leiding de kerk in het midden te houden. Uit vrees voor stakingen of ongeregeldheden zorgden de Duitsers ervoor dat aan het NCLO-BOC en de K.B.V.B. niet werd geraakt. In feite is het conflict in de Belgische sportwereld tijdens de Tweede Wereldoorlog veel meer een belangenstrijd geweest dan een politiek debat. Dat de K.B.V.B. zich daarbij niet heeft ingelaten met de heersende politieke tendensen, was een element dat sterk in zijn voordeel lijkt gespeeld te hebben. De Belgische sportfederaties kwamen als winnaars uit de strijd, maar het staat als een paal boven water dat de gemiddelde voetbalfan zich van heel de hetze geen snars aantrok.351 Ook tijdens het seizoen 1940-1941 moest men zich beperken tot het spelen van een provinciale competitie. Wel besliste de K.B.V.B., indien mogelijk, na afloop hiervan een nationale eindronde te laten spelen tussen de beste elftallen uit de verschillende provincies. 352 In de provincie Antwerpen waren dat onbetwistbaar het R. Antwerp F.C. van Bob Paverick, het R. Beerschot A.C. van Raymond Braine en het K. Liersche S.K. van Bernard Voorhoof, dat uiteindelijk de officieuze landskampioen van 1941 zou worden. R. Antwerp F.C. begon niet in zijn sterkste opstelling aan het seizoen. Sommige spelers, zoals Richard Gedopt en H. Tuytelaers353, waren nog niet uit hun mobilisatie-eenheid teruggekeerd. Anderen, zoals Theofiel Blankers354, waren nog krijgsgevangen. Men stak ook van wal zonder echte trainer. Van begin augustus tot half september 1940 werden de oefeningen geleid door sterspeler Bob Paverick omdat trainer Wertz nog in het buitenland verbleef.355 Ondertussen zat de K.B.V.B. niet stil. De bond besliste in 1941, ondanks de bezetting van ons land door de Duitsers, om opnieuw een nationale voetbalcompetitie in te richten. De clubs, die na de competitie 19381939 gerechtigd waren in de ereafdeling te spelen, mochten ook nu in de hoogste afdeling uitkomen. Er degradeerden dat seizoen geen clubs en volgend jaar zou de ereafdeling dan met de twee kampioenen van 1ste afdeling uitgebreid worden tot zestien ploegen. Er werd ook voorzien dat clubs, die tijdens de oorlogscompetities uit de hoogste reeks verdwenen, na de oorlog zouden heropgevist worden.356 Verder werden door de K.B.V.B. voorstellen ingediend voor de oprichting van steunfondsen voor de nabestaanden van gesneuvelde voetballers en 351
M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 44 en 129-132. 352 RAFC UC 23/7/1940, 13/8/1940, 3/9/1940, 24/9/1940. 353 RAFC UC 14/1/1941. 354 RAFC UC 14/1/1941, 4/3/1941. 355 RAFC 7/8/1940. 356 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 58-59.
130
voor het op touw zetten van liefdadigheidswedstrijden. 357 Zo speelde R. Antwerp F.C. verschillende partijen ten voordele van allerlei liefdadigheidsinstellingen zoals Winterhulp. 358 Het is niet omdat er gevoetbald werd dat er geen vuiltje aan de lucht was. De oorlog was echter nog niet afgelopen. De clubs konden de laatste jaren wel terug over hun installaties beschikken en de meeste voetballers waren niet meer onder de wapens, maar België werd nog altijd door de Duitsers bezet. Vooral de verplaatsingen verliepen daardoor soms heel moeilijk. Een reis naar Luik of naar Brugge hield in dat de spelers al om zes uur 's morgens verzamelden in het Centraal Station om er soms pas na middernacht weer terug te keren. Soms vertrok men zelfs 's zaterdags al om geen risico te lopen ergens opgehouden te worden door een gebombardeerde spoorweg.359 R. Antwerp F.C. begon het eerste officiële kampioenschap sinds twee seizoenen met een nieuwe trainer. Staf Pelsmaeker, oud-speler van R. Beerschot A.C. en gewezen internationaal, was een oefenmeester die veel aandacht besteedde aan de fysische voorbereiding. Hij legde er tijdens de trainingen dan ook duchtig de pees op. Het dient evenwel gezegd dat hij daarbij niet alleen hard was voor de spelers, maar ook voor zichzelf. Pelsmaeker leidde de club doorheen de Tweede Wereldoorlog en vertrok pas na het seizoen 1948-1949.360
Staf Pelsmaeker. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 58.
Tijdens het seizoen 1941-1942 kwam er ook een definitief einde aan de perikelen met een deel van de zo genaamde ‘rebellen’ die de derde crisis hadden veroorzaakt. In het voorjaar 357
M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 29 en RAFC 11/3/1941. 358 RAFC UC 26/10/1942, zie ook deel 2, hoofdstuk 2, financiën, uitgaven, p 99. 359 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 59-60. 360 RAFC UC 3/7/1941, 2/6/1942 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 58.
131
van 1941 kwam de kwestie van transfers van de drie gebroeders de Deken naar Olympic Charleroi reeds ter sprake. Er deden zich problemen voor omdat sommige clubs vonden dat de versterking van deze ploeg concurrentievervalsing inhield.361 Bij het begin van dit kampioenschap werd de zaak echter met de K.B.V.B. en R. Antwerp F.C. geregeld. Zo konden de drie broers terug aan de slag in de ereafdeling van het Belgische voetbal. 362 Het seizoen 1943-1944 werd op imponerende wijze door R. Antwerp F.C. beheerst. Naar het einde toe werden de verplaatsingen echter steeds maar moeilijker, zodat de competitie tenslotte moest stopgezet worden. De twee achterstallige wedstrijden die nog moesten worden gespeeld, hadden evenwel geen invloed meer, noch op de titel, noch op de degradatie. De Great Old kon zo zijn derde landstitel vieren. In diezelfde jaargang won het ook de beker Gevers363 en de beker Février364.
Het eerste elftal samen met het bestuur na het behalen van de derde landstitel. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 61.
Tijdens het kampioenschap 1944-1945 was competitievoetbal in België totaal uitgesloten. Men speelde slechts een handvol vriendschappelijke partijen tegen onder andere elftallen die 361
M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 46. 362 RAFC UC 26/8/1941. 363 Dit is een toernooi voor ploegen uit de provincie Antwerpen, die in de ereafdeling spelen. Bron: P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 95. 364 Dit is een beker voor de beste ploeg uit de stad Antwerpen op basis van de onderlinge prestaties. . Bron: P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 95.
132
bestonden uit personen van de geallieerde legers. De volledige bevrijding, die in juni 1944 werd ingezet met de landing in Normandië, liet nog maanden op zich wachten. Duizenden burgerslachtoffers vielen eerst nog onder de terreur van de V1 en V2 bommen. Vooral de haven van Antwerpen was een strategisch punt dat de Duitsers niet zomaar prijsgaven. En ook het Bosuilstadion, gelegen op een boogscheut van het al even strategische Albertkanaal en van het fel getroffen Merksem, lag als het ware mee in de vuurlinie. Het was dus geen toeval dat R. Antwerp F.C. de weinige vriendenwedstrijden die ze dit seizoen speelde allemaal op het terrein van Beerschot A.C. werden betwist. 365 Na de oorlog waren de Belgische sportfederaties degenen die als winnaars uit de sportstrijd tevoorschijn kwamen. De K.B.V.B. had zijn voetbalmonopolie niet prijsgegeven en bovendien in de organisatie van de competities voortreffelijk het geboden aan de oorlogsomstandigheden. In de publicaties van vlak na de oorlog over de oorlogspolitiek van de Belgische sportleiders, werden logischerwijze de vaderlandslievende bedoelingen beklemtoond. De handelingen uit eigenbelang werden verzwegen en de verzetsgeest overdreven in de verf gezet. Het is in die geest dat de K.B.V.B. in september 1944 onmiddellijk met de zuiveringsmaatregelen tegen vermeende collaborateurs begon. In de officiële mededelingen van het bondsblad van 28 september 1944 deelde het UC van de K.B.V.B. mee dat de clubs verplicht waren dossiers van leden die van collaboratie verdacht werden zonder twijfels aan het secretariaat van de K.B.V.B. over te maken. Ook de eigen maatregelen van de ploegen tegen de collaborateurs moesten worden ingezonden. De eerste zuiveringsmaatregelen van de K.B.V.B. bestonden uit de schorsing van de deelnemers aan de wedstrijden tegen de Duitse Wehrmacht, de schorsing van R. Berchem Sport en de schrapping van Jef Hellings (voorzitter R. Berchem Sport), John Stoops (secretaris R. Berchem Sport) en Raymond Braine (speler R. Beerschot A.C.) van de ledenlijst.366 Ook R. Antwerp F.C. kwam niet ongeschonden uit de Tweede Wereldoorlog. Ondanks dat de club zich apolitiek opstelde, werden sterspeler Bob Paverick, Jos Weyns en Gerard Engelen geschorst omdat ze (al dan niet verplicht) 367 deelnamen met een Vlaamse selectie aan een wedstrijd in het Beerschotstadion tegen de Duitse Wehrmacht.368
365
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 60. M. VANDERHOEVEN, Het voetbalfeest in België tijdens WOII: politieke steekspelen, merkwaardige constructies, slimme spelers...maar geen paniekvoetbal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Moderne Geschiedenis, 1996, 112 en 131. 367 Historisch onderzoek wees echter uit dat zulke wedstrijden tegen Duitse militaire ploegen enkel werden gespeeld uit lijfsbehoud en heel dikwijls onder dreiging. Slecht enkele voetballers namen uit ideologische redenen deel aan deze wedstrijden. Bron: B. DEPS en H. GULDEMONT, 100 jaar voetbal in België 1895-1995, Roeselare, 1995, 109-110. 368 RAFC UC 17/1/1944, 9/10/1944. 366
133
Bron: Guldenboek van royal Beerschot athletic club Antwerp 1900-1950, 1950.
De opgelegde schorsingen hadden voornamelijk een symbolische betekenis vanwege het officieuze karakter van het seizoen 1944-1945. Later werden de drie spelers door de K.B.V.B. in ere hersteld en kreeg Bob Paverick zelfs de kaart van lid van verdienste.369 De naoorlogse periode: een nieuw tijdperk370 In het eerste naoorlogse seizoen verdedigde R. Antwerp F.C. met ere zijn kampioenstitel en eindigde tweede achter het nog sterkere F.C. Malinois. De volgende jaren eindigde R. Antwerp F.C., ondanks vele kwetsuren, toch telkens op knappe ereplaatsen. Het meest spraakmakende sportieve feit in de directe naoorlogse periode was, zoals eerder vermeld, de overgang van sterspeler Bob Paverick in 1948 naar stadsgenoot R. Beerschot A.C.. Op het moment dat een van de meest sportieve en populaire rood-witte spelers het Bosuilstadion verliet, was er echter een jong talent opgedaagd die de fakkel van Paverick overnam. 371 Vic Mees debuteerde op 17-jarige leeftijd in het Antwerpelftal. Hij zou twintig seizoenen 372 en 644 wedstrijden voor R. Antwerp F.C. spelen en hij verzamelde ook 68 caps bij de Rode Duivels. Hij was een voorbeeldige gentlemanvoetballer en de exponent van een echte 369
RAFC UC 4/11/1946. R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 18 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 62-73. 371 RAFC UC 30/8/1948 en R. MARIËN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 18. 372 Vic Mees speelde van 1939 tot en met 1964 bij R. Antwerp F.C.. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=M. 370
134
clubspeler. Beheerst, gedisciplineerd, binnen en buiten het veld, werd Vic Mees de hoeksteen van een nieuw elftal dat verplicht was geworden modern voetbal te spelen. In december 1956 kreeg hij de hoogste erkenning die een voetballer in die tijd in ons land kon krijgen. Vic Mees ontving de Gouden Schoen uit handen van Jan Herdies, de toenmalige hoofdredacteur van de krant Het Laatste Nieuws. Ondanks aanbiedingen van clubs met internationale faam zoals Chelsea373 en Real Madrid bleef hij de Great Old trouw. 374 Na zijn loopbaan bleef Mees een symbool van R. Antwerp F.C.. Hij werd trainer van de uefa-junioren en vervulde ook de functie van jeugdcoördinator. Vic Mees werd het voorbeeld voor de jongeren die actief waren bij R. Antwerp F.C.: wie hard werkt, vlijtig en ijverig is, kan het ver schoppen.375
Vic Mees poserend naast zijn Gouden Schoen en de vaas die hij kreeg voor zijn 50e interland. Bron: Eigen foto 08/04/2009.
Het seizoen 1948-1949 werd het laatste onder leiding van Staf Pelsmaeker. Hij had gedurende acht jaar goed werk verricht op de Bosuil en de spelers, die nog met hem gewerkt hebben, spreken nu nog steeds met veel ontzag over ‘de Pels’. R. Antwerp F.C. ging het kampioenschap 1949-1950 in met een nieuwe trainersstaf. Jean De Clercq, briljant voetballer uit de kampioenenploegen van 1929 en 1931 en zopas met zijn actieve loopbaan gestopt, werd technisch adviseur. Richard Gedopt, voormalige doelman van de club, werd als coach aangeduid. Het duo koppelde tactisch doorzicht aan een rijke spelerservaring. Door hun staat 373
Chelsea is een club uit Londen. Het dient wel gezegd te worden dat in deze periode enkel de club besliste of de spelers mocht worden getransfereerd. 375 D. WILLOCX, ‘Bij de tachtigste verjaardag van Vic Mees’, Antwerp Clubblad, 10 (2007), 20-26 en W. PAULI en J. WAUTERS, Top 100 van het Belgisch Voetbal, Gent, 1999, 121-122 en transcriptie interview Vic Mees, regels 22-47, 152-169 en 380-394 374
135
van dienst bij de club376 dwongen ze alleen al ontzag af bij de spelers. Zij namen de ploeg in handen in een overgangsperiode. Ze werden bijgestaan door vier ex-spelers Jos Weyns, Dis Bastin, Willy Ulens en Louis Lambert die als een soort ‘hulptrainers’ functioneerden. Van het kampioenenelftal van 1944 bleef niet zo heel veel meer over, maar anderzijds waren een aantal jongeren al flink ingespeeld en was er ook uit de Antwerpjeugd nog heel wat talent op komst. Bovendien begaf R. Antwerp F.C. zich in 1949 resoluut op de transfermarkt. In de Antwerpse Kempen werden spelers aangeworven als Jos Van Ginderen, Stan De Backker en Leon Wouters, die het volgende decennium een belangrijke rol speelden.377Jean De Clercq en Richard Gedopt moesten zeker niet van nul vertrekken. Hun voorganger Staf Pelsmaeker had hen een stevige onderbouw achtergelaten. Door zijn harde trainingen moest R. Antwerp F.C. fysiek voor geen enkele tegenstander onderdoen. De ploeg had ook een eigen spelconcept: men speelde nog steeds volgens het oude orthodoxe systeem met vijf aanvallers en een aanvallende centerhalf. Dat systeem had zijn nut bewezen. Jaar in, jaar uit had de ploeg onder Pelsmaeker een van de minst gepasseerde verdedigingen van de reeks, maar als het dan even wat minder ging, werd dat spelconcept al vlug ouderwets of naïef genoemd. De trend in het internationaal voetbal was inderdaad al een tijdje een meer defensieve opstelling. Wanneer in 1952378 de buitenspelregel werd veranderd, dook in Engeland het WM-systeem op. Die wijziging van de spelregels, die bedoeld was om het aanvallend spel te bevorderen, werd door Arsenal379-manager Herbert Chapman onmiddellijk gecounterd met zijn defensieve opstelling waarbij hij de centerhalf terugtrok tussen de twee backs. Dat systeem was na de Tweede Wereldoorlog ook in België vrij algemeen verspreid, maar R. Antwerp F.C. had daar op dat ogenblik niet de gepaste spelers voor. De Clercq en Gedopt pasten een tactiek toe die eerder gelijkenis vertoonde met het befaamde Zwitserse grendelsysteem 380. Het trainersduo deed het zeker niet slecht met hun nieuwe spelwijze, maar het beoogde spel leverde geen resultaat 376
Jean De Clercq speelde van 1925 tot en met 1938 bij R. Antwerp F.C. en Richard was van 1937 tot en 1949 actief bij de club. Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php. 377 RAFC UC 5/9/1949, 12/9/1949, 1/8/1949, 16/8/1949 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 68. 378 Voortaan moesten er zich nog slechts twee in plaats van drie tegenstanders bevinden tussen de aanvaller en de doellijn. Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 68. In 1952 werd ook de nationale competitiestructuur ingrijpend gewijzigd. Tot dan toe werd hogere klasse gevormd door eredivisie, twee eerste klassenreeksen (A en B) en vier overgangsreeksen (A, B, C en D). In 1952 werd de tweede klasse ingevoerd, kennelijk met de bedoeling de afstand tussen de top en het gros van de clubs te verkleinen. Bron: J. JACOBS e.a., Ons land op voetbalschoenen: redacteurs van het Nieuwsblad-Sportwereld kijken naar 100 jaar voetbal, Tielt, 1978, 120. 379 Arsenal is een club uit Londen. 380 Dit systeem werd door de Oostenrijker Karl Rappan bij het Zwitserse Grasshoppers Zürich ingevoerd. De centerhalf behield in grote mate zijn offensieve vrijheid, maar de beide flankspelers moesten de buitenspelers van de tegenpartij afstoppen terwijl een van de backs het centrum afgrendelde. Bron: R. SCHEPERS ea, 18802005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 68-69.
