1 INHOUD HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE PERSONENBELASTING I. Belastbaar in de personenbelasting II. Buitenlandse kaderleden A. Brutotoekenn...
INHOUD HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE PERSONENBELASTING .......... 17 I.
Belastbaar in de personenbelasting ............................................................. 17
II. Buitenlandse kaderleden ............................................................................. 19 A. Brutotoekenning ................................................................................. 19 B. Kosten eigen aan de werkgever .......................................................... 21 HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING .................................... 23 HOOFDSTUK 3. DE BEREKENING VAN DE PERSONENBELASTING ............................. 25 I.
Vaststellen van het totaal netto-inkomen per belastingplichtige................. 25 A. Persoonlijke gegevens ........................................................................ 25 1.
Individuele versus gemeenschappelijke aanslag ........................ 25
2.
Gemeenschappelijke aanslag of niet (3 aanslagjaren) ............... 27
3.
De aanslagbasissen bij een gemeenschappelijke aanslag........... 28
4.
Inkomsten van kinderen ............................................................. 31
B. Huwelijksquotiënt en meewerkinkomen ............................................ 32 1.
Huwelijksquotiënt en beroepsverliezen ..................................... 32
3.
Huwelijksquotiënt, meewerkinkomen en beroepsverliezen ....... 32
4.
Invloed van de beroepsverliezen ................................................ 33
5.
Overgangsregeling langetermijnsparen en bouwsparen............. 33
II. Aftrekbare bestedingen ............................................................................... 34 A. Onderhoudsgelden.............................................................................. 34
Intersentia
1.
Voorwaarden van aftrekbaarheid ............................................... 34
2.
Regelmatige en achterstallige onderhoudsuitkeringen............... 35
3.
Regelmatig, achterstallig en terugwerkende gedeelte ................ 35
4.
Voorwaarden met betrekking tot het terugwerkend gedeelte..... 36
5.
Gemeenschappelijke aanslag, geen overdracht .......................... 36
6.
Gemeenschappelijke aanslag, wel overdracht ........................... 37
1
Oefeningenboek personenbelasting
B. Giften ................................................................................................. 37 1.
Giften beneden de maximumgrens ............................................ 37
2.
Giften boven de maximumgrens ................................................ 38
3.
Giften (laag bedrag) en inkomsten in code 1203 ....................... 38
4.
Giften (hoog bedrag) en inkomsten in code 1203 ...................... 39
C. Bezoldigingen van een huisbediende ................................................. 39 D. Uitgaven voor de opvang van kinderen .............................................. 40
E.
F.
1.
Kinderopvang en co-ouderschap................................................ 40
2.
Kinderopvang in het jaar van het huwelijk ................................ 43
Geklasseerde gebouwen en landschappen .......................................... 44 1.
Voorwaarden en aftrek .............................................................. 44
Voorwaarden en herinstap ......................................................... 61
8.
Woonbonus in combinatie met het overgangsstelsel ................. 62
9.
Keuze tussen de woonbonus en het overgangsstelsel ................ 74
10. Analyse nieuw stelsel of overgangsregeling .............................. 76 G. Aanrekening bij een gemeenschappelijke aanslag ............................. 77 III. Vermindering ingevolge de belastingvrije som .......................................... 78 A. Voorwaarden om ten laste te kunnen zijn .......................................... 78
2
1.
Personen die ten laste kunnen worden genomen ....................... 78
2.
Kind ten laste van een alleenstaande ......................................... 78
3.
Kind ten laste van een gehuwd koppel ...................................... 79
4.
Gehandicapt kind ten laste ......................................................... 79
5.
Ouderpaar en andere personen ten laste..................................... 80
6.
Onderhoudsuitkeringen ten gunste van een kind ....................... 81
Intersentia
Oefeningenboek personenbelasting
7.
Onderhoudsuitkeringen ten gunste van een ex-echtgenoot ........ 82
8.
Kind met verschillende soorten inkomsten ................................ 82
9.
