Informatiemap
Toelatingstoets 21+ 2016 Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij Voeding en Diëtetiek Mondzorgkunde Fysiotherapie
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ..................................................................................................... 3
2.
Toelaatbaarheid op basis van de Toelatingstoets 21+ ....................................... 3
3.
Vakken Toelatingstoets 21+ .......................................................................... 3
4.
Voorwaarden om deel te nemen ..................................................................... 4
5.
Data en tijden ............................................................................................. 4
6.
Plaats ......................................................................................................... 4
7.
Kosten ........................................................................................................ 4
8.
Regeling slagen, herexamen en zakken........................................................... 4
8.1
Geslaagd ................................................................................................. 4
8.2
Herkansing............................................................................................... 4
8.3
Gezakt ..................................................................................................... 4
8.4
Inzage ..................................................................................................... 5
9.
Vrijstelling van examenonderdelen ................................................................. 5
10.
Kandidaten met een beperking ...................................................................... 5
11.
Aanmelden .................................................................................................. 5
12.
Adresgegevens ............................................................................................ 6
13.
Voorbereiding .............................................................................................. 6
13.1
Literatuur................................................................................................. 6
13.2
Toegestane hulpmiddelen .......................................................................... 7
13.3
Toelichting op het onderdeel Nederlands ...................................................... 7
13.4
Toelichting op het onderdeel Engels ............................................................ 9
Bijlage 1:
Gedragsregels voor kandidaat-studenten tijdens de Toelatingstoets 21+ .. 11
Bijlage 2:
Regels t.b.v. de inzage van het Toelatingstoets 21+ .............................. 14
Bijlage 3:
Voorbeeldexamen Nederlands 1 (met antwoorden) ..............................166
Bijlage 4:
Voorbeeldexamen Nederlands 2 (zonder antwoorden) ........................... 24
Bijlage 5:
Voorbeeldexamen Engels 1 (met antwoorden) ...................................... 29
Bijlage 6:
Voorbeeldexamen Engels 2 (zonder antwoorden) .................................313
Bijlege 7:
Voorbeeldexamen Biologie ................................................................336
Bijlege 8:
Voorbeeldexamen Natuurkunde .......................................................... 38
Bijlage 9:
Voorbeeldexamen Scheikunde ............................................................ 39
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
2
1.
Inleiding
Als je geen toelatende vooropleiding hebt en je bent bij aanvang van de opleiding ouder dan 21 jaar, kun je deelnemen aan de toelatingstoets 21+. Als je hiervoor slaagt, voldoe je alsnog aan de vooropleidingseisen en kun je worden toegelaten tot de opleiding. Er zijn binnen de Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij (GGM) een aantal varianten van de toelatingstoets 21+, afhankelijk van de opleiding die je wilt gaan volgen. In deze map wordt de toelatingstoets 21+ voor de opleidingen Mondzorgkunde, Voeding en Diëtetiek en Fysiotherapie beschreven. Kijk voor de toelatingstoets 21+ voor de andere opleidingen van de Faculteit GGM in de Informatiemap “Toelatingstoets 21+ Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij”.
2.
Toelaatbaarheid op basis van de Toelatingstoets 21+
Een kandidaat die geslaagd is voor de Toelatingstoets 21+ voor Mondzorgkunde, Fysiotherapie en Voeding en Diëtetiek, voldoet aan de vooropleidingseisen voor deze opleidingen aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Om definitief toegelaten te worden tot de opleiding, moet ook aan alle andere toelatingsvoorwaarden zijn voldaan. Voor Mondzorgkunde, Fysiotherapie en Voeding en Diëtetiek geldt een loting met decentrale selectie, uitgevoerd door DUO.
3.
Vakken Toelatingstoets 21+
De Toelatingstoets 21+ bestaat uit vier verplichte onderdelen, die verschillen per opleiding. Fysiotherapie*: - Nederlands - Engels - Natuurkunde - Biologie Voeding en Diëtetiek*: - Nederlands - Engels - Scheikunde - Biologie OF Natuurkunde Mondzorgkunde*: - Nederlands - Engels En twee van de drie onderstaande vakken (de kandidaat mag hier zelf een keuze in maken): - Biologie - Natuurkunde - Scheikunde *
Dit zijn opleidingen met een decentrale selectie kijk op www.han.nl voor bijzonderheden en aanvullende informatie.
In hoofdstuk 13 vind je informatie over de inhoud van de examens, de literatuurlijst, toegestane hulpmiddelen en voorbeeldopgaven.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
3
4.
Voorwaarden om deel te nemen
Je bent aangemeld voor Mondzorgkunde, Voeding en Diëtetiek of Fysiotherapie aan de HAN en je bent bij aanvang van de opleiding 21 jaar of ouder. Peildatum is 1 september van het studiejaar waarin je wilt starten.
5.
Data en tijden
De Toelatingstoets 21+ wordt in 2016 op de volgende data en tijden afgenomen. Je moet 15 minuten vóór aanvang van het examen aanwezig zijn. Dinsdag 7 juni 2016
10.00 - 13.00 14.00 - 16.30
Woensdag 8 juni 2016
10.00 - 12.30
Dinsdag 28 juni 2016
13.30 - 15.30 Herkansing
Nederlands Biologie of Natuurkunde of Scheikunde* Biologie of Natuurkunde of Scheikunde* Engels
* Afhankelijk van de opleiding waarvoor je je hebt aangemeld.
6.
Plaats
De Toelatingstoets 21+ vindt plaats op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Campus Nijmegen, Kapittelweg 33, 6525 EN Nijmegen. Het lokaal wordt middels een informatiebord bij de hoofdingang bekend gemaakt. Voor vragen op de dag zelf kun je je melden bij ‘t Vraagpunt GGM op de begane grond in de B-vleugel (geopend van 8.30 tot 13.00 uur).
7.
Kosten
De kosten voor de Toelatingstoets 21+ bedragen € 150,-, dit is inclusief eventuele herkansingen. Je kunt dit betalen via het betaalportaal van de HAN, met Ideal of creditcard. Ga naar https://webwinkel.han-cloud.nl, vul je gegevens in, kies voor Toelatingstoets 21+ en voor het product “Toelatingstoets 21+ Algemeen à € 150,- . Je dient de betaling uiterlijk 5 werkdagen voor de Toelatingstoets 21+ te hebben voldaan, anders mag je niet deelnemen.
8.
Regeling slagen, herexamen en zakken
8.1 Geslaagd Je bent geslaagd voor de Toelatingstoets 21+: - Als je alle vakken behaald hebt met minimaal een 5.5. 8.2 Herkansing Je mag een herkansing doen: - als je twee voldoendes hebt en een puntentotaal van 20 of meer of - als je drie voldoendes hebt maar een onvoldoende voor Nederlands. Je mag één herkansing doen per vak, tijdens de eerstvolgende examenmogelijkheid. Je mag maximaal 2 vakken herkansen. 8.3 Gezakt Een kandidaat is voor het examen gezakt als aan bovengenoemde eisen niet is voldaan. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
4
Wie gezakt is, mag de volgende ronde weer meedoen om het gehele onderzoek opnieuw af te leggen. De kosten hiervoor zijn opnieuw € 150, -. Je mag maximaal 2 maal per kalenderjaar deelnemen. Het verschil met een herkansing is dat je álle vakken opnieuw moet doen. De behaalde cijfers uit de vorige ronde vervallen dus. 8.4 Inzage Als je een vak niet behaald hebt, heb je de mogelijkheid om het beoordeelde examen in te zien. Dit wordt georganiseerd op een vast tijdstip en je moet je daarvoor aanmelden bij Bureau Toelating en Selectie. Je wordt hierover geïnformeerd bij aanvang van het examen op het bord in de klas. In bijlage 3 staan de regels die gelden tijdens de inzage.
9.
Vrijstelling van examenonderdelen
Als je deelcertificaten HAVO of VWO hebt behaald voor de betreffende vakken kun je vrijstellingen verkrijgen. - alleen deelcertificaten HAVO en VWO in de vier examenvakken geven vrijstelling; - het maximum aantal vrijstellingen is twee. - een vrijstelling telt als een 6. Als je denkt in aanmerking te komen voor één of twee vrijstellingen, volgens bovenstaande voorwaarden, stuur dan de bewijsstukken (origineel met briefhoofd, stempel en handtekening van de school) mee met het aanmeldingsformulier naar Bureau Toelating en Selectie. Alleen als dit uiterlijk 5 werkdagen voor aanvang van de Toelatingstoets 21+ bij ons binnen is, kan de Commissie Toelatingsonderzoek je verzoek in behandeling nemen.
10.
Kandidaten met een beperking
Als je vanwege een beperking in aanmerking wilt komen voor een bijzondere faciliteit tijdens de Toelatingstoets 21+, neem dan contact op met Bureau Toelating en Selectie.
11.
Aanmelden
Als je wilt deelnemen aan de Toelatingstoets 21+ voor Mondzorgkunde, Voeding en Diëtetiek en Fysiotherapie, volg dan onderstaande stappen: 1.
Meld je via Studielink aan voor de opleiding die je wilt gaan volgen. Geef hierbij aan dat je de Toelatingstoets 21+ als vooropleiding wilt behalen. Let op: i.v.m. de decentrale selecties geldt er een deadline voor de opleidingen! Kijk voor de data op de HAN website. Vul de volgende gegevens via www.studielink.nl in: - Diploma behaald: vul hier ‘nog niet’ in. - Verwachte diploma datum: vul hier de datum van de toelatingstoets 21+ in - Land: vul hier ‘Nederland’ in - Niveau vooropleiding: vul hier ‘Anders’ in. - Vooropleiding: vul hier ‘Colloquium Doctum/Toelatingsonderzoek 21+’ in - Plaats onderwijsinstelling: vul hier ‘Nijmegen’ in - Naam onderwijsinstelling: vul hier ‘Hogeschool van Arnhem en Nijmegen’ in - Klik op ‘bevestigen’.
2.
Je ontvangt binnen enkele dagen een mail met daarin het aanmeldformulier en een link naar de site voor de informatiebrochure.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
5
3.
Stuur de benodigde documenten (het aanmeldingsformulier, kopie van een geldige identiteitskaart, paspoort of verblijfsvergunning, eventuele bewijzen van vrijstelling of bewijzen van een bijzondere voorziening) via de mail naar Bureau Toelating en Selectie (
[email protected] ) Wij moeten deze uiterlijk 5 werkdagen voor aanvang van het onderzoek hebben ontvangen, vermeld als onderwerp je studentnummer, naam en dat het om de toelatingstoets 21+ gaat.
4.
Als we alles ontvangen hebben, krijg je van Bureau Toelating en Selectie een bevestiging via de mail van je deelname.
5.
Je maakt de Toelatingstoets 21+
6.
Je ontvangt de uitslag z.s.m. na het maken van het examen.
7.
Je ontvangt de uitslag: - Als je geslaagd bent, ontvang je de verklaring van toelaatbaarheid, een cijferlijst en een certificaat van de Commissie Toelatingsonderzoek. Je kunt starten aan de opleiding, mits je ook aan alle andere inschrijvingsvoorwaarden voldoet. De HAN stuurt, t.b.v. de lotingsprocedure, een beschikking naar DUO waarin wij verklaren dat je voldoet aan de vooropleidingseisen. - Als je een herkansing moet doen, ontvang je de cijferlijst en informatie over de inzage en herkansingen. Indien je een herkansing hebt voor een decentrale selectie opleiding dan dien je zelf uitstel aan te vragen bij DUO voor het later aanleveren van jou diploma. - Als je gezakt bent, ontvang je bij je uitslag de cijferlijst en informatie over de inzagemogelijkheid. Wij annuleren je aanmelding voor de opleiding.
12.
