1
inhoud Colofon FORUM, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen issn 0779-7397 Eindredactie Barbara Voets Redactie Pascale De Groote, Hans Dowit, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Karla Verlie, Kevin Voets Tekstredactie Roger Quadflieg, Karla Verlie Werkten mee Jan Dewilde, Herman Mariën, Johan Sanctorum, Yves Senden, Bram Van Camp, Stein Verrelst Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17 E-mail:
[email protected] website: www.conservatorium.be Vormgeving en layout Barbara Voets Forum thuis ontvangen? neem contact via
[email protected] Drukwerk Albatros Printing Copyright: overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
2
voorwoord Verandering doet lezen
3
aan het woord Krijtlijnen of handboeien
5
Prima Vista Spelen met inzicht
8
O&O Internationalisering
13
Interview Bram Van Camp
18
Recensie The food of love...
23
Sanctorum Van digitale Rijn tot Lange Wapper
26
Kort
31
in memoriam Karel Van der Borght
38
applaus Levente Kende telt er 60!
40
Agenda
42
Coda
44
voorwoord Verandering doet lezen door Barbara Voets
Geachte lezers, Dat het na 6 jaar hoog tijd werd om Forum een nieuw kleedje aan te meten hoeft geen betoog. De naamsverandering van de Hogeschool Antwerpen naar ‘Artesis’, het departement dramatische kunst, muziek en dans naar kortweg Koninklijk Conservatorium en de bijhorende herprofilering en huisstijlvernieuwing vormen hiervoor het uitgelezen moment. De start van een academiejaar is sowieso al een drukke, woelige en intense periode en dat maakte ook bij de Forumredactie extra inspiratie los. Dit leidde tot het kritisch herbekijken van de formule en de doelstellingen van Forum. Bovendien gaan we met dit academiejaar de laatste 20 maanden in waarin koortsachtig wordt gewerkt aan de bouw van de kunstcampus waar onze zes opleidingen en deSingel meer dan ooit zullen samenwerken. Forum mag niet achterop blijven bij deze spannende evolutie. Sinds 16 jaargangen wil Forum in de eerste plaats aansturen op de interessante dialoog over podiumkunsten, onderwijs en onderzoek. De nieuwe vaste rubrieken ‘Prima Vista’ en ‘O & O’ zullen hierin voortaan de toon aangeven. Doordat we ons publiek, dat bestaat uit studenten en alumni, docenten, partners en gewaardeerde Vrienden, maar ook beleidsmakers en professio-
3
nele artiesten, zo persoonlijk mogelijk willen betrekken, nodigen we iedereen uit om te spreken wanneer men zich aangesproken voelt (bv. via forum.ca@ artesis.be). We focussen in het bijzonder ook op de studenten, die toch de kunstenaars van morgen zijn (en soms ook al van vandaag) en we hopen dat zij zich herkennen in dit concept. Behalve voor de onderwerpen en standpunten die karakteristiek zijn voor het Hoger Kunstonderwijs willen we ook een Forum zijn voor meningen uit diverse invalshoeken die in het cultuurveld de dialoog weten op te starten of in stand houden. Door middel van ‘Interview’ en kortere artikels (‘kort’) en de column (‘Sanctorum’) laten we regelmatig auteurs van diverse pluimage hun discours voeren. Concerten en voorstellingen van onze studenten zijn vaak vernieuwend en van hoogstaand niveau en mogen gerust na uitvoeringsdatum wat langer in ons geheugen blijven nazinderen. Dankzij regelmatige ‘Recensie’ worden studenten met hun prestaties geconfronteerd op een meer onafhankelijke basis en krijgt u een verslag van wat u misschien heeft moeten missen. Omdat op een conservatorium elke dag wel iets te vieren valt, leest u voortaan tussen alle artikels door over de gewonnen wedstrijden, opgenomen cd’s, geslaagde audities, uitzonderlijke producties en creaties van onze studenten, docenten en alumni. ‘Agenda’ (in een vorig leven bekend als ‘Data’) en het immer verrassende ‘Coda’ sluiten het rijtje van de vaste rubrieken af.
4
Het belooft weer een bewogen jaar te worden voor het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Mede door de vernieuwde vorm blijft Forum uw trouwe gids in de veelheid van activiteiten en projecten die nu al in de steigers staan. Ik ben blij u hierbij te mogen vergezellen. Barbara Voets eindredacteur en vormgever Reageer via
[email protected]
aan het woord Krijtlijnen of handboeien Het wel en wee van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen door Stein Verrelst Mijn naam is Stein Verrelst, student klassieke gitaar aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen van de Artesis Hogeschool. Reeds enkele jaren ben ik voorzitter van de departementale
Studentenraad en sinds dit jaar ben ik in deze hoedanigheid verbonden aan enkele bestuursorganen van de Hogeschool Antwerpen, namelijk de departementsraad en de Raad van Bestuur. Voor vele studenten en ook docenten zijn deze organen een ‘ver van mijn bed show’.
Met
dit schrijven wil ik een toelichting geven over het reilen en zeilen binnen deze organen.
De Hogeschool Antwerpen werd op 2 juni 1995 opgericht als Vlaamse Autonome Hogeschool en omvat zeven departementen. Het bestuur van deze Hogeschool bestaat uit een Raad van Bestuur, een Bestuurscollege en departementen met departementsraden. De Hogeschool voorziet in een medebestuursmodel voor studenten. Dit wil zeggen dat studenten niet alleen advies kunnen verstrekken via de algemene en de departementale studentenraden, maar ook verkozen worden in de bestuursorganen. Dit is ook de rol die ik in dit verhaal vervul, namelijk die van studentenvertegenwoordiger binnen de Raad van Bestuur van de Hogeschool Antwerpen (recentelijk opgedoopt tot Artesis) en de departementsraad van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Voor de duidelijkheid schets ik snel beide organen en eveneens het Bestuurscollege. De Raad van Bestuur is het hoogste bestuursorgaan van de Hogeschool Antwerpen (HA) en wordt voorgezeten door dr. Rudi Verheyen. Deze Raad bepaalt de missie en het strategisch beleid van de Hogeschool Antwerpen, beslist over de personeelsformatie, keurt jaarlijks een begroting goed en neemt beslissingen over grote investeringen. De Raad van Bestuur is samengesteld uit personeelsleden en studenten van de Hogeschool Antwerpen, vertegenwoordigers van de vroegere inrichtende machten en externe leden.
5
De departementsraad is het bestuursorgaan dat het dichtst bij de student staat. Een departement wordt bestuurd door een departementsraad die bestaat uit zes verkozen personeelsleden, drie verkozen studenten en drie vertegenwoordigers van de sociale, economische en culturele milieus die bij het departement aansluiten. De departementsraad neemt alle beslissingen in verband met de organisatie en de coördinatie van de taken binnen het departement. Deze raad kan eigen reglementen opstellen en verleent advies over de begroting van het departement. De departementsraad wordt voorgezeten door het departementshoofd, in het geval van het Conservatorium Antwerpen, Pascale de Groote. Het dagelijks bestuur van de Artesis Hogeschool Antwerpen wordt uitgeoefend door het Bestuurscollege, dat naast de voorzitter ook de algemeen directeur en drie leden van de Raad van Bestuur omvat. Het Bestuurscollege bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor.
Anno 2008 blijkt de situatie echter slechter dan voorheen en verkeert onze departementsraad in een algemene staat van alarm. Als student binnen deze bestuursorganen trek je bij de eerste vergaderingen grote ogen. Het aanhoren van het gebruikte jargon, de te bespreken onderwerpen en ook de aanwezige mensen brengen je de eerste momenten wel van de wijs. Je zit tenslotte als student niet aan tafel met God en klein Pierreke. Na verloop van tijd en enkele infosessies over de ontstaansgeschiedenis van de Hogeschool Antwerpen, het huidig bestuur en begrotingszaken later, kun je alles echter in een beter perspectief plaatsen en zie je terug licht aan het einde van de tunnel. Je merkt ook hoe de kaar-
6
ten onderling geschud zijn en hoe de administratieve vork van de Hogeschool Antwerpen aan de steel zit.
Kleuren binnen de krijtlijnen Jaarlijks dient ieder departement een begroting in bij de Centrale Administratie die dan via het Bestuurscollege al dan niet wordt goedgekeurd. De begroting bevat de ter beschikking gestelde werkingsgelden en de gedetailleerde uitgave van deze gelden binnen één boekjaar dat loopt van januari tot december. Het is algemeen geweten dat het Koninklijk Conservatorium Antwerpen al jaren financieel op z’n tandvlees zit. Met het oog op beterschap werd lang uitgekeken naar 2008, het jaar waarin het nieuwe Financieringsdecreet van kracht zou gaan. Dit decreet zou een herziening van het allocatiemodel betekenen, ofwel het herbekijken van de verdeelsleutel van de gelden binnen de Artesis Hogeschool Antwerpen. Mede dankzij het pedagogisch idealisme en eergevoel van de docenten bleef al die jaren de winkel draaien. Anno 2008 blijkt de situatie echter slechter dan voorheen en verkeert onze departementsraad in een algemene staat van alarm. De ter beschikking gestelde enveloppe voor het komende jaar blijkt zelfs kleiner te zijn dan ooit tevoren, wat een daling van de artistieke kwaliteit van onze instelling zou betekenen en zelfs de garantie voor onderwijs in vraag stelt. Een gesprek met het hogeschoolbestuur was dus dringend aan de orde. Begin juli stapten we met een delegatie van de departementsraad naar de bestuurszetel in de Keizerstraat om het probleem aan het Bestuurscollege voor te leggen en duidelijk te maken dat zonder financiële hulp van hun kant ons departement niet verder kan
functioneren. Het Bestuurscollege aanhoorde ons relaas en meldde vervolgens dat het huidige allocatiemodel niet definitief is en voor herziening vatbaar na een proefperiode van één academiejaar en tevens dat de mogelijkheid bestond om tot een externe audit over te gaan. Een externe audit betekent dat een onafhankelijk bedrijf de financieringsvorm van een instelling, in dit geval de Hogeschool Antwerpen, onder de loep neemt en eventuele onvolkomenheden aan het licht brengt. Aan de departementsraad werd tenslotte gevraagd toch een sluitende begroting binnen de krijtlijnen in te dienen. Twee maanden van windstilte en enkele voorstellen om tot een werkbare begroting te komen later werd een ultieme poging tot communicatie met het Bestuurscollege in het werk gesteld, in de hoop uit deze impasse te geraken. De algemeen directeur, de directeur personeel en de directeur facilitaire diensten en preventie kwamen in opdracht van het Bestuurscollege op woensdag drie september de uitspraak meedelen. In de drie kwartier die de algemeen directeur onafgebroken aan het woord was, werd gepraat over de nieuwe naam van de Artesis Hogeschool Antwerpen, de centrale administratie en de huidige bouwprojecten, maar met geen woord gerept over de problematiek binnen ons departement. Wel werden we gewezen op onze adviserende taak als Departementsraad en bijhorende verantwoordelijkheden. Wanneer de vraag werd gesteld hoe het met de toekomst van onze opleidingen zit, werd stilzwijgend een brief aan ons departementshoofd overhandigd die de beslissing van het Bestuurscollege bevatte. Ditzelfde college had eveneens de algemeen directeur opdracht gegeven niet verder over deze materie te praten.
De brief bevatte de vraag om ten laatste op 10 september een sluitende begroting binnen de krijtlijnen in te dienen en de mededeling dat de vraag tot externe audit van de Artesis Hogeschool uitgesteld is naar een volgende zitting van het Bestuurscollege. Deze uitspraak zadelt ons op met een dubbel probleem: ondanks de zuiver adviserende bevoegdheid van de departementsraad, verwacht men dat deze voor een sluitende begroting zorgt. Als we dit zouden doen, snijden we letterlijk in ons eigen vel en ontkennen we gans het probleem. Het Bestuur geeft ons geen bevoegdheid, maar wel de volledige verantwoordelijkheid. Het tweede probleem is dat we binnen de Centrale Administratie geen gesprekspartner vinden in deze belangrijke kwestie. Het Bestuurscollege communiceert per ambtelijke brief twee maanden na onze dringende vraag en verbiedt blijkbaar de algemeen directeur in dialoog te gaan. Hierop heeft de departementsraad unaniem besloten op 10 september aanstaande geen sluitende begroting in te dienen binnen de krijtlijnen en alsnog te hopen op een constructief gesprek met het Bestuurscollege met het oog op het voortbestaan van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Met dit schrijven wil ik de mensen die nauw betrokken zijn bij ons departement alvast enige melding geven van de situatie die zich afspeelt aan de start van dit academiejaar en duidelijk maken aan de studenten dat ik steeds bereid ben tot verdere uitleg en hen ook op de hoogte zal houden van de verdere evolutie. Met vriendelijke groet, Stein Verrelst Voorzitter vzw Studentenraad van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen Reageren kan via
[email protected] of
[email protected]
7
Prima Vista Spelen met inzicht. door Yves Senden
Schrijven over improvisatie is zoiets als een schriftelijke cursus hardlopen... Yves Senden overtuigt u van het tegendeel.