Maximale bezoldiging uit studentenarbeid ................................ 83
10. Nettobestaansmiddelen in geval van werkelijke kosten............. 83 11. Overheveling van personen ten laste ......................................... 83 12. Deel uitmaken van het gezin – uitzonderingen .......................... 84 13. Nettobestaansmiddelen van een persoon met een handicap....... 85 B. Berekening van de belastingvermindering ......................................... 86 1.
Kinderen en personen ten laste (geen co-ouderschap) ............... 86
Overheveling van de belastingvrije som .................................... 93
IV. Vermindering voor diverse uitgaven .......................................................... 94 A. Vermindering langetermijnsparen ...................................................... 94 1.
Ingehouden premie voor aanvullend pensioen........................... 94
2.
Toepassing van de 80%-regel .................................................... 94
3.
Berekening van de nieuwe fiscale korf .................................... 101
Aanvullende leningen bij vernieuwbouw ................................ 115
10. Gedeeltelijke hypothecaire waarborg ...................................... 116 11. Een van de twee deelkredieten is hypothecair gewaarborgd.... 117 C. PWA- en dienstencheques................................................................ 118 1.
Optimalisatie bij een individuele aanslag ................................ 118
2.
Optimalisatie bij een gemeenschappelijke aanslag .................. 119
D. Energiebesparende uitgaven ............................................................. 120 1.
Begrippen belastingvermindering, overdracht en krediet ........ 120
2.
Het aandeel in de woning bij eigenaars ................................... 121
3.
Het aandeel in de woning bij huurders .................................... 122
4.
Combinatie van eigenaars en huurders .................................... 124
V. Vervangingsinkomsten en overwerk ........................................................ 147 A. Gewone belastingvermindering........................................................ 147 1.
C. Vermindering inzake overwerk ........................................................ 153 1.
Beperking tot maximaal de prorata belastingdruk ................... 153
2.
Geen overschrijding van de 100 uren ...................................... 154
3.
Wel overschrijding van de 100 uren ........................................ 155
VI. Vermindering voor buitenlandse inkomsten ............................................. 155 A. Gewone vermindering ...................................................................... 155 1.
Volledig en verlaagd tarief ...................................................... 155
C. Berekeningsgrondslag gemeentebelasting........................................ 161 D. Aanrekeningsregels beroepskosten .................................................. 161 1.
VII. Voorafbetalingen, vermeerdering en bonificatie ...................................... 164 A. Individuele aanslag........................................................................... 164 1.
Berekening van het vereiste bedrag aan voorafbetalingen ....... 164
2.
Berekening van de vermeerdering ........................................... 164
3.
Beginnende zelfstandige met voorafbetalingen ....................... 164
B. Gemeenschappelijke aanslag............................................................ 165 1.
Intersentia
Vermeerdering, bonificatie en huwelijksquotiënt .................... 165
5
Oefeningenboek personenbelasting
2.
Vermeerdering, bonificatie en meehelpende echtgenoot ......... 166
3.
Vermeerdering en bonificatie per partner ................................ 166
VIII. Verrekening van voorheffingen en belastingkredieten ............................. 167 A. Verrekenbaar maar niet terugbetaalbaar........................................... 167 1.
Forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting .................... 167
2.
Investeringen met eigen middelen (belastingkrediet) .............. 169
B. Verrekenbaar en terugbetaalbaar ...................................................... 171 1.
Belastingkrediet voor kinderen ten laste .................................. 171
2.
Belastingkrediet voor betalingen met dienstencheques ........... 173
3.
Belastingkrediet voor isolatie-uitgaven ................................... 174
4.
Belastingkrediet lage activiteitsinkomsten .............................. 174
Start2surf@home (internet voor iedereen II) ........................... 177
IX. Gewestelijke kortingen ............................................................................. 178 A. Caisse d’Investissement de Wallonie ............................................... 178 B. Geregistreerde winwinleningen........................................................ 179 1.
Jaarlijkse en eenmalige belastingvermindering ....................... 179
2.
Overlijden van de kredietgever ................................................ 180
C. Geregistreerde renovatieovereenkomst ............................................ 180 HOOFDSTUK 4. INKOMSTEN VAN ONROERENDE GOEDEREN ................................... 183 I.
Individuele aanslag ................................................................................... 183 A. Vrijstelling van de eigen woning ..................................................... 183 B. Gebruik voor het eigen beroep ......................................................... 185 1.
