Inhoudsopgave
1
Voorwoord
4
Dankwoordje
5
Deel 1: Inleidend deel
1.1 Motivatie
6
1.2 Probleemstelling
6
1.3 Werkwijze
6
Deel 2: Input
2.1 Voorstelling stageplaats
8
2.1.1 COHEsie, project alternatieve maatregelen
8
2.1.2 Herstelgerichte en Constructieve Afhandelingsvormen, m.n. leerprojecten en gemeenschapsdienst 2.1.2.1 De rol van de jeugdrechtbank 2.1.2.2 Invulling van de alternatieve maatregel
13
2.2 Leerprojecten
15
2.2.1 Sociale vaardigheidstraining * Wat is een sociale vaardigheidstraining? * Opbouw * Invulling
16 16 16 18
2.2.2 Slachtoffer in Beeld * Wat is Slachtoffer in Beeld? * Opbouw * Invulling
18 18 19 19
2.2.3 Rots en Water * Wat is Rots en Water? * Opbouw * Invulling
20 20 21 23
13 14
1
2.3 Jeugddelinquentie
24
2.3.1 Wat?
24
2.3.2 Deviant gedrag 2.3.2.1 Wat? 2.3.2.2 Kenmerken? 2.3.2.3 Gevolgen?
25 25 25 26
2.4 Mogelijke factoren die meespelen in het plegen van feiten
28
2.4.1 Een aantal motivaties * Verveling * Geldsnood * Invloed van „verkeerde‟ vrienden‟ * Gebrek aan gezag van de ouders * Gebrek aan gezag van de politie * Gebrek aan gezag van het gerecht
28 28 28 29 29 29 30
2.4.2 Het plegen van feiten in groep 2.4.2.1 Algemeen 2.4.2.2 Technieken bij groepsdruk * Omkopen * Gevoel geven dat de jongere er niet bij hoort * Iets beloven * Negatieve dingen verzwijgen * Zeggen dat negatieve gevolgen niet bestaan * Een „idool‟ opvoeren * Blijven aandringen * Fysiek geweld gebruiken * De jongeren bedreigen
30 30 31 31 31 31 31 31 31 31 31 31
Deel 3: Output
3.1 Inleiding
33
3.2 Aanpassing van de sessie omtrent beïnvloeding en groepsdruk
34
3.1.1 Inleiding
34
3.1.2 De individuele sessie in de sociale vaardigheidstraining 3.1.2.1 Uitwerking 3.1.2.2 Besluit
35 35 46
3.1.3 De groepssessie in de sociale vaardigheidstraining 3.1.3.1 Uitwerking
48 48 2
3.1.3.2 Besluit
55
Deel 4: Besluitend deel
4.1 Algemeen besluit
56
4.2 Voorstellen
57
4.3 Bijlagen
58
4.3.1 Voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen 4.3.2 Samenvatting Rots en Water (bundel van de dienst ADAM) 4.3.3 Gebruikte vragenlijsten tijdens de uitgevoerde sessies 4.3.4 Evaluatielijsten van de uitgevoerde sessies
59 69 70 73
4.4 Literatuurlijst
76
4.4.1 Gebruikte literatuur 4.4.2 Interne documenten 4.4.3 Nuttige literatuur
76 76 76
3
Voorwoord In dit eindwerk wil ik het hebben over de verschillende factoren die leiden tot het plegen van feiten door minderjarigen. Door dit aan de jongeren te gaan bevragen zou ik een beter zicht willen krijgen op die verschillende factoren zodat er tijdens hun alternatieve maatregel hier beter op ingespeeld kan worden. Zo wordt er in de sociale vaardigheidstraining ook stil gestaan bij enkele belangrijke factoren die meespelen in het plegen van feiten. Er worden heel wat thema‟s behandeld zoals groepsdruk, omgaan met boosheid enz. Hierdoor probeert men via dergelijke thema‟s om de jongeren meer weerbaar te maken voor factoren, zoals beïnvloeding en groepsdruk. Zo kunnen jongeren in de toekomst een meer bewuste keuze maken om geen feiten meer te plegen. Uiteraard wordt er in dit eindwerk eerst gehandeld over wat ik nu precies versta onder de begrippen “Beïnvloeding” en “Jeugddelinquentie”. Dit laatste begrip zal ik benaderen vanuit de Gedragstherapie. Ik heb voor deze stroming gekozen omdat mijn stageplaats, COHEsie Alternatieve Maatregelen te Kortrijk, naast het competentiemodel (zie verder), werkt vanuit deze visie. De sessie rond beïnvloeding en groepsdruk vindt plaats in een geheel van sessies. Deze zijn uitgewerkt vanuit het gedragsgericht denken en het competentiemodel (zie verder). Het zou dan het niet relevant zijn om voor de sessie rond beïnvloeding en groepsdruk een andere theorie te kiezen, zoals de contextuele theorie of de systeemtheorie. Aangezien ik ook geen gespecialiseerde therapeute ben in de Gedragspsychologie zal ik een poging wagen om de begrippen “beïnvloeding” en “jeugddelinquentie” en alle theorieën hier rond zo goed mogelijk te kaderen. Om een bestaande sessie op punt te zetten, bevroeg ik ook andere diensten die werken rond dit thema, zoals CAW Piramide, ADAM1, BAAB2 en DIVAM3. Zij werden via een diepte-interview bevraagd. Hun werking en ervaringen hielpen me verder met mijn eindwerk en zorgden voor heel wat informatie voor de vernieuwde sessie. Gedurende het maken van dit eindwerk werd ik met enkele drempels geconfronteerd. Of het effectief lukt om de jongeren, die een alternatieve maatregel achter de rug hebben, te weerhouden van het opnieuw plegen van feiten is voor mij niet volledig duidelijk. Soms gebeurt het dat eenzelfde jongere meer dan éénmaal een alternatieve maatregel opgelegd krijgt. Tijdens het bevragen van de belangrijke factoren die leiden tot het plegen van feiten kreeg ik enkele mogelijke antwoorden. De opsomming die verder volgt, is niet limitatief. Vaak weten jongeren zelf niet wat er toe geleid heeft.
1
ADAM staat voor Antwerpse Dienst Alternatieve Maatregelen. BAAB staat voor Bureau Alternatieve Afhandeling Brugge. 3 DIVAM staat voor Dienst Ieper Veurne Alternatieve Maatregelen. 2
4
Dankwoordje
Graag had ik alle diensten bedankt die zo vrij waren om mij met raad en daad bij te staan. Zonder de hulp van diensten zoals COHEsie, ADAM, BAAB, CAW Piramide, DIVAM en het overlegorgaan BruKoVI1 had ik nooit mijn behaalde resultaat kunnen bereiken. Mijn stagesupervisor, Liesbeth Latré, zou ik heel graag bedanken voor alles wat ze voor me deed. Zij stond me bij met raad en daad zowel voor, als tijdens mijn stage en ook ernaast. Bedankt voor de vele kansen die je me gaf! Naast mijn stagesupervisor had ik ook graag de verantwoordelijke van het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding, Marjan Detavernier, bedankt. Dank u voor uw advies en voor de tijd die u voor mij vrij maakte om samen dit eindwerk te overlopen. Ook mijn stagementor, Chris Debels, wil ik bedanken voor zijn steun, begeleiding en geduld. Zijn kritische blik en het geloof die hij in mij heeft als hulpverlener zorgden ervoor om telkens dat stapje verder te gaan. Dank u! De klasgenoten die mij steunden tijdens moeilijke en stressvolle periodes ben ik ook zeer dankbaar. Zonder hun steun zou dit jaar een zware tijd geweest zijn. Zonder een vriendin zou dit eindwerk niet geweest zijn wat het nu is. Dank u wel, Nathalie! Als laatste (maar dit zijn zeker niet de minst belangrijke personen) zou ik graag mijn kritische lezers willen bedanken. Zowel vrienden, familie als (gast)docenten stonden paraat om mijn eindwerk te lezen en hun mening hierover te geven. Dank jullie wel voor jullie kritisch oog, ongezouten mening en tips!
1
BruKoVI is een overlegorgaan die staat voor Brugge, Kortrijk, Veurne en Ieper. In dit overleg komen alle diensten Alternatieve Maatregelen van West-Vlaanderen samen om over bepaalde thema’s te overleggen. Dit kan gaan over inhoud van sessies, het jaarverslag, problemen die zich voordoen in één van de diensten,…
5
Deel 1: Inleidend deel
1.1 Motivatie Dit eindwerk handelt over de verschillende factoren die meespelen in het plegen van feiten door minderjarigen. Ik zal proberen om deze factoren zo goed mogelijk te integreren in de sessie omtrent groepsdruk en beïnvloeding. Waarom ik juist deze sessie uit het volledig pakket van vaardigheden en thema‟s nam gebeurde niet zo willekeurig en heeft een aantal redenen. De oorsprong van deze keuze ligt bij een vraag van mijn toenmalige stagesupervisor: Sofie Couckuyt. Zij vroeg mij tijdens mijn eerste stagejaar of ik enkele suggesties had om deze sessie wat actiever en meer ervaringsgericht te maken. Door drukte op de dienst kreeg ik niet de kans om mij hierin te verdiepen, wat ik ten zeerste betreurde. Als er aan de jongeren wordt gevraagd wat een factor was die meespeelde tijdens het plegen van de feiten, is het meest voorkomende antwoord beïnvloeding of groepsdruk. Door het vele voorkomen van deze thema‟s doorheen de verschillende sociale vaardigheidstrainingen vind ik het belangrijk dat er hier voldoende aandacht aan besteed wordt. Het lijkt me noodzakelijk dat de trainers van de sociale vaardigheidstraining nagaan welke factoren hierin belangrijk zijn en deze opnemen in de sessie groepsdruk/beïnvloeding. Volgens mij is het kunnen omgaan met groepsdruk en beïnvloeding een heel belangrijke vaardigheid in een geheel van sociale vaardigheden. Het bezitten van deze vaardigheid kan, in mijn opinie, een aantal problemen voorkomen. Om die reden vind ik het belangrijk dat de sessie rond dit thema op punt staat en zo interessant als mogelijk is voor de aangemelde jongeren.
1.2 Probleemstelling Welke factoren spelen er mee in de stap tot het plegen van een als misdrijf omschreven feit bij jongeren van 16 tot 18 jaar? Hoe kunnen we binnen de dienst alternatieve maatregelen en binnen onze sociale vaardigheidstraining zoveel mogelijk rekening houden met deze factoren?
1.3 Werkwijze In een eerste hoofdstuk wordt het ontstaan en de werking van COHEsie uitgelegd. Aangezien COHEsie bestaat uit twee projecten worden beiden kort uitgelegd. Doorheen mijn eindwerk zal het enkel gaan over het project gemeenschapsdienst en de leerprojecten, waar ik stage loop.
6
In dit hoofdstuk wordt ook de missie en de visie van de dienst COHEsie weergegeven. Het leek me belangrijk om dit eveneens te bespreken in mijn eindwerk zodat de lezer dit eindwerk kan volgen vanuit het standpunt dat COHEsie hanteert. De dienst COHEsie handelt in opdracht van de jeugdrechtbank, waardoor de rol van de jeugdrechtbank niet is weg te denken. Doordat de mogelijkheden omtrent invulling voor de jeugdrechter kunnen verschillen is het niet enkel belangrijk om te weten wat deze invulling kan zijn, maar ook welke factoren er mee kunnen spelen in het opleggen van een maatregel. Hierop volgt er een korte uitleg over de verschillende onderdelen van de invulling. De nieuwe invulling door de gewijzigde jeugdwet, die gedeeltelijk in voege trad op 2 april 2007, wordt ook kort toegelicht. Het tweede hoofdstuk heeft een meer algemene invulling. Hieronder worden enkele verschillende leerprojecten uitgelegd. Deze leerprojecten zijn mogelijkheden die een jeugdrechter kan opleggen. Het opleggen van leerprojecten hangt af van het aanbod die men in het gerechtelijk arrondissement heeft. In het derde hoofdstuk staat de betekenis van jeugdcriminaliteit en deviant gedrag uitgeschreven. Verder worden ook de kenmerken en gevolgen van deviant gedrag besproken wat ons dieper in de gedachten van de feitenplegende jongeren brengt. Het vierde hoofdstuk gaat in op één van de hoofdvragen doorheen mijn eindwerk, namelijk de verschillende factoren die meespelen in het plegen van feiten. In dit stuk worden een aantal motivaties besproken. Verder staat er in dit hoofdstuk ook een deel dat handelt over het plegen van feiten in groep. Daarnaast worden er enkele technieken bij groepsdruk besproken. Met technieken bedoel ik manieren waarop jongeren andere jongeren proberen te overhalen om feiten te plegen. Dit geldt uiteraard niet enkel voor jongeren maar ook voor volwassenen. In het output gedeelte worden twee uitgewerkte sessies besproken die handelen over beïnvloeding en groepsdruk. Deze sessies werden uitgewerkt zowel voor een groepsvorming als voor een individuele vorming. Tevens werden de sessies ook enkele keren toegepast. Het besluitend deel bestaat uit een algemeen besluit en enkele voorstellen. Hierin bespreek ik wat er mij is opgevallen tijdens het maken van mijn eindwerk. Doorheen mijn eindwerk zijn er enkele vragen die ervoor zorgden dat ik mijn zoektocht vervolledigde. Deze vragen zijn hierboven terug te vinden. In mijn besluit heb ik gepoogd om een duidelijk antwoord op deze vragen te formuleren.
7
Deel 2: Input
2.1 Voorstelling stageplaats 2.1.1 COHEsie, project alternatieve maatregelen Aangezien COHEsie een onderdeel is van het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding lijkt het me aangewezen om eerst het ruimer kader van mijn stageplaats te schetsen, namelijk de structuur van het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding. Ook kan de lezer een klein stukje van de historiek van de dienst COHEsie terug vinden.
Missie: “Het Centrum Jongeren– en Gezinsbegeleiding organiseert ambulante hulpverlening aan jongeren en gezinnen die in problematische opvoedings– en leefsituaties verkeren. Het Centrum werkt op doorverwijzing van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg en van de Jeugdrechtbank. Het gaat over vrijwillige, aanvaarde of opgelegde hulpverlening. Ter ondersteuning van deze hulpverlening en / of inspelend op maatschappelijke evoluties wil het centrum participeren aan samenwerkingsverbanden (zie bijlage) en vernieuwende initiatieven nemen. Binnen dit kader situeren zich o.a. de projecten „alternatieve sancties‟ en „bemiddeling‟. “1
In de afgelopen jaren heeft het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding 2 bijkomende projecten, in het kader van alternatieve en herstelgerichte afhandelingvormen voor minderjarigen, opgestart. Het eerste project “Alternatieve maatregelen” beschikt over een erkenning sinds 1998. Voor het tweede project “Herstelbemiddeling” werd er een samenwerking met vzw het Oranjehuis aangegaan. Sinds 2000 beschikt het project “Herstelbemiddeling” ook over een erkenning.
Algemene doelstellingen van de projecten: “In het kader van alternatieve afhandeling bij minderjarige delictplegers organiseert het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding gemeenschapsdienst en sociale vaardigheidstraining als alternatieve sancties, alsook herstelbemiddeling, waarbij „vzw Oranjehuis‟ mede-initiatiefnemer is. Er is een samenwerkingsprotocol binnen West–Vlaanderen voor beide projecten. „vzw de Kerseboom‟, „Ons Tehuis‟, „vzw Oranjehuis en „vzw Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding‟ maken deel uit van dit samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband formuleerde een gezamenlijke visie rond de aanpak van jeugddelinquentie.”2 1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening, Kortrijk, intern document, 2004. 2 Idem.
8
“De doelstelling van alternatieve sancties is : een constructieve herstelgerichte sanctie uit te werken, opgelegd door de jeugdrechter. Het betreft gemeenschapsdienst en/of sociale vaardigheidstraining voor jongeren die een als misdrijf gekwalificeerd feit gepleegd hebben en dreigen geplaatst te worden. “1 “De doelstelling van herstelbemiddeling is : Herstelbemiddeling is een vorm van dienstverlening waarbij een neutrale derde (de bemiddelaar) op een methodisch onderbouwde wijze poogt een vrijwillig en vertrouwelijk communicatieproces op te starten tussen minderjarige daders en hun slachtoffers (en hun resp. omgeving) n.a.v. een als misdrijf omschreven feit. Dit communicatieproces heeft als doel: het misdrijf en zijn gevolgen bespreekbaar te stellen de minderjarige dader en het slachtoffer zelf in staat te stellen om op zoek te gaan naar een vorm van herstel van de gevolgen van de feiten de minderjarige dader en het slachtoffer de kans te bieden zich te herpositioneren ten opzichte van de feiten. Het resultaat van het bemiddelingsproces kan desgewenst naar de gerechtelijke instanties gecommuniceerd worden.“ 2
In 2006 werden deze projecten samengebracht onder één dienst, namelijk COHEsie. De samensmelting van deze twee projecten in één dienst gebeurde omdat er heel wat overlappingen zijn tussen de twee projecten. Zo staan ze beiden in voor de aanpak van jonge delinquenten. De naam COHEsie is geen willekeurige keuze. De hoofdletters CO en HE staan voor Constructief en Herstelgericht. Deze twee termen vormen de twee hoofdpilaren van de werking van beide diensten.
De visie en waarden van alternatieve sancties. Hieronder worden de visie en waarden van alternatieve sancties geschetst. Deze waarden zijn een leidraad voor het project alternatieve maatregelen. De waarden van alternatieve maatregelen kunnen opgesplitst worden in drie onderdelen: de pedagogische waarden, de maatschappelijke waarden en de organisatorische waarden.
Visie: “Als antwoord op delinquent gedrag organiseert het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding: - Gemeenschapsdienst en sociale vaardigheidstraining als alternatieve sanctie. - Bemiddeling”3
1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening, Kortrijk, intern document, 2004. 2 Idem. 3 Idem.
9
“Tot op heden is er sprake van alternatieve herstelgerichte afhandelingsvormen als het over sancties (vb. gemeenschapsdienst, leerprojecten o.a. sociale vaardigheidstraining, enz.) en bemiddeling gaat. Vandaar dat de beide projecten onder deze noemer plaatsen (cfr. de maatschappelijke beleidsnota bijzondere jeugdzorg – 1999). In deze visie worden sancties en bemiddeling beschouwd als mogelijke antwoorden op delinquent gedrag, mogelijkheden die naast begeleiding of in combinatie met begeleiding kunnen gegeven worden. In deze visie spreekt men1 over 3 evenwaardige sporen m.n. begeleiding, sanctie en bemiddeling, die al dan niet gecombineerd kunnen worden.” “Vanuit begeleidingsperspectief beschouwt COHEsie de jonge delinquent als iemand die in een problematische leef- of opvoedingssituatie verkeert: de jongere en zijn gezin moeten „geholpen‟ worden. Binnen een sanctieperspectief worden jongeren verantwoordelijk gesteld voor de feiten die ze pleegden. Ze moeten een constructieve straf kunnen krijgen. Er moet een signaal gegeven worden dat de jongere iets misdaan heeft, dat hij de norm overschreden heeft. Binnen een bemiddelingsperspectief krijgt het slachtoffer een evenwaardige plaats als de dader met zijn verhaal en vraag. De minderjarige krijgt de kans om zijn verantwoordelijkheid zelf op te nemen t.a.v. zijn omgeving en het slachtoffer met zijn context. Samen met de partijen kan gezocht worden naar een oplossing/overeenkomst, dit zowel op materieel als moreel/psychisch vlak. Wie in een problematische opvoedingssituatie leeft en een als misdrijf omschreven feit pleegt, heeft recht op begeleiding van of in zijn situatie, mag gesanctioneerd worden (als maatschappelijke duiding dat iets misloopt) maar heeft tevens recht op een bemiddeling waardoor hersteld/verbonden kan worden wat verbroken is. Opmerking: In de huidige praktijk is het zo dat bij gebrek aan een visie en kader van overheidswege de terminologie niet eenduidig gebruikt wordt. Sanctie, herstel, vormingsproject, leerproject, enz. zijn termen die op verschillende wijze gehanteerd worden.”2
Waarden: a) Pedagogische waarden:3 Hieronder staan de pedagogische waarden, zoals ze hanteert worden door COHEsie opgesomd. De uitleg van deze waarden staat uitgebreid uitgelegd in bijlage 1: “Voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen”.
