Medisch Contact
Redactioneel MEDISCH CONTACT
Abonnementen
INHOUD
verschijnt wekelijks
Voor niet-leden van de K.N.M.G. f 5 5 , - plus f 2,20 BTW; buitenland f 6 0 , - ; Iosse nummers f 1,72 (inclusief BTW). Opgave van abonnementen uitsluitend bij de uitgever.
Nr. 31 - - 2 augustus 1974
De redactie beslist over de inhoud van het redactionele gedeelte. Het bestuur van Medisch Contact is voor het redactionele beleid verantwoording verschuldigd aan de Algemene Vergadering van de K.N.M.G. De Algemene Vergadering kiest het bestuur van Medisch Contact, benoemt de hoofdredacteur en de redactiesecretaris.
Advertenfies
In te zenden - ook brieven op advertenties onder n u m m e r - uitsluitend aan de uitgever. Adver tentie-acquisitie
Dr. J. Degenaar, voorzitter; B. Q. A. Enneking, onder-voorzitter; Dr. J. A. Stoop, secretaris (J. M. Kemperstraat 5, Utrecht); G. A. C. Bosch, penningmeester; F. Moerman.
R.E.P.O.N. Internationaal B.V., Texelstraat 76-78, Postbus 384, Amstelveen. Tel.: 020-433851 (16 lijnen). Telex 15230.
F. A. Bol, arts, hoofdredacteur; C. C. G. Jansens, redactiesecretaris; R. A. te Velde, redacteur; Joke van Halm-Rikkelman, secretaresse. De redactie is gevestigd Lomanlaan 103, Utrecht, telefoon 030-885411.
Advertenties behoeven de goedkeuring der redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. Adreswijziging Leden der K.N.M.G. uitsluitend aan de afdeling Ledenregister der Maatschappij, Lomanlaan 103, Utrecht. Niet-leden uitsluitend aan de uitgever.
Uitgever O p l a g e : 18.400 exemplaren
B.V. Uitgeversmaatschappij Reflex, Mathenesserlaan 310, Rotterdam-3003. Telefoon: 010-765122", Telex 25165.
Brieven aan de redaclie ..........
982
lnzenders: A. Raymakers, L. Kuenen
Bestuur Medisch C o n t a c t
Redacfie Medisch C o n t a c t
REDACTIONEEL
Hoe gebruiken wij ons ziekenhuis? Kritische beoordeling van de inhoud van het proefschrfft van A. P. G. Cremers, d o o r D r . L . P. d e J o n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 985 Nut en noodzaak van een artsenorganisatie XIV: Synthese van groepsbelang en algemeen belang, d o o r M r . E. VederSmit ................................. 989 Praktijk van de geboortenregeling; cursus voor huisartsen en andere eerstelijnswerkers ......
991
Huisarts en specialist XI]I: PoliklinfL~he psychiatrische consultatie, door Dr. J. J. van B o r k ... 993
De huisarts en de nieuwe schaarste, door Dr. S. R i j p m a ........................................
994
Advies Centrale Raad voor de Volksgezovdhetd over streekcentra voor geesteti~e l e m m d heidszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
996
OFFICEg.gJ........................
997
lnlmudsopgaveofficieel ......... 1012
D r u k : Tijl, Zwolle.
(1974) MEDISCH CONTACT29 981
Brieven aan
de redactie
Plaatsing van brieven in deze rubriek houdt niet in dat dc redactie de daarin weergegeven zienswijze onderschrijfl. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten.
ARTSENORGANISATIE EN EENHEID Gaarne betuig ik mijn instemming met het artikel van collega Van der Does de Willebois (M.C. nr. 28 (1974) 29, blz. 913) en met zijn idee de 'Maatschappij' om te vormen tot een federatie van bestaande verenigingen en ideologische groeperingen. De K.N.M.G. vertoont nu een schijneenheid; vele leden zeggen hun lidmaatschap o p e n anderen blijven lid terwille van deze schijneenheid en zijn tevens lid van een ideologische groepering of van een 'yakbond'. Deze 'Maatschappij' spat binnen 5 tot 10 jaar uit elkaar, als er niets gebeurt. Op een lager niveau kan de eenheid misschien behouden blijven. , Mook, 15 juli 1974 A. Raymakers, huisarts
KOSTENSPLITSING ACADEM]SCHE ZIEKENHUIZEN Naar aanleiding van het rapport van de Werkgroep Globale Kostenanalyse Academische Ziekenhuizen (kort weergegeven in M.C. nr 27(1974)29, blz. 885, Red.) vraag ik mij af waarom de kosten per verpleegdag werden berekend. Het is mijns inziens een misleidend beeld, alleen al op grond van her feit dat de poliklinische verrichtingen over een bed-per-dag werden omgeslagen. Ik spreek dan ook de hoop uit, dat iedereen begrijpt dat een 'bed' in een academisch ziekenhuis zeker geen J: 378,50 kost; dat dit een fictief rekencijfer is, dat nooit als zodanig mag worden overgenomen. Het zoo mijns inziens echter gewenst zijn, dat de werkgroep zelf hierop de nadruk vestigt in Medisch Contact. Ik hoop, dat in volgende publikaties dergelijke misleidende berekeningen door zinvollere kurmen worden vervangen. Overigens: De hoge kosten per verpleegdag dwingen de eenvoudiger verpleging uit het ziekenhuis, met als gevolg een verdere stijging van de kosten per verpleegdag. Dit (1974) MEDISCH CONTACT 29 982
is een voorbeeld van een circulus vitiosus. Berekening van de werkelijke kosten van een bepaald type verpleging is noodzakelijk om deze gevaarlijke cirkelgang te doorbreken. Leiden, 17 juli 1974 L. Kuenen, arts voor inwendige ziekten
Varia 'Sterillseren en steriliteit' - Het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid (R.I.V.) heeft een werkje uitgebracht onder de titel 'Steriliseren en steriliteit'. Het kwam tot stand onder redactie van Dr. J. H. Bekker, ex-directeur van de sector Epidemiologie van het instituut, en beschrijft een op de praktijk gericht systeem ('code of practice') voor de werkzaam_heden in sterilisatieafdelingen van laboratoria en ziekenhuizen. Reden voor deze uitgave was de ervaring, dat in afdelingen die voor sterilisatie zijn ingericht de sterilisatiewijze en -apparatuur vaak niet effectief worden toegepast en gebruikt. De afdeling Rijkscontrole op ontsmettingsinstaUaties van het R.I.V. controleert bacteriologisch en fysisch aUe door de Rijksoverheid noodzakelijk verklaarde en toegelaten ontsmettingsinstallaties; deze afdeling onderzoekt verder op verzoek en incidenteel ook andere sterilisatieapparaten en -methoden, waarbij de uitkomsten worden getoetst aan de gestelde normen. Het Rijksinstituut voor de Volksgezondheld rekent het niet tot zijn taak, deze afdeling zodanig uit te bouwen dat een controle over het hele land zou kunnen worden uitgevoerd. (Een dergelijke controle door 66n overheidsinstantie is wel aanbevolen in het in 1967 verschenen rapport 'Richtlijnen ter preventie en bestrijding van ziekenhuisinfecties' van de Ziekenfondsraad.) Men denkt er eerder over, deze taak te decentraliseren met inschakeling van bijvoorbeeld de streeklaboratoria voor de Volksgezondheid, waarbij het R.I.V. zijn referentietaak zou behouden. In deze gedachtengang zou de uitvoering van de controles vooral moeten steunen op wettelijke voorschriften.
E.E.G.-comit6 voor levensmiddelen - De Europese Commissie heeft een Wetenschappelijk Comit6 voor Levensmiddelen ingesteld. Dit comitE heeft tot taak, objectief wetenschappelijk advies te geven in zaken die de gezondheid van de mens betreffen voor zover deze verband houden met de consumptie van levensmiddelen: de samenstelling van voedsel, fabricagepro-
cessen die deze samenstelling kunnen be$nvloeden, het gebruik van hulpstoffen en de aanwezigheid van verontreinigingen. Twee medewerkers van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid te Bilthoven zijn tot lid van het comit6 benoemd. De taak van de Adviescommissie Warenwet, in ons land belast met de advisering over dezelfde aangelegenheden als het Wetenschappelijk Comit6 voor Levensmiddelen in de E.E.G., blijft onverlet.
Bio-Wetenschappen/T.N.O. - De Stichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij, die zich ten doel stelt evenwichtige voorlichting te geven over ontwikkelingen in de medische en biologische wetenschappen en hun mogelijke gevolgen, heeft aansluiting gezocht en gevonden bij de Gezondheidsorganisatie T.N.O. Aanleiding tot de overeenkomst tussen beide instellingen was, dat de administratieve werkzaamheden van de stichting een onevenredig groot deel van het budget bleken op te slokken; T.N.O. heeft zich nu verplicht de stichting bepaalde administratieve faciliteiten te verlenen. Binnenkort zal het bureau van de Stichting Bio-Wetenschappen daarom worden verplaatst van Utrecht naar het Nederlands lnstituut voor Praeventieve Geneeskunde T.N.O., Wassenaarseweg 56, Leiden. De stichting geeft jaarlijks vier cahiers uit, die elk aan een bepaald onderwerp zijn gewijd; bovendien houdt zij een documentatiecentrum in stand, dat voor iedereen toegankelijk is.
Pafi~ntenklapper - In het kader van de activiteiten van de Stichting Ziekenhuis MenseLijk en Modern bereidt het project Gezondheidsvoorlichting van de Werkgroep 2000 een patiEntenklapper voor. De bedoeling ervan is, de potentiEle patient wegwijs te maken op het gebied van zijn patiEntertrechten ~n -plichten. De klapper zal onder meer informatie bevatten over bestaande patiEnten- en ouderverenigingen, patiEntenraden en -consumentenbonden, alsook een handvest van de rechten van de patient. Verder zal een verklarende woordenlijst van medisch-technische termen worden gegeven en zuUen klachtenformulieren worden bijgevoegd. Bij de definitieve vaststelling van de tekst en de gegevensverzameling zal gebruik worden gemaakt van ervaringen en contacten met patii~ntenraden, consumentenbonden, deskundigen en individuele ex-patiEnten. Suggesties zijn welkom bij het Project Gezondheidsvoorlichting, Werkgroep 2000, Postbus 2000, Amersfoort.
Overconannpfie (?) geneesmiddden - Op grond van de beschikbare gegevens kan niet
worden gesteld, dat de Verenigde Staten te kampen hebben met een overconsumptie van geneesmiddelen. Het kon zeifs wel eens zo zijn, dat de Amerikaanse samenleving. als geheel te weinig medicijnen gebruikt. Aldus - blijkens een bericht in Echos, mededelingenblad van de Association Europe6nne des Sp6cialitds Pharmaceutiques Grand Public, zomer 1974 - respectievelijk 'deelnemers' en 'sommige sprekers' tijdens een Anti-Anxiety Drug Forum, 2-3 mei j.l., onder auspici~n van her National Institute of Mental Health. Bij diezelfde gelegenheid zou Prof. Klerman, hoogleraar in de psychiatrie te Harvard, hebben gezegd: 'Given the large amount of stress in our society, how come so few people use these drugs?'
~undlge Dagen van Antwerpen Van 19-22 september 1974 worden de Geneeskundige Dagen van Antwerpen gehouden, voor de 29e keer. Op 20 en 22 september zijn er colloquia over 'Communicatie in de gezondheidszorg van ziekenhuis en regio' en 'Communicatieproblemen tussen de industriifle research, de universitaire research en de praktijk'. Ook op de 20e, maar op een ander tijdstip, is er een symposium over 'De patiSnt in de gezondheidszorg'. Nadere inlichtingen verstrekt het secretariaat van de Geneeskundige Dagen van Antwerpen, Louizastraat 8, Antwerpen, tel. 03-333700.
Naar Mexico - Bij gebleken beiangstelling zal naar aanleiding van bet 6e Wereld Huisarlsen Congres, 4-8 november 1974 te Mexico-Stad, een drieweekse tocht naar Mexico worden georganiseerd. Dit bericht Dr. Th. J. van Stockum jr. te Den Haag. Voor nadere inlichtingen kan men terecht bij Mej. Van Stockum, Poslbus 9341, Den Haag, tel. 070-747875 (dagelijks tussen 14.00 en 16.00 uur).
Acupunctuurverenigln$ - Op 25 augustus 1973 werd de Nederlandse Artsen Acupunctuur Vereniging (N.A.A.V.) opgericht. Doel van de vereniging is het bevorderen van de acupunctuur, hetgeen zij tracht te bereiken door a. het houden van bijeenkomsten ter gemeenschappelijke bestudefing, uitwisseling van ervaringen en het geven van voorlichting; b. het oprichten van, samenwerken met en bestuur voeren over organisaties met een gelijke of aanverwante doeisteiling, alles in de meest ruime zin; c. alle andere wettige middelen. Ads leden kunnen arisen, medisch-tandheelkundige doctorandi-tandartsen en dierenartsen toetreden; bovendien kent de vereniging buitengewone leden: farmaceuten, chemici, fysici, electronici, biologen, psychologen en dergelijken. Dit najaar start de
ANTICONCEPTIE Op initlatief van het Nederlands Huisartsen Genootschap (N.H.G.) startte in 1972 een Anticonceptie Communicatie Project. Doelstelling daarvan was de attitudevorming en voorlichttng van huisartsen en bevolking inzake de mogeHjkheden van anticonceptie. Onder de roepnaam Man-Vrouw: Anticonceptie wordt in eerste instantie gestreefd naar een vermindering van het aantal ongewenste zwangerschappen. Voor het seizoen 1974-1975 is een curs'us 'Praktijk van de geboortenregeling' opgezet voor huisartsen en andere eerstelijnswerkers. In september en oktober van dit jaar zullen de besturen van N.H.G. en Stichting Nascholing Huisartsen zich vijf maal per brief richten tot alle huisartsen in ons land, met het klenunende verzoek zich de vraag te stellen: zal ik mijn eigen functioneren met betrekking tot de anticoncepfle van mijn pafii~nten nfi toetsen aan de richflijnen die daarvoor worden aangeboden? De projectstuurgroep kan de huisartsen heel wat bieden, zoals organisatiemodellen, draaiboeken, deskundigen, films, dia's en fantomen (zie blz. 991). Men kan zich afvragen of dit allemaal wel zo nodig is. Er is toch al zoveel voorlichting over seksualiteit en anticonceptie via aile mogelijke media. De mensen zouden langzamerhand wel moeten weten wat 'family planning' inlmudt. Maar indien m e n zich realiseert, dat het aantal onbedoelde zwangerschappen in Nederland omstreeks 100.000 per jam" bedraagt en dat het aantal gevallen van ongewenste graviditeit in 1970 temmln~te 33.000 bedroeg n~aar in werkefijkheid tussen dit getal en 100.000 flgt, dan moet men wel concluderen dat van een werkelijke geboortenregeling nauweHjks sprake is. Hoewel het aantal vrouwen dat een abortus provocatus ondergaat een lichte teruggang vertoont, is het voor 1974 nog altijd minstens 20.000. Fen ontstellend groot aantal, dat een goede seksuele voorlichting tot een must maakt. De noodzaak daartoe blijkt ook uit de vaststelling, dat van de Nederlandse bevoiking van 15 jaar en ouder 56% van mening is dat de doorsnee Nederlander onvoldoende is voorgelicht op seksueel terrein en dat anno 1974 slechts 32% thugs seksuele voorHchfing heeft gehad. Indien men de achtergronden van ongewenste zwangerschap en mislukte anticoncepfie bestudeert, komt men tot de ontdekking met een bijzonder complexe materie te maken te hebben. Posifief te staan tegenover anficonceptie zegt op zichzelf nog niets: in Zweden doet dit 97% van de bevolking, maar slechts 27% maakt er ook gebruik van. In Nederland past 30% van alle vruchtbare vrouwen anticoncepfie toe. Het profiel van de ongewenst zwangere vrouw (zie varia) leidt tot de tragische constatering, dat de kans op het falen van anticonceptie het grootst is waar een zwangerschap het minst gewenst is. Een vijfde van alle huwelijken is gedwongen. De mensen waren maar een beetje voorgeHcht, maar o m met de makers van 'Open en bloot' te spreken: je kunt niet een beetje zwanger worden, je wordt bet altijd helemaal. Daarom moet de voorlichting opttmaal zijn en de deeiname aan het N.H.G.-project maximaal. B.
