Inhoudsopgave Inhoudsopgave
1
Lijst van afkortingen
2
1. Visie op armoede en ondersteuning
3
2. Financiële middelen
6
Schuldhulpverlening
6
Preventiebeleid schuldhulpverlening
7
Ontwikkelingen armoedebeleid binnen de landelijke politiek
7
Benchmark armoedebeleid Drimmelen
8
3. Gemeentelijke aanpak op diverse sporen
10
3-a
Samenvatting gemeentelijke aanpak
10
3-b
Inhoudelijke uitwerking gemeentelijke aanpak
12
Bijzondere bijstand
12
Voorschotverstrekking
14
Stichting Leergeld
16
Jeugdsportfonds
18
Lesmateriaal voor schoolgaande jeugd
19
Schuldhulpverlening
18
Drimmelen-pas
21
Voedselbank Oosterhout
22
4. Armoedebeleid in relatie tot wettelijke ontwikkelingen
23
5. Samenvatting en conclusie
24
Bijlage 1 Overzicht aanvragen MSD vanaf 1-7-2003
25
Bijlage 2 Uitgaventabel armoedebeleid
26
1
Lijst van gebruikte afkortingen AOW Art BB DKD CBS GGD GKB JSF SVB Wmo WWB
Algemene ouderdomswet Artikel Bijzondere bijstand Digitaal klantdossier Centraal Bureau voor de Statistiek Gemeenschappelijke gezondheidsdienst Gemeentelijke kredietbank Breda Jeugdsportfonds Sociale Verzekeringsbank Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Werk en Bijstand
2
1 Visie op armoede en ondersteuning Armoede wordt gekoppeld aan een gebrek aan geld: ”er heerst armoede in huishoudens waarvan de financiële middelen zo beperkt zijn dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimale levenspatronen in Nederland” (definitie van de Europese Unie). Of, en in hoeverre, er sprake is van armoede, wordt ontleend aan de verhouding tussen het inkomen en het koopkrachtniveau, of aan een verhouding tussen feitelijk inkomen en het sociaal minimum, eventueel verhoogd met 5%. Hoewel armoede meestal gekoppeld is aan geldtekort, is het ook weer niet zo dat het inkomen per definitie bepalend is. In veel huishoudens weet men zich goed te redden met de beperkte financiële middelen, zeker als de periode van korte duur is. Uit onderzoek is gebleken dat individuele omstandigheden, al dan niet door eigen toedoen, meestal de oorzaak zijn van financiële problemen. Vaak is sprake van extra uitgaven door bijvoorbeeld afbetalingsverplichtingen, dure abonnementen, een niet aangepast bestedingspatroon en dergelijke. Met andere woorden, het probleem zit dan niet aan de inkomstenkant, maar wordt de discrepantie veroorzaakt door niet doordachte keuzes aan de uitgavenkant. Soms is er sprake van eigen schuld. Men geeft te makkelijk geld uit en is niet in staat om het uitgavenpatroon aan te passen aan de inkomsten. Vaak zijn er echter onvoorziene omstandigheden die ertoe leidden dat personen in een financieel zorgelijke situatie belanden: een echtscheiding, onverwachte werkloosheid, een onverwacht hoge energierekening, onvoorziene uitgaven voor schoolgaande kinderen etc. Met een groeiende economie, een steeds hoger welvaartsniveau en een aantrekkende arbeidsmarkt is het pijnlijk voor diegenen die, soms buiten hun schuld, hierin niet kunnen meegroeien. Anderzijds zijn het centrale inkomensbeleid en de door sociale partners ontwikkelde beloningssystemen ook niet gerícht op gelijke bestedingskansen voor iedereen. Er zal altijd verschil bestaan tussen diegenen die weinig (soms te) en veel te besteden hebben. Dan nog willen wij dat iedereen ten minste mee kan doen aan de gangbare minimale levenspatronen. Armoedebeleid richt zich vaak op inkomensondersteuning voor de minima; extra toeslagen, extra voorzieningen, optrekken van minimagrenzen, zodat grotere groepen een beroep kunnen doen op de extra voorzieningen. Zou men kiezen voor deze benadering dan is de ongewenste bijwerking dat deze groep “armen” steeds groter wordt. Ook het begrip “armoedeval” leidt dan tot problemen en gaat dan een steeds grotere rol spelen bij reintegratie. Deze inkomensondersteunende voorzieningen, zeker als die categoriaal worden toegepast, betekenen inkomensbeleid, terwijl juist dát beleid nadrukkelijk is voorbehouden aan het Rijk. In een welvarende maatschappij (lees: ook de gemeente Drimmelen) mogen mensen niet afhankelijk zijn van een voedselbank en moeten mensen kunnen rondkomen van hun inkomen. Het armoedebeleid dient zich meer te richten op verbetering van het toekomstperspectief. Daarvoor is maatwerk nodig: individuele problemen vragen om individuele oplossingen. Het heeft weinig zin om iemand met hoge aflossingsproblemen en huurschuld tot de minima te “rekenen” om hem/haar vervolgens in aanmerking te kunnen brengen voor een bijdrage voor welzijnsactiviteiten. Het heeft ook weinig zin om iemand die géén sociale contacten heeft tot de minima te “rekenen” zodat hij/zij de krant kan gaan lezen. Deze aanpak voorziet niet in structurele oplossingen en biedt dus geen beter toekomstperspectief. 3
Minimabeleid dient zich vandaag de dag te richten op het individuele probleem of het complex van individuele problemen waardoor iemand niet meer mee kan doen. Gezinnen waarin armoede heerst en waar gebrek aan opleiding oorzaak is van duurzame bijstandsafhankelijkheid, moeten geholpen worden met opleiding en duurzame reintegratie, eventueel gecombineerd met intensieve schuldsanering. Gezinnen waar uitsluitend afbetalingsproblemen bestaan, zullen geholpen kunnen worden met schuldhulpverlening waaronder budgetcursussen. Het individuele beleid betekent individuele afwegingen, individuele instrumenten en individuele voorwaarden. Het categoriale beleid dient met name gericht te zijn op voorlichting en preventie: voorkomen dat inwoners in de problemen zullen raken, zorgen dat inwoners de instrumenten kunnen vinden en kunnen gebruiken. We moeten ons daarbij ook doelgroepgericht opstellen: jongeren hebben andere valkuilen en bedreigingen dan ouderen.
Wij zullen ook instrumenten moeten (door)ontwikkelen: waar procedures (al of niet noodzakelijk), te lang duren zullen we tussenoplossingen moeten vinden, bijvoorbeeld d.m.v.voorschotten. Waar schulden niet op korte termijn opgelost kunnen worden zullen we misschien bijzondere bijstand of borgstelling moeten inzetten om toekomstperspectief te bieden. Waar particuliere initiatieven of mogelijkheden van instellingen het perspectief kunnen verbeteren, moeten we niet nalaten ook dergelijke initiatieven en mogelijkheden te stimuleren
Anderzijds mag er ook iets worden gevraagd: Allereerst is de inwoner zélf verantwoordelijk. Hij zal zelf gemotiveerd moeten zijn om zijn eigen problemen te willen oplossen. Hij zal ook moeten aantonen dat hij professionele begeleiding wil accepteren. Hulp op dit gebied mag zeker niet vrijblijvend zijn. Verwacht mag worden van de professionele instellingen dat zij investeren in het bereiken en motiveren van de cliënt Als gemeente zullen wij de inwoners én instellingen moeten faciliteren om het perspectief te verbeteren: met betere informatie, met inkomensondersteunende maatregelen, met stimulering van netwerken, met ondersteuning in probleemsituaties, faciliteren van instellingen etc. Niet te ingewikkeld, niet teveel (nieuwe) regels en procedures, niet teveel instanties.
Daarover gaat deze nota. We beschrijven diverse mogelijkheden en schetsen de toepasbaarheid en de eventuele wenselijke financiële of materiële ondersteuning. Armoedebeleid staat ook provinciaal en landelijk hoog op de agenda. Dit betekent dat er ook vanuit de provincie en het rijk financiële mogelijkheden zijn gegeven. We zullen die zoveel mogelijk inzetten. Ook daarover gaat deze nota: hoe betalen we alle plannen en initiatieven? Armoedebeleid gaat niet alleen over 2008 en 2009. In deze nota gaan we daarom ook in op evaluatie van het beleid en toekomstige ontwikkelingen.