“Kom, speel eens iets voor ons !” Het is groot feest bij je thuis. Je bent net 12 jaar geworden, en de hele familie is er om dat te vieren. Wanneer alle koekjes, taartjes en drankjes opgediend en genuttigd zijn, is het dan zo ver: je mag iets voorspelen. Je hebt een kleine vier jaar pianoles achter de rug en bent daar erg fier op. Heeft je leraar je immers niet gezegd dat je een heel behoorlijk niveau hebt voor iemand die nog maar vier jaar speelt? Je kijkt naar je vader die al pavloviaans bol van plaatsvervangende trots staat, en tegelijk wat weemoedig is omdat hij in jou iets gerealiseerd ziet dat hij altijd had willen leren maar nooit heeft mogen doen. Je kijkt naar je moeder die nu al in elke ooghoek een traantje heeft klaarstaan om die zo dadelijk
8
één voor één bij het opborrelen van de pianoklanken met het gepaste vertoon weg te pinken. En jij hebt voor jezelf al de keuze gemaakt: het ‘menuet in G’ uit het boekje voor Anna Magdalena Bach – een kaskraker, dat weet je op voorhand –; vervolgens ‘Oh he is a jolly good fellow’, en als klap op de vuurpijl het eerste gedeelte van ‘Für Elise’. Je stapt enthousiast naar de piano, slaat het deksel open en kijkt dan even verbaasd om je heen. Waar zijn je boeken naar toe? Die heb je wel nodig, want zonder boeken gaat het niet. Je speurt de bovenkant van de piano af, je kijkt in je muziektas en tussen de tijdschriften. Niets. Onder de piano dan maar, of erachter? Ook niets. Je werpt een beschuldigende blik naar je jongere broer. Hij zou toch niet het lef hebben gehad … neen, zo jaloers is hij niet. Vertwijfeld kijk je in de doos voor oud papier. Je weet maar nooit. Een sluimerend gevoel van paniek maakt zich van je meester. Wat nu? Van buiten spelen? Je kent je stukken niet van buiten. Niet spelen? Je mag er niet aan denken. Je voelt traantjes in je ogen opwellen, en het zijn niet dezelfde als die bij je moeder. Kon je nu maar iets verzinnen, iets improviseren, kort en mooi, een minuutje zou voldoende zijn, … “Hier zijn ze!” roept je vader, die het lumineuze idee had gekregen om even in de auto te neuzen. Met een staande ovatie wordt hij begroet. De stoelen worden gedraaid, iedereen kucht een keer, en na de obligate 15 seconden spanningsvolle stilte begin je te spelen. En het gaat goed: je speelt de pannen van het dak, het regent complimentjes, je moet de ‘Für Elise’ nog een keertje spelen als bis, en je grootmoeder drukt je vertederd tegen zich aan. Deze anekdote, die wellicht niet geheel verzonnen is, wil de vinger leggen op een kleine, gevoelige plek in ons muziekonderwijs. Vele beginnende (en
ook al iets gevorderde) leerlingen uit het klassiek georiënteerde deeltijds kunstonderwijs (DKO) voelen zich immers minder op hun gemak wanneer het op improvisatie aankomt. Ze zeggen dat ze het niet kunnen, en ook al zouden ze het ‘willen kunnen’, ze zouden niet weten hoe ze er aan moeten beginnen. En toegegeven, het is zeker niet evident. Want hoe kan je als leraar zoiets vluchtigs als improvisatie overbrengen aan een leerling? Vanuit die problematiek is het idee van het muzikaal receptenboek ‘Spelen met Inzicht’ gegroeid.
De term ‘receptenboek’ mag verwondering opwekken. Het is evenwel een metafoor die vrij ver kan worden doorgetrokken. Laten we beginnen bij ‘recept’. We hebben in dat geval te maken met een reeks ingrediënten en instructies die tot een bepaald gerecht leiden. Als dat gerecht nu zou inhouden dat je een stuk moet maken op basis van een becijferde bas, kan je niet verwachten dat een doorsnee leerling DKO (middelbare of hogere graad) spontaan en gretig als een volleerde Bach met een aan het nirvana grenzende ingesteldheid fuga’s uit zijn mouw schudt, en dat op basis van één notenbalk met een
9
paar cijfertjes erbij. Maar met een eenvoudig stukje als ‘Sesamstraat’, waarbij de begeleiding moet afgeleid worden uit de becijferde bas is die gretigheid – zo blijkt – er wel. In beide gevallen wordt een techniek geoefend, zij het via een verschillende weg, maar met eenzelfde doel voor ogen: verwerven van inzicht, dat dan weer de basis wordt voor eventuele improvisaties. De combinatie van geleidelijk opgebouwde ervaring, resultaten van onderzoek in het veld (o.a. gesprekken met collega’s die dezelfde zoektocht doormaken) heeft uiteindelijk geleid tot een uitgebreide collectie procedés. Deze procedés (recepten) stellen in principe elke DKO-leerling in staat om, via een minimum aan inzicht, de nodige creativiteit aan de dag te leggen om tot een eenvoudige, bevredigende improvisatie te komen.
Ook gevorderde leerlingen uit het klassiek georiënteerde DKO voelen zich minder op hun gemak wanneer het op improvisatie aankomt. Er dient natuurlijk enig voorbehoud gemaakt te worden – en ook hier is de metafoor van het receptenboek op zijn plaats –: immers, niet elke leerling heeft evenveel baat bij hetzelfde recept, en niet iedereen lust hetzelfde. Dit werd opgevangen door de talrijke, soms sterk verschillende procedés te groeperen in categorieën en in hoofdstukken onder te brengen, zoals men in een receptenboek gerechten groepeert volgens type: zo zijn hoofdstukken over de becijferde bas ontstaan, over ostinati en dansschema’s, rockriffs en akkoordschema’s, improvisatie-impulsen, technieken uit de 20ste eeuw, de traditionele harmonieleer, thema met variaties, en transpositie-oefeningen. De leerling kan in het begin ‘proeven’ van de ge-
10
rechten in de categorieën die hem het meest liggen; nadien kan hij overschakelen naar andere ‘smaken’. Indien er voldoende gevarieerd wordt in keuze van de hoofdstukken, heeft de leerling na verloop van tijd een gediversifieerd palet opgebouwd. In de layout van het boek werd – in functie van de gebruiksvriendelijkheid – aan elk hoofdstuk een eigen kleur toegewezen. Zo heeft de leerling in één oogopslag een overzicht van de hoofdstukken en navigeert hij gemakkelijk van de ene naar de andere categorie. Dat brengt ons bij een volgende parallel met een receptenboek. De hoofdstukken in ‘Spelen met inzicht’ zijn niet hiërarchisch geordend. Het is niet de bedoeling dat eerst alle oefeningen op de becijferde bas ingestudeerd zijn voordat er mag overgegaan worden naar de ostinati. Wanneer je een kookboek raadpleegt, ga je ook niet eerst alle voorgerechten
klaarmaken voordat je aan de tussengerechten begint: je selecteert iets uit één of meer categorieën, en varieert regelmatig in je keuze. Psychologen zullen er wel een verklaring voor hebben: niet alleen kinderen, maar ook volwassenen zijn veel vlugger geneigd een stripverhaal te lezen dan een doorlopende tekst, ook al staat er inhoudelijk identiek hetzelfde. Daarom werden – met behulp van cartoonist Sem Laerenbergh (student aan Sint-Lucas te Antwerpen) personages zoals de Cherry Boys, Stokko de peer, Pom Deter en Miss Berry maximaal ingezet om harmonische functies, minimal music, structureel denken, technische termen enzomeer te verduidelijken.
klavierinstrumenten, maar met enkele kleine aanpassingen kan het onderliggend gedachtegoed van heel wat opgaven ook worden toegepast op andere instrumentgroepen, solistisch, als duo (leraar-leerling) of in samenspelverband, op voorwaarde dat de leerkracht bereid is de opgave te herinterpreteren in functie van het voorhanden zijnde instrumentarium. “Spelen met inzicht”. Leerlingenboek en Lerarenhandleiding verschijnen eind september bij Garant-Uitgevers. Meer info op www.garant.be Yves Senden doceert Muziekgeschiedenis en Filosofie van de muziek aan het conservatorium.
De opgaven in het receptenboek zijn logischerwijze kort en summier, aangezien de leerling voor de aanvulling moet zorgen. Omdat het niet altijd meteen duidelijk is in welke richting een oefening kan uitgewerkt worden, is er voor de leerkracht een begeleidend handboek (“De geheimen van de chef”) opgesteld, waarin mogelijke oplossingen gesuggereerd worden en enkele methodische invalshoeken worden toegelicht. Aangezien het eigen is aan de aard van dit receptenboek dat er vaak niet één oplossing is, maar een veelheid aan mogelijke realisaties, staat het de leerkracht vanzelfsprekend vrij de voorgestelde oplossingen over te nemen, of ze als leidraad te gebruiken, of ze te laten voor wat ze zijn: een eenvoudige voorzet. Definitieve oplossingen van oefeningen vastleggen in een handboek over improvisatie is trouwens een paradox. En geen kleintje. ‘Spelen met inzicht. Een muzikaal receptenboek’ is vanuit de lespraktijk tot stand gekomen. Elke oefening is minstens éénmaal door een leerling met succes gerealiseerd. Het betreft hier voornamelijk
11
Floris Uytterhoeven, Jennifer De Keersmaeker, Ine Kuypers en Gert-Jan Verbueken, samen ensemble Idee-Fixe, hebben in mei 2008 met hun afstudeerproject meer dan 25.000 euro ingezameld voor het kankeronderzoeksfonds van het St.-Augustinus Ziekenhuis te Antwerpen. (zie p. 35). Voor de vijfde keer op rij winst een student woordkunst de RVU-radioprijs. Lotte Lesage won de prijs in de categorie cultureel/persoonlijk met de radiodocumentaire ‘Wijn met een rietje’. Het programma gaat over Jocelyne, een lichamelijk zwaar gehandicapte vrouw van 53. Ze kan haast niets zelf maar toch is ze ongelooflijk zelfstandig. Dit programma geeft een stem aan een vrouw die niet kan praten. Ook Marie Demaré (M), Sarah Claeys en Rebekka De Wit (B2) waren genomineerd. Beluister alle nominaties op www.rvu.nl Sophie Hallynck, Aldo Baerten, en Leo De Neve, leden van het ARPAE-ensemble, waren te gast bij het 10th World Harp Congress in Amsterdam, waar zij harpkwintetten van Jongen, Roussel, en Honegger ten gehore brachten. Ex-artistiek directeur van het conservatorium Jan Raes wordt algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam. Sofie Verbeeck en Katelijne Franssens, studenten fluit van Aldo Baerten, werden geselecteerd voor de Internationale Zomercursus onder leiding van Peter-Lukas Graf in Sermonetta Italië. Martje Sermeus en Astrid Bossuyt kregen de prijs Cultuur Bindt Jeugd van de Koning Bou-
12
lees verder op p. 25
O&o Over internationalisering door Pascale De Groote
Dit academiejaar komen de voorbereidingen voor de samenkomst van drie podiumkunsten op één kunstcampus op kruissnelheid.
Het is vanzelfsprekend
dat ons sterk internationaal profiel aan belang wint.
Departementshoofd Pascale De Groote schetst de belangrijkste pijlers hiervan.
Kijken naar de Olympische spelen maakt ons meer dan ooit bewust van de impact van internationale activiteit op het presteren van het individu. Persoonlijke, nationale en wereldrecords sneuvelen er bij de vleet. De confrontatie met de internationale top zet aan tot prestaties die het individu zichzelf laten overstijgen en maakt bovendien aan de verschillende naties duidelijk waarin ze tekort schieten, of beter gezegd, dat ze tekort schieten. Een grondige analyse kan uitwijzen waar het schoentje knelt: recrutering, opleiding, begeleiding enz. In de podiumkunsten is het niet anders. Net als sport is kunst per definitie internationaal. De podiumkunsten hebben een internationale taal, een internationaal gegroeide traditie, en dat op het vlak van repertoire, van techniek, van methodiek, enz. en zijn door een voortdurende confrontatie op het internationale podium evenzeer onderhevig aan een nooit aflatende internationale vergelijking en concurrentie. Ironisch genoeg was het op een studiedag van onze hogeschool waar wij als departement aan de kaak werden gesteld als bijzonder zwak scorend in Erasmusuitwisselingen dat de gastspreker er mij door zijn uiteenzetting op attent maakte dat wij op alle andere terreinen qua internationalisering net zeer sterk staan. In zijn boeiend exposé benadrukte Bernd Wächter, directeur van de Academic Cooperation Association, dat internationalisering veel meer betreft dan mobiliteit in het kader van Erasmus. Als mogelijke definitie stelde hij voorop: ‘het proces van integratie van een internationale
13
dimensie in onderzoek, onderwijs en diensten’, waarbij hij volgende aspecten belichtte: mobiliteit in de breedste zin van het woord, curricula, vreemde talen, networking, beleid, erkenning, marketing, research, waarvan een groot deel wordt waargemaakt in de zogenaamde ‘internationalisation at home’.
voelen sommigen zich geroepen om zich in een volgende fase – en niet als intermezzo – bij een andere meester te gaan vervolmaken. Dit wordt bevestigd door het grote percentage buitenlandse studenten in het postgraduaat (cf. infra).