(1974) M E D I S C H C O N T A C T 29 983
N.A.A.V. in het Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort een acupunctuur-cursus voor artsen en doctorandi. Inlichtingen over de vereniging verstrekt de administrateur, J. H. Kasper, Prins Hendrikkade 3, Halfweg, tel. 02907-5073. Profid ongewenst zwangere vrouw - De kans op het falen van pogingen tot voorkoruing van zwangerschap is het grootst bij vrouwen die: niet goed weten wat zij willen; niet goed kunnen omgaan met eigen seksualiteit; over het algemeen niet zo competent zijn; onervaren zijn, vaak jong en ongehuwd, en weinig inzicht hebben in eigen vruchtbaarheid; geen goede relatie met hun partner hebben; in de co'ftussituatie veel op het spel hebben staan; afkomstig zijn uit traditioneel georiEnteerde, enigszins achtergebleven groepen. Profiel van de ongewenst zwangere vrouw, zoals geschetst in 'Abortus. Achtergronden van het probleem; effecten van liberalisering; weerstanden tegen liberalisering; praktijk-problemen', N.I.S.S.O.-literatuurrapport nr. 7 van B. Sondermeijer en R. Veenhoven.
D o k t e r worden in Japan - In Japan kan men aan 68 instellingen voor dokter leren; 30 ervan staan onder her beheer van het Rijk, 8 onder dat van de gemeente, 28 staan op naam van een particulier of van een stichting. Ieder jaar worden aan elk van die scholen zo'n 80-120 eerstejaars ingeschreyen, in 1974 bij elkaar 6.140. Tokio bezit 13 'medical schools', Osaka 5, Nagoya,. Kanazawa, Kyoto, Shikoku en Sapporo ieder 2. De opleiding duurt zes jaar en wordt aggesloten met een staatsexamen. Aldus een bericht in de J.A.M.A. van 13 mei jl.
Persoonsregistratie en privacy - Het aantal systemen van persoonsregistratie neemt jaarlijks toe en daarmee de gevaren voor de privacy. Het is niet verantwoord, dat de overheid nog jaren wacht met het invoren van een wettelijke regeling ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In iexier geval moet deze wettelijke regeling er zijn, voordat de overheid de centrale persoonsadministratie invoert. Dit zegt de Nationale raad voor maatschappelijk welzijn in een commentaar op her interimrapport 'Privacy en persoonsregistratie' van de Staatscommissie persoonlijke levenssfeer in verband met persoonsregistratie, de commissie-Koopmans. 'Wij vragen ons af', zo schrijft de raad in zijn commentaar, 'of ook geen garanties geboden zijn dat geen andere dan de voor het doel waarvoor een bepaalde administratie is opgezet en waarvoor de gegevens worden ingezameld strikt noodzakelijke data worden opgenomen'. Ook is volgens de raad niet genoeg aandacht besteed aan de noodzakelijke grondregel, dat informatie die voor het ene doel is verza(1974) M E D I S C H
CONTACT
29 984
TER OVERNAME AANGEBODEN: GEBRUIKTE MEDISCHE APPARATUUR
Op de door Dr. J. W. Swaan in M.C., nr. 9 (1974) 29:blz. 258, gelanceerde gedachte van een centraal registratieadres voor ter overname aangeboden gebruikte medische apparatuur reageerde de Sectie Documentatie van het Nationaal Ziekenhuisinstituut door zich beschikbaar te stellen als bemiddelende instantie. In dit kader zal zij periodiek een overzicht verstrekken van voor overdracht ter beschikking gekomen apparatuur.
EERSTE OPGAVE 9 Ongebruikte Cosmas-ontwikkelunit r6ntgenapparatuur fabrikaat Siemens/Almara, 'Vierteilenheit H', thermostatische verwarruing, ontwikkel-, tussenspoel-, fixeer- en eindspoeldeel respectievelijk 4, 3, 6 en 12 hangers; nieuwprijs augustus 1969: f 1.915,--. 9 1 ongebruikte droge werktafel r6ntgenapparatuur fabrikaat Siemens/Almara, met bergruimte, Mmetingen 64 x 55 x 90 cm; nieuwprijs augustus 1969: f 725,-9 4 gebruikte kruikenmoeders fabrikaat J. F. D6rr, elektrisch verwarmd, vrijstaand model, capaciteit 15 kruiken, uitvoering in r.v.s., zonder opbergruimte; nieuwprijs augustus 1969: f 1.670,-- per stuk (inclusief kruiken) 9 ongebruikte camera
Odelca-100-XVIII-S, jaar van aanschaf: 1971
9 6-kanaals fonocardiograaf
merk: Hellige, type: multiscriptor 9400/6, aanschafdatum: + 1966; inclusief opnamemicrofoons, patiSntenkabels, 4-kanaals oscilloscoop, 50 rollen registreerpapier
9 150 ziekenhulsbedden fabrikaat Oostwoud 4004R, verchroomd buiswerk, matrasmaat 195 • 90, jaar van aanschaf: 1968 9 r'6ntgenwandstatief Consultis fabrikaat Enraf-Nonius, met Utilis 15/80 r6ntgenunit en transformator 110-250 V inclusief voetschakelaar 9 2 st. Cardiomats I (E.C.G.-apparatuur) fabrikaat Siemens, aangeschaft in 1965/1966 9 1 st. Either E.E.G.-apparahmr 12-kanalig verrijdbaar, aangeschaft in 1966
9 4-beds hartbewakingsinstallatle, bestaande uit: 4 bed-side monitors, type 53 ep/MTSX 1 registreereenheid, type LGGR 1 pati~ntenselector, type TEIX met alarmeenheid 1 defibrillator met synchronizer, type DCE 810 1 pace-maker inwendig/uitwendig, type PAE 712, aangeschaft mei 1968, fabrikaat Corbin-farmsworth; vraagprijs in overleg met koper
9 25 st. perspex wiegen met verrijdbaar. onderstel 9 1 Kifa operatietafel 9 1 narcosetoe~tet 9 1 babycommode met waterbaden en verwarmingslampen
meld niet voor het andere doel mag worden gebruikt. De Nationale raad voor maatschappelijk welzijn is van mening, dat de commissie-Koopmans niet diep genoeg is ingegaan op de ethische problematiek die de achtergrond vormt van het streven naar een bescherming van de persoonlijke levenssfeer en dat de voorstellen van de commissie te weinig waarborgen bieden voor het recht op privacy.
Besclmvingsziekten e a preventie - Op 16 november 1874 wordt in Antwerpen een tweede symposium over 'Beschavingsziekten en preventie' gehouden. Organisatoren zijn het Preventive Health Care Institute en de medische stag van het Doktershuis, beide te Antwerpen. Inlichtingen kunnen worden verkregen bij het Preventive Health Care Institute, Mechelsesteenweg 201, Antwerpen 2000, tel. 03-308636.
Voor nadere inlichtingen kan men zich in verbinding stellen met de heer W. C. Proosten, Sectie Documentatie N.Z.L, Oudlaan 4, Utrecht, tel. 030-739911, toeste1448.
Hoe gebruiken wij ons ziekenhuis? Kritische beoordeling van de inhoud van het proefschrift van A. P. G. Cremers door Dr. L. P. de Jong, directeur algemene zaken St. Antonius Ziekenhuis Utrecht Inleiding De indruk die bestaat, dat de voor de opgenomen ziekenhuispatii~nten beschikbare zorg niet altijd aansluit bij de behoefte aan zorg, heeft Cremers ertoe gebracht een studie te maken van de vraag hoe wij ons ziekenhuis gebruiken. Er is geen sprake van een studie in strikt medische zin; veeleer van een studie die vanuit een medisch inzicht een oordeel wil geven over de mate waarin er binnen de klinische ziekenhuiszorg van een verantwoord beslag op schaarse middelen sprake is. Daarbij wordt - blijkens de inhoud van de inleiding - alle ruimte gelaten voor de optimalisering van her welzijn van de patient.
Probleemstelling Schrijver stelt in hoofdstuk I, dat zich een evenwichtsstoornis ontwikkelt in de zin van een overmatige 'niet met de behoefte van de patient in overeenstemming zijnde service' (pag. 6). De laatstgenoemde omstandigheid en de omstandigheid van de stijgende kosten van de klinische gezondheidszorg prikkelen naar het oordeel van de schrijver tot een onderzoek naar mogelijke evenwichtsstoornissen. Bij de uitwerking van zijn studie maakt Cremers gebruik van de begrippen: ziekenhuisgebondenheid, zorgevenwicht en zorgdichtheid. Onder 'ziekenhuisgebondenheid' worden medische-technische gronden en individuele omstandigheden begrepen. Psycho-sociale factoren (pag. 7) - zo wordt mijns inziens ten ortrechte gesteld - vormen op zichzelf geen reden voor opname. Onder 'zorgevenwicht' wordt een programma van zorg verstaan, waarin de aard, de hoeveelheid, de tijdsduur en de volgorde van de aspecten van zorg op de juiste wijze tot uitvoering wor-
den gebracht. Gesteld wordt, dat de ervaring - wel te onderscheiden van de exacte waarneming - leert dat de uitvoering van dit programma niet optimaal geschiedt, terwijl bovendien een neiging tot maximalisering van de zorg aanwezig i s : Zowel in verband met de hoge kosten van de gezondheidszorg als in verband met her welzijn van de patient wordt her zorgevenwicht van belang gevonden. Hoewel het juist is te stellen, dat waarschijnlijk o o k binnen het ziekenhuisgebeuren de vele aspecten van zorg meer doelmatig op elkaar kunnen worden afgestemd is enige voorzichtigheid bij deze uitspraak wel geboden. Juist de veelheid en aard van zorgaspecten onderscheidt het ziekenhuis van de op winst gerichte bedrijfsactiviteiten, waar beperking van het assortiment en mechanisatie van de betrokken produktiestroom geoorloofde middelen zijn om het gestelde doel te bereiken. Door zijn gerichtheid op de patient en door zijn grotere complexiteit blijft de ziekenhuisdienstverlening - zoals bijvoorbeeld ook die van de geestelijke en maatschappelijke gezondheidszorg ~ moeilijker meetbaar en daardoor moeilijker reguleerbaar. Het is geoorloofd - zoals Cremers doet - de stijgende kosten van de gezondheidszorg mede aJs argument voor de studie te gebruiken. Uit welvaartstheoretisch oogpunt dient echter primair aandacht te worden geschonken aan de rei~le mogelijkheden tot realisatie van de doelstelling, zijnde de patii~ntenzorg in zijn complexe samenhang. Strikt economisch gefundeerde uitspraken tussen doelen en haar middelen zijn niet mogelijk, omdat die betrekkingen zelf weer aan waarderingen zijn onderworpen. Vanuit de economic alleen kan men ook geen uitspraken doen over levenswaarden en levensnormen. 'The ultimate criteria of what is desirable or undesirable in economic affairs must necessarily co-
me from outside', zo betoogt L. Robbins. Nu de kosten van de gezondheidszorg zo zeer zijn gestegen, dat zij object van politieke besluitvorming zijn geworden - zoals dat ook bij de kosten van bijvoorbeeld onderwijs, defensie en sociale voorzieningen het geval is - is bij een gelijke mate van economische doelmatigheid tussen de concurrerende sectoren veeleer de motivering van de prioriteit uit welzijnsoverwegingen relevant. Onder 'zorgdichtheid' worden de vele aspecten van zorg verstaan, welke de ziekenhuisorganisatie als totaal moet bieden. Op doelmatigheidsgronden beperkt Cremers zich tot de sectoren medische, paramedische, verpleegkundige en huishoudelijke zorg.
Literatuuronderzoek Hoofdstuk II bevat een nuttig overzicht van de bestaande literatuur inzake de methoden van patiEntenklassificatie die bedoeld zijn om de totale arbeidslast te bepalen (pag. 14). Her lijkt geoorloofd te constateren, dat her merendeel van de besproken studies 6f te veel op deelaspecten is afgestemd 6f nog onvolledig is en op dit moment nog een sterk experimenteel karakter vertoont. Her is opvallend, dat binnen deze studies vooral die van de patii~ntenklassificatie opgeld doen en dat de uitkomsten van die klassificatie elkaar (internationaal) dicht benaderen. Een betrouwbare informatie omtrent de strikt arbeidstechnische aspecten van zorgverlening kan men uit de besproken literatuur niet ontlenen. Deels lijkt dit een gevolg van her gebrek aan uniformiteit in de betrokken studies; deels ook is de nog geringe beschikbaarheid van literatuur over dit onderwerp daarvoor verantwoordelijk. De door Cremers voor zijn onderzoek tot uitgangspunt gekozen s tudie van MacDonell (pag. 22 e.v.) behoort in het gegeven literatuuroverzicht tot de bes(1974) MEDISCH CONTACT 29 985
te onderzoekingen. Ook deze studie reikt evenwei niet verder dan een pati~ntenklassificatie. De pati~ntenklassificatie moet men wel onderscheiden van een arbeidstechnische analyse, omdat de vele deelaspecten van de complexe pati~ntenzorg in een klassificatie niet gewogen en slechts samengevat in een summier schema worden weergegeven. Het te maken onderscheid tussen een methode van patiSntenklassificatie en een methode tot bepaling van de arbeidslast is hoogst relevant, daar primair het gegeven inzicht in de arbeidslast bepaalt in hoeverre een kwalitatieve en kwantitatieve analyse betrouwbare informatie verschaft over de inhoud en zwaarte van de dienstverlening. Niet alleen de door MacDonell genoemde handelingen (pag. 23) - waarin men bijvoorbeeld de invloed van de opleidingen, doch vooral van het steeds meet omvattende diagnostisch gebeuren op de arbeidslast en op de patiSnt zo node mist - zijn van belang, doch evenzeer het inzicht in het beslag dat de vele handelingen leggen op de zorgverlenets en op de pati/~nt. Met betrekking tot deze methode mist men dan ook node de informatie, die de lezer inzicht geeft in de - in de praktijk vastgestelde - betekenis van deze methode voor de beleidsbepaling. Zoals de methode van MacDonell de lezer wordt gepresenteerd is er sprake van een met relatief grote zorg gekozen concept, waarvan evenwel het experimentele karakter niet mag worden ontkend.