Adresgegevens
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Studentzaken, t.a.v. Bureau Toelating en Selectie FED-GGM Postbus 6960 6503 GL Nijmegen Telefoon: (024) 353 16 00 (tussen 9.00 en 13.00 uur) E-mail:
[email protected]
13.
Voorbereiding
Je kunt je middels zelfstudie voorbereiden op de Toelatingstoets 21+. De ervaring leert dat de voorbereidingstijd ongeveer 6 weken bedraagt. In dit hoofdstuk lees je wat je moet bestuderen per vak, welke literatuur je daarbij moet of kan gebruiken en welke hulpmiddelen er zijn toegestaan tijdens het onderzoek. In de bijlagen vind je oefenopgaven voor ieder vak. 13.1
Literatuur
Voor Nederlands en Engels is geen verplichte literatuur voorgeschreven. Voor Biologie, Natuurkunde en Scheikunde moet de verplichte literatuur worden bestudeerd, die hieronder wordt genoemd. Houd er in je studieplanning rekening meer dat deze boeken niet altijd voorradig zijn bij de boekhandel: bestel ze op tijd. - Biologie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
6
•
•
Smits G. (2008) Biologie voor jou Handboek 2 Havo/ VWO deel a (6e druk). ‘s Hertogenbosch: Malmberg. ISBN 9789034547644 Prijs: € 25,45 Smits G. Biologie voor jou Handboek 2 Havo/ VWO deel b (6e druk). ‘s Hertogenbosch: Malmberg. ISBN 9789034547651 Prijs: € 25,45
Uiteraard zijn overige studieboeken biologie op HAVO 3 ook bruikbaar. - Natuurkunde • Verkerk G. (2008) Binas Informatieboek voor natuurwetenschappen en wiskunde Havo/ VWO (5e druk) Groningen: Noordhoff B.V. ISBN 9789001893804 Prijs: € 38,95 • Smits T. (2009) Nova Nieuwe Natuurkunde handboek 3 Havo/ VWO (3e druk). ‘s Hertogenbosch: Malmberg. ISBN 9789034560056 € 44,80 Uiteraard zijn overige studieboeken natuurkunde op HAVO 3 ook bruikbaar. - Scheikunde • Verkerk G. (2008) Binas Informatieboek voor natuurwetenschappen en wiskunde Havo/ VWO (5e druk). Groningen: Noordhoff B.V. ISBN 9789001893804 Prijs: € 38,95 • Kabel - Van den Brand M. (2010) Chemie overal 3 Havo (6e editie). Houten: EPN. ISBN 9789011111189 Prijs: € 61,15 Uiteraard zijn overige studieboeken scheikunde op HAVO 3 niveau ook bruikbaar. 13.2
Toegestane hulpmiddelen
- Nederlands Het is toegestaan om tijdens het examen gebruik te maken van een onbeschreven woordenboek. Dat moet dan wel door jezelf worden meegebracht. - Engels Het is toegestaan om tijdens het examen gebruik te maken van een onbeschreven woordenboek. Dat moet dan wel door je zelf worden meegebracht. - Biologie Het is niet toegestaan om tijdens het examen gebruik te maken van hulpmiddelen - Natuurkunde Bij dit examen is het gebruik van het BINAS informatieboek VWO-HAVO en het gebruik van een rekenmachine toegestaan. Overige hulpmiddelen zijn NIET toegestaan. - Scheikunde Bij dit examen is het gebruik van het BINAS informatieboek VWO-HAVO en het gebruik van een rekenmachine toegestaan. Overige hulpmiddelen zijn NIET toegestaan. 13.3
Toelichting op het onderdeel Nederlands
Het examenonderdeel Nederlands bestaat uit een tekst die qua lengte kan variëren van 1200 tot 1500 woorden. Naar aanleiding van die tekst zult u 7 tot 10 vragen moeten beantwoorden en een schrijfopdracht uitvoeren. U krijgt daarvoor drie uur de tijd. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
7
De tekst die u krijgt voorgelegd, zal vrijwel altijd gaan over een actueel onderwerp. Voor het begrijpen van de tekst is geen speciale kennis nodig. Alles wat u moet weten om de vragen te kunnen beantwoorden en de opdracht te kunnen maken, staat in de tekst. De taal van de voorgelegde tekst lijkt, wat niveau betreft, op die van de landelijke dagbladen als de Volkskrant en NRC Handelsblad. Om met die taal vertrouwd te raken, zou u minimaal twee maanden één of meer van deze dagbladen regelmatig moeten lezen. Sommige vragen zijn erop gericht te toetsen of u de tekst hebt begrepen en of u de hoofdgedachte uit een tekst(gedeelte) kunt halen. Andere vragen zijn erop gericht te toetsen of u een redenering die zich over meerdere alinea’s uitstrekt, kunt volgen. Ook kan u gevraagd worden een samenvatting te geven van een gedeelte of gedeelten uit de tekst. Dat betekent dat u hoofdzaken van bijzaken moet kunnen scheiden. U moet dus de belangrijke mededeling(en) uit het betreffende gedeelte van de tekst kernachtig weergeven. Gebruik daarvoor uw eigen woorden; de letterlijke weergave van de tekst wordt niet erg gewaardeerd. Er zijn ook vragen die toetsen of u de tekst verwerkt hebt. Dat wil zeggen, of u doorziet hoe een redenering in elkaar zit, of de redenering klopt en logisch is en welke verbanden de schrijver/schrijfster legt tussen feiten en/of interpretaties en/of meningen. Er kan ook worden gevraagd naar een verband tussen feiten en/of interpretaties en/of meningen. En tot slot wordt meestal een vraag gesteld over de functie van het artikel. U kunt hierbij denken aan informeren, commentaar geven, overtuigen of aanzetten tot actie. Met een dergelijke vraag wordt getoetst of u doorziet wat voor een soort tekst u voor u hebt liggen. Is het louter een informatief stuk, dat wil zeggen, worden er enkel feiten, gebeurtenissen en interpretaties en/of meningen van anderen weergegeven? Of komt de beargumenteerde mening van de schrijver/schrijfster duidelijk naar voren, met andere woorden probeert hij/zij de lezer van iets te overtuigen? Het antwoord op zo’n vraag zult u met vindplaatsen in de tekst moeten onderbouwen. Een goede manier om zo’n vraag te oefenen is de volgende: neem af en toe een stuk uit de krant dat u moeilijk vindt en vat dat alinea voor alinea samen. Ga daarna op zoek naar de hoofdzaken en geef die met eigen woorden weer. Lees het artikel een dag later nog eens, kijk of u het begrijpt en of uw samenvatting juist en volledig is. Stel daarna vast of de tekst en de afzonderlijke alinea’s bijvoorbeeld vooral informerend of overtuigend zijn. Behalve de tekst met vragen worden bij het examen drie opdrachten gegeven. De bedoeling is dat u één van deze drie opdrachten uitkiest en maakt. Bij de eerste opdracht (ingezonden brief) gaat het er om of u naar aanleiding van de tekst in staat bent een reactie hierop te schrijven. Hierbij verwerkt u zoveel mogelijk informatie uit de tekst. Bij de andere twee opdrachten (informatieve of beschouwende tekst, of betoog) schrijft u over een onderwerp dat te maken heeft met de tekst, maar waarbij u wat meer ruimte krijgt voor eigen inbreng. Nota bene: een informatieve tekst bevat veel voor- of inlichtende informatie, feiten over een bepaald onderwerp; een beschouwende tekst is een tekst waarin de overdenkingen met betrekking tot een bepaald onderwerp kritisch worden geformuleerd; in een betoog zet u een redenering op met het doel iets te bewijzen. Een methode om te oefenen met het schrijven van zo’n opdracht is de volgende: -
u zoekt een artikel dat u moeilijk vindt in een krant of een weekblad; u maakt er een samenvatting van zoals boven is aangegeven; u leest uw samenvatting een dag later over en controleert met behulp van de tekst of ze juist en volledig is; u schrijft met behulp van uw samenvatting een reactie op het artikel; Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 8 Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
-
-
u leest uw eigen stuk een dag later over en u kijkt of uw eigen zinnen goed lopen (houd de zinnen kort), of uw redeneringen kloppen en of u tenminste 500 woorden hebt; dit systeem kunt u natuurlijk perfectioneren door een ‘deskundige’ te laten lezen wat u geschreven hebt; heel handig is ook om via de opleiding een andere kandidaat voor het examen op te zoeken en voor te stellen samen hetzelfde krantenartikel te lezen, samen te vatten en een reactie erop te schrijven. Dan kunt u vergelijken en/of elkaars werk ‘nakijken’.
Het verdient aanbeveling opgaven te maken, mede om te leren hoe u de beschikbare tijd in moet delen. Zorg ervoor dat u voldoende tijd hebt voor de opdracht. Het cijfer dat u hiervoor haalt, bepaalt namelijk voor de helft het eindcijfer voor het onderdeel Nederlands. Algemeen: bestaat de schrijfopdracht uit minder dan 500 woorden, dan wordt deze opdracht niet nagekeken en als onvoldoende beschouwd. Bij de beoordeling van de schrijfopdracht wordt van de volgende criteria uitgegaan: inhoudelijke structuur, opbouw > inleiding, vraagstelling, logica, samenhang, argumentatie, afronding; structuur naar vorm, taalgebruik > alinea’s, correcte spelling, zinsbouw; mate van diepgang, algemene ontwikkeling, vocabulaire > op HBO-niveau. 13.4
Toelichting op het onderdeel Engels
Bij het examenonderdeel Engels zal er een Engelse tekst worden voorgelegd. Over die tekst worden in het Engels een aantal vragen gesteld die in het Nederlands beantwoord dienen te worden. Je krijgt daarvoor 2 uur de tijd. Het is toegestaan tijdens het examen gebruik te maken van een woordenboek, maar dat woordenboek moet je dan wel zelf meebrengen. De tekst die je krijgt voorgelegd, zal vrijwel altijd gaan over een actueel onderwerp. Voor het begrijpen van de tekst is geen speciale kennis nodig. Alles wat je moet weten om de vragen te kunnen beantwoorden, staat in de tekst. Enkele raadgevingen met betrekking tot de voorbereiding op het onderdeel Engels. -
-
-
-
-
Maak het eerste oefenstuk als proef in de vermelde tijd, met woordenboek. Ga niet meteen, zodra u de tekst in handen hebt, allerlei woorden opzoeken; probeer eerst zonder woordenboek de tekst door te lezen, nadat u een eventuele inleiding goed hebt gelezen. Lees daarna alle vragen en teken eventueel aan over welke stukken tekst ze gaan. Normaal gesproken staan de vragen in dezelfde volgorde waarin de antwoorden in de tekst voorkomen. Door het lezen van een eventuele inleiding en de vragen kunt u een indruk krijgen van de lijn in het stuk, die u met uw eigen indruk kunt vergelijken. Maak daarna de vragen. Staar u nooit blind op één vraag, doe eerst alle andere en kom er dan op terug. Een veel gemaakte fout is, dat er niet goed genoeg naar de vraag wordt gekeken. Dan kan het gebeuren, dat u een verkeerd antwoord geeft, terwijl u de tekst wel had begrepen. Schrijf ook niet meer op dan er gevraagd wordt! Iets anders waar u op moet letten is dat u niet uw mening over het behandelde onderwerp geeft; het gaat om datgene wat in de tekst staat. Lees ruim voor tijd (bijv. een half uur) de vragen en uw antwoorden goed door. Let erop of u de vraag echt beantwoord hebt, kijk ook of uw antwoorden voor een buitenstaander helder genoeg zijn. Als u op deze manier te werk bent gegaan, en u ziet dat u het examen niet binnen de beschikbare tijd hebt afgekregen, dan kan dat komen: -
doordat u teveel woorden hebt opgezocht; u hoeft alleen woorden op te zoeken die voor het begrip van de tekst, of voor het beantwoorden van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
9
-
-
-
een vraag nodig zijn; doordat u niet gewend bent met een woordenboek te werken; doordat u niet eerst goed de inleiding/gebruiksaanwijzing van uw woordenboek hebt doorgelezen en/of goed naar alle gebruikte afkortingen hebt gekeken, en/of met het opzoeken van woorden hebt geoefend; doordat uw antwoorden te lang zijn. Schrijf niet meer op dan er gevraagd wordt; doordat u nog nooit zoiets gedaan hebt. Bij het volgende oefenstuk zal het waarschijnlijk al beter gaan; doordat u niet genoeg Engels kent.