Door een voortdurende confrontatie op het internationale podium zijn podiumkunsten onderhevig aan een nooit aflatende internationale vergelijking en concurrentie.
foto KCA
Mobiliteit binnen het Erasmuskader blijft in ons departement inderdaad beperkt. Wat de studenten betreft is er enerzijds weinig interesse, anderzijds kunnen kandidaten vaak niet naar de uitverkoren instelling wegens plaatsgebrek. Vooral in de opleiding Drama, die bovendien wegens haar taalgebondenheid niet op brede internationale mobiliteit aanstuurt, is het de holistische benadering van de opleiding die zich niet tot Erasmusuitwisseling leent. In de opleiding Muziek kiezen de studenten voor een basisopleiding bij een uitverkoren hoofdvakdocent. Indien de verwachtingen niet worden ingelost, gaan zij op zoek naar een andere hoofdvakdocent binnen de opleiding of verlaten zij het huis om hun studie elders verder te zetten. Pas na het afsluiten van hun basisopleiding
14
In de opleiding Muziek stelt zich bovendien het probleem dat studenten die toch kiezen voor Erasmusuitwisseling niet altijd een plaats vinden bij de partnerinstelling, waar een strenge selectie wordt gehanteerd omdat het individuele onderwijs per definitie slechts een beperkt aantal studenten per ‘meester’ toelaat. Dit individuele onderwijs is bovendien erg duur en wordt binnen het Erasmuskader niet gecompenseerd door een kostendekkende financiering. Aanvragen voor inkomende studenten stellen ons uiteraard voor hetzelfde probleem. Ook de docentenmobiliteit binnen het Erasmusuitwisselingssysteem is klein. Daar kan echter het financiële niet als verklaring gelden. Gebrek aan interesse, gebrek aan kennis, of ligt het aan de administratieve rompslomp waarmee men te maken krijgt? Voor het eerst hebben we dit jaar in samenwerking met I Solisti del Vento, een van onze ensembles in residentie, een grootschalig uitwisselingsproject met de Academy of Music and Drama van Tallinn. Vijf docenten trekken daarheen in het kader van een festival rond hedendaagse muziek en geven daar, naast concerten, lectures en masterclasses aan de studenten. In
de loop van het academiejaar zullen wij hun Estse collega’s hier verwelkomen. Het internationale karakter inherent aan het kunstonderwijs uit zich voor onze opleidingen echter sterk in een aantal andere, permanente aspecten: - de aanwezigheid van een groot aantal buitenlandse studenten - de samenstelling van de staf en het docentenkorps - de inbedding in een breed internationaal netwerk - de inbedding in een internationale kunstencampus. Vooral door de internationale samenstelling van staf, studenten- en docentenbevolking en door de inbedding in de internationale kunstencampus wordt de ‘internationalisation at home’ waargemaakt. Studenten
foto KCA
Docenten Buitenlandse docenten of docenten van buitenlandse origine 2007-08
Percentage buitenlandse studenten 2007-08
Artistiek/ pedagogische staf
50%
Bachelor
11,80%
Docentenkorps
20%
Master
17,88%
Masterclasses
90%
Postgraduaat
94,11%
Totaal
16,66%
De aanwezigheid van de zogenaamde ‘foreign degree seeking students’ heeft een belangrijk aandeel in de ‘internationalisation at home’. Het percentage op bachelor- en masterniveau wordt echter sterk afgeremd door het verplichte gebruik van de Nederlandse taal. Het aandeel studenten van buiten de Europese onderwijsruimte wordt sinds enkele jaren ernstig beperkt doordat het studiegeld dat zij bij inschrijving dienen te betalen tien maal hoger ligt dan dat van de reguliere student.
Docenten met internationale praktijk in de kunst, in onderwijs of in onderzoek 2007-08 Artistiek/ pedagogische staf
90%
Docentenkorps
70%
Masterclasses
100%
Het overgrote deel van staf en docentenkorps, al dan niet van buitenlandse origine, neemt deel aan internationale activiteiten op het vlak van artistieke praxis, onderwijs en onderzoek en verzekert daarmee de permanente internationale dimensie van onze opleidingen.
15
Netwerk Naast de buitenlandse expertise van individuele medewerkers en de vele contacten met individuele partnerinstellingen (ondertussen een 30-tal) participeert het departement aan de activiteiten van Elia (European League of the Institutes of the Arts) en AEC (Association Européenne des Conservatoires).
zoeken wordt onderwerp van bespreking in de artistieke directievergaderingen en/of de departementale stuurgroepen onderzoek, onderwijs en kwaliteitszorg en wordt waar zinvol en mogelijk gebruikt om de eigen opleidingen te optimaliseren. Bovendien neemt het departement in de werkgroepen zijn verantwoordelijkheid op in het proactief sturen van verdere ontwikkelingen in de Europese hogere onderwijsruimte.
In het kader hiervan wordt actief deelgenomen aan congressen, conferenties en werkgroepen. Naast de jaarlijkse congressen voor stafmedewerkers (artistiek-pedagogische leiding, coördinatoren kwaliteitszorg, internationalisering en onderzoek enz.) wordt meer en meer medewerking verleend aan thematische werkgroepen zoals het “Socrates Thematic Network - Inter}artes” dat de inhoud van de opleidingen op Europees niveau op elkaar probeert af te stemmen, het Quality Assurance for Higher Education Change Agenda, kortweg QAHECA-project, dat het Europees systeem voor kwaliteitszorg probeert te uniformiseren en te optimaliseren, het CEIHE-project dat een classificatiesysteem voor Europees hoger onderwijs wil opzetten, het Polifonia-project dat o.a. de professionalisering van het kunstonderwijsmanagement voor ogen heeft, het Cultural Platform van de Europese Commissie in functie van de brede toegankelijkheid van de kunst en cultuur en ga zo maar door. Daarnaast is ons departement reeds enkele jaren vertegenwoordigd in de Board van AEC. Verder werd door het departement, in samenwerking met het conservatorium van Maastricht, een eerste ontmoetingsdag van de Nederlandse en Vlaamse conservatoria georganiseerd in het VlaamsNederlands huis De Buren in Brussel, die reeds een opvolging heeft gehad in De Brakke Grond. De informatie verworven tijdens congressen en studiebe-
16
foto Sarah Van Den Broeck
Daarnaast zijn studenten en medewerkers van het departement regelmatig betrokken in artistieke internationale activiteiten, zoals het Fontys Dansfestival, het ITTS- en FIST-festival en natuurlijk de deelname aan internationale concours. De behaalde
prijzen zijn terug te vinden op onze website en in dit tijdschrift. Bovendien werd ik gevraagd als voorzitter van verschillende visitatiecommissies (de Master Muziek van de Hogeschool Zuyd en de Fontyshogeschool (Maastricht, Tilburg, Nl), van de Bachelor Dans en de Bachelor Docent Dans in de Fontysdansakademie (Tilburg, Nl) en de Hanzehogeschool (Groningen, Nl) en als lid van de visitatiecommissie van de Bachelor Drama van de Estonian Academy of Music and Drama en de Master of Choreography van de Estonian pedagogical University (Tallinn, Estland). Het inzicht in en de informatie over buitenlandse partnerinstellingen die hieruit voortvloeien hebben een niet te onderschatten impact op het bijsturen van de werking van het departement.
Internationale kunstencampus De cohabitatie met het internationale kunstencentrum de Singel betekent reeds decennia lang een absolute meerwaarde in de opleiding van de studenten. Contacten allerhande met internationaal gerenommeerde kunstenaars en gezelschappen zijn legio. Studenten en docenten wonen repetities, concerten en voorstellingen bij van internationale ensembles. Lectures, workshops, projecten en masterclasses brengen hen rechtstreeks met elkaar in contact. Uiteraard wordt dit nog aangevuld met talrijke informele ontmoetingen. De uitbouw van een internationale kunstencampus opent nieuwe mogelijkheden tot uitbreiding en systematisering van de samenwerking op het vlak van artistiek-pedagogische activiteiten.
Internationalisering in de kunst is van oudsher een drang, een must, een evidentie geweest en vandaag is dat niet anders. De taal van muziek en podiumkunsten is een internationale taal, de materie waar onze docenten en studenten zich dagelijks over buigen is internationaal, de wijzen waarop ze daarmee bezig zijn zijn internationaal gegroeid, maar daarnaast is internationalisering uitgegroeid tot een geïntegreerde pijler van het departementaal beleid. Via verschillende platformen en goed overleg wordt dit beleid geïmplementeerd en vormgegeven in de verschillende opleidingen. Net als de topsportsector tot zelfreflectie wordt aangezet door de internationale confrontatie op de Olympische Spelen, geven de internationale contacten ons de aangename plicht voortdurend de vinger aan de pols te houden en de actuele ontwikkelingen op de voet te volgen. Naast het optimaliseren van de huidige werking en het stimuleren van de Erasmusmobiliteit, wordt de grootste uitdaging om daar waar mogelijk te anticiperen en zelf invloed uit te oefenen op de toekomstige ontwikkelingen in Europese en misschien zelfs wereldwijde context. Pascale De Groote departementshoofd van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen
17
interview Bram Van Camp, componist door Kevin Voets
Bram Van Camp is alumnus van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen, hij studeerde er viool en compositie, dit laatste bij Wim Henderickx. Nadien studeerde hij verder aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij zich als componist verder bekwaamde bij Theo Loevendie en Wim Henderickx. In 1999 won hij de Aquarius Compositiewedstrijd met zijn “Rapsodie voor viool en orkest”. In 2002 ontving hij de BAP-prijs (Belgische Artistieke Promotie) van SABAM met zijn “Trio voor klarinet, altviool en piano”. In 2007 werd hij bekroond met de Jeugd en Muziek Prijs voor Compositie. Hij schreef muziek in opdracht van het Festival van Vlaanderen, deSingel en Ars Musica, en voor groepen als het NotaBene Ensemble, Syrinx Ensemble, Kandinsky Strijkkwartet, HERMESensemble, I Solisti del Vento, Beethoven Academie en deFilharmonie. In 2007 werd zijn eerste symfonie “Tetrahedron” gecreëerd door deFilharmonie, en in 2008 is hij componist in residentie van HERMESensemble, dat in het najaar een nieuw concerto voor viool en ensemble van zijn hand zal creëren. Kevin Voets had een gesprek met de jonge toondichter. Hoe zou je jezelf typeren als componist? Kader je jezelf als componist en je werk binnen een bepaalde beweging, zoals het minimalisme of de “new complexity”? Ik doe dat zeker niet bewust, en ik vind het vooral veel te vroeg om daar uitspraken over te doen. Eerder niet: ik wil niets bewust
18
overnemen van anderen, of muzikale ideeën of thema’s ‘recycleren’. Stijl wordt voor mij vooral bepaald door je eigen persoonlijke geschiedenis, en ik vind mijn ‘roots’ vooral bij componisten van grofweg een eeuw geleden. Ik denk dan vooral aan Béla Bartók, Alban Berg en Igor Stravinski omdat zij belangrijk waren in mijn vorming tot componist. Wat stijl betreft is dit drietal ook invloedrijker en belangrijker dan mijn compositieleraars: als je jong bent, en ernstig begint te componeren, dan zoek je je eigen weg, ontwikkel je een persoonlijke smaak, en deze blijft meer bepalend voor je stijl dan de pedagogische invloed van je compositieleraars die je de techniek bijbrengen.