Methode van onderzoek
De tekortkomingen van MacDonells aanpak worden door Cremers onderkend. Dit laatste blijkt uit de inhoud van hoofdstuk III, waarin aan de eigenschappen van bet zorgpakket ruimere aandacht wordt geschonken dan door MacDoneU kennelijk is geschied. Daarbij wordt ook verband gelegd met het door Cremers verrichte veldonderzoek, dat betrekking heeft op een ziekenhuis van 335 bedden en zich over een periode van circa 2 jaar heeft uitgestrekt. De daarbij gedane uitspraak, dat de invloed van de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen in een zodanig langzaam tempo verlopen dat van constantheid mag worden urgegaan, vraagt evenwel om kritiek. Juist (1974) MEDISCH CONTACT 29 986
de genoemde ontwikkelingen zijn z6 veelomvattend en z6 vertechniseerd, dat juist daardoor een aanmerkelijke verzwaring van de arbeidslast is ontstaan. Deze opmerking is te meer relevant nu uit de inhoud van hoofdstuk III blijkt, dat Cremers juist aan deze aspecten ruime aandacht heeft wiUen schenken. Een kritische kanttekening van eenzelfde aard kan men plaatsen bij zijn uitspraak, 'dat de zorgpakketten in wezen pati~nt-onafhankelijk gedefinieerd en objectiveerbaar zijn. Is het gedefinieerde en objectiveerbare zorgpakket inderdaad patiiSnt-onafhankelijk?Is in de praktijk niet juist beantwoording van de vraag, welk deel van een zorgpakket relevant is en welke combinaties met delen van andere zorgpakketten moeten worden gelegd, van het grootste belang? Nu ook volgens Cremers de medebehandelingen binnen her kader van het medisch teamwork toenemen, doer deze uitspraak vreemd aan. Voor de beoordeling van de betekenis van het proefschrift is het van het grootste belang te onderkennen, dat de studie is gebaseerd op de gegevens van een ziekenhuis van 335 bedden, waarbij - zie pag. 47 e.v. - 8.897 verpleegdagen van de specialismen interne geneeskunde, algemene chirurgie en neurologie zijn betrokken. Is dit - niet met name genoemde - ziekenhuis representatief voor de beantwoording van de vraag hoe wij ons ziekenhuis gebruiken? Is het dienstverleningspakket van dit ziekenhuis te vergelijken met dat van bet gemiddelde Nederlandse ziekenhuis? War is de functionele betekenis van het onderzochte ziekenhuis in de regio waarin het is gevestigd? Is in die regio van een overbedding sprake? Hoe is de voorziening aan verpleegtehuisbedden in die regio? De representativiteit van de steekproef is in methodologisch opzicht van fundamentele betekenis voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. Een bewijsvoering voor die representativiteit mag men echter niet ontlenen - zoals Cremers doer - aan de door de Stichring Medische Registratie voor dat betrokken ziekenhuis vervaardigde gegevens, zodra niet alle verpleegdagen van dat ziekenhuis in het onderzoek zijn betrokken. De S.M.R.-gegevens zeggen ook weinig omtrent de intensi-
teit van het gebruik van het ziekenhuis; slechts de aard van het gebruik wordt aangegeven. Voor de bepaling van de arbeidslast-kunnen de S.M.R.-cijfers niet worden benut. Her onderzoek van Cremers beperkt zich, zoals reeds gezegd, tot de 8.897 verpleegdagen van een drietal specialismen. Het onderzoek van Cremers, zo blijkt ons na enig onderzoek, heeft betrekking op de gegevens van het St. Liduina Ziekenhuis te Apeldoorn en omvat de jaren 1971 en 1972. In die jaren kende het betrokken ziekenhuis een bezettingsgraad van 91,6 en 90,8%, hetgeen overeenkomt met 222.028 verpleegdagen gedurende de periode van onderzoek. Voor het betrokken ziekenhuis zijn derhalve 4% van de verpleegdagen in de steekproef opgenc~ men. Voldoet deze waarneming aan de eisen van de representatieve steekproef? Naarmate de waarneming uit de populatie beperkter is, is de exactheid en de betrouwbaarheid uit die irdormatie geringer. De eisen te stellen aan de representativiteit van de steekproef worden echter al te zeer verwaarloosd, zodra deze steekproef geen betrouwbare afspiegeling in kleiner formaat is van de totale populatie. Daar de populatie in het betrokken ziekenhuis meerdere categori~n patiEnten omvat dan van de genoemde drie specialismen en de kenmerken van de totaal-populatie en de deel-populatie onderling sterk afwijken is e r o o k van een a-selecte steekproef geen sprake. Voor de beantwoording van de vraag, hoe bet betrokken ziekenhuis wordt gebruikt, kunnen aan het onderzoek van Cremers geen betrouwbare uitkomsten worden ontleend. Zijn voor de drie genoemde specialismen - waarvan 335 opnameperioden in de 'at random' getrokken steekproef zijn betrokken - alle relevante elementen in her onderzoek opgenomen? Aannemende, dat de bezettingsgraad van de onderzochte afdelingen - die blijkens pagina 36 een aantal van 206 bedden omvatten - gelijk ligt aan die van het gehele ziekenhuis, dan zijn gedurende de onderzoekperiode op die drie afdelingen ongeveer 136.500 verpleegdagen gemaakt. Daarvan zijn 8.897 verpleegdagen onderzocht, hetgeen overeenkomt met een percentage van 6,5. Het punt van de exactheid en betrouwbaarheid van de verkregen informatie blijft ook voor de drie genoemde specialismen als probleem be-
staan in verband met de beperkte omvang van de steekproef. Is hetgeen in de waarneming van deze drie specialistische activiteiten is betrokken wellicht zodanig, dat daardoor de betrouwbaarheid van de uitkomsten wordt versterkt? Cremers heeft zich op praktische gronden beperkt tot een 'quota-steekproeftrekking', dat wil zeggen tot sub-steekproeven op basis van deelpopulaties. Deze beperking in de uitwerking van de gegevens heeft ertoe geleid, dat de gevonden gemiddelde verpleegduur van de onderzochte opnamen aanzienlijk afwijkt van de gemiddelde verpleegduur van de gehele populatie van de betrokken specialismen. 'De gemiddelde verpleegduur van de onderzochte opnamen week af van de gemiddelde verpleegduur in het ziekenhuis, als gevolg van een vrij groot aantal langdurige opnamen in de 'at random' getrokken steekproef. De gemiddelde verpleegduur in het algemene ziekenhuis over een heel jaar bedraagt voor interne geneeskunde 22 dagen, voor chirurgie 13,3 dagen, voor neurologie 27,1 dagen'. Na kennisneming van bovenstaande passage op pagina 36 mag zelfs de kritische lezer aannemen, dat over de gemiddelde verpleegduur van de drie genoemde specialismen van het St. Liduina Ziekenhuis wordt gesproken. Onder 'het ziekenhuis' moet hier echter het Nederlandse ziekenhuis worden verstaan. Van het St. Liduina Ziekenhuis, zo is ons gebleken, is de rekenkundig bepaalde gemiddelde verpleegduur over de jaren 1971 en 1972: voor de interne geneeskunde 22,8; voor de algemene chirurgie 13,5; voor de neurologie 28. Voor de interne geneeskunde is de gemiddelde verpleegduur van de onderzochte opnameperioden 30,2 dagen; voor de algemene chirurgie is deze 21,7 dagen en voor de neurologie is deze 29,6 dagen, 70 lezen wij op pagina 36. Er is derhalve sprake van afwijkingen (in hele procenten) van achtereenvolgens 32, 61 en 6%. Is er bij de afwijking in de getrokken steekproef sprake van een betrouwbare afspiegeling in kleiner formaat van de totale populatie? Neen, de informatiewaarde van de aldus verkregen uitkomsten moet wel zeer beperkt zijn. De pagina's 36 t/m 45 informeren de lezer vervolgens omtrent de gegevens,
welke voor het onderzoek zijn ingebracht (de 'input'). Andere dan de genoemde aspecten - zoals de betekehis van de dagelijkse doktersvisite, de behoefte aan rust n~ de medische verrichting, een in doelmatigheidsopzicht onvermijdelijke wachtduur voor bepaalde medische verrichtingen (programmering van doelmatige bezettingen van operatiekamers, r6ntgenafdelingen, laboratoria en afdelingen voor functie-onderzoek), onvermijdelijke wachttijden in verband met eisen van observatie en voorbereiding op een volgend onderzoek, wachten op opname in het verpleegtehuis (zie pag. 60) alsmede 'psychologische, sociale en pastorale factoren' (pag. 48) - zijn ten onrechte niet in de input betrokken. Doordat geen arbeidsstudies zijn verricht - ook niet in de verplegingsdienst - is bet zorgelement niet gewogen en niet gecontroleerd op zijn volledigheld. De betekenis van de hier genoemde elementen is dan ook uit de uitkomsten van her onderzoek niet af te leiden.
R e s u l t a t e n en b e s p r e k i n g v a n h e t onderzoek van zorgprogramma's en zorgpatronen
De uitwerking van de verkregen gegevens wordt de lezer in overwegende mate in tabelvorm gepresenteerd. Her blijkt, dat gedurende de eerste week van de opname een sterke concentratie van onderzoek plaatsvindt (pag. 54). Daaruit mag worden afgeleid, dat een verspilling in verpleegdagen gedurende die eerste week niet wordt gevreesd. Twijfels rijzen wel bij Cremers ten aanzien van de weekendactiviteiten (pag. 57), waarbij hij er evenwel geen gewag van maakt dat: -
-
-
het pati~ntenbestand gedurende de weekenden veelal wordt geminimaliseerd, ten einde daardoor te bereiken dat ook de werkers op de verpleegafdelingen gedurende de normale weekse werkdagen zoveel mogelijk ter beschikking staan; de weekenddagen in therapeutisch opzicht een functie kunnen vervullen, en dit te meer doen naarmate het ontslag v66r bet weekend mede op doelmatigheidscriteria is gebaseerd; een volledige handhaving van de werkintensiteit op alle onderzoek-
en behandelafdelingen gedurende de weekenden tot een zodanige uitbreiding van medisch, verpleegkundig, paramedisch, huishoudelijk en overig personeel moet leiden dat de kosten de baten verre overtreffen. Bij de beoordeling van de betekenis van hoofdstuk III wordt de lezer vooral geboeid door het verschijnsel van de zogenaamde facultatieve dagen. Her is nuttig n a t e gaan, of Cremers bij de uitwerking van dat verschijnsel aan alle relevante elementen heeft gedacht. In tabel 18 (pag. 63) wordt gesteld, dat de verhouding waarin mannen en vrouwen van de facultatieve verpleegdagen gebruik maken fifty-fifty blijkt te zijn, 'maar bij de 65-plussers anders ligt: de vrouwen blijven langer in het ziekenhuis dan de mannen'. Kan hier geen (sociale) indicatie in het geding zijn, waarvoor wel degelijk een ziekenhuisfunctie valt aan te wijzen? Plaatsing van patii~nten in bejaaardentehuizen, verpleegtehuizen of elders is voor een korte duur moeilijk of in het geheel niet te realiseren. Op pag. 64 wordt vermeld, dat het aantal facultatieve dagen met 66n twee procent kan worden verlaagd, indien men - zoals dat bij de zogenaamde obligate dagen het geval is de in tabel 19 vermelde dagen met een zorgscore van 4 en hoger aftrekt. Optelling van de percentages in die tabel doet echter zien, dat achtereenvolgens 6,3%, 5% en 4,2% van de vermelde dagen een zorgscore heeft van 4 of meer. Van meer belang is de informatie bij tabel 21, waaruit blijkt dat van de zogenaamde facultatieve dagen er 209 in de eerste week van de opname voorkomen, 1.007 in de tussenperiode van onderzoek en slechts 1.005 dagen op de laatste week betrekking hebben. Cremers wijst daarbij op de betekenis van de door ons reeds genoemde elementen van observatie en behoefte aan rust na therapeutische ingreep. De andere, door ons genoemde elementen worden bij de beoordeling van de facultatieve dagen buiten beschouwing gelaten. Cremers' betoog is niet te begrijpen ten aanzien van de berekening van de zogenaamde eindstandige dagen, zoals in tabe122 en 23 is geschied (pag. 64 en 65). De zogenaamde eindstandige da(1974) MEDISCH CONTACT 29 987
gen in de 335 zorgdiagrammen zijn geteld (pag. 64). Bij hoeveel zorgdiagrammen ieder van die zogenaamde eindstandige dagen voorkomen wordt niet vermeld; daardoor wordt de lezer in het ongewisse gelaten omtrent de waarde welke aan die waarneming mag worden toegekend. De lezer moet zelf trachten aan die ongewisheid een eind te maken. We weten, dat de gemiddelde verpleegduur van de drie betrokken specialismen 30,2, 21,7 en 29,6 dagen bedraagt. Tabel 18 geeft ons inzicht in het onderzochte aantal verpleegdagen per specialisme, namelijk 3.963, 3.068 en 1.866 dagen. Per specialisme kunnen dan 131 opnameperioden voor de interne geneeskunde worden berekend, 141 voor de algemene chirurgie en 63 voor de neurologie (totaal precies 335). Het onbegrijpelijke verschijnsel doet zich nu voor, dat de zogenaamde eindstandige facultatieve dagen van de 'perioden korter dan 40 dagen' van tabel 22 (6,7 x 131 = 878; 3,4 x 141 = 479 en 7,0 x 63 = 441) precies het aantal eindstandige dagen van tabe123 uitmaken. Eindstandige dagen 'over de perioden langer dan 40 dagen' (tabel 22) hebben dus volgens deze berekening niet bestaan. Toch moeten die er zijn geweest, willen de kolommen van tabe122 enige functie vervullen. We proberen het op een andere wijze: voor de interne geneeskunde zijn 131 zorgdiagrammen in het onderzoek betrokken. Daarvan kennen X zorgdiagrammen 7,7 facultatieve dag en (131 - X) zorgdiagrammen kennen 6,7 facultatieve dag. De wiskundige vergelijking luidt dan: X . 7,7 + (131 - X) 6,7 = 878. Oplossing van de vergelijking voert tot de uitkomst: ... 0. Voor de chirurgie en neurologie levert de wiskundige vergelijking hetzelfde resultaat op, namelijk 0. De door Cremers gemaakte berekening is ondoorgrondelijk, Cremers moet hier wel fouten hebben gemaakt. Ook de ernstige afwijkingen van de waargenomen gemiddelde' verpleegduur voor de betrokken specialismen en de algemeen gemiddelde verpleegduur van het betrokken ziekenhuis achtereenvolgens 32, 61 en 6% - doet de vraag rijzen, of serieuze betekenis aan de berekening van de zogenaamde eindstandige dagen mag worden toegekend. De omstandigheid dat Cremers heeft nagelaten de functie van de zogenaamde eindstandige dagen te on(1974) MEDISCH C O N T A C T
29 988
Herinneringspenning en -glazen 125 jaar K.N.M.G. Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de K.N.M.G. zal een jubileumpenning worden geslagen, terwifl er daarnaast plannen zijn om bourgogneglazen met inscriptie te laten vervaardigen. De jubileumpenning, doorsnee: circa 20 ram, is van gepatineerd brons en word in hoog rel[~f uitgevoerd. De bourgogneglazen, type: gilde, zijn van kristal, m o d e m uitgevoerd en voorzien van een jubileum-ets. Penning en/of glazenset (6 stuks) kunnen worden besteld door middel van storting van f 9 0 , - per stuk c.q. per set op postgiro 58083 van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, onder vermelding van 'Jubileumpenning ' en/of 'Jubileumglazen '. In verband met de aanmaaktermijn moeten de bestellingen v66r 15 september 1974 binnen zijn.