Als u niet genoeg Engels kent, probeer dan uw kennis van de taal te verbeteren door het lezen van Engelse boeken, bijvoorbeeld boeken die u al in het Nederlands kent, stukken in kranten en tijdschriften over een onderwerp waar u wat van afweet, boeken over een eventuele hobby van u. Voor leesmateriaal kunt u terecht bij de openbare bibliotheek of op Internet. Het is ook nuttig om gesproken Engels te beluisteren, bijvoorbeeld op de radio of televisie. Als iemand in uw omgeving behoorlijk Engels kent, kunt u die vragen om uw antwoorden na te kijken en uw werk met u te bespreken.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
10
Bijlage 1: Gedragsregels voor kandidaat-studenten tijdens de Toelatingstoets 21+ In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt; 3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. meldt zich tijdig bij het tentamenlokaal; 5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen; 7. die niet op de presentielijst vermeld staat meldt dit direct aan de surveillant. Alleen wanneer van te voren bepaald is dat bijschrijven op de presentielijst is toegestaan wordt de student vervolgens in de gelegenheid gesteld om het tentamen – onder voorbehoud - te maken; 8. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen; 10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.; Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
11
11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.; 12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13); 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop; 15. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten. Tijdens het tentamen1 16. mag tijdens de tentamenzitting van 150 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet2. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 150 minuten, is toiletbezoek na 150 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan; 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan); 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal; 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld; 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken; 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen of potlood) te maken; 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld; 24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad; 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is; (Vermoedelijke) Onregelmatigheid
1
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 2 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 12 Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut) 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid”. Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld; 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 31. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
13
Bijlage 2: Regels t.b.v. de inzage van de Toelatingstoets 21+ Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen3: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzage-model wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage; 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs : • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal; 5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; 6. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de inzage. Aanvang en hulpmiddelen 3 Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) bezwaar maken bij de examencommissie (dus niet bij de examinator of de surveillant). Desgewenst kan de student ook direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
14
7. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag); 8. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden; 9. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d. 10. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; 11. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen; Tijdens de inzage4 12. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet5; 13. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen; 14. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 15. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. gele doorslag (van de schrapkaart toets) c. tentamenuitwerkingen. 16. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 17. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 18. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie; Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 20. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 21. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
4
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 5 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 15 Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
Bijlage 3: Voorbeeldexamen Nederlands 1 (met antwoorden) Onderstaand treft u voorbeeldtekst 1 uit de Volkskrant aan, getiteld Stad hoort beschaafde wanorde te zijn. Daaronder staan de bijbehorende vragen die u in goed Nederlands en in volledige zinnen moet beantwoorden en de schrijfopdracht die u in goed Nederlands en in volledige zinnen moet maken. Met deze opdracht wordt niet uw mening getoetst, maar de wijze waarop u deze formuleert en met argumenten onderbouwt. U kunt hierbij uiteraard gebruik maken van uw eigen ervaringen en kennis. Zorg er wel voor dat de schrijfopdracht tenminste 500 woorden telt. Gebruikt u minder dan 500 woorden, dan wordt deze opdracht niet nagekeken en als onvoldoende beschouwd. Bij de vragen ziet u in cursief de antwoorden, als ook een uitgewerkte schrijfopdracht. De cijfers die tussen haakjes staan bij de vragen en subvragen gelden als richtlijn (hulpmiddel) bij de correctie. Het maximale aantal toe te kennen punten voor alle vragen en de opdracht samen is 200 (100 voor de tekstverklaring en 100 voor de schrijfopdracht). De docenten die het werk nakijken, maken zelf een precieze afweging bij het toekennen van een cijfer per (sub)vraag en het vaststellen van het eindcijfer. Het cijfer wordt bepaald door het aantal toegekende punten te delen door 20. Het eindcijfer wordt afgerond op hele cijfers op de schaal van 1 t/m 10. Om de vragen te maken en de schrijfopdracht uit te voeren heeft u, net als voor het echte examen, drie uur de tijd.
TOELATINGSTOETS 21+ HBO EXAMENOPGAVE NEDERLANDS DATUM: Tijdsduur: 3 uur Tijdstip: 10.00 – 13.00 uur Beste kandidaat, Hieronder staat een Nederlandse tekst, waarover u vragen moet beantwoorden en een opdracht moet maken. De antwoorden moeten worden gegeven in goed Nederlands en in volledige zinnen.
Stad hoort beschaafde wanorde te zijn (Naar het gelijknamige artikel door René Boomkens in de Volkskrant van 29 maart 2008)
5
10
15
Praten over de stad is praten over alle concrete, alledaagse details van de menselijke samenleving en cultuur. Praten over de stad is daarmee de filosofische bezigheid bij uitstek: het aan de orde stellen van problemen waarvoor niemand een oplossing lijkt te hebben. De stad is tegelijkertijd het summum van beschaving én van wanorde. De stad is een drempelwereld tussen orde en chaos, tussen privésfeer en publieke sfeer, tussen markt en overheid, tussen massa en individu, tussen legaliteit en illegaliteit, tussen thuis en vreemdheid. Juist die dubbelzinnigheid van de stad maakt haar ongrijpbaar voor iedereen die op zoek is naar orde. Dat wil zeggen naar de een of andere vorm van voorspelbaarheid: die van menselijk welbevinden of geluk, die van gegarandeerde winst, of die van een geordend publiek leven. Wat vaak miskend wordt, is dat de stad altijd al bestaat als de meest geslaagde poging om op een directe, fysieke manier een zekere orde aan te brengen in de natuurlijke wanorde van het menselijke verkeer. Direct en fysiek: de stad bestaat ook zonder het stadsbestuur. Dat is een overdrijving, maar voor steden geldt wat voor staten niet geldt: ze bestaan ook echt, materieel, fysiek, ruimtelijk. Staten zijn politieke bedenksels. Steden deels ook, maar hun denkbeeldigheid is minder abstract. Je kunt Joegoslavië opheffen en afschaffen, maar geldt dat ook voor Belgrado of Amsterdam? Meer dan staten zijn steden de belichaming van onze Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
16
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
culturele en politieke verbeelding. Simpelweg omdat ze ook in onze alledaagse en directe zintuiglijke ervaring belichaamd worden en voelbaar zijn. Zonder te overdrijven zou je kunnen stellen dat wat wij ‘beschaving’ noemen, of ‘onze democratische verworvenheden’ of ‘de Verlichting’ zelfs, het product is van de stedelijke cultuur en van het proces van geleidelijke verstedelijking van de samenleving. Steden zijn beschavingsmachines, simpelweg omdat ze ‘verdichtingsmachines’ zijn: ze brengen de meest uiteenlopende culturen, stijlen, sociale lagen en professionele activiteiten bij elkaar in een beperkte ruimte. Toch is de stad de afgelopen vijftig jaar allesbehalve populair geweest. Niet alleen de rijken en de bejaarden, op zoek naar ruimte en rust, verlieten de stad. Het zou eerlijker zijn te erkennen dat vrijwel de helft van de bevolking na de Tweede Wereldoorlog de stad de rug heeft toegekeerd en zelfbewust heeft gekozen voor een leven in suburbia. Meer dan de helft van de Amerikaanse bevolking leidt al decennialang een suburbaan bestaan, een bestaan dat in soapseries en films uitentreuren is geridiculiseerd als voorspelbaar, gestandaardiseerd en bekrompen – en dus als echt antistedelijk. In Nederland hebben we haast identieke clichés klaar staan: schuttingen van Gamma, Senseo-koffieapparaten, woonerven, verkeersdrempels, bloemkoolwijken. In werkelijkheid, zo blijkt uit uiteenlopende onderzoeken, zijn de verschillen tussen ‘echte’ stedelingen en buitenwijkbewoners te verwaarlozen. Zowel de clichés over suburbia als die over die o zo gezellige, drukke en diverse binnensteden (althans, zoals ze vroeger waren) blijken vooral vooroordelen te zijn. In het algemeen overheerst de neiging om de invloed van ruimtelijke omstandigheden sterk te overschatten. Die functionele blik op onze steden heeft de afgelopen halve eeuw een nogal funeste uitwerking op diezelfde steden gehad: men dacht ruimten langs functionele lijnen te moeten en kunnen inrichten: zo ontstonden zuivere bedrijfsgebieden, woonwijken, recreatiegebieden. Deels was dit wellicht onvermijdelijk, maar deels ook niet, getuige de huidige kritiek op al te monofunctionele woonwijken en bedrijfsterreinen, kritiek die niet van ‘buiten’ komt, maar die door bewoners en ondernemers zelf wordt geventileerd. Monofunctionaliteit bedreigt precies de ‘verdichtingsfunctie’ van steden: het vermogen van steden om zeer uiteenlopende praktijken, vormen van bedrijvigheid en culturen bij elkaar te brengen en met elkaar te confronteren. Maar de kritiek op de dodelijke effecten van het principe van functiescheiding bij het ontwerpen van stedelijke ruimte is al weer zo'n kwart eeuw oud. Steden zijn intussen een geheel nieuwe fase in gegaan, een nieuwe beschavingsfase zelfs: die van de informatisering en virtualisering. De clichés over de saaie buitenwijkbewoner verliezen onmiddellijk hun betekenis wanneer we ons afvragen waar die zich – zittend in zijn voorspelbare woonkamer – niet al kan bevinden met behulp van muis en toetsenbord. Misschien chat hij met bevriende Australische vogelaars of bestelt hij Russische bruiden via internet, wellicht mailt hij met Osama Bin Laden. Bij wijze van spreken. Maar toch. De stad heeft er een dimensie bij gekregen. Veel stedelingen wonen en werken niet alleen meer op de fysieke plekken die ze lichamelijk innemen, ze zijn tegelijkertijd ook op vele andere plekken. Zo gaat het met veel van onze dagelijkse stedelijke beslommeringen. Ze lijken nog steeds lokaal, maar voor je het weet zijn ze ‘overal elders’ ook aanwezig. We lopen door de supermarkt, maar tegelijkertijd kletsen we wat af met vrienden en vriendinnen die geheel ergens anders in de kroeg zitten of aan het tennissen zijn. Dit alles heeft een cruciaal gevolg. Vroeger was de belangrijkste economische en sociaalculturele relatie die steden onderhielden, die met hun ‘stadsgrens’ of ‘achterland’ in geografische zin. Nu is de belangrijkste relatie van steden vaak de relatie die zij onderhouden met andere steden elders in de wereld – in een immens netwerk van knooppunten dat vooral dankzij digitale informatiestromen in stand wordt gehouden. En terwijl velen dachten dat digitalisering en virtualisering het belang van specifieke plekken (steden met name) overbodig zouden maken, gebeurde het tegenovergestelde: steden werden nóg belangrijker dan ze al waren. Hun aloude knooppuntfunctie op nationaal of continentaal gebied werd slechts versterkt door hun nieuwe rol als knooppunt in het mondiale digitale netwerk. Steden zijn nu dubbelknooppunten: ze verbinden niet alleen de vele digitale stromen, ze verknopen die stromen ook met het alledaagse, fysieke leven in het stadscentrum, waar al zoveel maatschappelijke, economische en culturele praktijken bij elkaar kwamen. De grotere steden in de wereld zijn op die manier allengs belangrijker aan het worden dan de staten waartoe zij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 17 Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