4
Enkele uitgangspunten: Wij accepteren - dat er verschil bestaat in inkomensniveau van inwoners; - dat inkomensbeleid een zaak is van de centrale overheid; - dat inkomensontwikkeling een zaak is van sociale partners; - dat inwoners in beginsel zélf verantwoordelijk zijn voor hun keuzen; Wij accepteren echter niet - dat een beter toekomstperspectief ontbreekt voor inwoners met een minimum inkomen; - dat inwoners in een uitzichtloze positie blijven als zij zélf gemotiveerd zijn hun perspectief te verbeteren; - dat de hulp- en dienstverlening zó versnipperd is dat iedere motivatie om hiervan gebruik te maken hierdoor wordt gefrustreerd; - dat inwoners ons terecht kunnen aanspreken op gebrek aan meedenken en handelen om het perspectief te verbeteren. Wij accepteren met moeite het gegeven dat sommige inwoners niet geholpen willen worden bij de verbetering van hun toekomstperspectief; die inwoners zullen wij proberen te motiveren een andere weg te kiezen zodat uiteindelijk ook voor hen een ander perspectief ontstaat.
5
2 Financiële middelen In de begroting 2008 zijn voor het minimabeleid de volgende middelen opgenomen: - verstrekking van bijzondere bijstand voor kosten, die na behandeling € 185.451 en onderzoek door sociale zaken voor de inwoner naar aard en hoogte niet tot de algemene bestaanskosten worden gekwalificeerd en op basis daarom als incidenteel bijzonder worden aangemerkt; (o.a. warme maaltijdvoorziening) Bijzondere bijstand is alleen mogelijk binnen de werking van de Wet Werk en Bijstand waarbij voor veel ouderen het vermogen een struikelblok vormt om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen; -
kwijtschelding van gemeentelijke heffingen tot 100% van het sociaal minimum, met in achtneming van de vermogensgrenzen van de invorderingswet; (hierbij jaarlijkse aanschrijving van bekende doelgroep, die het jaar daarvoor in aanmerking is gekomen)
€ 82.904
-
uitvoering van WWB taak ten aanzien van de langdurig laag uitkering;
€ 13.000
-
bijdrage voorziening voor bepaalde groepen chronisch zieken met toepassing van ruimere vermogensvrijlating in de vorm van de eigenwoning; (bekende groep van het voorafgaande jaar wordt automatisch aangeschreven)
-
mogelijkheid voor deelname aan een collectieve ziektekostenverzekering, waarbij het voordeel van de premiereductie ten goede komt van de verzekerde.
Totale begroting 2008 inclusief uitvoeringskosten
zie onder eerste gedachtenstreepje
€ 281.355
Schuldhulpverlening Gelet op de landelijke aandacht en ook de groeiende problematiek aan schuldsituaties binnen onze gemeente wordt bij dit onderdeel stilgestaan. Per 1 juni 2003 wordt binnen onze gemeente samengewerkt in een meldpunt schuldhulpverlening met de ketenpartners de Gemeentelijke Kredietbank te Breda en een budgetconsulente van Stichting de Markenlanden. Het contract is gestart met 8 uur inhuur van de budgetconsulente. Door groei van het aantal aanvragen is twee jaar later met ingang van 1 juni 2005 het aantal ingehuurde uren van Stichting de Markenlanden verdubbeld. Inmiddels is per 1 februari 2008 besloten om voor de duur van een jaar het aantal van 12 uren van de budgetconsulent uit te breiden met 8 uur per week tot 20 uur. De tijdelijke uitbreiding is gefinancierd uit de onderbesteding van de bijzondere bijstandsuitgaven 2007, die achterbleven bij de begrote uitgaven. Gelet echter op de toeloop van nieuwe aanvragers blijft er sprake van een wachtlijst schuldhulpverlening. Een wachtlijst is echter gelet op de persoonlijke impact van schulden op het maatschappelijk functioneren van een leefeenheid (dus mogelijk inclusief kinderen) niet tolereerbaar. In bijlage 1 is een overzichtschema gevoegd van het aantal aanvragen vanaf juni 2003. De norm voor het behandelen van schuldhulpverlening is 1,3 dossiers per arbeidsuur. Voor Drimmelen betekent dit dat bij 20 uur inhuur van de budgetconsulent 26 dossiers in behandeling kunnen worden genomen. Gelet op de ontwikkelingen wordt in het kader van het nieuwe armoedebeleid het aantal van 20 uren structureel noodzakelijk geacht. Dit houdt in dat het aantal uren structureel met 8 worden uitgebreid en de kosten van deze uitbreiding komen neer op een uitgave van € 18.000 op jaarbasis.
6
Ter voorbereiding op het nieuwe armoedebeleid heeft gemeente Drimmelen in 2007 deelgenomen aan een Benchmark armoedebeleid 2006. Verderop in dit hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan. Momenteel is vanwege het stellen van prioriteiten, de jaarrekening 2007 van specifiek sociale zaken nog niet gereed. In het hierna volgend overzicht is daarom gekozen voor de uitgaven 2006 omdat deze bekend zijn en onderdeel uitmaken van de Benchmark. De uitgaven aan schuldhulpverlening maken onderdeel uit van de bijzondere bijstandsuitgaven. . Als zodanig maken deze kosten onderdeel uit van de financiële middelen als vermeldt in het bedrag bovenaan op blz. 6. Echter met dien verstande dat daar de begrote uitgaven 2008 staan vermeld en onderstaande bedragen onderdeel uitmaken van het in 2006 aan bijzondere bijstand uitgegeven budget. In 2006 zijn de volgende middelen besteed aan schuldhulpverlening: Voorziening Inhuur van budgetconsulent Uitgaven aan GKB productkosten Bijzondere bijstand voor aflossing en rente van kosten eerste inrichting Kosten rechtbijstand Totaal
uitgaven € 24.105 € 29.076 € 6.198 € 1.100 € 60.479
De kosten van € 60.479, zonder de eigen uitvoeringskosten omdat die niet per productregel in beeld gebracht kunnen worden. Als uitkomst van de Benchmark mogen deze kosten echter met 85% worden verhoogd aan uitvoeringskosten met uitzondering van de uitgaven voor de extern ingehuurde budgetconsulent. Totaal is met de schuldhulpverlening dus een aanzienlijk bedrag gemoeid van € 91.397. Dit bedrag afgezet tegen de raming van de kosten 2008 geeft de noodzaak aan van schuldhulpverlening. De uitgaven 2006 belopen in verhouding tot het beschikbaar budget 2008 een aandeel van ca 50% van de bijzondere bijstandsuitgaven. Op basis van de noodzaak van schuldhulpverlening worden in het kader van het armoedebeleid 2009 het aantal uren inhuur van een budgetconsulent structureel vastgesteld op 20 uur per week.
Preventiebeleid schuldhulpverlening Armoedebeleid heeft de landelijke aandacht. In de periode 2007 t/m 2010 heeft de overheid zich verplicht om een oplopend bedrag tot 80 miljoen in 2010 en volgende jaren aan het gemeentefonds toe te voegen. Naast deze verantwoordelijkheid heeft de overheid in 2006 speciaal aandacht willen schenken aan schuldhulpverlening en heeft daartoe een extra subsidie aan gemeenten verleend. Drimmelen heeft deze subsidie ook aangevraagd en heeft daarmede in het voorjaar 2007 budgetlessen aan de plaatselijke vestiging van het Dongemond college laten verzorgen. In deze lessen is aandacht besteed aan het gevaar van de abonnement,- en/of gesprekskosten van het gebruik van mobiele telefoons, dure kleding en uitgaan in relatie tot de vaak beperkte inkomsten. In het voorjaar van 2007 zijn ook budgetlessen via Stichting De Markenlanden gegeven aan onze inwoners met een bijstandsuitkering van sociale zaken. Vanwege het enthousiasme van deze deelnemersgroep is in het najaar nogmaals getracht om een cursus budgettering te geven aan andere belangstellenden binnen onze gemeente. Deze cursus heeft helaas geen doorgang kunnen vinden wegens gebrek aan belangstelling.