Ingebruikneming van een woning ............................................ 191
7.
Verhoging van het kadastraal inkomen na verbouwing ........... 191
8.
Nieuw gebouw dat beroepsmatig wordt verhuurd ................... 192
9.
Bestemmingswijziging: privé- naar beroepsmatige verhuur.... 192
10. Vooruitbetaalde huur en huurvoordelen .................................. 193 11. Onproductiviteit ....................................................................... 193 12. Materieel en outillering versus gebouwen ............................... 194 II. Gemeenschappelijke aanslag .................................................................... 194 A. Gebruik voor het eigen beroep ......................................................... 194 1.
Geen huurgelden betaald tussen de partners ............................ 194
2.
Wel huurgelden betaald tussen partners .................................. 196
B. Wettelijk stelsel versus scheiding van goederen .............................. 196 III. Netto onroerend inkomen ......................................................................... 198 A. Interestaftrek en woningaftrek ......................................................... 198
Interestaftrek bij een gedeeltelijk beroepsmatige lening .......... 200
4.
Aftrekvoorwaarden van de gewone interestaftrek ................... 200
5.
Vrije verdeling van de gewone interestaftrek .......................... 201
6.
Betalingsvoorwaarde en de verdeling van de interesten .......... 202
7.
Interest- en woningaftrek bij gemeenschappelijke aanslag ...... 203
IV. Huurherkwalificatie .................................................................................. 203 A. Individuele aanslag........................................................................... 203 1.
Huurherkwalificatie bij een lage huurprijs............................... 203
2.
Huurherkwalificatie bij een hoge huurprijs ............................. 204
B. Gemeenschappelijke aanslag............................................................ 204 1.
Beoordeling van de eigendomsvoorwaarde ............................. 204
2.
Invloed van het wettelijk stelsel............................................... 204
3.
Invloed van het stelsel scheiding van goederen ....................... 205
C. Bestemmingswijziging ..................................................................... 205 1.
Bestemmingswijziging bij het begin van de maand ................. 205
2.
Bestemmingswijziging tijdens de maand................................. 206
D. Globale oefeningen .......................................................................... 206 1.
Huurherkwalificatie bij meerdere gebouwen ........................... 206
HOOFDSTUK 5. INKOMSTEN VAN ROERENDE GOEDEREN EN KAPITALEN .......... 209 I.
Dividenden ............................................................................................... 209 A. Belastbare dividenden ...................................................................... 209 B. Terugbetaling van maatschappelijk kapitaal .................................... 211 C. Interesten van voorschotten .............................................................. 212
II. Interesten .................................................................................................. 212 A. Eigenlijke interesten ......................................................................... 212 B. Kapitalisatie- en zerobons ................................................................ 214 C. Vastgoedcertificaten ......................................................................... 214 D. Individuele levensverzekeringen ...................................................... 217 III. Roerende verhuur ..................................................................................... 219 IV. Lijfrente tegen afstand van kapitaal .......................................................... 220
8
Intersentia
Oefeningenboek personenbelasting
V. Auteursrechten .......................................................................................... 220 A. Berekening van de forfaitaire kosten................................................ 220 B. Eén schuldenaar ............................................................................... 221 C. Meerdere schuldenaars ..................................................................... 221 1.
Totale auteursrechten lager dan 51.920 EUR .......................... 221
2.
Totale auteursrechten hoger dan 51.920 EUR ......................... 222
HOOFDSTUK 6. WERKELIJKE BEROEPSKOSTEN ........................................................... 225 I.
Voorwaarden van aftrekbaarheid .............................................................. 225 A. Schade gedekt door een verzekering ................................................ 225 B. Overlopende rekeningen .................................................................. 227 1.
Over te dragen kosten .............................................................. 227
2.
Toe te rekenen kosten .............................................................. 228
II. Aftrekbare beroepskosten ......................................................................... 229 A. Kosten van onroerende goederen ..................................................... 229 B. Interesten van leningen .................................................................... 230 1.
Beroepsmatig versus privé ....................................................... 231
C. Commissies, erelonen en vergoedingen ........................................... 231 D. Bezoldigingen .................................................................................. 236 E.