Het enige wat je als componist kan doen is vanuit jezelf vertrekken en verder werken waar je de vorige keer was gestopt. Betekent de muziek van de voorbije vijftig jaar dan niets voor jouw schriftuur en compositiestijl? Niet geheel niets, maar die recentere componisten waren op hun beurt ook vaak vertrokken van Berg, Bartók en Stravinski. Zo bouwde bijvoorbeeld György Ligeti ook voort op wat Bartók had ontwikkeld. Ik zie Bartók als een soort grootvader, en Ligeti dan als een vader van de eigentijdse gecomponeerde muziek. Ik grijp echter terug naar de grootvader, omdat Ligeti de uitgangspunten van Bartók tot in het extreme had verkend, en ook tot een zeer persoonlijk eindpunt had gebracht. Bartók is vooral stilistisch van grote invloed op mijn schrijven, Ligeti eerder filosofisch. Alban Berg beïnvloedde me meer op een technische
manier; vanuit de vraag hoe je met een redelijk gesloten en complex muzikaal systeem toch je eigen zin kan doen en vrij kan zijn. En Igor Stravinski is voor mij de meest bepalende figuur voor de muziek van de twintigste eeuw. Niet al zijn werken vind ik even interessant, maar hij is binnen elke compositie wel uitermate consequent! “Le Sacre du Printemps” heeft mij eigenlijk de definitieve ‘klik’ gegeven om componist te worden. Dat werk heeft mij enorm aangegrepen omwille van de impact die de compositie op een luisteraar heeft, en het werk blijft elke keer opnieuw spannend en verrassend. Maar de vraag wat nu echt mijn stijl is, zal ik waarschijnlijk pas als ik tachtig ben kunnen beantwoorden; tot dan is er enkel de hoogst persoonlijke zoektocht waarbij ik enkel de beginpunten kan aanduiden. Waarschijnlijk sta ik er ook niet ver genoeg af om hierover objectief te kunnen zijn. Is het eigenlijk nog mogelijk volgens jou om ‘in de geschiedenis’ te staan als componist, of zie je jezelf verplicht of genoodzaakt -zoals Ligeti- om telkens een ultiem antwoord te geven, telkens een ‘eindpunt’ te formuleren, op wat Bartók, Berg en Stravinski hadden aangebracht? Het enige wat je als componist kan doen is vanuit jezelf vertrekken en verder werken waar je de vorige keer was gestopt. Het is veeleer de taak en kunde van musicologen dan die van de componist om muziekhistorische of filosofische beschouwingen te formuleren op dit gebied. Ik componeer vanuit een persoonlijke interesse in wat ik nog niet weet, en wat mij muzikaal fascineert. Muzikale velden die door andere componisten verkend zijn en al dan niet door hen tot een ‘eindpunt’ gebracht zijn, hoeven mijn denken daarom niet te bepalen. Ik vind het al moei-
19
lijk genoeg om antwoorden te formuleren op muzikale vragen die ik mezelf stel tijdens het componeren. Zijn er bepaalde componisten met wie je contact houdt over je werk, en die van mindere of meerdere invloed zijn? In de eerste plaats mijn leraars Wim Henderickx en Theo Loevendie, maar ook Luc Van Hove. Ik heb veel respect en bewondering voor hun muziek, en apprecieer enorm de mate waarin ze mij andere perspectieven en mogelijkheden kunnen laten zien, omdat ze zoveel ervaring hebben. Als een stuk van mij klaar is, vraag ik hen ook om commentaar of bedenkingen. Ook Luc Brewaeys is zo’n componist die ik graag zijn oordeel vraag, en wiens visie ik zeer op prijs stel. Ik onderhoud ook regelmatig contact met Param Vir, een Indische componist die in Engeland woont. Ik leerde zijn werk kennen in deSingel in 2001 en vind dat hij vooral interessante ideeën heeft over harmonie. Daarnaast correspondeer ik zelden over mijn werk, ook niet met generatiegenoten. Geen van mijn beste vrienden zijn overigens componist. Anders dan toen ik nog op het conservatorium zat, voel ik nu zelden behoefte om met mensen over mijn werk te spreken. Het uiteindelijke componeerproces blijft iets tussen mij en mijzelf en gebeurt volledig achter gesloten deuren. Het uiteindelijke resultaat, de muziek, moet volgens mij volledig voor zichzelf kunnen spreken zonder enige duiding. Is er volgens jou een soort “Antwerpse School” van componisten? Stilistisch gezien zeker niet: de Antwerpse componisten van mijn generatie studeerden allemaal bij Luc Van Hove en Wim Henderickx, maar wat hen als
20
leraars nu juist typeert is het respect voor de eigen stijl en smaak van de leerlingen. Zij helpen vooral een technisch-muzikale taal te ontwikkelen die daarbij past, maar leggen nooit hun eigen voorkeuren of stijlen op. Ik heb dit aspect van vrijheid tijdens mijn opleiding zeer op prijs gesteld. Dit leidt er toe dat al hun leerlingen een persoonlijke weg kunnen bewandelen, waardoor er geen sprake kan zijn van een echte Antwerpse compositiestijl of –school. Gewoon al het feit dat ik zeven jaar intensief les heb gevolgd bij Wim Henderickx, maar mij nooit met Indische muziek heb bezig gehouden zoals hij, zegt genoeg. En je bewondering voor Param Vir dan? Niet zijn Indische achtergrond, maar zijn individuele schrijfstijl en vondsten interesseren mij. Param Vir schrijft bovendien echt Westerse muziek. Mijn bewondering voor componisten heeft enerzijds te maken met een ‘muzikale smaak’: sommige muziek spreekt me gewoon meer aan dan andere; anderzijds met het begrip ‘persoonlijkheid’. Ik bewonder bijvoorbeeld ook Jonathan Harvey, die boeddhistisch denkt, leeft en schrijft, maar het is niet het boeddhisme maar zijn persoonlijkheid die me boeit omdat ze zo duidelijk doorklinkt in zijn muziek. Het begrip ‘persoonlijkheid’ is voor mij wellicht de belangrijkste factor, ik ga er in elk geval telkens naar op zoek. Wat wil je eigenlijk bereiken met je composities, wat is je doel? Wat ik al wilde bereiken toen ik negen jaar was: eindelijk kunnen horen wat ik zo graag zou willen horen. Maar gaandeweg moest het ook telkens iets nieuws zijn ten opzichte van een vorig werk. Als dit proces op een integere manier gebeurt, zal een nieuwe compositie een zekere persoonlijkheid bevatten
en zich onderscheiden van mijn andere werken. Dit betekent ook dat je soms ruim de tijd moet nemen. Voor mijn orkestwerk ‘Tetrahedron’ bijvoorbeeld heb ik gedurende een jaar geen noot geschreven, enkel nagedacht en ontwerpen gemaakt. Pas na één jaar werd duidelijk voor mij hoe het stuk zou moeten worden. Ik refereer hier niet naar het romantische begrip ‘inspiratie’, het gaat eerder om een zoektocht tussen enerzijds ‘wat’ ik wil schrijven en anderzijds de vraag ‘hoe’ ik dat voor elkaar moet krijgen. Het is telkens een nieuwe uitdaging waardoor je telkens weer van nul terug moet beginnen. Hoe is het om anno 2008 componist te zijn in Vlaanderen? Dat vul je in zoals je zelf wil. Ik probeer te doen wat ik wil, zonder al te veel compromissen te sluiten.’t Is moeilijk om vanuit deze overtuiging ook genoeg geld te verdienen als componist, mijn bovenvermelde visie laat namelijk niet toe om marktgericht of commercieel te schrijven. Daarom heb ik ervoor gekozen om les te geven, maar ook dat is geen corvee: het is een tweede roeping gebleken, het is iets dat ik zeer belangrijk vind en ook zeer graag doe. Op zaterdag 4 oktober, tijdens de eendaagse happening “Metamorfosen” in Muziekcentrum AMUZ, brengt HERMESensemble in het concert “The Times they are a-changin’” werken van zeer jonge componisten (tussen twaalf en twintig jaar), die (nog) geen conservatoriumopleiding genoten. Jij bent een soort ‘peetvader’ en initiatiefnemer van dit concept. Hoe is dit ontstaan, en waarom? Er schuilt ontzettend veel jong talent in die leeftijdscategorie, en het is een doelgroep die niet vaak ondersteund wordt. Als ik een veertienjarige zie die
– net als ik – niet op kamp gaat in de zomervakantie, maar thuis blijft om te componeren, dan breekt mijn hart als die composities niet uigevoerd kunnen worden. Het is bovendien de beste leerschool voor zo’n jonge componist om zijn of haar werk deftig uitgevoerd te weten; dit zijn gebeurtenissen van fundamentele invloed, en er bestaan nauwelijks manieren of kanalen voor. Een veertienjarige violist kan terecht in één van de talrijke jeugdorkesten, maar er zijn geen vergelijkbare initiatieven voor componisten. Er bestaan natuurlijk verschillende compositiewedstrijden, maar daar wordt uiteindelijk steeds een winnaar gezocht. Meestal bestaat er in een wedstrijd een leeftijdscategorie van twaalf tot achttien. Tien tegen één zal de twaalfjarige deelnemer het moeten afleggen tegen de achttienjarige, wat sterk demotiverend kan werken, en waardoor er volgens mij vele waardevolle composities en muziekschrijvers hun kans missen. In aanvulling op initiatieven om de beste werken te bekronen, is er sterk nood aan evenementen waar dit werk gewoon professioneel kan uitgevoerd worden, en waar jongeren kunnen experimenteren. Voor een jonge componist is dit op zich al een uitgelezen buitenkans. “The Times they are a-changin’” is dan ook niet als een wedstrijd opgevat: er vindt een selectie plaats met een jury, met het oog op een concert waarbij elke waardevolle bijdrage – binnen verschillende leeftijdscategorieën - een plaats krijgt. Vanaf welke leeftijd ben je zelf beginnen componeren? Heb je zo’n initiatief als “The Times…” gemist in je jonge jaren? Ik ben beginnen schrijven vanaf mijn negen jaar. Ik kon experimenteren met samenklanken op de muziekacademie, maar ook in de Steinerschool waar ik les volgde. Ik speelde toen ook al viool, dus de stukjes die ik daarvoor schreef kreeg ik meestal zelf
21
wel gespeeld. Maar op den duur wil je wel eens voor andere instrumenten schrijven, of voor technisch meer onderlegde musici dan jezelf. Dan zit je vast als jonge snaak; pas vanaf achttien à negentien jaar kon ik meedoen aan wedstrijden, maar die hadden, zoals uitgelegd, dan weer een heel ander doel, terwijl je vooral nog wil experimenteren en ontdekken. Hoe vroeger echter de ervaring van een echte uitvoering plaats vindt, hoe sneller je daarvan kan leren, en hoe meer je daaraan hebt.
Wat ik al wilde bereiken toen ik negen jaar was: eindelijk kunnen horen wat ik zo graag zou willen horen. Op zaterdag 29 november creeërt HERMESensemble tenslotte een nieuw “Concerto voor viool en ensemble” in AMUZ, waar je volop aan bezig bent. Waarom de keuze voor een vioolconcerto? Ik wilde al lang een vioolconcerto schrijven, ik ben ook zelf violist, en ben daardoor zeer vertrouwd met het genre. Het ligt dus opnieuw in de lijn van mijn persoonlijke geschiedenis: ik heb meer affiniteit met de viool dan met eender welk ander instrument. Wat mogen we verwachten van het concerto? Waar zal het “over gaan”? Qua vorm zijn veruit de meeste vioolconcerto’s enerzijds drieledig, en anderzijds gedacht vanuit de tegenstelling viool versus ensemble of orkest. Die traditionele structuren wil ik doorbreken en verruimen. Mijn concerto wordt één deel, waarbij de viool de compositie aanstuurt, alle muzikale elemen-
22
ten aanbrengt, en het ensemble als het ware door de compositie leidt. De dirigent fungeert eerder als een ritmisch coördinator, de soloviolist is de echte aanvoerder in dit werk, zoals het bijvoorbeeld in de barokke concerto’s gebeurde. Harmonisch bouw ik momenteel verder op wat ik in mijn orkestwerk “Tetrahedron” voor het eerst exploreerde: ik voel me nog steeds thuis in dezelfde harmonische constructie die gevisualiseerd wordt in een geometrische figuur. “The Times they are a-changin’” (i.k.v. “Metamorfosen”) 4 oktober, 18u30 Muziekcentrum AMUZ HERMESensemble i.s.m. Explorations en De Veerman Werk van jonge componisten, geselecteerd en begeleid door Bram Van Camp “In Light of History” 29 november, 21u Muziekcentrum AMUZ HERMESensemble o.l.v. Marco Angius (It.) Wereldcreatie van het “Concerto voor viool en ensemble” van Bram Van Camp (vioolsolo: Wibert Aerts) www.bramvancamp.be www.hermesensemble.be
Recensie The food of love ... door Hans Dowit
Onder de zeven afstuderende studenten van de masteropleiding drama waren in mei twee masters
Kleinkunst die met
hun concerten een interessant en veelbelovend debuut maakten.(“Symptoms of Mojo” door Liesa Van der Aa, in Herman Teirlinck Zaal op 22 t/m 24 mei 2008 en “Lavrendaff” door Arne Leurentop, op 26 mei in Rataplan, 27 mei in Trix Café, 30 mei in Zeezicht en 31 mei en 1 juni 2008 in Scheld’Apen)
Naast de soloartiesten die in de afgelopen jaren voortkwamen uit de afstudeerrichting Kleinkunst is er een gestage opvolging van muzikanten (het ene jaar al meer dan het andere), singer/songwriters in verschillende genres van lichte en niet zo heel lichte muziek. Vorig academiejaar nog vielen Tom Kets, Sam Wouters en -heel nadrukkelijk- Hannelore Bedert op, ieder met hun eigen stijl; dit jaar wordt de aandacht getrokken door Liesa Van der Aa (die dit voorjaar al een spelstage volbracht in de Toneelhuisproductie van Hugo Claus’ De Geruchten) en Arne Leurentop (wiens kindervoorstelling Stoppeltje (woke up this morning) een frisse impuls gaf aan het jeugdtheater). Vergelijking van de twee concertprogramma’s doet misschien iets te kort aan beide, maar is hier ter zake, omdat Van der Aa en Leurentop aan dezelfde opleiding afstuderen. Een belangrijke opdracht die in alle fases van de Kleinkunstopleiding terugkomt is songwriting. Vanaf de eerste bachelor worden de studenten getraind in de muzikale en tekstuele technieken van de song en passen ze die toe op hun eigen composities. De bedoeling is dat die training hen een sterke basis geeft waarop ze hun eigen stijl kunnen ontwikkelen en waarmee ze hun repertoire toegankelijk kunnen maken. Getuige de songs van velen van de alumni levert die methode goed resultaat, maar ze is -noodzakelijkerwijs- ook rigide genoeg om weerstand op te roepen. En daaruit, uit een attitude van verzet tegen de grenzen van de song, komen concerten voort als die van Liesa Van der Aa en Arne Leurentop.
23
Deze laatste beloofde in zijn aankondiging zijn kennis met die van zijn band te bundelen en die vervolgens “vakkundig de nek om(te)wringen. Dam dam di doebi doebi!”; Van der Aa liet het geweten zijn dat ze geen “songs” wil maken en bewust volgens een meer vloeibare methode te werk gaat. Wat deze muzikanten, met verschillend resultaat, in ieder geval hebben gedaan is een eigen vorm van song creëren. Die is niet altijd en uitsluitend innovatief; beiden schuwen niet hun inspiraties duidelijk te laten horen. Wel geven ze prioriteit aan de inhoud van hun teksten en laten die dragen door precies die maatsoorten, ritmes, kleuren en klimaten die ze daarvoor wenselijk vinden.