derzoeken, de functie van deze dagen met de verantwoordelijke internist, chirurg of neuroloog, moet als een ernstige tekortkoming worden aangemerkt. Het gegeven dat een groot aantal langdurige opnamen in de getrokken steekproef is opgenomen (pag. 36), geeft grond aan het vermoeden dat Cremers de dagen van patiEnten die terminale zorg behoeven dan wel wachten op opname in een verpleegtehuis of elders ten onrechte als facultatief heeft aangemerkt.
en daarom n6ch voor de drie genoemde specialismen n6ch voor het Nederlandse ziekenhuiswezen in het algemeen van betekenis. Conclusies of opmerkingen - z o a l s voorkomen op pagina 79, waarin wordt gesteld dat bij gelijke landelijke bevindingen de behoefte aan ziekenhuisbedden met circa 25% zou afnemen - zijn niet op de uitkomsten van het onderzoek te baseren. Daarom zijn die conclusies of opmerkingen onverantwoord en in strijd met de belangen van de Nederlandse burgers op een adequaat niveau van ziekenhuisdienstverlening.
Slotopmerking De door Cremers verrichte studie verdient waardering ten aanzien van de opzet, compositie en in het algemeen de leesbaarheid. De opzet van de uit de literatuur bekende methode van patii~ntenklassificatie is met belangrijke elementen uitgebreid. De door Cremers gemaakte opzet kan men zien als een voorbeeld, hoe bij een nog verdere en meet nauwkeurige uitwerking de methode van pati~ntenklassificatie voor het gehele ziekenhuiswezen een functie zou kunnen gaan vervullen. De uitwerking van het onderzoek voldoet echter niet aan de eisen die men daaraan uit statistisch methodologisch opzicht moet stellen. De uitkomsten van het onderzoek zijn onbetrouwbaar
Besproken werd: Dr. A. G. P. Cremers, Hoe gebruiken wij ons ziekenhuis? Kwantificering van zorg in het algemeen ziekenhuis. Van Logum Slaterus B. V., Deventer 1974, 92 blz.
N u t en n o o d z a a k van een artsenorganisatie X I V
Synthese van groepsbelang en algemeen belang door Mr. E. Veder-Smit, lid V . V . D . - T w e e d e K a m e r f r a c t i e Het schrijven van een artikel bij een jubileum komt in grote trekken overeen met her toespreken van een jarige. Men denkt eens na over het karakter van de jarige, men weegt eens af wat de jarige in zijn leven goed en minder goed heeft gedaan, men maakt een soort balans o p e n formuleert tenslotte enkele wensen voor de toekomst. Het maken van een toespraak voor de 'Maatschappij Geneeskunst' ter gelegenheid van haar 125ste verjaardag vait me daarom gemakkelijk, omdat ik de jarige graag mag. Ik ken haar nog niet zo heel lang, want ik werk pas sinds 1967 beroepshalve met haar samen. Maar ik weet uit deze ervaring wel, dat zij haar levenstaak met toewijding vervult, dat zij hard en kundig werkt, dat zij vele bekwame vertegenwoordigers op allerlei posten inzet, en dat zij, naast de behartiging van haar eigen belangen, in ruime mate oog heeft voor het algemeen belang. Daarom: naast gelukwensen met deze 66n-en-een-kwart eeuw taakvervulling: mijn compliment voor de uitnemende wijze waarop dat is geschied. Een uitstekende rol, zo niet een glansrol op het t o n e d van onze ingewikkelde en mooie maar soms ook zeer vermoeiende Nederlandse samenleving. Wat mag de samenleving in concreto verwachten van een organisatie van beroepsbeoefenaren? Ik zou daarvoor een viertal wensen willen formuleren. Allereerst duidelijkheid en zo mogelijk eenstemmigheid in haar doelstellingen in de standpunten die zij inneemt. Vervolgens bekwaamheid en deskundigheid in het bepalen en vertolken van deze standpunten. Daarnaast durf, creativiteit en slagvaardigheid. En tenslotte een constructieve opstelling, die het belang van de ieden weet te verenigen met het algemeen belang, en indien dit soms onmogelijk lijkt, een opstelling die tot een redelijk compromis kan leiden. Aan de bekwaamheid en de deskundig-
~: ~.. *""
j
~ ,:
4.
heid van degenen, die in uw artsenorganisatie de standpunten voorbereiden en bepalen heb ik nooit door iemand horen twijfelen. De redevoeringen van de voorzitters der Maatschappij en van de drie maatschappelijke verenigingen worden altijd met aandacht gelezen en vaak geciteerd. Deze redevoeringen en de diverse jaarverslagen bieden interessant materiaal, dat voor iedereen via Medisch Contact toegankelijk is. In de vele vertegenwoordigende lichamen - zoals de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, de Ziekenfondsraad, om er slechts twee te noemen staan de vertegenwoordigers hun mannetje. De nora's, studies, rapporten en brieven die van het secretariaat en de verschillende bureau's komen, zijn naar mijn ervaring altijd gekenmerkt door kwaliteit en niveau. Niet alleen op zuiver medisch, maar ook op juridisch, organisatorisch en bestuurlijk terrein heeft de K.N.M.G. al heel wat waardevoile bijdragen geleverd. Bij de behoefte aan duidelijkheid en eenstemmigheid in de standpunten van de Maatschappij zou ik iets langer
willen stilstaan. Voor de buitenstaander is het soms niet helemaal duidelijk, welk orgaan van de Maatschappij nu haar offici~le standpunt ,'ertegenwoordigt. We kennen aUemaal de drie pijlers waarop zij berust: de L.H.V., L.S.V. en L.A.D. Wil de jarige mij toestaan, dat ik hier een enkel vraagteken plaats? Men kan zich bijvoorbeeld afvragen of de L.S.V. alleen de vrij gevestigde specialisten vertegenwoordigt, of ook de specialisten in dienstverband. Waar horen de medische hoogleraren thuis, die in dienstverband zijn, doch ook particuliere praktijk uitoefenen? Welke besluitvorming vindt er plaats, als het zou voorkomen dat bijvoorbeeld de leden der L.A.D. tegengestelde belangen hebben aan die der L.S.V.? Welke rol speelt dan het hoofdbestuur van de K.N.M.G.? (Ik weet, dat de reglementen hierin voorzien, doch voor de buitenwacht is dit niet zo duidelijk). Wordt het wellicht ook tijd om de studenten of anders co-assistenten in enigerlei vorm tot de Maatschappij toe te laten? Vaak heb ik met bewondering gadegeslagen, hoe een aantal artsen in leidende functies van de K.N.M.G. zeer veel energie en tijd besteedden aan hun leidinggevend en vertegenwoordigend werk. Vaak heb ik me ook afgevraagd, hoe dit alles verenigbaar was met het vervuUen van een volledige werkkring of her uitoefenen van een eigen praktijk. Heel begrijpelijk is het daarom, dat bepaalde voorzitterschappen slechts voor een jaar kunnen worden vervuld. Misschien mag ik in dit verband de jarige toewensen, dat bet haar nog eens mogelijk mag zijn, deze voorzitterschappen voor langer dan een jaar te doen vervullen. De buitenwacht kan dan met deze persoonlijkheden vertrouwd raken, zoals dat met Dr. Versteegh, Dr. Van Mansvelt, de heren Van Randen en Bierens het geval is of is geweest. Een bijzonder belangrijke bijdrage in het bekend worden van de inzichten (1974) MEDISCH CONTACT29 989
van de Maatschappij is uiteraard Medisch Contact. De redactie van Medisch Contact heeft een uitstekende feeling voor het kiezen van die onderwerpen, die in de belangstelling staan of in de belangsteUing beginnen te komen. Ook Medisch Contact wordt derhalve vaak geciteerd. Enerzijds bewaart her de nodige afstand tot de problemen van de dag, anderzijds kan het ongenadig zijn bij het leveren van zijn commentaar. Wanneer ik ook hier een kanttekening mag plaatsen, dan is het deze: Medisch Contact bestaat uit twee delen, het 'Redactioneel' en het 'Officieel'. Wat is de waarde van her begrip redactioneel? Heeft daf geen enkele offici~le waarde? Maar er staat toch op de kaft, dat het blad wordt uitgegeven door de K . N . M . G . ? Zal datgene wat de redactie schrijft, dan toch niet worden beschouwd als het standpunt van de K . N . M . G . ? En is daaraan ook niet behoefte? Een moeilijk onderdeel van de redactionele taak van Medisch Contact lijkt me de behandeling van zuiver politieke zaken. Het weergeven van politieke gebeurtenissen is een delicate zaak, want het moet in objectiviteit geschieden, terwijl de politiek een vaak zeer emotioneel en subjectief geladen geheel is. Toch kan deze taak niet worden ontweken, want het blad wordt door vele politici gelezen en het vormt voor de leden van de K . N . M . G . een uitkijkpost op her politieke gebeuren. Veel van wat er in de Staten-Generaal wordt besproken, komt nooit in de kranten, omdat het slechts voor een beperkte groep van belang is of omdat het vaktechnisch van aard is. De Kamerleden zijn daarom des te meer aangewezen op publikaties in de vakbladen en hopen dat deze vakbladen een communicatiemogelijkheid tussen henzelf en de betrokkenen willen zijn. De kloof tussen politici en degenen die zij vertegenwoordigen is, ondanks alle inspanning, nog heel groot! Naast deskundigheid en duidelijkheid verwacht de samenleving van een artsenorganisatie ook een constructieve opstelling en een open oog voor her algemeen belang. Ik geloof, dat de Maatschappij hier twee soms strijdige belangen vrijwel steeds op gelukkige wijze met elkaar weet te verenigen. Natuurlijk is zij geroepen om de belangen van haar leden zo goed mogelijk te (1974) MEDISCH CONTACT 29 990
behartigen. Maar in de Statuten (art. 2) wordt daar onmiddellijk aan toegevoegd, dat zulks geschiedt voor zover deze belangen niet in strijd zijn met het algemeen belang. Dat zal niet elke vakorganisatie haar nazeggen! Het is duidelijk, dat hier een moeilijk werkterrein ligt. Natuurlijk kan in een aantal gevallen het artsenbelang in strijd komen met het algemeen belang. Maar dat is alleen het geval, als men het artsenbelang eng opvat. Wanneer men het artsenbelang zodanig eng zou opvatten, dat men alleen zou streven naar hoge beloning, onbelemmerde beroepsuitoefening, vrijwaring van fouten, optimale werkomstandigheden etc., dan zou deze opvatting niet stroken met het algemeen belang. Maar gelukkig heeft de Maatschappij in het verleden en ook in het heden talloze initiatieven genomen om de beroepsuitoefening te verbeteren. Ik denk aan de ontwikkeling van de interne tuchtrechtspraak, de bevordering van scholing en nascholing, het verbeteren van de artsenopleiding (recentelijk initiatieven ten behoeve van de huisartsenopleiding, medewerking aan de oprichting der Medische Faculteit Maastrich0, aan de erkenning en registratie van medische specialisten (als systeem uniek in de wereld), aan de oprichting van de medische registratie, aan het werk van de Commissie Ziekenhuisstaven, aan de oprichting van het N.H.G. en het N.H.I., aan de studies over groepspraktijken en gezondheidscentra. Niet al deze initiatieven bevorderden de bewegingsvrijheid van de arts, integendeel, zij beperkten die of vergden van hem extra inspanning. De Maatschappij heeft de opdracht, die in haar statuten ligt om de volksgezondheid te bevorderen, bepaald ruim opgevat, Natuurlijk zijn er op dit gebied nog wensen. Natuurlijk zijn er nog lacunes of zou men na bet reeds bereikte nog verder wiUen gaan. Met spanning zie ik daarom bijvoorbeeld uit naar het rapport-Van Leeuwen over de medische specialisten in de relatie tot het ziekenhuis, waar leden van de K . N . M . G . aan meewerken. Het zou geloof ik gewenst zijn, als er voor de honorering van de vrijgevestigde specialist een doorzichtiger systeem kwam. De huisartsen zouden zich naar mijn mening wel kunnen conformeren aan de Regeling en Klapper. Het is van algemeen belang, dat de gegevens nit de medische
registratie onder de nodige garanties snel ter beschikking komen voor wetenschappelijke en algemene beleidsdoeleinden. Van de artsenorganisatie mag ook een bijdrage verwacht worden in de discussie over voor en tegen van het kleine ziekenhuis. Maar wensen en vragen op het ingewikkelde en veelomvattende terrein van de gezondheidszorg zullen altijd blijven bestaan. Wanneer de Nederlandse artsenorganisatie initiatieven blijft ontwikkelen, wanneer zij als organisatie slagvaardig en creatief blijft, dan zal zij ook kunnen bijdragen tot het oplossen van de spanning tussen individueel belang, groepsbelang en algemeen belang. Ik ben ervan overtuigd, dat in onze samenleving de spanningen tussen individueel belang, groepsbelang en algemeen belang op harmonische wijze kunnen worden opgelost. Deze spanningen zijn momenteel niet gering. Ogenschijnlijk is de arts populair en staat hij goed aangeschreven. Her beroep van huisarts bevindt zich hoog op de ranglijst der maatschappelijke waardering. Doch het artsenberoep is zwaar. De arts moet een lange opleiding volgen, komt laat in het produktieproces en heeft dan veelal aanzienlijke aanloopkosten. Van de arts wordt verwacht, dat hij enerzijds exact kan denken en handelen, anderzijds kan aanvoelen, steunen en troosten, Hij moet dus over een aantal intellectuele en emotionele kwaliteiten beschikken. Hij vervult in hoofdzaak een dienende functie. Maar toch mag hij niet opvallen. Hij mag ook niet teveel verdienen. Hij mag ook eigenlijk geen ondernemer zijn. Hij moet zich nederig schikken naar de wensen van de patient en van de samenleving en moet bescheiden de fouten erkennen die hij heeft gemaakt. Dit is geen eenvoudige opgave. Onze Nederlandse samenleving wenst blijkbaar uitstekende prestaties, maximale service en dat dan tegen een matige beloning. Als men dat overziet, dan lijkt het alsof de Nederlandse artsenorganisatie loopt door een mijnenveld, waar elk ogenblik een ontploffing kan plaatsvinden. Toch geloof ik, dat het mogelijk moet zijn deze tegenstellingen te overbruggen en deze spannningen op te lossen. Daarvoor is grotere duidelijkheid en meer inzicht nodig. Duidelijk moet worden gemaakt, dat de huisarts weliswaar een ondernemer is maar dat hij
dan ook het risico persoonlijk draagt, dat hij voor tweederde van zijn praktijk met een vast be,drag wordt gehonoreerd en dat zijn tarieven door de overheid worden vastgelegd. Duidelijk moet ook worden gemaakt dat de specialist pas op zijn 35ste jaar zelfstandig kan gaan werken, in zijn korte produktieve periode aanzienlijke hoeveelheden belasting betaalt en werkuren maakt die geen vakorganisatie ooit zou accepteren. Duidelijk moet tenslotte worden gemaakt, welke eisen het beroep aan de mens stelt die het beroep uitoefent en hoe kwetsbaar deze mens in wezen eigenlijk is. Van belang is ook dat inzicht gegeven wordt in het feit dat arts-zijn betekent: geen confectie-arbeid, maar maatwerk, elke dag opnieuw. Dat eens een vergelijking wordt gemaakt tussen de inkomenspositie van vrijgevestigde specialisten en die van hoge ambtenaren, industri~len, organisatie-adviseurs etc. En tenslot-
te, dat ook inzicht wordt geboden in de aard van het beroep dat zulke speciale eisen stelt aan zijn beoefenaar, of hij nu in dienstverband is of niet. Wanneer deze duidelijkheid wordt verschaft, wanneer dit inzicht baanbreekt, dan zou wel eens kunnen blijken dat het algemeen belang het meest is gediend met de beroepsuitoefening zoals wij die thans kennen. Bij de huidige beroepsuitoefening immers geniet de arts grote vrijheid in zijn contact met de patii/nt, wordt hij tot grote inspanning gestimuleerd en wordt op verschiUende wijzen op de kwaliteit van zijn werk toegezien. Er zijn nog wel wensen op her gebied van de kwaliteitsbewaking, de samenwerking met de andere werkers in de gezondheidszorg en de wijze waarop de opleiding is geregeld. Aan de vervuUing van al deze wensen wordt echter gewerkt.