7
Ontwikkelingen armoedebeleid binnen de landelijke politiek Vanuit de maatschappij gaan verschillende signalen naar de landelijke politiek. Een zorgenkind is de toenemende problematiek ten aanzien van armoede en schuldhulpverlening. In 2006 en 2007 is landelijk een sterk groeiend aantal aanvragen om schuldhulp. Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2007 reeds verantwoordelijkheid genomen en vanaf 2008 extra middelen voor armoedebeleid, schuldhulpverlening en handhaving toe te voegen aan het gemeentefonds. De toevoeging loopt in 2011 e.v. jaren landelijk op tot 80 miljoen wat voor onze gemeente een structurele toevoeging betreft van € 50.272. In verband met de landelijke ontwikkeling op het terrein van armoedebeleid is naast de structurele maatregel van de landelijke toevoeging van 80 miljoen, voor de jaren 2008 en 2009 een toezegging gedaan van 40 miljoen op jaarbasis om het minimabeleid binnen de gemeenten beter vorm te geven en bijdragen te verstrekken aan gezinnen met kinderen. Voor onze gemeente betekent dit een toevoeging aan het gemeentefonds van € 19.000 voor 2008 en ditzelfde bedrag voor 2009.
Benchmark armoedebeleid Drimmelen . Ten behoeve van de opzet van de beleidsherziening is deelgenomen aan een Benchmark Armoedebeleid in 2007. Het gaat daarbij om de jaargegevens 2006, die aan de minima zijn verstrekt aan bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke heffingen en schuldhulpverlening. Met nog 7 andere gemeenten van gelijke omvang zijn gegevens uitgewisseld m.b.t. aantallen aanvragen, begrote budgetten en uitgaven op rekeningbasis. Tevens zijn de uitvoeringskosten in beeld gebracht, waarbij veel energie is gestoken om appels met appels te vergelijken, om een zuiver beeld te kunnen geven. Totaal zijn er vier bijeenkomsten geweest inclusief de startbijeenkomst. Drimmelen is iets later op de benchmark ingestoken en heeft de startbijeenkomst niet bijgewoond. Benchmark 2006 Drimmelen is ingedeeld in kring 3 met Duiven, Gemert-Bakel, Heiloo, Echt-Susteren, Zevenaar, samenwerkingsverband Optimisd (o.a. Veghel, Schijndel en St. Michielsgestel) en Uden. Gemeente Uden heeft echter geen gegevens aangeleverd en is niet verschenen op de bijeenkomsten. Binnen deze kring zijn wij een buitenbeentje op het gebied van de uitgaven aan minima per inwoner. In vergelijking met Optimisd geven wij 50% minder uit per inwoner en in het extreemste geval in vergelijking met gemeente Duiven en gemeente Zevenaar, geven wij maar 25% van hun budget per inwoner uit. Gelet op deze gegevens lijkt een herijking van het armoedebeleid binnen onze gemeente meer dan aangewezen. Gelijktijdig betekent deze conclusie ook, dat ons uitgave budget zonder uitvoeringskosten van armoedebeleid 2006 van € 178.015 in principe verdrievoudigd zou moeten worden om in de pas te lopen met het overgrote deel van de kringvertegenwoordigers. Uitbreiden van het armoedebeleid heeft dus tot gevolg dat het budget fors verhoogd dient te worden. Een tweede conclusie is te trekken ten aanzien van de uitvoeringskosten. Door vergelijking van appels en appels is het duidelijk geworden dat de uitvoeringskosten tussen 85 en 100% van de uitgaven voor de minima liggen. M.a.w. voor iedere euro, die aan de doelgroep wordt uitgegeven, dient ook een euro aan uitvoeringskosten te worden opgenomen. Ook in deze vergelijking scoort Drimmelen goed in relatie tot de andere deelnemers en zitten wij aan de
8
onderkant van de uitvoeringskosten. Het betekent evenwel, dat bij een stijging van bijvoorbeeld € 100.000 ten behoeve van de doelgroep er € 85.000 aan uitvoeringskosten moet worden meegerekend.
Situatie van Drimmelen Drimmelen is binnen de benchmark met het lage uitkeringsbedrag per inwoner een uitzondering. Een verklaring kan voor een deel gevonden worden op basis van onze typering bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Drimmelen is een gemeente met een sociaal economische sterke structuur. Dat kenmerkt zich o.a. in een zeer laag percentage uitkeringsgerechtigde van sociale zaken. Ten aanzien van de inkomensopbouw van de minima onderscheidt Drimmelen zich minder sterk ten opzichte van de kring gemeenten. Dit lijkt tegengesteld aan het kenmerk sociaal economisch sterke gemeente. Vermoedelijk wordt de conclusie van sociaal economisch sterke gemeente gebaseerd op het aantal uitkeringsgerechtigden WWB. Tevens kan meespelen dat Drimmelen weliswaar eenzelfde inkomensopbouw heeft als onze vergelijkbare kringgemeenten, maar ten aanzien van het eigen woning bezit wij hoog scoren. Hoewel dit niet tot de benchmark gegevens behoort leert uitvraag bij de andere deelnemers dat 75% eigen woning bezit erg hoog is. De verklaring hierbij is dat de inwoner met een laag inkomen is geregistreerd, maar het feit dat hij in zijn arbeidzame leven toch mogelijkheden heeft gezien om vermogen op te bouwen in de vorm van eigen woning bezit. Bijvoorbeeld geldt dit voor zelfstandigen, die geen pensioenvoorzieningen hebben opgebouwd en bijvoorbeeld alleen ouderdomspensioen ontvangen van de SVB. Een andere mogelijkheid kan zijn een inwoner met een laag inkomen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering met een eigen woning, waarbij de partner een zelfstandig inkomen heeft, maar waarbij geen huwelijk of samenlevingscontract is geregistreerd.
9
3 Gemeentelijk aanpak op diverse sporen In het afgelopen jaar zijn diverse ideeën en suggesties de revue gepasseerd; niet alleen in onze gemeente, maar ook in andere gemeenten, bij provincies en bij het rijk. Op die suggesties, ideeën en mogelijkheden gaan we in dit hoofdstuk zoveel mogelijk in. We zullen per “oplossing” beschrijven of en hoe die bijdraagt aan verbetering van het perspectief en welke kosten daaraan zijn verbonden. Per onderdeel zullen wij ook voorstellen doen. Samenvattend staan hieronder de verschillende voorstellen. Er zijn echter ook ontwikkelingen waarover wij u graag informeren, bijvoorbeeld over de eenmalige uitvraag van klantgegevens en de samenwerking met ketenpartners. Daarom bevelen wij aan, hoewel wij ons realiseren dat dit enige extra tijd kost, om ook de paragrafen hierna te lezen.
3-a Samenvatting gemeentelijke aanpak: Bijzondere bijstand Wij stellen voor om actief voorlichting te geven over de mogelijkheden van bijzondere bijstand en andere inkomensondersteunende voorzieningen. Wij stellen voor om, naast de invoering van het digitaal klantdossier, actief de mogelijkheden van bestandsvergelijking te onderzoeken en het niet-gebruik te beperken. Voorschotverstrekking Op basis van artikel 52 van de WWB is de gemeente verplicht een voorschot te verstrekken indien niet binnen 28 dagen op een aanvraag is beslist. Deze verplichting geldt alleen als de aanvrager alle van belang zijnde gegevens tijdig heeft ingeleverd. Los van deze wettelijk vastgelegde verplichting is het denkbaar dat er accuraat op financiële calamiteiten gereageerd moet kunnen worden en in die zin kan in het armoedebeleid meer als in het verleden actiever worden omgegaan met voorschotverstrekking. Het betreft een voorschotverstrekking waarbij achteraf de rechtmatigheid beoordeeld wordt. Dit houdt tevens het risico in van terugvordering of verhaal op de aanvrager wegens onterechte verstrekking. Stichting Leergeld “Stichting Leergeld ijvert voor het voorkómen dat schoolgaande kinderen uit minimagezinnen ten gevolge van armoede niet kunnen deelnemen aan het sociaal maatschappelijke leven op en rond de school. Als zij niet kunnen deelnemen dreigt voor hen sociale uitsluiting. En dat is slecht voor de betrokken kinderen en slecht voor de samenleving.” Met deze zin opent de voorlichtingsbrochure die de gemeente medio 2006 van de landelijke stichting heeft ontvangen. Jeugd Sport Fonds Dit fonds spruit voort uit een landelijk netwerk en wordt provinciaal ondersteund. De doelstelling van het fonds is dat elk kind in Brabant moet kunnen sporten. Het sportfonds investeert in sportmateriaal- en lidmaatschappen tot een bedrag van maximaal € 225,- per jaar. Lesmaterialen onderwijs budgettering Het is de bedoeling om hier een brug te slaan tussen de Wmo en armoedebeleid. Prestatieveld 2 van de Wmo bepaalt; Het bieden van preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden en armoedebeleid. Armoedebeleid is niet bedoeld om te dweilen met de kraan open en in die zin zijn preventieve maatregelen, die bijdragen om latere aanspraken op voorzieningen te voorkomen, aanbevelingswaardig.