G. Beroepskosten en vervangingsinkomsten ........................................ 245 H. Beroepskosten voor 120% aftrekbaar............................................... 246 1.
Gemeenschappelijk vervoer van werknemers.......................... 246
III. Beroepskosten met aftrekbeperking.......................................................... 246
Intersentia
9
Oefeningenboek personenbelasting
A. Restaurant en receptiekosten ............................................................ 246 B. Verplaatsingskosten met personenwagen ......................................... 254 1.
C. Verplaatsingskosten op andere wijze ............................................... 256 1.
Werkelijke kosten met de moto ............................................... 256
2.
Bij gebrek aan bewijzen........................................................... 257
D. Combinatieoefeningen verplaatsingskosten ..................................... 258 1.
Berekening van de werkelijke beroepskosten .......................... 258
2.
Vergelijking werkelijke kosten met het forfait ........................ 260
IV. Niet-aftrekbare beroepskosten .................................................................. 262 A. Belastingen, boeten en schadevergoedingen .................................... 262 B. Kledijkosten ..................................................................................... 263 C. Sociale voordelen en vrijgestelde voordelen van alle aard ............... 265 1.
Andere dan sociale maaltijden en maaltijdcheques ................. 265
2.
Sociale maaltijden en maaltijdcheques .................................... 267
V. Beroepskosten allerhande ......................................................................... 270 HOOFDSTUK 7. WINSTEN VAN NIJVERHEIDS-, HANDELS- OF LANDBOUWBEDRIJVEN............................................................................ 273 I.
Belastbare winsten .................................................................................... 273 A. Realisatiebeginsel............................................................................. 273 1.
Zeker en vaststaande vordering ............................................... 273
2.
Disconto in vorderingen .......................................................... 273
Abnormale en goedgunstige voordelen ................................... 275
B. Eigenlijke exploitatiewinst ............................................................... 276 1.
Het loon van de ondernemer .................................................... 276
2.
Voordelen van alle aard ........................................................... 277
3.
Terugbetaling van ontleende bedragen en uitbreiding van de onderneming ............................................................................ 281
II. Meerwaarden ............................................................................................ 286
10
Intersentia
Oefeningenboek personenbelasting
A. Meerwaarden op aandelen................................................................ 286 1.
Latente meerwaarden op aandelen ........................................... 286
2.
Latente meerwaarden en vrijstelling van het monetaire deel ... 286
3.
Latente meerwaarden en gedeeltelijke verkoop ....................... 287
4.
Belaste versus belastingvrije fusie ........................................... 288
5.
Herwaarderingsmeerwaarde op aandelen ................................ 288
B. Meerwaarden op materiële vaste activa ........................................... 289 1.
Herwaarderingsmeerwaarde op gebouwen .............................. 289
2.
Meerwaarde op een personenwagen ........................................ 291
3.
Uitgestelde en gespreide taxatie .............................................. 291
4.
Meerwaarde op bedrijfsvoertuigen .......................................... 293
5.
Meerwaarde op binnenschepen ................................................ 294
6.
Vervreemdingskosten en een vrij beroep ................................. 295
7.
Meerwaarde op een taxi ........................................................... 296
8.
Meerwaarde op een minibus en georganiseerd vervoer ........... 296
III. Vrijgestelde winsten ................................................................................. 297 A. Vrijstelling voor bijkomend personeel ............................................. 297 1.
Berekening van de vrijstelling ................................................. 297
2.
Berekening van de vrijstelling en eventuele terugname .......... 298
B. Vrijsteling stagebonus ...................................................................... 300 C. Investeringsaftrek ............................................................................. 302 HOOFDSTUK 8. BATEN VAN VRIJE BEROEPEN, AMBTEN, POSTEN EN WINSTGEVENDE BEZIGHEDEN .............................................................. 309 I.
Ontvangen erelonen, … ............................................................................ 309 A. Achterstallige erelonen..................................................................... 309 1.
Geen voorschotten ................................................................... 309
B. Andere ontvangsten .......................................................................... 310 1.
Ontvangstbeginsel en de btw-boekhouding ............................. 310
2.