1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening, Kortrijk, intern document, 2004. 2 Idem. 3 M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen voor minderjarigen, Kortrijk, intern document, 2004.
10
- “Emancipatorisch werken - Sanctie op maat - Inspraak van de cliënt - Aandacht voor verbondenheid - Relatie begeleider – cliënt - Procesmatig - Duidelijk en gestructureerd - Ervaringsgericht - Kort op de bal”1 Opmerking: Het kort op de bal spelen lukt in de praktijk vaak niet. Door de vele aanmeldingen en het personeelstekort op de dienst COHEsie, alternatieve maatregelen te Kortrijk wordt er momenteel gewerkt met een wachtlijst. Vaak kan er slechts een jaar na de feiten gestart worden met de alternatieve maatregel, wat in de dienst ten zeerste betreurd wordt. In dergelijke dossiers heb ik gemerkt dat er soms jongeren zijn die na de feiten hun leven over een andere boeg hebben gegooid, waardoor het uitvoeren van de alternatieve maatregel in vraag kan gesteld worden. In mijn opinie is het uitvoeren van de alternatieve maatregel steeds nuttig, ook in dergelijke dossiers. Tijdens de vorming kunnen er een aantal handvaten aangereikt worden die iedere jongere kan gebruiken vb. op vlak van solliciteren, het behalen van een rijbewijs, alleen wonen, enz. Zo zijn er al een aantal jongeren die tijdens mijn stage zeiden dat ze tijdens hun sociale vaardigheidstraining dingen leerden die ze op school nooit gehoord hebben en die toch belangrijk zijn in hun leven. Voor mij is dit niet de enige reden waarom de alternatieve maatregel toch moet uitgevoerd worden na een lange tussenperiode. Door het niet uitvoeren van een opgelegde maatregel, vb. door lange wachtlijsten, kan er een verkeerd beeld ontstaan bij de jongeren. Zo wordt de ernst van de feiten en het gezag van het gerecht ondermijnd. Waarom zouden jongeren nog moeten vrezen voor een maatregel als die na een jaar op een wachtlijst te staan, toch niet meer uitgevoerd wordt en hun acties zonder gevolgen blijven? Door de wijziging van de jeugdwet (zie verder) en de invoeging van een nieuwe maatregel, namelijk de gemeenschapsdienst als onderzoeksmaatregel kan men daar aan tegemoet komen. Hoewel de wet aan deze maatregel enkel een onderzoekende functie toeschrijft krijgt de jongere het gevoel dat hij op de vingers getikt wordt. b) “Maatschappelijke waarden: - Recht op een menswaardig bestaan COHEsie staat achter de universele verklaring van de Rechten van de mens. De tekst is beschikbaar op de dienst. - Rechtswaarborgen moeten in orde zijn Het recht op verdediging moet gewaarborgd zijn. De dienst staat achter het principe 1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen voor minderjarigen, Kortrijk, intern document, 2004.
11
dat de jeugdrechter de maatregel oplegt en het aantal uur bepaalt. - Op mens- en maatschappijbeeld COHEsie staan open voor ieders levenswijze en visie voor zover deze geen schade berokkent aan derden. - Socialisatie en integratie Socialisatie en integratie is voor COHEsie belangrijk. Onder socialisatie wordt het leren omgaan met maatschappelijke verwachtingen verstaan en integratie ziet COHEsie als het verwerven van een plaats binnen de maatschappij. Men probeert ook de maatschappelijke voorzieningen gevoelig te maken voor de problematiek van de cliënten. - Recht op privacy en bescherming van de persoonsgegevens Cliënten mogen niet onderworpen worden aan een willekeurige inmenging in hun privé-, hun gezinsleven, hun woning of correspondentie. De cliënt kan rekenen op het beroepsgeheim van de hulpverlener.”1 c) Organisatorische waarden:2 “Met het project “alternatieve maatregelen” wil het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding een kwalitatief antwoord bieden op delinquent gedrag. Dit blijkt uit het personeelsbeleid, het financieel beleid en de infrastructuur. Personeelbeleid Het is belangrijk dat er een duidelijke structuur is, dat er van elke functie een omschrijving is : d.w.z. dat de taken, verantwoordelijkheden, en bevoegdheden van elke functie vastgelegd en gecommuniceerd worden. Alhoewel er voor een lijn - of een lijnstafstructuur gekozen is, wordt er niet voor een bevelsstructuur gekozen, maar voor een democratische manier van beleid voeren. Er is een open communicatie waarbij er in verschillende interne vergaderingen zoveel mogelijk van gedachten gewisseld wordt met elkaar. Dialoog, gezamenlijk overleg en samenwerking staan centraal. Men gaat op een positieve constructieve en ondersteunende manier met elkaar om. Bij fouten/conflicten kijkt men naar hoe dit in de toekomst kan vermeden worden eerder dan naar „schuldigen‟ te zoeken. De dienst kiest voor gekwalificeerd, gemotiveerd en geëngageerd personeel en staat voor een professionele aanpak. Van elk personeelslid wordt verwacht dat het zich achter het profiel van het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding kan zetten. Het aankunnen en opnemen van verantwoordelijkheid is belangrijk. Fundamenteel hierbij is enerzijds een betrokkenheid en bekommernis om de doelgroep, anderzijds de bereidheid om kwalitatief en professioneel werk te leveren (bezieling). Elk personeelslid heeft een grote verantwoordelijkheid en dus een grote vrijheid. 1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening, Kortrijk, intern document, 2004. 2 Dit onderdeel werd letterlijk overgenomen vanuit het Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening.
12
Het personeel moet enerzijds zelfstandig kunnen werken, maar moet zich anderzijds ook open opstellen voor bevraging door collega‟s, moet zich ook op een professionele wijze kunnen verantwoorden t.a.v. leidinggevenden. De complexiteit van de problematiek vraagt een gedeelde verantwoordelijkheid. O.a. op de teamvergadering wordt samen gezocht hoe de begeleidingen verder uitgebouwd kunnen worden. Ook met verwijzers wordt er over moeilijke situaties overlegd. In het kader van personeelszorg zijn functioneringsgesprekken, permanente bijscholing en vorming belangrijk. Een flexibel uurrooster laat het personeel toe op een volwassen en verantwoordelijke manier het werk te organiseren.”1 Financieel beleid “Er wordt gekozen voor een gezond financieel beleid dat voldoet aan de wettelijke criteria.”2 Infrastructuur “Bij de keuze van een locatie was de vlotte bereikbaarheid voor onze cliënten een belangrijk gegeven. Vanuit respect voor de cliënt en het personeel opteren we voor een degelijk uitgebouwde en verzorgde infrastructuur.”3
2.1.2 Herstelgerichte en Constructieve afhandelingvormen, m.n. leerprojecten en gemeenschapsdienst 2.1.2.1 De rol van de jeugdrechtbank Ieder gerechtelijk arrondissement wordt voorzien van een HCA-dienst die instaat voor de herstelgerichte en constructieve afhandelingvormen in het arrondissement in kwestie (vandaar de afkorting HCA). Voor het gerechtelijk arrondissement Kortrijk staat COHEsie in voor deze afhandelingvormen. De afhandelingvormen m.n. leerprojecten en gemeenschapsdienst wordt in de volksmond “alternatieve maatregelen” genoemd en dat zal ook in dit eindwerk verder zo benoemd worden. Een alternatieve maatregel kan enkel opgelegd worden door de jeugdrechter. De jeugdrechter legt deze maatregel op bij jongeren van 12 tot 18 jaar die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Deze maatregel is een alternatief voor een plaatsing of een berisping. Het opleggen van een alternatieve maatregel is afhankelijk van de persoonlijkheid van de jongere, zijn houding tegenover de feiten, de ernst van de feiten, enz. De jeugdrechter wordt geadviseerd door de Sociale dienst van de Jeugdrechtbank. Bij aanvang van het dossier voert de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank, op vraag van de jeugdrechter, een maatschappelijk onderzoek uit. In dit onderzoek gaat de consulent, verantwoordelijk voor het dossier in kwestie, de leefsituatie van de jongere van dichterbij bekijken. De consulent bekijkt onder andere de houding van de 1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening, Kortrijk, intern document, 2004. 2 Idem. 3 Idem.
13
jongere en de ouders tegenover de feiten, ook de thuissituatie en de relaties onderling in het gezin worden bevraagd. Het maatschappelijk onderzoek voert men uit via gesprekken met de jongere, zijn ouders, de verantwoordelijke van de school waar de jongere naartoe gaat, enz. Op basis van deze gesprekken maakt de consulent een verslag voor de jeugdrechter waarin hij de situatie van de jongere omschrijft en waarin hij een voorstel van een gepaste maatregel formuleert.
2.1.2.2 Invulling van de alternatieve maatregel Een alternatieve maatregel kan bestaan uit een aantal uren gemeenschapsdienst en/of een leerproject. De jeugdrechter kan beslissen om beiden uit te spreken, maar de jeugdrechter kan de maatregelen ook afzonderlijk opleggen. Dit is vaak afhankelijk van de persoonlijkheid van de jongere, de ernst van de feiten, houding van de jongere tegenover de feiten, enz. De jeugdrechter kan voor deze beslissing beroep doen op het advies in het maatschappelijk onderzoek van de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank. De mogelijke leerprojecten staan hieronder uitgelegd. In de dienst COHEsie wordt er momenteel enkel sociale vaardigheidstraining aangeboden. Hierdoor zal de sociale vaardigheidstraining hoofdzakelijk aan bod komen tijdens mijn eindwerk en worden andere mogelijke leerprojecten slechts éénmaal besproken. Een gemeenschapsdienst kan omschreven worden als een aantal uren (variërend tussen 10 en 150 uur) onbezoldigd werken voor de maatschappij. De jongere krijgt op deze manier de kans om zijn fout te herstellen. Deze gemeenschapsdienst kan enkel plaatsvinden in een dienst van openbaar nut zoals een kringloopwinkel, een Oxfam wereldwinkel, Rust- en verzorgingstehuizen, diensten van de gemeente, enz. Dit wil zeggen dat er dus geen beroep kan gedaan worden op een dienst die winst nastreeft. Er zijn enkele voorwaarden aan de gemeenschapsdienst gebonden namelijk: - Het opgelegd aantal uren moet plaats vinden in de vrije tijd van de jongere. - Dit werken is onbezoldigd, wat wil zeggen dat de jongere geen loon of vergoeding ontvangt voor zijn diensten. Veranderingen door de gewijzigde jeugdwet van 15 mei 20061. Door de gewijzigde jeugdwet kan een jeugdrechter vanaf nu ook een gemeenschapsdienst als onderzoeksmaatregel opleggen in een voorlopige fase. Deze maatregel is gelijkaardig aan de gemeenschapsdienst bij vonnis. Het grote verschil ligt in de finaliteit, vastgelegd in de gewijzigde wet. De gemeenschapsdienst als onderzoeksmaatregel mag noch een sanctionerende, pedagogische, opvoedkundige noch een herstellende finaliteit hebben. Deze maatregel wordt enkel opgelegd als onderzoek en moet dan ook zo ingevuld worden. Indien de maatregel zou ingevuld worden als een sanctie, zou dit haaks staan op het vermoeden van onschuld en de vereisten van een eerlijk proces. Hierbij 1
15 MEI 2006 - Wet tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het tot last nemen van een minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
14
laat men de bekentenis van de jongere voor de feiten in het midden. Deze onderzoeksmaatregel geldt als een voorlopige maatregel. Een voorlopige maatregel kan in de definitieve fase verlengd, stopgezet of veranderd worden. De gemeenschapsdienst als onderzoeksmaatregel wordt in Kortrijk georganiseerd en begeleid door COHEsie.
Besluit: Zowel de invulling van een maatregel als het opleggen van een alternatieve maatregel hangt volledig af van de jeugdrechter. COHEsie is slechts de uitvoerder van deze maatregel. Dit wordt in het kennismakingsgesprek maar ook doorheen de alternatieve maatregel duidelijk gemaakt aan de jongeren en de ouders. Vaak zijn ouders of jongeren kwaad omdat ze een alternatieve maatregel hebben gekregen of omdat ze niet verstaan waarom de jeugdrechter de maatregel oplegde. Om het in dergelijke situaties voor COHEsie werkbaar te maken is het belangrijk dat de jongere hiervan op de hoogte is. Indien COHEsie inspraak heeft in het opleggen van een alternatieve maatregel kan het vaak moeilijk worden om samen te werken. De jongere kan zijn kwaadheid richten naar de begeleiders waardoor er een grotere kans bestaat dat de maatregel negatief afgerond wordt.
2.2 Leerprojecten Aangezien ik het belangrijk vind om een zo volledig mogelijk beeld weer te geven in dit eindwerk, zijn er hieronder een aantal mogelijke leerprojecten terug te vinden. Een jeugdrechter heeft de mogelijkheid om elk opgesomd leerproject op te leggen, afhankelijk van het aanbod in het gerechtelijk arrondissement in kwestie. Ieder leerproject werd mij voorgesteld en uitgelegd tijdens mijn stage afgelopen twee jaar. Als eerste leerproject kunt u de sociale vaardigheidstraining terug vinden. Dit leerproject vormt een groot onderdeel van mijn stage, waardoor het voor mij ook op de eerste plaats komt. De invulling zoals er hier vermeld wordt is uitsluitend toepasbaar voor COHEsie. Een sociale vaardigheidstraining kan verschillen van arrondissement tot arrondissement, vb. in DIVAM wordt er slechts 15 uur sociale vaardigheidstraining gegeven terwijl in diensten zoals COHEsie en BAAB is een sociale vaardigheidstraining 20 uur. Opnieuw wordt het aantal uur bepaald door de jeugdrechter. Hierna is het leerproject Slachtoffer in Beeld terug te vinden. Dit leerproject zal in de toekomst, naast de sociale vaardigheidstraining, door COHEsie georganiseerd worden. Als afsluiter wordt het leerproject Rots en Water besproken. Tijdens mijn stage maakte ik kennis met dit leerproject via ADAM. Dit leerproject trok onmiddellijk mijn aandacht. Ik vond het nuttig om ook dit in mijn eindwerk op te nemen. Hun manier van werken lijkt me heel interessant en eventueel toepasbaar bij enkele thema‟s zoals kwaadheid, grenzen stellen, enz. Rots en Water werkt vooral met ervaringsgerichte oefeningen en activiteiten. Aangezien ervaringsgericht één van de
15
pedagogische waarden is van COHEsie lijkt het me vanzelfsprekend dat er voor deze manier van werken wat plaats wordt vrij gemaakt in dit eindwerk. 2.2.1 Sociale vaardigheidstraining1 * Wat is een sociale vaardigheidstraining? Een sociale vaardigheidstraining kan omschreven worden als een vorming van 20 uur waarin er getraind wordt op de sociale vaardigheden van de jongere. Het aantal van 20 uur wordt verspreid over wekelijkse sessies van 1,5 à 2 uren. Wat een sociale vaardigheidstraining zo bijzonder maakt zijn de verschillende doelstellingen die deze bevat. De eerste doelstelling is ongetwijfeld de pedagogische finaliteit. Tijdens deze vorming wordt er op een pedagogisch verantwoorde manier gewerkt aan het aanleren en inoefenen van verschillende vaardigheden. Dit doet men op basis van het competentiemodel (zie verder). Ten tweede heeft een sociale vaardigheidstraining een responsabiliserende finaliteit. Gedurende de alternatieve maatregel wordt de jongere op zijn verantwoordelijkheid gewezen. Als laatste doelstelling is er nog een herstellende finaliteit. Er wordt zoveel als mogelijk gewerkt met de dader in de richting het slachtoffer. Dit gebeurt onder andere door een vaste slachtoffersessie die in iedere sociale vaardigheidstraining wordt gegeven. Op deze manier kan de dader zich her-stellen of her-positioneren ten aanzien van het slachtoffer.
* Opbouw Een sociale vaardigheidstraining is, binnen COHEsie, gebaseerd op het competentiemodel. In dit model worden competenties vertaald als een balans tussen taken en vaardigheden. Indien een jongere beschikt over voldoende vaardigheden om zijn –leeftijdsgebonden- taken aan te kunnen, is deze balans in evenwicht. Jongeren die op COHEsie worden aangemeld, zijn in conflict gekomen met de maatschappij. De balans tussen de taken waarvoor ze staan en de vaardigheden waarover ze beschikken is dan als het ware uit evenwicht. Samen met de jongere wordt op zoek gegaan naar aanwezige vaardigheidstekorten. Er wordt ook stilgestaan bij de stressoren die de balans uit evenwicht halen en de protectieve factoren die de jongere kan hanteren om zijn balans terug in evenwicht te krijgen. Voor analyseren van de vaardigheden en vaardigheidstekorten van de jongere worden er enkele technieken gehanteerd.
1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen voor minderjarigen, Kortrijk, intern document, 2004.
16
Deze technieken zijn onder andere: - Een weekkaart: Hier wordt de week van de jongere heel gedetailleerd in kaart gebracht. Het is een chronologische schets van het dagelijks leven van de jongere. Uit deze weekkaart worden vervolgens uiteindelijk een aantal vaardigheidstekorten gefilterd. - Themakaarten: De jongere krijgt een aantal kaarten waarop een vaardigheid of thema staat geschreven. Deze kaarten moet de jongere verdelen in 3 categorieën: lastig, evenwicht en niet lastig. Deze onderverdeling wordt dan samen met de jongere overlopen en besproken. Op deze manier krijgt men een duidelijk zicht op de sterke eigenschappen en werkpunten van de jongere. - Delictbespreking: Het gepleegde delict wordt in de eerste sessie gedetailleerd besproken. Samen met de jongere wordt er stilgestaan bij wat er zowel voor, tijdens als na de feiten gebeurde. Er wordt gestart met wat er na de feiten gebeurde. Op die manier krijgt de jongere de kans om over eventuele toestanden te ventileren (vb. contact met politie, ruzie met ouders, enz.). Nadien wordt de situatie voor en tijdens de feiten besproken. Het bespreken van de feiten zelf gebeurt kort om grote verhalen en stoer gedrag tegen te gaan. Door deze delictbespreking krijgt zowel de jongere als de trainer een ander zicht op de jongere zijn situatie en de feiten. - Ervaringsgerichte activiteiten: Hierin wordt de jongere geconfronteerd met zijn eigen verantwoordelijkheden en de keuzes die hij moet maken. Deze activiteiten hebben als doel dat de jongere zijn eigen mogelijkheden en vaardigheden zowel op cognitief, emotioneel als sociaal vlak leert kennen en dit via „trial-and-error‟ processen. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn: muurklimmen, een dropping, filmreportage, enz. Dit zijn slechts enkele van de technieken. Deze technieken worden in ieder dossier toegepast, daardoor vond ik het belangrijk dat ze zeker benoemd werden in mijn eindwerk. COHEsie beschikt nog over een aantal andere technieken, waaronder een toekomstlijn opstellen. Op basis van de informatie die via bovenstaande technieken verkregen wordt, maakt men een trainingsplan of een competentieanalyse op. In deze analyse staan alle sterke eigenschappen en werkpunten van de jongere, maar ook de te bereiken doelen en de methoden om deze doelen te bereiken. Samen met de jongere wordt het trainingsplan besproken, de jongere mag dan een volgorde geven aan de te trainen onderwerpen. Door de jongere een volgorde te laten bepalen, kan er geïnsinueerd worden dat de jongere enkele de gemakkelijkste of minst confronterende vaardigheden kiest om aan de slag te gaan. Het is de bedoeling dat gedurende de 20 uur sociale vaardigheidstraining alle thema‟s of vaardigheden aan bod gekomen zijn. Ervaring leert mij dat de meeste jongeren hierin een eerlijke keuze maken en de belangrijkste vaardigheden vooraan op het programma zetten. Na dit alles kan men van start gaan met het trainen en oefenen op de vaardigheden.
17
* Invulling De concrete invulling van de sociale vaardigheidstraining verschilt van jongere tot jongere. Vooraleer met het trainen van sociale vaardigheden wordt eerst gekeken naar de problematiek van de jongere zoals er hierboven staat uitgelegd.