10
Schuldhulpverlening Het belang van schuldhulpverlening is onder hoofdstuk 2 met betrekking tot financiële kaders reeds in beeld gebracht. Met betrekking tot de oorzaken en gevolgen van het hebben van schulden wordt hierna verder op ingegaan. Drimmelenpas Bij de vaststelling armoedebeleid 2006 is even stilgestaan bij de invoering van een Drimmelenpas voor de minima en ouderen om participatie te bevorderen. Verderop in deze nota wordt hierop ingegaan en in bijlage 2 is aangegeven wat de ingeschatte financiële gevolgen zijn van de invoering van deze pas. Voedselbank Gemeente Drimmelen heeft zelf geen voedselbank. Het is echter bekend dat een aantal van onze inwoners gebruik maken van de mogelijkheden van de voedselbank van Oosterhout. In principe is een voedselbank bedoeld voor korte crisisperiode, dat bijvoorbeeld de gebruiker kortstondig even zonder inkomen zit en er geen reserves zijn om deze periode op te vangen. Kortstondig omdat de Wet Werk en Bijstand voorziet in het aanbieden van inkomensondersteuning d.m.v. een uitkering en deze uitkering voldoende ruimte biedt (moet bieden) voor de aankoop van levensmiddelen.
11
3-b Inhoudelijke uitwerking gemeentelijke aanpak Bijzondere bijstand Bijstand is het “sluitstuk” van onze sociale zekerheid. Uitgangspunt is dat met algemene bijstand in de algemene bestaanskosten is voorzien. Met bijzondere bijstand kan worden voorzien in bijzondere bestaanskosten. Artikel 35 lid 1 van de Wet werk en bijstand bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover - hij/zij/het niet beschikt over de middelen om te voorzien - in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, - én deze kosten - naar het oordeel van het college - niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidtoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De term “uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten” speelt hier een cruciale rol. Die bijzondere omstandigheden kunnen immers van alles zijn: het hebben van slechte ogen is niet algemeen, dus de kosten van een bril zijn bijzonder en komen in beginsel voor bijstandverlening in aanmerking. Een noodzakelijke verhuizing i.v.m. een echtscheiding is niet algemeen, dus noodzakelijke herinrichtingskosten kunnen soms voor bijstandverlening in aanmerking komen. Er moet echter ook steeds voldaan worden aan de andere criteria: zijn er zogenaamde “voorliggende voorzieningen” dan moeten die eerst worden aangesproken. Indien de zorgverzekering de noodzakelijke bril vergoedt, dan is dus geen bijzondere bijstand mogelijk; als voor de herinrichting zonder bezwaar een lening kan worden afgesloten, dan kan dat een voorliggende voorziening zijn. De Wet Werk en Bijstand (WWB) is het sluitstuk van onze sociale voorzieningen. Er zijn ook andere beperkingen: als iemand kan voorzien dat de kosten op termijn gemaakt moeten worden, dan wordt verwacht dat hij/zij voor die kosten reserveert. En iemand die onverantwoorde en niet noodzakelijke kosten maakt, en daardoor geen geld overhoudt voor wél noodzakelijke kosten, moet die onverantwoorde handelingen niet afschuiven op de gemeenschap.Iedereen is in beginsel immers zélf verantwoordelijk voor zijn/haar voorziening in de bestaanskosten. Tóch is het belangrijk de mogelijkheden van bijzondere bijstand uitdrukkelijk voorop te stellen in het armoedebeleid: in de formulering van bijzondere bijstand ligt immers besloten dat “noodzakelijke” kosten voor bijstandverlening in aanmerking komen. Er is in beginsel geen speciaal fonds nodig voor kosten, die naar aard en noodzakelijkheid voor de aanvrager deze kosten bijzonder maken. Het is aan de gemeente om deze noodzakelijke herinrichtingskosten, de noodzakelijke reïntegratiekosten, de noodzakelijke medische kosten , etc. etc. te beoordelen en daar vergoedingen voor te verstrekken. Bijzondere bijstand past uitstekend binnen de gekozen uitgangspunten. Het biedt uitgelezen mogelijkheden om op individuele basis tegemoet te komen aan noodzakelijke kosten, rekening te houden met individuele mogelijkheden en omstandigheden en aan de toekenning passende voorwaarden te verbinden. We moeten dan wel de durf hebben om de noodzakelijkheid in het individuele geval af te wegen en te motiveren.
12
Er zijn echter obstakels: 1. Sommige mensen kennen nog steeds de bijzondere bijstand niet; 2. Sommige mensen willen gewoon geen diepgravend onderzoek naar de noodzakelijkheid van de kosten, naar hun inkomens- en spaargeldpositie, en schuiven het probleem vooruit of zoeken andere oplossingen; 3. Soms duurt de procedure i.v.m. het onderzoek te lang en vergt de nood een directe oplossing. We kunnen aan 1 en 2 iets doen door actief te blijven voorlichten. Voorlichting over de mogelijkheid en voorlichting om van de mogelijkheid ook gebruik te maken als dat nodig is. Daarvoor is onder andere het boekje geschreven “er is meer geregeld dan u denkt” Ook voorlichting die is gericht op voorkoming (preventie) van de bijstandsafhankelijkheid zélf heeft onze aandacht. Door risicosituaties te zoeken, waar mogelijk door bestandsvergelijkingen toe te passen, kunnen wij de doelgroep actief voorlichten. Voor de risicogroepen die niet in bestanden voorkomen, kunnen wij algemene voorlichtingscampagnes organiseren. . Voor gedetailleerde voorlichting met betrekking tot armoede is een “sociale kaart” een goed hulpmiddel. Binnen de Wmo wordt nu initiatieven genomen om een sociale kaart te ontwikkelen. Door een sociale kaart kunnen instellingen en ook inwoners van Drimmelen informatie krijgen over de mogelijkheden van instellingen binnen de Gemeente Drimmelen. Momenteel wordt via het loket van afdeling Publiekszaken actief voorlichting aangeboden.
Actieve voorlichting zal het niet-gebruik verminderen en de gemeentelijke uitgaven zullen hierdoor toenemen. Al eerder is geconstateerd dat uitgaven bijzondere bijstand minder waren dan de begrote kosten. De kosten van bijzondere bijstand komen volledig voor rekening van de gemeente. Weliswaar wordt de gemeente hierin door het rijk via het gemeentefonds gedeeltelijk tegemoet gekomen, maar die tegemoetkoming is niet geoormerkt en zeker niet volledig. De kosten bijzondere bijstand kunnen uitstekend via de jaarrekening en uitvoeringsverslagen worden gevolgd. In principe werken wij al sedert de uitvoering van de Nota Minimabeleid 2004 via deze constructie en bestaat niet de verwachting dat de bijzondere bijstandsuitgaven voor de “traditionele” bijzondere bijstandsuitgaven zullen stijgen. Met actieve voorlichting in de vorm van folders, contacten onderhouden binnen de keten met instellingen zoals Stiching Leergeld, de Voedselbank ed. en het door ontwikkelen van beleid en dit bespreken met de cliëntparticipatie van de betreffende doelgroep, zijn uitvoeringskosten gemoeid. Deze kosten worden ingeschat op 8 uur per week, te vermeerderen met de drukkosten van folders. De directe en indirecte loonkosten worden ingeschat op € 11.100,- exclusief de kosten van overhead. Inclusief een bedrag voor drukwerken wordt voorgesteld een bedrag van € 20.000,= per jaar beschikbaar te stellen. Concreet is er nog één stap te maken die kan bijdragen aan vermindering van het niet gebruik, namelijk waar mogelijk de bestanden van belastingdienst en uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid vergelijken en daar actief beleid op te ontwikkelen. De invoering van het digitaal klantdossier draagt hieraan bij.