75
80
85
90
95
100
105
110
115
behoren. Londen is vermoedelijk invloedrijker als financieel-economisch en cultureel knooppunt in de globale werkelijkheid, dan als nationaal-politiek centrum. En in die zin is Amsterdam mondiaal gesproken belangrijker dan Den Haag. Maar daarmee stuiten we op een tweede cruciale verandering: Amsterdam en Den Haag zijn nauwelijks nog te beschouwen als afzonderlijke steden. Infrastructureel, economisch en cultureel zijn zij onderdeel van één groot stedelijk gebied. Tot nog toe hadden we daar de term ‘Randstad Holland’ voor gereserveerd, maar eigenlijk zouden we heel Nederland als één stedelijk knooppunt moeten zien, van Cadzand tot Roodeschool, en van Vaals tot Den Helder. Het traditionele onderscheid tussen stad en platteland is in feite ook vervallen. De periferie vervult in wezen een belangrijke culturele functie in het stedelijk veld: ze biedt ruimte en rust aan vermoeide stedelingen, naast specifieke agrarisch-industriële functies als glastuinbouw en grootschalige veehouderij. We kunnen nog een stap verder zetten: het stedelijk gebied van Nederland sluit naadloos aan bij dat van Vlaanderen en Brussel, en bij het Roergebied. Ook de politieke en culturele verschillen tussen de diverse delen van deze nieuwe megacity zijn verwaarloosbaar. Informatiestromen lopen allemaal lekker, en ook geld gaat probleemloos van het ene naar het andere werelddeel. Goederen leveren iets meer problemen op, maar de echte ellende van vandaag de dag begint bij mensenstromen. De mondiale migratie van mensen (arbeidskrachten, illegalen, asielzoekers, toeristen, zakenlieden, kunstenaars en ‘sterren’) is de laatste decennia geëxplodeerd. Maar anders dan informatie of kapitaal verloopt de mondiale verplaatsing van mensen niet zonder problemen. Preciezer: zij vormt het grootste politieke en culturele probleem, en dat probleem neemt alleen maar toe. Allereerst vestigen de meeste migranten zich in de stedelijke centra en vormen zij daar al snel een meerderheid of grote minderheid. Hoe makkelijk migranten zich doorgaans ook aanpassen aan de lokale omstandigheden, hun soms massale en tegelijk onwennige aanwezigheid kan een zware wissel trekken op de culturele en sociale continuïteit van steden en stadswijken. Een levendige stad en stadswijk vereisen de zelfbewuste en actieve aanwezigheid van mensen die zichzelf als ‘burger’ van die stad of wijk beschouwen. Veel migranten doen er begrijpelijkerwijs wat langer over dan autochtonen om zich een dergelijke rol aan te meten. Daarnaast bestaat een belangrijk deel van de migranten uit relatief kansarme, in ieder geval vaak laaggeschoolde mensen zonder veel uitzicht op een succesvolle arbeidscarrière. Alle ‘mondiale steden’ blijken juist dit type migranten aan te trekken (en wie zou zich daarover verbazen), naast de vele superrijken, bekende wereldburgers en toparchitecten – en deze migranten zijn ook werkelijk ‘gewenst’ in economische zin. Maar migrantengroepen zullen dankzij satelliet en internet ook een meer transnationaal karakter krijgen: ze zullen veel actiever dan voorheen in contact blijven met de cultuur van het moederland. Dat leidt niet zozeer tot ‘dubbele loyaliteiten’, zoals in Nederland vaak bezorgd wordt gesteld, maar het betekent dat onze steden zelf onvermijdelijk ook transnationaler worden. Voor de Nederlandse steden – of voor ‘de stad Nederland’ – zal deze geleidelijke transnationalisatie de grootste uitdaging van de komende jaren worden. Dan zal blijken of de stad nog steeds de beschavingsmachine is die we altijd dachten: een groot democratisch laboratorium, een podium voor het voortgaande publieke debat. De stad kan ook een verzameling middeleeuwse burchten worden, waar alles in het teken van bewaking, controle en beveiliging staat. Dat alles ligt in de handen van de stedelingen zelf, transnationaal of niet.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
18
Vragen, antwoorden en puntenberekening van de tekstverklaring en de opdracht.
(7)
(7)
(8)
(6)
(6)
Vraag 1 (totaal 14 punten) De schrijver van het artikel, René Boomkens, heeft het over de ‘dubbelzinnigheid van de stad’. a. Wat verstaat hij daaronder? Onder de ’dubbelzinnigheid van de stad’ verstaat de schrijver het dubbele karakter van de stad: enerzijds het summum van beschaving en anderzijds van wanorde. De stad is een drempelwereld tussen orde en chaos, tussen privésfeer en publieke sfeer, tussen markt en overheid, tussen massa en individu, tussen legaliteit en illegaliteit, tussen thuis en vreemdheid. b. Waar leidt die dubbelzinnigheid toe? Die dubbelzinnigheid van de stad maakt de stad ongrijpbaar voor iedereen die op zoek is naar orde. Vraag 2 (totaal 8 punten) Wat zijn volgens Boomkens de verschillen tussen stad en staat? De verschillen tussen stad en staat zijn de volgende. De stad bestaat in tegenstelling tot de staat echt, in materieel, fysiek en ruimtelijk opzicht, en ook zonder stadsbestuur. Meer dan staten zijn steden de belichaming van onze culturele en politieke verbeelding. Simpelweg omdat ze ook in onze alledaagse en directe zintuiglijke ervaring belichaamd worden, voelbaar zijn. Staten zijn politieke bedenksels. Je kunt een staat opheffen en afschaffen, maar een stad niet. Vraag 3 (totaal 18 punten) René Boomkens stelt dat meer dan de helft van de Amerikaanse bevolking al decennialang een suburbaan bestaan leidt. a. Wat is volgens hem het beeld dat in Amerika en in Nederland doorgaans van het ‘suburbane bestaan’ geschetst wordt? Het beeld dat in Amerika en in Nederland van het suburbane bestaan wordt geschetst is volgens de schrijver dat van soapseries en films. Daarin wordt dat bestaan uitentreuren geridiculiseerd als voorspelbaar, gestandaardiseerd en bekrompen – en dus als echt antistedelijk. In Nederland hebben we haast identieke clichés klaar staan: schuttingen van Gamma, Senseo-koffieapparaten, woonerven, verkeersdrempels, bloemkoolwijken. b. Klopt dat beeld volgens de schrijver? Dat beeld klopt volgens de schrijver niet, want in werkelijkheid, zo blijkt uit uiteenlopende onderzoeken, zijn de verschillen tussen ‘echte’ stedelingen en buitenwijkbewoners te verwaarlozen. Zowel de clichés over suburbia als die over die o zo gezellige, drukke en diverse binnensteden blijken vooral vooroordelen te zijn.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
19
(6)
(6)
(6)
(7)
c. Wat vindt u zelf van het beeld dat van het Nederlandse ‘suburbane bestaan’ wordt neergezet? Hier wordt een kort tekstje verwacht waarin een standpunt wordt ingenomen plus een argument daarvoor. Een antwoord zou als volgt kunnen luiden: ‘Zelf woon ik in een stad, sterker nog, in de hóófdstad, Amsterdam, tegen het centrum aan, met de bioscopen, theaters en andere uitgaansgelegenheden op loopafstand. Graag koester ik het beeld van mezelf als progressieve stadsbewoner die volop gebruikmaakt van alle cultuur die Amsterdam te bieden heeft. Ik zóú elke dag, of in ieder geval elk weekend, naar een toneelstuk kunnen gaan, naar een opera, naar ballet of naar een prachtige vijfsterrenfilm. En ik zóú elke week naar de talloze galerietjes kunnen slenteren om een zeefdruk, schilderij, beeld of stuk keramiek te kopen. Of in ieder geval om met de galeriehoud(st)er over de laatste ontwikkelingen in de kunst van gedachten te wisselen. Kortom, ik zou tot de binnenstedelijke elite kúnnen behoren. Maar in feite werk ik keihard om geld te verdienen voor mijn gezin met dochters van 12 en 10 en heb ik helemaal geen tijd en zin om al die cultuurvormen te onderhouden. In plaats daarvan geniet ik ’s avonds thuis op de bank van een Senseo kopje koffie en shop ik graag bij de IKEA en Praxis voor een doe-het-zelfkast en dito buro voor mijn oudste dochter die naar de middelbare school gaat. Lekker praktisch, en nog relatief goedkoop ook. En hoop ik dat het stadsdeel ook in de buurt van het centrum verkeersdrempels laat aanleggen, want als er íéts is dat ouders belangrijk vinden, dan is het de veiligheid van hun kinderen die elke dag naar scholen in het centrum fietsen. En die veiligheid van de kinderen wordt met verkeersdrempels om de snelheid van (vracht)auto’s te drukken, beter gegarandeerd. Ik concludeer: in het diepst van mijn gedachten ben ik een rasechte binnenstedeling, maar in het diepst van mijn dagelijkse praktijk leid ik een vooral suburbaan bestaan. Niks mis mee. En ik zal vermoedelijk niet de enige zijn.’ Vraag 4 (totaal 12 punten) Boomkens beschrijft ‘monofunctionele woonwijken en bedrijfsterreinen’. a. Wat verstaat hij daaronder? Onder monofunctionele wijken verstaat Boomkens de inrichting van ruimten langs functionele lijnen (gebaseerd op één functie); zo ontstonden zuivere bedrijfsgebieden, woonwijken, recreatiegebieden. b. Wat wordt als een groot nadeel ervan gezien? Zowel bewoners als ondernemers zien als nadeel van monofunctionaliteit dat deze de ‘verdichtingsfunctie’ van steden bedreigt, d.w.z. het vermogen van steden om zeer uiteenlopende praktijken, vormen van bedrijvigheid en culturen bij elkaar te brengen en met elkaar te confronteren. Vraag 5 (totaal 14 punten) Boomkens noteert: ‘De stad heeft er een dimensie bij gekregen.’ a. Wat bedoelt hij daarmee? Met die nieuwe dimensie bedoelt de schrijver dat steden een nieuwe beschavingsfase zijn ingegaan, te weten die van de informatisering en virtualisering. Veel stedelingen wonen en werken niet alleen meer op de fysieke plekken die ze lichamelijk innemen, ze zijn tegelijkertijd ook op vele andere plekken. Zo gaat het met veel van onze dagelijkse stedelijke beslommeringen. Ze lijken nog steeds lokaal, maar voor je het weet zijn ze ‘overal elders’ ook aanwezig.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
20
(7)
(7)
(7)
(8)
(6)