Er kan rond 5 soorten vaardigheden gewerkt worden: Deze vaardigheden werden overgenomen uit bijlage Alternatieve Maatregelen”. -
-
-
-
-
1:
“Voorstellingstekst
“Zelfverzorgingsvaardigheden: vb. hygiëne en persoonlijke verzorging, kennis van de gevolgen van drug- en alcoholgebruik, … Vaardigheiden van het dagelijks leven: Vb/ gebruik maken van openbare diensten, telefoneren, kunnen omgaan met geld,… Omgangsvaardigheden: vb. contacten leggen met mensen, kunnen “neen” zeggen, omgaan met kwaadheid, opkomen voor je mening, … Vrijetijdsvaardigheden: vb. een zinvolle vrijetijdsbesteding hebben, kunnen informatie inwinnen omtrent mogelijke vrijetijdsbestedingen, … Studie- en werkvaardigheden: vb. solliciteren, omgaan met gezag, administratie bijhouden, …
Naast het werken en trainen op deze vaardigheden kan er ook informatie gegeven worden over allerhande thema‟s zoals drugs, seksualiteit, verkeer, wetgeving.” 1 2.2.2 Slachtoffer in Beeld2 * Wat is Slachtoffer in Beeld? Slachtoffer in Beeld is een leerproject dat COHEsie, naast het bestaande leerproject, wil uitwerken en organiseren. Ook dit leerproject bestaat uit een pakket van 20 uur vorming die in de vrije tijd van de minderjarige dient plaats te vinden. Dit leerproject mikt op minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en beschikken over een te beperkte slachtofferinleving en/of schadebegrip. Om dit project te kunnen opstarten werd de uitbreidingsaanvraag afgewacht. Ondertussen heeft COHEsie op deze aanvraag een positief antwoord gekregen waardoor dit project waarschijnlijk heel binnenkort van start gaat.
1
M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen voor minderjarigen, Kortrijk, intern document, 2004. 2 M. DETAVERNIER, L. LATRE, Uitbreidingsaanvraag COHEsie, Kortrijk, intern document, 2007
18
De doelstelling van dit leerproject is driedelig: 1. De kennis en het inzicht in het slachtofferschap vergroten en de schade bij de minderjarige dader kenbaar maken. 2. Het inlevingsvermogen van de minderjarige betrokkene in het slachtoffer versterken. 3. Het stimuleren tot het opnemen van de verantwoordelijkheid, waarbij erkenning ten aanzien van het slachtoffer en de schade een wezenlijk element is.
Gebruikte theorieën: De cursus Slachtoffer in Beeld is gebaseerd op verschillende theorieën en methodieken zoals de Social learning theory, de theorie van F.W. Winkel en de Rationeel Emotieve Educatie.
* Opbouw Het programma bestaat uit 20 uur en wordt gegeven in de vrije tijd van de jongere. De groepsbenadering is essentieel voor Slachtoffer in Beeld. In de eerste plaats omwille van de onderlinge herkenbaarheid en de mogelijke modelfunctie die de jongeren voor elkaar kunnen hebben. De praktijkervaring van de Limburgse dienst (waar men dit project al toepast) toont aan dat jongeren onderling constructieve gesprekken kunnen hebben over hun feiten en hun slachtoffer. De onderlinge herkenbaarheid zorgt voor een werkbare groepsdynamica, die het de jongeren mogelijk maakt elkaar te confronteren met verschillende waarden en opvattingen, waardoor het inzicht in hun gedrag wordt aangescherpt. Daardoor kunnen de jongeren een modelfunctie hebben voor elkaar. Slachtoffer in Beeld wil jongeren die feiten hebben gepleegd een forum bieden om de gevolgen van hun misdrijf voor hun slachtoffer, zichzelf en de omgeving te bespreken en dit in een groep waar „stoer doen‟ en „je imago hoog houden‟ niet aan de orde is. Tijdens de vorming krijgen de jongeren een plaats waar ze zich kwetsbaar kunnen opstellen, zonder beoordelende omgeving. De sfeer en de confrontatie met de feiten maakt het de jongeren moeilijk om de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers te blijven minimaliseren. Een groepsbenadering blijkt het meest effectief voor de aanpak van ontkenning. Een groepservaring kan ook de nood aan verandering versterken en helpen om meer gepaste manieren te aanvaarden en te ontwikkelen om problemen op te lossen.
* Invulling De cursus richt zich op het overdragen van informatie over de gevolgen van misdrijven voor slachtoffers. Er wordt gebruik gemaakt videomateriaal waarin echte slachtoffers vertellen over de gevolgen van hun misdrijven op hun leven.
19
Naast het bekijken van video‟s, het praten over hun eigen delicten en de mogelijke gevolgen, komen er ook een aantal gastsprekers van politie, slachtofferhulp, enz. spreken over hun ervaringen met slachtoffers. Tijdens de 20 uur vorming worden er ook een aantal rollenspelen gespeeld. De rollenspellen zijn onder te verdelen in twee belangrijke soorten: een rollenspel waarin de jongere zich moet inleven in de rol van een slachtoffer een rollenspel waarin de jongere inzicht verwerft in de motieven om een misdrijf te plegen. Bij deze rollenspelen wordt er gewerkt naar een confrontatie met een acteur in de rol van hun slachtoffer die plaatsvindt op het einde van de vorming. Tijdens de groepssessies wordt er plaats voorzien voor groepsdiscussies, die over verschillende thema‟s kunnen handelen. 2.2.3 Rots en Water1 * Wat is Rots en Water? Rots en Water is een leerproject dat wordt toegepast op de dienst van Antwerpen. Dit project kan omschreven worden als een psycho–fysieke assertiviteitstraining. Momenteel wordt deze theorie en manier van werken in België enkel toegepast in de Antwerpse Dienst Alternatieve Maatregelen (ADAM). In Nederland wordt dit echter regelmatig toegepast en niet enkel in Alternatieve Maatregelen. Zo krijgen de Nederlandse jongeren dit wekelijks in de lessen Lichamelijke Opvoeding op school. De medewerkers van ADAM merken dat deze manier van werken zijn effect totaal niet mist. Volgens hen blijft dit alles bij jongeren hangen en wordt het nadien ook effectief toegepast in hun dagelijks leven. Om het Rots en Water-programma goed te kunnen schetsen is de historiek van dit leerproject zeer belangrijk. Dit programma is oorspronkelijk afkomstig van het Actie en Reactie-programma. Actie en Reactie was ontwikkeld om toekomstig seksueel geweld preventief te behandelen. Hier merkte men echter dat er teveel nadruk lag op de daderrol, waardoor er een positief alternatief nodig was. Hierin moest de nadruk liggen op de verschillen tussen jongens en meisjes en zo is Water en Rots geboren. Dit programma is een seksespecifieke pedagogiek waarin de verschillen in ontwikkeling tussen jongens en meisjes centraal staan. De doelstellingen van deze vorming verschillen sterk van de doelstellingen van de sociale vaardigheidstraining. De doelstellingen2 zijn: 1. Jongens bijstaan in hun ontwikkeling naar volwassenheid, als authentieke mannen. 2. Ontwikkeling van zelfvertrouwen, intuïtie, zelfkennis en zelfrespect, grensgevoel en zelfgevoel. 1
Over dit leerproject is er ook uitleg te vinden in bijlage 2. YKEMA F. (2002), Het Rots en Water perspectief, basisboek: Een psychofysieke training voor jongens, Amsterdam: uitgeverij SWP, 127 blz. 2
20
3. Ontwikkeling van moraliteit. 4. Jongens leren omgaan met macht, kracht en onmacht. Deze vorming is vooral gericht naar jongens omdat de oprichters van Rots en Water vinden dat jongens een kwetsbaar publiek zijn in onze samenleving. Jongens zijn voornamelijk het slachtoffer van risicovol gedrag. Factoren zoals stoerdoenerij, het gevoel van een kick, grenzen aftasten en het zoeken of het verliezen van zelfbeheersing zijn hier belangrijk bij. Dit is niet enkel een tendens in Nederland of België, maar ook in landen zoals Australië, Nieuw Zeeland, Canada, … is men tot dit besluit gekomen. Tevens is men in deze landen op zoek naar programma‟s en vormingen die deze kwetsbare groep meer weerbaarder kunnen maken. Nederland is hier een koploper in.
* Opbouw Rots en Water heeft een speciale benadering en manier van werken. Zo gaat men alles bekijken vanuit een rotshouding en een waterhouding (wordt verder besproken). Deze houding is de rode draad doorheen de ganse vorming. In het volledige programma zijn er nog 4 belangrijke thema‟s die zeker niet vergeten mogen worden. De belangrijke thema‟s doorheen Rots en Water zijn: - zelfbeheersing, - zelfreflectie, - zelfvertrouwen, - in actie kunnen en durven komen. (specifiek voor meisjes) Deze thema‟s worden in het programma door 4 rode draden1 met elkaar verbonden: 1) Het leren gronden (stevig en ontspannen staan, “in contact” met de grond), centreren (bron van kracht in lichaamscentrum gewaarworden) en richten van de aandacht/focus (aandacht richten in jezelf, op je innerlijk richtpunt). Het centrum (in Japan benoemd met hara, in China met tantien) wordt ervaren en ontwikkeld als een centrum van kracht en een centrum van rust. Iemand die gecentreerd en gegrond is, ervaart een stevige, fysieke basis die elke handeling en het overgaan tot handelen, vergemakkelijkt. 2) De ontwikkeling van de gouden driehoek2: lichaamsbewustzijn
emotioneel bewustzijn
zelfbewustzijn.
Emoties drukken zich in het lichaam uit in de vorm van spierspanningen in 1
YKEMA F. (2002), Het Rots en Water perspectief, basisboek: Een psychofysieke training voor jongens, Amsterdam: uitgeverij SWP, 127 blz 2 Idem.
21
samenspel met de werking van diverse hormonen. Zonder lichaam is er geen bewustzijn van emoties mogelijk. Zonder lichaamsbesef is er geen emotioneel besef en geen zelfbesef mogelijk. De ontwikkeling van meer lichaamsbewustzijn kan daarom leiden tot meer inzicht en ervaring van de eigen reactiepatronen, hetgeen een kans biedt tot verdieping van het emotioneel bewustzijn en zelfbewustzijn. Dit concept ligt in feite aan de basis van elke zelfverdedigingsport waar aandacht is voor de ontwikkeling van mentale en innerlijke kracht. De ervaring van een kalme, sterke fysieke basis maakt het makkelijker om met anderen contact te maken, vast te houden aan een eigen standpunt, en gevoelens en emoties op beheerste manier uit te drukken. 3) De ontwikkeling van fysieke communicatievormen als basis voor de ontwikkeling van andere, meer verbaal georiënteerde vormen van communicatie. In eerste instantie wordt ervaren dat het mogelijk is vast te houden aan een sterke, kalme basis. 4) Het Rots & Waterconcept1: De harde, onwrikbare rotshouding versus de beweeglijke, verbindende waterhouding. Dit concept kan op verschillende niveaus worden ontwikkeld en toegepast: op fysiek, mentaal en sociaal niveau. Enkele concrete toepassingen (overgenomen uit de samenvatting van ADAM): Rotshouding
Waterhouding
Rotshouding Fysiek:
Waterhouding Fysiek:
Opgespannen lichaam, Duidelijk contact met de grond
Ontspannen lichaam Zekere alertheid in het lichaam
Rotshouding Mentaal:
Waterhouding Mentaal:
Je eigen weggaan - neg: je afsluiten voor mening van anderen - pos: je eigen standpunt volgen zonder groepsdruk
Introspectie Uitwisseling van ideeën met anderen
Rotshouding Sociaal:
Waterhouding Sociaal:
Afsluiten voor de mening van anderen
Gelijkend op Mentaal Communicatie en Verbondenheid staan centraal.
1
YKEMA F. (2002), Het Rots en Water perspectief, basisboek: Een psychofysieke training voor jongens, Amsterdam: uitgeverij SWP, 127 blz
22
Beide principes lijken tegenstellingen maar worden in de loop van de cursus getransformeerd: - Rots staat voor het bewust worden van de identiteit, innerlijke richting en de kracht die daarmee verbonden is. - Water blijft de communicatieve houding pur-sang. Waarbij beide uiteindelijk mogelijke wegen zijn tot verbondenheid. Het geven van deze vorming is niet van zelfsprekend. Er zijn dan ook enkele voorwaarden verbonden aan het geven van deze vorming: - De vorming wordt voornamelijk gegeven in groepen van een zestal jongens onder de 15 jaar, om het voor de begeleiders haalbaar te houden. - Bij iedere groep worden er twee begeleiders voorzien, waarvan één begeleider de cursus in Nederland dient achter de rug te hebben. (Kostprijs: ongeveer € 700) Ook op de dienst ADAM wordt de vorming voornamelijk gegeven aan jongens onder de 15 jaar. Onlangs heeft men een vorming georganiseerd voor meisjes en een vorming voor jongens boven de 15 jaar. Beiden werden positief ervaren. Naast de voorwaarden zijn er ook enkele situaties waarin de vorming niet aangewezen is: - Bij een onsportieve of zwaarlijvige jongen. - In dossiers waar het gaat over een heel ernstig feiten van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
* Invulling De vorming bestaat uit: - Zelfverdedigingoefeningen, - Psycho–fysieke oefeningen, - kringgesprekken, - huiswerk en samenvatting, - videofragmenten, - werkstukken. De sessies worden gestart met een aantal opwarmingsoefeningen, waarin de jongens “moe” worden gemaakt. Daarop volgt er dan een kringgesprek. In deze kringgesprekken worden heel wat thema‟s besproken en geoefend. Voorbeelden hiervan zijn: stevig in je schoenen staan, grenzen voelen, lichaamstaal en –houding, mentale kracht. Tijdens de oefeningen wordt er ook telkens de link gemaakt naar het dagelijks leven, waardoor de jongens enkele tips mee naar huis krijgen. Deze tips kunnen ze dan gebruiken als ze in een moeilijke situatie terechtkomen. Denk maar aan de oefening stevig in je schoenen staan, waarin men de link legt naar „stevig in je schoenen staan‟ vb. tijdens een ruzie. Zo leren de jongeren via de oefeningen wat het is om „standvastig‟ te zijn in hun mening. Dit kan het onderhevig zijn aan groepsdruk tegen gaan.
23
Ook bij videofragmenten1 worden er bij bepaalde thema‟s stil gestaan. Enkele voorbeelden hiervan zijn lichaamshouding of mededaderschap. Bij de lichaamshouding worden er verschillende houdingen besproken, namelijk de strandhouding (stevige houding, rechtop) en de tunnelhouding (inééngedoken). Er wordt ook stil gestaan bij welk effect of welke indruk deze houdingen hebben/geven op hun omgeving. Dit zorgt ervoor dat de jongeren zich bewuster zijn van hun houding of gedrag.
2.3 Jeugddelinquentie 2.3.1 Wat?2 Jeugddelinquentie kan omschreven worden als een overkoepelende term voor jongeren die feiten plegen of delinquent/deviant gedrag stellen. In het boek “Macho‟s en mietjes: allochtone jeugddelinquentie, getuigenissen van allochtone en autochtone jongeren” wordt jeugddelinquentie omschreven als een opgroeicriminaliteit waar men overheen geraakt. Het wordt uitgelegd als een soort ziekte die spontaan geneest en als een uiting van verstandiging. Volgens dit boek kan jeugddelinquentie als overgangsritueel omschreven worden. Lode Walgrave omschrijft dit fenomeen als een overgangsfase van een totale afhankelijkheid naar een relatieve onafhankelijkheid waarin men zekerheden van in de kindertijd in vraag gaat stellen. De jongeren gaan, in deze theorie, gaan nadenken over zichzelf en de wereld waar zij willen bijhoren. Hij omschrijft jongeren als impulsief, nieuwsgierig en zoekend naar spanning. Deze delinquentie ziet hij als een zoektocht naar de grenzen tussen wat mag en wat niet. Jongeren proberen er achter te komen hoe ver de regels te overtreden zijn zonder dat men een te zware reactie krijgt. Volgens Nicole Vettenburg zijn jongeren op zoek naar hun eigen plaats binnen onze samenleving.
Opmerking: Deze theorieën en standpunten kan ik deels volgen. Volgens mij is jeugddelinquentie deels van voorbijgaande aard, maar niet zonder dat de jongeren gewezen worden op de gevolgen. Als een jongere niet gestraft wordt voor de dingen die hij deed dan zal hij ook niet beseffen wat er verkeerd ging en aan welke regels hij zich moet houden. Ik vind het opleggen van een alternatieve maatregel een ideale reactie. De combinatie van een gemeenschapsdienst en een sociale vaardigheidstraining heeft, een grote meerwaarde voor de jongeren. Tijdens het uitvoeren van hun “straf” krijgen ze de kans om zichzelf te bewijzen in hun gemeenschapsdienst en worden er tijdens hun sociale vaardigheidstraining heel wat tips meegegeven die ze kunnen gebruiken in hun verder leven.
1
Deze videofragmenten werden samengesteld, opgenomen en uitgegeven door de oprichters van Actie Reactie. M.C. FOBLETS, B. DJAIT, K. PIETERS, Macho’s en Mietjes: allochtone jeugddelinquentie, getuigenissen van allochtone en autochtone jongeren,Leuven, Acco, 2004, 319 blz. 2
24
2.3.2 Deviant gedrag1 2.3.2.1 Wat? Aangezien het plegen van feiten omschreven wordt als deviant gedrag, lijkt het me belangrijk dit we dit begrip even van dichtbij gaan bekijken. Hieronder is er een algemene uitleg van dit begrip terug te vinden samen met enkele kenmerken en gevolgen die belangrijk zijn in het plegen van feiten. Uiteraard zijn er verschillende oogpunten dit begrip kan verklaard worden, vb. psychologisch, biologisch of sociologisch. Zo is er de socioloog Lombroso die via lichamelijke kenmerken, vb. vorm van het gezicht mensen verdeelde in verschillende categorieën van deviantie. Het lijkt me logisch dat ik dit eindwerk niet volgens deze theorie redeneer, maar dat ik eerder vanuit een gedragstheoretische of systeemtheorethische bril naar dit fenomeen kijk. Tijdens de alternatieve maatregel wordt er ook voornamelijk voortgegaan op het gedrag van de jongere. Het is de bedoeling van de alternatieve maatregel dat de jongere zich nadien terug kan integreren in de maatschappij. Deze doelstelling zorgt ervoor dat het sociologisch vertrekpunt hier het meest op zijn plaats of van toepassing is. Deviant gedrag kan je algemeen omschrijven als gedrag dat afwijkt van de normen, regels die door de samenleving of maatschappij worden vooropgesteld. Uiteraard wordt niet ieder afwijkend gedrag als deviant gedrag omschreven, vb. bepaalde subculturen zoals gothic of de nieuwe trend van “jumpen”. Het gaat voornamelijk over de overschrijden van morele of soms geschreven regels, zoals respect voor de medemens en zijn bezittingen, de opvoeding van kinderen of stelen van andermans goederen. Een persoon met deviant gedrag weigert of kan zich niet houden aan de regels en morele normen die van kracht zijn in zijn context of leefwereld of neergeschreven staan in de wet. Dit gedrag wordt tevens gesanctioneerd door zijn context of omgeving, voorbeeld door uitsluiting of protest. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de uitsluiting van iemand door zijn vrienden nadat hij een diefstal gepleegd heeft, de 0110 concerten.
2.3.2.2 Kenmerken?
a) Deviant gedrag is relatief De deviantie van gedrag wordt niet bepaald door het gedrag of de handeling zelf, maar door de reactie van de maatschappij of samenleving op dit gedrag. Zo kan het zijn dat een bepaalde handeling hier wordt gezien als deviant, terwijl dit zelfde gedrag in een ander land eerder als norm bekeken wordt. Dit betekent dat deviantie plaats- en tijdsgebonden is. Denk ook aan seks voor het huwelijk.