Wij stellen voor om actief voorlichting te geven over de mogelijkheden van bijzondere bijstand en andere inkomensondersteunende voorzieningen;
13
Voorschotverstrekking In een vorige paragraaf is geconstateerd dat bijzondere bijstand nagenoeg altijd een oplossing biedt voor noodzakelijke kosten. Maar wat als de noodzakelijkheid nog nader onderzocht moet worden of als nog niet duidelijk is of de betrokkene zélf in deze kosten kan (of had kunnen) voorzien? En wat te doen als blijkt dat het “onverantwoord” handelen van de betrokkene oorzaak is van de bijstandsafhankelijkheid en er desondanks tóch een oplossing wenselijk is? En wat te doen als op vrijdagmiddag een noodsituatie voordoet waarbij een oplossing noodzakelijk is, en het onderzoek nog helemaal moet starten? Buiten kijf staat dat de gemeente zorgvuldig onderzoek moet doen en de belangen zorgvuldig moet afwegen alvorens een beschikking, óók voor bijzondere bijstand, af te geven. Een beschikking dient te allen tijde rechtmatig te zijn en bovendien kan van een beschikking precedentwerking uitgaan: zeker waar individuele en bijzondere omstandigheden spelen. Daarom dient de beschikking altijd naar de omstandigheden herleid te kunnen worden. Een zorgvuldig onderzoek en een zorgvuldige belangenafweging staan echter haaks op het snel reageren in een noodsituatie. En soms willen we iemand, ondanks eventueel eerder onverantwoord handelen, tóch weer toekomstperspectief bieden. Snel handelen kan dan een vereiste zijn. In die gevallen kan een voorschotverstrekking uitkomst bieden, mits de mogelijkheden van de voorschotverstrekking niet door allerlei regels worden dichtgetimmerd en er zodoende tóch het doel van een “onvoorwaardelijke” verstrekking wordt tegen gegaan. Voorschotverstrekking dient dus regelluw te zijn, snel reageren op noodsituaties. Verstrekkingen dienen dan ook met “gezond verstand” beoordeeld en gemotiveerd te kunnen worden. Voorschotverstrekking heeft naar ons idee 2 functies: 1. directe financiële nood opheffen; 2. voorziening in uitzonderlijke situaties waar bijzondere bijstand (nog) geen oplossing biedt. ad 1. Ervan uitgaande dat met bijzondere bijstand altijd een voorziening voor noodzakelijke kosten mogelijk is, blijft de functie beperkt tot een snelle voorschotverstrekking om de nood te ledigen. De beoordeling op het recht op bijstand kan altijd nadien nog plaatsvinden. Een wezenlijk verschil met de reguliere aanvraag voor bijzondere bijstand en de voorschotverstrekking is, dat het risico voor een mogelijke onrechtmatige verstrekking bij de gemeente ligt. De beoordeling van de aanvraag vindt achteraf plaats. Wij zijn van mening dat die beoordeling ook plaats díent te vinden: het kan niet de bedoeling zijn om gemeenschapsgelden willekeurig in te zetten en de rechtmatigheid en doelmatigheid niet nader te onderzoeken. Ook over de voorschotverstrekkingen moet dus uiteindelijk verantwoording worden afgelegd. Wij gaan ervan uit dat een beroep op een voorschot wordt ingegeven door bijzondere kosten of bijzondere omstandigheden waardoor (nog) niet in de kosten is voorzien en dat in de gegeven situatie direct een oplossing noodzakelijk is. Onder het verzoek liggen motieven die ook een bijstandaanvraag (bijzonder of algemeen) billijken, maar voor het onderzoek naar het recht op bijstand is, gelet op de situatie, onvoldoende tijd. De indicatie voor een voorschot ligt hier vooral in het tijdsaspect: er is nú een probleem dat nú moet worden opgelost. Ad 2 Soms staan de formele regels bijstandverlening in de weg. Bijvoorbeeld als de betrokkene in het verleden onverantwoorde uitgaven heeft gedaan en niet heeft gereserveerd voor te
14
verwachten noodzakelijke bijzondere kosten. In een dergelijke situatie is bijstandverlening in zijn algemeenheid ongewenst en het zou ongewenste effecten oproepen als deze situaties worden gestimuleerd door de ontstane situatie later met bijzondere bijstand op te lossen. Als het gaat om écht bijzondere kosten, bij wijze van spreken “op leven en dood”, dan zou een dergelijke afweging mogelijk toch tot bijstand kunnen leiden, maar dan nog zou ook daar weer precedentscheppende werking vanuit kunnen gaan. Anderzijds willen we blijven werken aan toekomstperspectief van onze inwoners, en willen we de wegen naar een beter perspectief, ondanks wat mogelijk in het verleden gebeurd is, niet afsluiten. Ook hier zou een regelluwe voorschotverstrekking een oplossing kunnen betekenen.
Drimmelen maakt zich sterk om in calamiteitsituaties snel d.m.v. inzet van voorschotten aan leenbijstand noodsituaties op te heffen. De uitvoering is regelluw; wel wordt er voor gewaakt dat uitvoering van de voorschotregeling ingezette processen niet te niet doet.
15
Stichting Leergeld “In Nederland leven tussen de 400.000-600.000 schoolgaande kinderen op of onder de armoedegrens. Afhankelijk van de gezinssamenstelling van de gezinnen waartoe deze kinderen behoren, betekent dit een structureel tekort van netto €50 tot € 200 per maand. Eenieder begrijpt dat het meedoen aan schoolse en buitenschoolse activiteiten met leeftijdsgenootjes dan moeilijk ligt. Schoolgaande kinderen -in de greep van de armoede- kunnen niet of weinig meedoen met een schoolkamp, een werkweek, excursies, sportclubs of kunstzinnige vorming. Zelfs studieboeken, schoolmaterialen en ouderbijdragen vormen een steeds groter probleem. Meedoen vergroot de horizon van kinderen: zij maken sociale contacten, leren iets voor een ander over te hebben, leren teamgeest, zich te handhaven in een groep, leren om te gaan met winnen en verliezen. Als kinderen dit soort dingen niet leren maar worden buitengesloten, komen niet alleen zij ernstig tekort maar zal de maatschappij daar later duur "leergeld" voor betalen. Om aan deze toestand wat te doen is de Stichting Leergeld opgericht. Functionerend als laatste vangnet voor ouders die onvoldoende middelen hebben om de ontwikkeling van hun kind(eren) te bekostigen of te voorfinancieren. Doelstelling van de stichting: Voor schoolgaande kinderen - die om financiële redenen niet met leeftijdsgenoten kunnen meedoen aan schoolse en buitenschoolse activiteiten - de financiële belemmering te helpen oplossen, die meedoen in de weg staat en wel op zodanige wijze dat de dreiging van sociaal isolement/uitsluiting wordt verminderd dan wel wordt voorkomen. Werkwijze en strategie van de stichting: • Door als laatste vangnet te fungeren, met snelle maatregelen, waarbij de probleemoplossing voor het kind centraal staat en niet de regels. Dus snelle, praktische, directe hulp, waarbij voorlichting en/of bemiddeling naar voorliggende (overheids-) voorzieningen voorafgaat aan eventuele aanvullende materiële of financiële hulp door Leergeld. • Door van Leergeld middels schaalvergroting een landelijke organisatie te maken van aaneengesloten lokale stichtingen, zodat meer kinderen kunnen meedoen. • Door als landelijke organisatie toegang te krijgen tot schaalvergroting van financiële middelen. • Door het vertegenwoordigen van een aanzienlijke doelgroep middels een signaleringsfunctie naar de overheid aandacht vragen om het probleem van tekortschietende voorzieningen en/of wetgeving structureel op te lossen. Dit zowel op lokaal alsook op nationaal niveau. . Wij onderschrijven de doelstellingen van Leergeld van harte. Leergeld is een welkome aanvulling op het gemeentelijke minimabeleid. Belangrijk uitgangspunt is dat de kinderen niet de dupe mogen worden van de armoede van hun ouders. Stichting Leergeld wordt gefinancierd door fondswerving onder bedrijven en particulieren. Daarmee kan echter niet tot een sluitende exploitatie gekomen worden. In haar brief van 15 maart 2008 vraagt zij om bij de inzet van de extra middelen voor armoedebestrijding de doelstellingen van de Stichting te betrekken. Stichting Leergeld wil graag in gesprek komen met het gemeentebestuur om via samenwerking prestatieveld 2 van de Wmo ten aanzien van problematiek met de opvoeding van kwetsbare groepen in combinatie met een effectief armoedebeleid te combineren. Wij stellen voor een subsidie beschikbaar te stellen voor stichting Leergeld Oosterhout van maximaal € 10.000,- per jaar; dit bedrag voor € 7.500,- als voorschot beschikbaar te stellen en het restant beschikbaar te stellen na overlegging van de jaarrekening of zoveel 16
eerder als de rechtmatigheid kan worden vastgesteld. Op basis van de landelijke ontwikkeling en beschikbaarstelling van een bedrag van € 19.000,- voor armoedebestrijding en participatie bevordering van jonge gezinnen, wordt in de voorjaarsnota voorgesteld deze middelen voor 2008 en 2009 te oormerken voor het armoedebeleid. Ten laste van deze middelen kan dan ten behoeve van het schooljaar 2008-2009 in augustus 2008 een subsidie beschikbaar worden gesteld van € 7.500,- en voor de jaren daarna € 10.000,-, via het systeem voorschot van € 7.500,- en het restant beschikbaar stellen na overlegging van de afrekening. Stichting Leergeld verplicht zich om alle verworven middelen uit gemeente Drimmelen als optelsom van de gemeentelijke subsidie aangevuld met particuliere fondsen, in te zetten voor de doelgroep jonge gezinnen in onze gemeente en daar verantwoording over af te leggen. Eventueel niet bestede middelen worden daarbij overgenomen naar het volgende boekjaar. Voor de jaren ingaande 2010 zal dit onderdeel van het armoedebeleid ten laste komen van de algemene middelen en onderdeel uitmaken van de gemeentelijke begroting. Via de begrotingsbehandeling voor 2009 zal deze verplichting in de meerjarenbegroting worden voorgesteld. Wij stellen voor een subsidie beschikbaar te stellen voor stichting Leergeld Oosterhout van € 10.000,- per jaar; dit bedrag voor € 7.500,- als voorschot beschikbaar te stellen en het restant beschikbaar te stellen na overlegging van de jaarrekening of zoveel eerder als de rechtmatigheid kan worden vastgesteld.