136
op.381 In het seizoen 1952-1953 kwam er steeds meer kritiek op de spelwijze van De Clercq en Gedopt. R. Antwerp F.C., dat een jaar voordien nog eervol derde werd, moest plots tot de voorlaatste speeldag knokken om de degradatie te vermijden. Men speelde naar verluidt het mooiste voetbal dat er op onze velden te zien was, maar daar koop je in de competitie niets voor. Het duo hield het na dat rampjaar voor bekeken en bood zelf zijn ontslag aan. Het selectiecomité werd tevens ook ontbonden en kreeg een nieuwe samenstelling. 382 R. Antwerp F.C. moest dus op zoek naar een nieuwe trainer en haalde, naar het voorbeeld van vele andere Belgische clubs, een Engelsman in huis. Harry Game, slechts 29 jaar, was eerst voetballer bij Crystal Palace, Milwall383, en Cardiff City maar moest noodgedwongen zijn carrière vroegtijdig beëindigen wegens een ernstige blessure. De Brit kwam overigens niet zonder referenties naar de Bosuil, want hij was al drie jaar trainer geweest bij het Griekse Panathinaikos Athene waarmee hij een titel had gewonnen. Game brak met de oude traditie die het Antwerpbestuur handhaafde. Het selectiecomité liet zich vanaf nu ‘adviseren’ door de trainer. De theorielessen en kleedkamers werden verboden terrein voor de mensen van het selectiecomité en hij mocht zelf wissels tijdens de wedstrijden doorvoeren. Game wilde de R. Antwerp F.C. naar voorbeeld van de Engelse clubs professionaliseren. Op het terrein zag men daar allemaal niet veel van want R. Antwerp F.C. was tijdens de kampioenschappen 19531954 en 1954-1955 niet meer dan een grijze middenmotor.384 De glorieperiode in de 2e helft van de jaren 1950385 Toch werd het jubileumjaar 1955, waarin Antwerp zijn 75-jarig bestaan vierde, in extremis nog de nodige glans door een succesrijke bekercampagne bijgezet. Op 19 juni 1955 zagen duizenden rood-witte supporters R. Antwerp F.C. in het Heizelstadion (officieel Eeuwfeeststadion) de finale van de Beker van België met 4-0 tegen Waterschei winnen. Het veroveren van deze beker mocht wel een balsem op de wonde zijn, als men het spelerspotentieel zag, kon men de laatste drie jaar niet tevreden zijn over de behaalde resultaten. R. Antwerp F.C. speelde in de eerste helft van de jaren 1950 in de competitie maar een heel bescheiden rol. De club slaagde erin in 1956 vice-kampioen te worden achter R.S.C. Anderlecht en bereikte de komende seizoenen enkele sportieve hoogtepunten.386 Voor de Brusselaars eindigen was sinds de Tweede Wereldoorlog bijna een huzarenstuk geworden. De 381
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 68-69. RAFC UC 3/11/1952, 10/3/1953, 26/5/1953, 22/6/1953 en zie ook deel 2, hoofdstuk 2, p 89. 383 Crystal Palace en Milwall zijn ploegen uit Londen. 384 RAFC UC 18/8/1953, 20/10/1953 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 7273. 385 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 73-79. 386 Ibidem, 73-74. 382
137
paarswitten, die in elf jaar zeven maal kampioen werden 387, gingen meer en meer de professionele toer op en hadden voor elke gekwetste speler een nagenoeg evenwaardige vervanger. De andere clubs legden zich blijkbaar neer bij die suprematie. Toch kon R. Antwerp F.C. deze alleenheerschappij doorbreken in het seizoen 1956-1957. De ploeg speelde regelmatiger dan de Brusselaars en werd kampioen met zes punten voorsprong. Men had daarbij het geluk dat de ploeg bijna een volledig seizoen gespaard bleef van kwetsuren. Sinds het seizoen 1955-1956 was er in het voetbal een nieuwe dimensie bijgekomen: de Europese Beker voor Landskampioenen. Na R.S.C. Anderlecht viel nu R. Antwerp F.C. , als Belgisch kampioen, de eer te beurt zich hierin te meten met de andere Europese kampioenenploegen. In de eerste ronde lootte men Real Madrid, dat de twee eerste afleveringen glansrijk had gewonnen. Op 31 oktober 1957 liep de Bosuil goed vol voor de eerste ontmoeting met de Koninklijke Madrilenen. Sommige Antwerpse firma's gaven hun personeel een halve dag vrij388 om deze match van het jaar niet te missen. R. Antwerp F.C. speelde een verdienstelijke wedstrijd, maar het verloor de partij met 1-2.
Bron: R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 77.
De terugwedstrijd had plaats op 28 november 1957. In het Bernabeustadion werd het voor de Great Old een te zware opdracht tegen de Europese kampioenen met topspelers als Alfredo Di Stefano, Francisco Gento en José Santamaria in hun rangen. Men verloor met 6-0 tegen de latere winnaars van dit kampioenschap. 389 In het seizoen 1957-1958 verlengde R. Antwerp F.C. bijna zijn kampioenstitel. De ploeg eindigde met een gelijk aantal punten met Standard 387
R.S.C. Anderlecht werd kampioen in 1947, 1949, 1950, 1951, 1954, 1955 en 1956. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_klasse_(voetbal_Belgi%C3%AB). 388 R. Antwerp F.C. werkte al zijn thuiswedstrijden af in de namiddag omdat men geen verlichting had. Dit kwam er pas in 1961. Bron: Transcriptie interview Vic Mees, regels 141-151. 389 RAFC UC 5/11/1957, 19/11/1957 en transcriptie interview Vic Mees, regels 140-151 en transcriptie interview Fernand Collin Jr., regels 235-245 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 7577.
138
Luik. Het toenmalige reglement, dat bij gelijkheid van punten de titel toekende aan de ploeg met het kleinste aantal nederlagen, hield R. Antwerp F.C. van zijn vijfde landstitel.390 Voortijdige afbouw van een gouden generatie 391 Op het eind van de jaren 1950 en begin 1960 begon de afbouw van de gouden generatie. Men liet spelers als Stan De Backker samen met Louis Verbruggen en Bob Maertens naar Olympic Charleroi vertrekken. Het is natuurlijk een ongeschreven wet dat men niet te lang mag wachten om de kaders te verjongen. De drie boegbeelden Bob, Stan en Louis waren samen goed voor meer dan 1000 wedstrijden in het eerste elftal. Piet Vylders, die voor enkele miljoenen overkwam van Gerda St. Niklaas moest de ploeg verjongen en versterken. Vylders392 was een kundige voetballer, technisch heel sterk, maar hij viel te traag uit. Hij kon de hoge verwachtingen niet inlossen en speelde amper 26 competitiewedstrijden. Bij Wildert werd Florent Bohez weggehaald. Hoewel hij aanvankelijk nauwelijks aan de bak kwam, bleek hij toch een goede transfer te zijn, want Flor speelde meer dan 300 wedstrijden voor R. Antwerp F.C. en werd zelfs internationaal. Toch was het duidelijk dat het Antwerpbestuur in deze periode de ambitie miste om ploegen als R.S.C. Anderlecht en Standard Luik, die zich jaar na jaar versterkten, in hun opgang te volgen. In plaats van oudere sterkhouders wat te behouden en ondertussen versterking te zoeken voor de zwakke posities, bouwde men de generatie van de jaren 1950 voortijdig af en rekende erop dat de jeugd hun plaats wel zou innemen. Dat was een politiek waarmee men de quasi professionele ploegen uit Brussel en Luik onmogelijk kon bijhouden. Oordeelkundig kopen en verkopen werd meer en meer noodzakelijk om een vooraanstaande rol in het voetbal te blijven spelen. De tijd van de eigen kweekschool was voorbij. Wat men niet had, moest men elders zoeken. 393 Harry Game hield het in 1960 voor bekeken en keerde terug naar Panathinaikos Athene. Game mocht terugblikken op een succesvolle periode: hij veroverde met R. Antwerp F.C. in 1955 de Belgische Beker, werd vice-kampioen in 1956 en 1958 en behaalde in 1957 de kampioenstitel. De nieuwe trainer, de Tsjech Victor Havlicek, die van 1958 tot 1960 de Belgische nationale ploeg leidde, kon R. Antwerp F.C. ook niet boven de middelmaat tillen en zijn verblijf op Antwerp bleef dan ook beperkt tot een jaar. 394 Zijn vervanger werd de 55jarige Oostenrijker Karl Hummenberger. De voormalige aanvaller van Wacker Wien, R.C. Straatsburg en Saint-Etienne had trainerservaring opgedaan bij Olympic Charleroi, Ajax 390
RAFC UC 3/6/1958. R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 80-87. 392 Zie ook deel 2, hoofdstuk 2, p 98. 393 RAFC UC 9/6/1959, 23/6/1959 en R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 8081. 394 RAFC UC 1/12/1959, 26/4/1960, 3/5/1960. 391
139
Amsterdam, Salzburg en Dordrecht. Hummenberger legde er van de eerste dag af de pees op. Er werd al getraind vanaf 4 juli, twee maanden voor de aanvang van de competitie. Doemdenkers fronsten de wenkbrauwen en vroegen zich af of daarvan, later in de competitie, de weerbots niet zou komen. Maar Hummenberger was een vakman die wist wat hij deed. Hij veranderde veldbezetting in een 1-4-2-4 opstelling waarin een soort voetbal werd gebracht met veel meer diepgang. Het resultaat was spectaculair: Karl Hummenberger eindigde met hetzelfde spelerspotentieel als het jaar voordien, op Karel Beyers na, op een derde plaats. Deze 18-jarige speler was technisch onderlegd, snel en scoorde vlot. Bovendien miste hij in zijn debuutseizoen geen enkele wedstrijd. Een betere transfer kon men zich niet indenken. Het seizoen 1962-1963 ging R. Antwerp F.C. op zijn elan door. De Great Old werd nu vicekampioen achter Standard Luik. Na enkele slappe kampioenschappen was er sinds twee jaar een spectaculaire ommekeer gekomen. Ondanks dit alles brokkelde de gouden generatie van de jaren 1950 verder af. Er werden amper transfers gedaan om deze te vervangen. Bij de minste tegenslag moest men een beroep doen op jongeren, die soms heel verdienstelijk waren, maar waarmee men moeilijk de titel kon ambiëren. En dat droombeeld moet toch in de hoofden van het Antwerpbestuur gespeeld hebben, anders is het onbegrijpelijk waarom tijdens het seizoen 1963-1964 een zo bekwame trainer als Hummenberger de laan werd uitgestuurd en vervangen door het duo Gust Hofman-Jean Fraiponts, dat zich voordien met de provinciale junioren bezighield. Men beweerde dat de spelers fysiek niet in orde waren en men keek laatdunkend neer op de speelstijl waarmee Hummenberger zijn successen haalde. Na zestien thuiswedstrijden zonder nederlaag en het bereiken van de vierde ronde in de Beker van België kreeg Hummenberger plots de bons. Voor het nieuwe duo Hofman-Fraiponts was de trainerswissel geen cadeau. Jean Fraiponts stond in voor de tactische begeleiding en Gust Hofman leidde de veldtrainingen.395 Het seizoen 1964-1965 werd een sportieve tegenvaller. Half november werd het trainersduo Hofman-Fraiponts de laan uitgestuurd voor de tegenvallende resultaten. Het duo werd vervangen door oud-speler Bert D'Hollander en Jos Adriaens.396 Op de voorlaatste speeldag stond R. Antwerp F.C. op de laatste plaats en pas dan ging men spelen met een vast elftal. De wedstrijd tegen K.F.C. Diest moest men winnen. Verliezen stond garant voor degraderen. De Great Old won met 1-0 en bleef zo in de eerste klasse. R. Antwerp F.C. speelde datzelfde jaar voor de eerste keer mee in de Beker der Jaarbeurssteden, die de voorloper was van de huidige UEFA Europa League, en deed het daar behoorlijk. In de eerste ronde werd Hertha Berlijn uitgeschakeld, maar het Spaanse Atletico 395 396
R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 81-84. RAFC UC 24/11/1964.
140
Bilbao bleek in de tweede ronde evenwel te sterk. De bijna dramatische ontknoping van het vorige kampioenschap had het Antwerpbestuur wakker geschud. Meer dan vijf miljoen Belgische frank diepte men op uit de kas om het elftal te versterken. Onder de belangrijkste aanwinsten was er de 23-jarige Urbain Segers, een snelle spits van A.R.A. La Gantoise, die onmiddellijk inzetbaar was en al meteen topschutter van de ploeg werd. Van Lyra nam men de 21-jarige Willy Van der Wee over, een technisch vaardige en hard werkende middenvelder, die overigens geen enkele wedstrijd miste. De voornaamste aankoop was echter deze van Wilfried Van Moer397, de 20-jarige rechtsbuiten van derdeklasser S.K. Beveren, die een van de grote beloften van het Belgisch voetbal was. 398 Bij S.K. Beveren was hij een vaardige hoekspeler, een jongen met meer loopvermogen dan snelheid. Het was om deze laatste reden dat men de speler bij de Great Old een rij vooruit schoof. Zijn intuïtie, gave voor positiespel, vechtlust en polyvalentie leverden hem drie maal de Gouden Schoen op. De eerste won hij in 1966 als Antwerpspeler. In deze periode werd hij ook een vaste waarde in de Belgische nationale ploeg. In de zomer van 1967 probeerde F.C. Keulen Van Moer weg te kopen bij R. Antwerp F.C. voor een kleine vier miljoen Belgische frank, wat in vergelijking met het gemiddelde maandwedden van een bediende in 1967 veel was.399 De speler zou naast een deel van de transfersom en de gebruikelijke wedstrijdpremies een riant jaarsalaris kunnen opstrijken. Maar de Great Old wilde Van Moer niet kwijt. Het enige wat hij kreeg was een lichte aanpassing van zijn lopende contract.400
Wilfried Van Moer toont zijn Gouden Schoen. 397
Wilfried Van Moer speelde van 1965 tot en met 1968 voor R. Antwerp F.C.. RAFC 20/7/1965. 399 Zie bijlage 2: tabellen, tabel: lonen bedienden. 400 W. PAULI en J. WAUTERS, Top 100 van het Belgisch Voetbal, Gent, 1999, 151 en P. KEYSERS en K. MICHIELS, Stamnummer 1: groeipijnen van de Great Old, Utrecht, 2001, 177 en RAFC briefwisseling 8 4/3/1968 en RAFC briefwisseling 8 25/3/1968. De andere Gouden Schoenen won hij als Standard Luik speler in 1969 en 1970. Bron: W. PAULI en J. WAUTERS, Top 100 van het Belgisch Voetbal, Gent, 1999 152. 398
141
Bron: http://www.rafcmuseum.be/spelersarchief/spelers_per_naam.php?letter=V.
Vervolgens haalde men voor de aanvang van het seizoen 1965-1966 de Engelsman Harry Game als trainer terug.401 Met dat potentieel eindigde R. Antwerp F.C. in de middenmoot. Stukken beter dan vorig jaar, maar nog heel ver van de top. In de Beker der Jaarbeurssteden schakelde men in de eerste ronde het Noord-Ierse Glentoran Belfast uit. In de tweede ronde botste men op het grote F.C. Barcelona. Op de Bosuil behaalde Antwerp een prestigieuze 2-1 overwinning tegen de Spanjaarden, maar in Barcelona werd men, ondanks een sterke prestatie, toch met 2-0 uitgeschakeld.402 Ook het volgende seizoen kwam de ploeg uit in deze competitie. Het versloeg Union Luxemburg, maar in de tweede ronde was het Schotse Kilmarnock een maatje te groot.403 Een trots record sneuvelt: degradatie uit eerste klasse 404 De inhaalbeweging op de topclubs, die de twee laatste jaren toch enigszins gestalte had gekregen met de aanwerving van een aantal waardevolle spelers, viel plots stil. Het Antwerpbestuur scheen zich te koesteren in de gedachte dat men de aansluiting al had verwezenlijkt. In werkelijkheid was er de laatste jaren nauwelijks iets veranderd. Het bestuur had in 1966 wel grote structuurveranderingen aangekondigd, maar in de praktijk wijzigde er niet veel. Men scheidde het betaald voetbal, dat echter nog altijd maar semi-professionalisme bleef, van de amateur-afdeling en de premies werden verhoogd, maar daar bleef het bij.405 Ondanks het vierde jaar op rij Europees voetbal telde de ploeg in de eigen competitie amper acht punten na de heenronde. Het verdict viel op de 22 e speeldag in de thuismatch tegen R.F.C. Malinois. De wedstrijd werd met 1-2 verloren en voor de eerste maal in de geschiedenis zakte R. Antwerp F.C. naar een lagere afdeling. Op 3 mei 1968 nam trainer Harry Game ontslag. De teruggeroepen oefenmeester had de overblijfselen van zijn vroegere ploeg niet meer kunnen aaneenlijmen. Hij vertrok teleurgesteld naar het buitenland. Game werd vervangen door oud-Antwerpinternationaal Vic Mees, die de overige drie wedstrijden van het seizoen afwerkte. Maar toen was het kalf al lang verdronken.406
401
RAFC UC 6/7/1965. RAFC UC 27/7/1965, 23/11/1965. 403 F. COLIN en L. MULLER, De grote voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad, Antwerpen, 2002, 86 en RAFC briefwisseling 8 2/2/1967. 404 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 88 en H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 24. 405 R. SCHEPERS ea, 1880-2005: 125 jaar Antwerp FC, Deurne, 2005, 88 en zie deel 2, hoofdstuk 2, p 82. 406 H. SCHEPERS en L. VAN NUFFEL, Royal Antwerp Football Club: 1880-1980, Deurne, 1980, 24 en RAFC briefwisseling 8 4/7/1968 en RAFC briefwisseling 8 12/7/1968. 402
142
Bron: R. MARIEN, 100 jaar voetbal en clubleven, Antwerpen, 1973, 20.