1
http://www.gemeenschapsonderwijs.be/, lesvoorbereiding: Identiteit, continuïteit en verandering
25
b) Gevolgen voor de groepering Deviant gedrag heeft ongetwijfeld gevolgen voor de ganse samenleving. Zo wordt bepaald deviant gedrag gezien als bedreiging voor de sociale eenheid. Voorbeelden hiervan zijn extreem rechtse/linkse groeperingen, het stijgende onveiligheidgevoel in onze huidige samenleving, enz. Een ander gevolg kan een versterking van het eenheidsgevoel zijn. Het kan zijn dat het deviant gedrag ervoor zorgt dat er in de samenleving een gevoel van “WIJ zijn niet zo” ontstaat. Hier kunnen we terug de zaak van Dutroux naar voor schuiven. De menigte reageerde heel sterk op deze zaak, denk maar aan de vele witte marsen die erdoor volgden. c) Deviant gedrag komt overal voor Deviant gedrag kan alle handelingen omvatten en kan ook door iedereen gepleegd worden. Deviantie komt voor in iedere sociale klasse, bij iedere etnische afkomst, bij elke leeftijd, … d) De sociale zichtbaarheid Heel wat overtredingen gaan ongemerkt voorbij. Er zijn heel wat delicten die niet bestraft worden. Men kan een misstap begaan en terwijl als brave burger bekeken worden. Enkele voorbeelden hierbij zijn zwartwerk, witte-boorden-criminaliteit, een onjuiste belastingsaangifte, enz. Deze voorbeelden van deviant gedrag trekken minder aandacht waardoor ze veel vlugger voorbij gegaan worden zonder dit als deviant te bestempelen. Zo wordt er slechts 10% van de gepleegde feiten opgespoord en bestraft worden. Moeilijke opspoorbaarheid of het normbesef van de maatschappij kan hier een factor in zijn. Met het normbesef wijs ik graag op de grote invloed van de media. Zo wordt er momenteel heel wat aandacht te besteden aan verboden wapendracht, vooral na de zaak van Joe Vanholsbeek. Dit kon ik merken op mijn stageplaats. Er werden tijdens mijn stage maar liefst 3 dossiers aangemeld rond verboden wapendracht, terwijl er tijdens mijn eerste stagejaar geen enkel dossier met deze problematiek werd aangemeld. Volgens mij heeft dit te maken met een stijgend onveiligheidgevoel, niet enkel bij volwassenen maar ook bij jongeren. Een onderzoek wees aan dat maar liefst 82% van de jongeren tussen 14 en 18 jaar zich soms tot altijd onveilig voelt. Door dit onveiligheidgevoel draag maar liefst 17.8% een wapen (vb. mes, peperspray) bij zich.1
2.3.2.3 Gevolgen? Er zijn heel wat gevolgen zowel voor de plegers van feiten als voor zijn omgeving en de maatschappij. Opnieuw kan je deze gevolgen vanuit verschillende standpunten gaan bekijken. Namen zoals Cohen en Durkheim zijn in deze theorieën niet weg te denken. In wat volgt wordt een selectie gemaakt van de, in mijn opinie, belangrijkste en meest voorkomende gevolgen van deviant gedrag. De uitgekozen gevolgen zijn zowel positief als negatief.
1
Uit: Het journaal, tv-programma, Brussel, Eén, donderdag 10 mei 2007.
26
a) Het kan leiden tot desorganisatie van de maatschappij “Afwijkend gedrag kan leiden tot verstoring van een belangrijk onderdeel van een evenwichtig sociaal mechanisme. Een sociaal mechanisme is een sociale activiteit die is opgebouwd uit op elkaar afgestemde sociale handelingen.”1 Deviant gedrag heeft invloed op de ganse samenleving. Vanuit het systeemdenken behoort iedere persoon behoort tot een systeem, waarin ook andere mensen verweven zitten. Deze maken op zich dan ook weer deel uit van een ander en/of groter systeem. Dit kan ruimer gezien worden en kan er gesteld worden dat de ganse samenleving of maatschappij één systeem is. Als er in één element van het systeem iets verandert of als er iets gebeurt met één onderdeel van het systeem dan heeft dit zijn effect op ieder onderdeel van het ganse systeem. Zo heeft iemand die deviant gedrag stelt effect op iedereen in de samenleving, denk maar aan het stijgend onveiligheidgevoel in onze huidige maatschappij. Ook hier speelt de media een grote rol zoals ik hierboven al stelde. b) Het algemeen klimaat van vertrouwen kan aangetast worden Ook hier keert het onveiligheidgevoel terug. Het afwijkend gedrag zorgt voor een sfeer van wantrouwen bij de bevolking. Men gaat gaan twijfelen aan het nut van zijn inspanningen en zijn inzet om onze samenleving leefbaar te houden. Men is niet langer overtuigd van het naleven van de regels door anderen. c) Deviantie kan een waarschuwing zijn dat er iets mank loopt met de organisatie van de maatschappij Het opsporen van deviant gedrag kan aan de overheid een signaal geven van een verkeerd - lopende organisatie. Door deze signalisatie kan een herziening en aanpassing van de regels worden overwogen en toegepast. Denk maar terug aan de zaak Dutroux of aan onze huidige spijbelproblematiek, waar men in de gewijzigde jeugdwet van 15 mei 2006 een oplossing voor zoekt. d) Het kan ertoe leiden dat huidige regels duidelijker worden geformuleerd Dit gevolg hoort bij het vorig gevolg. Het kan op een gelijkaardige manier worden uitgelegd. Onze Belgische wetgeving is heel verwarrend en voor mensen die er niet dagelijks mee geconfronteerd worden, is ze onduidelijk. Deze onduidelijkheid zorgt voor heel wat problemen. Zo zijn er heel wat mensen die niet goed weten wat wel en wat niet mag. In grote lijnen weet iedereen wat er strafbaar is en wat niet, maar heel wat jongeren die op onze dienst worden aangemeld wisten niet dat hun feit strafbaar was of zo‟n zware gevolgen kende. De huidige overreglementering speelt hier een grote rol in. Telkens komen er regels en wetten bij, waardoor er een wirwar ontstaat van wetten en decreten. Deviant gedrag levert, zoals hierboven vermeld, een duidelijk signaal dat bepaalde zaken onduidelijk zijn. Deze signalen hebben vaak als gevolg dat er aanpassingen en verduidelijkingen van onze regelgeving gebeuren.
Opmerking: De gevolgen die u hierboven kunt lezen zijn enkele gevolgen die de maatschappij ondervindt. De maatschappij is niet de enige partij die met een aantal zaken 1
http://www.gemeenschapsonderwijs.be/, lesvoorbereiding: Identiteit, continuïteit en verandering, p 19
27
geconfronteerd wordt. Het is vanzelfsprekend dat de feitenplegende minderjarigen ook een aantal gevolgen ervaart. Tijdens het kennismakingsgesprek krijgt de jongere een thuisopdracht mee waarin wordt gevraagd om zoveel mogelijk gevolgen te noteren voor zichzelf, de ouders, het slachtoffer en de maatschappij. In de volgende sessie wordt uitgebreid stil gestaan bij deze vraag. Een antwoord dat veel voorkomt is uiteraard de alternatieve maatregel of de opgelegde sanctie. Vaak geeft de jongere aan dat de relatie met zijn ouders minder goed verloopt door het feit. Jongeren worden na de feiten vaak gestraft en ondervinden een daling in het vertrouwen. Jongeren vertellen dan over het controleergedrag door hun ouders.
2.4 Mogelijke factoren die meespelen in het plegen van feiten Het centrale punt in dit eindwerk is het verduidelijken van de mogelijke factoren die meespelen in het plegen van feiten. Hieronder worden een aantal motivaties tot het plegen van feiten uitgewerkt. Uiteraard is deze lijst niet limitatief, maar slechts een opsomming van enkele belangrijke factoren. 2.4.1 Een aantal motivaties1 2 * Verveling Er zijn heel wat jongeren die van thuis uit veel vrijheid krijgen met betrekking tot hun vrijetijdsbesteding. Vaak vullen deze jongeren deze vrije tijd in door met vrienden op te trekken. Vaak weten deze jongeren niet wat aan te vangen met hun vrije tijd en hangen ze wat rond op straat. Voor deze jongeren is de stap naar delinquentie vaak kleiner dan voor jongeren die een vaste vrijetijdsbenutting hebben. Er waren heel wat jongeren tijdens mijn stage die het moeilijk hadden om hun vrije tijd zinvol te benutten, waardoor ze op straat rondhingen en feiten pleegden. Deze jongeren gaven dan aan dat dit gebrek aan zinvolle vrije tijdsbesteding een aanleiding was om feiten te plegen. Ook de weinige controle van de ouders die ze kregen was een belangrijke factor in het plegen van feiten.
* Geldsnood Tijdens de oefening in de groepssessie werd dit als belangrijkste motivatie aangegeven. De jongeren in de groepsvorming gaven aan dat ze zonder geld niets kunnen ondernemen. Voor alles wat men wil ondernemen heeft men geld nodig. 1
M.C. FOBLETS, B. DJAIT, K. PIETERS, Macho’s en Mietjes: allochtone jeugddelinquentie, getuigenissen van allochtone en autochtone jongeren.,Leuven, Acco, 2004, p 165 – p 177. 2 S. DE BOCK, Geboeid voor het leven: het ongekuiste verhaal van vijf jonge criminelen, Leuven, Van Halewyck, 2006, 264 blz.
28
Ook het boek “Macho‟s en mietjes” geeft deze motivatie aan als een van de belangrijkste motivaties. Er wordt de link gelegd naar het thuisfront. Wanneer een jongere van thuis uit niet gesteund wordt, is de stap om feiten te plegen makkelijker te zetten. Dit milieu van deviant gedrag wordt dan gezien als een „lonende aangelegenheid‟. * Invloed van „verkeerde‟ vrienden Hier kan onmiddellijk de link met groepsdruk gemaakt worden. Als jongeren met heel wat delinquente vrienden en leeftijdsgenoten omgaan, verhoogd de kans tot deviant gedrag. Voor deze jongeren is de drempel naar deviant gedrag kleiner, omdat jongeren erbij willen horen. Jongeren zijn tot heel wat in staat om erbij te horen. Volgens heel wat getuigenissen in dit boek zou dit een betrouwbare aanwijzing zijn tot de betrokkenheid bij delinquent of crimineel gedrag. Het groepsgevoel en het imponeergedrag is hierbij van groot belang. Het wat van dit gedrag uit zich in machogedrag, stoerdoenerij en weddenschappen.
* Gebrek aan gezag van de ouders De ouders hebben vaak heel wat te zeggen in het leven van een jongere. Zij bepalen de bewegingsruimte van de jongere, vaak de invulling van de vrijetijdsbesteding en het leven van de jongere. De ouders bepalen de normen en waarden die vanaf de geboorte worden meegegeven. Als jongeren merendeels hun vrije tijd buitenshuis doorbrengen, bestaat de kans erin dat zij in contact komen met de politie en gerecht. Dit komt vaak omdat de controle van de ouders ontbreekt of niet consequent aanwezig is. Er zijn ook ouders die hun verantwoordelijkheid in de opvoeding niet opnemen en hun kind meer vrijheid geven dan het aankan.
* Gebrek aan gezag van de politie Een verhaal dat vaak naar voor komt is dat heel wat politieagenten bevooroordeeld zijn, dit op basis van huidskleur, geloof of familienaam. Hierdoor verliest de politie heel wat van zijn geloofwaardigheid in de ogen van de hedendaagse jeugd. Heel wat jongeren zijn, volgens het boek “Macho‟s en mietjes”, van mening dat de politie niet durft in te grijpen als zij met een probleem geconfronteerd worden. Zo vertelt een jongere in dit boek over een gevecht in Antwerpen waar de politie langs de kant bleef staan tot het gevecht over was. Deze zaken brengen met zich mee dat heel wat jongeren de indruk krijgen dat ze alles mogen doen in de ogen van de politie. Heel wat jongeren zijn van mening dat zij toch geen respect verdienen omwille van het feit dat zij toch bevooroordeeld zijn. Jongeren vinden dat de politie strenger zou moeten optreden en iedereen gelijkaardig zou moeten behandelen ongeacht hun afkomst, geloof of familienaam.
29
* Gebrek aan gezag van het gerecht Veel jongeren weten dat ze starten met een blanco strafblad wanneer ze 18 jaar worden. Dit zorgt ervoor dat er jongeren zijn die de indruk hebben dat ze mogen doen wat ze willen voor ze meerderjarig zijn. Deze opmerking werd al een aantal keer tijdens de sessies vermeld. Ook van de burgerlijke aansprakelijkheid van de ouders zijn vele jongeren op de hoogte. Heel wat jongeren zijn er zich van bewust dat ze niet meteen verantwoordelijk worden geacht voor hun eigen daden, waardoor ze vaak hun ouders laten opdraven voor de gemaakte kosten. Het is een feit dat jongeren minder zwaar gestraft worden dan meerderjarigen, wat een logische redenering is volgens mij. Heel wat meerderjarigen maken hier gebruik van blijkt uit onderzoek. Ook dit werd vermeld in het boek “Macho‟s en mietjes”. Tijdens mijn stage waren er enkele jongeren die erkenden dat ze handelden in opdracht van een meerderjarige.
2.4.2 Het plegen van feiten in groep 2.4.2.1 Algemeen Heel wat jongeren plegen feiten in groepsverband. Waarom ze dit doen is vaak onduidelijk. Het komt er vooral op neer dat jongeren zich sterker voelen in een groep. Ook worden ze in groep aangezet tot bepaalde acties, om erbij te horen. Op deze manier proberen ze zich te profileren als individu binnen de groep of door de groep erkend te worden. Naar de buitenwereld willen ze tonen dat ze één geheel zijn dat samen goed functioneert. In de bevraging van de sessies gaven jongeren vaak aan dat ze zich sterk voelen binnen een groep. Ook gaven ze aan dat jongeren vaak samen feiten plegen om in de gratie te vallen van de groepsleider. Het gebeurt veel dat jongeren niet stilstaan bij de gevolgen van hun daden. Ze kunnen roekeloos gaan reageren door de sfeer die een groep met zich mee brengt. Zoals de fragmenten in “de Mensentuin”1 willen aantonen, kunnen mensen moeilijk weerstaan aan de druk die een groep biedt. Zowel jongeren als volwassenen zijn hier onderhevig aan. Denk maar aan het fenomeen “kijkfile”. Vele mensen vertragen of stoppen om te kijken wat er aan de hand is, maar heel weinig mensen gaan echt over tot hulp bieden. Op dat moment gehoorzaamd men aan de verborgen regel van “Niet helpen” die er heerst. Zo zijn er nog vele voorbeelden die we kunnen terug vinden in ons dagelijks leven, zoals tieners die in het secundair onderwijs terecht komen en er alles aan doen om tot een groep te behoren vb. veranderen van kledingstijl.
1
“de Mensentuin” is een tv-programma die werd uitgezonden op Canvas. In dit programma doet men allerlei experimenten naar het menselijk gedrag.
30
2.4.2.2 Technieken bij groepsdruk1 Bij het plegen van feiten in groep worden heel wat manieren van overtuigen gebruikt om de andere over te streep te trekken. * Omkopen Enkele voorbeelden hiervan zijn: bier geven om ergens te blijven, zaken beloven in ruil om iets te doen. Deze techniek kan zowel materieel als immaterieel gebruikt worden vb. expliciet dingen beloven zoals een som geld of beloven dat de jongere dan zijn beste vriend zal zijn. Dit wordt vaak toegepast bij jongeren waarvan men weet dat ze in geldsnood zitten. * Gevoel geven dat de jongere er niet bij hoort Enkele voorbeelden: “Als je dat niet doet dan mag je ‟s middags niet meer bij ons zitten.” De jongere links laten liggen is ook een mogelijkheid die tot deze categorie behoort. Deze techniek wordt vaak toegepast als voorwaarde tot toetreding van een groep of bende. * Iets beloven Deze techniek kan je vergelijken met omkopen (in ruil van de feiten krijgt men een „beloning‟) of chanteren (waarin men misbruik maakt van het vertrouwen). Ook hier krijgt de jongere iets in ruil om iets te doen, maar is men vaak niet zeker of ze het effectief krijgen. * Negatieve gevolgen verzwijgen Voorbeelden hiervan zijn: enkel de positieve effecten van drugs opnoemen, het risico van betrapt te worden bij het plegen van een misdrijf verzwijgen, enz. * Zeggen dat ergere negatieve gevolgen bestaan Dit doet men aan de hand van volgende uitspraken: “Niemand zal het weten.” * Een „idool‟ opvoeren Bij deze techniek verwijst men naar een persoon met een status heeft in de groep of waar men naar opkijkt (afhankelijk van de norm in de groep, identificatie) vb. bij drugsgebruik verwijzen naar Kurt Cobain. * Blijven aandringen De andere jongeren gaan, bij deze techniek, blijven inpraten op de jongere waarvan ze iets gedaan willen krijgen. * Fysiek geweld gebruiken De andere jongeren in de groep gaan door middel van fysiek geweld een persoon proberen aan te zetten om iets te doen vb. iemand naar binnen dragen en voor de toog zetten. * De jongeren bedreigen De groep gaat de jongere gaan bedreigen, dit kan zowel verbaal als non-verbaal vb. door gebaren te maken of te zeggen “Als je dit niet doet dan wordt je door mij in elkaar geramd.” 1
Uitwerking bestaande sessie beïnvloeding.
31
Opmerking: Dit zijn verschillende technieken die regelmatig worden toegepast. Vaak worden deze technieken gecombineerd vb. blijven aandringen om iets te doen door het constant te herhalen en op hetzelfde moment de jongere bedreigen. Deze verschillende technieken werken telkens in op het gevoel van de jongere in kwestie. Door het bedreigen en fysiek geweld te gebruiken zal de jongere zich slecht of angstig voelen. Door dit slecht gevoel zal een jongere, volgens mij, vlugger feiten gaan plegen dan dat hij anders zou doen. Zo vroegen we tijdens de vormingen aan verschillende jongeren die feiten in groep hadden gepleegd of zij dit ook zouden gedaan hebben als ze alleen waren. Het grootste deel van de jongeren antwoordde ontkennend. Slechts een minderheid van de jongeren antwoordde bevestigend. Een mogelijke factor waardoor jongeren feiten plegen en waarom deze technieken werken, liggen in mijn opinie bij de basisbehoefte van de mens om ergens bij te horen. Heel wat mensen gaan ver in hun handelen om ergens bij te horen. Denk maar aan de toelatingsproeven bij jeugdbendes in Amerika, waar men soms een persoon moet vermoorden om toegelaten te worden. Doordat iedereen ergens wil bijhoren zijn deze technieken zeer toepasbaar en bereiken ze gemakkelijk het effect dat ze beogen. Tijdens mijn uitgewerkte sessies wordt er stilgestaan bij het waarom van groepen volgen of groepen vormen. Een antwoord dat hier onmiddellijk opvolgde was erbij horen. Bijna iedere jongere gaf dit antwoord, waardoor het voor mij heel duidelijk wordt dat dit toch een van de belangrijkste motivaties is.
Besluit: Er zijn heel wat factoren die kunnen meespelen in het plegen van feiten. Deze factoren zijn afhankelijk van persoon tot persoon, de één wil zich meer bewijzen tegenover een groep dan de ander. Er is één factor die bij iedereen meespeelt en dat is het gevoel om erbij te willen horen. Dit is een basisbehoefte van de mens waaraan iedereen onderhevig is, zowel volwassenen als jongeren. De manier waarop de deze behoefte willen bevredigen is echter verschillend. De ene persoon is in staat om feiten te plegen om tot een groep te behoren (cfr. Amerikaanse jeugdbendes) terwijl een ander persoon dit niet wil doen.