Combinatie van verschillende ontvangsten.............................. 311
II. Beroepskosten........................................................................................... 312 A. Forfaitaire beroepskosten ................................................................. 312 Intersentia
11
Oefeningenboek personenbelasting
1.
Uitsluitend baten ...................................................................... 312
2.
Baten en bezoldigingen............................................................ 313
B. Werkelijke beroepskosten ................................................................ 313 1.
Werkelijke versus forfaitaire kosten ........................................ 313
2.
Politieke mandaten en verplichte partijbijdragen..................... 314
3.
Werkelijke kosten voor baten en bezoldigingen samen ........... 315
III. Verplichte fiscale boekhouding ................................................................ 317 A. Advocaat .......................................................................................... 317 B. Associatie van advocaten ................................................................. 320 HOOFDSTUK 9. WINSTEN EN BATEN I.V.M. EEN VOORHEEN UITGEOEFENDE WERKZAAMHEID........................................................................................ 323 I.
Belastbare stopzettingsmeerwaarden ........................................................ 323 A. Materiële en immateriële vaste activa .............................................. 323 B. Immaterieel vast actief ..................................................................... 325
II. Vrijgestelde stopzettingsmeerwaarden ..................................................... 326 A. Voortzettingsstelsel .......................................................................... 326 B. Inbreng in vennootschap .................................................................. 334 III. Aanrekening van de beroepskosten .......................................................... 335 HOOFDSTUK 10. BEZOLDIGINGEN VAN LOON- EN WEDDETREKKENDEN .............. 337 I.
Belastbare bezoldigingen .......................................................................... 337 A. Specifieke bezoldigingen ................................................................. 337 1.
Werknemer in de bouwsector .................................................. 337
2.
Nettovakantiegeld van een arbeider ......................................... 338
3.
Belastbaar deel van de werkgeversaandelen ............................ 338
4.
Sport en sportgerelateerde inkomsten ...................................... 339
B. Voordelen van alle aard ................................................................... 340
12
1.
Werkelijke waarde versus kostprijs ......................................... 340
2.
Goedkope of renteloze leningen .............................................. 340
B. Kosten eigen aan de werkgever ........................................................ 367 C. Pc-privé ............................................................................................ 369 D. Al dan niet vrijgestelde bezoldigingen ............................................. 371 III. Beroepskosten........................................................................................... 372 A. Forfaitaire kosten ............................................................................. 372 1.
Berekening van de forfaitaire kosten ....................................... 372
2.
Forfait voor verre verplaatsingen ............................................. 373
B. Aanrekening van de kosten .............................................................. 374 1.
Aanrekening van de werkelijke beroepskosten ........................ 374
2.
Aanrekening van de forfaitaire beroepskosten......................... 375
3.
Berekening en aanrekening van de forfaitaire kosten .............. 375
4.
Werkelijke versus de forfaitaire beroepskosten ....................... 377
IV. Globale oefeningen op bezoldigingen ...................................................... 378 A. Globale oefening 1 ........................................................................... 378 B. Globale oefening 2 ........................................................................... 379 C. Globale oefening 3 ........................................................................... 380 HOOFDSTUK 11. BEZOLDIGINGEN VAN BEDRIJFSLEIDERS ......................................... 383 I.
II. Huurherkwalificatie .................................................................................. 384 A. Situatie 1 .......................................................................................... 384 B. Situatie 2 .......................................................................................... 385 III. Globale oefeningen ................................................................................... 385
Intersentia
13
Oefeningenboek personenbelasting
A. Situatie 1 .......................................................................................... 385 B. Situatie 2 .......................................................................................... 387 HOOFDSTUK 12. BEZOLDIGINGEN VAN MEEWERKENDE ECHTGENOTEN ............. 393 HOOFDSTUK 13. PENSIOENEN, RENTEN EN ZODANIGE TOELAGEN ......................... 399 I.
Belastbare personen .................................................................................. 399 A. Algemene regel ................................................................................ 399 B. Levens- & spaarverzekeringen ......................................................... 400
II. Wettelijke pensioenen............................................................................... 401 A. Eigenlijke pensioenen ...................................................................... 401 B. Arbeidsongevallen en beroepsziekten .............................................. 402 1.