Als we dit alles overzien, dan mogen we in ons land heel dankbaar ziin voor de wijze waarop onze artsen werken. Wat zij aan kwaliteit en kwantiteit aan onze samenleving bieden, is niet gering. Laten we daarom voorzichtig zijn met het verder opvoeren van onze eisen. Van harte hoop ik, dat de Maatschappij nog heel lang en heel s u c c e s vol mag werken aan de synthese tussen het belang van haar leden en het algemeen belang. Als zij op de ingeslagen weg voortgaat, zal dat succes in de komende 25 jaar zeker volgen!
Praktijk van de geboortenregeling Cursus voor huisartsen en andere eerstelijnswerkers Het komende seizoen hoopt de door het Nederlands Huisartsen Genoots c h a p i n g e s t e l d e s t u u r g r o e p M a n - V r o u w : A n t i c o n c e p t i e h a a r p r o j e c t te kunnen afronden met een aantal cursussen 'Praktijk van de geboortenregel i n g ' . H e t i n i t i a t i e f tot h e t o r g a n i s e r e n v a n z o ' n c u r s u s m o e t v a n d e p o t e n t i ~ l e c u r s i s t e n z e l f k o m e n , d e s t u u r g r o e p v e r l e e n t alle g e w e n s t e medewerking. In een aantal draaiboeken worden manieren om een cursus o p te z e t t e n b e s p r o k e n , er z i j n c u r s u s m o d e l l e n e n e r w o r d e n u i t g e w e r k t e cursuspakketten beschikbaar gesteld. De cursusinhoud kan voor een groot deel worden opgehangen aan het boek 'Praktijk van de geboortenregeling v o o r d e h u i s a r t s ' , d a t h e t N . H . G . in s e p t e m b e r d e n k t uit te b r e n g e n . H o e h e t a l l e m a a l in zijn w e r k g a a t , w o r d t h i e r o n d e r u i t e e n g e z e t o p b a s i s v a n m e d e d e l i n g e n v a n p r o j e c t l e i d e r Dr. J. P. C. M o o r s .
nodig hulp verlenen, eventueel ook het initiatief tot opzet van een cursus nemen. De bij de cursus behorende hulpmiddelen zijn afgestemd op kleine ('huiskamer')groepen, bijvoorbeeld van huisartsen die elkaars weekenddiensten en vakanties waarnemen. Niettemin kunnen plaatselijk grotere groepen worden gevormd, die in een ziekenhuis of anderzins bij elkaar komen. Draaiboeken
Cursus De cursus 'Praktijk van de geboortenregeling', voor het seizoen 1974-1975 gepland in het kader van het project Man-Vrouw: Anticonceptie van het Nederlands Huisartsen Genootschap, werd opgezet om huisartsen en (op uitnodiging van huisartsen) andere werkers in de eerste lijn van de gezondheidszorg de gelegenheid te bieden hun
eigen functioneren te toetsen aan de laatste ontwikkelingen op her gebied van de geboortenregeling. Het is de bedoeling, dat huisartsen die daaraan behoefte hebben de cursus zelf organiseren. De plaatselijke werkgroepen van de Stichting Nascholing Huisarsen, de centrumbesturen van her N.H.G. en de plaatselijke huisartsenverenigingen zijn allen van de bestaande plannen op de hoogte en kunnen zo
Van de vereiste kennis en van de vaardigheden die noodzakelijk zijn om de pati/~nten optimaal te kunnen adviseren over geboortertregeling wordt een overzicht geboden in de vorm van een zevental kleine 'pakketten'. Met behulp van een selectie uit deze pakketten, die werden samengesteld door de stuurgroep Man-Vrouw: Anticonceptie, kan een cursus in de eigen omgeving worden opgezet. (1974) MEDISCH CONTACT 29 991
De cursuspaketten bevatten onder meer een aantal draaiboeken waarin stap v o o r stap d e v r a g e n w o r d e n bes p r o k e n die z i c h bij h e t o p z e t t e n v a n een cursus aandienen, met name: hoe kan men de nodige kennis vergaren? hoe kan men de nodige vaardigheden verwerven? hoe kan men onderling d i s c u s s i ~ r e n o v e r d e b e t r e f f e n d e problematiek?
ModeHen E l k p a k k e t is b e r e k e n d o p e e n zitting v a n 3 uur, m a a r d a a r h o e f t h e t n i e t bij te blijven. D e s t u u r g r o e p s t a a n vier cursusmodellen voor ogen: 1. E 6 n c u r s u s a v o n d , w a a r i n in kleine kring 66n p a k k e t w o r d t a f g e w e r k t . 2. E e n ( s a n d w i c h ) c u r s u s v a n e e n hele dag. 3. E e n c u r s u s v a n drie v l a k o p e l k a a r v o l g e n d e a v o n d e n c.q. e e n c u r s u s v a n drie a v o n d e n v e r d e e l d o v e r drie a c h t e reenvolgende weken. 4. E e n c u r s u s v a n 2-21/2 dag als o n d e r deel v a n b i j v o o r b e e l d e e n n a s c h o l i n g s w e e k o f als o p z i c h z e l f s t a a n d w e e k end. Onderwerpen D e i n h o u d v a n i e d e r p a k k e t is g e r i c h t op d e b e h a n d e l i n g v a n 66n b e p a a l d o n d e r w e r p . Die o n d e r w e r p e n zijn: Pakket A. Anliconcepfionele methoden. Korte praktische informatie over alle a n t i conceptionele methoden, met een koffer voorbeelden en diaseries. Pakket B: I.U.D. Praktische irfformatie over het I.U.D., met voorbeelden, een oefenfantoom, diaserie en films. Pakket C: Hormonale anticonceptie. Praktische informatie met theoretische achtergronden over de hormonale anticoncepfie, met voorbeelden, schema's, diaseries en eventueel films. Pakket D: Bedreigde groepen. Praktische inforrnafie over mogelijke benaderingsvormen van de zogenaamde 'groepen at risk'. Pakket E: Relationele aspecten. Gespreksonderwerpen, discussiemodellen en een lijst van deskundigen inzake de relationele aspecten van de anticonceptie. Pakket F: Sterilisafie. Films en een diaserie over de chirurgische vormen van anticonceptie. Pakket G: Verminderde fertiliteit. Bondig overzicht van de behandeling door de huisarts (en de specialist) als de gewenste zwangerschap uitblijft. (1974) MEDISCH CONTACT 29 992
N.H.G.-project
Man- Vrouw: Anticonceptie
'Praktijk van de geboortenregeling v o o r de huisarts' De korte inhoud van de pakketten A t/m G van de cursus 'Praktijk van de geboortenregeling voor de huisarts' zal in zeven opeenvolgende hummers van M.C. worden afgedrukt. Inlichtingen over de cursus verstrekt het bureau van het Nederlands Huisartsen Genootschap, Postbus 14006, Utrecht, tel. 030-516741.
Pakket A: Praktische informatie over alle anticonceptionele middelen Duur: 3•
uur
Aanbevolen literatuur: 'Geboortertregeling in de praktijk' (N.H.G., 1974); H. Rozenbaum, 'Orale contraceptiva', antwoorden op vragen (Wyeth; op aanvraag verkrijgbaar).
Korte inhoud: Verdeeld over twee uur wordt aan de hand van het werkschema 'Systematische instructie' van J. W. v. d. Weg-Den Daas en M. C. Dersjant-Roorda (M.V.A. 74-14) alle anticonceptionele methoden kort besproken. In het derde uur volgt een onderlinge discussie over de eigen houding van de huisarts ten opzichte van anticonceptie.
Hulpmiddelen: Gedrukte informatie: werkschema 'Systematische instructie'. Visuele informatie: dia's met eventueel handleiding (M.V.A. 74-20A). Oefen/demonstratiemateriaal: koffer met voorbeelden van alle anticonceptiva. Literatuur/brochures voor huisarts en eerstelijns werker/clii~nt.
Eerste uur: Zo nodig: wat verwacht men van dit pakket? (bijlage 'Opstarten cursussen'). Werkschema 'Systematische instructie': coitus interruptus; periodieke onthouding (met temperatuurmethode); chemische middelen; condooms; pessarium occlusivum; combinatie van methoden. Dia's en/of voorbeelden. Pauze: 5 minuten. Tweede uur: I.U.D.'s; hormonale anticonceptie; sterilisatie. Dia's en/of voorbeelden. Pauze: 5 minuten. Derde uur: Korte discussie over het voorgaande (evaluatie van het onderwerp). Komen daar voldoende vragen uit, dan laat men de discussie zichzelf ontwikkelen; zo niet, dan kan men specifieke problemen aan de orde stellen om de discussie op gang te brengen (draaiboek pakket A). Invullen evaluatieformulieren: heeft dit pakket aan de verwachtingen voldaan? (laatste evaluatie van bet totale pakket).
Aan de deelnemers worden uitgereikt: werkschema 'Systematische instructie'; enkele voorbeelden van brochures; bijgaande korte inhoud van pakket A; evaluatieformulieren.
Huisarts en specialist XIII
Poliklinische psychiatrische consultatie E e n n i e u w e vorm van samenwerking tussen huisarts en psychiater door Dr. J. J. van Bork, zenuwarts te Utrecht Caplanconsultatie Consultatie in de geestelijke gezondheidszorg is meestal lets geheel anders dan het verlenen van een consult door een medische specialist aan een huisarts. Met consultatie wordt volgens Caplan meestal bedoeld dat diegene die de verantwoordelijkheid voor een patient draagt in het eerste echelon zich tot een deskundige wendt en aan deze de problemen van de patient/client voorlegt. De deskundige onderzoekt zelf de patient niet, maar hij krijgt toch een beeld van de problemen waarover het gaat, doordat de behandelaar in her eerste echelon de relatie tussen hemzelf en zijn patient voorlegt aan de deskundige. Deze dient door zijn opleiding verstand te hebben van de methodische hantering en bespreking van gedrag en relaties. In zijn gesprek met de behandelaar krijgt de deskundige dan ook inzicht van w a t e r zich tussen bijvoorbeeld huisarts en patient afspeelt. Dat het zodoende voor een specialist mogelijk moet zijn om zijn deskundighed te spreiden over een groot aantal pati~nten, bewees de psychiater Michael Balint. Hij onderzocht de arts-pati~ntrelatie door huisartsen in een discussiegroep bijeen te brengen. De huisarts spreekt in z o ' n groep over zijn patient. De huisarts is en blijft verantwoordelijk voor de behandeling; de behandeling wordt niet overgenomen door een specialist. Op de techniek waarvan de psychiater zich bedient ten einde in het groepsgesprek de huisarts zoveel mogelijk gevoelig te maken voor wat zich tussen deze en zijn patient afspeelt, zal ik hier ter plaatse niet verder ingaan. Het is wellicht niet algemeen bekend, dat in ons land sinds 1956 Balintgroepen functioneren. De 8 tot 10 groepsleden komen meestal eenmaal in de veertien dagen bijeen en spreken met een psychiater-adviseur. In Nederland
zijn voordurend ongeveer 35 groepen aan het werk. De levensduur van een groep bedraagt 4-5 jaar. Door deze inspanning van huisartsen en psychiaters is momenteel de zorg van ongeveer twee miljoen Nederlanders in handen van huisartsen die enkele jaren in een Balintgroep zitting hebben gehad. De consultatiemethode volgens Caplan wordt dikwijls toegepast op andere terreinen. Bij bijvoorbeeld het reclasseringswerk en in de kinderbescherming kunnen individuele werkers in het veld veel profijt hebben van het ter bespreking stellen van hun werkwijze met een deskundige. Doordat ik sinds 1956 wekelijks als psychiater-adviseur aan een discussiegroep medische psychologie - zoals de Balintgroepen in ons land genoemd worden - meewerk, heb ik de werkwijze van huisartsen goed leren kennen. In Utrecht werd in 1973 de eerste bouwfase van her nieuwe Willem Arntsz Huis afgesloten, door het in gebruik nemen van een aantal afdelingen en een nieuw geopende polikliniek in dit psychiatrische regionale ziekenhuis met uiteindelijk 375 bedden. In dit psychiatrische ziekenhuis ben ik als geneeskundig specialist in part-time dienstverband werkzaam.