b. Tot welke veranderingen – in vergelijking met vroeger – van de positie van de grotere steden in de wereld heeft deze extra dimensie geleid? Deze extra dimensie leidt ertoe dat de belangrijkste relatie van steden de relatie is die zij onderhouden met andere steden elders in de wereld, dankzij een immens netwerk van knooppunten dat vooral dankzij digitale informatiestromen in stand wordt gehouden. Vroeger was de belangrijkste relatie van steden de economische en sociaal-culturele relatie die onderhielden met hun ‘stadsgrens’ of ‘achterland’ in geografische zin. Vraag 6 (totaal 14 punten) ‘Zij vormt het grootste politieke en culturele probleem, en dat probleem neemt alleen maar toe,’ schrijft Boomkens. a. Wat is volgens hem het grootste politieke en culturele probleem? Het grootste politieke en culturele probleem is volgens de schrijver de mondiale migratie van mensen (arbeidskrachten, illegalen, asielzoekers, toeristen, zakenlieden, kunstenaars en ‘sterren’). b. Om welke redenen neemt dat probleem volgens de schrijver alleen maar toe? Dat probleem neemt om de volgende redenen toe. Allereerst vestigen de meeste migranten zich in de stedelijke centra en vormen daar al snel een meerderheid of grote minderheid. Hoe makkelijk migranten zich doorgaans ook aanpassen aan de lokale omstandigheden, hun soms massale en tegelijk onwennige aanwezigheid kan een zware wissel trekken op de culturele en sociale continuïteit van steden en stadswijken. Verder doen veel migranten er begrijpelijkerwijs wat langer over dan autochtonen om zich een burgerschapsrol aan te meten. Daarnaast bestaat een belangrijk deel van de migranten uit relatief kansarme, in ieder geval vaak laaggeschoolde mensen zonder veel uitzicht op een succesvolle arbeidscarrière. Alle ‘mondiale steden’ blijken juist dit type migranten aan te trekken (en wie zou zich daarover verbazen), naast de vele superrijken, bekende wereldburgers en toparchitecten – en deze migranten zijn ook werkelijk ‘gewenst’ in economische zin. Maar migrantengroepen zullen dankzij satelliet en internet ook een meer transnationaal karakter krijgen: ze zullen veel actiever dan voorheen in contact blijven met de cultuur van het moederland. Dat leidt niet zozeer tot ‘dubbele loyaliteiten’, zoals in Nederland vaak bezorgd wordt gesteld, maar het betekent dat onze steden zelf onvermijdelijk ook transnationaler worden. Vraag 7 (totaal 8 punten) Wat ligt volgens de schrijver ‘in de handen van de stedelingen zelf’? In de handen van de stedelingen zelf ligt het om de stad de beschavingsmachine te laten zijn waarvan we altijd dachten dat ze dat was: een groot democratisch laboratorium, een podium voor het voortgaande publieke debat. De andere optie is de stad zich laten ontwikkelen tot een verzameling middeleeuwse burchten, waar alles in het teken van bewaking, controle en beveiliging staat. Vraag 8 (totaal 12 punten) De functie van een artikel kan zijn om te informeren, commentaar te geven, te overtuigen en aan te zetten tot actie. a. Alinea 7 (regel 55 t/m 60, De stad heeft t/m het tennissen zijn) is een voorbeeld van een informerende alinea. Leg uit waarom deze alinea voornamelijk is bedoeld om de lezer te informeren. In deze alinea presenteert de schrijver zo objectief mogelijk een aantal feitelijkheden: - De stad heeft er een dimensie bij gekregen. Veel stedelingen wonen en werken niet alleen meer op de fysieke plekken die ze lichamelijk innemen, ze zijn tegelijkertijd ook op vele andere plekken. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
21
- Tijdens onze dagelijkse stedelijke beslommeringen lijken we alleen op een lokale plek (bijvoorbeeld een supermarkt) aanwezig, maar we kunnen ‘overal elders’ ook aanwezig zijn, kletsend via mobiele apparatuur etc. met vrienden en vriendinnen die geheel ergens anders in de kroeg zitten of aan het tennissen zijn. b. Alinea 8 (regel 61 t/m 75, Dit alles heeft t/m dan Den Haag) is een voorbeeld van een overtuigende alinea. Leg uit waarom deze alinea voornamelijk is bedoeld om de lezer te overtuigen. In deze alinea presenteert de schrijver zijn mening en onderbouwt die mening met argumenten en/of voorbeelden. - Mening. Tegenwoordig is de belangrijkste relatie van steden de relatie die zij onderhouden met andere steden elders in de wereld – in een immens netwerk van knooppunten dat vooral dankzij digitale informatiestromen in stand wordt gehouden. Steden werden nóg belangrijker dan ze al waren. - Argumenten en/of voorbeelden. De aloude knooppuntfunctie van steden op nationaal of continentaal gebied werd slechts versterkt door hun nieuwe rol als knooppunt in het mondiale digitale netwerk. Steden zijn nu dubbelknooppunten: ze verbinden niet alleen de vele digitale stromen, ze verknopen die stromen ook met het alledaagse, fysieke leven in het stadscentrum, waar al zoveel maatschappelijke, economische en culturele praktijken bij elkaar kwamen. - Mening. De grotere steden in de wereld zijn op die manier allengs belangrijker aan het worden dan de staten waartoe zij behoren. - Argumenten en/of voorbeelden. Londen is vermoedelijk invloedrijker als financieel-economisch en cultureel knooppunt in de globale werkelijkheid, dan als nationaal-politiek centrum. En in die zin is Amsterdam mondiaal gesproken belangrijker dan Den Haag.
(6)
Opdrachten (kies 1 van de 3 uit) Opdracht 1 Schrijf een ingezonden brief aan de Volkskrant waarin u reageert op het artikel van René Boomkens. U kunt uiteraard voor of tegen zijn, als dit maar gebeurt op basis van argumenten. Opdracht 2 Schrijf een informatieve of beschouwende tekst waarin u één van de volgende onderwerpen vanuit verschillende invalshoeken behandelt. Nota bene: een informatieve tekst bevat veel voor- of inlichtende informatie, feiten over een bepaald onderwerp; een beschouwende tekst is een tekst waarin de overdenkingen met betrekking tot een bepaald onderwerp kritisch worden geformuleerd. -
De stad is het toppunt van beschaving én van wanorde. De stad kan prima bestaan zonder stadsbestuur. Mensenstromen zijn hét tegenwoordige probleem in Nederland. Een rijke migrant is meer welkom dan een arme. Het onderscheid tussen stad en platteland is weggevallen.
Opdracht 3 De schrijver van het artikel, René Boomkens, is van mening dat de geleidelijke transnationalisatie van ‘de stad Nederland’ de grootste uitdaging van de komende jaren zal worden. Bent u het hiermee eens? Schrijf een betoog waarin u uw mening hierover uiteenzet. Het gebruik van argumenten uit de tekst is toegestaan, maar deze moeten dan wel in eigen woorden worden weergegeven. De definitie van ‘betogen’ is volgens de Dikke Van Dale: ‘Door redenering trachten aan te tonen, aannemelijk te maken of te bewijzen. Synoniem: argumenteren.’
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
22
Puntentoekenning voor de schrijfopdracht (100 punten) Bij de puntentoekenning voor de schrijfopdracht gaan we uit van de volgende criteria. Algemeen: bestaat de schrijfopdracht uit minder dan 500 woorden, dan wordt deze opdracht niet nagekeken en als onvoldoende beschouwd (totaal: 45) (totaal: 45) (totaal: 10)
Inhoudelijke structuur, opbouw > inleiding, vraagstelling, logica, samenhang, argumentatie, afronding. Structuur naar vorm, taalgebruik > alinea’s, correcte spelling, zinsbouw. Mate van diepgang, algemene ontwikkeling, vocabulaire > op HBO-niveau.
Voorbeeld van een betoog, geschreven door een examenkandidaat, beoordeeld als ruim voldoende. In de afgelopen jaren zijn er veel migranten bijgekomen in Nederland. Velen hebben zich hier gevestigd met de bedoeling hier te studeren en daarna weer te vertrekken naar hun land van herkomst. Sommigen hebben er moeite mee dat er migranten Nederland binnenstromen en zien ze liever gaan dan komen. Toch dienen wij een migrant met respect te behandelen. Tenslotte is het ook een mens die op zoek is naar een goede toekomst. Waaruit bestaan de bezwaren tegen deze nieuwkomers? Velen hebben het idee dat migranten voor de problemen zorgen in Nederland. Migranten vestigen zich meestal in de stedelijke centra en vormen daar snel een meerderheid of juist een grote minderheid. Een levendige stad of stadswijk vereist de zelfbewuste en actieve aanwezigheid van mensen die zichzelf als ‘burger’ van die stad of wijk beschouwen. Veel migranten doen er begrijpelijkerwijs wat langer over dan autochtonen om zich een dergelijke rol aan te meten. Hierdoor kan er wrijving ontstaan tussen burgers in een woonwijk. Tevens is het heel goed mogelijk dat sommige migranten zich niet verantwoordelijk voelen voor de omstandigheden in hun wijk of stad, omdat zij toch terug gaan naar het land van herkomst. Ook heeft men heeft het idee dat migranten vaak laag geschoold zijn en zich niet kunnen aanpassen in de maatschappij. Hierdoor zou deze groep een kleine kans hebben op uitzicht naar een succesvolle arbeidscarrière. Toch is er ook een groep migranten die zich wel goed kan aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Een migrant uit die groep stelt zich dan ook meestal op als voorbeeldfiguur voor zijn landgenoten, en daarnaast vertegenwoordigt hij/zij zijn/haar landgenoten in de media. Duidelijk is dat wij over het algemeen met z’n allen liever een migrant hebben die goed geschoold is en in economische zin zijn steentje bijdraagt aan de maatschappij. Persoonlijk ben ik van mening dat elke persoon zich zou moeten kunnen vestigen in een land waar hij of zij een goed bestaan zou kunnen opbouwen. Dit dient dan wel mogelijk gemaakt te worden als de kansen in het land van herkomst gering zijn. Hierbij kunnen wij bijvoorbeeld denken aan onder andere politieke, religieuze of economische vluchtelingen. Om migranten zich thuis te laten voelen en beter kennis te laten maken met de Nederlandse cultuur is het heel goed evenementen in de wijk of in steden te organiseren waarin de culturen van verschillende migranten voorkomen, maar waarin ook de Nederlandse cultuur te herkennen is. Bij zulke activiteiten kunnen er ook hapjes uit de diverse keukens worden gemaakt waardoor migranten en Nederlanders elkaar beter leren kennen en ook van elkaar gaan leren. De grootste uitdaging van de komende jaren zal de transnationalisatie worden. Hieruit zullen wij kunnen opmaken of onze steden nog steeds grote beschavingsmachines zijn. Het is de vraag of de steden dan nog steeds een democratisch laboratorium of een podium voor het voortgaande publieke debat zijn. Het is ook mogelijk dat de stad een middeleeuwse burcht wordt, waar alles in het teken van bewaking, controle en beveiliging staat. Dit alles ligt volledig in handen van de stedelingen of we nou transnationaal worden of niet. Hierdoor kunnen wij aangeven hoe tolerant wij met z’n allen zijn. Totaal: 521 woorden.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
23
Bijlage 4: Voorbeeldexamen Nederlands 2 (zonder antwoorden) Onderstaand treft u voorbeeldtekst 2 uit NRC Handelsblad aan, getiteld Er is niets mis met een goede populist. Daaronder staan de bijbehorende vragen die u in goed Nederlands en in volledige zinnen moet beantwoorden en de schrijfopdracht die u in goed Nederlands en in volledige zinnen moet maken. Met deze opdracht wordt niet uw mening getoetst, maar de wijze waarop u deze formuleert en met argumenten onderbouwt. U kunt hierbij uiteraard gebruik maken van uw eigen ervaringen en kennis. Zorg er wel voor dat de schrijfopdracht tenminste 500 woorden telt. Gebruikt u minder dan 500 woorden, dan wordt deze opdracht niet nagekeken en als onvoldoende beschouwd. Bij deze voorbeeldtekst 2 hebben we noch de antwoorden op de vragen gegeven noch één van de schrijfopdrachten uitgevoerd. Om de vragen te maken en de schrijfopdracht uit te voeren heeft u, net als voor het echte examen, drie uur de tijd.
TOELATINGSTOETS 21+ HBO EXAMENOPGAVE NEDERLANDS DATUM: Tijdsduur: 3 uur Tijdstip: 10.00 – 13.00 uur Beste kandidaat, Hieronder staat een Nederlandse tekst, waarover u vragen moet beantwoorden en een opdracht moet maken. De antwoorden moeten worden gegeven in goed Nederlands en in volledige zinnen.