Leurentop doorbreekt de rigiditeit van zijn rock and roll songs met onverwachte, wat meditatieve interventies van gitaar en toetsen en stelt tegenover het “yang” van bas en slagwerk regelmatig het “yin” van viool en falsetstem. Hij doet mij bij tijden denken aan een hedendaagse Brian Wilson of, jawel, aan een jonge Dylan. Van der Aa heeft als basis van haar concert de trage,
24
uitgesponnen vertelling (culminerend in Mozart, een symfonisch nummer voor één viool, stem en effectapparatuur), die ze afwisselt met ritmische statements. Ze lijkt me daardoor soms op Meredith Monk of een vloeiende verschijning van Laurie Anderson (Niet dat ik weet of zij zich in deze typeringen zouden herkennen; zelf noemen ze als hun inspiratie o.a.: The Beatles, Prince, Björk, Tom Waits, Jimmy, Kurt and Janis).
De twee programma’s werden aangekondigd met hun titel (Mojo betekent eigenlijk amulet, maar in de muziek ook: inspiratie, passie, seks. Lavrendaff is de meest spectaculaire misspelling van Leurentops familienaam). Blijkbaar willen geen van beide muzikanten het podium op als Liesa of Arne “met band”. Toch is dat wat ze zijn: ieder op eigen wijze en met typerende podiumpresence is nadrukkelijk frontman/woman, die in creatie en presentatie de leiding heeft. Leurentop “danst” altijd; zijn manier van voortdurend bewegen is -steeds anders- altijd één met zijn zang en gitaarspel en de totale sound van het nummer; zijn muzikanten stuwend, is hij soms letterlijk dirigent. Van der Aa staat, wanneer ze niet in de microfoon zingt, veelal iets ‘en profile’, waardoor ze haar band een open communicatie met het publiek geeft, maar tegelijk de spelers in het
gezicht ziet en onder controle heeft. Anderzijds lijken ze ook niet bevreesd om het initiatief van hun bands de ruimte te geven. Integendeel: zowel Symptoms of Mojo als Lavrendaff worden gespeeld door een groep degelijke, veelzijdige, geïnspireerde instrumentalisten, wier bijdrage aan het concert veel verder gaat dan de uitvoering van wat hun singer/songwriter heeft bedacht. Hun teksten, de vorm van hun poëzie, moeten iets te maken hebben met hun persoonlijkheid, met de hun eigen wijze van spreken. Van der Aa is praatgraag, een vertelster die haar toehoorder verleidt met de cataract van haar -soms tegenstrijdige- woorden. Leurentop is een scepticus die eerder spreekt in ironiserende, soms cynische soundbytes. Dat is terug te horen in hun songs, die bij Van der Aa wijd reiken, van ballad tot rap tot afbrokkelende zinnen. Leurentop daarentegen
combineert efficiënte, maar zeer beeldende verzen met heel gevarieerde, maar strak gestructureerde rock and roll. In hun thema’s -bijna altijd geladen met sensualiteit- nemen liefde en (verschillende momenten van) afscheid een belangrijke plaats in. Hoewel puttend uit nog korte ervaring (ze zijn allebei natuurlijk twintigers), weten ze deze al aan te spreken als hun belangrijkste bron en zelfs te vatten in de traditie van hun vakgenoten; daarmee hun dromen, passies, verlangens, verlies en teleurstelling universeel en “van ons” makend. Het zouden wat melancholieke kids lijken, die nieuwe Kleinkunstenaars, als ze niet vooral een creatieve energie en speelplezier zouden ten toon spreiden, die doen uitzien naar meer. Hans Dowit algemeen coördinator van de opleiding Drama reageer via
[email protected]
vervolg van p. 12
Jonathan Van De Velde, student B3 bij France Springuel behaalde, de 1ste prijs in het celloconcours van St. Pieters-Woluwe. Dit is een nationaal concours met de beste studenten (voor cello) van alle conservatoria in België.
festival in Bulgarije. Documentairemakers van over de hele wereld beluisteren verschillende documentaires, die inhoudelijk of qua vorm bijzonder werden bevonden. ’In den Vreemde’ gaat over Freeks vier jaar als Nederlander in Antwerpen. Hij praatte met Michael Das (leraar HTI) en Marie- Rose Morel (Vlaams Belang) over zijn integratieproces. De docu is te beluisteren op www.freekvielen.nl bij documentaires.
Eva Verheyen, studente harp bij Sophie Hallynck, heeft de 2de prijs van de Rotary Harp Wedstrijd in Gent gewonnen.
Cathy Berx, kersverse Gouverneur van de provincie Antwerpen, heeft het voorzitterschap van de Stichting Conservatorium Antwerpen aanvaard.
Oud-student woordkunst Freek Vielens laatste radiodocumentaire over zijn tijd in Belgie is geselecteerd voor het IFC, de International Features Conference. Dit is een wereldwijd radiodocumentaire-
Katrien Lissens, oud-studente van Aldo Baerten, wordt praktikante bij de Nordwestdeutsche Philharmonie.
dewijnstichting Steunraad Antwerpen voor hun sociaal-artistieke projecten.
lees verder op p. 33
25
sanctorum Van digitale Rijn tot Lange Wapper: hoe autonoom is ons smaakoordeel nog?
Media, modernisme en perceptiecultuur in het Scheldebekken anno 2008 De afsluiting vorig seizoen van Wagner’s vierdelige Ringcyclus in de Vlaamse Opera, onder de regie van Ivo Van Hove, nodigt uit tot een paar nabedenkingen rond kunst, perceptie en de rol van de media hierin. Vooreerst dit. De ‘21ste eeuwse’ Wagnervisie Van Hove is er een zoals een ander,- bij mij riep hij alleszins zeer gemengde gevoelens op. De ring als computerchip, de Rijn als digitale snelweg, de Walküren als verpleegsters van een MUG-team, Siegfried en Brünnhilde als John Lennon en Yoko Ono, … het is me allemaal wat te gemakkelijk en te cerebraal bedacht, met veel te veel beeldschermgeflikker, een tekort aan buikgevoel, of ook wel aan elementaire kennis van het operamedium en respect voor het origineel, wat soms genante decalages opleverde tussen woord en beeld. Johan Sanctorum is cultuurfilosoof. Telkens diept hij voor Forum een thema uit rond kunst, cultuur en samenleving. www.visionair-belgie.be
26
Ik vrees dus wel ergens dat ook op Ivo Van Hove het strenge oordeel van Waltraud Meier, een van de grootste Wagnersopranen van deze tijd, van toepassing is: “Regisseurs kennen hun stiel soms niet. Ze komen af met ideeën die geen handen en voeten hebben. Ideaal moeten vorm en inhoud overeenstemmen.
De meeste hebben slechts vormideeën of eigen psychologische problemen die ze dan zelftherapeutisch naar buiten brengen.”
Dat klopt, maar er is nog meer aan de hand bij ‘actualiserende’ deconstructies à la Van Hove. Geen enkele operacomponist is zo onderworpen geweest aan hineininterpretierung als Richard Wagner, en dat heeft zo zijn reden. Het fenomeen is in het naoorlogse Duitsland zelf ontstaan, met regisseurs als Götz Friedrich, die in het reine wilden komen met een zwaar historisch schuldcomplex. Wagner, de 19de eeuwse componist met antisemitische neigingen, verafgood door Hitler en het nazi-regime, vormde daartoe het aangewezen medium. De obsessie vanwege het naoorlogse Duitse artistiek establishment om de erfzonde van Auschwitz steeds weer te moeten ‘afwassen’, leidde in het muziektheater tot een cultus van de revisie en de ‘actualisering’, waarin dus vooral de lichtjes verbrande Richard Wagner zijn political correctness postuum moest bewijzen. Niet toevallig zou deze denazificatie trouwens uitgerekend
in voormalige nazi-tempels als Bayreuth zijn beslag krijgen, mede onder impuls van Wagner’s kleinzoon Wieland (wiens oorlogsverleden zelf overigens niet onbesproken was). Het zuiveringsproces kende zijn culminatiepunt met de fameuze Ring-enscenering van filmregisseur Patrice Chéreau in het Bayreuthjubileumjaar 1976, en is sindsdien in ontelbare variaties geïmiteerd, dikwijls overigens door niet-operaregisseurs zoals, jawel, onze Ivo Van Hove.
Want in een tweede golf werd heel de Europese operacultuur, pakweg vanaf de jaren ’70 (of zullen we Mei ’68 als referentiepunt nemen…), door deze politiserende stroom bevangen, en doken overal, van Londen tot Praag, de Wagnerinterpretaties op met SA-uniformen, Hitlergroet, en als het even kon ook een kamp met prikkeldraad en de nodige gruwelscènes. Inderdaad: Auschwitz was een Europees
27
probleem, van humaan-mondiale afmeting zelfs, en noopte tot een permanente schuldbekentenis en historische rechtzetting, die op de grote kunstpodia hun beslag moesten krijgen. Daar hoorde ook enige Publikumsbeschimpfung bij,- een masochistische neiging van het ‘burgerlijk-decadente’ operapubliek om tol voor de historische schuld te betalen, door de schokterapie van de avant-garde te ondergaan met urenlang flikkerende beeldschermen, en het nadien ook nog ‘hoogstaand’, ‘vernieuwend’, ‘revolutionair’ te vinden. De katarsisobsessie werd een heersende trend, en vervolgens een artistiek dogma, waarvan het zeer onbehoorlijk was om het ter discussie te stellen. Aan de modernistische canon bleken allerlei facetten van (auto-)censuur te kleven, die de epuratie moest veilig stellen. Dat brengt ons meteen tot de kern van het probleem en de meta-theatrale clou van het Antwerpse Ring-gebeuren. Uit de perscommentaren rond Van Hove’s enscenering blijkt een enorm éénstemmig positivisme dat ik ronduit genant vind. De Standaard, De Morgen, Knack, om maar de drie grootste waarnemers te noemen van het Vlaamse cultuurwezen,- allen staken ze unisono de loftrompet over een product dat op zijn minst toch controverse zou moeten oproepen. Geen schijntje van voorbehoud of kritische voetnoot; zelfs de ‘frut’, alias Gazet Van Antwerpen, verloor zich omtrent Van Hove’s Ring in superlatieven (‘adembenemend’, ‘mysterieus’, ‘triomfantelijke apotheose’, ‘verdiende staande ovatie’…). Toeval? Telepathie? Of… hebben deze meningen een gemeenschappelijke souffleur?
28
Van obsessie tot hype Als men de persartikels naast elkaar legt, valt inderdaad op dat de heren recensenten (indeed, geen dames, sinds la Metdepenninghen op pensioen is) grote delen overnemen van het dramaturgische exposé uit het programmaboekje, zonder daar zelf enige bedenking aan te knopen. De commentaren lijken me niet ingegeven door onafhankelijke observatie en reflectie vanwege een kritische toeschouwer. Ze zijn analytisch zwak, stereotiep, en geïnspireerd door een onstuitbare drang om mee te gaan met de hype van het moment. Men mag hier dus spreken van slecht recensiewerk en zware positieve vooringenomenheid. Ach natuurlijk: de achtbare vertegenwoordigers van de schrijvende pers worden traditioneel met veel égards behandeld, verwend met de beste premièrezitjes, champagne en hapjes. Maar het zit dieper dan deze zachte vorm van omkoperij. Ik vrees namelijk dat de naoorlogse modernistische dwangneurose, die de lelijkheid inkadert in een noodzakelijk, collectief reinigingsritueel, is overgeslagen naar het opinie-management rond het artistiek gebeuren, de mediaperceptie, tot en met uiteraard de mening van het publiek zelf. Inderdaad, wie zou bij zoveel media-euforie nog durven zeggen, -of zelfs maar denken,- dat Van Hove zich vergaloppeerd heeft en van opera of Wagner geen kaas heeft gegeten? De pers heeft haar kritische rol volkomen losgelaten, om zich met des te meer ijver de verbreiding van de solidaire hype-cultuur eigen te maken. Uiteindelijk verstomden alle kritische geluiden bij het publiek, ook de internetcommentaren, uit vrees om zich te isoleren en belachelijk te maken. De metamorfose van een ‘kwaliteitskrant’ zoals De Standaard, tot een soort trend-en-lifestyledagblad, is typerend voor deze evolutie. Zij bepalen
de smaak, en gaan vrijwel altijd mee met de promotionele stroom rond het product. De tijd dat theatermakers met knikkende knieën het verdict afwachtten van criticus Wim Van Gansbeke-zaliger, is wel definitief voorbij. In de plaats daarvan is de hypereportage gekomen, een softe echo van de publiciteit rond het cultureel item. De Morgen, Klara en Knack linken zich trouwens structureel aan de grote podia, en treden o.m. op als ‘mediapartners’ van de Vlaamse Opera. De ‘fantastische, vernieuwende, revolutionaire’ Ring-enscenering van Ivo Van Hove is dus vooral een zaak van verregaande mediatisering, uitgedokterd in de PR-afdeling van het operahuis, in overleg met de mediasponsors. Meer zelfs: het kunstwerk is samengevallen met de apologetische peptalk errond. Er ontstaan geen controverses, omdat de perceptiesturing deel uitmaakt van het productieproces. Uiteraard heeft kunst altijd met perceptie te maken. Maar ditmaal lijkt het erop dat er nieuwe taboes ontstaan rond afwijkende meningen en kritische observaties. Het kunstwerk heeft geen autonome betekenis of gravitatie meer, waarrond zich tegenstrijdige visies kunnen ontwikkelen, maar functioneert als gemediatiseerd gerucht, als gehypt icoon. De mythe van de ‘dissidente’ avant-garde en de artistieke ‘rebel’ moet hier dringend worden ontkracht: coryfeeën als Van Hove, Fabre of zelfs kakmachinebedenker Wim Delvoye zijn helemaal niet rebels of dissident, ze zijn niet eens controversieel. Veeleer zijn het monstres sacrés, gekroonde narren die het artistieke circuit controleren, zich rijkelijk laven aan de subsidiepotten, en in ruil daarvoor genereus meewerken aan de mediagestuurde consolidatie van de publieke consensus.