143
Algemeen Besluit Met deze verhandeling hebben we getracht een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de geschiedenis van R. Antwerp F.C. van 1938 tot en met 1968. De resultaten zijn afkomstig van bronnenonderzoek, dat werd met informatie uit literatuur werd aangevuld. De bronnen bestonden uit notulen van vergaderingen, brieven, foto’s en interviews. Ik heb getracht in de mate van het mogelijke een ‘histoire totale’ van de club tussen de onderzochte periode te geven. De aandacht lag niet zozeer op het sportieve aspect. Hierover bestaan er, naar mijn mening, genoeg boeken die het lezerspubliek kan raadplegen. Andere zaken rond de club zoals de interne geschiedenis, het financiële aspect, de ideologie, de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs, de infrastructuur en de supporters(clubs) kwamen uitgebreid aan bod. De masterproef bestond uit vier delen. In de inleiding werd een overzicht gegeven van de belangrijkste publicaties over het Belgische voetbal waarin R. Antwerp F.C. wordt besproken en werd ook een stand van zeken gegeven van de historiografie van de Great Old. Verder werden de drie bronnen verduidelijkt. In de proloog werd de ontstaansgeschiedenis van het voetbal en de introductie ervan in België beschreven. Het eerste deel behandelde de geschiedenis van R. Antwerp F.C. vanaf zijn ontstaan tot de ‘derde crisis’ die het startpunt vormde van de masterproef. Het tweede deel ging over de onderzochte periode. Deze begon met de zogenaamde ‘derde crisis’ van de club in 1938 en eindigde met de degradatie naar tweede klasse in 1968. De onderzochte periode kwam bijna helemaal overeen met het voorzitterschap van Fernand Collin. Hij werd in 1934 voorzitter van de raad van beheer van de VZW R. Antwerp F.C. en bleef dit tot de club in 1968 degradeerde. Deze VZW bestond uit een atletiek-, hockey-, voetbal- en tennisafdeling. R. Antwerp F.C. profileerde zich dus niet enkel als een voetbalclub. De hand van Fernand Collin en zijn familieleden was duidelijk zichtbaar in R. Antwerp F.C.. Zij vertegenwoordigden de visie van het amateurisme, die de Great Old definitief na het einde van het tweede conflict in 1928 aannam. De ideologie van R. Antwerp F.C. werd ook duidelijk als men naar de verschillende bestuurstakken van de voetbalafdeling keek. Hierin zetelden veelal voormalige spelers van de club die de visie van Fernand Collin volgden. Pas na de degradatie kwam er onder het voorzitterschap van Eddy Wauters een wijzing in de ideologie van de club. R. Antwerp F.C. evolueerde onder zijn leiding van een semi-professionele tot een volledig professionele club. Op politiek-ideologisch vlak profileerde de ploeg zich als een Vlaamse club. De vergaderingen van het UC verliepen in het Nederlands en de notulen van het uitvoerend comité, algemene raad, buitengewone raad en
144
sportcomité in het Nederlands opgesteld. Alle leden van de voetbalafdeling waren ook Vlamingen en spraken Nederlands, in tegenstelling tot de tennis- en (in mindere mate) de hockeyafdeling waar Frans de voertaal was. Deze politiek-ideologische keuze stond echter niet op zichzelf. Fernand Collin was immers een flamingant en de regio Antwerpen stond bekend als een sterk Vlaamsgezinde streek. Beide factoren hebben ertoe bijgedragen dat de club deze welbepaalde positie in het voetballandschap innam. Dit betekent echter niet dat we de voetbalvereniging zo maar moeten bekijken als een verzuilde vereniging, die van een politieke partij afhing. Het amateurisme was ook zichtbaar in de financiële politiek van de club. Men deed zelden dure transfers, omdat de eigen jeugd het voordeel genoot. Verder hield R. Antwerp F.C. zich ook aan de opgelegde plafondbedragen die door de K.B.V.B. werden opgelegd. Hierdoor kon men R.S.C. Anderlecht en Standard Luik echter niet volgen, die op het einde van de jaren 1950 en 1960 al de weg van het professionalisme insloegen. Tijdens de onderzochte periode werd er ook onderzocht of er sprake was van een rivaliteit tussen de verschillende Antwerpse ploegen. Op basis van de factietheorie van Giulanotti stelden we vast dat er dat de geografische en sociaaleconomische breuklijnen de belangrijkste verklaringsfactor vormden voor een eventuele rivaliteit tussen de ploegen in Antwerpen. R. Antwerp F.C. was gelegen in Deurne en werd als ‘de ploeg van het volk’ bestempeld, terwijl R. Beerschot A.C. in het zuiden van de stad Antwerpen lag en ‘de ploeg van de aristocratie was’. Met R. Berchem Sport was er enkel een geografische breuklijn. Deze ploeg was in het oosten van de stad Antwerpen gevestigd. Maar in de praktijk was er van ‘echte’ rivaliteit en haat geen sprake. Het stond wel vast dat vooral R. Antwerp F.C. en R. Beerschot A.C. sportieve concurrenten waren, maar dit is nu eenmaal eigen aan de sport. In de praktijk zagen we zelfs dat deze twee ploegen, samen met R. Berchem Sport, de handen in elkaar sloegen en zich verenigden in de Entente Anversoise. In 1923 week men uit naar Deurne waar een nieuw complex werd gebouwd en waar ook de atletiek-, hockey- en tennisafdeling zich vestigden. Het Bosuilstadion werd tussen 1938 en 1968 tweemaal uitgebreid, vooral met oog op de wedstrijden België-Nederland. Tussen 19381968 trachtten we ook een beeld te schetsen van de supporters van R. Antwerp F.C.. De derde crisis in de club liet zich ook merken bij de supporters. Het Verbond der Antwerpsupporters, dat sinds 1927 verschillende supportersgroepen groepeerde, spatte uiteen in twee groepen. Diegenen die het bestuur in dit conflict steunden, vormden in 1937 dit verbond om tot het Aktiekomiteit der Antwerpsupporters. Dit overkoepelende supportersorgaan werd in de voetbalafdeling van R. Antwerp F.C. ingepast. De supporters had ook hun eigen clubblad, namelijk ‘De Antwerpsupporter’ dat voor het eerst in 1951 verscheen. In 1933 ontstond in de 145
schoot van het Verbond der Antwerpsupporters de Harmonie. Zij zette haar praktijken verder onder het Aktiekomiteit. Vooral tijdens de derby’s lieten de supporters en harmonieleden van zich spreken. Naar analogie van de Entente Anversoise verenigden ook in 1948 de Antwerpse supporters zich als de Antwerpse Verstandhouding der Supporters. De ideologie van het bestuur weerspiegelde zich ook op het sportieve aspect van de club. R. Antwerp F.C. hanteerde op sportief vlak een strikte jeugdpolitiek die nauw samenhing met het amateuristische gedachtegoed van Fernand Collin. De club behaalde onder zijn voorzitterschap twee landstitels en een Beker van België. Maar op het einde van de jaren 1950 en begin van de jaren 1960 schakelden andere clubs zoals R.S.C. Anderlecht en Standard Luik over naar het professionalisme. De Great Old hield echter vast aan het amateurisme, waardoor de ploeg uiteindelijk in 1968 degradeerde naar de tweede klasse. In deze verhandeling hebben we geprobeerd een zo volledig mogelijk beeld van de club te schetsen. Natuurlijk zijn er altijd dingen die niet kunnen behandeld worden. Hier en daar hebben we een selectie moeten maken van zaken die volgens mij niet wezenlijk bijdroegen aan het verhaal. Ik hoop dat mijn opleiding tot historicus mij geleerd heeft hierbij de juiste zaken te selecteren. In het lezen en interpreteren van de bronnen kunnen altijd fouten geslopen zijn, maar we maken ons sterk dat die tot een minimum beperkt zijn gebleven. Verder is in de behandelde onderwerpen geen volledigheid bereikt. Indien meer bronnenmateriaal zou gevonden worden, zouden verdere aanvullingen mogelijk kunnen zijn. We konden zo enkel de verslagen van het uitvoerend comité, de algemene raad, bijzondere raden en het sportcomité tussen 1937-1966 en de briefwisseling van 1967 en 1968 bekijken. In deze verslagen ontbraken er ook enkele jaargangen en de notulen gingen ook bijna uitsluitend over het uitvoerend comité. Er werd echter ook geen kranten- en clubbladenonderzoek verricht. Volgens mij zijn kranten niet alleen nodig voor matchverslagen, maar men zou ze ook kunnen gebruiken om alle behandelde punten vanuit een ander standpunt te bekijken. De supportersbladen zouden een beter beeld kunnen geven van de werking van de supportersclubs en van de supporters. Het grootste punt van kritiek is, naar mijn mening, dat ik te weinig informatie heb verzameld over alle bestuursleden. Ik heb op dat gebied wel de familie Collin en Eddy Wauters toegelicht, maar de vele andere bestuurslui komen amper aan bod. Het hele sociale netwerk waarin de raad van beheer en het uitvoerend comité functioneerden blijft zo in de duisternis gehuld. Er is dus zeker nog ruimte om verder en specifieker onderzoek te doen. Een grondig krantenonderzoek zou misschien al verhelderd kunnen zijn. Ook de piste van de ‘oral history’ zou hier van pas kunnen komen. Door verschillende personen van het bestuur te interviewen kan men misschien een beter beeld 146
krijgen van de werking en de ideologie van de club. Binnen het bestek van deze verhandeling was het echter moeilijk om dit allemaal te realiseren. Deze masterproef handelt slechts over 30 jaar historie van R. Antwerp F.C.. De periode voor 1938 omvat alleen al 58 jaar geschiedenis die nog niet is onderzocht. Vooral de ontstaansgeschiedenis van de Great Old moet nog worden onderzocht. Ook de periode na 1968 is een blanco gebied dat verder onderzoek vereist. Men kan concluderen dat het onderzoek naar R. Antwerp F.C. zeker nog niet is afgelopen. Integendeel, het is juist begonnen. Verschillende onderzoeksdomeinen zijn nog onontgonnen en schreeuwen om aandacht!
147
Bijlagen Bijlage 1: De transcripties van de interviews Enkele opmerkingen voor het lezen van de transcriptie Bij aanvang van de transcriptie zal ik altijd in het kort vermelden hoe ik in contact ben gekomen met de geïnterviewde persoon. Voor elke transcriptie vindt u dan twee bijgevoegde documenten, namelijk een biografische en technische fiche. Hierin staan een paar biografische gegevens van de respondent evenals een paar technische gegevens over het verloop van interview. Daarna volgt de transcriptie van het gesprek. Het interview zal bijna volledig worden uitgetypt in de oorspronkelijke volgorde, inclusief met het registreren van lichaamstaal. Een beperkte weergave van non-verbale informatie zal worden weergegeven door middel van vierkante haakjes. Bijvoorbeeld: [hij wijst naar zichzelf]. Om de vlotheid van het lezen te bevorderen worden dialectwoorden behouden, maar dialectklanken niet. Als men alle dialectwoorden zou omzetten naar het Algemeen Beschaafd Nederlands zou dit gepaard gaan met inhoudelijk informatieverlies. Daarom heb ik de keuze gemaakt om bijvoorbeeld ‘ge’ neer te schrijven in plaats van ‘jij’. Typisch streekgebonden dialectwoorden zullen verklaard worden tussen vierkante haakjes. Bijvoorbeeld ‘euh de rivaliteit dat bestond erin om elkander een beetje te chareren [= plagen]’. De transcriptie moet men als volgt lezen: de letters in KAPITAAL zijn de vragen van de interviewer en in kleine letters volgen de antwoorden en opmerkingen van de respondent. Als de interviewer of respondent dingen ter bevestiging zeggen, worden deze niet opgenomen in de transcriptie. Bijvoorbeeld de respondent zegt: ‘ik ben in 1929 geboren’ en de interviewer antwoordt ter bevestiging ‘ahja of ja’. Deze bevestiging wordt niet opgenomen in de transcriptie. Stopwoorden als ‘euh’ en ‘hé’ worden enkel opgenomen als ze van betekenisvol zijn voor de transcriptie. Dit wil zeggen dat ze enkel zullen opgenomen worden indien ze iets willen benadrukken of indien de respondenten nadenken. Er werd de keuze gemaakt om de transcripties uit te schrijven als een ‘poëtische transcriptie’. Dit werd gedaan omdat in sommige interviews de respondenten lange antwoorden gaven. Indien men dan volzinnen zou schrijven, zou dit onoverzichtelijk overkomen voor de lezer. Een poëtische transcriptie is immers een transcriptie in de vorm van regels en strofen. Een regel komt overeen met een inhoudelijke gedachte, wat vaak overeenkomt met een ritmisch deeltje en eindigt met daling van de toonhoogte. De verzen worden ook genummerd. Zo wordt het makkelijker om te verwijzen naar bepaalde regels. Een strofe komt overeen met een bepaald onderwerp. Na een strofe volgt er een witregel om zo het overgaan duidelijk te maken naar een nieuw onderwerp.
148
Er worden geen leestekens geplaatst op het einde van een zin. Enkel de namen van personen, steden, landen en voetbalclubs krijgen een hoofdletter. Aan het begin van een zin is er dus geen hoofdletter. Cijfers worden niet uitgeschreven. Nagespeelde dialogen vind je tussen aanhalingstekens. Opvallende stiltemomenten worden tussen vierkante haakjes aangeduid als volgt [stilte van bijvoorbeeld 6 sec]. Korte stiltemomenten van 1 tot en met 3 seconden worden niet weergegeven tussen vierkante haakjes. Indien de interviewer of respondent een of ander woord op een speciale manier uitdrukt zal dit worden verklaard tussen vierkante haakjes, bijvoorbeeld [verontwaardigd]. Irrelevante en onverstaanbare passages worden samengevat tussen vierkante haakjes. Bijvoorbeeld: [sv: met dan korte uitleg over wat de passage handelde] of [onverstaanbaar] na deze vierkante haakjes volgen er tussen andere vierkante haakjes de duur van deze passage. Bijvoorbeeld: [00sec - 13sec]. Opvallende gewijzigde vertelwijzen worden ook weergegeven tussen vierkante haakjes, bijvoorbeeld: [boos]. Woorden die opvallend veel nadruk krijgen worden getranscribeerd als volgt: ‘die was er altijd hé, de sportieve hé [nadruk]’.407
407
L. VAN MOLLE, Mondelinge geschiedenis. Theorie, methoden en praktijken, cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement geschiedenis, 2008, 26-29.
149
Transcriptie interview 1: Marcel Dries Ik kwam in contact met deze persoon via Dirk Willocx, de archivaris van R. Antwerp F.C.. Ik nam telefonisch contact op met Marcel Dries en hij stemde in dat ik hem mocht interviewen.
Van links naar rechts: Dieter Maho en Marcel Dries. Bron: Eigen foto 08/04/2009.
BIOGRAFISCHE FICHE Naam respondent: Marcel Dries Geboorteplaats: Berchem Geboortedatum: 19-09-1929 Burgerlijke status: Gehuwd en samenwonend Woonplaats: Ringlaan 89 2610 Wilrijk Clubs: Berchem Sport (1947-1960) en Union Sint-Gillis (1960-1963)408 Huidig beroep: Gepensioneerd Band met het Antwerpse voetbal: Speelde bijna zijn hele carrière bij Berchem Sport, vertrok op zijn 30e naar Union Sint-Gillis, was ook actief bij de Antwerpse Entente, bevriend met Vic Mees (speler R. Antwerp F.C.) en Rik Coppens (speler R. Beerschot A.C.) Persoonlijkheid: Open Prater: Ja Houding: Relax, goede medewerking, open TECHNISCHE FICHE Locatie interview: Woonplaats van de geïnterviewde 408
http://www.belgiumsoccerhistory.com/ en W. PAULI en J. WAUTERS, Top 100 van het Belgisch Voetbal, Gent, 1999, 41.
150
Datum interview: 8 april 2009 Start interview: 10u45 Duur interview: 9min 58sec Opmerkingen over het verloop: Dit was het eerste interview in een reeks van drie interviews in verband met de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs in de jaren 1940-1950-1960. Het interview is vlot verlopen en kende geen grote moeilijkheden. De geïnterviewde persoon werkte goed mee en antwoordde steeds vlot op de vragen. De getuige toonde foto’s of documenten: Na het interview toonde Marcel me een krantenartikel van 6 februari 1998 uit de krant ‘Het Laatste Nieuws’. Hierin gaven Marcel Dries, Vic Mees, Rik Coppens, Marc Van Der Linden en Walter Meeuws hun men mening over het Antwerpse voetbal in 1998.409 Hij toonde me ook een foto van zichzelf samen met Vic Mees, Rik Coppens en Eddy Snelders. Hij liet me eveneens een boek zien dat gaat over de geschiedenis van Berchem sport.410 Tot slot overhandigde hij me een sportmagazine waarin enkele pagina’s gewijd waren aan de geschiedenis van Germinal Ekeren. Transcriptie: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 409 410
[0 sec-13sec] [interview start na 13sec] IK ZOU BEGINNEN MET DE EERSTE VRAAG: WAT IS UW NAAM Marcel Dries EN WAAR EN WANNEER BENT U GEBOREN ik ben geboren in [denkt na] Berchem in 1929 EN WANNEER BEN JE BEGINNEN MET VOETBALLEN euh ik zal zeggen mijn vader was ook een voetballer internationaal geweest dus ik ben in een voetbalwereldje geboren zal ik maar zeggen en bij ons was dat spelen met de bal en de rest telde niet zo is dat gegaan natuurlijk hé [hij hoest] EN WAAROM BEN JE BEGINNEN MET VOETBALLEN in Berchem EN WAAROM BEN JE MET BERCHEM GAAN VOETBALLEN omdat ik mijn vader ook in Berchem speelde euh [denkt na] we woonden in Berchem euh [denkt na] waar het bloed niet loopt daar kruipt het hé [lachend] EN HOE LANG HEB JE BIJ BERCHEM GESPEELD tot mijn [denkt 5 sec na] 30 jaar en dan ben ik verkocht euh aan Union EN WAS ER SPRAKE VAN RIVALITEIT TUSSEN DE ANTWERPSE CLUBS IK BEDOEL DAN TUSSEN BERCHEM, BEERSCHOT EN ANTWERPEN euh [hoest even] rivaliteit met strijd, dat is misschien overdreven omdat in dieje tijd euh werden we niet betaald euh gelijk in sommige transfers euh maar [denkt na] die was er altijd hé, de sportieve hé [nadruk] als we tegen beerschot konden winnen of tegen Antwerp dan deden we dat natuurlijk hé maar nu is dat meer [onverstaanbaar] dat is denk ik euh daarom dat probleem is dat je toen was er nog een Entente de Antwerpse Verstandhouding en daarom met toernooien, paastoernooien en alles en zelfs de voetbal alhoewel ik wel zelf moet zeggen toen moest ge goei papieren hebben om mogen mee te spelen
Dit zijn allemaal voormalige voetbalspelers die een band hadden met het Antwerpse voetbal. K. BÖHRER, 100 jaar Berchem Sport: Deel 1: 1906-1956, Nijlen, 2006.