Er is niets mis met een goede populist (Naar de gelijknamige tekst door David van Reybrouck in NRC Handelsblad van 26 augustus 2008)
5
10
15
20
In Vlaanderen en Nederland groeit de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden. Terwijl de hoogopgeleiden kosmopolitisch de globalisering bezingen, scharen de laagopgeleiden zich achter nieuwe vormen van nationalisme. Laaggeschoolden dringen nauwelijks nog door tot het parlement. Vandaag de dag zijn het veelal populistische partijen die de stem van de laaggeschoolden in de samenleving vertegenwoordigen. Populisme vormt daarom niet noodzakelijk een gevaar voor de democratie. Het verwoordt een blijvend verlangen naar politieke betrokkenheid van het laagopgeleide volk. Daarom is er niet zozeer minder, maar een beter populisme nodig. In de kenniseconomie waarin we nu leven, is het belang van het genoten onderwijs groter dan ooit. Wie een hogere studie heeft volbracht, staat anders in het leven, koestert andere idealen, houdt van andere muziek, andere kledij, andere voeding, auto's en vakantiebestemmingen dan wie dat niet heeft gedaan. Hij of zij lijkt wel in een ander land te wonen dan wie enkel de lagere of middelbare school heeft kunnen bezoeken. Je bent een Danny of een Floris-Jan. Dit zorgt voor een nieuwe maatschappelijke breuklijn en die is niet klassiek politiekideologisch van aard (links versus rechts), noch confessioneel (katholiek, hervormd, gereformeerd of vrijzinnig), maar cultureel-ethisch. Over Europa, integratie en migratie lopen de ideeën sterk uiteen. Opleidingsniveau bepaalt in hoge mate aan welke kant van de scheidingslijn je valt, meer dan de gebruikelijke sociaal-economische factoren. De overduidelijke broederschap tussen de linkse intellectuelen en het proletariaat ging op zolang men zich mocht bekreunen om onmondige arbeiders in de verpauperde Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
24
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
volksbuurten van het land, maar die verdampte alras toen diezelfde arbeider in Marbella de polonaise stond te dansen in een door Jordanezen gerunde taverne en ondertussen afgaf op de ‘makaken’ [makaak = scheldwoord voor persoon met een donkere huidskleur] in zijn buurt. Voor de socialist is de geëmancipeerde arbeider een soort monster van Frankenstein geworden dat zich tegen zijn maker heeft gekeerd toen het op eigen benen kon staan. Van de weeromstuit ging links zich ontfermen over een nieuwe en schrijnender groep nooddruftigen: de migranten. En dat bezegelde pas goed de boedelscheiding tussen de progressieve elite en het inheemse proletariaat. Dat een nieuwe generatie socialisten de autochtone arbeider vervolgens ook nog eens racisme verweet omdat hij het aandurfde kanttekeningen te plaatsen bij het multiculturele ideaal, zorgde voor een ware leegloop. De rode steden en gemeenten van Vlaanderen kleurden vanaf de jaren negentig zwart. Anders dan in Nederland met zijn SP, had je als laaggeschoolde arbeider in Vlaanderen ter linkerzijde niets meer te zoeken. De socialisten, en zeker de groenen, waren voortaan bevolkt door ‘mannen en madammen met een diplom’. Wat een contrast met niet zo heel lang geleden! Het socialisme bekommerde zich ooit om emancipatie van de arbeider, zowel stoffelijk als geestelijk. Naast een fatsoenlijk pensioen kreeg de arbeider ook toegang tot het gedachtegoed van Tolstoj, Brecht en Eisenstein. Er waren cursussen over de filosofen Marcuse en Gramsci en filmavonden rond Fellini en Kubrick. Cultuureducatie was een kerntaak van zowat elke zuil; het doel was volksverheffing: arbeiders werden gevormd tot mondige burgers met een eigen beoordelingsvermogen. Maar enkele decennia van cultuurrelativisme eind vorige eeuw hebben dat engagement volledig van tafel geveegd. Welk recht hadden de hoogopgeleiden, vroeg men zich af, om hun culturele en ethische voorkeuren op te leggen aan de lagere klasse? Leidde dat niet tot een kolonisatie van het proletariaat? Was de arbeider, zeker gezien zijn toegenomen welvaart, inmiddels zelf niet in staat om te beslissen wat goed was en wat niet? Het onderscheid tussen hoge en lage cultuur, dat was toch pretentieus? Op dat moment heeft de socialistische beweging de autochtone arbeider laten schieten. De misplaatste schroom van de culturele elite ontwikkelde zich op het moment dat de commerciële media als paddenstoelen uit de grond schoten en gretig dongen naar de gunst van de laaggeschoolde. Het cultuurrelativisme heeft de laaggeschoolden daardoor aan de markt cadeau gedaan nog lang voordat het proces van culturele emancipatie was voltooid. En omdat dat proces nooit voltooid is, was een permanente inspanning vereist in plaats van een als bescheidenheid verpakte laksheid. Vandaag de dag is de intellectuele verwaarlozing in het oog springend en schrijnend. Want terwijl studenten vrolijk heen en weer zappen tussen Arvo Pärt en De Pfaffs – tussen de publieke en de commerciële omroepen – en kraaien dat zoveel variatie geweldig is, krijgt geen enkele fabrieksarbeider in Vlaanderen of Nederland nog te horen waarom die Estse componist zoveel relevanter is dan De Notenclub, laat staan waarom intellectuele vorming je lot kan verbeteren. Voor laaggeschoolden werd de kloof alleen maar groter, de band met de klassieke arbeidersbeweging almaar losser. Gabor Steingart, redacteur bij het Duitse weekblad Der Spiegel, schreef daarover: ‘Zelfs al is het hedendaagse proletariaat materieel welgestelder dan vroeger, het verkeert niettemin in slechtere vorm. De behoeftige arbeider van weleer had iets wat hij vandaag niet meer heeft: hij wist wie de vijand was; hij had een klasse-identiteit; hij had dikwijls een goed ontwikkelde cultuur. Hij zong liederen, vocht zijn politieke gevechten, stichtte verenigingen en verafgoodde sociale theoretici, zelfs als hij die niet volledig begreep. [...] De pauper van vandaag, in een verenigd Europa, is een buitenstaander in de samenleving, en al helemaal in de politiek. We leven in een echte diplomademocratie.’ Om het populisme te begrijpen is een besef van die nieuwe maatschappelijke breuklijn broodnodig. Wil men de conflicterende krachten in de samenleving enigszins beheersen, dan moet die cultuurkloof dringend meer aandacht krijgen. Meer laaggeschoolden in het parlement: uiteraard. Maar ook: deugdelijke vorming. Dat geldt beslist voor het onderwijs in Nederland, maar net zo goed voor de cultuureducatie in Vlaanderen. Die hoeft allerminst paternalistisch te zijn, zoals vroeger vaak het geval was, maar evenmin uitsluitend populariserend zoals nu de norm is. Volksverheffing is geen schande, maar een noodzakelijkheid. Het is een vorm van permanente, civiele vorming, van de lagere school via het volwassenenonderwijs tot de cultuurberichtgeving. Elke democratische rechtsstaat heeft die nodig. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
25
80
85
90
95
100
De culturele elite die zich bedreigd voelt door ‘de wraak van het klootjesvolk’ doet er daarom goed aan enkele stappen verder te denken. Het was tenslotte een hoogopgeleide bestuurselite die gekozen heeft voor een doorgedreven markteconomie, het waren academici die aanstuurden op een verregaande liberalisering van de natiestaat, het waren doctorandi die likkebaardden bij de privatisering van tal van overheidsdiensten, het waren hooggeleerde onderwijsexperts die in Nederland het onderwijs moedwillig hebben uitgekleed. Dan moet de elite vervolgens niet gaan jammeren als het volk zo, euh, volks wordt. Wie de burgerzin tot koopkracht herleidt en de schooltijd tot gezelligheid, weet wat hij kan krijgen: patsers! Ik begrijp het gevoel van verlies waarmee gecultiveerden en gediplomeerden kampen – in Nederland ervaar ik het zelf sterker dan in België, allicht omdat daar de staat in de jaren negentig nog meer werd uitverkocht. Maar we zullen creatiever moeten zijn in het bedenken van oplossingen. Onze strijdbaarheid zal genereus moeten zijn in plaats van defensief. We kunnen erg lang prakkiseren over de teloorgang van de kwaliteitsjournalistiek, maar we kunnen ook zeggen: ‘En nu richt ik mij tot de laagopgeleiden en schrijf ik een toegankelijk opiniestuk voor de Telegraaf. Dit wordt het devies: niet rouwen, douwen! Wil men de scholingskloof nog enigszins overbruggen, dan is het van belang dat er nieuwe ontmoetingen komen tussen hoog- en laagopgeleiden, zowel bij jongeren als bij volwassenen. Momenteel staan we nog maar aan het begin. Op lokaal niveau zie je evenwel hoopgevende initiatieven die zich vaak aan de partijpolitiek onttrekken. Nieuwe vormen van buurtwerk brengen mensen samen die de afgelopen twintig jaar niet met elkaar spraken. Het grootschalige wijkfeest dat jaarlijks in mijn Brusselse straat plaatsvindt, werpt zijn vruchten af tijdens de rest van het jaar. En in mijn geboortedorp houden de buren sinds kort eenmaal per jaar een barbecue. Sommigen spreken elkaar voor het eerst sinds ze er een kwarteeuw geleden kwamen wonen. Ook in het jeugdwerk komen hoog- en laagopgeleid nog bij elkaar. Dat is van onschatbare waarde.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
26
Vragen Vraag 1 De schrijver van het artikel, David van Reybrouck, stelt: ‘Populisme vormt daarom niet noodzakelijk een gevaar voor de democratie.’ a. Waar slaat ‘daarom’ op terug? b. Wat gaat er volgens de schrijver achter populisme schuil? Vraag 2 Van Reybrouck constateert dat je een Danny of een Floris-Jan bent. Wat bedoelt hij daarmee? Vraag 3 De schrijver memoreert de ‘overduidelijke broederschap tussen de linkse intellectuelen en het proletariaat’. a. Waardoor kwam er een breuk in deze broederschap? b. Om wie ging de ‘progressieve elite’ zich na de breuk met het ‘inheemse proletariaat’ bekommeren? c. Waarom liepen de autochtone arbeiders vervolgens massaal weg bij de partij(en) ‘ter linkerzijde’? Vraag 4 David van Reybrouck heeft het over ‘dat engagement’. a. Wat hield dat engagement nog ‘niet zo heel lang geleden’ in? b. Met welke argumentatie werd dat engagement eind vorige eeuw van tafel geveegd? c. Wat vindt u zelf van deze argumentatie om dat engagement van tafel te vegen? Vraag 5 De schrijver stelt dat vandaag de dag de intellectuele verwaarlozing van de laaggeschoolden schrijnend is. Hoe onderbouwt hij deze stelling? Vraag 6 Welke verschillen tussen de arbeider van vandaag en vroeger schetst Gabor Steingart, redacteur bij Der Spiegel? Vraag 7 Waarom moet volgens de schrijver de elite niet ‘gaan jammeren als het volk zo, euh, volks wordt’? Vraag 8 De schrijver concludeert dat er sprake is van een scholingskloof. a. Wat moet er gebeuren om die scholingskloof nog enigszins te overbruggen? b. Welke positieve ontwikkelingen signaleert hij? Vraag 9 De functie van een artikel kan zijn om te informeren, commentaar te geven, te overtuigen en aan te zetten tot actie. a. Alinea 6 (regel 34 t/m 39, Wat een contrast t/m een eigen beoordelingsvermogen) is een voorbeeld van een informerende alinea. Leg uit waarom deze alinea voornamelijk is bedoeld om de lezer te informeren. b. Alinea 9 (regel 58 t/m 66, Voor laaggeschoolden werd t/m een echte diplomademocratie.’) is een voorbeeld van een overtuigende alinea. Leg uit waarom deze alinea voornamelijk is bedoeld om de lezer te overtuigen.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
27
Opdrachten (kies 1 van de 3 uit) Opdracht 1 Schrijf een ingezonden brief aan NRC Handelsblad waarin u reageert op het artikel van David van Reybrouck. U kunt uiteraard voor of tegen zijn, als dit maar gebeurt op basis van argumenten. Opdracht 2 Schrijf een informatieve of beschouwende tekst waarin u één van de volgende onderwerpen vanuit verschillende invalshoeken behandelt. Nota bene: een informatieve tekst bevat veel voor- of inlichtende informatie, feiten over een bepaald onderwerp; een beschouwende tekst is een tekst waarin de overdenkingen met betrekking tot een bepaald onderwerp kritisch worden geformuleerd. -
De kloof tussen hoog- en laagopgeleiden in Nederland groeit. In de top van de linkse partijen zitten te veel intellectuelen. Meer laaggeschoolden in het parlement! Volksverheffing moet weer het doel van het socialisme worden. Niet rouwen, maar douwen!