17
Jeugd sport fonds (JSF) Sport wordt ook binnen de Wmo als zeer belangrijk gezien voor enerzijds de gezondheid van onze ingezetenen maar anderzijds ook als participatie middel bij uitstek binnen onze samenleving. Door te werken aan een gezond lichaam wordt tevens het effect bereikt dat het kind zich beter voelt en dat heeft weer invloed op de prestaties van het kind. Tevens bevordert het de contacten van het kind met de ouders en leert het waardering op te brengen voor belangeloze inzet in sportclubs, om het participeren van anderen ook mogelijk te maken. De provinciale organisatie van JSF werkt samen met Stichting Leergeld in Oosterhout. De samenwerking houdt daar in dat de aanvragen voor sportvoorzieningen van kinderen uit de doelgroep aangemeld worden bij Stichting Leergeld, die de aanvraag doorsturen naar JSF. Stichting Leergeld kan op basis van de eigen uitgangspunten mogelijk een aanvulling geven op het bedrag van JSF omdat het kind toevallig meerkosten moet maken omdat het gekozen heeft voor een toevallig iets duurdere sportactiviteit, die wel goed bij het kind past. JSF vraagt voor het initiatief wel subsidie/kostenvergoeding aan de gemeente en heeft dit op basis van kinderaantallen in Drimmelen in relatie tot CBS inkomensgegevens becijferd op deelname van 35 kinderen. JSF geeft verplicht zich tot verdubbeling van iedere Euro, die zij aan subsidie ontvangen. Als kosten worden berekend € 250,- per deelnemend kind. De opslag van € 25,- per kind is een tegemoetkoming in de organisatiekosten van JSF. In principe wordt voor de helft van deze kosten subsidie gevraagd, omdat zij zelf via fondsverwerving de overige 50% van de kosten financieren. Voor 2008 en 2009 kunnen de benodigde kosten ten laste gebracht worden van de Aboutaleb middelen om armoede te bestrijden van arme gezinnen, waarvoor beide jaren € 19.000 aan het gemeentefonds wordt toegevoegd. In de jaren daarna komen deze kosten voor rekening van de algemene middelen.
Drimmelen heeft het beleidsvoornemen dat alle kinderen uit onze gemeente moeten kunnen sporten en stelt daartoe een subsidie beschikbaar aan het provinciale Jeugd Sport fonds van 50% van de kosten per deelnemend kind van € 250,- per jaar met een limiet van € 5.000,- per jaar.
18
Lesmateriaal voor schoolgaande jeugd Uit diverse onderzoeken blijkt dat er ook onder de jeugd in toenemende mate problemen zijn in het omgaan met geld. Steeds meer jongeren hebben schulden. Sterker nog: een deel van de tien- tot twaalfjarigen leent al geld. Onderzoek van het Nibud laat zien dat mensen die in hun jeugd hebben leren omgaan met geld, dat later ook goed blijken te kunnen. Jong geleerd is oud gedaan. Voor de jeugd heeft het Nibud divers materiaal ter beschikking. Een van die materialen is de zogenaamde “Geldkoffer”. Deze Geldkoffer biedt de leerkracht in het basisonderwijs (groep 6,7 of 8) lesmateriaal voor “het leren omgaan met geld”. Deze Geldkoffer is te gebruiken voor de vakken rekenen, maatschappelijke vorming, geschiedenis en tekenen/beeldende vorming. De koffer bevat een basismodule over omgaan met geld met kasboekjes die ingaan op de begrippen: huishoudboekje en zakgeld. Verder zijn er drie verdiepingsmodules en is er een leuk bordspel te spelen. Wij denken dat dit instrument nuttig kan zijn om de jeugd al in een vroeg stadium voor te lichten over de risico’s van ondoordacht omgaan met geld. De kosten zijn relatief gering. Wij stellen dan ook voor om hiervoor budget vrij te maken. Indien uw raad hiermee instemt, worden alle scholen binnenkort schriftelijk benaderd met het verzoek hun belangstelling kenbaar te maken. Landelijk is er een voorbeeld te raadplegen van het Cöordinatiepunt Opvoeding in een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Harderwijk, Ermelo en Putten. Daar kan de “geldkoffer” worden geleend van de GGD voor de duur van 4 weken. Verdere uitwerking van deze nota houdt in het benaderen van de scholen en de GGD om te bezien op welke wijze de samenwerking vorm gegeven kan worden. Voorgesteld wordt om jaarlijks een budget beschikbaar te stellen van € 1.500,-. In het voorjaar van 2007 zijn via een intermediair budgetlessen gegeven aan een leerjaar van het Dongemond College te Made. Deze cursus is positief door de schoolleiding en de Markenlanden ervaren. Indien deze bewustzijn cursus in de toekomst opnieuw aangeboden wordt, kan een aanbeveling zijn om na afloop van de cursus een enquête te houden onder de kinderen op de toepasbaarheid van de cursus in hun op dat moment beleefde persoonlijke financiële huishouding. De jeugd is mogelijk niet zo te porren voor het invullen van een tevredenheidsonderzoekje, maar het is aan de cursusleiders om daar een uitdaging/beloning in te leggen, zodat er toch een redelijke respons komt. De cursus van 2007 heeft een bedrag gekost van ongeveer € 3.500,-.