151
35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83
in den Entente [onverstaanbaar] altijd geweest hé maar nu ja de tijden [verontwaardigd] zijn veranderd en euh EN HOE ONDERGINGEN DE SUPPORTERS EIGENLIJK DIE DERBY'S HET WAS MISSCHIEN WEL DE MATCH VAN HET JAAR VOOR HUN ja, de derby's natuurlijk hé euh en dan euh ja [denkt na] hoe gaat dat [denkt na] euh toen werd er zo niet gevochten gelijk als nu zal ik zeggen die arbiters mogen het ook hebben die worden afgerammeld enzovoort dan dat was vroeger niet [nadruk] waar denk ik tenminste bij ons in Berchem euh ik kan me geen 1 voorval of gebeurtenis inbeelden die met zware of bepaalde gevolgen zouden te weeg brengen DUS ER WAS WEL EEN GOEIE SFEER TIJDENS DIE MATCHEN ja absoluut [overtuigend] daar kwamen alle dingen bijeen hé dat is wel een beetje veranderd maar niet in de goeie zin want vroeger werd er gevoetbald en nu wordt er als is meer gevochten EN DIE DERBY'S ZELF WAREN DAT DE MATCHEN VAN HET JAAR VOOR U KEEK U DAAR NAAR UIT neen euh [denkt na] er naar uit kijken [vragend] OF WAS HET MATCH ZOALS EEN ANDER VOOR U oh ja [twijfelend] dat was natuurlijk een vreemde, grote ploeg was dan zo euh en natuurlijk we haalden er, juist of niet juist [stil], een goeie uitslag mee dan waren we natuurlijk euh dat moet je niet onder stoelen of banken steken hé DUS VOOR UZELF WAS ER NIET ECHT RIVALITEIT TUSSEN DE ANDERE PLOEGEN IN ANTWERPEN neen [overtuigend] ook niet dat kwam ook door het feit van de nationale ploeg de goei [nadruk] zal ik maar zeggen euh in Antwerp, in Beerschot en Berchem ja, Mees en Coppens die gingen samen naar de trainingen in Brussel en ze kwamen terug altijd niet op tijd [lachend] DUS JE HAD WEL VRIENDEN IN DE VOETBALWERELD HIER IN ANTWERPEN ja [overtuigend], en nog [nadruk] EN NOG ALTIJD ja, want euh wanneer zijn we weggeweest [zichzelf afvragend] we komen altijd op woensdag bijeen met pot en pint en euh EN WAS ER RIVALITEIT TUSSEN DE CLUBBESTUREN HIER IN ANTWERPEN euh [denkt na] niet naar mijn persoonlijk weten de rivaliteit ja die had natuurlijk liever dat wij wonnen maar de ander ja als die beter zijn dan zijn ze beter hé HET IS DUS NIET DAT HET BESTUUR VAN BERCHEM ZEI: 'KIJK MANNEN ALS JULLIE NU WINNEN KRIJGEN JULLIE EEN EXTRA PREMIE' neen [nadruk]
152
84 85 86 87 88 89 90
91 92 93 94 95 96
97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122
zover [nadruk] ging dat niet zover ging dat niet HET WAS DUS MEER EEN SPORTIEVE RIVALITEIT ja, ja, ja [nadruk en schudt met het hoofd] ik zou zeggen ja nu is, vind ik, minder volk op alle voetbalwedstrijden het zit er niet meer in [trekt de schouders op] IK HEB OOK ERGENS GELEZEN DAT ANTWERP DE CLUB VAN HET VOLK GENOEMD WERD, DE BOERENBUITEN ZOGEZEGD EN MEN ZEI DAN DAT BEERSCHOT DE PLOEG VAN DE ELITE WAS KLOPT DIT BEELD EIGENLIJK EEN BEETJE mja [twijfelend] [denkt na] [hoest even] ik weet wel [aarzelend] dat wij met Berchem goei supporters hebben maar ja dat zullen die mensen van Beerschot en die van Antwerp ook [nadruk] hebben hé maar zoals ik daarstraks al heb gezegd die rivaliteit werd niet zo zeer kom maar is af want euh [hij toont zijn vuisten en doet een bokser na] EN WELK BEELD WAS ER VAN DE PLOEG BERCHEM EIGENLIJK IN ANTWERPEN, WANT BEERSCHOT WAS DE GROTE PLOEG, ANTWERP DAN OOK EN DAN HAD JE BERCHEM DAT WAS EINGELIJK DE KLEINERE PLOEG mja maar je mag niet vergeten dat we toch 2 keer eerste zijn uitgekomen in de Belgische competitie gelijk met Anderlecht en dat ze toen ineens het reglement veranderd hebben in plaats van de gewonnen matchen telden de verloren matchen of omgedraaid EN U ZEI DAARSTRAKS DAT ER ENTENTE ANVERSOISE WAS, EEN SOORT VERBINDING TUSSEN DE 3 ANTWERPSE PLOEGEN WAT WAS DIT NU JUIST WANT IK ZOU TOTAAL NIET WETEN WAT DIT IS wat er nu gebeurd [vragend] WAT ER TOEN GEBEURD IS [stilte van 17 sec] [6min 57 sec-7min 14sec] [sv: de echtgenote van Marcel Dries brengt frisdrank en het interview wordt even stil gezet] JA ZOALS IK ZEI ER WAS DUS EEN SOORT SAMENWERKINGSVERBAND TUSSEN DE 3 PLOEGEN die in het belang was hé want dat was hier volle bak daar waren goeie gasten bij en dat bracht ook op voor de clubs hé EN TEGEN WIE SPEELDEN JULLIE DAN WANT DAT WAREN DAN DE BESTE SPELERS VAN ANTWERPEN VERENIGD meestel ging dat dan [denkt na] juist kan ik het zeggen maar 5-5-5 [maakt een handgebaar] ongeveer en dat werd dan bijvoorbeeld maar ja toen hadden wij in Antwerpen heel goei spelers en de nationale ploeg bestond toen meer Antwerpenaren EN JULLIE SPELEN DAN WEDSTRIJDEN HEB IK OOK IS GELEZEN DAT WAS ANTWERPEN TEGEN ROTTERDAM MEESTAL ja [knikt bevestigd] omdat dat dan ook meestal en altijd enfin met België-Nederland dan speelde den Entente ook maar dat was niet op hun sterkste want de beste van de 3 ploegen van Antwerp, Beerschot en Berchem, die moesten dan met de nationale ploeg spelen maar dat werd altijd [nadruk] gedaan [interview wordt 19sec onderbroken] [8min 25sec-8min 44sec] [sv: de vrouw van Marcel Dries bracht koffie] MOEST BEERSCHOT OF ANTWERP EEN BOD GEDAAN HEBBEN OP U ZOU U DAN NAAR ANTWERP OF BEERSCHOT GEGAAN ZIJN OF ZOU U ZEGGEN: 'JA, NEEN IK
153
123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134
BLIJF ALTIJD MIJN CLUB TROUW IK BLIJF ALTIJD BIJ BERCHEM' euh ja dat was toch [twijfelend] wel zo want ik zie niet in dat er transfers, grote transfers gebeurd zijn van Berchem naar Antwerp, Antwerp naar Beerschot en [onverstaanbaar] dat denk ik niet, maar het bloed [onverstaanbaar] dat speelde allemaal mee een rol DUS ER WAS NIET ECHT RIVALITEIT KAN JE WEL ZEGGEN als er rivaliteit was, was het sportief EN OOK TUSSEN DE SUPPORTERS WAS ER EEN GEZONDE [nadruk] RIVALITEIT ja, want ze praatten wat samen in het café tussen pot en pint enzo dat is nu niet [nadruk] meer waar JA OK IK BEN UITGEVRAAGD OK HET IS GOED DANK U WEL [interview eindigt op 9min 51sec]
154
Transcriptie interview 2: Vic Mees Ik kwam in contact met Vic Mees via de archivaris van R. Antwerp F.C., namelijk Dirk Willocx. Hij gaf me de contactgegevens van deze persoon. Na een telefonisch contact stemde Vic Mees in voor een interview. Het gesprek vond plaats op dezelfde dag als dat met Marcel Dries.
Van links naar rechts: Dieter Maho en Vic Mees. Bron: Eigen foto 08/04/2009.
BIOGRAFISCHE FICHE Naam respondent: Victor Eduard Louis Mees, roepnaam Vic Mees Geboorteplaats: Schoten Geboortedatum: 26-01-1927 Burgerlijke status: Gehuwd en samenwonend Woonplaats: Ruggeveldlaan 755 2100 Deurne Clubs: R. Antwerp F.C. (1945-1964)411 Huidig beroep: Gepensioneerd Band met het Antwerpse voetbal: Speelde tijdens zijn hele carrière bij R. Antwerp F.C., is speler van de 20e eeuw van R. Antwerp F.C., was actief bij de Antwerpse Entente, bevriend met Marcel Dries (speler Berchem Sport) en Rik Coppens (speler R. BeerschotA.C.) Persoonlijkheid: Open Prater: Ja Houding: Relax, goede medewerking, open TECHNISCHE FICHE Locatie interview: Woonplaats van de geïnterviewde Datum interview: 8 april 2009 Start interview: 14u15 Duur interview: 40min 37 sec 411
http://www.belgiumsoccerhistory.com/ en W. PAULI en J. WAUTERS, Top 100 van het Belgisch Voetbal, Gent, 1999, 121-122.
155
Opmerkingen over het verloop: Het interview is goed verlopen, maar kende toch wat problemen. Doordat de geïnterviewde niet meer zo goed hoort moest ik sommige vragen herhalen of anders verwoorden. Bij de aanvang van het interview vertelde de echtgenote van Vic Mees dat zijn geheugen hem soms in de steek laat. Dit werd ook duidelijk tijdens het interview. De geïnterviewde herhaalde sommige zaken en hij sprak zichzelf ook soms tegen. Door mijn onervarenheid als interviewer en onder invloed van de omstandigheden heb ik het interview niet stilgezet wanneer de vrouw en schoonzus van Vic Mees plaats namen in de zetels achter de geïnterviewde. Dit was echter storend tijdens het interview. Dit kwam zeker de kwaliteit van het interview niet ten goede. Doch is de inhoud van het interview goed en werkte de geïnterviewde zeer goed mee. De getuige toonde foto’s of documenten: Bij het betreden van de woonst van Vic Mees liet zijn vrouw ons de gouden schoen zien die haar man won in 1956. Voor de start van het interview overhandigde zijn echtgenote me ook twee schoendozen vol met foto’s van haar man. Een doos was gevuld met foto’s van Vic Mees als Belgisch international en de andere doos was gevuld met foto’s van Vic Mees als Antwerpspeler en als voetballer met de Antwerpse Entente. Na het interview nam ik enkele foto’s uit beide dozen en besprak deze samen met de geïnterviewde. Op het einde van de bespreking van de foto’s overhandigde hij me een exemplaar van het clubblad van R. Antwerp F.C. waarin zijn carrière werd belicht.412 Transcriptie: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 412
MIJN EERSTE VRAAG IS WAT IS UW VOLLEDIGE NAAM Victor Eduard Louis Mees WAAR EN WANNEER BENT U GEBOREN in Schoten de 26e januari 19 honderd [denkt na] 27 [sv: hij vraagt zijn vrouw wanneer hij geboren is] [0min 30sec-1min 02sec] EN WANNEER BEN JE BEGONNEN MET VOETBALLEN euh ik ben begonnen met voetballen ik ben dus naar het school geweest in het Sint-Eduardus in Merksem en daar mochten we op de koer [= speelplaats] sjotten [= voetballen] en zo is dat begonnen en ben ik euh [denkt na] Olsé, dus Olsé is dat geweest, dat zijn de oud-leerlingen van het SintEduardus hé die hebben lang in het Katholieke Sportverbond gespeeld want euh [hij denkt na], ja hoe dat dat gebeurd ik sjotte [=voetbalde] op de koer [=speelplaats] ja dan zeggen ze: 'zeg ge moet u laten aansluiten bij Merksem, bij de Olsé, de oud-leerlingen van het Sint-Eduardus' en in den Antwerp, ik had daar vrienden van het school en dan ben ik is meegegaan op een paastoernooi met die van het Sint-Eduardus en dan hebben ze me aangetrokken, ik zal het zo zeggen en ja dat is dan ook zo, eens dat ge getekend hebt dat is voor heel uw leven hé, dat was voor heel uw leven hé ja dus als ze uw dingen niet, uw ontslag niet wouden geven dan konde nooit voor een ander ploeg spelen dat was toen het reglement en dat is nu niet meer waar hé die het meeste betaald die heeft u hé [lachend] EN HOE LANG HEBT U BIJ ANTWERP GESPEELD in de eerste ploeg [vragend] 20 jaar, 20 seizoenen 20 seizoenen EN HOE WAS JE ALS JE IN DE EERSTE PLOEG TERECHT KWAM euh 17
D. WILLOCX, ‘Bij de tachtigste verjaardag van Vic Mees’, Antwerp Clubblad, 10 (2007), 20-26.
156
28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73
maar ik heb in den Entente gespeeld voor den Antwerp en de Entente die hadden dus, ge weet de Entente die hadden dus 3 ploegen samen de Entente en er was juist nog ene uitgevallen om te spelen tegen die Engelse ploeg en toen heb ik op Beerschot met meegespeeld en zo is dat allemaal begonnen hé en euh ik was, wacht ik was [hij denkt na] [stilte van 10 sec] toen ik bij Antwerp had getekend was ik 10 jaar jongens, ik was praktisch een kind hé en ik heb getekend in '39 en ja die trainer dat was Wertz das was een ex-internationaal, maar dat was geen Belg en dieje is dus begonnen, dus die had me daar zien spelen met het school en dan roepen ze: 'hier se tekent maar' en ja, ge zijt fier, ge zegt zelf: 'ja', ge zijt fier dat ge mocht tekenen, dat ze dat vragen en ge hebt het zitten hé [lacht luidop] ik kon niet, want dan heb ik geprobeerd van in Merksem, ik ging daar school, met verschillende van mijn klasgenoten die speelde bij Olsé Merksem maar toen was Olsé nog niet, bij het Katholieke Sportverbond en toen had ik getekend bij de Olsé, maar dat is toen in Brussel gekomen en in Brussel hebben ze gezegd: 'dat gaat niet, want ge hebt al getekend' en zo is dat begonnen kunt u nog volgen [lachend] want voor mij is dat simpel, want u bent een pak jonger want het is allemaal anders nu hé U BENT DUS BEGINNEN VOETBALLEN EIGENLIJK IN DE TWEEDE WERELDOORLOG, TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG ja EN HOE WAS HET VOETBALLEVEN DAN TIJDENS DE OORLOG, WANT HET WAS TOCH NIET SIMPEL OM DAN EIGENLIJK WEDSTRIJDEN TE SPELEN ja, ik speelde dus in de jeugd hé en toen heb ik bij de scholieren gespeeld en dat was in de oorlog EN DAN WERDEN ER ALLE WEKEN WEDSTRIJDEN GESPEELD ja DUS ER WAS GEEN HINDER VAN DE BEZETTING HIER hoe zegt u ER WAS GEEN HINDER VAN DE DUITSERS neen, het wel zo als je ging trainen, in de oorlog, dan waren de Duitsers, de Duitse militairen want die lagen hier op de zeg is het hier achter de hoek met hun afweergeschut en dan gingen die voetballen en dan moesten wij van het veld tot die gedaan hadden dat was allemaal in de oorlog EN ER ZIJN VEEL SLACHTOFFERS GEVALLEN TIJDENS DE OORLOG OOK HÉ DEED VOETBALCLUB ANTWERP IETS VOOR DE SUPPORTERS EN VOOR DE SLACHTOFFERS SPEELDE ZE BIJVOORBEELD WEDSTRIJDEN VOOR LIEFDADIGHEID dat weet ik niet, dat zou ik niet kunnen zeggen want ge mocht niet vergeten, ik was in de oorlog zelf deed ge niet wat ge wou hé EN ER WAS DUS WEL DEGELIJK EEN VERSCHIL TUSSEN VOETBALLEN TIJDENS DE OORLOG EN NA DE OORLOG ja, ja [knikt bevestigend] EN HOE VERLIEP EIGENLIJK EEN DAG VOOR JOU WANNEER TRAINDE JULLIE NA DE OORLOG DAN na de oorlog [vragend]
157
74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120
in de oorlog was dat dan ik ging naar school in het Sint-Eduardus en dan waren die trainingen in de namiddag, woensdag of donderdag en dan euh ja zo ben ik dan begonnen laat ik het zo zeggen hé EN ALS JE MET HET EERSTE ELFTAL MOCHT MEESPELEN WANNEER TRAINDEN JULLIE DAN TRAINDEN JULLIE OOK NADEMIDDAG ff denken, ik ben in de eerste ploeg gekomen in '44-'45 denk ik den Antwerp had kampioen gespeeld denk ik DAT WAS IN '43-'44 [sv: de vrouw van Vic Mees of wat willen om te drinken] [7min 20sec- 7min 39] ER WERD DUS ALLE DAGEN GETRAIND BIJ DE EERSTE PLOEG OF TRAINDEN JULLIE OM DE 2 DAGEN ik ben beginnen trainen met de [onverstaanbaar], dat was in de oorlog dan mochten ze dus 's avonds niet trainen, want ze mochten geen licht aansteken en dan trainen we in het Astridbad [onverstaanbaar] dat waren meestal lichamelijke, turnen [onverstaanbaar] maar die trainingen waren dan in het Astridbad ja, in de Nerviërsstraat was dat geloof ik en we gingen wat trainen 's avonds dan WAT DEED U BUITEN VOETBALLEN NOG HAD U NOG EEN JOB GING U NOG WERKEN EIGENLIJK BUITEN HET VOETBALLEN neen ohja, ik ben dus in de eerste ploeg gekomen in '44 en toen ik naar school gegaan ben en dan ben ik beginnen spelen in de jeugd en dan stillekes in de eerste ploeg gekomen is het dat wat ge bedoelt MARCEL DRIES HAD ME VOORDEMIDDAG GEZEGD DAT HIJ NOG GING WERKEN OOK HIJ GING DUS VOORDEMIDDAG WERKEN EN NADEMIDDAG GING HIJ DUS TRAINEN DEED JE DAT OOK ZO ahja tuurlijk, tuurlijk jaja natuurlijk want ik had een kolenhandel en ja dan moest ik bij mijn klanten zijn enzo en nu en dan is meehelpen het is helemaal anders gelijk als nu [lachend] het was zo gemakkelijk niet GE KON DUS NIET LEVEN VAN UW PREMIES VAN DE VOETBAL neen, neen, neen [nadruk] want ik denk, ik denk als ik het goed voor heb dat we dus 500 frank kregen als we wonnen ik spreek dan van de competitie hé 500 frank als we wonnen, 300 frank bij een gelijkspel en 100 frank als we verloren dat was niet voor naar huis te schrijven hé want den Antwerp is kampioen gespeeld, juist voor dat ik erop ben gekomen hé en ik heb dan euh ja dat waren praktisch allemaal Antwerpenaren toen: van Kapellen en dergelijke omstreken en Deurne en Borgerhout en dan euh ja [denkt na] ja dat systeem was toen ook anders dan was een aanvaller een centerhalf, er was een keeper, 2 backs, 3 halfbacks en 5 voorspelers nu durven ze dat niet meer hé dat durven ze niet meer hé
158