Opdracht 3 De schrijver van het artikel, David van Reybrouck, is van mening dat de scholingskloof moet worden overbrugd door nieuwe ontmoetingen te bewerkstelligen tussen hoog- en laagopgeleiden, zowel bij jongeren als bij volwassenen. Bent u het hiermee eens? Schrijf een betoog waarin u uw mening hierover uiteenzet. Het gebruik van argumenten uit de tekst is toegestaan, maar deze moeten dan wel in eigen woorden worden weergegeven. De definitie van ‘betogen’ is volgens de Dikke Van Dale: ‘Door redenering trachten aan te tonen, aannemelijk te maken of te bewijzen. Synoniem: argumenteren.’
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
28
Bijlage 5: Voorbeeldexamen Engels 1 (met antwoorden) Onderstaand treft u voorbeeldtekst 1 uit Time aan, getiteld ‘Why Marriage May Not Be the Answer for Low-Income Single Mothers’ . Daaronder staan de bijbehorende vragen die u in goed Nederlands en in volledige zinnen moet beantwoorden. U mag gerust eerst die vragen maken, die u het beste liggen. Controleer dan wel of u ze allemaal gemaakt hebt en zet de nummers bij de antwoorden. In cursief staan de antwoorden. Bij elke (sub)vraag ziet u tussen haakjes het aantal punten dat behaald kan worden. Voor alle vragen samen zijn maximaal 10 punten te behalen. De cijfers die tussen haakjes staan bij de vragen en subvragen gelden als richtlijn (hulpmiddel) bij de correctie. De docenten die het werk nakijken, maken zelf een precieze afweging bij het toekennen van een cijfer per (sub)vraag en het vaststellen van het eindcijfer. Het eindcijfer wordt bepaald door het totaal aantal behaalde punten te delen door 10. Het cijfer wordt afgerond op hele cijfers op de schaal van 1 t/m 10. Om de vragen te maken heeft u, net als voor het echte examen, 2 uur de tijd.
TOELATINGSTOETS 21+ HBO EXAMENOPGAVE ENGELS DATUM: Tijdsduur: 2 uur Tijdstip: 13.30-15.30 uur Tekst: ‘Why Marriage May Not Be the Answer for Low-Income Single Mothers’ Naar Belinda Luscombes gelijknamige artikel in Time (6 januari 2014).
5
10
15
20
In the now 50-year war that the U.S. has waged against poverty, one of the most tightly contested battlegrounds has been single mothers. How do we get them – and ergo their children – out of poverty? A new report suggests that one approach, getting mothers married, is not useful and may in fact make things worse. The issue is significant: more than 40 percent of all births in the U.S. are now to unwed mothers. It is becoming as common a way of starting a family as getting married first. And yet, according to the U.S. Census Bureau, about 46 percent of children in single-mother households were living in poverty in 2013. Only 11 percent of children living with two married parents were. It would seem to make sense that a two-parent household was better able to handle the expense, time and energy that raising children requires. Thus, some states have allocated some of their funds earmarked for the needy to have marriage education, to try to stop poverty at the aisle, so to speak. But some experts criticize that as a waste of money. At heart, the question policymakers disagree on is this: are single mothers poor because they are single, or are they single because they are poor? Kristi Williams, an associate professor in sociology at Ohio State University, has written a paper on the issue for the Council on Contemporary Families, and her conclusions are that it is the latter and that marriage will not solve anything. “The biological fathers of the children of low-income single mothers have high rates of poverty, imprisonment, and are likely to have children from other relationships”, she says. Poverty, with its dreary companions – unemployment, miserable health, rotten housing, hunger and hopelessness, to name a few – puts a lot of pressure on a relationship. Not many couples make it. Marrying a man who is not the father of the children is very difficult – and can be dangerous for the children. “Marriages to the biological father also have high rates of divorce”, says Williams. “And research suggests that marrying and then divorcing is associated with worse economic and health outcomes among single mothers than remaining single.” Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
29
25
30
35
40
45
50
55
Williams’ paper acknowledges that when two very poor biological parents of children marry and stay together, it does lead to better outcomes for the children, but it says that this is extremely rare. “A nationally representative study of more than 7,000 women found that approximately 64 percent of the single mothers who married were divorced by the time they reached age 35-44,” she writes. Other studies have suggested that when single mothers exit poverty, it is usually not because of changes in family composition. She also takes issue with one current non-marital approach to the problem: encouraging poor women to delay having children. For some women, especially African Americans, this is a nonstarter, Williams writes. “Later ages at birth are associated with higher rates of neonatal mortality, perhaps because the stress of chronic disadvantage and racial discrimination accelerates biological aging for this group.” Her suggestion instead is to focus on unintended or mistimed births. According to Williams’ research, if the women anticipated having a baby without having a husband, then their mental health did not take such a pummelling from motherhood. These are the so-called single mothers by choice. “Those who anticipated the non-marital birth had no worse mental health later in life than those whose first birth was marital – while those who had not anticipated it did have worse mental health”, she writes. In practice, Williams’ approach would mean more sex education and more and cheaper access to birth control. Not everybody agrees that we should give up on marriage. “Virtually no poor, single mother wishes for her daughter or son to recapitulate her family experience”, says Bradford Wilcox, director of the National Marriage Project and associate professor of sociology at the University of Virginia. “Marriage as the anchor for family life is a nearly universal dream in America, regardless of income.” As evidence, he points to the work of sociologists like Andrew Cherlin, author of The Marriage-GoRound, who says that marriage is still a cherished cultural institution. Although he also notes that Americans like to divorce a lot, too. But Wilcox and Williams seem to agree on one thing: marriage is not what it used to be as a building block for society. “Marriage is not some kind of magic fairy dust that you just sprinkle on a relationship in the hopes that it will be stable and happy”, says Wilcox. “Marriage as an institution is most likely to flourish when it is embedded in a society or in communities that lend legal, cultural and economic support to the ideals of permanency, fidelity, mutual aid and shared childrearing associated with marriage.” Since support for those ideals has been dwindling across the socioeconomic spectrum, but especially among poorer communities, “it is not surprising that marriage is not delivering as much stability and support as it once did to poor couples.”
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
30
Vragen, antwoorden en puntenberekening van de tekstverklaring en de opdracht.
(8)
(9)
(7) (7)
Vraag 1 (totaal 8 punten) What war has been fought for fifty years? (1) De oorlog tegen armoede is nu vijftig jaar gaande. Vraag 2 (totaal 9 punten) What does a new report suggest about pushing single mothers into marriage? (3-4) Het rapport beweert het tegendeel: een huwelijk zou het probleem kunnen verergeren. Vraag 3 (totaal 14 punten) Births to unwed mothers are a significant problem in the U.S. a. How common is it that children are born into single-mother households? (5) 40 procent van de geboortes is van alleenstaande moeders. b. According to the U.S. Census Bureau, what percentage of children in single-mother households was living in poverty in 2013? (6-8) 46 procent van deze kinderen leefde in huishoudens met een alleenstaande moeder. Vraag 4 (totaal 10 punten)
(10)
Why do some states spend money on marriage education for the needy? (9-10)
Deze staten gaan ervan uit dat kinderen in een huishouden met twee ouders minder snel tot armoede zullen vervallen dan die in huishoudens met één ouder.
(4) (3x3)
(8)
Vraag 5 (totaal 13 punten) Policymakers disagree on the question whether single mothers are poor because they are single, or single because they are poor. a. Based on her research, what is Kristi Williams’ response? (14-16) Williams zegt dat deze moeders alleenstaand zijn, omdat zij arm zijn. b. What three things does Williams say about the fathers of the children of low-income single mothers? (16-18) - Vaak zijn deze vaders zelf ook arm. - Vaak zitten ze in de gevangenis. - Vaak hebben ze kinderen uit andere relaties. Vraag 6 (totaal 8 punten) What may be better for a single mother’s finances and health? (22-24) Voor de financiële positie en de gezondheid van alleenstaande moeders is het beter alleenstaand te blijven dan te trouwen en vervolgens weer te scheiden. Vraag 7 (totaal 8 punten)
(8)
According to some studies, what is usually not the reason single women make it out of poverty? (29-30) Onderzoek suggereert dat veranderingen in de gezinssamenstelling er niet de oorzaak van zijn dat alleenstaande moeders de armoede ontgroeien.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
31
(6)
(8)
Vraag 8 (totaal 14 punten) Kristi Williams suggests focusing on unintended or mistimed births. a. Based on her research, what is the effect on a single woman’s mental health if she anticipates having a baby without being married? (36-38) Williams zegt dat een alleenstaande vrouw die weet dat ze een baby krijgt geestelijk niet slechter af is dan een gehuwde vrouw. b. What would Williams’ suggestion mean in practice? (41-42) In de praktijk zou de suggestie van Williams neerkomen op meer seksuele voorlichting en een betere beschikbaarheid van goedkopere anticonceptiemiddelen.
(8)
(8)
Vraag 9 (totaal 8 punten) How does income level influence whether “marriage as the anchor for family life” is seen as the ideal in America, according to Bradford Wilcox? (46) Hij beweert dat dit ideaal bijna algemeen is, onafhankelijk van inkomen. Vraag 10 (totaal 8 punten) What do Wilcox and Williams seem to agree on? (50-51) Wilcox en Williams lijken het erover eens te zijn dat het huwelijk niet meer is wat het geweest is, namelijk de bouwsteen voor de maatschappij.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
32
Bijlage 6: Voorbeeldexamen Engels 2 (zonder antwoorden) Onderstaand treft u voorbeeldtekst 1 uit Time aan, getiteld ‘Six Ways To End the Tyranny of Homework’. Daaronder staan de bijbehorende vragen die u in goed Nederlands en in volledige zinnen moet beantwoorden. U mag gerust eerst die vragen maken, die u het beste liggen. Controleer dan wel of u ze allemaal gemaakt hebt en zet de nummers bij de antwoorden. Om de vragen te maken heeft u, net als voor het echte examen, 2 uur de tijd.