32
Deel 3: Output
3.1 Inleiding Ik koos ervoor om de bestaande sessies aan te passen en aan te vullen, daar ik de bestaande sessies te theoretisch en, vanuit het oogpunt van een jongere, saai vond In de sessie rond groepsdruk werden termen zoals conformeren gebruikt, die voor de jongeren moeilijk en onduidelijk zijn. Door het gebruik van oefeningen en didactisch materiaal gaan we in onze vormingen weg van de schoolse sfeer, wat voor jongeren als positief wordt ervaren. De uitgewerkte sessies bevatten vier thema‟s: - beïnvloeding, - groepsdruk, - “neen” zeggen, - media en beïnvloeding. (Dit is een eerder een aanvulling. Dit thema kan gerust weggelaten worden.) Thema‟s zoals beïnvloeding en groepsdruk zijn nauw met elkaar verbonden. Om die reden koos ik ervoor om deze thema‟s in één sessie op te nemen. Aangezien we de jongeren willen wapenen tegen deze fenomenen die zich in het dagelijks leven voordoen, moet er ook een alternatief aangeboden worden: “neen” zeggen. “Neen” zeggen is, in mijn opinie, één van de belangrijkste acties die je kan ondernemen tegen groepsdruk en beïnvloeding. Deze vaardigheid klinkt gemakkelijk en simpel, maar dat is die zeker niet. Bepaalde situaties zorgen ervoor dat “neen” zeggen heel moeilijk wordt, dan denk ik aan “neen” zeggen in een relatie, “neen” zeggen tegen vrienden die dreigen om je te verstoten, enz. Dit zijn enkele van de vele voorbeelden die het voor de jongeren, die op COHEsie zijn aangemeld, net dat iets moeilijker maken. Het thema media en beïnvloeding is een interessante aanvulling. Dit thema werd door tijdsgebrek niet in elke toepassing van de sessie gegeven. De eerste drie thema‟s zijn voor mij de belangrijkste en moeten zeker de revue gepasseerd zijn.
33
3.2 Aanpassing van de sessie omtrent beïnvloeding en groepsdruk 3.2.1 Inleiding Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om zowel een individuele sessie als een groepssessie uit te werken. Hoewel in COHEsie vooral individuele sessies worden gegeven, wou ik er toch voor zorgen dat er ook een groepssessie voor handen is. De dienst beschikt namelijk over een ellenlange wachtlijst en daarom wordt er soms een groepsvorming georganiseerd. Dit doet men niet enkel om de wachtlijst tegemoet te komen, maar ook omdat een trainer heel wat informatie verkrijgt vanuit groepsvorming. Tijdens een groepsvorming kan er door de trainer meer ingespeeld worden op de groepsdynamica, wat zeker een meerwaarde heeft. Ook voor de jongeren heeft een groepsvorming een meerwaarde: de jongeren leren van elkaar en horen van andere jongeren hoe zij verschillende zaken zien. Bij de beide sessies zijn er enkele onderlinge verschillen op vlak van invulling. Ook deze keuzes hebben hun redenen. Zo wordt er bij het thema “neen” zeggen in de individuele sessie gebruik gemaakt van een korte ja/neen oefening, die niet gebruikt wordt in de groepssessie. Deze keuze heb ik gemaakt, op advies van BruKoVI, omdat je in een groep de veiligheid die nodig is voor deze oefening niet op de zelfde manier kan bewaken als in een individuele sessie.
34
3.1.2 De individuele sessie in de sociale vaardigheidstraining 3.1.2.1 Uitwerking In de concrete uitwerking van de sessies zijn er telkens doelstellingen terug te vinden. Deze doelstellingen worden door mij op gesteld, omdat ik het belangrijk vind dat het voor de lezer duidelijk is wat ik wil bereiken met bepaalde oefeningen. Ook de gebruikte flappen zijn in deze uitwerking terug te vinden, dit zijn voorbeelden vanuit de toegepaste sessies. De inhoud van deze flappen zijn niet vaststaand! Er wordt telkens gewerkt met de informatie of de termen die de jongeren naar voor brengen. We bekijken de begrippen “beïnvloeding “ en “groepsdruk” van dichtbij. We doen dit aan de hand van een brainstorming. Zo wordt het voor de jongere duidelijker wat er juist bedoeld wordt met deze begrippen en krijgt de trainer meer zicht op hoe de jongere deze begrippen verklaart. Deze begrippen volgen elkaar op in de sessie omdat ze nauw samenhangen. Op die manier kan de sessie ingedeeld worden in een eerder theoretisch stuk en een eerder praktisch stuk, waarin we mogelijke reacties gaan bekijken en oefenen. Thema 1: Beïnvloeden en beïnvloed worden
Brainstorming: Wat is beïnvloeding? Wat kan dit betekenen? Hoe kan zich dit voordoen? Wat zijn de verschillende manieren van beïnvloeding? De jongere mag op de flap noteren wat er in hem opkomst als hij het begrip “beïnvloeding” hoort. De jongere dit alles op flap laten schrijven (via spinnenweb) Als de jongere het moeilijk heeft om iets te vinden kan je helpen met volgende vragen: Wie beïnvloedt jou? Is het positief? Hoe doen ze dat? Hoe voel je jouw dan? Staan de verschillende partijen op hetzelfde niveau?
Flap 1:
:
werken leider
posities zagen vrienden
Beïnvloeding
ouders
geloof schoolkeuze: positief/ slecht voelen roken
toekomst
negatief
35
Nadien wordt dit samen overlopen en verduidelijkt indien nodig. Samen met de jongere stelt de trainer een soort definitie op vanuit de termen die de jongere op de flap heeft genoteerd.
Opmerking: Dit zijn geen vaststaande definities! De definities worden telkens opgemaakt met de termen en woorden die de jongere naar voor brengt. Het is de bedoeling dat de jongeren tot een eigen definitie komen en niet dat de trainer hen leidt tot één antwoord. Er zijn namelijk heel wat varianten van een dergelijke definitie.
Flap 2 (deel 1):
Beïnvloed worden = meedoen met anderen om van het gezaag af te zijn of om er bij te horen Beïnvloeden = anderen overtuigen om dingen te doen die je zelf niet wil doen
Soorten: Positief -> schoolkeuze Negatief -> roken (Deze flap wordt na het volgende stukje aangevuld met deel 2)
Doel: - De jongere weet wat het begrip beïnvloeding allemaal inhoudt. - Hij/zij kan een eigen definitie formuleren van dit begrip.
Vergelijking met de bestaande sessie: Het maken van een definitie was voordien al aanwezig, maar dit werd globaal aangepakt. Er werd met de jongere juist bekeken wat dit juist betekent. Ik vind deze manier duidelijker voor de jongeren. Op deze manier gebeurt het maken van een definitie geleidelijker. Als trainer kan je de jongere helpen door het verwijzen naar de woorden van de brainstorming. Bij het opmaken van de definities wordt er een opdeling gemaakt tussen beïnvloed worden en beïnvloeden. Dit heb ik zelf bijgevoegd. Met deze opdeling wil ik de jongere bewust maken van de twee partijen die altijd aanwezig zijn in dergelijke situaties.
Tonen van 3 videofragmentjes (DVD BruKoVI Opnamedag 16 mei 2006) * fragment 1: 23.20 – 24.45 (slechte reactie: jongere laat zich leiden door de groep) 27.02 – 28.16 (goede reactie: de jongere komt uit voor zijn mening en doet wat hij zelf wil)
36
* fragment 2: 28.18 – 29.10 (slechte reactie: de jongere laat zich overhalen en steelt een rugzak)
De jongere krijgt tijdens het bekijken van deze fragmentjes de opdracht om volgende vragen op te lossen (de vragen worden op voorhand met de jongere overlopen en verduidelijkt waar nodig): Wat werd er gezegd of gedaan om de jongere te overtuigen? Hoe werd er in de filmpjes op gereageerd? Waarom denk je dat die persoon zo reageerde? Hoe kan je er het best op reageren? Op basis van de gegeven antwoorden, gaan we op zoek naar de manieren die gebruikt worden om mensen te beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn: omkopen, slecht gevoel geven, negatieve zaken verzwijgen, blijven aandringen,… Flap 2 (deel 2):
Trucs: omkopen slecht gevoel geven blijven zagen gevoel geven dat ze achter hem staan ”Eén voor allen, allen voor één”
Thema 2: Groepsdruk
Om groepsdruk op een goede manier te kunnen bespreken, staat de trainer eerst uitgebreid stil bij wat een groep juist is en hoe een groep eruit ziet. Het is ook belangrijk om stil te staan bij de positie die de jongere inneemt als hij in een groep is, zo kunnen we de jongere meer gerichte tips geven. Dit wordt gedaan aan de hand van een videofragment uit “de Mensentuin”. ( tijd: 24:11) Dit fragment handelt over jongeren die in een Engels internaat zitten. In deze school wordt er gestreefd naar homogeniteit door middel van een schooluniform. Maar in de „homogene‟ groep worden er onderling verschillende groepjes gevormd. De jongere krijgt een werkblad die hij moet invullen tijdens het bekijken van dit fragment. Nadien krijgt de jongere nog even de tijd om enkele elementen aan te vullen. De vragen: - Hoe kan je de verschillende groepen in het filmpje van elkaar onderscheiden? (algemeen) - Geef enkele voorbeelden van verschillen tussen de groepen. - Waarom zou Anna soms tot een groep willen behoren? - Waarom gaan jongeren groepjes gaan vormen volgens jou? 37
Deze vragen worden dan samen met de trainer overlopen. Op basis van de antwoorden van de jongere wordt er een eigen definitie gemaakt van het begrip „een groep‟. Ook de kenmerken van een groep of redenen om een groep te vormen worden besproken. Om de link met het delict niet te verliezen wordt er aan de jongere gevraagd waarom sommige jongeren feiten plegen in groep.
Flap 3:
Groep Wat? Altijd samen zijn Vrienden Doen wat ZIJ willen
Kenmerken? Onderlinge regels Andere groepen zijn vijanden
Waarom groepen vormen? Jezelf bewijzen Populair zijn Erbij horen/ sterk staan
Waarom volgen we groepen? Om ons sterker te voelen Alles is leuker met twee dan alleen We voelen ons beter in groep
Waarom feiten in groep plegen? De rest volgen Jezelf bewijzen Voelen zich sterker in groep Voor de kick
Doel: - De jongeren kan enkele kenmerken van een groep geven. - De jongere weet wat een groep inhoudt. - De jongere kan aangeven waarom mensen groepen vormen. - Hij/zij heeft zicht op het waarom van het plegen van feiten in groep.
Vergelijking met de bestaande sessie: Bij de bestaande sessie werd er niet zo diep ingegaan op wat een groep is en welke kenmerken een groep heeft. Er werd kort stilgestaan bij wat een groep is en wat druk is. Daarna ging men over naar het conformeren in een groep en de status van mensen in een groep. Deze uitleg vond ik zelf nogal ingewikkeld. In de vernieuwde sessie wordt er langer stilgestaan bij een groep en hoe deze groep eruit ziet volgens een jongere. Dit is voor mij belangrijk omdat het voor de jongeren visueel wordt hoe een groep in elkaar zit. Het is noodzakelijk dat jongeren weten hoe een groep werkt en welke effect een groep kan hebben. Daarom heb ik de laatste 3 vragen, namelijk “Waarom een groep vormen?”, “Waarom een groep volgen?” en “Waarom feiten plegen in groep?” toegevoegd. Door deze vragen krijgt de trainer ook meer zicht op waarom jongeren feiten plegen in groep. Ook de jongeren krijgen op 38
deze manier ook meer zicht op de belangrijke factoren bij het plegen van feiten in groep. Verder bespreken we de verschillende posities (leiderfiguren, volgers, buitenbeentjes, macho‟s,…) in een groep. Aan de verschillende rollen geven we karaktertrekken. Er wordt besproken wat de positie van een persoon bepaalt. Hier ligt de klemtoon vooral op gedrag, uiterlijk en karakter. Er wordt nadien gevraagd aan de jongeren om een tekening te maken waarin hij aantoont hoe hij een groep ziet. Deze tekening mag de jongere maken zoals hij het ziet. Ook hier zijn er verschillende tekeningen mogelijk. De trainer laat de jongere zijn gang gaan, maar zorgt ervoor dat het wel relevant blijft, door vb. te vragen of je dit in iedere groep kan toepassen. Nadien staan we stil bij de rollen die de jongere soms inneemt (aanduiden op de flap) of waarmee hij in contact komt.
Dierenprenten De verschillende rollen in een groep gaan we gaan koppelen aan een aantal dieren. Dit doen we door een stapel prenten van dieren voor de jongere te leggen. De jongere selecteert de belangrijkste hieruit en gaat enkele trekken toeschrijven aan de dieren die hij koos, vb. een leeuw bij de leiders omdat hij er sterk uit ziet. Nadien krijgt de jongere de opdracht om deze dieren en rollen toe te schrijven aan vrienden of mensen vanuit een groep waarin hij zich bevindt. Ook mag hij deze dieren in positie leggen ten opzichte van hem. De mensen die dicht bij hem staan, legt hij dan dicht bij zijn plaatje en mensen waarmee de band niet zo hecht is legt hij dan wat verder. Er wordt gevraagd aan de jongere welke dieren hij voor zichzelf zou kiezen en waarom. Zo krijgt zowel de jongeren als de trainer wat meer zicht op zijn positie in een groep. Flap 4:
Posities in een groep: Leider Macho Wannabe‟s
Meeloper slaven buitenstaanders Leider slang, krokodil, haai Meelopers vogelsspin adelaar
slaven kat, kleine panda, haas,olifant
Wannabe’ s Bij, wesp, aap, egel
Buitenstaanders kleine vis 39
Opmerking: Deze flap kan verschillen van jongere tot jongere, omdat de jongere zijn verbeelding de vrije loop mag laten gaan. De trainer zorgt er wel voor dat de tekening of de uitleg van de jongere relevant blijft.
Doel: - De jongere is in staat om een aantal karaktertrekken te koppelen aan een positie of rol in een groep. - De jongere heeft zicht op zijn positie binnen een groep en op de mensen in zijn buurt.
Vergelijking met de bestaande sessie: Dit onderdeel was niet in de sessie groepsdruk opgenomen. Er werd even stilgestaan bij de verschillende statussen van een persoon en hoe die de groep beïnvloedt, maar niet zo uitgebreid als ik hier doe. Ik koos ervoor om dit op deze manier aan te pakken omdat de jongere zijn standpunt of beleving van een groep kan delen met de trainer. Zo worden zij even de trainer en mogen zij het even uitleggen aan hun trainer. Dit zorgt voor een goed gevoel bij de jongere, ze hebben niet het gevoel dat de trainer hen de les opspelt. Op deze manier gaan we weg van het schoolse wat voor mij belangrijk is. Aan de hand van hun sociale vaardigheidstraining krijgen de jongeren de kans om iets bij te leren die voor gans hun leven belangrijk is. Door deze sessie enkele keren toe te passen heb ik ondervonden dat de jongeren dit een leuk onderdeel vinden en hier enthousiast aan meewerken. Tijdens het uitvoeren van deze oefeningen waren de jongeren telkens enthousiast en gaven ze me de indruk dat ze met plezier hun verhaal vertelden. Uit ervaring, als studente, merk ik dat de leuke en actieve lessen het interessants zijn en het best bijblijven. Om die reden wou ik op zoek gaan naar een interessante en amusante manieren om dergelijke stof aan de jongeren te geven en proberen ervoor te zorgen dat dit hen bijblijft. Na het bespreken van het begrip „groep‟ wordt er overgeschakeld naar het begrip „groepsdruk‟. Om dit wat duidelijker te maken, wordt er aan de jongere enkele videofragmenten getoond. In deze fragmenten staan een aantal experimenten rond groepsdruk. De fragmenten1: Een korte inleiding omtrent groepsdruk: Er wordt kort stilgestaan bij het begrip “groepsdruk”, waarin men de mens beschrijft als een kuddedier. Dit is gestaafd met enkele voorbeelden. Een groep van 12 mensen in een chalet: Er werden 12 mensen samen naar een chalet gestuurd met de boodschap dat 1
Deze fragmenten komen uit de tweede aflevering van De Mensentuin, uitgezonden op Canvas.
40
ze daar een tijdje zouden verblijven in functie van een psychologisch onderzoek. Aan de hand van enkele obstakels wordt de groepsdynamiek besproken en bestudeerd. Het eerste obstakel waarmee men te maken krijgt is de leeftijd van één deelnemer (een man van ongeveer 40 jaar tussen allemaal mensen van 20 à 30 jaar). Welke dynamiek brengt dit met zich mee? Hoe zal de man van 40 jaar zich gedragen tegenover de jongere mensen in de groep? Experiment met vragen: Een gelijkaardig experiment zoals in de groepssessie omschreven staat wordt gebruikt om het volgen van een groep te verduidelijken. Losse fragmentjes: In de losse fragmentjes hoor je twee mensen aan het woord. De dame is een moeder die vertelt over een situatie bij de dagmoeder. Daar werd er gevraagd tijdens een samenkomst met allerlei jonge moeders of er een baby met Rode Hond mocht binnenkomen. Er heeft niemand geprotesteerd. De tweede persoon is een man die vertelt dat hij meedeed aan agressie en geweld tijdens een voetbalmatch, omdat iedereen het deed. Na het bekijken van alle fragmenten overlopen we samen wat groepsdruk juist is. Ook staan we even stil bij de betekenis van groepsdruk en of de jongere zelf al eens groepsdruk ervaren heeft. Ondertussen wordt er aan de jongere gevraagd of groepsdruk enkel negatief kan zijn of ook positief. Hierop vragen we enkele voorbeelden van positieve groepsdruk (de Tsunami-donaties, het kiezen van een school of richting, het motiveren van de jongere om naar school te gaan in plaats van te spijbelen, …) Naast de betekenis van groepsdruk staan we ook stil bij het verschil tussen groepsdruk en beïnvloeding. Ook hier wordt de redenering van de jongeren gevolgd en genoteerd. Er wordt ook duidelijk gemaakt dat het volgen van een groep een normaal fenomeen is. Naast deze elementen is het ook belangrijk om de jongeren enkele handvaten aan te reiken om hier tegen in te gaan. Eerst vragen we enkele mogelijkheden aan de jongere, daarna bekijken we één van deze manieren van dichtbij, namelijk “neen” zeggen. Flap 5:
Wat is groepsdruk? De groep die en persoon uit de groep onder druk zet
Beïnvloeding versus groepsdruk 1 persoon beïnvloed
meerdere personen beïnvloeden
Hoe kan je er tegenin gaan? Weggaan Negeren Leren „nee‟ zeggen Mening uiten
41
Doel: - De jongere heeft zicht op wat groepsdruk is. - De jongere weet dat groepsdruk zowel positief als negatief kan zijn. - De jongere weet enkele voorbeelden van positieve groepsdruk.
Vergelijking met de bestaande sessie: Ook hier heb ik wat zaken toegevoegd zoals een korte vergelijking tussen beïnvloeding en groepsdruk. Ik vind het toch belangrijk om het verschil tussen deze twee begrippen te duiden, zodat het voor de jongere duidelijk is waarom we deze twee begrippen afzonderlijk gezien hebben, maar waarom ze toch in dezelfde sessie behandeld worden. Ik vind het belangrijk om eerst een stukje „theorie‟ te geven om daarna verder te gaan met het specifiek trainen van vaardigheden zoals “neen” zeggen. Zo is de structuur van de sessie duidelijker voor de jongere en heeft hij niet het gevoel dat we zomaar iets doen. Thema 3: “Neen” zeggen
“Neen” zeggen behoort tot één van die goede reacties. Dit klinkt simpel, maar dit is het helemaal niet! Voor jongeren is dit in bepaalde situaties één van de moeilijkste vaardigheden die er is, voorbeeld “neen” zeggen in een relatie, “neen” zeggen tegen vrienden wanneer deze dreigen je te verstoten, enz. Voor we beginnen aan het oefenen van een “neen” zeggen, is het belangrijk dat we nagaan waarom die “neen” zo moeilijk is. Wat we niet mogen vergeten van te vermelden is het belang van een „“neen”‟ zeggen. Aan de jongeren wordt er gevraagd waarom het zo belangrijk is om “neen” te kunnen zeggen. Enkele mogelijke antwoorden hierop zijn: om je goed te voelen bij wat je doet, om respect te krijgen van anderen, om tijd voor jezelf te hebben, enz. Ook hier gaan we als trainer en cotrainer te werk met de voorbeelden en de antwoorden die de jongeren naar voor brengen. Flap 6:
“neen” zeggen Waarom is dat belangrijk? Schuldig voelen tegen over je vrienden Niet willen kwetsen van anderen Bang zijn voor de reactie/gedachten van anderen
Waarom is dat soms belangrijk? Afspraken na te leven Om jezelf te helpen: niet in de problemen geraken Om op het rechte pad te blijven Om voor je eigen mening uit te komen Om respect te krijgen van anderen
42
Doel: - De jongere weet wat er moeilijk is aan “neen” zeggen. - De jongere weet waarom het belangrijk is om “neen” te zeggen. - De jongere weet of het voor hem moeilijk is om “neen” te zeggen.