Poliklinische consultatie De consultatie zoals deze op de polikliniek plaatsvindt, onderscheidt zich principieel van de Balintmethode en de Caplantechniek. Bij deze geschetste werkwijzen heeft de deskundige immers geen persoonlijk contact met de patient. Hij krijgt zijn informatie in de Balintgroep uit de tweede hand; ook de deskundige in de Caplanconsultatie maakt geen kennis met de client. Op de polikliniek in her Willem Arntsz Huis wordt de patient door de huisarts
telefonisch aangemeld. In dit telefoongesprek beslist een daartoe opgeleide psychiatrische verpleegkundige met de huisarts, of her om een geval voor consultatie gaat of dat een verwijzing naar de Sociaal-Psychiatrische Dienst moet plaatsvinden. Bij de aanvang van het onderzoek bespreek ik met de patient wat zijn verwachtingen van dit bezoek zijn; verder ga ik na of de huisarts hem erop heeft gewezen dat het niet gaat om een poliklinische behandeling. Ik vertel de patient, dat ik na ons gesprek aan de huisarts zal uitleggen wat ik denk dat er met hem of haar aan de hand is en dat ik daarom na ons onderzoek de huisarts zal vragen bij mij te komen. Soms blijkt de patient van tevoren op de hoogte te zijn gebracht van deze gang van zaken, soms ook niet. In beide gevallen gelukt het al vaak in de eerste minuten om een indruk te krijgen over de wijze waarop de patient met anderen omgaat. De beschrijving die de patient namelijk geeft van het gesprek met zijn huisarts waaruit de 'verwijzing' resulteerde, spreekt boekdelen. De onbewuste angst of de onzekerheid die voor de patient aanleiding was zijn huisarts te raadplegen, kan tot uiting komen als men de patient hoort vertellen hoe dat bezoek aan zijn arts verliep. In het relaas dat ik daarna krijg van de verschijnselen en klachten waarvoor de patient baat hoopt te vinden, is vaak in het geheel niets terug te vinden van deze angst of onzekerheid die uit zijn beschrijving van het contact met zijn huisarts toch zo duidelijk kan worden gevoeld. Zou men direct met 'de anamnese' beginnen dan loopt men mijns inziens het gevaar pas later de onzekerheid en de twijfel van de patient te ontdekken, namelijk op het ogenblik dat men zelf een werkbare relatie met de patient heeft gelegd! Door de aandacht onmid(1974) MEDISCH CONTACT 29 993
dellijk te richten op w a t e r zich tussen huisarts en patient al zo heeft afgespeeld en door de patient de bedoeling van zijn bezoek aan de polikliniek uit te leggen, wordt ook vermeden d a t e r een afhankelijkheid tussen patient en de poliklinisch werkzame specialist ontstaat. Het gehele psychiatrisch-neurologische onderzoek van de patient neemt op deze wijze ongeveer 11/2tot 2 uur in beslag. Een enkele maal is het nodig kort daarna de patient nog eenmaal te spreken. N a het eerste onderhoud wordt aan de patient gezegd w a t e r nu verder gaat gebeuren. De huisarts wordt vervolgens uitgenodigd om naar de polikliniek te komen. Tweemaal in de week heb ik 5 kwartier ter beschikking voor gesprekken met huisartsen, die aan het einde van de middag steeds de mogelijkheid blijken te kunnen vinden om uit de regio naar het midden van de stad te komen. In dit gesprek tracht ik wederom de arts-pati~ntrelatie centraal te stellen, waarbij ik de in het onderzoek verkregen inzichten kan aanbieden en hanteren. De huisarts beslist vervolgens hoe hij de behandeling van zijn patient verder wil leiden.
Desgewenst kan ik in een later stadium van de behandeling door de huisarts de patient nog eens spreken Dit bleek slechts in een klein aantal van de gevaUen nodig. Indien de huisarts tijdens 0ns onderhoud beslist dat hijzelf een aantal gesprekken met zijn patient gaat voeren, dan kan hij deze patient op een later tijdstip met mij bespreken. Bij een dergelijke gang van zaken kan men dan van supervisie spreken. Het zal duidelijk zijn dat de geschetste procedure tijdrovend is. Het eerste onderzoek duurt lang: 11/2 manuur zeker. Dan vraagt het uitvoerige verslag aan de huisarts ter voorbereiding van zijn komst op de polikliniek toch zeker een kwartier dicteren. Vervolgens neemt het gesprek over deze ene patient met de huisarts ongeveer 20 minuten. In het afgelopen jaar hebben 52 huisartsen patiEnten verwezen. Met ieder van deze collega's vond uitvoerig telefonisch overleg plaats. Een 14-tal komt regelmatig ter consultatie, waarbij er telkens een aantal door mij onderzochte patiEnten aan de orde komt. Door deze wijze van werken blijft de verantwoordelijkheid bij de huisarts. De patient wordt niet afhan-
kelijk van de specialist. Deze gaat zelf niet behandelen. Het aantal herhalingsbezoeken blijft beperkt tot twee of drie. Indien het om een ziekenfondsverzekerde gaat, ontvangt het ziekenhuis het bedrag voor ~ n verwijskaart (f 37,50) waarvoor de specialist dan bijna 3 uur aan de patient besteedt. Aan parficulier verzekerden wordt het H-tarief (75,-- per drie kwartier) in rekening gebracht. Het zal duidelijk zijn dat deze werkwijze economisch alleen mogelijk is voor een in dienstverband werkende specialist. Het hangt af van de huidige omstandigheden en de afspraken over het all-in tarief die tussen het ziekenhuis en het C.O.Z. worden gemaakt, of deze psychiatrische poliklinische consultatie verder zal kunnen worden uitgebreid. De indruk na een jaar werken is, dat de gevolgde aanpak voor huisartsen en patiEnten in een behoefte v o o r z i e t .
D e huisarts en de n i e u w e schaarste door Dr. S. Rijpma 'Economische problemen ontstaan uit de schaarste van de behoeftenbevredigingsmiddelen ten opzichte van de behoefien. ( - ) Deze nieuwe schaarste wordt op pijnlijke wijze ervaren door steeds meer mensen. '
Uit het proefschrift van R. Huering (1974) (N.R.C.) Ook andere dan economische problemen ontstaan uit de schaarste aan behoeftenbevredigingsmiddelen ten opzichte van de behoeften. Ook op medisch gebied is er sprake van een n i e u w e s c h a a r s t e , die door steeds meer mensen op pijnlijke wijze wordt ervaten. Zoals op andere gebieden neemt ook hier de schaarste toe, hoewel misschien hier - althans op het terrein van de huisarts - s n e l l e r een oplossing (1974) MEDISCH CONTACT 29 994
te vinden is dan op economisch gebied. Wanneer Metz (1974) zegt dat het de taak van de huisarts (nieuwe stijl) is om de taal der mensen te leren verstaan en te leren spreken, dan tekent de kern van de taak van de huisarts en daarmee ook de kern van de nieuwe schaarste zich af: de huisarts kan die taak alleen vervullen als zijn aanwezigheid continu en persoonlijk is. Tot voor kort meende een deel van de Nederlandse huisartsen dat de bij hen ingeschrevenen, patiEnten of cli~nten genoemd, een absolute voorkeur vertoonden voor hulp door de eigen huisarts. Hiervoor hadden deze artsen slechts enige vage argumenten, vooral berustend o13 de drukte tijdens maandag- en vrijdagspreekuren, op de persoonlijke uitlatingen van pati~nten en
op het relatief vaak lage verrichtingscijfer van waarnemers tijdens vakanties of ziekte, vergeleken met het normale verrichtingscijfer van de huisarts zelf. Een deel van de Nederlandse huisartsen hechtte aan deze - mogelijk gratuite - beweringen weinig waarde. Hiertoe hoorden mogelijk vooral diegenen die stringente dienstregelingen gingen instellen, vooral voor de avonden en nachten. Uit de aard der zaak kon deze groep huisartsen worden aangetroffen in zogenaamde functionele groepen, zoals het door Huygen e.a. (1974) als pseudo-groepspraktijk omschreven waarnemingsverband, en zoals sommige groepspraktijken en gezondheidscentra alsook zovele andere organisatievormen die de bedoeling hebben de huisarts zoveel mogelijk te ontlasten van
avond- en/of nachtwerk, ~n trouwens ook in zogenaamde ideale groepen zoals enige gezondheidscentra die op zeer idealistische motieven werden opgericht, maar die toch ook een avonden/of nachtdienst blijken te hebben ingesteld. Werkelijke bewijzen of in elk geval uitslagen van meningspeilingen onder de cliEnten werden niet overgelegd, en zo is er - zonder inspraak van de client in de laatste jaren een scheidingslijn gekomen tussen twee soorten huisartsen: zij d i e ' s avonds e n ' s nachts overwegend w61 zelf, en zij die slechts als de dienstregeling dat g e b i e d t ' s avonds e n ' s nachts voor hun patifinten bereikbaar zijn. Zo ontstond er ook een scheiding onder de cliEnten van de Nederlandse huisartsen: er bleek een groep te zijn die met klachten, ziekten, problemen op elk moment dat dat de client nodig leek de eigen huisarts kon bereiken, in elk geval op alle werkdagen, en er ontstond een steeds groeiende groep cliEnten die merkte, al of niet door een aankondiging van de huisarts, dat acute problemen (inclusief ziekten) niet meer buiten 'kantooruren' aan de eigen huisarts konden worden voorgelegd. Zij zijn daartegen nooit massaal in opstand gekomen: zij leken deze regeling te accepteren, en men kon aannemen dat zij dachten: de huisarts is ook een mens en dus heeft hij ook een vrije avond (nacht) nodig. nodig. Toch is het niet gewaagd te veronderstellen dat het niet zo simpel ligt. De clii~nt kan best ontevreden zijn over een hem opgelegde (en soms zelfs eerlijk voorgelegde) regeling, maar waar haalt hij in deze tijd, waar iedereen 42 uur per week werkt, het recht vandaan om ertegen te protesteren? Tenslotte kan men ook niet buiten diensturen over de 'eigen' maatschappelijk werker, wijkverpleegster of andere eerstelijns helper beschikken. En: de door Durkheim beschreven - en door Cassee (1973) opnieuw gebruikte - term anomiegevoelens (gevoel van onbestemde onmacht tegen bijvoorbeeld 'de politici', 'de artsen') geven wel aanleiding tot binnenskamers gekanker maar zelden tot openlijke actie, zeker niet tegen die hardwerkende huisarts, die - nogmaals - toch ook recht heeft op een vrije avond en nacht? Of toch niet? -
Er zijn verscheidene redenen om zich af te vragen of de huisarts zich op dat recht mag en kan beroepen, onder meet een ide~le en een materiEle. Er is een grote (nieuwe) schaarste ontstaan: de schaarste aan vertrouwde personen tot wie men zich te allen tijde kan wenden met problemen. Vroeger (natuurlijk is bet gebruik van het woord 'vroeger' erg verdacht) kon een mens met een probleem uitpraten of uithuilen bij een buur, bij een vertrouwd familielid, en zelfs bij de kruidenier die met zijn boekje de trap opstommelde om de bestelling op te nemen. Wie kerks was opgevoed kon de predikant of pastoor raadplegen, hoewel daar al een grotere stap voor nodig was: naar de autoriteit van die man toe. Hetzelfde ging voor de huisarts op, maar tenslotte was hij nog gemakkelijker te bereiken, eventueel doordat het probleem somatisch werd verhuld. Later kwamen daar andere, ook bereikbare raadgevers bij, tenminste: niet vanzelf, maar er bleek behoefte aan te bestaan bij het verdwijnen van de buurvrouw die zelf geen problemen had, bij het uiteenwaaieren van de familie en bij het uitsterven van de leverancier die rustig zijn klanten affietste. Maar weldra hadden deze nieuwe raadgevers, maatschappelijk werkers en anderen, het ook erg druk en, zoals al gezegd, zij hadden een achturige werkdag. Voor de client bleef alleen de huisarts over: altijd bereikbaar (later niet meer in de weekends, maar dat was acceptabel kennelijk), voor allerlei, ook niet typisch medische problemen, al dan niet somatisch verhuld. Er was schaarste aan full-time raadgevers (of vooral: 'aanhoorder s'), maar er was er tenminste 66n per 3000 inwoners: de huisarts. Tot hij zich aan deze taak ging onttrekken, eerst hier en daar, toen algemener, eerst met schroom, toen als vanzelfsprekend: problemen wilde hij best aanhoren, maar als ze acuut werden buiten 'kantoortijd', dan niet. Met praktijken van gemiddeld 3.000 patiEnten was dat ook wel veel geEist. Maar daarmee is de 'nieuwe schaarste' volledig aan het licht getreden: buiten 'kantoortijd' is er in hele gebieden niemand meer die de client wil helpen (ik bedoel alleen nog maar: wil aanhoren, en voorzichtig begeleiden). Er is natuurlijk de dienst-doende vreemde, een meestal nauwelijks bekende huisarts uit de functionele of ideEle groep,
maar hoe moet het: hij is niet de vertrouwensfiguur, bekend met het probleem dat nu acuut werd of met de omstandigheden van de hulp zoekende client, en morgen moet het hele verhaal weer opnieuw bij de 'eigen' huisarts uit de doeken, want je kunt voor dit probleem niet bij deze waarnemer blijven. En het lijdt geen twijfel dat de meeste crisissituaties juist buiten de 'kantooruren' voorkomen en hulp nodig hebben. Zo schrijft Van Oenen (1974), dat in het Krisiscentrum W.G. 70% van de populatiestroom binnenkwam tussen 16.00 en 8.00 uur. In de Verenigde Staten opende men daarom 'eerste-hulpwinkels' voor dit soort problemen, bezet met vrijwilligers, die wel bereid waren om altijd gehoor te geven. In Nederland echter is er nog steeds de huisarts. Hij kan dit werk doen (hij zal er zeker beter voor opgeleid moeten worden, maar dat is mogelijk) en de client verwacht eigenlijk ook van hem dat hij dit werk doet. Vooral deze verwachting is belangrijk; tot voor kort kon hiervoor geen statistisch materiaal worden getoond, of zoals men zegt: deze verwachting kon niet 'hard' gemaakt worden. Sinds de publikatie van Huygen e.a. over de pseudo-groepspraktijk (1974) kan dit wel: de client geeft bij problemen (of zoals het artikel zegt: psychosociale problematiek) de voorkeur aan de eigen huisarts: niet tijdens de kantooruren, maar continu. Daarmee is aangegeven dat het ontoelaatbaar is het nadeel van de 'kantooruren' aan de client op te leggen, of zoals in een artikel over de Ommoordse artsen in dienstverband (N.R.C. 8 mei 1974) wordt gezegd: 'Een nadeel zou kunnen zijn dat de persoonlijke relatie tussen huisarts en patient vermindert, door efficiEntere afspraaksystemen, weekeinddiensten (en avond- en nachtdiensten, hoewel in het artikel niet genoemd) en vervangers. Voor niet urgente zaken kan de patient echter vrijwel altijd bij zijn eigen arts terecht. In het rapport van de G.G.G.D. wordt echter een toename van bureaucratisering niet uitgesloten'. Dit nadeel wordt door de client - zie Huygens e.a. (1974) - als ongewenst ervaren. Na het ide6le argument volgt dan tenslotte het harde argument, het materiEle. Dus nogmaals: heeft de huisarts het recht voor zich een achturige werkdag op te eisen, met 66nmaaI per x dagen een avond- en nachtdienst? De (1974) MEDISCH CONTACT 29 995