121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161
EN GE ZEI DUS, GE WERD DUS BETAALD WANNEER WERD U UITBETAALD EIGENLIJK WAS DAT ALTIJD OP HET EINDE VAN DE MAAND OF BIJ HET BEGIN VAN DE MAAND na de trainingen ALTIJD NA DE TRAININGEN ja, en dat hing er vanaf of we gewonnen hadden of als we verloren hadden DUS ELKE WEEK WERDEN JULLIE BETAALD dus de dinsdag was onze eerste training en dan gingen we dan werd er gewoon ontvangen door Arthur Noé was dat, die woonde op het stadion en daar moesten we dan gaan ontvangen en aftekenen dat we ontvangen hadden EN HOE VERLIEP EEN WEDSTRIJDDAG EIGENLIJK ALS DE MOEST GAAN VOETBALLEN VERTROK GE DAN NAAR HET STADION GEWOON EN KLEEDDE JE JE OM EN SPEELDE JE DAN EEN MATCH OF HOE VERLIEP DIT, ZEI DE TRAINER BIJVOORBEELD: 'JA OM DIT UUR, IK ZEG MAAR IETS, OM DRIE UUR MOETEN JULLIE DAAR ZIJN' ja, ahja EN HOE VERLIEPEN DE UITWEDSTRIJDEN HOE VERPLAATSTEN JULLIE ZICH MET DE PLOEG WAS DAT MET DE TREIN OF MET DE TRAM euh soms was dat met de trein en soms was dat met de bus [hij denkt na] [stilte van 13 sec] we moesten dan aan de statie [=station] zijn bij de op de bus die dan kwam en die deed ons dan naar Luik of naar weet ik veel hé EN GE HEBT OOK EUROPEES GESPEELD MET ANTWERP TEGEN REAL MADRID ONDER ANDERE EN HOE VERLIEPEN DIE EUROPESE WEDSTIJDEN JULLIE GINGEN DAN MET HET VLIEGTUIG NAAR MADRID ja met het vliegtuig ja ja die periode van Real Madrid en we waren kampioen en we speelden Europees en dat werd dan getrokken en ge mocht me op mijn stuk geloven dat Real Madrid dat dat toen de [nadruk] ploeg was hé en dan euh, we speelden dan thuis op een woensdag- of donderdagnamiddag heel veel mensen die niet gingen werken, want we hadden geen [nadruk] licht hé, we konden niet bij het licht spelen [lachend] we moesten dus in de namiddag spelen voor licht te hebben en er waren daar mensen bij die niet gingen werken ik geloof dat er 5 of 44.000 man was dat was de beste ploeg van de wereld op dieje ogenblik hé ik zag die geire [=graag] spelen ze EN IK HEB HEM GEZIEN ALS IK BINNENKWAM, JE HEBT DUS DE GOUDEN SCHOEN GEWONNEN IN 1956 HÉ al zolang [vragend en lachend] KREEG JE TOEN GEEN AANBIEDINGEN VAN ANDERE CLUBS OM BIJ HUN TE GAAN SPELEN euh [denkt na] [stilte van 5sec] ja, ja, ja [aarzelend] ja, ik zal een goede speler geweest zijn zeker ik denk dat ze me niet weg deden en ook die cijfers waar ze nu spelers mee verkopen ze zijn kweet niet hoe lang dat ge ze niet kunt uitspreken en dat was toen niet zo hé JE BENT DUS EIGENLIJK HEEL JE CARRIERE BIJ ANTWERP GEBLEVEN ahja ik was 12 jaar bij de kadetten en ik ben gestopt als ik 36 was
159
162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205
dan hebt ge niet veel tijd om op een ander te spelen en ge mocht dat feitelijk ook niet hé dat was voor uw heel leven dat ge getekend had EN HEBT U DAAR GEEN SPIJT VAN, GE HAD MISSCHIEN BIJ EEN ANDERE PLOEG MEER PRIJZEN KUNNEN PAKKEN dat had gekunnen, maar ge mocht niet vergeten toen was dat helemaal anders in de eerste ploeg van den Antwerp was er geen ene bij praktisch die buiten de provincie woonde ze spraken allemaal dezelfde taal, die speelden bij elkaar, dat waren allemaal kameraden hé dat kan nu niet meer hé, ze kunnen tegen elkaar niet meer spreken want als ge elkaar niet verstaat hé EN TIJDENS JE HELE CARRIERE HAD JE EEN VOETBALIDOOL NAAR WIE KEEK JE OP, KEEK U ENORM OP NAAR JEF MERMANS OFZO WIE WAS UW VOORBEELDE EIGENLIJK WIE VOND U EEN GOEDE VOETBALLER IN DIE PERIODE ge had er zoveel: ge had Louis Carré, Rik Coppens, Jef Mermans gelijk u zegt Polleke Imbrechts, rechtsbuiten dat waren geen voddeventjes [= dit waren goede voetballers] maar dat was niet professioneel hé, want ik veronderstel dat de meeste spelers van toen heel graag zo gesjot [= gevoetbald] hebben en niet spreken over de premie ofzoiet want wij mochten verdienen op een jaar 42.000 frank, dus we kregen 1400 frank als we wonnen 30 matchen aan 1400, maar ge haalde dat niet hé als we dus al ons matchen wonnen hadden we 42.000 frank verdiend [lacht] JA DE TIJDEN ZIJN VERANDERD HÉ ja en nog geen klein beetje EN HOE WAS DE BAND TUSSEN DE SPELERS VAN ANTWERP EN MET DE SUPPORTERS heel goed, heel goed die euh [denkt na], de meeste supporters die waren dus gevestigd in een café en die nodigden ons dan uit, als ze lang bestonden of om iets te gaan eten enzo het was ook zo dat, dat er soms met de bus op verplaatsing kwamen [onverstaanbaar] omdat daar een supporterslokaal was voor die mensen, dat waren hun klanten hé EN TOEN WAREN ER VEEL SUPPORTERSCLUBS IN DIE TIJD EN HAD U OOK EEN FANCLUB BIJVOORBEELD EEN CAFÉ DAT GENOEMD WAS NAAR U OFZO ja, mijn ouders hadden café hé en die euh hadden verschillende euh [denkt na] mensen die deden de verplaatsingen met de bus hé en ik zal hunne favoriet geweest zijn hé denk ik [lacht] dat was allemaal menselijker vind ik nu is dat allemaal zo vind hé [hij haalt de schouders op] vind ik hé [nadruk] EN HOE WAS DE BAND TUSSEN DE SPELERS IN DE PLOEG, HET WAREN ALLEMAAL EEN GROEP KAMERADEN ja, ja, ja [knikt bevestigd] ja, en we spraken allemaal dezelfde taal hé EN HAD JE VRIENDEN IN DE VOETBALWERELD EIGENLIJK HIER IN ANTWERPEN van andere clubs [vragend] JA VAN ANDER CLUBS ja, ja Jef Mermans, Rik Coppens
160
206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249
dat waren de mannen zo van 2 concurenten, want dat waren centervoors alle 2 hé maar 2 verschillende hé en de Rik ja, ja daar kan ik een boek over schrijven [lacht] maar als ik hem nu, ik zie hem dan zoveel niet meer, maar nu en dan belt hij dan is en ik heb daar altijd goed mee overeen gekomen want er waren, ge mocht niet vergeten Antwerp-Beerschot toen [nadruk] dat was water en vuur hé die konden mekaar niet rieken hé de supporters bedoel ik hé, die konden er bijvoorbeeld niet aan uit dat ik en Rik Coppens vrienden waren want als wij met de nationale ploeg [onverstaanbaar] en dan sliepen wij samen hé GE ZEI DUS DAT BEERSCHOT EN ANTWERP WATER EN VUUR WAS toen ja dat is altijd geweest hé, dat was voor ons periode als ik dus ik heb een trainer gehad Pelsmaeker en dan was een ex-Beerschot speler er waren heel veel supporters die die niet moesten hebben hé omdat die van de Beerschot kwam want dat is een internationaal ook geweest ook hé maar die heeft dus met den Antwerp het kampioenschap gewonnen van '43-'44 en dat was een hele speciale, ik heb daar ook heel veel aan te danken vind ik door de jaren heen hij heeft me als jongere in de ploeg gezet, die had vertrouwen in mij dat helpt veel hé DUS ER WAS WEL SPRAKE VAN EEN RIVALITEIT TUSSEN DE PLOEGEN EIGENLIJK HET WAS DAN VOORAL TUSSEN DE SUPPORTERS ja, ja [knikt bevestigend] oh ja het was wel zo als we mochten kiezen :' tegen wie wint ge het beste, het liefste' dat was dan Beerschot hé DAT WAREN DUS WEL DE MATCHEN VAN HET JAAR EIGENLIJK ja, ja, ja [knikt bevestigend] ja de derby's dat was daar zagen we tegen op, als het programma begon: 'wanneer spelen we nu op den Beerschot' [lacht] EN HOE WAS DE SFEER TIJDENS DIE MACHTEN, TIJDENS DE DERBY'S TEGEN BEERSCHOT EN OOK TEGEN BERCHEM DAT WAS EEN VOL HUIS ZEKER ALTIJD ja, ja [knikt bevestigend] Rik Coppens hé, die speelde op Antwerp voor 40.000 man de derby en ik was een ander type speler als de Rik de Rik was een individualist, maar ik niet ik moest in het algemeen een pas geven en dan kwam de Rik naar mij en zei: 'zijt ge al naar de cinema geweest van de week' [lacht] maar ik kon dat niet, ik moest altijd in het spel betrokken zijn, hij niet, hij was een individualist, hij kreeg een bal in zijn voeten en dan was hij heel gevaarlijk hé maar ik kon mij dat niet permitteren en dan euh en we zijn altijd goede maten, goede vrienden geweest TUSSEN DE SPELERS ZELF DAAR WAS ER GEEN RIVALITEIT neen, maar dat nam niet weg als ze zeiden voor het seizoen: 'tegen wie zou ge graag winnen dees jaar' dan was het den Beerschot DAN KON RIK COPPENS EEN KEER PLAGEN AF EN TOE DOOR IS TE ZEGGEN: 'AH WE ZIJN EEN KEER GEWONNEN TEGEN U' oh ja, oh ja [overtuigend]
161
250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263
264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291
EN WAS ER OOK RIVALITEIT TUSSEN DE CLUBBESTUREN DUS HET BESTUUR VAN ANTWERP EN BEERSCHOT OF KWAMEN DIE MENSEN GOED OVEREEN die kwamen goed overeen denk ik maar er was toch iets in dat bestuur, ik zal maar zeggen Antwerp- en Beerschotmannen, die gevoetbald hadden en vroeger tegen de Beerschot het schijnt dat het toen nog veel erger was hé dus er waren weinig bestuursleden van den Antwerp die voor den Beerschot waren en als we tegen den Beerschot speelde, als ze moesten gevraagd hebben: 'tegen wie winde het liefste' dan was dat den Beerschot dan waren allemaal mannen van een generatie vroeger nog hé en den Beerschot kwam er goed voor hé in die zin die zijn begonnen met Antwerpspelers dacht ik, is dat zo niet [vragend] ja hé JA ZO IS DE RIVALITEIT EIGENLIJK ONTSTAAN HÉ ja, ja, ja IK HEB OOK ERGENS GELEZEN DAT ANTWERP WAS DE CLUB VAN HET VOLK, VAN DE BOERENBUITEN EIGENLIJK WEL EN BEERSCHOT WAS DAN DE CLUB VAN DE ELITE, VAN DE RIJKERE MENSEN KLOPT DIT BEELD EIGENLIJK EEN BEETJE ja, ik denk dat wel ja, ik denk dat wel, ik denk dat wel Antwerp was ook Deurne hé en heel vroeger, want ik mag dat niet verkeerd doen [hij denkt na] [stilte voor 5sec] ik denk heel in het begin hé ZE HEBBEN VROEGER OOK OP HET KIEL GESPEELD ja hé JA ZE ZIJN TOEN VERSCHILLENDE KEREN MOETEN VERHUIZEN VAN PLAATS EN ZE WOUDEN GROND KOPEN AAN HET KIEL MAAR DAT WAS TE DUUR EN DAN ZIJN ZE VERHUIST NAAR DEURNE ja c'est ça het is dat dat ik wou zeggen, maar ge weet het voor mij MAAR IK HEB OOK NOG ANDERE ZAKEN GELEZEN, ANDERE MENSEN DIE ZEIDEN: 'JA KIJK ER WAS GEEN RIVALITEIT VOOR ONS' WANT HET BESTE VOORBEELD DAARVAN WAS DE ENTENTE ANVERSOISE, WANT DAN WERDEN ALLE SPELERS VERZAMELD VAN ANTWERPEN EN DE CLUBBESTUREN KWAMEN OOK SAMEN EN DE SUPPORTERS KWAMEN DAN OOK SAMEN ja op dieje moment zeker dat was zo en we deden altijd mee aan de paastoernooien en dat was op Beerschot altijd en dan met de Entente speelden we tegen verschillende ploegen uit Oostenrijk enzo en da trok fantastisch veel volk ahja ge hebt de 3 ploegen bijeen en den Beerschot was dan al niet zo groot en dan zijn ze beginnen spelen op den Antwerp omdat ze op den Beerschot er niet meer op konden EN DAARSTRAKS SPRAK U OVER HET ANTWERPBESTUUR HÉ EN HOE WAS DE BAND TUSSEN DE SPELERS VAN ANTWERP EN HET BESTUUR ik denk goed JULLIE WERDEN ALTIJD CORRECT UITBETAALD OOK ja, ja, ik heb ook ja, ja dat zeker, dat is zeker
162
292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331
332 333 334 335 336
want op den Antwerp woonde dan meneer Vanderwee dat was de man die moest zien of de terreinen allemaal in orde waren en daar gingen we dan ons pré [= geld] halen zal ik zeggen hé ja,ja het was ook zo ge mocht niet meer verdienen hé ge mocht maar 42.000 frank per seizoen en 42.000 frank en 1400 frank per match als ge dat uitrekent 30 maal 1400 is 42.000 hé DUS JULLIE WERDEN ALTIJD CORRECT UITBETAALD ENZO ja, ja [knikt bevestigend] ja, dat was niet moeilijk hé er was 40.000 man op de match [lacht] en we kregen 1400 frank en was ook zo dat ge van de bond dat ge niet meer mocht verdienen hé want dan deden ze u dan geklasseerd als prof en dat mocht toen niet zijn hé HET ANTWERPBESTUUR ZELF DAN IK BEN 1 NAAM TEGEN GEKOMEN FERNAND COLLIN, DE VOORZITTER dat was de grote baas hé WAT VOOR EEN MAN WAS DAT EIGENLIJK DIE FERNAND COLLIN dat was de man van de Kredietbank, dat weet u hé ja dieje kon heel goed klappen [= praten] en ge mocht niet vergeten de spelers hadden toen veel minder te zeggen als nu hé als die zeiden ge gaat niet weg, dan ging gij niet weg hé en voor het seizoen moesten we dan altijd tot bij komen en dan kregen we de volledige uitleg wat we gingen verdienen Collin zoals ge zegt, maar de zoon van Collin die heeft mee in de eerste ploeg gespeeld hé hoe heette die nu weer met zijne voornaam KAN DAT PAUL ja, ja PAUL COLLIN EN IK HEB OOK GELEZEN DAT FERNAND COLLIN DAT WAS FEITELIJK EEN AANHANGER VAN HET AMATEURISME, HIJ WAS ECHT TEGEN PROFVOETBAL oh ja [overtuigend] oh ja ZEI HIJ DAT OOK TEGEN DE SPELERS: 'JULLIE MOETEN AMATEURS BLIJVEN, PROFVOETBAL DAAR WIL IK NIKS VAN WETEN' ja,ja ja, ja dat is juist EN LEIDDE HIJ DE CLUB OOK OP DIE MANIER WAREN HET OOK ALLEMAAL AMATEURS DIE IN HET BESTUUR ZATEN ja, er waren verschillende oud-spelers bij en die deden dat gewoon het directiecomité dat waren oud-spelers hé en die waren ook zo Antwerpgezind dat ze met rood-witte truitjes buiten gingen hé [lacht] IK HEB OOK ERGENS GELEZEN DAT DE MENSEN ZEIDEN: 'JA FERNAND COLLIN, DAT WAS EEN GOEIE MENS, MAAR HIJ HAD MEER [nadruk] PROFESSIONEEL MOETEN ZIJN BIJ DE PLOEG, WANT DOORDAT HIJ VASTHIELD AAN HET AMATEURISME IS ANTWERP EIGENLIJK GEZAKT NAAR TWEEDE KLASSE' ja het was wel zo als ge van Anderlecht spreekt, Anderlecht die speelden [onverstaanbaar] Collin wou dus niet buiten de reglementen gaan, dus ge mocht 1400 frank verdienen per match 42.000 per jaar maar ge raakte daar niet aan hé 1400 per match en er waren 30 matchen en ge wint die allemaal niet hé [onverstaanbaar] als we dan op de Heizel gingen trainen dan kon ik dat niet geloven, dat ik zei maar jongens toch [onverstaanbaar]
163
337 338 339
dus bij andere clubs was het professioneler want Anderlecht had in die periode een heel goeie ploeg, die hadden toch internationalen hé [sv: hij noemt verschillende spelers op van Anderlecht die international waren] [30min 06sec30min 22sec] 340 dat waren allemaal namen en dat waren allemaal praktisch professionelen hé 341 met die mannen heb ik gespeeld en ik denk dat dat in die periode wel zo een beetje was dat het anders was als ge voor Anderlecht speelde 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361
362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 372
EN IN DE TWEEDE HELFT VAN JE CARRIERE MAAKTE JE OOK KENNIS MET EDDY WAUTERS, DE HUIDIGE VOORZITTER MEN ZEI OOK WEL IS DAT HIJ WERD VOORGETROKKEN DOOR FERNAND COLLIN EIGENLIJK KLOPTE DIT BEELD EIGENLIJK neen daar heb ik nooit niet in geloofd want hij werkte parttime voor de Kredietbank en Collin was daar de grote man [onverstaanbaar] als die niet goed had gespeeld, dan hadden ze die niet in de ploeg gezet [onverstaanbaar] zo ver als ik weet hé, ge weet nooit niet wat er achter de schermen gebeurd maar zo ver als ik weet niet en Eddy was een goeie speler Eddy is ook internationaal geweest hoe dikwijls weet u dat [vragend] TOCH NIET ZO HEEL VEEL, MAAR HIJ IS WEL INTERNATIONAAL GEWEEST ja, ja ik heb met hem gespeeld dan speelde hij rechtse back en ik rechtse half dus euh dat stukje weet ik er nog van IK HEB OOK GELEZEN DAT FERNAND COLLIN JA EEN VLAAMS [nadruk] PERSOON WAS, DAT HIJ ECHT WEL EEN AANHANGER WAS VAN LAAT ONS ZEGGEN VAN HET FLAMINGANTISME PROBEERDE HIJ DIT OOK DOOR TE DRUKKEN OP ANTWERP ZELF, OP DE VOETBALCLUB WOU DE PLOEG EIGENLIJK VERVLAAMSEN OM HET ZO MAAR TE ZEGGEN dat weet ik zo niet OF HIELD HIJ POLITIEK EN VOETBAL GESCHEIDEN het is wel zo Fernand was katholiek tot en met hé maar daarom zijde gene slecht hé maar het is ook zo wij waren, de ploeg denk ik ge mocht 42.000 frank per seizoen verdienen en ik denk dat wij de enige ploeg waren die zich daaraan houdde DUS HET WAS DUS EIGENLIJK EEN MAN VAN REGELS, HIJ WEEK NIET AF VAN DE REGELS oh neen [overtuigend] zeker niet, zeker niet natuurlijk hij had ook een functie, directeur van de Kredietbank, dus dat kon hij zich niet permitteren denk ik
373 374