Fiche 281.16 en het aangifteformulier ..................................... 402
2.
Vergoeding betaald na overlijden ............................................ 404
3.
Vergoeding in de vorm van een kapitaal ................................. 404
Polis ‘gewaarborgd inkomen’ .................................................. 406
3.
Vergoeding door een aansprakelijke derde .............................. 407
B. Gratis pensioenkapitalen .................................................................. 408 C. Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen ................................... 409 D. Extern gefinancierde pensioentoezeggingen .................................... 409 E.
Pensioensparen vereffend voor 60-jarige leeftijd .................... 414
2.
Pensioensparen vereffend na 60-jarige leeftijd ........................ 416
G. Overzicht tweede en derde pijler ...................................................... 416
14
Intersentia
Oefeningenboek personenbelasting
1.
Pensioensparen, groepsverzekering en individuele levensverzekering .................................................................... 416
2.
Analyse van de verschillende pensioenvormen ....................... 420
HOOFDSTUK 14. BEDRIJFSVOORHEFFING ......................................................................... 425 I.
Bezoldigingen van werknemers ................................................................ 425 A. Algemeen ......................................................................................... 425 1.
Ongehuwde arbeidster met kinderlast ...................................... 425
2.
Echtgenoot zonder beroepsinkomsten ..................................... 425
3.
Weduwe met kinderen en personen ten laste ........................... 425
4.
Gehandicapte echtgenoot met ziekte-uitkering ........................ 426
B. Bijzonderheden ................................................................................ 426 1.
Loon op dagbasis ..................................................................... 426
II. Bezoldigingen van bedrijfsleiders ............................................................ 427 A. Periodieke bezoldigingen ................................................................. 427 1.
Echtgenoot met beroepsinkomsten .......................................... 427
2.
Echtgenoot zonder beroepsinkomsten ..................................... 427
B. Niet-periodieke bezoldigingen ......................................................... 427 HOOFDSTUK 15. DIVERSE INKOMSTEN ............................................................................... 429 I.
Occasionele winsten of baten ................................................................... 429 A. Belastbaarheid en tarief .................................................................... 429 B. Overdracht van occasionele verliezen .............................................. 430
II. Prijzen, subsidies, renten en pensioenen ................................................... 431 A. Lage subsidies met vrijstelling ......................................................... 431 B. Onderbroken toekenning van subsidies ............................................ 431 C. Hoge subsidies met vrijstelling ........................................................ 432 D. Globale oefeningen inclusief giften ................................................. 432 III. Uitkeringen tot onderhoud ........................................................................ 435 A. Periodieke onderhoudsuitkeringen ................................................... 435 B. Onderhoudsuitkering omgezet in kapitaal ........................................ 436 IV. Inkomsten uit onroerende rechten ............................................................ 436 Intersentia
15
Oefeningenboek personenbelasting
A. Onderverhuring van onroerende goederen ....................................... 436 1.
Ongemeubileerde huur en onderverhuring .............................. 436
2.
Ongemeubileerde huur en gemeubileerde onderverhuring ...... 437
3.
Gemeubileerde huur en onderverhuring .................................. 437
B. Concessie om reclamedragers te plaatsen ........................................ 438 C. De verhuring van jachtrechten ......................................................... 439 V. Meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen................................ 439 A. Belastbaarheid .................................................................................. 439 B. Berekening van de meerwaarde ....................................................... 441 1.
Grond is verworven via aankoop ............................................. 441
2.
Grond is verworven door schenking ........................................ 442
3.
Aankoop, erfenis en schenking ................................................ 442
VI. Meerwaarden op aandelen ........................................................................ 443 A. Meerwaarde op belangrijke deelneming .......................................... 443 B. Interne meerwaarden op aandelen .................................................... 444 VII. Meerwaarden op gebouwde onroerende goederen ................................... 445 A. Aankoop gebouw en doorverkoop ................................................... 445 B. Aankoop grond en verkoop gebouw ................................................ 446 C. Aankoop gebouw en doorverkoop na verbouwingswerken ............. 447 D. Grond verworven bij schenking – verkoop van een gebouw ........... 447