Echt Aantwaarps theater De regisseur van de recente Ring-productie in de Vlaamse Opera blijkt dus, voor alles, een exponent te zijn van de modernistische inprentingsmechanika, die onze smaakpapillen strikt binnen de politiekcorrecte trendcultuur conditioneert. Als ik dat gegeven anno 2008 nu terugkoppel aan het verhaal van Wagner, Auschwitz en de na-oorlogse publieke uitdrijvingsrituelen, dan moest deze Ring wel ooit geserveerd worden in de Europese stad met de hoogste zuurtegraad,- Antwerpen. Is de plaats van handeling nog steeds de (gedigitaliseerde) Rijn, dan kan men toch niet voorbij aan de vaststelling dat deze Vlaamse productie vooral de populatie van het Scheldebekken als doelgroep heeft.
Dat brengt ons tot de gewaagde veronderstelling dat Van Hove’s electronische flikker-Ring ook impliciet geconcipieerd is als een ontsmettingsmiddel t.o.v. het fameuze Antwerpse, ronduit incivieke onderbuikgevoel. Deze stad is politiek labiel, mentaal ondoorzichtig en socio-cultureel een gistend moeras.
29
Progressieve kunstpaus Gerard Mortier heeft de Sinjoor al voor ongeneeslijk verklaard. Grote delen van het Scheldebekken, tussen Zandvliet en Lokeren, zijn aangetast door een onderstroom van burgerlijke ongehoorzaamheid waar het systeem geen raad mee weet. Kan een Museum voor Moderne Kunst of actuele opera deze stad redden? Is een schokbehandeling nog mogelijk? Overal elders schijnt dit te lukken, maar hier… Met het recente verzet tegen de plannen voor de Lange Wapper-brug, een nieuwe parel van oogverblindend-moderne Waw!-architectuur na het overgeproportioneerde frietzakken-justitiepaleis, blijkt weerom hoe averechts deze stad wel voelt en denkt, ondanks die moderne Ring. Waarom willen de Antwerpenaren niet hip, modern, trendy zijn zoals alle andere wereldburgers? In plaats van zich te verheugen in dit riant sluitstuk van de ringverbinding, komen actiegroepen aandraven met dossiers rond fijn stof, lawaaihinder, visuele vervuiling, en, jawel, zelfs een alternatief tunnel-tracé. Een tunnel, een molsgang! Het is alsof het theaterpubliek tijdens de voorstelling het bestaande draaiboek de vuilbak inkiepert, de regisseur naar huis stuurt en het initiatief overneemt. Ik heb dat nog nooit meegemaakt, maar het moet er eens van komen. Dat is een échte revolutie, een schokgolf: smaak wordt weer iets autonoom en individueel, zoals de verlichtingsfilosoof Immanuel Kant het in de 18de eeuw formuleerde. Als het U niet aanstaat, zeg het dan, vrijuit. Kunst is niet aan regels gebonden, maar dat betekent ook dat het artistiek oordeel van de toeschouwer geen enkele vorm van betutteling verdraagt. Ongewild zijn we zeer dicht gekomen bij de anarchistische filosofen die Richard Wagner bestudeer-
30
de, net toen hij de tekst van de Ring des Nibelungen schreef, zo rond 1850. Misschien zou een echte politieke parodie van Wagner’s tetralogie veel boeiender zijn dan een quasi-actuele versie. Gesitueerd aan de Schelde, met Patrick Janssens als de arrogante Wotan (‘Just walk and don’t look back’); Noël Slangen als de perfide Loge (‘De beste communicatie bestaat erin om niét te communiceren); Antwerps provinciegouverneur Camille Paulus als de onnozele Froh (“Deze brug is goed voor Antwerpen en Vlaanderen”); BAMvoorzitter Karel Vinck als Donner, alias de Ausputzer met de hamer; Vera, Magda en Mieke (“Amai, wat een schoen maket!”) als de niet-meer-zo-frisse Rijndochters; en niet te vergeten natuurlijk Alberich, tegenpool van Patrick’s Walhalladroom en donkerbruine kwelduivel. De ring zou gewoon de ring blijven, de brug ook, zoals hij grotesk verschijnt, aan het einde van Das Rheingold: Zur Burg führt die Brücke Leicht, doch fest eurem Fuss: Beschreitet kühn ihren schrecklosen Pfad! Pure perceptie, zei ik het niet. Iedereen gelooft erin, dus zal hij er staan voor we er erg in hebben. Om na een vooravond en drie dagen roemloos in elkaar te stuiken. Naar het schijnt wilde Wagner oorspronkelijk, lang voor zijn Bayreuth-plannen, na afloop van de eerste Ring-opvoeringen het houten operahuis aan de Rijn écht in de fik steken. Waar wachten we nog op? Johan Sanctorum
kort Nieuwe docenten piano, zang en cello Wij melden met gepaste trots dat vanaf heden de volgende musici worden aangesteld als docent aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen: De Italiaanse concertpianiste Irene Russo studeerde bij Lazar Berman aan de Internationale Piano Academie van Imola en bij Alicia de Larrocha in Barcelona. In 1999 behaalde ze de 1ste prijs op de Internationale Pianowedstrijd ‘Emmanuel Durlet’ in Antwerpen, in 2000 won ze de Internationale Pianowedstrijd Clara Schumann in Düsseldorf en in 2002 de Speciale Prijs voor de beste interpretatie van hedendaags werk op de ARD Internationale Pianowedstrijd in München. In 2003 kreeg ze in Buenos Aires, op persoonlijk initiatief van Martha Argerich, een speciale ‘Mention of Honour’ voor haar zeer persoonlijk pianospel in de finale van de Martha Argerich Competition. Irene Russo trad op als soliste in belangrijke concertzalen en festivals zoals: Schloss-Elmau, Robert Schumann Festival, La Roque d’Antheron, Festival International de Marseille, Beethoven Klavier Festival, Heidelberg Spring Music Festival, Festival van Vlaanderen, Musica Viva Festival, Eclat Neue Musik, Bergen Interna-
tional Contemporary Music Festival, Klavier Festival Freiburg, Festival Ten Holt en LekArt Festival. Als gastsoliste speelde ze met deFilharmonie, het Münchener Kammerorchester, het Kiev Symphony Orchestra, de Düsseldorfer Symphoniker, de Houston Symphony, de Klassische Philharmonie, het Orchestra da Camera di Mantova e.a. Ze maakte opnames voor Radio Klara, Radio 4 NL, RAI, ARD, Bayerischer Rundfunk WDR, ZDF, SWR, Radio Vaticana, Radio CBC Canada. Als gepassioneerd kamermusicus heeft zij samengewerkt met o.a. Jörg Widmann, Valerie Guillorit, Gabriele Cassone, Frank Reinecke, David Adorjan, Carolin Widmann, Genevieve Strosser, Zoltan Kovacs en Nadja Helble. Eerder dit seizoen maakte zij een concerttour in Duitsland met het ‘Klassische Philharmonie Orchester’ (Brahms nr.2) o.l.v. Heribert Beissel, met als hoogtepunt een optreden in een uitverkocht ‘Konzerthaus Berlin’, waar zij grote bijval genoot van pers en publiek. Onlangs trad zij voor het eerst op in de ‘Liederhalle Stuttgart’ en in april 2008 was zij uitgenodigd in het Marshall Auditorium in Barcelona. Irene Russo wordt regelmatig gevraagd als jurylid van internationale pianowedstrijden en voor masterclasses en lezingen. In oktober 2008 zal zij jurylid zijn van de ‘International Students Piano Competition’ in Utrecht, waar zij ook een masterclass zal geven. Irene
31
Russo doceert eveneens aan het conservatorium ‘A. Steffani’ in Castelfranco Veneto (Venetië). Lubov TomassonStuchevskaya werd geboren in Moskou waar zij ook haar studies zang en piano begon aan het Ippolitov-Ivanov College of Music. Nadat zij de prijs van de Wolfson Foundation in Londen won, zette zij haar studies verder bij Vera Rosza en later aan de Royal College of Music Opera School. Ze nam deel aan verschillende masterclasses bij enkele van de meest vermaarde zangers van de 20ste eeuw: Mirella Freni, Nicolai Gedda, Nico Castel, Elena Obraszova, Grace Bumbrey, Giuseppe di Stefano en Graham Clark. Onder begeleiding van Ileane Cotrubas studeerde zij de rol van Mimi die zij met groot succes in verschillende Europese landen heeft gebracht. Lubov bracht haar Londens debuut als Lisa in Tchaikovsky’s Pique Dame. Haar repertoire omvat Fiordeligi (Cosi fan tutte), Sophie (Werther), Tatiana (Eugene Onegin), Iolanta (Iolanta), Marina (Boris Godunov), Mimi (La Bohème), Tosca (Tosca), Cio-Cio-San (Madama Butterfly),Santuzza (Cavaleria Rusticana), Violetta Valery (La Traviata), Leonora (Il Trovatore), Aida (Aida). Ze voerde ook het Magnificat van J.S. Bach, Vivaldi’s Gloria, Dvorak’s Te Deum en Stabat Mater, Brahms’ Deutches Requiem, Mendehlsohn’s Elijah, Rossini’s Stabat Mater en Verdi’s Requiem uit. Ze maakte een opname van Sjostakovitsj’s Hamlet en King Lear voor het label Naxos. Sinds enkele jaren legt ze zich vooral
32
toe op het lesgeven en coachen en geeft ze regelmatig masterclasses aan de Hochschule für Musik Köln en de Academy for the Arts in Reykjavik.
Justus Grimm werd geboren in Hamburg. Als kind in een muzikale familie kreeg hij zijn eerste les cello van zijn vader toen hij vijf jaar was. Later studeerde hij in Saarbrücken bij Ulrich Voss en in Keulen bij Claus Kanngiesser en Frans Helmerson, waar hij afstudeerde met het Konzertexamen in 2000. Hij volgde masterclasses bij Boris Pergamenschikov, Steven Isserlis, Heinrich Schiff en William Pleeth. In 1994 behaalde hij de eerste prijs voor cello aan de Musikhochschule van Keulen en werd laureaat van de Wedstrijd Inter Musikhochschule van Duitsland. In 1999 won hij, samen met pianist Florian Wiek, de eerste prijs op de nationale wedstrijd Deutscher Musikrat en de eerste prijs met gouden medaille op de internationale wedstrijd Maria Canals in Barcelona. Sindsdien was Justus Grimm te gast op verschillende muziekfestivals over heel Europa. Hij werd als solist door talrijke orkesten begeleid: het Filharmonisch Orkest van Hamburg, het Filharmonisch Orkest van Bonn, het Symfonisch Orkest van de Munt, het Filharmonisch Orkest van Brandenburg, het Symfonieorkest van Aaken, l’Orchestre de Chambre de Wallonie, de Rheinische Philharmonie, het European Union Chamber
Orchestra en het English Chamber Orchestra. Hij soleerde in Londen met het London Chamber Orchestra. Als solist en kamermusicus trad Justus Grimm op in de Berliner Philharmonie, het Konzerthaus Berlin, de Kölner Philharmonie, de Beethovenhalle Bonn, de Herkulessaal München, de Musikhalle Hamburg, de Liederhalle Stuttgart, de Centre Belem Lissabon, Theatre du Châtelet Parijs in samenwerking met Abdel Rahman el Bach, Heribert Beissel, Gerard Causé, Augustin Dumay, Davis Grimal, Katia & Marielle Labeque, Kazushi Ono, Antonio Pappano, … In 1999 kreeg hij de functie van eerste cellosolist bij het orkest van de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel. Olsi Leka, geboren in Tirana (Albanië), begon cello te studeren op 6-jarige leeftijd. Als hij 10 jaar is behaaltd hij de eerste prijs van de “jonge solisten”- cellowedstrijd en 4 jaar later krijgt hij de eerste prijs van de wedstrijd “jonge virtuozen” in Tirana. In 1999 beëindigt hij zijn studies met een gouden medaille en nadien studeert hij aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Harro Ruijsenaars en Jeroen Reuling, waar hij de ereprijs Van De Kerckhove behaalt. Dankzij een Erasmusbeurs kan hij zich perfectioneren aan de Hochschule für Musik in Keulen, in de celloklas van Maria Kliegel. In 2003 behaalt hij de eerste prijs in het “Concours d’Interprétation musicale” te Brussel en wordt nadien geselecteerd voor de “Compéti-
tion Internationale d’Interprétation Musicale” in Limassol, Cyprus, alwaar hij de tweede prijs bekomt. In 2005 beëindigt hij zijn studies met de grootste onderscheiding en op 24-jarige leeftijd wordt hij benoemd tot solocellist van het Nationaal Orkest van België, alsook cello-gastleraar aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Olsi Leka hecht een groot belang aan barokcello en moderne muziek als essentiële “bij-talen” van een allround hedendaags musicus. De laatste maanden heeft hij verschillende celloconcerti vertolkt, zoals R. Schumann, P.I.Tchaikovsky, E.Lalo, J.Brahms... Belangrijk hoogtepunt was de succesvolle interpretatie van het celloconcerto “Tout un monde lointain” van Henri Dutilleux in aanwezigheid van en met de warmste felicitaties van de componist zelf. De laatste jaren heeft Olsi Leka masterclasses en concerten gegeven in de meeste Europese landen en maakt hij deel uit van de nieuwe, veelbelovende generatie van jonge Europese cellisten.