huisarts wordt gehonoreerd volgens regelingen die berusten op de voorstellen van de commissie-Van der Ven en de commissie-Donner. Bij de honorarium-vaststelling is rekening gehouden met een veelheid van disutilities, voor een groot deel berustend op juist die permanente bereikbaarheid van de eigen huisarts (die best e e n s ' s avonds naar de schouwburg mag). Het argument dat gedurende die 6ne avond-/nachtdienst per x dagen ook x keer zoveel werk wordt verricht als een huisarts zonder diensregeling verricht, gaat niet op: ten eerste wordt bij de vaststelling van het begrip 'disutility' uitgegaan van de gebondenheid op zichzelf en niet van het aantal verrichtingen, ten tweede gaan mensen veel minder naar een vreemde huisarts met hun problemen: er zijn gewoonweg minder verrichtingen (wat niet wil zeggen d a t e r minder crises zijn), en ten derde wordt er al naar gestreefd degene die dienst had de volgende ochtend vrij te geven. Er kunnen redeneringen ontstaan in de zin van: dan moet de huisarts maar kiezen tussen een volledig honorarium en 'altijd' (dat is door de week overwegend en in de weekends bij toerbeurt) bereikbaar, of een half honorarium en 'kantooruren'. Maar daar is geen sprake van. Huisarts-zijn is een 'public office' in letterlijke zin: dienstverlening aan de cliEnten. De huisarts is de enige op wie de client nog rekent en moet kunnen rekenen. O o k ' s avonds, o o k ' s nachts. Hij kan zich aan de wens van zijn cliEnten niet onttrekken, tenzij hij de hele huisartsgeneeskunde van zijn essentie wil ontdoen, en dus de continue, persoonlijke hulp aan her individu wil afschaffen. De huisarts is niet - war de vakverenigingen in hun streven naar gezondheidscentra denken - een produktie-eenheid. De huisarts levert geen medische produktie in ploegendienst: hij luistert en probeert te helpen, continu. Daarmee valt hij buiten de economische classificaties, maar mag dat nog? Mogelijk zal het antwoord van veel bestuurders zijn: nee, een z6 werkende huisarts krijgt een te hoog psychisch inkomen 1, een te grote psy-
i. Onder een hoog psychisch inkomen kan men verstaan: een gevoel van onmisbaarheid en een grote voldoening in het werk. (1974) MEDISCH CONTACT29 996
gische macht, en trouwens (door overuren) meer inkomen dan de 'kantooruren-arts'. Hij moet daarom verdwijnen, wat de client ook wil. En war erger is: t e n aantal huisartsen heeft zelf de stoot tot bet verdwijnen van deze soort huisarts gegeven. Weliswaar voelden zij zich hiertoe gedwongen door bet grote beroep dat ook in avond- en nachturen op hen werd gedaan, maar nu er geen tekort aan huisartsen meer zal zijn en het aantal ingeschrevenen per praktijk kan dalen, zal de primaire reden voor avond- en nachtdiensten verdwijnen. De vraag blijft: wie heeft het laatste woord? Toch immers degene voor wie de huisarts bestaat: de client?
Literatuur
Cassee, E. T., (1973), Naar de dokter, p. 62, Boom, Meppel. Durkheim, Emile, in: Raymond Aron (1967), Main currents in sociological thought, p. 82, Penguin, Harmondsworth. Huygen, F. J. A., e.a. (1974), Onderzoekingen rond een pseudo-groepspraktijk (V), in: Huisarts en Wetenschap, 1974, 5, p. 169-175. Metz, W. (1974), De relatie specialist-huisarts, in: Medisch Contact 1974/22, p. 709-714. Oenen, J. J. van (1974), De betekenis van het Krisiscentrum W.G. te Amsterdam, in: Geneeskundige Gids, 1974, mei, p. 61-65.
Advies Centrale Raad voor de V o l k s g e z o n d h e i d over streekcentra voor geestelijke gezondheidszorg De Centrale Raad voor de Volksgezondheid heeft een advies uitgebracht over streekcentra voor geestelijke gezondheidszorg. In dit advies onderneemt de raad een poging om de gedachte van dergelijke centra in een ruime context te plaatsen. Uitgangspunt vormde een eigen rapport van eind 1970 over de gewenste ontwikkeling van de voorzieningen voor g,g,z, in ons land, Met de oprichting van streekcentra voor geestelijke gezondheidszorg wordt beoogd deze zorg op regionale basis te integreren, een integratie die tevens als voorwaarde wordt gezien voor een ge'integreerde gezondheidszorg en een integrale welzijnszorg. Her streekcentrum zou een plaats moeten krijgen in tweede lijn, als een voorziening die zich in sterke mate richt op de bevolking van de streek, die zich te midden van de bevolking opstelt en die een knooppunt vormt voor hulpverlening, consultering en informatie. Als voorwaarden waaraan noodzakelijk zou moeten worden voldaan bij de planning van streekcentra voor geestelijke gezondheidszorg noemt de Centrale Raad:
- het (vermogen tot) aanzienlijk versterken van de motivatie om tot veranderingen te komen, zowel bij de instellingen als bij de werkers; het zo nodig inroepen van hulp van deskundigen bij dit veranderingsproces; -
- het invoeren van een managementregeling, ten dienste van een multifunctionele opzet van de dienstverlening en een gemeenschappelijke uitvoeringsregie; het aanbrengen van wijzigingen in de financiering van de g.g.z., zodat verschillende werkvormen niet langer verschillende worden gefinancierd. -
-
Medisch Contact
Officieel KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST Lomanlaan 103, Utrecht. Telefoon 030-885411 (tien lijnen). Dagelijks Bestuur - Dr. A. E. Leuftink, voorzitter, Dr. J. L. A. Boelen, ondervoorzitter, W. van Bork, Dr. J. A. Dallmeijer, Dr. H. W. A. Sanders, leden; S. van Randen (voorzitter L.H.V.), J. J. R. Buirma (voorzitter L.A.D.) en Dr. C. H. van Erk (ondervoorzitter L.S.V.). Secretariaat - J. Diepersloot, secretaris-generaal; secretarissen: Drs. P. Brandes, Mr. W. B. van der Mijn, Dr. H. Roelink, Mr. B. Schultsz; N. G. Huetink, hoofd van de administratie.
Landelijke Huisarlsen Vereniging (L.H.V.) - Drs. H. J. van Zuiden, directeur; mevr. M. J. Blok, chef de bureau. Landelijke Specialisten Vereniging (L.S.V.) - Mr. H. J. Overbeek, directeur; mej. G. A. C. Enzerink, secretaresse. Centraal college voor de erkenning en registratie van medische specialislen (C.C.) - W. J. de Jager, secretaris; mej. J. Th. M. Bruggink, secretaresse. Specialisten Registratie Commissie (S.R.C.) - Dr. L. P. H. J. de Vink, secretaris; mevr. G. G. A. Brunger, secretaresse. College voor Sociale Geneeskunde (C.S.G.) - W. J. de Jager, secretaris; mej. J. Th. M. Bruggink, secretaresse.
Bureau voor waarneming en vestiging - Van 08.00 tot 16.30 uur: mevr. M. A. Bosman-Fontijn en mej. J. A. M. de Graaf, tel. 030-885411.
Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie (S.G.R.C.) - Mr. W. G. van der Putten, secretaris; mevr. H. van der Horst-Huussen, secretaresse.
Afdeling comptabiliteit - J. A. Alst; Postgiro nummer der K.N.M.G.: 58083; AMRO-bank nummer: 45 64 48 969.
College voor Huisartsgeneeskunde (C.H.G.) - Dr. H. Roelink, secretaris; mej. L. Beljaars, secretaresse.
Ledeuregister - N. W. G. Pastoor (ook voor alle mutaties).
Huisarts Registratie Commissie (H.R.C.) - J. I. van der Leeuw, secretaris; mevr. M. M. van Hilten, secretaresse.
Bureau builenland - Mr. H. A. Veenstra, directeur; mej. M. Th. van der Meulen, secretaresse. Stichting Ondersteuningsfonds (O.F.) - H. Frese, secretaris-penningmeester, Tussenlanen 23, Bergambacht, telefoon 01825-1223; postgironummer 111950 t.n.v, de penningmeester van de Stichting Ondersteuningsfonds te Bergambacht.
Onderlinge Levensverzekering Maatschappij voor Arisen (O.L.M.A.) - Drs. S. Duursma, directeur; J. van Elzelingen Skabo-Brun, onderdirecteur, Keizersgracht 259, Amsterdam, telefoon 020-229225; mevr. E. M. Scheltema de Heere, secretaresse; stafmedewerkers: R. Th. van der Garden, Klembergerweg 9, Epse-Gorssel, telefoon 05759-1825; E. J. M. Ghering, Leyparkweg 41, Tilburg, telefoon 013-432354.
Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband (L.A.D.) - Mr. J. J. Witteveen, directeur; mevr. M. v. Brussel-Teunissen, secretaresse.
Stichting Beroepspensioenfondsen Arisen (S.B.A.) - J. M. G. Hoes, directeur; mej. Mr. H. van Boxtel, directiesecretaris; telefoon 030-887021 en 885411. (1974) MEDISCH CONTACT29 997
VAN HET CENTRAAL
COLLEGE
Opleiding allergologie Ingevolge artikel 1008, lid 4, van het huishoudelijk reglement der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst wordt hieronder gepubliceerd het besluit no 2 - 1974 van het Centraal College voor de erkenning en registratie van medische specialisten, inzake de opleidingseisen voor het specialisme allergologie. Het besluit treedt in werking op 5 augustus 1974. Voor degenen die op deze datum reeds voor het specialisme in opleiding zijn, is van toepassing artikel 4 van het besluit no 1 - 1%6, houdende algemene bepalingen, dat is gepubliceerd in Medisch Contact no 9/1%7, bladz. 199. Dit artikel luidt:
Besluit van het Centraal College No 2 - 1974 Allergologie (allergische ziekten) Het Centraal College voor de erkenning en registratie van medische specialisten in vergadering bijeen op 25 maart 1974;
gezien bet voorstel van de Nederlandse vereniging voor allergologie tot wijziging van de opleiding voor het specialisme allergologie, voorheen genoemd allergische ziekten, en tot vaststelling van de opleidingseisen; gehoord een vertegenwoordiging van bovengenoemde Vereniging; gelet op de met het bestuur van de Vereniging gevoerde correspondentie en gewisselde stukken; overwegende dat in 1957 de opleidingsduur voor het specialisme allergische ziekten is vastgesteld op vijf jaar, namelijk drie jaar opleiding in de inwendige geneeskunde, een jaar ter keuze in een opleidingsinrichting voor kindergeneeskunde alsmede opleiding in dermatologie, keel- neus- oorheelkunde, psychiatrie of eventueel medische psychologie en een jaar in een allergologische afdeling (kliniek of polikliniek), (1974) MEDISCH CONTACT 29 998
'Een besluit terzake van de eisen te stellen aan de opleiding van specialisten, met name aan de duur en eventuele programmering, is slechts verbindend voor degenen die de opleiding zijn begonnen na het tijdstip waarop het in werking treedt, tenzij zij de voorkeur geven aan de bij het desbetreffende besluit vastgestelde eisen, een en ander voor zover in bet besluit niet uitdrukkelijk anders is bepaald.' De in het besluit no 2 - 1974 genoemde besluiten no 2- 1%6 en no 2 - 1967, inzake de algemene eisen te stellen aan de opleiding (A), de opleiders (B) en de opleidingsinrichtingen (C), zijn gepubliceerd in Medisch Contact no 9/1%7, bladz. 200, respectievelijk no 33/1967, bladz. 754. Alle besluiten van het Centraal College zijn of worden opgenomen in de losbladige handleiding voor de erkenning en registratie van medische specialisten, welke tegen betaling van f 3 0 , - verkrijgbaar is bij het bureau van de Specialisten Registratie Commissie, Lomanlaan 103, Utrecht. Utrecht, 22 juli 1974.
dat in het huidige opleidingsschema de eigen identiteit van de allergologie onvoldoende tot uitdrukking komt, dat de in de laatste decennia grote vorderingen zijn gemaakt op het gebied van de allergologie, dat met een opleidingsduur van anderhaff jaar in de inwendige geneeskunde kan worden volstaan, dat een opleidingsduur van twee en een half jaar in de allergologie, gericht op een basisopleiding, de klinische allergologie en de psycho-sociale aspecten, noodzakelijk is, dat dientengevolge de totale opleidingsduur voor het specialisme allergologie vier jaar kan bedragen;
gehoord de Specialisten Registratie Commissie; in aanmerking nemende dat die leden van de Nederlandse vereniging voor allergologie die voor het specialisme allergologie in het register van erkende specialisten zijn ingeschreven, in de vergadering op 8 februari 1973 hun instemming hebben betuigd met het voorstel tot wijziging van de opleiding en tot vaststelling van de opleidingseisen; gelet op artikel 1007, lid 2, en artikel 1008 van het huishoudelijk reglement der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst; heeft besloten
De duur van de opleiding van specialisten voor het speci'alisme allergologie (aUergische ziekten) bedraagt voorlopig vier jaar onder bepaling dat de opleiding voor dit specialisme binnen de eerst komende vijf jaar opnieuw in studie zal worden genomen. Voor deze opleiding gelden de bij besluit no 2 - 1966, zoals gewijzigd bij besluit no 2 - 1967, vastgestelde algemene eisen te stellen aan de opleiding (A), de opleiders (B) en de opleidingsinrichtingen (C), in samenhang met de hieronder opgenomen bijzondere eisen. De opleiding zal geschieden met inachtneming van hetgeen in onderstaand opleidingsschema en nadere voorschriften is weergegeven. Bijzondere eisen
A.