EN IN HET ANTWERPBESTUUR NOG WAREN DAAR MENSEN DIE EEN POLITIEKE FUNCTIE HADDEN, DIE BIJ EEN BEPAALDE PARTIJ AANGESLOTEN WAREN OF WIST U DAT NIET 375 dat weet ik niet 376 bij de spelers toen werd er niet over politiek geklapt [= gepraat] 377 DAS WAS GEWOON OVER VOETBAL DAT JULLIE PRAATTEN
164
378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 416 417 418 419 420 421
ja, ja EN WANNEER BEN JE GESTOPT MET VOETBALLEN euh [denkt na], ik was 37 jaar en dan ben ik dus gestopt en dan heb ik dus de jeugd getraind op den Antwerp, de uefa's dat is iets wat ik heel graag gedaan heb euh ja ik had het geluk van een goei ploeg te hebben euh [denkt na] ik was 37 jaar EN WAAROM BEN JE GESTOPT MET VOETBALLEN HAD JE EEN BLESSURE OFZO, HAD JE EEN KNIEBLESSURE OFZO ja ik had het geluk gehad dat ik heel weinig gekwetst was ja heel weinig, heel weinig ja dat is nog iets [sv: hij laat zijn pols zien] [lacht heel luid] ja ge mocht niet vergeten dat is gebeurd met Rotterdam-Antwerpen, de dag voor NederlandBelgië en de dag ervoor was het den Entente tegen Rotterdam of Amsterdam en dat heb ik daar aan over gehouden se zou ik er nog geld voor kunnen vragen [lacht luidop] MAAR WAS VOETBALCLUB ANTWERP NIET KWAAD DAT GE EEN BLESSURE KREEG MET EEN ANDERE MATCH neen, ik heb dat gekregen in Rotterdam zelf met een kopbalduel aan te gaan en ik stopte dan en dan hebben ze met naar het gasthuis [= ziekenhuis] gedaan en ze hebben dan een plaaster gelegd, maar ja dat zal dan van Hollandse koper geweest zijn [lacht] allez das toch nogal straf hé ik heb daar geen last van, maar sè hé dus als ge dat nu moest tegenkomen met een ploeg ja dan zouden ze kunnen zeggen ja se MAAR ANTWERP HEEFT DAT DUS NIET GEDAAN IN DIE PERIODE ALS GE DIE BLESSURE KREEG neen, neen, neen [overtuigend] DIE MAAKTE DAAR DUS GEEN PUNT VAN neen [overtuigend], neen maar het is ook zo vroeger had iedere speler [onverstaanbaar] DUS GE ZIJT GESTOPT OP UW 37e EN DAARNA HEBT GE NOG DE UEFA'S VERDER GETRAIND ja IK HEB OOK ERGENS GELEZEN DAT GE DE PLOEG IN '68 MOEST DEPANNEREN 4 OF 5 MATCHEN KLOPT DIT DAT JE DE EERSTE PLOEG GETRAIND HEBT 5 MATCHEN ja, ja, ja [knikt bevestigend] EIGENLIJK TOEN ZE GEDEGRADEERD WAREN ja WANT IK HEB OOK GELEZEN DAT WILFRIED VAN MOER TOEN IN DE PLOEG SPEELDE BIJ ANTWERP IN '68 WANT IK VIND HET DAN TOCH ZEER VREEMD dieje is in de eerste ploeg gekomen juist na mij IN 4 OF '65 ja WANT IK VIND HET DAN TOCH ZEER RAAR DAT ZO EEN GOEIE VOETBALLER IN ZO EEN PLOEG SPEELT EN DAT DE PLOEG DAN DEGRADEERT ja, ja [ontgoocheld]
165
422 423 424 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460
461 462 463 464 465 466 467
ja en dan is hij vertrokken hé HET JAARNA DAARNA IS HIJ VERTROKKEN NAAR STANDARD ja hé ja van het jaar dat was allemaal anders toen hé, ja dat waren allemaal centjes hé toen al ja ge kunt hem geen ongelijk geven hé EN HOE REAGEERDEN DE SUPPORTERS TOEN OP DE DEGRADATIE, WANT ANTWERP HAD ALTIJD [nadruk] IN EERSTE KLASSE GESPEELD ja ik denk da ter heel veel waren die die graag hebt ge dat niet hé als ge voor een ploeg zijt en die degradeert ik denk dat er heel veel zullen geweest zijn die [denkt na] misschien gedacht hebben dat den Antwerp niet genoeg geld gaf voor spelers dan in dieje zin dat ze hen kwalijk hadden genomen EN HEBT U MOOIE HERINNERINGEN AAN UW VOETBALCARRIERE ja schitterend, schitterend natuurlijk ik heb het geluk gehad dat ik eerst en vooral in den Antwerp in de oorlog in de jeugd dat ze mij hebben in de eerste ploeg hebben gezet want ik heb nooit een match in de reserven gespeeld hé of ook niet juniores van de scholieren ben ik ineens naar de eerste ploeg gegaan en dat was dankzij Pelsmaeker, die toen trainer was en dat was een ex-Beerschot man en euh ja [denkt na] dat was een schitterende [nadruk] kerel, een schitterende [nadruk] kerel MOEST BEERSCHOT OF BERCHEM GEVRAAGD HEBBEN AAN U: 'KOMT BIJ ONS SPELEN' ZOU GE DA GEDAAN HEBBEN IN DIEJE TIJD neen, ik denk dat niet GE WAART ECHT WEL EEN ANTWERPSPELER IN HART EN NIEREN ja [overtuigend], maar ge mocht niet vergeten dat de Bob Paverick ja [nadruk] die is naar den Beerschot gegaan hé en dat was ho [nadruk], een aardbeving MAAR HIJ WOU WEL NIET OPGESTELD WORDEN TEGEN ANTWERP, DAT WAS WEL ZIJN VOORWAARDE ja, de Bob Paverick was een internationaal geweest ook hé ik weet nu niet of hem da nog was toen dat hem wacht is se, kunt u zeggen wanneer hij daar ene gegaan is want ik denk dat ik nooit tegen hem gespeeld heb oh wacht, den Bob Paverick die wou dus niet tegen den Antwerp spelen zo is het geweest EN DIE IS DAARNA OOK NOG TERUGGEKEERD NAAR ANTWERP GELOOF IK, DIE ZAT IN HET SELECTIECOMMITÉ OF ZOIETS ja, ja [knikt bevestigend] EN MIJN LAATSTE VRAAG DAN: MOEST JE ALLES OPNIEUW KUNNEN DOEN, ZOU JE DAN TERUG DEZELFDE KEUZES MAKEN, ZOU JE DAN TERUG BIJ ANTWERP GAAN SPELEN OF ZOU JE MISSCHIEN NAAR EEN ANDERE PLOEG GAAN moeilijke vraag euh geld hé als den Antwerp zei dus ge verdient 1000 frank de week en Beerschot gaf me 10.000 [nadruk] frank dan zou ge zot zijn om te weigeren en tenslotte ge hebt een huis, een vrouw en ge hebt geld nodig hé JA DAT KLOPT
166
468 469 470
OK IK BEN UITGEVRAAGD serieus DANK U WEL VOOR UW MEDEWERKING
167
Transcriptie interview 3: René Morren Ik kwam in contact met René Morren via Rik Coppens. Vic Mees gaf me de contactgegevens van Rik Coppens. Na telefonisch contact met Rik Coppens kreeg ik de gegevens van René Morren. Ik belde met deze persoon en maakte een afspraak om hem te gaan interviewen.
Van links naar rechts: Dieter Maho en René Morren. Bron: Eigen foto 09/04/2009.
BIOGRAFISCHE FICHE Naam respondent: René Morren Geboorteplaats: Gingelom Geboortedatum: 31-10-1922 Burgerlijke status: Gehuwd en samenwonend Woonplaats: Hendrik van Uffelslaan 14 2100 Deurne Huidig beroep: Gepensioneerd Band met het Antwerpse voetbal: zie interview413 Persoonlijkheid: Open Prater: Ja Houding: Relax, goede medewerking, open TECHNISCHE FICHE Locatie interview: Woonplaats van de geïnterviewde Datum interview: 9 april 2009 Start interview: 14u45 Duur interview: 14min 26sec Opmerkingen over het verloop: Dit was het laatste interview in een reeks van drie interviews in verband met de rivaliteit tussen de Antwerpse clubs in de jaren 1940-1950-1960. Het gesprek is vlot verlopen en kende geen grote moeilijkheden. De geïnterviewde persoon werkte goed mee en antwoordde steeds vlot op de vragen.
413
Transcriptie interview René Morren, regels 10-26.
168
Transcriptie: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
MIJN EERSTE VRAAG IS, HET ZIJN EEN BEETJE BIOGRAFISCHE GEGEVENS, WAT IS UW NAAM René Morren WAAR EN WANNEER BENT U GEBOREN ik ben geboren in Gingelom WANNEER BENT U JUIST GEBOREN 31 oktober 1922 EN WAT WAS UW BAAN IN HET DAGELIJKSE LEVEN controleur van de belastingen EN WAT IS UW BAND MET BEERSCHOT GEWEEST ik was correspondent van het nieuwsblad sportwereld eerst het handelsblad en dan is dat overgenomen geweest door het nieuwsblad sportwereld en dan ben ik correspondent geweest en intens medewerker ook ik heb die 2 mogen, mits de ministeriële toelating, heb ik die 2 ook mogen combineren en dan was ik correspondent voor de 3 ploegen van Antwerpen dan moest ik allemaal de nieuwtjes signaleren aan de hoofdredactie in Brussel en dan natuurlijk wedstrijden volgen, reportages maken, interviews afnemen van spelers DUS EIGENLIJK EEN SOORT [nadruk] JOURNALIST ja, toch ook absoluut [knikt bevestigd] EN BENT U SUPPORTER VAN BEERSCHOT GEWEEST ja, eigenlijk wel ja [knikt bevestigd en lacht] het is wel niet compatibel met elkaar [al lachend], maar toch euh ik was meer euh ik heb nooit anti-Berchem of anti-Antwerp of zoiets geschreven dat nooit natuurlijk hé maar mijn sympathie was voor euh Beerschot hé [lachend] EN WAAROM WAS U JUIST SUPPORTER VAN BEERSCHOT wel hoe dat gekomen is dat is [denkt na] ik denk door de grote ploeg [twijfelend] van '38, van 1938 '34-'38 dat was een glorieperiode van Beerschot hé, dat was de grote periode Braine, ik weet niet of u die naam kent, dat was de centrale figuur, maar er waren er natuurlijk ook anderen hé maar euh en toen ik naar Antwerpen ben komen wonen ja, ik dacht, dat waren mijn idolen zo een beetje en dat is dan Beerschot gebleven en dan ben ik ook beginnen voetballen aangesloten bij Beerschot, maar ik kon niet genoeg om te zeggen: 'ik kan met het eerste mee' [lachend]
38 39 40 41 42 43 44 45
EN WAS ER SPRAKE VAN RIVALITEIT TUSSEN DE ANTWERPSE CLUBS jawel [overtuigend] TUSSEN BERCHEM, ANTWERP EN BEERSCHOT dat is altijd heel erg geweest hé maar die rivaliteit dat was toch op een gezonde basis zal ik zeggen die rivaliteit zoals die nu bestaat, hebben wij nooit niet gekend dat was juist het plezierige euh de rivaliteit dat bestond erin natuurlijk om elkander een beetje te chareren [=plagen] zal ik zeggen 46 maar de mensen gingen hier gepakt samen naar het voetbal 47 dat was niet te zeggen: 'daar is het vak voor Beerschot en daar is het vak voor Antwerp, daar is het vak voor Berchem' 48 neen, neen iedereen ging samen naar het voetbal dat was een gezellige bijeenkomst bijna
169
49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94
wij hebben dat nooit niet geweten de periode van de tralies, afgesloten of niks als er een wedstrijd was van een derby bijvoorbeeld dan waren er 2 fanfares u hebt dit nooit niet meer gekend waarschijnlijk hé dan waren er fanfares en dat waren belangrijke fanfares, ik kan u dat verzekeren die van Beerschot dat was bijvoorbeeld een fanfare die bestond uit 100 mensen Antwerp weinig minder, Berchem dat was een stuk minder maar als er die derby was, dan circuleerden die samen rond het veld de vlaggen van de supporters van Antwerp, even goed als die van Beerschot achter die fanfare dat was zo op de Bosuil, dat was zo op Beerschot, dat was zo op Berchem Sport dat was [onverstaanbaar] ge kwam dan een punt pakken, maar ik heb nooit niet geweten dat er ergens gevochten werd dat was uitgesloten EN HOE IS DIE RIVALITEIT EIGENLIJK ONTSTAAN TUSSEN DIE PLOEGEN dat is ontstaan, dat is van heel lang geleden weet ik dat is ontstaan volgens mij door het afscheuren van Beerschot in de tijd van Antwerp want het is zo dat Beerschot is ontstaan uiteindelijk hé Beerschot is ontstaan door een misnoegdheid van mensen van Antwerp en die gingen dan naar Beerschot en van dan af is dat beginnen te ontstaan Berchem is altijd sympathiek gebleven tegenover de 2 ploegen geen 1 van de 2 had iets tegen Berchem en Berchem had niets tegen Antwerp speciaal of niets tegen Beerschot speciaal maar die dingen is ontstaan al vanaf het ontstaan van Beerschot al, dat is al van die tijd gekomen ziet u MAAR HET WAS MEER EEN SPORTIEVE RIVALITEIT EIGENLIJK ja [nadruk] sportieve rivaliteit ja zeker en hoe was het ja dat was ja jawel en dan euh natuurlijk een beetje de ligging Beerschot lag in het Kiel, Antwerp was Deurne, Berchem lag er zo tussen in maar dat was altijd sportief altijd opgenomen geweest hé natuurlijk ja natuurlijk veel laweid [= lawaai] en veel discussies en alles maar ik heb nooit niet geweten dat daar bijvoorbeeld markante vechtpartijen of dat de politie er moest tussenkomen trouwens dat was heel opvallend politiemensen die hadden graag dat ze aangeduid werden voor een voetbalwedstrijd [onverstaanbaar door gelach] maar dat was meer een plezier om de match te komen volgen dan wel om zeggen: 'we moeten hier tussenkomen' dat was in die periode natuurlijk hé, dat is nu allemaal veranderd hé DUS DE SUPPORTERS STONDEN GEWOON TUSSEN ELKAAR oh ja [nadruk] zeker en ze zaten naast elkaar, gingen samen naar de wedstrijd ziede dat drukte zich ook uit in die bijvoorbeeld in die harmonies en in die vlaggen dat was een optocht van vlaggen van Beerschot en Antwerp als het derby was even goed op het Kiel als aan de Bosuil hé of op Berchem en die mensen soms met 2 fanfares samen enzo die dingen dat hebben wij allemaal dat was plezierige [licht ontroerd], een plezierige atmosfeer natuurlijk hé ER HEERSTE DUS WEL EEN GOEDE SFEER TIJDENS DIE MATCHEN jawel ja, ja dat was altijd ja, ja [knikt bevestigend] en een gezonde en natuurlijk blij als ze gewonnen hadden [lachend] maar over het algemeen ging dat heel fair [denkt na]
170
95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137
die dingen die er nu heerst eigenlijk, die haat bijna zal ik zeggen hé dat bestond toen zo niet ze moesten van elkaar niet hebben, maar ze respecteerden mekaar zal ik zeggen HOE WAS DIT VOOR DE SPELERS WAS ER OOK RIVALITEIT TUSSEN DE SPELERS rivaliteit, maar ook vriendschap ja het bewijs ervan is geleverd juist door die 3 mensen Coppens, Dries, Mees [telt met zijn vingers] dat was een trio die [denkt na] een beetje de verpersoonlijking was Antwerpen, van de Antwerpse voetbalsport eigenlijk hé maar rivaliteit nee dat waren over het algemeen vrienden op het veld was er natuurlijk al is een incidentje zal ik zeggen als Coppens ene van den Antwerp is voor de aap hield ofzo [lachend] maar dan voor het overige [onverstaanbaar] dat was heel vriendschappelijk trouwens toen bestond ook de dingen hé, de Entente hebt u dat geweten, de Antwerpse Entente sedus de Antwerpse Entente dat waren met respect voor de 3 clubs minstens 3 van Berchem, minstens 3 van Beerschot, minstens 3 van Antwerp en die werden dan aangevuld maar dan was dus respect voor mekaar en die Entente dat was, dat was natuurlijk fantastisch dan leefde heel Antwerpen daar met mee trouwens ik denk hé de grote paastoernooien hebt u daar ooit van horen praten die grote paastoernooien hier op Beerschot op Antwerp werden ze ook is gespeeld, dat was klassiek op Beerschot ja dat haalde supporters bijeen, dat was de Entente die [onverstaanbaar] hé ze proberen nu terug zoiets in die aard te vinden maar dat zal moeilijk gaan vrees ik [lachend] DUS VOOR DE SPELERS WAS ER GEEN RIVALITEIT neen [nadruk] er was geen rivaliteit tussen de spelers natuurlijk ja kzal niet zeggen er was wel rivaliteit, er was een gezonde rivaliteit, een sportieve want die gingen met elkaar praten en ge moet ook niet vergeten de meeste jongens waren allemaal jongens van hier ook eigenlijk hé vreemden, ja er waren er natuurlijk bij maar Antwerp was helemaal Deurne en de Kempen en Beerschot dat was dan het Kiel en het geen dat daar achter kwam tot Boom en allemaal zo van die dingen maar euh Berchem had zo een beetje zijn eigen [denkt na], zijn eigen voedsel zal ik maar zeggen in die geburen daar maar dat was allemaal, die kwamen goed met mekaar overeen, die respecteerden mekaar EN WAS ER RIVALITEIT TUSSEN DE BESTUREN VAN DE PLOEGEN ja [twijfelend] toch wel, rivaliteit eigenlijk wel maar dat was toch meer euh ook toch niet zo scherp als ze nu is bijvoorbeeld hé neen, zeker niet dat was euh [denkt na] neen die kwamen goed over mekaar, ook bijvoorbeeld in het kader van de Entente moesten ze al bij mekaar komen hé neen ik heb nooit niet geweten dat er een ongezonde rivaliteit is geweest zoals het nu is zal ik zeggen of euh zeg ik wij zullen u dit of dat doen of zoiets neen, neen dat niet IK HEB OOK ERGENS IS GELEZEN DAT MEN ZEI: 'ANTWERP WAS DE CLUB VAN HET VOLK, VAN DE BOERENBUITEN EN BEERSCHOT DAT WAS MEER DE PLOEG VAN DE ELITE'
171
138 139 140 141 142 143 144 145 146
147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184