vervolg van p. 25
Lin Chin Cheng, student compositie bij Alain Craens en postgraduaat marimba, won de eerste prijs op de ‘International Composition Competition Classical Marimba League USA’ met zijn compositie ‘Flyology’. Dit werk zal uitgevoerd worden in de universiteiten van Ohio en Arizona in Amerika en zal gepubliceerd worden bij C. Alain Publications. Lin won ook de derde prijs van de ‘International Marimba Artist Competition USA’ met lovende muzikale kritieken. Annelies Van Roie kon vlak na haar eindexamens van bachelor dans afgelopen juni haar stagecontract bij ‘de Stilte’ omzetten in een lees verder op p. 37
33
Festival à la russe: lezingen en filmvoorstellingen op de Kunstcampus ‘à la russe’ is een term uit de gastronomie en betekent dat alle gerechten na elkaar aan tafel worden gebracht en geproefd. Dit in tegenstelling tot ‘service française’ waarbij alle schotels, van voorgerecht tot desserts, tegelijkertijd op tafel worden gezet. Het ‘Festival à la russe’ laat u twee maanden lang proeven van hoogstaande lezingen, nooit geziene voorstellingen en documentaires over Russische muziek. Dit alles als smaakmaker voor het galaconcert op 18 november 2008 van de Stichting Conservatorium Antwerpen t.g.v. de titel Maestro Honoris Causa aan deSingel. 29 september, 19u, Zwarte Zaal, KCA, gratis toegang Inleiding: Jan Dewilde, Stravinski in Antwerpen. Filmvoorstelling: Petroesjka (gedanst door het Kirov Ballet, 2000, 41’) 6 oktober, 19u, Zwarte Zaal, KCA, gratis toegang Lezing: Vladimir Ronin, Antwerpen en de Russische kunstenaars door de eeuwen heen. 13 oktober, 19u, Zwarte Zaal, KCA, gratis toegang Inleiding: Tom Janssens. Filmvoorstelling: Tchaikovsky: the tragic life of a genius (2007, 116’) 20 oktober, 19u, Zwarte Zaal, KCA, gratis toegang Lezing: Francis Maes, Toch een groot componist? Naar een nieuw begrip van Peter Tsjaikovski.
34
3 november, 19u, Zwarte Zaal, KCA, gratis toegang Lezing: Frans Lemaire, Decoding Sjostakovitsj: een audiovisueel portret. 16 november, 20u, Blauwe Zaal, desingel, gratis toegang Concert met werk van Tsjaikovski en Stravinski door het Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen o.l.v. Koen Kessels (toegang gratis, geen reservatie) 18 november, 20u, Blauwe Zaal, deSingel Galaconcert van de Stichting Conservatorium Antwerpen (enkel op uitnodiging) 24 november, 19u, Zwarte Zaal, KCA, gratis toegang Inleiding: Pascale De Groote. Filmvoorstelling: Ballets russes (2005, 118’ ) Inlichtingen lezingen en filmvoorstellingen
[email protected] Inlichtingen concerten
[email protected] Organisatie: Werkgroep Romantische Muziek Nevenactiviteiten in het kader van de cyclus Stravinski Symfonisch in deSingel 23 september, 20u Jukebox Stravinski Philippe Herreweghe, Eric de Kuyper en Anna Luyten 7 oktober, 20u Lezing: Stravinski Stephan Weytjens
Middelheimconcerten 2008 Naar goede jaarlijkse gewoonte vinden er in het najaar twee aperitiefconcerten plaats in het Openluchtmuseum Middelheim (Paviljoen Joep Van Lieshout). De Vrienden Conservatorium Antwerpen bieden er samen met de Middelheimpromotors een podium aan jong talent uit het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. De concerten zijn gratis toegankelijk, en er wordt na afloop een hapje en een drankje aangeboden. Zondag 5 oktober 2008, 11u Paviljoen Joep Van Lieshout (Middelheim) Stijn Wauters Trio Stijn Wauters, piano Janos Bruneel, contrabas Tony Vitacolonna, drums Stijn Wauters is één van de meest begaafde jazzpianisten die de laatste jaren afstudeerden aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Hij richtte er ook zijn trio op dat zich vooral concentreert op jazzstandards die geworteld zijn in de swing van de jaren ’40 en ’50, met Oscar Peterson, Erroll Garner en de big bands van Count Basie en Woody Herman als grote voorbeelden. Op 5 oktober brengen zij o.m. Woody’n you van Dizzy Gillespie, Four Brothers van Jimmy Giuffre, Nice work if you can get it van George Gershwin en The nearness of you van Hoagy Carmichael. Zondag 26 oktober 2008, 11u Paviljoen Joep Van Lieshout (Middelheim) Strijkkwartet Idée-fixe Floris Uytterhoeven, viool Jennifer De Keersmaecker, viool Ine Kuypers, altviool Gert-Jan Verbueken, cello
Programma: Ludwig van Beethoven (1770-1827) Strijkkwartet opus 18 nr. 1 in F Alexander Borodin (1833-1887) Strijkkwartet nr. 2 in D Het Idée-Fixe Strijkkwartet werd opgericht in 2006 en wil op hoog niveau kamermuziek bestuderen en een buitenschoolse concertpraktijk uitbouwen. Het samengaan van plezier en professionaliteit staat centraal. In het eerste jaar van zijn bestaan werd het strijkkwartet gecoacht door Leo De Neve (docent altviool aan het conservatorium van Antwerpen en lid van het Spiegel Strijkkwartet) en France Springuel (docente cello aan het conservatorium van Antwerpen). In april 2007 gaf het kwartet in het kader van een eindwerk een concert in de muziekacademie van Lier. Hieruit volgden nog enkele concerten, waaronder een huisconcert te Schoten en een concert voor de KBCbank. Idée-Fixe wordt gesponsord door Dexia. In oktober 2007 slaagde Idée-Fixe voor de auditie voor het Orpheus Instituut te Gent. Daardoor mochten zij in 2007-2008 een reeks lessen en masterclasses volgen bij een aantal gerenommeerde kamermuziekdocenten, waaronder Benjamin Dieltjens, Wieland Kuijken, Toon Fret, Tony Nijs, en Piet Kuijken. Ter afsluiting van dit kamermuziekseminarie zullen ze een concert geven in de concertzaal van het Orpheus Instituut. In mei 2008 organiseerde Idée-Fixe als eindproject een groot benefietgebeuren ten voordele van het kankeronderzoeksfonds van het St.-Augustinus Ziekenhuis te Antwerpen. In het kader van deze benefiet speelden zij een concert in de Begijnhofkerk te Lier. Zij zamelden zo meer dan 25.000 euro in voor dit goede doel.
35
Paul Griffiths & Re-mix orchestra Paul Griffiths is een internationaal vermaard muziekpedagoog. Zijn muzikale roots liggen in jazz, rock en funk, maar hij heeft een unieke artistieke stem- en workshopmethode ontwikkeld die muzikale, sociale en culturele grenzen overschrijdt. Met succes voltooide hij zijn postgraduaat met de innoverende cursus aan de Guildhall School of Music Performance and Communication Skills (1987-89). Sindsdien werkte hij als artistiek projectleider met de meest uitmuntende Londense en Britse symfonischeen kamerorkesten (LSO, LPO, RPO, BBC SO, Halle, Northern Sinfonia, Scottish Chamber Orchestra, CLS, NYO), ensembles voor hedendaagse muziek (London Sinfonietta), operahuizen (ENO, Glyndebourne), kunstencentra (SBC, Barbican, Sage Gateshead), internationale festivals (Huddersfield, Bath, Cheltenham, Lincoln, Lichfield, Dartington, London Jazz Festival) en conservatoria (Guildhall, RCM, RNCM). Hij begon les te geven aan de Guildhall School of Music in 1990, en hij bekleedt een hoeksteenpositie in het bejubelde ‘GSMD/Connect’-project dat in 2006 de Prijs van de Koningin voor Diensten aan het Hoger Onderwijs mocht ontvangen. Hij is docent aan de Academy of the Arts in Reykjavik, IJsland, en aan het Konservatoriet for Music and Formidling in Esbjerg, Denemarken. Voor de British Council leidde hij projecten in Kroatië, Cyprus, Tanzanië, Australië, Bangladesj, Kazakstan, Oezbekistan, Hong Kong en Singapore. Lopende projecten zijn o.m. zijn artistieke leiding van het Ismaili Community Ensemble in London, het mede-leiden van het Casa Da Music Ensemble in Porto; hij is projectleider en uitvoerder bij het vernieuwend kamerensemble Between The Notes en het jazzsextet Blue Pepper.
36
“Mijn workshops zijn gericht op de ontwikkeling van diverse muzikale technieken, waarvan vele courant zijn in folk- en niet-westerse muziek, jazz en pop enz. maar die toch nog minder aan bod komen in de orthodoxe conservatoriumopleiding. Er wordt gewerkt rond coördinatietechnieken voor stem en lichaam, groepscompositie, niet-genoteerde compositie, ritmisch begrip, niet-westerse ritmische concepten, muzikale communicatie, muzikale interactie en de ontwikkeling van individueel leiding geven. Mijn aanpak is praktisch gericht en wordt op verschillende tijdstippen in de loop van de dag geconsolideerd door reflectie en discussie. Ik zou zeggen dat ik op onze dag, de groep deelnemers meeneem doorheen een proces dat begint met opwarmactiviteit zonder instrumenten, om mekaar te leren kennen, en de basis te leggen voor de verdere dag. Ik zal via stem en lichaam enkele muzikale ‘cellen’ introduceren, die de basis zullen zijn voor verder creatief werk. Dit houdt in: geleide improvisatie en creatieve opdrachten, zowel individueel als voor kleine instrumentale groepen, waarbij het muzikaal materiaal ontwikkeld wordt. In de loop van de dag werken we toe naar het afwerken van een stuk, dat met verschillende benaderingen, collectief gecomponeerd en gecreëerd wordt door alle deelnemers. Er zou ook een informele uitvoering van de gemaakte muziek kunnen gebracht worden voor geïnteresseerde docenten of studenten. Ik bedoeling is de studenten een begrip doen krijgen van de context op dit werkterrein, zoals dat bestaat in Groot-Brittannië en in andere landen, en de implicaties daarvan op de rol van musici in de samenleving tout-court.” Paul Griffiths geeft op 3 november een masterclass aan de studenten muziek.
vervolg van p. 33
contract in dienstverband. Annelies zal komend seizoen te zien zijn in de voorstelling “Speelvogels”. Deze zomer was ze te zien in “ReAnimatie” op het Festival Boulevard in ‘s-Hertogenbosch.
Docent Aldo Baerten was te gast op de 36ste Conventie van de National Flute Association of America in Kansas City. Hij vertolkte het concerto voor fluit en orkest van Peter Benoit op het slotgala, gaf masterclasses en was lid van de jury van de “Young ARtists Competition”. Tevens gaf hij een interview voor het grootste fluitmagazine van de VS, Flute Talk. Tijdens september en oktober mag de bachelor dans gerenommeerde gastdocenten verwelkomen. Teresa Ranieri zal de lessen hedendaagse dans en repertoire op zich nemen. Teresa danste eerder bij
Tanzwerk Nürnberg en werkte samen met verschillende choreografen. Ze won de 3de prijs choreografie op het 8th Tanz Solo Festival 2004 in Stuttgard, Duitsland. Ze is ook regelmatig gastdocent aan o.m. de Anton Bruckner University in Oosterijk en aan de Scola Superior de Dança in Portugal. Ook Michou Swennen komt weer een lessenreeks hedendaagse dans geven. Michou richtte in ‘85 haar eigen compagnie ‘Flagrant Délit’ op waar ze verschillende werken voor creëerde. Ze wordt sinds jaren over heel de wereld gevraagd als gastdocent door haar deskundigheid in de Limon-techniek. Lees meer over gastdocenten op www.conservatorium.be
meer nieuws in de volgende Forum
37
in memoriam Karel Van der Borght door Herman Mariën
Karel Van der Borght was in dienst van 1968 tot 2003 als suppoost, drukker en boekbinder. Hij overleed op 2 augustus 2008.