Vergelijking met de bestaande sessie: Dit onderdeel heb ik letterlijk overgenomen van de bestaande sessie. Ik vond dit duidelijk en eenvoudig uitgelegd. Het is belangrijk dat de jongere hier zicht op heeft en weet wat het juist zo moeilijk maakt om „neen‟ te kunnen zeggen. Om te ervaren hoe moeilijk een “neen” of een “ja” kan zijn gaan we te werk met een inleefoefening. In deze oefening komen vaak heel wat gevoelens naar boven en kan de jongere ook ondervinden hoe moeilijk een “neen” kan zijn. Om die reden is het belangrijk om als trainer veiligheid te scheppen, zowel voor de jongere als voor de trainer zelf. Dit gebeurt door het verwijzen naar de gemaakte afspraken in het begin van de sociale vaardigheidstraining (vb. geen verbaal of fysiek geweld gebruiken: is een reden tot stopzetting van het dossier. Of de jongere de kans te bieden om even naar buiten te gaan en eventueel een sigaret te roken, als hij voelt dat hij zichzelf nog net in de hand heeft.) Uitgebreide uitleg van de oefening: De trainer en jongere zitten tegenover elkaar. Aan de jongere wordt er gevraagd om enkel “ja” te zeggen, de trainer zegt dan enkel “neen”. Tijdens de oefening mag de jongere enkel “ja” of “neen” zeggen! Door gebruik van zijn stem, intonatie, non verbale taal moet hij proberen om de ander te overheersen. Hier wordt er wel duidelijk gesteld dat de jongere mag roepen, maar er mag geen geweld gebruikt worden. Het is zeer belangrijk dat de trainer die sfeer van veiligheid schept. Er moet hier enkele keren op gehamerd worden zowel voor veiligheid van de jongere als van de trainer. Zodat er geen discussies of problemen ontstaan. Jongere Zegt Ja of Nee
Trainer Zegt Ja of Neen
Als de jongere “Ja” zegt dan zegt de trainer “neen” en omgekeerd. De drempel voor de jongere ligt het laagst als de trainer begint met telkens “neen” zeggen.
Indien de jongere voelt dat hij zichzelf nog maar net in de hand heeft, zich niet meer veilig of op zijn gemak voelt dan wordt de oefening stopgezet. De jongere mag dan gerust een korte pauze voor zichzelf inlassen. Hierbij is het ook belangrijk dat er duidelijk gemaakt wordt dat er hier geen misbruik van gemaakt worden. Na een 30-tal seconden worden de rollen omgewisseld. Nabespreking: Na het uitvoeren van de 2 rollen wordt de oefening besproken. Er wordt stil gestaan bij de gevoelens die de jongere had tijdens en na de oefening. Ook wordt het verschil tussen het “ja” zeggen en het “neen” zeggen besproken. 43
Terwijl wordt er ook even stil gestaan bij wat hij makkelijker vindt (de ja of de “neen”) waarna we dan ook de link maken naar zijn rol in een groep. Opmerking: Na de oefening wordt er ingegaan op wat het makkelijkste was voor de jongere, waarom hij dat denkt. Het is belangrijk om in te gaan op het gevoel van de jongere tijdens de oefening. Tijdens dergelijke oefeningen kan er heel wat naar boven komen (verdriet, kwaadheid). Het is heel belangrijk om deze gevoelens niet te vergeten, ook niet bij jezelf! Als je als trainer voelt dat je deze oefening niet aankunt, voer ze dan ook niet uit! Er wordt aan de jongere gevraagd waarop men nu het best let als men “neen” zegt. Deze aandachtspuntjes (houding, intonatie, gezichtsuitdrukking) worden samen besproken en genoteerd. Ook koppelen we even terug naar het dagelijkse leven van de jongere. Lukt het hem om tegen zijn vrienden, ouders, lief,… “neen” te zeggen op een goede en aanvaardbare manier? Aan de hand van de flap zoeken we samen naar wat er belangrijk is bij het “neen” zeggen. Er wordt samen met de jongeren stil gestaan bij waar men op moet letten bij het “neen” zeggen. We komen hierbij nog even terug op de ja/neen-oefening. Terwijl mag de jongere op de flap het gezichtje aanvullen.
Flap 3
Wat is belangrijk? rustig blijven zeker zijn van wat je wil anderen aankijken bij je standpunt blijven kalm blijven
Waar moet je op letten? * Houding rustig blijven rechtop staan serieus zijn + zelfzeker
* Intonatie niet zachtjes kordaat gemeend
* Gezichtsuitdrukking niet lachen niet triestig kijken serieus kijken
44
Doel: - De jongere weet het belang van “neen” zeggen. - Hij weet wat er belangrijk is bij het “neen” zeggen en weet waarop hij moet letten. - De jongere heeft zicht op wat er voor hem/haar moeilijk is en wat hij makkelijker vindt.
Vergelijking met de bestaande sessie: Hier heb ik er mijn eigen ding van gemaakt. In de bestaande sessie worden er enkele stappen uitgelegd hoe je best “neen” kan zeggen. Ik vind deze stappen goed, maar nogal vaag. Voor mij is het belangrijk dat de jongere weet waar hij moet opletten bij het “neen” zeggen, het gezichtje dat de jongere mag aanvullen is om het allemaal visueel te maken. Op die manier verhoogt de kans dat het de jongere bij blijft.
Thema 4: Beïnvloeding en de media
Eerst gaan we wat dieper in op het fenomeen “media”. Naast de verduidelijking van het begrip “media” wordt er ook even stil gestaan bij de reden van het bespreken van media tijdens deze sessie. Het verduidelijken van het begrip “media” doen we aan de hand van een aantal vragen die de jongere moet beantwoorden.
De vragen: - Wat versta jij onder media? - Welke vormen van media ken je? - Op welke manieren beïnvloedt de media ons leven? Bij de laatste vraag staan we effectief stil bij het effect van reclamespotjes, tvprogramma‟s of nieuwsberichten, enz. De jongere krijgt enkele magazines waarin hij wat voorbeelden kan uithalen die we dan nadien bespreken. Op die manier staan we even stil bij de technieken die de media gebruikt om onze keuzes te beïnvloeden. Hoe we hier mee om kunnen gaan wordt ook besproken, samen met de jongere.
45
Flap 7:
MEDIA Wat is dat? Nieuws/TV Internet Radio Krant
Waarom Tonen ons beïnvloeding We luisteren naar de media
Hoe gaan zij ons ompraten? Verleiden Inspelen op idealen Positieve zaken vergroten en negatieve verzwijgen Anderen in een slecht daglicht stellen BV‟s gebruiken Humor gebruiken
Hoe tegen in gaan? Er niet naar luisteren Dingen testen en eigen mening formuleren Verschillende bronnen raadplegen
Doel: - De jongeren weten wat er verstaan wordt onder het begrip “media”. - Ze kunnen de verschillende vormen van media benoemen. - De jongeren kunnen enkele technieken waarmee de media ons beïnvloed benoemen. - De jongeren hebben zicht op de invloed van media in ons dagelijks leven.
3.2.1.2 Besluit Na de eerste toepassing van de sessie, ondervond ik al enkele werkpuntjes. - Meer gebruik maken van de vragen die gesteld werden tijdens de videofragmenten. - De nadruk van het veilig stellen van de positie als trainer tijdens de Ja/Neenoefening. - Lang genoeg stil staan bij het gevoel die deze oefening oproept. De sessie werd ondertussen al drie keer toegepast volgens bovenstaande richtlijnen. Telkens werd de sessie positief ervaren. Bij iedere jongere wordt er op toegezien dat de link naar het dagelijks leven wordt gemaakt. Het valt me ook op dat iedere jongere zijn eigen accenten legt. Bij iedere jongere moet er op een ander vlak iets langer stilgestaan worden. Wat de sessie nog meer waardevol zou maken is het effectief trainen van de vaardigheid “neen zeggen”. Het zou ideaal zijn als er, op het einde van dit thema, nog eens getraind wordt op deze vaardigheid. Aan de hand van een rollenspel kan ik hieraan tegemoet komen. Helaas kon ik dit door tijdsgebrek niet doen. Als ik deze vaardigheid naar behoeve wil trainen zou het gemakkelijk een 5tal uur in beslag kunnen nemen. Aangezien er vaak nog andere vaardigheden zijn waarop de jongere moet trainen, kan ik het mij niet veroorloven om zo lang bij deze vaardigheid stil te 46
staan. De sessie bestaat uit een aantal actievere oefeningen waardoor het voor de jongere niet saai wordt. Ook de speciale aard van de Ja/Neen – oefening wordt als positief ervaren, zowel voor de trainer als voor de jongere. Toch merk je dat deze oefening niet één is die je als trainer iedere dag zou kunnen geven. Ook voor de trainer is het een uitdaging en soms een ganse opgave op in je rol te blijven. Bij dergelijke oefeningen is het belangrijk dat je als trainer sterk in je schoenen staat en je eigen grenzen kent. Zoals iedere sessie heeft deze uitwerking zijn zwakkere punten, zoals het verborgen gevaar van agressie bij de ja/neen-oefening of de link met de media die soms voor de jongere onduidelijk is, maar deze sessie heeft ongetwijfeld een aantal sterke punten. Zoals ik hierboven al vermeld, is het voor de jongeren zeker handig om een visuele voorstelling te maken van een groep. Op die manier wordt het voor hen ook duidelijk hoe een groep juist in elkaar zit. De jongeren vinden het leuk om zelf eens iets uit te leggen aan de trainer en om hun visie weer te geven. Ook als trainer is dit een leuk moment, zo krijg je meer zicht op de denkpiste van de jongere. Persoonlijk vond ik het stukje met de visuele voorstelling van de groep en de dierenprenten het leukste en interessantste deel van de sessie. Ik was verwonderd hoe taalvaardig sommige jongeren op zo‟n momenten kunnen zijn, terwijl ze gedurende andere sessies eerder aan de stille kant waren. Het was op momenten grappig om de uitgebreide theorieën en uiteenzettingen te horen. Op dergelijke momenten kon je duidelijk een vertrouwensband voelen met de jongere. Dergelijke ervaringen maken het voor mij boeiend en zorgen ervoor dat ik gemotiveerd blijf om dergelijke sessies te geven.
47
3.2.2 De groepssessie in de sociale vaardigheidstraining Aangezien COHEsie nog niet beschikte over een groepssessie rond groepsdruk en beïnvloeding, probeerde ik mijn individuele sessie te vertalen naar een groepssessie. Daarvoor deed ik beroep op de groepssessie van ADAM. Zij organiseren bijna uitsluitend groepsvormingen als sociale vaardigheidstraining. Doordat mijn stagesupervisor een tijdje te werk gesteld was op de Antwerpse dienst, kon ik gemakkelijk terecht bij de huidige trainer van deze dienst. Er zijn een aantal elementen letterlijk overgenomen van de groepsvorming van ADAM, zoals het experiment. Ik deed dit omdat ik benieuwd was naar het resultaat en omdat je als trainer meer zicht op de persoonlijkheid van de jongeren. Tijdens het uitvoeren van het experiment zie je goed hoe jongeren gaan reageren in bepaalde situaties, waardoor je meer zicht krijgt op hun karakter. Verder ging ik tewerk zoals in mijn individuele sessie mits enkele aanpassingen op aanraden van BruKoVI. 3.2.2.1 Uitwerking Thema 1: Groepsdruk
Een experiment wordt als inleiding gebruikt tijdens de eerste sessie die de groep voorgeschoteld krijgt. Op die manier ben je als trainer zeker dat er bijna nog geen onderlinge groepjes gevormd zijn. Er kan dan gewerkt worden met een neutrale groep. Dit experiment wordt door ADAM telkens uitgevoerd bij het opstarten van een groepsvorming. Als de jongeren aankomen op de dienst wordt er hen verteld dat men eerst individueel de afspraken zal overlopen. (Voor dit experiment zijn er best twee begeleiders aanwezig.) De jongeren worden 1 voor 1 bij de trainer genomen. Aan hen worden er 5 vragen gesteld waarop zij de antwoorden krijgen. Op vier van de vijf vragen wordt er hen gevraagd om een verkeerd antwoord te geven. Er wordt hen ook duidelijk gemaakt dat dit in het kader van een experiment is en dat ze niets mogen laten merken aan de anderen.
Mogelijke vragen: 1. Wat is de hoofdstad van Frankrijk? 2. Op welke temperatuur kookt water? 3. Wat is de hoofdstad van Makata? 4. Wat is de postcode van Brussel? 5. Wie speelt er mee in de bekendste clip van TuPac?
Parijs 360 graden Jeddai 6000 Tom Cruise
Opmerking: Deze vragen werden overgenomen uit het experiment dat ADAM toepast. Dit deed ik omdat we dit experiment voor de eerste keer toepaste tijdens een groepsvorming. Als trainer werd deze keuze gemaakt omdat we op die manier enige
48
zekerheid hadden van het effect dit experiment, omdat dit door ADAM telkens positief onthaald wordt.
Samen met de laatste jongeren worden wel de afspraken overlopen en wordt er geen woord gezegd over het experiment. Als alle jongeren samen zitten, worden er, als „opwarming‟, de vijf vragen aan de groep gesteld. In groep wordt dit geschetst in het kader van de algemene kennis, die „belangrijk‟ is voor de verdere sessies. We overlopen alle vijf vragen en ieder mag op zijn beurt zijn antwoord geven. De jongere die het laatste binnen kwam wordt het laatste aan het woord gelaten. Na het geven van de antwoorden lichten we het experiment kort toe en wijzen we op het feit dat het volgen van de groep een normaal fenomeen is. Tijdens het toepassen van dit experiment volgde de laatste jongere bijna bij ieder antwoord van de groep, behalve bij de tweede vraag. Op de tweede vraag (Op hoeveel graden kookt water?) gaf hij het juiste antwoord (100° C) en ging hij niet in op het antwoord van de groep (360°C). Bij het overlopen van de antwoorden, stelden we zijn positie in de groep onmiddellijk veilig door te zeggen dat het volgen van een groep een normaal fenomeen is. We hebben de jongere positief bekrachtigd bij het antwoord van de tweede vraag. Niet iedere jongere zou zijn eigen mening of antwoord verteld hebben, dit blijkt uit het experiment dat men toont in de fragmenten van de “Mensentuin”. Onmiddellijk na het overlopen van de vragen en antwoorden worden er aan de groep enkele videofragmenten uit “De Mensentuin” getoond. In deze fragmenten wordt hetzelfde experiment getoond samen met nog enkele andere experimenten rond groepsdruk. De fragmenten1: Experiment met vragen: een zelfde experiment als hierboven Een brandende hotelkamer: Blijf je in een ruimte naast een brandende kamer terwijl de mensen rondom je niet reageren? Na het bekijken van alle fragmenten wordt in groep besproken wat groepsdruk is. Samen met de jongeren wordt er dieper ingegaan op de termen “groep” en “groepsdruk”. De trainer en co-trainer gaan vragen stellen zoals “Wat betekent groepsdruk voor jullie?” We wijzen op het feit dat groepsdruk niet enkel negatief is maar dat het ook positief kan zijn vb. de Tsunami-donaties. Er wordt ook duidelijk gemaakt dat het volgen van een groep een normaal fenomeen is. Samen met de jongeren spreken we af dat ze hierdoor de laatste jongere niet zullen uitlachen of hiermee zullen plagen.
1
Deze fragmenten komen uit de tweede aflevering van De Mensentuin, uitgezonden op Canvas.
49
Doel: - De jongeren hebben zicht op wat groepsdruk is. - De jongeren weten dat groepsdruk zowel positief als negatief kan zijn. - Ze weten dat groepsdruk een normaal fenomeen is en dat het niet makkelijk is om hier tegen in te gaan. - Ze weten ook dat dit niet enkel beperkt tot minderjarigen, maar weten dat ook volwassenen beïnvloed worden door groepen. - De jongeren zijn zich bewust dat er constant groepsdruk is. Flap 1:
Groep: Wat is een groep? Zodra je bij mensen loopt Vanaf 2 personen Vanaf 3 personen Vanaf 5 personen
Waarom volgen we groepen? Vroeger: overlevingsinstinct Uit schrik Om zich niet belachelijk te maken Samen sterk
Flap 2:
Groepsdruk: Wat is groepsdruk? Samen werken De leider volgen: uit schrik om uit de groep te vallen Groep die drukt
Hoe kan je er tegen ingaan? Door de politie Overstappen naar een andere groep Zeggen dat ze slecht bezig zijn Tonen dat je je mannetje kan staan Zeggen dat je niet wil mee doen Neen zeggen
Eventueel: Verder bespreken we via verschillende rollen in een groep. Aan de verschillende rollen worden er karaktertrekken geven. Dit doen we aan de hand van een rollenspel waarin de jongeren een bepaalde situatie, vb. een nachtje op stap met vrienden, moeten naspelen. Vooraleer de jongeren beginnen aan het rollenspel krijgen ze een rol toegeschreven die ze zich aan meten vb de macho, de clown van de groep, enz. Nadien wordt dit rollenspel besproken en staan we even stil bij de rollen die de jongeren soms innemen of waarmee ze in contact komen. 50
Tevens staan we ook even stil bij hoe deze posities hun aandeel hebben bij groepsdruk of beïnvloeding. Nadat we even stil stonden bij de betekenis van die groepsdruk en of de jongeren zelf al eens groepsdruk ervaren hebben, staan we ook even stil bij de manieren waarop men tegen groepsdruk kan ingaan vb. uitkomen voor je eigen mening, een andere groep zoeken, “neen” zeggen, enz. Doel: - De jongeren kennen enkele rollen in een groep. - Ze kunnen uitleggen welke kenmerken een bepaalde rol heeft. - De jongeren kunnen enkele manieren aangeven waarop ze tegen groepsdruk kunnen ingaan.
Thema 2: Beïnvloeden en beïnvloed worden (werd niet toegepast in de groepsvorming)
Brainstorming: Wat is beïnvloeding? Wat kan dit betekenen? Hoe kan zich dit voordoen? Wat zijn de verschillende manieren van beïnvloeding? De jongeren mogen op de flap noteren wat er in hun opkomt als ze het begrip “beïnvloeding” horen. Nadien wordt dit samen overlopen en verduidelijkt indien nodig vb. als de jongeren een vage uitleg geven, zoals een groep die drukt, wordt er gevraagd wat ze hier juist mee bedoelen. Samen met de jongeren stelt de trainer een soort definitie op vanuit de termen die de jongere op de flap heeft genoteerd. Definitie1: “Beïnvloeden is het gedrag, handelingen van een ander bepalen en veranderen door de gedragingen die je stelt of de dingen die je zegt.” “Beïnvloed worden is je gedrag laten bepalen door hetgeen een ander zegt en hoe hij handelt tegen over je. Dit gedrag stel je met als doel om erbij te horen of in de gratie van de beïnvloeder te staan. Dit gedrag kan ook voortkomen uit angst voor de beïnvloeder.” Opmerking: Dit zijn geen vaststaande definities! De definities worden telkens opgemaakt met de termen en woorden die de jongere naar voor brengt. Ik wil hiermee duidelijk maken dat er heel wat varianten zijn van een dergelijke definitie. Het is de bedoeling dat de jongeren tot een eigen definitie komen. Het is niet de bedoeling dat de trainer hen leidt tot één antwoord. 1
Definities werden zelf opgesteld op basis van voorbije sessies met jongeren.
51
Doel: - De jongeren weten wat het begrip beïnvloeding allemaal inhoudt. - Ze kunnen een eigen definitie formuleren van dit begrip.