Wij stellen voor jaarlijks € 5.000,- beschikbaar te stellen voor budgetteringsonderwijs op basis- en voortgezet onderwijs. Schuldhulpverlening
19
Schuldhulpverlening Belangrijke oorzaak van de armoedeproblematiek schuilt in de schuldsituaties. Schuldhulpverlening is daarom wellicht één van de belangrijkste ondersteuningsactiviteiten en daarom van belang bij het Armoedebeleid. Als iemand slechts beschikt over een klein besteedbaar inkomen bestaat er al gauw een risico dat ergens een schuld ontstaat. Een afrekening van het energiebedrijf of de (mobiele) telefoonaanbieder kan dan al oorzaak zijn van een beginnend schuldprobleem. Er is niet altijd sprake van verwijtbaar gedrag. Er zijn echter ook situaties dat juist verwijtbaar gedrag oorzaak is van de schulden: de aanschaf van niet noodzakelijke goederen in de wetenschap dat daarvoor onvoldoende middelen beschikbaar zijn is verwijtbaar. Tussen niet verwijtbare en verwijtbare schuldsituaties zit een groot scala aan varianten, zoals ook de hoogte van schuldsituaties gevarieerd is. Schulden hebben echter één ding gemeen: zij beperken het toekomstperspectief van de betrokkene in ernstige mate. Een uitzichtloze schuldsituatie maakt de betrokkenen vaak labiel: werken loont niet, want door loonbeslag worden de bestedingsmogelijkheden nog meer beperkt. Betalen van rekeningen heeft geen zin meer, want de schuldsituatie is tóch uitzichtloos. Ons beleid dient zich te richten op 2 sporen: • de preventie, inhoudende dat we actief waarschuwen voor de valkuilen en risico’s. Dat doen we door een actieve campagne en door individuele voorlichtingsgesprekken. Dat doen overigens ook andere partners zoals Buro Sociaal Raadslieden, maatschappelijk werk Markenlanden etc. Onder preventie verstaan wij ook het aanbieden van budgetteringscursussen en subsidiëren van lesmaterialen voor het onderwijs. • schuldhulpverlening, inhoudende ondersteuning bij het oplossen van de schulden doormiddel van schuldbemiddeling, schuldregeling en schuldsanering. Schuldhulpverlening vereist grote professionaliteit: de diversiteit aan mogelijke situaties en betrokken personen, inzicht in de oplossingsmogelijkheden, kennis van en inzicht van het gedrag van financiële instellingen, postorderbedrijven, wetgeving, vaardigheden in communicatie en conflicthantering en de afbreukrisico’s noodzaken tot de inzet van een gespecialiseerde hulpverlener. In Drimmelen is de schuldhulpverlening goed georganiseerd middels een samenwerkingsverband tussen maatschappelijk werk Markenlanden, de Gemeentelijke Kredietbank en de gemeente. Overigens is schuldhulpverlening niet altijd vrijblijvend: motivatie van de betrokkene om uit de problemen te komen is een noodzakelijke basisvoorwaarde. Soms moet die motivatie geprikkeld worden. Schuldhulpverlening kan niet los gezien worden van het zorg- en doelmatigheidsbeleid: uiteindelijk moet de hulpverlening gericht zijn op verbetering van het perspectief van de betrokkene. Wij stellen voor de samenwerking tussen Stichting De Markenlanden, de Gemeentelijke Kredietbank Breda en de gemeente te continueren. De samenwerking met de budgetconsulent van Stichting de Markenlanden kan alleen op een verantwoorde wijze worden gecontinueerd indien het aantal uren conform de onderbouwing in hoofdstuk 2 wordt vastgesteld op 20 uur per week. (inclusief structurele uitbreiding van 8 uur per week)
20
Drimmelen-pas In de afgelopen jaren is regelmatig de invoering van een “Drimmelen-pas” genoemd als oplossingsrichting. Door Drimmelense minima een pas te geven kan bevorderd worden dat instellingen en voorzieningen gemakkelijker bereikt worden zonder steeds opnieuw inkomensonderzoek te hoeven doen. Een sympathiek idee, waarvan de waarde vooral is gelegen in het feit dat minima niet steeds opnieuw overal hoeven aan te tonen dat het inkomen laag is. Ervan uitgaande dat verschillende instellingen en bedrijven hiertoe bereid zullen zijn, zou de toegangsprijs of kostprijs van producten verminderd kunnen worden voor de inwoners die een dergelijke pas bezitten. De uitgifte van een pas kan op basis van de bij de gemeente aanwezige gegevens vrij eenvoudig plaatsvinden. Wél dient rekening gehouden te worden met het feit dat tenminste jaarlijks een nieuwe pas afgegeven moet worden; gewijzigde financiële- en gezinssituaties en verhuizingen betekenen dat het bestand van rechthebbenden op een pas vrij dynamisch is. Anderzijds heeft de invoering van een dergelijk pas een stigmatiserende werking. Mensen die tot de doelgroep behoren lopen niet graag te koop met een “bewijs van minimale inkomsten”. Anders dan in een stad, waar de privé omstandigheden van een individu of gezin gemakkelijker oplossen in de massa van de anonimiteit, ligt de sociale controle en herkenbaarheid in het sociaal-culturele leven verweven. Daar waar het in een stad een stadspas gezien wordt om optimaler te kunnen deelnemen aan participerende activiteiten, dient het gevaar onderkend te worden dat in een dorp een participatiepas stigmatiserend kan werken en mogelijk averechts kan werken omdat de rechthebbende niet binnen de brede gemeenschap bekend wil zijn als iemand met een laag inkomen. In die zin is terughoudend gebruik van met name ouderen te verwachten. Bovendien draagt ook een Drimmelen-pas bij aan de armoedeval. Hoe je er ook tegenaan kijkt, het is een vorm van inkomensondersteuning, die het mogelijk maakt om binnen onze samenleving meer te participeren. Indien gebruik wordt gemaakt van een participatie pas, waar deze natuurlijk ook voor is bedoeld, dan kunnen gerechtigden een kosten / baten analyse kunnen overwegen, wat zij allemaal kwijtraken als zij een inkomen gaan verwerven net boven het sociaal minimum. Bezitters van een dergelijke pas zouden wellicht in de voordelen aanleiding kunnen zien om vooral bij de doelgroep te willen blijven. Indien er een politiek draagvlak is voor het invoeren van een Drimmelen-pas, dient de benodigde financiële ruimte wel te worden gereserveerd. Omdat dit ondersteuningsmiddel in dit stadium nog te weinig is uitgewerkt, wordt in deze nota nog geen voorstel geformuleerd. Aangezien de gemeente met een aantal instellingen een subsidierelatie onderhoud, zal eerst overlegd moeten worden over de voorwaarden en financiële inbedding. Hierbij is denkbaar dat het tot een deling van de kosten komt. Om toch enig inzicht te geven in de mogelijke kosten van een Drimmelen-pas is bijlage 2 toegevoegd.
Wij stellen voor de deelnamebereidheid van het bedrijfsleven en instellingen aan Drimmelenpas in beeld te brengen.
21
Voedselbank Oosterhout In Nederland moet er vanuit gegaan kunnen worden dat een uitkering voldoende garantie geeft tot het kunnen aankopen van voedsel. Er zijn omstandigheden denkbaar dat een inwoner van onze gemeente tijdelijk in de problemen zit en gebruik maakt van de voorziening, die de voedselbank in Oosterhout biedt. De voedselbank zoekt sponsors om de aankoop van goederen te kunnen financieren. Uit de overtuiging dat voedselhulp in uitzonderingssituaties noodzakelijk is en dan voor een kortstondige periode een uitkomst kan bieden, is inzet van gemeenschapsgeld niet direct noodzakelijk. Het initiatief van de voedselbank wordt echter wel gewaardeerd in de kortstondige noodsituaties waar ook onze inwoners in kunnen komen te verkeren. In die zin is het toekennen van een gelimiteerd bedrag van € 1.500,- op jaarbasis een erkenning van goed particulier initiatief, waarin onze gemeente een kleine bijdrage ter ondersteuning wenst in te zetten.
Het particulier initiatief tot voedselhulp in onze gemeente in calamiteitsituaties wordt door het gemeentebestuur gewaardeerd. In die zin wordt een waarderingssubsidie toegekend van € 1.500,- op jaarbasis.