KLOPT DIT BEELD EEN BEETJE ja [twijfelend], ja het is te zeggen ja feitelijk ja, ja, ja [lachend] misschien wel de boerenbuiten en dingen zover ging het wel niet moet ik zeggen het klopte wel natuurlijk dat Beerschot had zo de naam van een beetje meer elitair te zijn zal ik zeggen het kwam ook door de stichting, ik weet niet of u de historie van Beerschot kent dat is, dat zijn allemaal allez dat was ge moet niet vergeten dat in Beerschot polo te paard werd gespeeld, werd hockey gespeeld, werd tennis gespeeld, euh werden jachten, jachten met honden georganiseerd [telt met zijn vingers] dat was zo een beetje elitair allemaal die mensen die erin zijn gekomen dat waren bijna allemaal mensen van euh van die grote, grote bedrijven van aan de haven onder andere veel mensen die ook gekomen zijn na de oorlog van '14 euh [denkt na] grote mensen van de Elzas afkomstig enal die zich hier zijn komen vestigen dat was allemaal Beerschot Antwerp was meer volks gebleven Antwerp was eigenlijk meer Seefhoek als dingen, als Beerschot, maar natuurlijk als Rik Coppens ging komen maar dat was eigenlijk een speler van Antwerp hier maar dat is dan toch wel veranderd in de loop van de tijden zodat god ja de 1 verweten bijvoorbeeld van de anderen dat ze een jodenclub waren omdat de joden meer sympathie hadden [lachend] bij Beerschot vonden ze meer dat die maar even goed later bij Antwerp ook en bij Berchem ook dus EN WELK BEELD WAS ER DAN VAN BERCHEM EIGENLIJK WANT DAT WAS DE KLEINERE PLOEG VAN ANTWERPEN EIGENLIJK de kleine ploeg, de sympathieke ploeg die bijeen maar pas hé die hebben goeie seizoenen gehad hé want die, dat weet ge misschien nog zeker dat Berchem bijna kampioen 3 KEER TWEEDE IS GEWORDEN NA ELKAAR ja door het dingen hé, door het reglement, het reglement hé anders waren ze kampioen geweest hé maar Berchem is er altijd zo tussen gebleven, tussen die 2 en ik heb nooit niet geweten dat er in Antwerpen euh [denkt na] ik zal zeggen een haat of ik moest dat niet hebben neen dat was er niet, dat werd niet geaccepteerd door Beerschot en Antwerp [onverstaanbaar] maar met sympathie van beide kanten moet ik zeggen dat heb ik altijd zo geweten U SPRAK DAARSTRAKS OVER DE ENTENTE ja IK HEB OOK GELEZEN DAT ER EEN BESTUUR WAS VOOR DIE ENTENTE DAT WAS DAN EEN BESTUUR VAN DE VERSCHILLENDE PLOEGEN EIGENLIJK ja, ja [knikt bevestigend] EN DE SUPPORTERS DIE WERDEN OOK VERENENIGD IN DEZE ENTENTE ja de supporters ja dat was een onvoorstelbaar succes was dat hé wat dat bijvoorbeeld ook het succes in het vaststellen van het publiek ik heb nooit niet geweten dat er afrastering was bijvoorbeeld hebt u de periode gekend ik weet niet of het de Beerschot [onverstaanbaar] ongeveer dat stadion kon ongeveer 20 tot 22 tot 23.000 mensen
172
185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207
en dat werd vol stoelen gezet op de atletiekpiste stond dat vol stoelen, Berchem idem Antwerp was groot genoeg, die hadden dat tot 60.000 mensen uitgebouwd dus daar waren geen dingen nodig dus hadden plaats genoeg altijd maar die andere en er gebeurde niks ja daar stonden dan die stoelen, das niet te geloven [verwonderd] want ik heb zelfs de indruk gehad dat die toestand, die Entente dat die matchen van die Entente een klein beetje een [denkt na] stoot heeft gegeven aan de Europese competities van later dingen heeft dat dan overgenomen trouwens hé euh in Brussel euh [denkt na] Le Soir die hebben dat die eerste fameuze match georganiseerd en hebt u daar ooit van gehoord van Austria West Bromwich en dat is de eerste Europese match geweest en daarop hebben ze zich dan op toegespitst hé 'die kunnen we dat misschien Europees gaan uitbouwen' en dan had Antwerpen door die grote Entente de grote clubs zijn hier allemaal komen spelen dat was prachtig toen die Entente en er zijn mensen die daar nog voor opteren hebt u al met Marcel Dries gesproken JA Die heeft zeker over de Entente gesproken [lachend] dat is 1 van de mensen die [lachend] prominent aanwezig was om de Entente te propageren JA OK IK BEN UITGEVRAAGD DANK U WEL ja [vragend en lachend] [interview stopt na 14min 18sec]
173
Transcriptie interview 4: Fernand Collin Jr. Dirk Willocx, de archivaris van R. Antwerp F.C., vertelde me dat Fernand Collin verschillende zonen had die nog in leven zijn. Ik nam contact op met R. Antwerp F.C. die me de gegevens van Fernand Collin Jr. bezorgde. Per fax nam ik contact op met hem. De secretaresse van Fernand Collin Jr. belde me op en regelde de datum van het interview.
Van links naar rechts: Fernand Collin Jr. en Dieter Maho. Bron: Eigen foto 26/05/2009.
BIOGRAFISCHE FICHE Naam respondent: Fernand Collin Jr. Geboorteplaats: Antwerpen Geboortedatum: 12-1930 Burgerlijke status: Gehuwd en samenwonend Woonplaats: Begijnenvest 93 2000 Antwerpen Huidig beroep: Gepensioneerd Band met het Antwerpse voetbal: Zoon van Fernand Collin, lid van het uitvoerend comité van R. Antwerp F.C. van 1959 tot.414 Persoonlijkheid: Open Prater: Ja Houding: Relax, goede medewerking, open TECHNISCHE FICHE Locatie interview: Woonplaats van de geïnterviewde Datum interview: 26 mei 2009 Start interview: 14u 30 Duur interview: 36min 02sec Opmerkingen over het verloop: Dit was het laatste interview voor de masterproef. Doordat de geïnterviewde hardhorig is, moest ik sommige vragen meerdere malen herhalen of anders verwoorden. Doch is het interview goed verlopen. De geïnterviewde antwoordde vlot en uitgebreid op de gestelde vragen. 414
RAFC UC 15/9/1959 en RAFC UC 26/10/1965.
174
Transcriptie: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
[sv: bij aanvang van het interview steekt de respondent een sigaret aan] IK GA EERST EEN PAAR BIOGRAFISCHE VRAGEN STELLEN WAT IS UW NAAM Fernand Collin WAAR BENT U GEBOREN in Antwerpen EN WANNEER BENT U GEBOREN in 1930, in december 1930 EN WAT WAS UW JOB IN HET GEWONE LEVEN WAT WAS UW BEROEP eerst heb ik de studies van de rechten gedaan en ik heb dus dan de advocatuur gedaan tot in '86-'87 en dan ben ik in de groep van de Kredietbank actief geweest van [onverstaanbaar] EN UW VADER DIE BESLOOT ZICH TE ENGAGEREN IN DE VOETBALWERELD WAAROM NAM HIJ DAT BESLUIT, WAAROM ZETTE HIJ DE STAP NAAR DE VOETBALWERELD waarom hij gestopt is [vragend] WAAROM HIJ TOETRAD TOT ANTWERP voor den Antwerp [vragend] waarom [vragend] JA WAAROM ja euh [denkt na] mijn grootvader, dus de pudding Imperial heeft uitgevonden [onverstaanbaar] poeder heette dat en al zijn kinderen zijn betrokken geweest bij den Antwerp de oudste broer van mijn vader die is schatbewaarder geworden zijn jongere broer was voorzitter van de afdeling hockey, want ge moet weten in '38 was het nog altijd zo Royal Antwerp Football Club overkoepelde 4 afdelingen atletiek, voetbal, hockey en tennis hé [telt met zijn 4 vingers] en euh in '29 of zoiets dan werd het Antwerpstadion opgericht en die verhuurden dan de terreinen aan zowel hockey, tennis hé atletiek is niet zolang gebleven dat had niet zoveel succes, er was wel een piste rond het voetbalveld maar dat heeft niet zolang ik heb er nog matchen gezien enzo, maar dat heeft niet zolang en mijn vader is dus algemene secretaris geworden hé zijn oudste broer was schatbewaarder en als ik het goed voor heb op dat ogenblik was toen meneer Elebaers voorzitter van de raad van bestuur van Antwerp Football Club en dus heel [nadruk] de familie is altijd betrokken geweest bij de voetbal, allez bij de voetbal, bij Antwerpvoetbalclub heel veel leden van de familie, van de kleinzonen van mijn grootvader hebben hockey gespeeld en dus ook nog gespeeld dus heel de familie is altijd heel hard Antwerpgezind geweest en ja mijn vader is dan geleidelijk aan, ik geloof in '31, maar daar ben ik niet zeker van voorzitter geworden hé [twijfelend] maar ge had een voorzitter van Antwerp, van de afdeling voetbal en die tijd was dat Kiekens denk ik en dan is mijn vader voorzitter geworden van het geheel hé Kiekens van de voetbal, en Henri Collin van de hockey, wie het juist was weet ik niet van de tennis euh ja [denkt na] met de hockey ging dat nogal goed samen, want dan hebben ze samen die chalet gebouwd onder invloed van mijn nonkel, de jongste broer van mijn vader, Henri
175
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62
63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
om een chalet te maken die diende voor de tennis en ook voor de die moet gebouwd zijn kort na de oorlog want ik herinner me nog dat de openingswedstrijd toen gespeeld is geweest op het centercourt [4min 17sec-4min 33sec] [sv: hij vertelt even over de tenniswedstrijd] ik heb die match dus ook gezien maar zo was de familie helemaal betrokken bij het gebeuren in het Antwerpstadion, euh in Antwerp euh EN WAAROM BESLOOT HIJ BIJ ANTWERP VOORZITTER TE WORDEN EIGENLIJK WAAROM WAS JULLIE FAMILIE ZO GERELATEERD TOT ANTWERP EIGENLIJK ja waarom zijde voor een ploeg hé [lacht] ik weet het niet, maar het is zo mijn kinderen zijn ook nog altijd geïnteresseerd in Antwerp alleen, ik heb 6 zes kinderen dan is er maar ene hele hevige [nadruk] Beerschotsupporter [lacht] maarja dat maakt in de familie niets uit, dat geeft wat reden tot wat discussies, wat grappen enzo hij staat er natuurlijk beter voor, maar als hij met mijn dochter beginnen vrijen is dan was Beerschot in 3de afdeling en dan zijn ze samengegaan met Germinal Ekeren en dan hadden wij een grote mond, dus nu ons enigste verdediging is dat ze in Beerschot samengegaan zijn [mompelt] UW VADER WAS EERST SECRETARIS VAN ANTWERP EN DAARNA IS HIJ VOORZITTER GEWORDEN en dan is hij daarna voorzitter geworden bij het afscheid van Louis Elebaers denk ik, als die weggegaan is en is hij voorzitter geworden EN WAAROM BESLOOT HIJ OM VOORZITTER TE WORDEN ja waarom, hij had die ambitie waarschijnlijk om het beleid in te nemen van het geheel ge mocht niet vergeten dat hij toen al voorzitter was van de Kredietbank en actief in de Kredietbank en ik denk dat dat voor hem en hij zat elke zondag, hij ging niet veel op verplaatsing elke zondag zat hij in zo een palhoekje op de eretribune, wij mochten dan bij hem komen zitten ik herinner me van voor de oorlog, juist als hij secretaris is geworden, dan speelde Antwerp nog in eerste afdeling tegen Belgica en [onverstaanbaar] dat waren ploegen van Eerdegem en Mortsel en dan gingen wij met tram 7 en dan te voet naar het stadion om die match te zien maar dat was in '38-'39 als ik jong mannetje was maar toen ging hij op verplaatsing maar natuurlijk als het match was op den Beerschot of Berchem Sport dan gingen ter ook hé en dus hij heeft gehoopt, allez de bedoeling was dat ik hem eventueel moest opvolgen maar ik ben dan in het bestuur gekomen van Antwerp Football Club, de afdeling voetbalclub toen bestond de atletiek al niet meer, dat was in de tijd dat Eddy Wauters in de eerste ploeg speelde hé en men broer ook , mijn broer heeft ook samen met Eddy Wauters gespeeld en euh en euh dan heb ik dus gedurende een aantal jaren dus dat meegemaakt met den Antwerp en dan kwam ik tot de vaststelling dat men meer en meer ging naar het professionalisme en niet meer, in onze tijd, in mijne tijd, in mijn jeugd, in de tijd van mijn vader dan had ge dus Geunts, Lodts, Paverick, Verdampt enzovoort die hebben lang bij ons gespeeld en dat waren allemaal spelers van de streek hé en die verdienden niet veel ook niet, per wedstrijd dat was euh hé en ik zag dat voorbij gaan, allemaal professionalisme nu ik heb heel mijn leven heel veel sport gedaan hé allez voetbal ik wou me nooit aansluiten bij een club, niet gelijk mijn broer die bij de kadetten begonnen is enzovoort ik speelde tennis, ik speelde voetbal met het college en voetbal bij het leger enzovoort, maar dat was amateur en niet verbinden aan een club en ik was dus zo gewoon dat ik niet kon begrijpen dat ge zou kunnen beter spelen ofzo voor 100
176
81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116
of 200 of 500 Frank per punt meer hé en dat was belangrijker en belangrijker begon te worden hé en dan heb ik op een zeker ogenblik gezegd aan mijn vader: 'voila ik stop ermee, het zegt me niets, ik ben daar niet geschikt voor, ik heb niet de mentaliteit van de spelers niet meer' ja een Paverick, een [onverstaanbaar] en een Lodts dat waren, in mijn ogen, helemaal ander mensen en euh dan heb ik mijn ontslag genomen omdat ik zeg: 'ge moet eerder een manager nemen, iemand die van nature uit een manager is, die professionals kan verstaan enzovoort' en ik heb daar geen mentaliteit voor en dan ben ik dus gestopt, maar ik ben altijd gebleven en nog altijd supporter van den Antwerp in de moeilijke omstandigheden die er zijn maar dat in ieder geval we zijn nog altijd en als ze verliezen gelijk verleden zondag tegen Roeselare met 1-3 [onverstaanbaar] dat vinden dus erg mijn zonen zaten er waarschijnlijk die gaan dan ook naar de match kijken [gemompel, hij raakt even niet uit zijn woorden] maar men heeft dus destijds en dat zal voor u, voor de mentaliteit van mijn vader, nuttig kunnen zijn maar ik weet niet of ge er kunt aanraken, dat is in de jaren '60-'65 'ten huize van', de eerste keer dat men kwam met 'ten huize van' dan kwamen dus een zekere Joos Florquin die kwamen ten huize bij een bekende Vlaming of en grote Vlaming interviewen bij mijn vader hebben ze dat ook gedaan en da begint zelfs heel plezant [hij beschrijft de aflevering met zijn vader] [sv:11min 17sec-11min 33sec] dat ging voornamelijk over de Kredietbank natuurlijk, maar ik herinner me nog maar ik kan dat niet terugvinden omdat ik niet meer verstaan wat ze zeggen, het is niet ondertiteld dus hé ik hoor niet meer op de TV wat er gezegd wordt en daarin in [nadruk] in het interview spreekt hij over den Antwerp JA IK HEB HET GELEZEN, HET STAAT OP HET INTERNET ah [verwondert] en daarin zegt hij dan dat het geleidelijk aan naar jonger moet gaan hij was ook eerder amateuristisch en die dingen maar hij is op het einde van zijn leven, hij is 92 jaar geworden, het laatste jaar was hij niet meer zo bewust maar tot ervoor heeft hij altijd belangstelling gehad over de resultaten van den Antwerp enzovoort EN IK HEB OOK VIC MEES GAAN INTERVIEWEN EN HIJ VERTELDE ME DAT UW VADER EEN VLAAMSGEZINDE KATHOLIEK WAS jaja EN WAS HIJ OOK ACTIEF IN DE POLITIEK neen NOOIT NIET GEWEEST hij heeft me dus gezegd [hij hoest even] dat hij dat even was als hij pas van de universiteit was, maar dan heeft hij dus gezegd tegen mij: 'politiek, dat is niets voor mij' ik denk dat hij nogal rechtuit was en dus de kronkelwegen van de politiek dat hem dat niet lag maar hij was wel met bepaalde, met bijvoorbeeld [onverstaanbaar], dat was een goede kennis van hem Paul-Willem Segers, die dus minister geweest is van het leger en ik geloof zelfs eerste minister ik weet het niet daar had hij goede relaties mee met van Cauwelaert,de oude burgemeester van Antwerpen en wie heb ik nog bij ons thuis ontmoet [denkt luidop na], het is daar dat ik die heb leren kennen
177
117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149