Situatieschetsen: De jongeren mogen in groepjes van 3 een situatie bedenken waarin men beïnvloed wordt of een ander beïnvloedt. Deze situatie kan gaan over een thuissituatie, op school, bij vrienden, in de jeugdbeweging, enz. De groepjes mogen hun situatie voor de ganse groep naar voor brengen via een rollenspel. Na de „toneeltjes‟ wordt er in groep besproken wat beïnvloeding allemaal teweeg kan brengen en hoe je hierop kan reageren. Eventueel: Videofragmenten: Aan de jongeren worden enkele filmfragmentjes1 getoond waarin er situaties worden geschetst van beïnvloed worden. In deze fragmentjes kan je enkele manieren zien, waarop jongeren worden overhaald om feiten te plegen. Tijdens het bekijken van deze filmpjes moeten de jongeren op enkele vragen antwoorden. De antwoorden worden nadien samen met de trainer besproken. De vragen: - Wat werd er gezegd of gedaan om de jongere te overtuigen? - Hoe werd er in de filmpjes op gereageerd? - Waarom denk je dat die persoon zo reageerde? - Hoe kan je er het best op reageren? Samen met de jongeren wordt op zoek gegaan naar mogelijkheden om hier op een juiste manier op te reageren. Enkele voorbeelden hiervan zijn “neen” zeggen, je mening uiten, tegen een ander ingaan, …
Doel: - De jongeren kunnen verschillende manieren van overtuigen naar voorbrengen. - De groep weet wat beïnvloeding allemaal te weeg kan brengen. - Ze weten dat beïnvloeding zowel positief als negatief kan zijn en ze kunnen van beiden voorbeelden geven. - De jongeren kunnen voorbeelden geven van manieren om zich niet te laten beïnvloeden
1
De videofragmenten die getoond worden aan de jongeren werden samengesteld opgenomen door het overlegorgaan BruKoVI. (Opnamedag 16 mei 2006)
52
Thema 3: “Neen” zeggen
“Neen” zeggen behoort tot één van die goede reacties. Voor veel jongeren is dit echter voor iedereen heel wat moeilijker dan je zou denken. Voor we beginnen aan het oefenen van een “neen” zeggen, is het belangrijk dat we eens nagaan waarom die “neen” zo moeilijk is. Aan de jongeren wordt tevens gevraagd waarom het zo belangrijk is om “neen” te kunnen zeggen. Enkele mogelijke antwoorden hierop zijn: om je goed te voelen bij wat je doet, om respect te krijgen van anderen, om tijd voor jezelf te hebben, enz. Ook hier gaan we als trainer en co-trainer te werk met de voorbeelden en de antwoorden die de jongeren naar voor brengen. Flap 3:
“neen” zeggen Waarom is het zo belangrijk? Voor jezelf Voor de toekomst Om niet in de gevangenis terecht te komen Negatieve gevolgen te vermijden vb: ouders schadevergoeding Respect krijgen van anderen Om te tonen dat ze niet alles met je kunnen doen
Wat is er belangrijk bij het “neen” zeggen? Houding Intonatie gezichtsuitdrukking
Oefening: Van de 7 jongeren worden er 4 vrijwilligers gevraagd om een rol op zich te nemen. De andere jongeren mogen observeren wat er naar voor gebracht wordt. De 4 vrijwilligers krijgen een situatie die ze moeten naspelen vb. een nachtje uit in de discotheek. Ze krijgen elk een bepaalde rol toegeschreven vb. een onderdanige persoon, een assertieve persoon, enz. Hoe ze hun rol invullen mogen ze zelf kiezen, zolang ze zich aan hun rol houden en binnen hun rol reageren. De observatoren krijgen niet te horen welke rollen er werden toegewezen. Na de voorstelling wordt er aan de observatoren gevraagd welke rollen ze gezien hebben. Deze antwoorden worden teruggekoppeld aan de 4 vrijwilligers. De vrijwilligers krijgen dan ook de kans om te vertellen hoe ze hun rol ervaren hebben en hoe zij in werkelijkheid gereageerd zouden hebben. Door in te gaan op de manier waarop zij in het “echte” leven zouden gereageerd hebben krijgen zij meer zicht op hun eigen rol in een groep. Er wordt aan de jongeren gevraagd waarop men nu het best let als men “neen” zegt. Deze aandachtspunten (houding, intonatie, gezichtsuitdrukking) worden samen besproken en genoteerd.
53
Doel: - De jongeren weten het belang van “neen” zeggen. - Ze weten wat er belangrijk is bij het “neen” zeggen en weten waarop ze moeten letten. - De jongeren hebben zicht op wat er voor hun moeilijk is en wat ze makkelijker vinden. - De jongeren hebben meer zicht op hun rol binnen een groep.
Thema 4: Beïnvloeding en de media (werd niet toegepast in de groepsvorming)
Eerst gaan we wat dieper in op het fenomeen “media”. Dit doen we aan de hand van een aantal vragen die de jongeren moeten beantwoorden. Naast de verduidelijking van het begrip “media” wordt er ook even stil gestaan bij de reden van het bespreken van media tijdens deze sessie. De vragen: - Wat versta jij onder media? - Welke vormen van media ken je? - Op welke manieren beïnvloedt de media ons leven? Bij de laatste vraag staan we stil bij het effect van reclamespotjes,videoclips, tvprogramma‟s of nieuwsberichten, enz. De jongeren krijgen enkele magazines waaruit ze voorbeelden kunnen halen die nadien besproken worden. De jongeren mogen daarnaast zelf een slogan of reclamespot maken die ze aan de groep mogen voorstellen. Op die manier staan we stil bij de technieken die de media gebruikt om onze keuzes te beïnvloeden. Samen gaan we dan op zoek naar manieren om met deze technieken van de media om te gaan. Doel: - De jongeren weten wat er verstaan wordt onder het begrip “media”. - Ze kunnen de verschillende vormen van media benoemen. - De jongeren kunnen enkele technieken waarmee de media ons beïnvloed benoemen. - De jongeren hebben zicht op de invloed van media in ons dagelijks leven.
54
3.2.2.2 Besluit Voor het uitvoeren van de groepsvorming heb ik mijn uitgewerkte sessies doorgemaild, zowel naar de nevendiensten Alternatieve Maatregelen als naar het CAW Piramide, met de vraag om deze sessies eens te bekijken en, indien mogelijk, op het volgend overleg te bespreken. Op die manier kreeg ik feedback op mijn sessies en kon ik ook hun bevindingen bevragen. Tijdens het bespreken van mijn sessies (zowel voor de groep als de individuele sessie) kreeg ik heel wat tips en werd ik op enkele knelpunten gewezen waar ik, wegens gebrek aan ervaring, mij niet bewust van was. Zo werd er mij voorgesteld om de ja/neen-oefening in de groep te laten vallen en te vervangen door een rollenspel. Door mijn grote vertrouwen in hun ervaring heb ik hun raad ook gevolgd. Tijdens het toepassen van de sessie rond beïnvloeding en groepsdruk was er enkel tijd om de thema‟s “groepsdruk” en “neen zeggen” uit te voeren. Wegens tijdsgebrek en gebrek aan het organiseren van groepen werd deze sessie slechts éénmaal uitgevoerd. Door het gebrek van uitvoeringsmogelijkheden is het moeilijk om een gestaafd besluit hieruit te trekken. Aangezien we in deze sessie nog 2 belangrijke elementen (namelijk de kennismaking en de afspraken/verwachtingen) aan bod lieten komen, bleef er slechts een uur over om groepsdruk en “neen” zeggen te bespreken. Ik vond het jammer dat ik zo weinig tijd had voor mijn thema‟s. Ik kon er niet zo diep op ingaan als ik wou, maar de andere 2 elementen waren minstens even belangrijk. Doordat dit de eerste sessie was die we in groep deden, waren de jongeren wat afwachtend. Door deze houding was het moeilijker om een rollenspel te doen. De jongeren zouden zich niet volledig „gegeven‟ hebben tijdens het uitvoeren van het rollenspel (of misschien kon het hen wat losser gemaakt hebben). Ik vind het jammer dat het rollenspel niet werd toegepast, maar de toegepaste oefeningen lukten goed. De groep dacht spontaan mee en gaf zelf heel wat voorbeelden naar voor. Tijdens de evaluatie1 werd deze sessie positief onthaald door de groep. Gedurende de verdere sessie kwamen de jongeren regelmatig terug op deze sessie, waaruit ik kan concluderen dat deze sessie toch is bijgebleven. Het is misschien beter om deze sessie niet als eerste sessie te geven, maar ergens later in de vorming. De jongeren kennen elkaar dan wat beter en zijn ook wat losser en enthousiaster om bepaalde oefeningen zoals een rollenspel uit te voeren. Als deze sessie later in de vorming aan bod komt, kan er meer tijd gespendeerd worden aan deze thema‟s. Dit zorgt ervoor dat er intenser kan gewerkt worden rond deze thema‟s. Een groepsvorming heeft zeker zijn voordelen. Zo kan een trainer inspelen op wat hij in de groep ziet en hoort, vb. onderlinge discussies, vragen of andere jongeren van de groep een bepaald standpunt hebben rond het thema, enz. Ik heb gemerkt dat de jongeren elkaar aanspoorden tijdens het zoeken naar antwoorden. 1
Op het einde van iedere sessie moeten de jongeren een evaluatiefiche invullen. Dit gebeurt aan de hand van een vast evaluatieformulier die gelijkaardig is aan de evaluatiefiche van bijlage 4.
55
Deel 4: Besluitend deel
4.1 Algemeen besluit
Er zijn heel wat factoren die meespelen bij het plegen van feiten. Vaak zijn jongeren zich niet bewust van de vele factoren, waardoor het belangrijk is om als trainer de jongere hier zicht op te geven. Dit kan ervoor zorgen dat de jongere in de toekomst meer bewust is van de gevolgen en de keuzes die hij heeft. Er zijn heel wat feiten die gepleegd worden in groep, waardoor het belangrijk is om jongeren te wijzen op de gevolgen en belangrijke factoren van het fenomeen groepsdruk. Als trainer is het in dergelijke situaties belangrijk om zicht te krijgen op de motivaties van de gepleegde feiten van de jongeren. Uit de gebruikte literatuur en praktijkervaringen blijkt dat beïnvloeding en groepsdruk twee belangrijke factoren zijn die meespelen in het plegen van feiten, zowel bij volwassenen als bij jongeren. Dit vormt dan ook een reden om er voldoende aandacht aan te besteden tijdens het uitvoeren en begeleiden van een alternatieve sanctie, voornamelijk bij een sociale vaardigheidstraining. Naast beïnvloeding en groepsdruk is er nog de basisbehoefte om bij een groep te horen die een grote rol speelt in de stap naar het plegen van feiten. Ook hier kan er aandacht aan besteed worden tijdens het uitvoeren van een sociale vaardigheidstraining. De uitgewerkte sessies die in dit eindwerk besproken werden, zijn een mogelijkheid om hier aan tegemoet te komen. Ik hoop dat deze sessies zullen toegepast worden door mijn stageplaats. Ik zie in ieder geval de meerwaarde om ze toe te passen. Hoewel deze sessies nog effectiever kunnen zijn, vb. door het toevoegen van trainingsmomenten op de vaardigheid “neen” zeggen, bevatten ze zeker goede elementen waarmee men aan de slag kan. Deze elementen zorgen ervoor dat het voor de jongeren duidelijk wordt hoe groepsdruk en beïnvloeding meespeelt in het plegen van feiten. Binnen een sociale vaardigheidstraining krijgt een jongere de kans om aan heel wat vaardigheidstekorten te werken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal thema‟s die behandeld worden tijdens de sessies. Samen met de trainer kan een jongere een aantal thema‟s naar voor schuiven waarrond men zal werken. Soms denk ik zelfs dat het voor iedere jongere wel nuttig zou zijn om een sociale vaardigheidstraining te volgen. Zo worden er, in een sociale vaardigheidstraining, een aantal handvaten aangereikt om moeilijke situaties aan te kunnen. Dit kan voor iedere tiener handig zijn. Zoals ik voorheen al eens vermeldde, krijgen jongeren tips (vb. omgaan met kwaadheid, omgaan met kritiek, omgaan met geld, enz.) die ze in school niet te horen krijgen, maar toch een belangrijke rol spelen in hun leven.
56
4.2 Voorstellen 1. Het oefenen van vaardigheden via rollenspelen. Het is noodzakelijk om uitgebreid stil te staan bij de factoren die meespelen bij het plegen van feiten en mogelijke reacties op groepsdruk en beïnvloeding aan te bieden. Om hier aan tegemoet te komen, stel ik voor om de jongere zelf enkele voorbeelden van groepsdruk en beïnvloeding te geven. Het bespreken van de mogelijkheden en mogelijke reacties is niet voldoende, maar het trainen van deze vaardigheden of reacties is uiterst belangrijk. Dit kan aan de hand van rollenspelen, die momenteel regelmatig worden toegepast in de sociale vaardigheidstraining. Het zou nuttig zijn om elke sessie te eindigen met een rollenspel waarin de jongere een vaardigheid moet toepassen.
2. Het meegeven van thuisopdrachten. Ook het meegeven van thuisopdrachten rond het toepassen van vaardigheden zoals luisteren, praten, voorstellen doen, “neen” zeggen in een moeilijke situatie kan een grote meerwaarde zijn. Een thuisopdracht kan zijn vb. iedere dag minstens 1 maal “neen” op een goede manier zeggen. Hiervoor kan er, in samenspraak met de jongere, samengewerkt worden met de ouders en vrienden van de jongere. Hiervoor moet de trainer toestemming vragen aan de jongere zodat de positie van de trainer en de opgebouwde vertrouwensband niet in het gedrang komen.
3. De sessie groepsdruk en beïnvloeding in ieder dossier toepassen. Een mogelijk voorstel om jongeren bewust te maken van groepsdruk en beïnvloeding is het geven van deze sessies in ieder dossier waar men kan spreken van feiten die in groep zijn gepleegd. Vooraleer men in ieder dossier de bovenstaande sessies toepast, is het belangrijk om eerst een afweging te maken of de jongere er belang bij heeft. Als er andere vaardigheidstekorten zijn die in de huidige situatie van de jongere belangrijker zijn dan moet er aan de nodige vaardigheidstekorten gewerkt worden.
4. Doorverwijzen waar nodig. Vaak is het aantal van 20 uur te kort om uitgebreid en lang stil te staan bij alle vooropgestelde thema‟s. Vaak is het dan de taak van de trainer om ervoor te zorgen dat er voldoende tijd besteed is aan de belangrijkste thema‟s en/of vaardigheidstekorten. Aangezien de jeugdrechter het aantal uur van de sociale vaardigheidstraining oplegt, kan er vanuit COHEsie moeilijk om een verlenging gevraagd worden. Indien de dienst dit doet komt de positie van de trainer in het gedrang, zoals eerder vermeld kan de jongere zijn kwaadheid richten op de trainer waardoor een goede samenwerking in vraag gesteld wordt. Een gepaste oplossing hiervoor is het doorverwijzen naar bevoegde diensten zoals het CAW, dienst Geestelijke Gezondheidszorg, enz.
57
4.3 Bijlagen
4.3.1 Voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen (oude versie)
58
CENTRUM JONGEREN- EN GEZINSBEGELEIDING VAN ZUID-WEST-VLAANDEREN V.Z.W. GEMEENSCHAPSDIENST VOOR MINDERJARIGEN SOCIALE VAARDIGHEIDSTRAINING VOOR MINDERJARIGEN BEHEERSTRAAT 68 8500 KORTRIJK Tel. 056/21.60.91 Fax : 056/20.36.51 E-mail :
[email protected]
VOORSTELLINGSTEKST ALTERNATIEVE MAATREGELEN VOOR MINDERJARIGEN 1. Inleiding Het Centrum wil voor jongeren die een als misdrijf gekwalificeerd feit gepleegd hebben en dreigen geplaatst te worden, alternatieve herstelgerichte en constructieve maatregelen uitwerken die door de jeugdrechter opgelegd worden. Deze alternatieve maatregelen kunnen onder 2 vormen uitgesproken worden (of een combinatie van de 2 vormen): gemeenschapsdienst (prestatieproject) en sociale vaardigheidstraining (leerproject). Concreet betekent dit het volgende: een jeugdrechter wordt geconfronteerd met een 16- jarige die iemand slagen en verwondingen toebracht. De jeugdrechter kan i.p.v. die jongere te plaatsen in een instelling, die jongere bv. 50 uren onbezoldigd laten werken in de onderhoudsafdeling van een bejaardentehuis en ook nog opleggen dat die jongere 20 uren sociale vaardigheidstraining moet volgen waarin hij onder andere aan zijn agressieprobleem werkt. Het zoeken naar een plaats waar de jongere gemeenschapsdienst kan doen, het begeleiden van de uitvoering van die gemeenschapsdienst, en de uitwerking en begeleiding van die sociale vaardigheidstraining gebeurt dan door ons Centrum. Een combinatie met reeds lopende maatregelen is mogelijk. Een minderjarige die een als misdrijf gekwalificeerd feit pleegde, kan een alternatieve maatregel krijgen, ook als er op dat moment al een begeleiding loopt bij het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of een maatregel opgelegd is door de jeugdrechter. De bestaande begeleidingen of maatregelen kunnen blijven verder lopen. Bijvoorbeeld een jongere wordt door een beslissing van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg begeleid door een thuisbegeleidingsdienst en pleegt gedurende die begeleiding een nieuw feit. Er komt een P.V. binnen op het parket. Het parket kan de jeugdrechtbank vorderen tot het nemen van een alternatieve maatregel, terwijl de thuisbegeleiding verder loopt.
2. Wettelijk kader De jeugdrechter kan in het kader van art. 37 § 2.2b van de wet van 8 april 1965, gewijzigd op 02/02/94 en 30/06/94 een alternatieve maatregel uitspreken. Hij legt dan een prestatie op van opvoedkundige of filantropische aard als voorwaarde tot 59
het behoud van de minderjarige in zijn/haar milieu. Deze maatregel wordt ook aanbevolen in een circulaire (m.n. circulaire 06/81/87 van 18.02.1988) van Minister van Justitie J. Gol. 3. Situering van het project in het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding Het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding is een ambulant centrum dat in de Bijzondere Jeugdbijstand gesitueerd is. Wij organiseren Begeleid Zelfstandig Wonen voor 16 jongeren en Thuisbegeleiding voor 20 gezinnen in de regio. Via een erkenning en subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Bijzondere Jeugdbijstand kan het Centrum sedert 12 november 1998 alternatieve maatregelen, m.n. gemeenschapsdienst en/of sociale vaardigheidstraining uit werken t.a.v. minderjarige delinquenten (12- tot 18- jarigen) in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk. Het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding sloot daarnaast met v.z.w. De Kerseboom - Brugge en v.z.w. Ons Tehuis – Ieper een samenwerkingsakkoord af om éénvormigheid binnen de projecten van West – Vlaanderen na te streven. Sedert 4 januari 2000 heeft het Centrum een samenwerkingsverband met v.z.w. Oranjehuis voor herstelbemiddeling tussen minderjarige daders en slachtoffers in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk.
4. Doelgroep van het project In het project kunnen jongeren tussen 12 en 18 jaar terecht die doorverwezen worden door de Jeugdrechters van Kortrijk. Het gaat hierbij over jongeren die een als misdrijf gekwalificeerd feit pleegden en dreigen geplaatst te worden. Op jaarbasis gaat het minimum over een 25- tal minderjarigen.
5. Achterliggende visie - uitgangspunten Beide vormen, gemeenschapsdienst en sociale vaardigheidstraining, vertrekken vanuit de volgende achterliggende principes: 1. Emancipatorisch werken : Minderjarigen zijn „verantwoordelijke‟ personen en moeten daarop aangesproken worden. Ze krijgen zoveel mogelijk inspraak bij de invulling van de sanctie. Bij het niet nakomen van de sanctie komt de jongere terug bij de jeugdrechter en kan er een nieuwe maatregel opgelegd worden. In het kader van gemeenschapsdienst wordt de jongere uitgenodigd om samen met zijn ouders een huiswerkopdracht te maken. Er wordt gevraagd wat de jongere wil tonen aan zichzelf en zijn omgeving, via welke opdrachten en daaraan wordt er een werkplaats gekoppeld.