TOELATINGSTOETS 21+ HBO EXAMENOPGAVE ENGELS DATUM: Tijdsduur: 2 uur Tijdstip: 13.30-15.30 uur
Six Ways To End the Tyranny of Homework Naar Randye Hoder’s gelijknamige artikel in Time (28 maart 2014)
5
10
15
20
25
30
Every evening, after a full day at school, usually followed by a two-hour basketball practice, my son, Nathaniel, climbs the stairs to his room lugging a heavy backpack and disappears into a black hole. As a 10th-grader in an academically rigorous Los Angeles high school, this is his homework routine: three to four hours of English, history, Spanish, science and mathematics. Besides a short break for dinner – a ritual that my husband and I insist on, lest we risk never seeing him during the week – Nathaniel pretty much keeps his head down until at least 11 p.m., when he and I start to fight over bedtime. Given this relentless reality, it is not surprising that a recent study about homework from Stanford University caught my eye. The researchers sampled 4,317 from 10 high-performing high schools, both private and public, in upper-middle-class California communities and found that they averaged more than three hours of homework each night, just like my son. They also found that students with such heavy homework loads experienced high stress; health issues like stomach aches, exhaustion, headaches, weight loss, weight gain and sleep deprivation; and less time for friends, family and extra-curricular activities. Depending on his basketball schedule, Nathaniel typically leaves the house at 7:30 a.m. and gets home 10 hours later, sometime around 6 p.m. With a little time “to chill”, a quick shower and dinner, he often does not even start his homework until 8 p.m. “Some students are putting in adult loads, and they are not adults,” says Denise Pope, a senior lecturer at Stanford’s Graduate School of Education, who led the research. “It is exhausting to be in school for eight hours, always paying attention, listening, being engaged and then coming home to face hours of homework.” To be sure, not all students struggle to keep up with this daily crush. In fact, most do not. A new report from the Brookings Institution points out that, overall, homework loads have not changed much in three decades, with the majority of high-school students doing just an hour per night. Citing a 2007 MetLife survey, the Brookings scholars noted that there are more U.S. parents who think their children have too little homework rather than too much, 25% compared with 15%. All of which got me thinking: What is that Goldilocks-like sweet spot when it comes to how much homework a child should have? And what is homework really meant to accomplish in the first place? For some answers, I turned to Pope, who is the co-founder of Challenge Success, a non-profit out of Stanford that works with schools and families to create a more balanced and academically fulfilling life for children. Here are some principles she suggests for creating an ideal homework environment. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
33
35
40
45
50
55
60
Give high-school students two hours of homework per day. Like most experts, Pope believes that this is just the right amount. After that, the link between homework and achievement drops, stress increases and learning declines. Just because a lot of homework is assigned does not necessarily mean it is intellectually demanding. “There is a lot of confusion between rigour and load on the part of teachers, administrators and parents,” Pope says. With this in mind, she advises teachers to always ask themselves a list of questions before assigning homework: What is the purpose of the assignment? How long will it take an average student to do it? Is it clear? Is the homework valuable and meaningful to students? What is the quality of the homework being assigned? In other words, does it serve to engage students more deeply with the material, or is it just busy work? Homework should be tailored to each individual’s needs, whenever possible. Although this can be challenging, especially for public school teachers with large classes, Pope says customisation is essential for maximising learning. For example, rather than give an entire class 25 mathematics problems to complete, students with a good grasp of the concepts might get fewer but more challenging problems; students who are struggling could be assigned problems specifically designed to help them master the basics. In preparing students for what will happen in class, homework should concentrate on tasks that cannot be done effectively during the school day. This includes things like reading chapters from a book or collecting specimens in the backyard for a science experiment. Rethink giving grades for homework. Assigning these for completed homework may give kids a chance to improve their overall grade in a particular class, showing their organisational skills, ability to follow directions and work ethic, but Pope says it does little to demonstrate their actual command of a subject. Parents should not help with homework or police it. They can advocate for smart homework policies at their children’s school. “Let teachers intervene if the student is not doing homework correctly or regularly,” Pope says. Parents can help, she adds, by respecting their children’s working style, some need a quiet space, others like to listen to music while doing mathematics. They can also make sure their children are not overscheduled and that they get enough sleep; research indicates that teenagers need more than nine hours of sleep each night, but that most get about seven. Hmm. It looks like Nathaniel’s light is still on as I type this. Time for him to trade the books for bed.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
34
De vragen
Aanwijzing: lees eerst alle vragen een keer achter elkaar door. Dit voorkomt dat antwoorden terechtkomen bij vragen waar ze niet thuishoren. Uw antwoorden moeten gebaseerd zijn op wat in de tekst staat; het gaat hier dus niet om uw eigen mening.
Vraag 1 How many hours does Nathaniel typically spend on his homework each evening? Vraag 2 What happens around 11 p.m. each night? Vraag 3 Stanford University recently conducted a study about homework. a. How large was the sample for this study? b. Based on the research conducted in California, does Nathaniel’s schedule seem atypical? Vraag 4 What three things did the research team find that students with a heavy homework load experience?
Vraag 5 The Brookings Institute compared the homework load today to thirty years ago, and it also looked into what parents think about their children’s homework load. a. What did they find about possible changes in the amount of homework over time? b. What do parents think about the homework load, according to a MetLife survey? Vraag 6 Which two questions did the author ask Denise Pope about homework? Vraag 7 What is the goal of Challenge Success, apart from academic fulfillment for the students? Vraag 8 Denise Pope claims that two hours of homework is the right amount. a. What happens to stress levels if homework takes more than two hours? b. What does Pope say about the link between too much homework and learning?
Vraag 9 Which examples of customisation does Pope give? Vraag 10 Most high-school students do not get enough sleep. a. How many hours should they sleep per night?
b. How many hours are they getting, on average?
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
35
Bijlage 7: Voorbeeldexamen Biologie Vraag 1 Is een bloemkool een plantaardig of een dierlijk voedingsmiddel? Vraag 2 Van welke bloeddeeltjes worden er meer gemaakt als de nieren EPO afgeven? a. van bloedplaatjes b. van rode bloedcellen c. van witte bloedcellen Vraag 3 Twee leerlingen doen een uitspraak over de vorm van voedselpiramides. Clemens zegt dat een piramide van aantallen altijd een piramidevorm heeft. Stella zegt dat een piramide van biomassa niet altijd een piramidevorm heeft. Wie heeft gelijk? a. Alleen Clemens b. Alleen Stella c. Geen van beiden Vraag 4 Aan je polsen kun je voelen hoe snel je hart slaat. Aan welk type bloedvat in je polsen kun je dat voelen? a. Aan aders b. Aan haarvaten c. Aan slagaders Vraag 5 In welk deel van het darmkanaal komen darmplooien en darmvlokken voor? a. In de dunne darm b. In de endeldarm c. In de slokdarm d. In de twaalfvingerige darm Vraag 6 In de spieren is een worden gebruikt. In a. in b. in c. in
voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen? de vorm van glucose de vorm van glycogeen de vorm van zetmeel
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
36
Vraag 7 Het middenrif speelt onder andere een rol bij de ademhaling. Eén van de organen die door het middenrif heen gaan, is de slokdarm. In de afbeelding zijn enkele organen aangegeven met een letter.
Met welke letter wordt de slokdarm aangegeven? a. met letter P b. met letter Q c. met letter R
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
37
Bijlage 8: Voorbeeldexamen Natuurkunde Vraag 1 Een pak koffie (250 g) meet 15 bij 20,0 bij 5,0 cm. Bereken de kleinste druk die dit pak koffie op een tafelblad kan uitoefeningen. Vraag 2 Een lichtstraal die op glas (n = 1,8) invalt, wordt onder een hoek van 30 graden gebroken. Bereken de hoek waaronder die lichtstraal op het glas invalt. Vraag 3 Een zeilboot vaart met een constante snelheid van 2,1 m/s door een sloot. De voortstuwende kracht op de boot is 150 N. Hoe groot zijn de tegenwerkende krachten op de boot? Vraag 4 Jeanne wil de weerstandswaarde van een weerstandje bepalen. a. Welke apparaten en meetinstrumenten heeft ze daarvoor nodig? b. Teken het schakelschema van de schakeling die ze moet bouwen. c. Welke formule moet ze gebruiken om de weerstand te berekenen? Vraag 5 a. Op welke twee manieren kun je een snelle beweging vastleggen? b. Hoe noem je een lamp die met tussenpozen een korte lichtflits geeft? c. Hoe noem je een foto die met behulp van zo’n lamp wordt gemaakt?
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
38
Bijlage 9:
Voorbeeldexamen Scheikunde
Chemische geesten In de tijd van de alchemisten werden gassen soms aangeduid met het woord 'geest'. Het was duidelijk dat er iets ontsnapte of aanwezig was, maar het 'iets' was niet te zien. In sommige oudere benamingen van stoffen komt de term geest nog steeds voor: − geest van zout − geest van salmiak − wijngeest − houtgeest De 'geest van zout' ontwijkt, wanneer keukenzout reageert met zwavelzuur. De chemische naam van de 'geest van zout' is waterstofchloride. De 'geest van salmiak' ontsnapt wanneer salmiak sterk wordt verhit: er ontstaat ammoniak. De 'geest van zout' en de 'geest van salmiak' zijn beide oplosbaar in water. Vraag 1 Uit welk soort deeltjes bestaat keukenzout? a. atomen b. ionen c. moleculen
1p
Vraag 2 Geef de naam van de oplossing van 'de geest van zout' in water. 1p Vraag 3 De 'geest Wat is de a. b. c. d.
van salmiak' is giftig bij inademen. MAC-waarde van deze stof in mg per dm3? 1p 1,8 mg per dm3 1,8·10–1 mg per dm3 1,8·10–2 mg per dm3 1,8·10–3 mg per dm3
Vraag 4 Waarvoor a. b. c.
kan een oplossing van ammoniak worden gebruikt? 1p etsen ontkalken ontvetten
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
39
Wijngeest en houtgeest zijn bij kamertemperatuur geen gassen, maar vloeistoffen. Wijngeest wordt ook wel 'spiritus' (het Latijnse woord voor geest) genoemd. De naam spiritus wordt nog steeds gebruikt voor het aanduiden van alcohol (ethanol). Maar let op: wat in de winkel verkocht wordt met de naam spiritus, is een mengsel van vooral alcohol met water en een beetje methanol (CH4O). Methanol is zeer giftig en werd vroeger 'houtgeest' genoemd. Vraag 5 Geef de formule van alcohol. 1p Vraag 6 Wat is volgens de tabel uit Binas het 'meest opmerkelijke gevaaraspect' van alcohol? 1p Vraag 7 Blauw en rood lakmoespapier verkleuren niet in een oplossing van alcohol. Welke kleur heeft thymolblauw in een oplossing van alcohol? 1p a. blauw b. geel c. groen d. rood Vraag 8 Tot welke a. b. c.
soort stoffen behoort houtgeest? 1p atomaire stiffen moleculaire stiffen zouten
Vraag 9 Welk pictogram staat op een fles met methanol? 1p
a. b. c. d.
pictogram pictogram pictogram pictogram
1 2 3 4
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
40
Solderen is een techniek om metalen onderdelen met elkaar te verbinden. Hiervoor wordt een legering gebruikt, die tijdens het solderen vloeibaar gemaakt wordt. Soldeertin ('soldeer') is zo'n legering. Soldeer bestaat voor een groot deel uit tin. Vraag 10 Wat is het a. b. c. d.
symbool van tin? 1p Si Sn Te Ti
Vraag 11 Een hoeveelheid van 250 gram soldeer bevat 100 gram tin. Wat is het massapercentage tin in soldeer? 1p a. 0,25% b. 0,40% c. 25% d. 40% Vraag 12 Wat is het a. b. c. d.
andere bestanddeel van soldeer? Gebruik hierbij een tabel uit Binas. 1p Koper kwik lood zink
Vraag 13 Welk proces wordt in regel 2 beschreven? 1p a. ontleden b. oplossen c. smelten d. verbranden Vraag 14 Soldeer wordt onder andere gebruikt om stroomdraden met elkaar te verbinden. Welke stofeigenschap moet soldeer dus zeker hebben? 1p Vraag 15 Bij solderen ontstaan giftige dampen. Hiertegen kunnen veiligheidsmaatregelen worden genomen. In de onderstaande tabel staan zes veiligheidsmaatregelen. 2p
Noteer de letters van de maatregelen die beschermen tegen de inademing van giftige dampen.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toelatingstoets 21+ Exact Studiejaar 2016-2017
41