maar politiek, hij was een overtuigde katholiek en [nadruk] een overtuigde Vlaming, maar met een ander inzicht zeker als de Vlaams-Blokkers want hij was in ieder geval zeer Engelsgezind onder de oorlog, dus hij was anti-Duits maar dus na de oorlog met het opkomen van de Vlaamse kwestie maar hij was eerder iemand die zegt ge mocht dat niet bruuskeren [=forceren], ge moet dat laten groeien hij heeft bijvoorbeeld, hij was voorzitter van de Kredietbank en men vraagt hem om voorzitter te worden van de Vereniging der Belgische Banken hé en toen heeft hij een brief geschreven, en zelfs heel geestig, om te zeggen dat hij dat wel wou aanvaarden, maar op 1 [nadruk] voorwaarde dat hij op de bijeenkomsten die hij voorzat, want hij was voorzitter hé, altijd Nederlands zou spreken en dat hij verwachtte van al de grote, andere leiders van de banken dat die minstens een passieve taal hadden van het Nederlands en dan heeft hem, vanonder geschreven: 'en ik zie en ik schrijf deze brief in het Frans omdat ge achteraf niet zou kunnen zeggen dat ge mij niet verstaan hebt hé' maar dus dat zegde hij en dat was zijn overtuiging hé voor de oorlog en in het begin van de oorlog was dus het bedrijfsleven hier in Antwerpen de Company Maritime Belge, de Banque d'Anvers allemaal in handen van Francofonen hé maar geleidelijk aan veranderde dat en werden dat meer [nadruk] hij zei: 'ge moet meer geduld hebben hé, want de toestand evolueert zo, Vlaanderen wordt rijker hé en er komen Vlamingen aan de leiding hé en dan komt het' en ik heb hem daar eigenlijk altijd in gevolgd, ik weet niet wat uw politieke overtuiging is, dus ik wil u niet kwetsen maar ik heb altijd gezegd op het ogenblik dat Vlaanderen hé in het parlement geleidelijk aan de volledige meerderheid gaat krijgen hé er zijn ook nog wel Franssprekende Vlamingen enzovoort dat breidt geleidelijk aan uit, op dat ogenblik gaan we onder druk van de Volksunie, gaan we niet zeggen ge moet de minderheden beschermen hé hadden we 10 jaar gewacht dan had die zaak moeten komen van de Brusselaars en de Walen, want dan waren de Vlamingen en dan hadden we alle problemen waar ze nu mee zitten, hadden we toen niet gehad tenzij we dan ook ons meerderheid in het parlement van Vlamingen toewijzingen zouden doen maar dat was dus eerder zijn visie, ge moet het laten groeien en niet bruuskeren [=forceren] HEEFT HIJ DIT OOK GEDAAN MET VOETBALCLUB ANTWERP ZELF PROBEERDE HIJ DIE CLUB OOK TE VERVLAAMSEN ahja maar den Antwerp moet ik zeggen heeft altijd wel meegevallen den Antwerp was Vlaams hé en ik kan u zeggen alle mensen die ik gekend heb in de directiecomité van de afdeling voetbal waren allemaal Vlamingen en Vlaamssprekenden euh bij de hockey en de tennis was dat wel anders, er waren veel Franssprekenden maar dat is ook in de tennis geëvolueerd, in de tijd was de tennis de sport van de sjieke en de rijke mensen die spraken Frans, maar geleidelijk aan is dat geëvolueerd en de voorzitter van euh de tennis die was Franssprekend, maar die kon goed Nederlands en die sprak met mij altijd Nederlands de voorzitter van de hockey, dat was mijne nonkel Henri, die was Nederlandstalig, maar dus ook een overtuigde Vlaming maar ze konden leven met mensen die Franssprekend waren en er werden altijd 2 talen gesproken niet [nadruk] op de voetbal, wel in de hockey en tennis, maar dat werd geleidelijk aan geëvolueerd maarja nu is er niks niet meer op den Antwerp
178
150
want onder de leiding van Eddy Wauters, maar dat is dus geschiedenis hé waar men vader niet zo gelukkig mee zou geweest zijn, 151 omdat hij Wauters gepromoot heeft 152 dat is dat Eddy Wauters alles gedaan heeft om de hockey weg te krijgen en om de tennis weg te krijgen als dusdanig dat het alleen de voetbal is 153 maar dat is dus de geschiedenis van na mijn vader 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184
185 186 187 188
EN U ZEI DAT DE VISIE VAN UW VADER HET AMATEURISME WAS HIJ WAS VOOR HET AMATEURISME IN DE VOETBAL ja het is te zeggen met de evolutie, maar het kan ook een beetje dubbelzinnig zijn want hij heeft dan zijn ontslag gegeven in die dingen dan, 'ten huize' van zei hem, maar hij wou ook verjonging maar hij heeft zijn ontslag gegeven als den Antwerp gezakt is en euh dus wij waren altijd zo fier als een gieter om te zeggen: 'voila, we zijn numero 1 van de voetbal en wij zijn de enigste ploeg die nog nooit, die altijd in eerste klasse gespeeld heeft' en dan hebben we die klop gekregen dat ze eruit te vallen en dan denk ik ook dat mijn vader ziende de evolutie met de bondsleiding euh dat was toen die van Anderlecht, die voorzitter was van de bond of algemene secretaris, ik kan niet op zijn naam komen en dan hadden we die van Standard die eigenlijk een hoog spel speelden in de bond met die kwamen meer en meer het professionalisme en dat [nadruk] zal ook zeker een doorslag gegeven hebben denk ik als ge weet dat hij zijn carrière begonnen was als arbiter ik denk dat hij dus altijd sport beschouwde als sport en ontspanning en niet [nadruk] hé gelijk het nu gaat als ge ziet hoedat ze vechten en doen hé MAAR HIJ DAN NIET VEEL TEGENSTANDERS neen [schudt met hoofd] ten eerste men keek, de mensen van de hockey en de tennis die keken op naar mijn vader in het directiecomité de tijd dat ik erin heb gezeten hé had ge dus Koevoets, die voorzitter geworden van de afdeling voetbal dat zat ik daar onder Koevoets en samen met een zekere Boydens en Boydens dat was ene die meer voelde voor het professionalisme en het is dan onder Koevoets, dat dus een bedrijfsrevisor was, en Boydens en dan den Antwerp nogal wat liquiditeiten scheen te hebben op dat ogenblik zijn ze beginnen aandelen te kopen van Antwerpstadion om zo baas te worden van Antwerpstadion en dan waren zij de huurder, maar ze waren de eigenaar ook en dat is toen in die periode euh gebeurd maar een van de mensen, ik weet niet meer hoelang dat dat is maar we hebben dus een trainer gehad Game want dat moet geweest hebben want Game die kwam veel naar mijn vader, dat was een Engelsman en die sprak Engels en die had ook een dinge voor mijn vader en op een zeker ogenblik, ik geloof dat dat in '60 was [23min 00sec-25min 13sec] [sv: hij vertelt een anekdote over de ex-trainer van R. Antwerp F.C. Harry Game, die hij opzocht tijdens zijn vakantie in Griekenland met zijn vrouw. Harry Game was hier trainer van de Griekse club Panathinaikos Athene. Game dacht dat Fernand Collin Jr. naar Griekenland was afgezakt in naam van zijn vader om hem terug te vragen als trainer voor Antwerp] maar met de trainers en spelers hield hij zich veel bezig en ik denk dat dat ook een beetje aan het sociale hoogpunt nu was dat in de tijd bijvoorbeeld met den Antwerp mijn grootvader had een puddingfabriek en dan kochten ze een speler aan gelijk Pauwels
179
189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231
Pauwels, die kwam uit Klein-Brabant, en euh ja die had geen werk en dan is die de chauffeur van mijn vader geworden in dienst van de Kredietbank als chauffeur van de voorzitter Paverick die werkte als euh als bediende in de fabriek en we kenden die dus van op de voetbal, maar we kwamen die ook in de fabriek tegen enzo dus dat was heel verweven vermits dat zowel zijn 2 broers, als zijn vader allemaal geïnteresseerd waren in den Antwerp [onverstaanbaar] DUS DE RELATIE TUSSEN DE SPELERS EN UW VADER WAS GOED ja [knikt bevestigend] EN HOE WAS DE RELATIE TUSSEN DE SUPPORTERS EN UW VADER goh dat weet ik niet dat zou ik niet kunnen zeggen ik denk dat de supportersclubs contact namen met hem, maar euh [mompelt] maar er waren niet te veel moeilijkheden enzo maar dat [nadruk] weet ik echt niet hoedat hij daarmee met stond maar spelers heb ik thuis weten komen en hij goed discussiëren met de spelers om ze te helpen op de 1 of ander manier HIJ REGELDE DE TRANSFERS OOK ZELF dat denk ik niet eventueel waren er ander die dat deden ja want bijvoorbeeld, de tijd dat ik in het directiecomité zat speelde Beyers bij Brasschaat en die maakte nogal wat doelpunten als speler linkse buiten, euh rechtse buiten en dan kreeg ik de opdracht van het directiecomité om naar de wedstrijd te gaan zien in Brasschaat om en beoordeling te geven over Beyers maar daar kwam mijn vader niet tussen dus dat was echt het directiecomité hé EN IN ANTWERPEN IS ER OOK EEN RIVALITEIT TUSSEN BEERSCHOT EN ANTWERP WAS DIT OOK ZO VOOR UW VADER, VOELDE HIJ OOK DIE RIVALITEIT TUSSEN DIE PLOEGEN jaja, natuurlijk maar langs de andere kant ge moet weten in die tijd had je de Antwerpse Verstandhouding dat was vlak voor de wedstrijden van België-Holland speelde dus een ploeg van Antwerp tegen een ploeg van Rotterdam een match de dag ervoor de Entente Anversoise, de Antwerpse Verstandhouding en daar was mijn vader voorzitter van dus euh ja met de mensen van den Beerschot ja euh daar [denkt even na] dat er een sportieve spanning was, daarbuiten was het niet hé maar ene keer, dat was al mijn grootvader die was al een zekere ouderdom als hem tegen iemand iets had dan en ge weet op het laatste van zijn carrière is Bob Paverick voor een jaar gaan spelen bij den Beerschot en dat was eigenlijk de [nadruk] Antwerpfiguur, dus dat was hé omdat Antwerp Beerschot wilde helpen, lieten ze Paverick gaan en paar jaar daarna vragen wij de keeper, een heel charmante type, de keeper van Beerschot om die te lenen voor een paar jaar hé omdat en de voorzitter van Beerschot was van den Eynde, van de wijnen van den Eynde en daar was mijn grootvader goede cliënt en die weigerde om die keeper af te staan aan den Antwerp en dan zegde mijn grootvader: 'nu kopen we nooit nog wijn bij van den Eynde' [lacht]
180
232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273
zie je het dat is het zo, dat is zo een spanning maar voor de rest was er geen EN WAT WAS HET HOOGTEPUNT UIT DE CARRIERE VAN UW VADER WAT WAREN DE MOOIE MOMENTEN DIE HIJ MEEMAAKTE WAT WAS HET MOOISTE MOMENT EIGENLIJK VOOR HEM ik denk het jaar dat ze kampioen geworden zijn was dat niet '56 of zoiets [vragend] en dat we dan thuis tegen Real Madrid gespeeld hebben en dat hier alle fabrieken verlof gaven in de namiddag om de mensen naar de voetbal te laten komen en dan zaten er 60.000 mensen hé Ford en General Motors die gaven verlof omdat hun werknemers zouden kunnen gaan naar de match hé en dan euh die match hebben we met 2-1 verloren omdat zogezegd door een fout van de arbiter dat was waarschijnlijk nogal mogelijk, maar goed tegen Real Madrid we verloren thuis 1-2 en dat was onverdiend, maar de terugwedstrijd in Madrid hebben we 6-0 verloren want toen speelde Vic Mees mee en euh EN WAT WAS HET DIEPTEPUNT UIT DE CARRIERE VAN UW VADER ik denk dat dat geweest is met de De Dekens helemaal in het begin met dus de oprichting van de Antwerp Boys en dus de oorlog met de 3 broers De Deken, ene heeft nog voor Olympic Charleroi gespeeld en dat denk ik dat voor hem de moeilijkste periode is geweest EN HEEFT HIJ OOIT SPIJT GEHAD VAN ZIJN VOORZITTERSCHAP dat hij gestopt is [vragend] DAT HIJ GESTOPT IS OF DAT HIJ VOORZITTER GEWORDEN IS OOK neen, neen [overtuigend] ik denk dat hij gestopt is en dat hij eigenlijk in de zekere zin zegde: 'oef ik ben er vanaf', hij werd dan ook ouder en ouder de KB, de Kredietbank groeide meer en meer en daar ontstonden ook problemen dus dat hij geleidelijk aan denkt de voetbal dat is er nu te veel aan maar hij bleef geïnteresseerd, want ik weet nog wel dat Eddy Wauters met die Duitse trainer, hoe heet hij weer en die wou een heel Antwerpstadion bouwen met een overdekt dak enzo en dan weet ik dat Eddy Wauters met die trainer, ik kan er niet opkomen zijn naam, allez hoe was het ook weer die heeft Antwerp wel goed getraind met resultaat en dan kwam hij af met dat groot plan van dat stadion en dan ging Eddy Wauters met die trainer naar mijn vader om er over te spreken en dan kwamen met mijn vader thuis en dat was als hij geen voorzitter meer was dus bleef hij geïnteresseerd en HIJ IS DE PLOEG ALTIJD BLIJVEN VOLGEN DAN awel ja, vooral de uitslagen het is te zeggen hij is hertrouwd, want mijn moeder is vroeg gestorven en dan is hij jaren alleen gebleven en dan is hij met een verre nicht getrouwd en die nam hem dus mee naar den Antwerp en dan zaten ze altijd op dezelfde plaatsen ik denk dat die vrouw dat ten eerste niet graag deed, die niet geïnteresseerd was maar die begon dan te zeggen tegen mij vader: 'Fernand, ge moogt nie meer gaan want dat is slecht voor uw hart en ik heb schrik dat ge voor uw hart hé,dat ge iets gaat krijgen op de voetbal' en als ge dus ziet, weet dat Bergé, dat was toen de directeur van de Nationale Bank hier, op de tribune van den Antwerp ineengestort is en gestorven is hé
181
274 275 276
en dan een tijdje ervoor heb ik de zoons en de kleinzoons heb ik die gekend hé maar dat was zo is gebeurd en de tweede vrouw van mijn vader heeft er dan druk op gezet en zei 'dat is slecht voor uw hart en ge gaat iets aan uw hart krijgen enzovoort' 277 hij is wel tot zijn 92 blijven leven en dan is hij niet meer gegaan 278 maar dat was dus onder druk van zijn vrouw en als zijn vrouw dan gestorven is dan was hem 80 279 dan ging hij niet meer naar de wedstrijden en dan is hem gewoon het dus blijven volgen 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293
EN HEBT UZELF NOG DE AMBITIE OM VOORZITTER TE WORDEN VAN ANTWERP NU NOG belange niet [overtuigend] neen helemaal niet [overtuigend] tenander ik zou geen goed voorzitter zijn ook niet ik heb u gezegd in het begin van de jaren '60 heb ik u gezegd dat ik ermee stopte en nu is het professionalisme nog 10 keren of 100 keren erger als toen dus ik ben dan teruggestapt, ik zou dat niet kunnen ik zou ook niet gaan kunnen onderhandelen over de aankopen van spelers en dan discussiëren over de prijs enzo neen dat zou ik niet kunnen neen ik heb daar geen ambitie voor OK DAT IS GOED IK BEN UITGEVRAAGD DANK U WEL
182
Bijlage 2: Tabellen Tabel: Prijzen415 Prijzen in BEF Brood ( per kg) Aardappelen (per kg) Boter (per kg) Kolen (per 100 kg) Varkensvlees (per kg)
1940 2,88 0,83 26,77 39,91 20,96
1944 2,90 2,77 41,82 66,9 34,19
Tabel: Lonen werklieden en werksters416 1937 Gemiddeld uurloon werklieden nijverheid in BEF Gemiddeld uurloon werksters nijverheid in BEF Gemiddeld uurloon werklieden handel in BEF Gemiddeld uurloon werksters handel in BEF Algemeen daggemiddelde werklieden nijverheid in BEF Algemeen daggemiddelde werksters nijverheid in BEF Algemeen daggemiddelde werklieden handel in BEF Algemeen daggemiddelde werksters handel in BEF
1947 1957 1967 19,07 11,35 4,31 16,16 2,55 11,05 238,7 419,1 131,1 266,4 196,5 347,4 116,2 211,2
Tabel: Lonen bedienden417 1937
Gemiddelde maandwedden mannen nijverheid in BEF Gemiddelde maandwedden vrouwen nijverheid in BEF Gemiddelde maandwedden mannen handel in BEF Gemiddelde maandwedden vrouwen handel in BEF
1947 1957 1967 5.625 11.160 18.915 3.318 5.275 9.675 1.515 4.919 10.025 16.800 778 2.988 4.875 8.600
415
T. GARDIN, "Blauw-Zwart", een vaste waarde in het Belgisch voetballandschap: de geschiedenis van Club Brugge (1939-1950), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2007, 195. 416 Nationaal instituut voor de statistiek. Bevolking: algemene volks- nijverheids- en handelstelling op 31 december 1947 deel XII lonen in de handel, Brussel, 1951/1952, 22-27 en Nationaal instituut voor de statistiek. Bevolking: algemene volks- nijverheids- en handelstelling op 31 december 1947 deel XII bis lonen in de nijverheid, Brussel, 1952, 22-27 en ‘Hoofdstuk IV: Verdiensten der arbeiders tijdens het tweede kwartaal 1957 en het jaar 1957, Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid. Jaarverslag, 1957, 98-99 en ‘Bijlage VII: Verdiensten in 1967’, Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid. Jaarverslag, 1967, 262-263. 417 Nationaal instituut voor de statistiek. Bevolking: algemene volks- nijverheids- en handelstelling op 31 december 1947 deel XII lonen in de handel, Brussel, 1951/1952, 22-27 en Nationaal instituut voor de statistiek. Bevolking: algemene volks- nijverheids- en handelstelling op 31 december 1947 deel XII bis lonen in de nijverheid, Brussel, 1952, 22-27 en ‘Hoofdstuk IV: Verdiensten der arbeiders tijdens het tweede kwartaal 1957 en het jaar 1957, Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid. Jaarverslag, 1957, 98-99 en ‘Bijlage VII: Verdiensten in 1967’, Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid. Jaarverslag, 1967, 262-263.
183