Beste Karel, Ik heb je leren kennen in 1974, je was toen toezichter op het conservatorium. Streng maar rechtvaardig, zoals het een goede toezichter past. Door vele studenten gevreesd, als ik eerlijk ben ook een beetje door mij. Dat veranderde tijdens de meerdaagse examens die we moesten afleggen op het conservatorium. Je weet nog wel, examens zoals contrapunt, fuga of analyse. Dan kregen we een uitgebreide opgave en bleven twee of drie nachten slapen. Je had een goed contact met de studenten en je was een grote steun tijdens deze vermoeiende dagen. Later heb ik je beter leren kennen via Jeugd en Muziek, waar je een grote hulp was bij veel projecten. Je kon vrij impulsief zijn, je functioneerde op impulsen, maar je medewerking was dan ook aan 200%. Het heilig vuur, zoals we zeggen. Dat was zo bij projecten van J&M Antwerpen, Karel, maar ook bij deze van Kern Rupelstreek, een kleine organisatie waar we heel dicht bij elkaar stonden. We organiseerden concerten voor jongeren, muziekwedstrijden, radioprogramma’s die we samen opnamen voor Radio Rupel, tekenwedstrijden over muziek... Gekkenwerk, maar met de overtuiging dat we hiermee goed werk leverden, en de jongeren hiermee van dienst waren. Op het conservatorium kreeg je naast je taak als toezichter, de ‘boekbehandeling’ toebedeeld, wat je naar je intensieve hobby als boekbinder dreef. Je was zo’n typische enthousiaste amateur in de positieve zin van
38
het woord. Iemand die zijn hobby bijna als een beroep uitoefent en die er al zijn vrije tijd en meer dan dat aan besteedt. Er zijn nog vele boekwerken aanwezig in en buiten de bibliotheek die getuigen van het vakwerk waarmee je ze hebt verzorgd. We zullen ze koesteren en met zorg blijven bewaren. Ik heb je nooit alcohol weten drinken, Karel, je was geheelonthouder. Ten minste de tijd dat ik je heb gekend. Pas in de loop der jaren vertelde je me over jouw verleden, waar de drank je in de goot deed belanden en je bijna noodlottig werd. Je was een vurig pleitbezorger van de Anonieme Alcoholisten en menige keer heb ik je weten verdwijnen om mensen in nood te helpen. ’s Morgens, ’s middags, ’s avonds, ’s nachts, op de meest onmogelijke momenten ben je op pad gegaan om mensen bij te staan. Uit je verhalen kon ik opmaken dat alcoholisten helpen niet eenvoudig is, en dat je hiervoor hard en onverzettelijk moet zijn. Jij kon hard zijn, en onverzettelijk. Maar altijd in de wetenschap dat je de mensen waarmee je te maken had daarmee zou helpen. En hen opnieuw een toekomst zou geven. Het was duidelijk dat je - hetgeen men voor jou had gedaan - ten goede wilde laten komen aan andere mensen met problemen. Dat ging verder dan alleen drankproblemen. Vrienden en kennissen heb je ook geholpen door een luisterend oor, door goede raad, door kleine attenties en praktische hulp. Dat heeft velen er bovenop geholpen, mensen die je hier nog enorm dankbaar voor zijn. Of je gelovig was, Karel, weet ik niet. Ik weet wel dat je heel gelukkig was met Claudine. Dat je enorm genoten hebt van mensen rondom jou. Onder meer mensen uit de muziekwereld, die je jaren hebt geholpen, met wie je hebt meegeleefd. Ik weet dat je hebt
genoten van je hobby’s, van de natuur, van je omgeving. Ik heb ook begrepen dat je de problemen met je gezondheid op het einde van je leven hebt aanvaard en dat je sereen berustte in het onvermijdelijke. Dan stel ik me voor, Karel, dat je op het einde van je leven - wetende wat komen ging - dingen hebt gedacht, zoals Nazim Hikmet beschrijft in zijn gedicht ‘Mijn begrafenis’: Zal de begrafenisstoet vanuit onze tuin vertrekken? Hoe zullen jullie mij van de derde verdieping naar beneden brengen? De doodskist kan niet in de lift en de trappen zijn te smal. Misschien schijnt de zon en zitten er duiven in mijn tuin, misschien sneeuwt het en zullen de kinderen in mijn tuin pret maken misschien regent het gewoon en zal het asfalt nat zijn. En de vuilnisemmers zullen als altijd in de tuin staan. Ons keukenvenster zal me nakijken. Ons terras met het wasgoed zal me nawuiven. Jullie weten niet hoe gelukkig ik was in deze tuin. Vrienden van mijn tuin, ik wens jullie een lang leven toe. Beste Karel, ik weet dat het leven voor jou de voorbije periode niet eenvoudig was. Maar ik ben er zeker van dat je alle mensen uit je omgeving, ondanks je eigen problemen, het allerbeste hebt gewenst. Iedereen die jou heeft gekend wenst ook jou het allerbeste. Het ga je goed. Herman Mariën voormalig departementshoofd
39
applaus Levente Kende telt er 60 bijdragen van zijn collega’s, vrienden, kennissen, ...
“Levente heeft het record! Hij is zonder twijfel de pianist die het hoogste aantal kilometers door de lange gangen van het conservatorium en deSingel heeft gelopen. Niemand zal ooit zijn record kunnen evenaren, op geen 100 kilometer na. En nog wordt hij niet moe. Altijd is hij in de weer om iets te regelen. Voor zijn studenten, voor zijn concerten, voor ‘zijn’ piano’s. Om een repetitie vast te leggen in de ene zaal terwijl hij er al een had staan in een ander lokaal. Zo heeft Levente steeds zijn eigen plannen én planning. Of wil hij aan iedereen gewoon zijn mening verkondigen, over van alles en nog wat. Maar toch vooral over piano’s. Om een piano vast te pakken, zou hij immers een ongeluk doen. Zo is hij bezeten van die blinkend zwarte bolides met klavier. Zo graag ziet hij ze gekneed worden onder zijn grote vingers. Wil hij ze in bedwang houden, laten zingen en kreunen. Maar toch vooral beminnen. Levente is namelijk ook piano. Lang leve de piano!” Jerry Aerts directeur Internationale Kunstcampus deSingel “Ik heb Levente leren kennen in 1999, toen ik deelnam aan de “E.Durlet“ wedstrijd. Levente zetelde in de jury en was de eerste die me na afloop kwam feliciteren met mijn overwinning. Mijn “Italiaans” Engels was nog een beetje primitief en van een
40
vlot gesprek was niet echt sprake, maar wat mij wel opviel was zijn enthousiasme en hartelijkheid. Het is voor mij een hele eer dat we inmiddels collega’s zijn geworden en in alle sereniteit “ruzie” kunnen maken. Tijdens deliberaties kan het er immers bits aan toe gaan, maar tot mijn grote vreugde respecteert Levente altijd mijn mening, ongeacht deze in het voor- of nadeel van zijn studenten is. Dat Levente, tot slot, gek is op Italiaanse espresso en tiramisù zoals ik ze bereid, zijn details die voor een Italiaanse als ik bijna fundamenteel zijn! Caro Levente, van harte proficiat!” Irene Russo pianiste en collega docent “Levente hielp me mijn liefde voor de grote componisten en hun muziek te ontwikkelen met een lach en een traan. Hij is een fantastisch muzikant met een groot hart. Ik wens hem van harte proficiat met zijn 60ste verjaardag! Moge de muziek samen met zijn familie, collega’s en leerlingen hem nog veel fantastische jaren schenken!” Stephanie Proot studente piano “Levente, je betekent veel voor mij, mijn muzikale leven zou er anders uitgezien hebben zonder jou... Blijf even gedreven, blijf ervoor gaan, jouw passie en toewijding voor de muziek zijn een zegen voor al wie je hoort en ziet musiceren.”
“Wellicht is Levente’s Nederlands niet altijd even verstaanbaar, maar aan de piano is zijn taal zuiver, klaar en duidelijk. Kamermuziek, begeleiding of solowerk: steeds bekoort hij door zijn bedreven inzet en hoogstaande muzikaliteit. Dat weten ook zijn studenten die hem op handen dragen en bij menige gelegenheid prijzen behalen. De kaap van zestig is genomen maar ach, goede vriend, het leven begint pas…” Julien Esser Voorzitter Vrienden Conservatorium Antwerpen “In onze tijd betekende het veranderen van leraar hoofdinstrument piano, een jaar lang lesonderbreking. Om te ontsnappen aan die lesonderbreking schreef ik me in voor de nieuwe structuur met als hoofdinstrument klavecimbel en neveninstrument piano. Ik dacht, net zoals nu nog vele studenten, dat van leraar veranderen mijn studieproblemen ging oplossen. Ik zal nooit vergeten dat met enorme kracht de deur van mijn studielokaal openzwaaide en een erg verontwaardigde Levente mij toeriep dat het toch om het studeren draaide en niet om de leraar. Hij had gelijk.” Koen Kessels, lid van de artistieke directie muziek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen
Luc Van Hove componist en collega docent
41
Agenda 21.09.08, 11u Galerie De Zwarte Panter Hoogstraat 70-74, Antwerpen Tickets: € 10/ 7, (incl. aperitief) CCA + VCA + Gal. De Zwarte Panter 22.09.08, 20u Rode Zaal, deSingel Toegang gratis, geen reservatie
05.10.08, 11u Paviljoen Joep Van Lieshout Openluchtmuseum Middelheim Toegang gratis (incl. aperitief), geen reservatie VCA + Middelheimpromotors 26.10.08, 11u Paviljoen Joep Van Lieshout Openluchtmuseum Middelheim Toegang gratis (incl. aperitief), geen reservatie VCA + Middelheimpromotors 09.11.08, 11u Galerie De Zwarte Panter Hoogstraat 70-74, Antwerpen Tickets: € 10/ 7, (incl. aperitief) CCA + VCA + Gal. De Zwarte Panter
42
Sporen Meester en Leerling Ivo lybeert en Raymond Dils (klarinet), Rik Vercruysse (hoorn) en studenten Programma: Cl. Grundman, J. Cacavas, J. Ryelandt, P. Dukas, C. Reinecke Proloog - Opening van het academiejaar 08-09 Toespraak door Monica De Coninck, Schepen van Sociaal Beleid, Diversiteit en Loketten en voorzitter van het OCMW Antwerpen Strijkkwartet Amos Lotte Remmen en Bernd Van Hulle, viool Bieke Jacobus, altviool - Joyce Kuipers, cello ‘Limited Space‘ door studenten dans Choreografie: Min Hee Bervoets Muziek: Alfredo Costa Monteiro, Amon Tobin en L.v. Beethoven
Middelheimconcert Jazztrio Stijn Wauters Stijn Wauters, piano - Janos Bruneel, contrabas - Tony Vitacolonna, drums Jazzstandards Zie p. 35
Middelheimconcert Strijkkwartet Idée-Fixe Beethoven en Borodin Zie p. 35
Jong Geluid Chin Cheng Lin en vrienden (marimba) T.Tanaka, CH. Lin, K. Wada, A. Marcellino
43
De directie van het conservatorium heeft samen met de Antwerpse economische, politieke, academische en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van de Stichting is Gouverneur Cathy Berx. De Stichting stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de nodige middelen ter beschikking voor masterclasses, studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken van de titel ‘maestro honoris causa’.
Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn:
10 Advertising - Cegelec - Delta Lloyd Bank Fortis Private Banking - Leasinvest Real Estate Lions Club Antwerpen Ter Beke - Maintenance Partners Marsh - sd Worx - Sibelco - Soudal - vivium - Vooruitzicht
Inlichtingen: Ann Lommelen Tel.: 03/244.18.06
[email protected]
44
Coda Tussen de baardloze jongeman en de geknevelde grijsaard liggen decennia én een merkwaardige muzikantencarrière. Dankzij een studiebeurs kon Julius J. B. Schrey (1870-1936) aan de Stedelijke Muziekschool van zijn geboortestad Antwerpen studeren. Daar ging hij in de leer bij Jean Baptiste Colyns (viool), Jan Blockx (harmonie), Joseph Tilborghs (fuga en contrapunt) en Peter Benoit (compositie). Na één schooljaar aan het Conservatoire Royal in Brussel droomde Schrey van een carrière als vioolvirtuoos en als componist, maar die plannen werden door een ongelukkige liefde doorkruist. Daarom maakte hij, met zijn viool en slechts enkele franken op zak, in september 1893 de grote oversteek naar de Nieuwe Wereld. Daar werd hij geëngageerd door het internationale The Mendelssohn’s Quintette waarmee hij uitgebreid toerde. Na zijn terugkeer schreef hij zich opnieuw in aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium dat nu gemachtigd was om eerste prijzen af te leveren. Ondertussen werkte hij als violist en dirigent aan het Nederlands Lyrisch Toneel en later aan de Koninklijke
Vlaamse Opera. Als dirigent bezorgde hij het Antwerpse operahuis een uitstekende Wagner-reputatie. Zelf componeerde hij de opera’s Het arendsnest (1904) en De smid van de vrede (1913). Zijn grote jarenlange inzet voor het Antwerpse operahuis werd niet beloond. Financiële en syndicale problemen tijdens het seizoen 1931-1932 betekenden het feitelijke einde van zijn dirigentencarrière. Een jaar na zijn plotse dood onthulde de Vlaamse Opera een prachtige buste van Schrey van de hand van Willy Kreitz. Jarenlang heeft het fraaie beeld in de foyer gepronkt, maar sinds enkele jaren blijkt het hopeloos zoek. Sic transit gloria mundi … Jan Dewilde bibliothecaris Meer foto’s uit het conservatoriumarchief zijn te bekijken op www.conservatorium.be (doorklikken op bibliotheek en op ‘conservatorium in beeld’).
45