22
4 Armoedebeleid in relatie tot wettelijke ontwikkelingen De ontwikkelingen op het terrein van de sociale wetgeving in combinatie met vernieuwingen op het gebied van de communicatie technologie maken het geheel dynamisch. Er worden enkele ontwikkelingen aangegeven, die van invloed zijn op het nieuwe armoedebeleid, maar die ten aanzien van de inhoud van het armoedebeleid geen beperkingen opleveren. • Eenmalige uitvraag cliëntgegevens. Per 1 januari 2008 is deze nieuwe wettelijke bepaling ingevoerd, maar is er sprake van een gefaseerde invoering. De eenmalige uitvraag geldt voor periodieke uitkeringen. Bijzondere bijstand is over het algemeen incidenteel en om die reden gelden de bepalingen van de eenmalige uitvraag nog niet voor deze vorm van uitkering verstrekking. Overigens maakt de gemeente in toenemende mate gebruik van gegevens uit andere registraties binnen het gemeentelijk pakket (bijvoorbeeld onroerende zaakbelasting) en geregistreerde gegevens van andere instellingen (o.a. Suwinet). Bij een intake kan de gemeente dan de gevonden gegevens verifiëren bij de aanvrager, indien deze gegevens zich niet logisch verhouden tot de aanvraag; • Sedert 1-1-2008 is het Digitale Klantdossier operationeel. De komende jaren zal steeds meer toegewerkt worden naar een uitbreiding van de beschikbaar te stellen gegevens en worden meer instanties aan het Digitaal magazijn worden toegevoegd. De cliënt heeft via het DKD toegang tot een relevant deel van zijn geregistreerde gegevens. Indien deze gegevens niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid, dan kan de cliënt de houdende instantie vragen om de gegevens aan te passen. Drimmelen heeft binnen het proces van DKD al verschillende passen gezet en enkele gegevens zijn al inzichtelijk voor onze cliënten. De komende jaren is dit proces in doorontwikkeling. • Op het terrein van de sociale verzekering wordt steeds meer samengewerkt. Een voorbeeld hiervan is de huidige uitbetaling van de huurtoeslag en zorgtoeslag door de belastingdienst. Op het terrein van de Wmo biedt de Sociale Verzekeringsbank aan om de administratie te voeren ten aanzien van het PGB voor hulp bij het huishouden. Dezelfde instantie biedt ook aan om het bestand van ingezetene van vijfenzestig jaar en ouder, die ingevolge de Wet Werk en Bijstand een inkomensaanvulling hebben op de Algemene Ouderdomswet, over te nemen van de gemeente. Het voordeel voor de gemeente is dat de SVB op de voorhand bekend is met de doelgroep, die een inkomenstekort hebben op basis van de AOW en kan deze doelgroep dus bewust benaderen voor een aanvulling op het inkomen. Dit is in het kader van Armoedebestrijding een groot pluspunt, omdat op deze wijze het niet-gebruik van sociale voorzieningen wordt tegengegaan. Het voordeel voor de cliënt is tevens dat zij hun inkomen van één instantie ontvangen en zij dus geen verantwoording meer af hoeven te leggen aan twee instanties. Het voordeel voor beide organisaties is dat de uitvoeringskosten lager worden, doordat geen twee administraties opgezadeld worden met de administratie. Inmiddels hebben burgemeester en wethouders het besluit genomen om het bestand van 65 plussers over te dragen aan de SVB en zal dit in het tweede kwartaal 2008 nader worden uitgewerkt, zodat gestreefd wordt tot daadwerkelijke overdracht per 1 juli 2008. • Het mondiger worden van de burgers en de kennis, die aanvragers kunnen verkrijgen via diverse ondersteunings,- voorlichtingsprogramma’s maken het proces ook dynamischer. Het houdt wel in dat een aanvraag communicatief goed moet worden begeleid en dat het proces van de besluitvorming voor de aanvrager transparant is. Dit houdt in dat de beoordeling van aanvragen, het onderzoek en de rapportage arbeidsintensiever worden. Buiten de websites van ministeries kunnen onze cliënten ook informatie verkrijgen via het Webloket Welzijn, Zorg en sociale zekerheid (www.kennisportal.com)
23
5 Samenvatting en conclusie Het beleid zoals dit is neergelegd in de nota Minimabeleid, die in 2005 van start is gegaan, is aan vernieuwing toe. De samenleving is in ontwikkeling en vanuit particulier initiatief ontstaan goed bruikbare aanpakken, om armoede te bestrijden en participatie te bevorderen. Deze nota volgt de ontwikkelingen en neemt een aantal initiatieven over. Resumerend is voorgesteld: 1) Bijzonder bijstandsbeleid maximaal te individualiseren en conform de wettelijke uitgangspunten te continueren; 2) Ten behoeve van schuldhulpverlening het aantal in te huren uren van de budgetconsulent vast te stellen op 20 uur per week, inclusief de structurele uitbreiding van 8 uur per week en daartoe voor de uitvoeringskosten structureel te verhogen met € 18.000 op jaarbasis; 3) Voor het actief aanbieden van voorlichting ten aanzien van armoedebeleid een uitvoeringsbudget beschikbaar stellen van € 20.000,-; 4) In calamiteitsituaties direct tot voorschot verstrekking over te gaan; 5) Stichting Leergeld een gelimiteerde subsidie beschikbaar stellen van € 10.000,- per jaar; 6) Het Jeugdsportfonds een gelimiteerde subsidie beschikbaar stellen van € 125,- per sportend kind per jaar met een maximum van € 5.000,- per jaar; 7) Aan lesmaterialen ten behoeve van budget onderwijs aan basisscholen en middelbare scholen totaal een bedrag beschikbaar stellen van € 5.000,-; 8) De samenwerking in een meldpunt schuldhulpverlening Drimmelen tussen gemeente, kredietbank Breda en budgetconsulent van Stichting De Markenlanden continueren; 9) De haalbaarheid van het invoeren van een Drimmelen-pas laten onderzoeken door middel van het raadplegen van deelnamebereidheid van bedrijven en instellingen binnen onze gemeente; 10) Stichting de voedselbank een waarderingsubsidie toekennen van € 1.500,- op jaarbasis.
24
Bijlage 1 Overzicht aanvragen meldpunt schuldhulpverlening vanaf 1 juli 2003 maand
beginstand
24-9-2003 12-11-2003 7-1-2004 19-2-2004 31-3-2004 12-5-2004 30-6-2004 28-7-2004 29-9-2004 3-11-2004 15-12-2004
10 10 9 7 10 9 9 13 12 16 18
9-2-2005 16-3-2005 26-5-2005 29-6-2005 21-9-2005 2-11-2005 14-12-2005
toename
afname eindstand Budgettering
trajecten wachtlijst 36 mnd. 10 9 7 7 3 7 2 7 2 7 6 7 5 7 9 7 11 7 12
4 2
1 2 1 3
4 1 9 4 3
2 5 2 2
10 9 7 10 9 9 13 12 16 18 19
19 21 21 26 26 27 27
9 4 5 2 5 2 4
7 4 0 2 4 2 4
21 21 26 26 27 27 27
7 7 7 9 9 9 9
14 14 19 17 18 18 18
1-2-2006 15-3-2006 26-4-2006 7-6-2006 23-8-2006 4-10-2006 22-11-2006
27 31 33 37 38 37 36
6 6 6 2 4 2 3
2 4 2 1 5 3 10
31 33 37 38 37 36 29
9 14 14 14 14 14 14
22 19 23 24 23 22 15
10-1-2007 1-3-2007 11-4-2007 23-5-2007 27-6-2007 27-9-2007 5-12-2007
29 30 34 36 34 35 37
3 4 5 2 2 4 3
2 0 3 4 1 2 4
30 34 36 34 35 37 36
18 18 19 20 20 19 19
12 16 17 14 15 18 17
36 36 38
2 4 3
1 3 1
37 38 40
18 23 25
18 15 15
.
16-1-2008 27-2-2008 9-4-2008
25
Uitgaventabel armoedebeleid 2008 met voorbeelden nieuw beleid voor 2009
Bijlage 2
Voorziening
omschrijving
doelgroep
kenmerken
verstrekkingen
Bestaand beleid
Uitgaven Excl. Uitv.kost
Bijz. bijstand
18 < x > 65 jr
minima
Bijzondere kosten
ja
Kwijtschelding
Ingezetenen met eigen woning
minima
Riool&Reiniging OZB
Ja
Stichting Leergeld
Ondersteuning studerende
Ouders kind < 18jr
Voedselbank
Het aanbieden van Lage gratis maaltijden / inkomens boodschappenpakket > 18 jr > 18 jr Tot 110% Soc.min.
Sociaal minimum Vermogen <€ 5.205 pp Sociaal minimum Vermogen <€ 3.000 pp Tot inkomen van 120% sociaal minimum Toelating o.g.v. regels voedselbank
Drimmelen pas Drimmelenpas participatie
Bijz.bijst.beleid Vermogen in woning vrij
Drimmelenpas participatie
> 18 jr
Tot 120% Soc.min.
Bijz.bijst.beleid Vermogen in woning vrij
Drimmelenpas Minima
> 18 jr
minima
Bijzonder bijstandsbeleid
Aantal aanvragen
totaal
€ 100.000
Uitvoeringskosten per aanvraag € 450
190
€ 185.451
€ 66.368
€ 95
174
€ 82.904
Boeken / vervoersmiddel nee computer
€ 5.000
uitbesteed
subsidie
€
5.000
Voedingspakketten en maaltijden
€ 2.000
uitbesteed
subsidie
€
2.000
900 Bereik is 50% van doelgroep 620 x 50%* Bereik is 50% van doelgroep 970 x 40%** 150
€ 14.500 € 100.750
nee
nee Vergoeding kosten nee deelname culturele/sportactiviteiten € 175 Vergoeding kosten nee deelname culturele/sportactiviteiten € 175 Wit/bruingoedvergoeding nee € 510 per 3 jaar
invoeringskosten € 150 € 54.250 € 150
€ 67.900
€ 150
€ 25.500 (510 : 3)
€ 150
€ 126.100
€ 48.000
* Op basis van CBS gegevens zijn er 620 huishoudens binnen onze gemeente, die minder verdienen dan 110% van het sociaal minimum. Indien zij het aanbod krijgen van een Drimmelenpas, zal niet iedereen daarvan gebruik willen maken. Inschatting 50%. ** Op basis van CBS gegevens zijn er 970 huishoudens binnen onze gemeente, die minder verdienen dan 120% van het sociaal minimum. Indien zij het aanbod krijgen van een Drimmelenpas, zal niet iedereen daarvan gebruik willen maken. Inschatting 40%.
26
27