60
2. Sanctie op maat : Gemeenschapsdienst is een sanctie . De minderjarige is verplicht deze maatregel uit te voeren. Het sanctionerende zit ook in het feit dat de jongere in z‟n vrije tijd z‟n gemeenschapsdienst moet uitvoeren bv. in het weekend, in de vakanties, na schooltijd. Het onbezoldigd werken wordt door de jongere zeker ook als sanctie ervaren. De gemeenschapsdienst is ook op maat van de jongere omdat de jongere meebepaalt waar hij zijn gemeenschapsdienst uitvoert, rekening houdende met wat hij wil tonen, zijn interesses en de haalbaarheid.
3. Inspraak van de cliënt : We vertrekken van de maatregel die de jeugdrechter oplegt maar de cliënt krijgt maximaal inspraak binnen de grenzen van de opgelegde opdracht. De jongere bepaalt de keuze van de werkplaats mee door op zoek te gaan naar de link tussen de gepleegde feiten en de opdrachten die hij op de werkplaats kan uitvoeren. Hij kan de verslaggeving t.a.v. de jeugdrechtbank lezen, zijn mening toevoegen en het verslag ook mee ondertekenen. De jongere participeert aan een gezamenlijk evaluatiegesprek bij de beëindiging van de alternatieve maatregel.
4. Aandacht voor verbondenheid : Een jongere kan niet los gezien worden van z‟n familiale context. Daarnaast is ook het zich verbonden weten met de maatschappij van fundamenteel belang. Bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst houden we onder andere rekening met school -, werk en gestructureerde vrijetijdsbestedingen van de jongere. Door alternatieve sancties wordt de jongere niet onttrokken aan z‟n milieu en blijft hij ook geïntegreerd in zijn maatschappelijk leven . Hij kan blijven schoollopen, blijven deelnemen aan zijn vrijetijdsactiviteiten, ….. Ouders worden ook zoveel mogelijk betrokken bij de uitvoering van de sanctie : ze zijn eveneens aanwezig op de intake en worden aangesproken om een stimulerende rol op zich te nemen tijdens de uitvoering van de sanctie. Door het plegen van als misdrijf gekwalificeerde feiten kan een breuk met de maatschappij ontstaan. In het uitvoeren van de gemeenschapsdienst en in de sociale vaardigheidstraining wordt opnieuw een link gelegd naar die maatschappij. Door gemeenschapsdienst stelt de jongere een gebaar naar de maatschappij toe door enkele uren onbezoldigd te werken in een sociale voorziening, gezondheidsinstelling, milieuvereniging enz…. Tijdens de sociale vaardigheidstraining werkt de jongere bv. aan z‟n agressieprobleem waarmee hij ook aan „de maatschappij‟ toont dat hij nieuwe feiten wil voorkomen, dat hij de breuk op maatschappelijk vlak wil herstellen.
61
5. Relatie begeleider – cliënt : Er wordt gewerkt met een vaste individuele begeleider waardoor er een werkrelatie ontstaat tussen de begeleider en de cliënt. Zo‟n relatie is enkel mogelijk met een actieve inzet, zowel van de begeleider als van de cliënt.
6. Procesmatig : De begeleiding wordt planmatig, doelgericht en gestructureerd uitgebouwd. Er is een intake, een uitvoeringsfase en een eindevaluatie. Binnen de sociale vaardigheidstraining is er een informatiefase die uitmondt in een trainingsplan. In de evaluatie bekijken we in de eerste plaats het eindresultaat : heeft de jongere zijn sanctie volbracht? We hebben ook oog voor het proces, maar dit is ondergeschikt aan het eindresultaat.
7. Duidelijk en gestructureerd : We geloven dat jongeren kansen moeten krijgen om de sanctie zo goed mogelijk af te werken. Daarom worden er met de jongeren duidelijke afspraken gemaakt over waar en wanneer ze moeten komen voor de uitvoering van de sanctie, en zijn er ook afspraken over wat gebeurt bij afwezigheden. Al deze afspraken liggen vast in een „overeenkomst‟ dat voor de start van de uitvoering door hen getekend wordt.
8. Ervaringsgericht : Zelf ervaring opdoen, geeft de meeste leereffecten en biedt de meeste groeikansen. In die zin proberen we, waar mogelijk, ervaringsgericht te werken.
9. Kort op de bal : Het alternatieve van het aanbod zit ook in de snelheid waarmee gereageerd wordt op de feiten. We vinden het belangrijk dat een sanctie zo snel mogelijk na de feiten komt. We menen dat het effect dan het grootst is.
6. Aanbod Binnen de alternatieve maatregel kunnen we gemeenschapsdienst en/of sociale vaardigheidstraining uitwerken. 6.1. De sociale vaardigheidstraining Naargelang de problematiek van de minderjarige kan er rond 5 soorten vaardigheden gewerkt worden: zelfverzorgingsvaardigheden (vb. hygiëne, …) vaardigheden van het leven van alledag (vb. zichzelf een dagritme
62
opleggen, gebruik maken van openbare diensten, … ) omgangsvaardigheden (vb. luisteren, opkomen voor je mening, uiten van kwaadheid, contact leggen met mensen, … ) vrijetijdsvaardigheden (vb. informatie verzamelen over vrijetijdsactiviteiten, je vrije tijd op een zinvolle manier invullen, …) studie- en werkvaardigheden (vb. omgaan met gezag, administratie bijhouden, …) Daarnaast kan er ook informatie gegeven worden over allerhande thema‟s, zoals drugs, verkeer en seksualiteit. De sociale vaardigheidstraining verloopt als volgt: a) informatiefase Na het kennismakingsgesprek gebeurt er samen met de minderjarige een analyse van de vaardigheden en vaardigheidstekorten. Hiertoe lenen zich een aantal technieken: 1. Weekkaart opstellen: een week van de minderjarige wordt in kaart gebracht. Het is een chronologische schets van het dagelijks leven van de minderjarige. 2. De jongere dient kaarten waarop bepaalde onderwerpen staan onder “lastig”, “niet lastig” of “evenwicht” te hangen. Daarna wordt dit besproken. 3. Toekomstlijn of -huis: het doel is informatie te verzamelen over de toekomstplannen. Op een speelse manier wordt een toekomstbeeld uitgelokt. 4. Delictbespreking: via een tijdslijn wordt informatie verzameld over het delict of de probleemsituatie. 5. Ervaringsgerichte activiteit: hierin wordt de minderjarige geconfronteerd met eigen verantwoordelijkheid en moet hij keuzes maken. Deze activiteit staat in dienst van het ontdekken van eigen mogelijkheden en vaardigheden op cognitief, emotioneel en sociaal gebied via „trial-and-error‟ processen.
Vanuit de informatie verkregen uit de weekkaart, de kaarten, de toekomstlijn of -huis, de delictbespreking en eventueel de ervaringsgerichte activiteit maakt de begeleider een competentie-analyse op. Daarin worden de sterke kanten, de vaardigheidstekorten, de te bereiken doelen en de methoden om deze doelen te bereiken opgenomen. Deze competentie-analyse wordt aan de minderjarige voorgelegd en wordt besproken. De jongere brengt een volgorde aan in de te trainen onderwerpen. Als er een akkoord wordt bereikt, kan het eigenlijke trainen van start gaan. Door het trainen wordt de sociale competentie van de minderjarige vergroot zodat recidive voorkomen kan worden of problemen opgelost worden. Een minderjarige wordt als competent beoordeeld als er een evenwicht bestaat tussen de taken waarvoor hij/zij staat en de vaardigheden die hij/zij heeft om die te volbrengen. Op het einde van de informatiefase wordt een aanvangsverslag opgemaakt en doorgestuurd naar de jeugdrechter en de doorverwijzer, samen met de competentie analyse.
63
b) Trainingsfase Na de informatiefase kan een trainingsfase starten. Het trainen van vaardigheden gebeurt aan de hand van een aantal technieken en huiswerkopdrachten. 6. De gedragsoefening: hier is het doel het aanleren van een nieuwe vaardigheid door middel van een gestructureerd rollenspel. De minderjarige brengt zelf situaties aan waarin hij het moeilijk heeft. De vaardigheid wordt stapsgewijs aangeleerd door gebruik te maken van geheugensteuntjes en na elke stap wordt feedback gegeven. De minderjarige kan de aangeleerde vaardigheid dan in zijn dagelijks leven gaan oefenen (huiswerkopdracht). 7. De discriminatietraining: het doel hierbij is het zoeken van goede momenten om vaardigheden toe te passen, situaties leren inschatten, gunstige en ongunstige momenten leren onderscheiden. 8. Potlood- en papiertraining: deze techniek wordt gebruikt bij het zoeken naar oplossingen bij een probleem. Diverse oplossingen worden geïnventariseerd en van voor- en nadelen voorzien. De jongere krijgt een beter zicht op zijn mogelijkheden. Tevens structureert deze techniek de denkwijze door alles stapsgewijs te noteren en te bekijken. 9. Het geven van informatie en advies: er kan over verschillende onderwerpen informatie gegeven worden (vb. mogelijke vrijetijdsbestedingen, administratie, seksualiteit, racisme, drugs, …). 10. Filmmateriaal: dit materiaal wordt gebruikt om een gesprek over het zelfbeeld van de minderjarige uit te lokken. Herkenning en inlevingsvermogen in anderen zijn hierbij vooral van belang. 11. Didactisch materiaal: dit kan bestaan uit het bekijken van een filmfragment of het creatief zijn met „nutteloos materiaal‟ om zo rond een bepaald onderwerp te werken of om bepaalde inzichten van de jongere te verwerven.
6.2 De gemeenschapsdienst De gemeenschapsdienst (een aantal uren onbezoldigd werken in een organisatie) wordt door de jeugdrechter opgelegd en kan maximum 150 uren zijn. De minderjarige krijgt tijdens het kennismakingsgesprek een huiswerkopdracht mee. Er wordt van de jongere verwacht dat hij nadenkt over de gevolgen van de feiten voor zichzelf, zijn ouders en het slachtoffer. Daarnaast moet hij ook nadenken over wat hij met zijn gemeenschapsdienst wil tonen, op welke manier en met welk een werk hij dat kan tonen. Vervolgens wordt er een geschikte werkplaats aan gelinkt en nemen wij contact op met de werkplaats waar de uitvoering van de gemeenschapsdienst zal plaatsvinden en wordt er een bezoek gepland. We gaan samen met de minderjarige en indien mogelijk zijn/haar ouder(s) de dienst bezoeken. Tijdens de voorstelling worden concrete afspraken gemaakt, de uren worden vastgelegd. De minderjarige moet zich aan deze uren houden, zoniet worden er maatregelen getroffen. Wij volgen de minderjarige op, er is regelmatig telefonisch contact met de werkplaats en we bezoeken de minderjarige ook eens tijdens de werkuren. Na het voltooien van de gemeenschapsdienst wordt de uren- en beoordelingsstaat door de verantwoordelijke of de werkbegeleider van de werkplaats terug naar het Centrum opgestuurd. Deze feedback wordt tijdens de eindevaluatie meegedeeld.
64
De jeugdrechter kan ook enkel gemeenschapsdienst en 5 uur vorming uitspreken (en dan geen 20 uur sociale vaardigheidstraining). In die 5 uur hebben we een aantal ondersteunende gesprekken met de jongere (o.a. een kennismakingsgesprek, een toelichting bij de overeenkomst, de band duiden tussen de feiten en de sanctie, het verloop evalueren, enz…).
7. Voorstel van procedure voor de rechtbank ALTERNATIEVE MAATREGELEN VOOR MINDERJARIGEN Voor : 12 tot 18-jarigen - MGF
Procedure: De jeugdrechter vraagt een maatschappelijk onderzoek (zonder onder toezicht stelling) met het oog op het uitwerken van een A.M. indien zinvol. De uren worden dan nog niet bepaald
De consulent doet een maatschappelijk onderzoek (heeft reeds contact met Sofie om samen dossier te bekijken) en deelt aan de jeugdrechter mee dat een AM zinvol zou zijn
De jeugdrechter legt de AM op zitting op en legt het aantal uren vast
De A.M. wordt uitgewerkt door CJGB – er gaat een kennismakingsgesprek door met de jongere, zijn/haar ouder(s) en de consulent. Er worden concrete afspraken vastgelegd tijdens het bezoek aan de werkplaats
Alle partijen ondertekenen het akkoord en de overeenkomst wordt naar alle partijen opgestuurd
Nog twee belangrijke elementen * In een lopend dossier kan de consulent steeds een alternatieve maatregel voorstellen, indien hij/zij dat een zinvol antwoord vindt op een als misdrijf gekwalificeerd feit. * In een nieuw dossier kan de jeugdrechter een maatschappelijk onderzoek en voorverslag bevelen om de zinvolheid van een alternatieve maatregel te bevragen. * Een jongere kan in het kader van beveiliging in een GBJ geplaatst worden en de plaatsingstermijn kan ingekort worden in ruil voor een alternatieve maatregel. 65
Opmerking Zo een jongere niet volgens afspraak op de werkplaats of op het Centrum verschijnt, en dit moedwillig of door eigen fout, dan stellen wij volgende aanpak voor: bij 1e afwezigheid : de minderjarige wordt ter verantwoording geroepen door de begeleidster en de begeleidster brengt de consulent(e) op de hoogte; e 2. bij 2 afwezigheid : de minderjarige wordt ter verantwoording geroepen bij de consulent(e); e 3. bij 3 afwezigheid : de minderjarige moet terug voor de jeugdrechter verschijnen. 1.
8. Rapportage 8.1. Overeenkomst Na de uitspraak wordt de overeenkomst door alle betrokken partijen ondertekend, en wordt het ook overgemaakt aan alle betrokkenen.
8.2. Eindverslag Na de beëindiging van de maatregel wordt een eindverslag opgemaakt. De jongere vult een evaluatievragenlijst over de gemeenschapsdienst en sociale vaardigheidstraining in. Deze gegevens worden mee verwerkt in het eindverslag dat de begeleider van het Centrum opmaakt en overmaakt aan de jeugdrechter en de consulent, nadat de jongere dit heeft gelezen, eventueel heeft aangevuld met zijn mening en heeft getekend.
9. Verzekering Het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding heeft een verzekering „burgerlijke aansprakelijkheid en lichamelijke ongevallen‟ afgesloten voor personen die een alternatieve maatregel opgelegd krijgen, alsook voor de instellingen of verenigingen waar deze personen actief zijn.
10. Lijst van organisaties waar we gemeenschapsdienst kunnen laten doorgaan Volgende organisaties werken met ons samen in het kader van gemeenschapsdienst: Aanbod in Kortrijk: Stad Kortrijk Containerpark Huisvuilophaling RVT Lichtendal VHTI 66
HIVV Wereldwinkel Kringloopwinkel De Warande Kortrijk OC De Vonke Heule RVT Pottelberg Vzw Den Achtkanter
Aanbod rond Kortrijk: De Groene Long Kuurne RVT ‟t Biezenheem Bissegem Dierenasiel Der Leiestreek Zwevegem Kinderboerderij Van Clé Marke Kinderboerderij Bokkeslot Deerlijk Aanbod te Menen: Werkwinkel Dierenasiel De Grensstreek Beschutte werkplaats ‟t Veer Aanbod te Harelbeke: Domein De Gavers Welzijnsdienst „t Veer OCMW RVT Ter Halle RVT Leiezicht Forestierstadion Harelbeke Aanbod te Roeselare: OCMW RVT Ter Dreve RVT Ten Hove RVT Sint – Henricus Rumbeke Lochting – de – drie Stedelijk Jeugdcentrum Diezie en Jeugddienst Wereldwinkel Aanbod te Izegem: JOC OCMW Kringloopwinkel Containerpark (via Ivio) Aanbod te Ingelmunster OCMW Rusthuis Maria
67
Containerpark
Aanbod te Tielt: RVT Containerpark
Aanbod te Waregem: OCMW Rusthuis ‟t Ware Heem Dierenasiel Folyfoot Kringloopwinkel Aanbod te Dentergem en Wakken Containerpark Jeugdhuis Zjuzjup
Liesbeth Latré Begeleidster
Marjan Detavernier Verantwoordelijke
68
4.3.2 Samenvatting Rots en Water (bundel van de dienst ADAM)
69
4.3.3 Gebruikte vragenlijsten tijdens de uitgevoerde sessies
70
Beïnvloeding
Wat werd er gezegd of gedaan om de jongere te overtuigen?
Hoe werd er in de filmpjes op gereageerd?
Waarom denk je dat die persoon zo reageerde?
Hoe kan je er het best op reageren?
71
Groepsdruk Hoe kan je de verschillende groepen in het filmpje van elkaar onderscheiden?
Geef enkele voorbeelden van verschillen tussen de groepen
Waarom zou Anna soms tot een groep willen behoren?
Waarom gaan jongeren groepjes gaan vormen volgens jou?
72
4.3.4 Evaluatielijsten van de uitgevoerde sessies
73
Evaluatiefiche Sessie van ………………………..
Algemeen: 1. Wat hebben we in de sessie van vandaag gedaan? Beschrijf in je eigen woorden waarrond we gewerkt hebben.
2. Wat zal je er van onthouden? Heb je iets bijgeleerd vandaag?
De sessie: 3. Waren de opdrachten duidelijk?
4. Heb je iets uit de oefeningen geleerd? Zo ja, wat heb je geleerd?
5. Vond je de uitleg duidelijk?
74
6. Was er een logische samenhang tussen de verschillende thema‟s?
7. Wat vond je goed aan de sessie van vandaag?
8. Wat vond je niet/minder goed aan de sessie van vandaag? Waarom vond je dat? Heb je voorstellen?
Jouw inzet: 9. Wat vond je van je eigen inzet tijdens de sessie van vandaag? Leg je antwoord uit
10. Heb je nog opmerkingen of voorstellen?
Tot de volgende sessie en bedankt!
75
4.4 Literatuurlijst
4.4.1 Gebruikte literatuur: M.C. FOBLETS, B. DJAIT, K. PIETERS, Macho‟s en Mietjes: allochtone jeugddelinquentie, getuigenissen van allochtone en autochtone jongeren, Leuven, Acco, 2004, 319 blz. S. DE BOCK, Geboeid voor het leven: het ongekuiste verhaal van vijf jonge criminelen, Leuven, Van Halewyck, 2006, 264 blz. F YKEMA, Het Rots en Water perspectief, basisboek: Een psychofysieke training voor jongens, Amsterdam, uitgeverij SWP, 2002, 127 blz. 15 MEI 2006 - Wet tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het tot last nemen van een minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. http://www.gemeenschapsonderwijs.be/, lesvoorbereiding: Identiteit, continuïteit en verandering,
4.4.2 Interne documenten: W.J. COSTER; Cursusboek „trainer sociale vaardigheden, ambulante sociale vaardigheidstraining als leerstraf, Barneveld, Buro voor Individuele en Groepsgerichte hulp- en dienstverlening, 1998, 152 blz. M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, Kwaliteitshandboek, profiel van de voorziening, Kortrijk, intern document, 2004. M. DETAVERNIER, S. COUCKUYT, voorstellingstekst Alternatieve Maatregelen voor minderjarigen, Kortrijk, intern document, 2004. M. DETAVERNIER, L. LATRE, Uitbreidingsaanvraag COHEsie, Kortrijk, intern document, 2007. Voorbereiding en uitwerking van bestaande sessies COHEsie. Voorbereiding en uitwerking van bestaande sessies ADAM.
4.4.3 Nuttige literatuur: P. LOMBAERT, Sociologie deel 1 en deel 2, Antwerpen, uitgeverij de Sikkel, 2003. L. DHAENE, Cursus Counseling, tweede jaar maatschappelijk werk, Kortrijk, Hoge School West-Vlaanderen, departement Hiepso, 2005, 165 blz.
76
I. DECUYPERE, Cursus Systeemdenken, tweede jaar maatschappelijk werk, Kortrijk, Hoge School West-Vlaanderen, departement Hiepso, 2005, 176 blz. B.F. SKINNER, Behaviorisme, uitgeverij Van Loghum Slaterus bv, 250 blz. H. L. ROEDINGER, E. D. CAPALDI, S. G. PARIS, J. POLIVY, C. P HERMAN, vertaald en bewerkt M. BRYSBAERT, Psychologie, een inleiding, Gent, Academia Press, 2004, 916 blz.
77