Te stellen aan de opleiding
Aan de algemene eis van A. I wordt het volgende toegevoegd: De opleiding van vier jaar bestaat, met inachtneming van hetgeen in het opleidingsschema is bepaald uit: anderhalf jaar opleiding in de inwendige geneeskunde te volgen in een voor dat specialisme erkende opleidingsinrichting-A of -B, twee en een half jaar opleiding in de allergologie te volgen in een voor dat specialisme erkende opleidingsinrichting. Aan de algemene eisen van A. 13 wordt toegevoegd: f. er op toezien dat dc assistent-geneeskundige de zorg heeft voor het aantal pati~nten genoemd in de bijzondere eis C. 11; g. er zorg voor dragen dat de assistent-geneeskundige tijdens diens allergologische opleiding ten minste eenmaal over een wetenschappclijk onderwerp een voordracht houdt of een artikel publiceert. Ingevolge A. 22 van de algemene eisen geven zowel de opleider in de inwendige geneeskunde als die in de allergologie de noodzakelijke beoordelingen af.
ge omvang zijn d a t e r voldoende mogelijkheid bestaat tot her begeleiden van reeds ingeschreven pati~nten. d. De poliklinische patiiSnten moeten een zo breed mogelijk spectrum van allergologische aandoeningen vertonen en onder hen moeten alle leelftijdsfasen zijn vertegenwoordigd. C.
Te stellen aan de opleidingsinrichtingen
De algemene eisen van C. 1 worden vervangen door het volgende: Voor de erkenning van een inrichting als opleidingsinrichting voor het specialisme allergologie is vereist: a. dat in de inrichting werkzaam zijn specialisten die voor de specialismen heelkunde, inwendige geneeskunde, verloskunde en gynaecologie, radiodiagnostiek c.q. radiologie en pathologische anatomie in het register van erkende specialisten zijn ingeschreven; b. dat aan de inrichting verbonden moet zijn een pathologisch-anatomisch en een klinisch-chemisch laboratorium e n t e r beschikking staan een bacteriologisch-serologisch laboratorium; c. dat aan de afdeling allergologie ter beschikking moet staan een laboratorium waarin, onder leiding van een of meer academici zoals een bacterioloog, een bioloog, e e n chemicus, allergologische biologie en allergologische immunologie wordt bedreven. Ingevolge C. 2 van de algemene eisen is bovendien het volgende vereist: In de inrichting moeten werkzaam zijn specialisten die voor de specialismen bacteriologie, dermatologie, gastro-enterologie, keel-neus-oorheelkunde, kindergeneeskunde, longziekten en tuberculose, oogheelkunde, revalidatie, rheumatologie en psychiatrie c.q. zenuw- en zielsziekten in het register van erkende specialisten zijn ingeschreven. Ingevolge C. 11 van de algemene eisen is het volgende vereist: 1. De opleidingsinrichting moet voor de afdeling allergologie enkele bedden ter beschikking hebben.
B.
Te stellen aan de opleiders
lngcvolge B. 12 van de algemene eisen is het volgende vcrci~t: a. In de inrichting moet een polikliniek ter beschikking van de opleider staan. b. Het aantal nieuwingeschreven poliklinischepatiEnten moet per jaar ten minste 600 zijn. c.
De poliklinische werkzaamheden moeten van zodani-
2. Een assistent-geneeskundige moet de zorg hebben voor ten minste 200 en niet meer dan 300 nieuwingeschreven poliklinische pati~nten per jaar. 3. Behalve de erkende opleider dient ten minste 66n specialist die voor het specialisme allergologie in het register is ingeschreven in de inrichting werkzaam te zijn en bij de opleiding te zijn betrokken. Indien in de inrichting behalve de erkende opleider geen andere allergoloog werkzaam is, kan er mede worden (1974) MEDISCH CONTACT 29 999
volstaan dat een internist, longarts, kecl-neus-oorarts, dermatoloog of kinderarts met kennis van en belangstelling voor de allergologie, in de inrichting werkzaam is en bij de opleiding kan worden betrokken, zulks met toestemruing van de S.R.C., gehoord de visitatiecommissie en voor een bepaalde tijd. De bepalingen van C. 12 sub b van de algemene eisen worden als volgt aangevuld: a. De bibliotheek van de inrichting moet op ten minste vijf vaktijdschriften zijn geabonneerd en in de bibliotheek behoren hand- en studieboeken op het gebied van de allergologie aanwezig te zijn. b. Het instrumentarium en de apparatuur dienen zodanig te zijn dat een goede opleiding voor het specialisme is gewaarborgd. Een en ander ter beoordeling van de visitatiecommissie.
Arbeidsovereenkomsten en arbeidsbemiddeling Het bureau der L.A.D. adviseert met betrekking tot (concept)arbeidsovereenkomsten voor artsen (en dus ook voor medische specialisten). Het centraal bestuur raadt artsen die een dienstverband overwegen en artsen die met arbeidsrcchtelijke problemen worden geconfronteerd aan, zich in een zo vroeg mogelijk stadium tot bet bureau der L.A.D. te wenden. Het bureau der L.A.D. maakt een aanvang met arbeidsbemiddeling tussen werkgevers en (potentigle) artsen in dienstverband. Werkgevers die vacatures voor artsen in dienstverband kennen en artsen die belangstelling voor vacatures hebben, kunnen zich derhah,e met het bureau der L. A.D. in verbinding stellen. De aangeduide dienstverlening beperkt zich niet tot leden der K.N.M.G. c.q. L.A.D.
Opleidingsschema I.
De opleiding in de inwendige geneeskunde
1. In gezamenlijk overleg van de opleiderin de allergologie met de opleider in de inwendige geneeskunde wordt bepaald wanneer de assistent-geneeskundige de anderhalf jaar opleiding in de inwendige geneeskunde zal volgen. 2. Van deze anderhalf jaar zullen ten minste drie en ten hoogste zes maanden worden besteed aan her werken op een afdeling voor longziekten 6f aan een stage in een astmacentrum. II.
De opleiding in de allergologie
I. De specifieke opleiding in de allergologie duurt twee en een half jaar en moet zijn gericht op de drie aspecten van de allergologie, namelijk het laboratoriumwerk - de basisopleiding - , de behandeling van klinische en poliklinische patiiSnten - de klinische aUergologie - en de begeleiding van pati~nten - de psychosociale aspecten van de allergologie - waaronder ook te verstaan de integrale betekenis van het (chronisch) ziek zijn, zowel van volwassenen als kinderen, tegen de achtergrond van gezin, school en werksitutatie. 2. Tijdens de basisopleiding dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de allergologische biologie en de beginselen van de algemene en van de bijzondere (allergologische) immunologie. 3. De opleiding in de klinische en poliklinische allergologie moet zijn gericht op: - her verkrijgen van ervaring in de diagnostiek en de therapie van de ziektebeelden uit de allergologische praktijk en kliniek, (1974) MEDISCH CONTACT 29 I000
het verkrijgen van voldoende kennis van en orii~ntatie in de voor de allergologie van belang zijnde aspecten van de dermatologie en van de keel-neus-oorheelkunde, zulks in overleg tussen de opleider in de allergologie en een specialist in het betrokken specialisme.
4. Tijdens de specifieke opleiding in de allergologie kan een assistent-geneeskundige, in overleg met zijn opleider en onder mededeling aan de S.R.C., gedurende ten hoogste zes maanden een stage volgen ter keuze in de arbeidsdermatologie, de immunopathologie, een astmacentrum, een allergologische afdeling dermatologie of de kindergeneeskunde.
Nadere voorschriften
1. De opleider stelt in overleg met de assistent-geneeskundige bij de aanvang van de opleiding een globaal overzicht op van de wijze waarop de opleidingstijd zal worden ingedeeld. Dit overzicht en eventuele wijzigingen daarin worden ter kennis van de S.R.C. gcbracht. 2. Tijdens de opleiding in de inwendige geneeskunde zal de assistent-geneeskundige algemene klinische ervaring moeten opdoen en de meest voorkomendc ziektebeelden uit de interne geneeskunde, waaronder de longaandoeningen, moeten bestuderen. Utrecht, 27 maart 1974 Her Centraal College voor de erkenning en registratie van medische specialisten
VAN H E T H O O F D B E S T U U R
Financieel verslag over 1973 van het bestuur van Medisch Contact In de toelichting op de begroting 1974 van Medisch Contact werd de vrees uitgesproken, dat de posten 'Drukkosten' en 'Porti' in 1973 aanmerkelijk zouden worden overschreden. Deze vrees werd werkelijkheid: ondanks nauwkeurige bewaking van het aantal redactionele pagina's (1456, waarvan 388 'officieei') stegen de bedragen respectievelijk tot f 929 0 0 0 , - en f 161 0 0 0 , - , dus f 240 0 0 0 , - m66r dan begroot. Hieraan was uiteraard mede debet de stijging van de oplage tot bijna 18 500. Hiertegenover stond, dat de advertenties f l l 3 0 0 0 , meet opbrachten dan begroot, de abonnementen f 12 0 0 0 , - en de diensten redactiesecretaris aan derden f 5000,-, samen dus een m ~ r o p b r e n g s t van f 130 0 0 0 , - . Een onverwachte meevaller was, dat in 1973 de sociale lasten - o.a. door wijziging van de pensioenstructuur tijdelijk lager waren, hetgeen het nadelig saldo met f 36 0 0 0 , - verminderde. Niettegenstaande dit alles was her nadelig saldo over 1973 f 88 000,-- m66r dan begroot, hetgeen door het bestuur zeer wordt betreurd en dan ook wel de belangrijkste aanleiding was om voor 1974 over te gaan op een andere financii~le structuur. Wat de overige posten betreft, moet worden opgemerkt, dat door de administratie van de K.N.M.G. enkele verrekeningen werden aangebracht, waardoor o.a. de baten van de post 'Banden' als een negatieve post (-/-) fungeert onder de lasten. Ook werden om technische redenen uit de post 'Kosten Redactie' de reiskosten als een afzonderlijke post opgevoerd. Tenslotte bleek ook deze keer weer de post 'Diversen en Onvoorzien' onvoldoende te zijn begroot: hier werden o.m. ondergebracht de kosten, verbonden aan het afscheid van de vorige redactie-secretaris. Zoals reeds in de toelichting op de gewijzigde begroting 1974 werd vermeld, ligt het in de bedoeling de post 'Onvoorzien' in het vervolg te stellen op 5% van de omzet.
opstelling van baten en lasten, in die zin, dat bij de baten een kostendekkend, collectief abonnement van de K.N.M.G. wordt opgevoerd. Voor 1975 zou dat een bedrag zijn van f 560 0 0 0 , - , dat is f 3 5 , - per lid. Hier staat tegenover dat de overige baten terugvloeien in de kas van de Maatschappij. De bedoeling van deze opzet is te trachten een wat grotere overzichtelijkheid te verkrijgen ten aanzien van de voor de volgende jaren te verwachten kostenstijgingen, met o.a. de mogelijkheid de bijdrage per lid trendmatig aan te passen. Wat de lasten betreft, werd op de meeste uitgaven de verwachte kostenstijging toegepast. De post salarissen werd hoger gesteld, omdat naast de jaarlijkse verhogingen en de trendverhoging, ook rekening werd gehouden met de gebleken noodzaak in 1975 een extra kracht ter redactie aan te trekken. De sociale lasten stijgen navenant. Het ligt in de bedoeling aan het einde van het jaar eventueel niet opgenomen gelden, vallende onder de posten 'reservering Mufax' en 'Research' (lezersonderzoek), te reserveren voor de volgende jaren. Wat de baten betreft, valt allereerst te melden de bijdrage van de Erven Tijl B.V. ad f 348 0 0 0 , - . De post 'Bijdrage K.N.M.G. inzake toezending aan semi-artsen' ad f 12 0 0 0 , - kon worden geschrapt, omdat de toezending van M.C. aan a.s. collegae op een andere leest werd geschoeid, hetgeen geen directe kosten voor M.C. met zich zou meebrengen. De andere baten spreken voor zich zelf. Het totaal van deze baten wordt geschat op f 401 0 0 0 , - , zodat het verschil ten aanzien van de lasten f 159 0 0 0 , bedraagt. Dit betekent, met het bovendien wegvallen van bovengenoemde post van f 12 0 0 0 , - , een aanmerkelijk minder grote belasting van de begroting der K.N.M.G. dan in vorige jaren. Het bestuur van M.C. vreest evenwel, dat dit bedrag de volgende jaren wel weer zal gaan stijgen, vooral als de waardevermindering van de gulden geen gelijke tred zou houden met de te verwachten toeneming van de bijdrage van de Erven Tijl B.V.. Wellicht dat op grond van deze te verwachten ontwikkeling enige reservering zal moeten worden overwogen. Utrecht, mei 1974 G. A. C. Bosch, penningmeester Medisch Contact
Utrecht, mei 1974 G. A. C. Bosch, penningmeester Medisch Contact
MAATSCHAPPIJ-AGENDA 1974 10, 11 en 12 o k t o b e r 26 o k t o b e r -
Toeliehting op de begroting 1975 van Medisch Contact Het bestuur van Medisch Contact heeft getracht, ingevolge een desbetreffende suggestie in de Algemene Vergadering van 27 oktober 1973, te komen tot een gewijzigde
LedencongresMaatschappij, Leiden AIgemene V e r g a d e r i n g Maatschappij
2 november - N.H.G.-congres 9 november - Ledenvergadering L.S.V. 22 november - Ledenvergadering L.H.V. 23 november - Ledenvergadering L.A.D.
(1974) MEDISCH CONTACT29 1001
MEDISCH CONTACT Rekening
en
verantwoording
over
1973
en
begroting
1975
van
Medisch
Begroting 1973
Werkelijkheid 1973
Gewijzigde begroting 1974
f
f
f
LASTEN Drukkosten ............................................ Porti ...................................................... Adressering enz ....................................... Banden enz ............................................. Kosten bestuur ........................................ Kosten redactie ....................................... Reiskosten personeel .............................................. Salarissen ............................................... Sociale l a s t e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Honoraria medewerkers ............................ Gebruik lokaliteiten K.N.M.G .................... A a n s c h a f f i n g e n o n d e r h o u d i n v e n t a r i s .......... Kantoorbehoeften .................................... Reservering 'Mufax' ............................................... Research (lezersonderzoek) ..................................... Diversen ................................................ Onvoorzien ..........................................................
740.000 110.000 30.000 2.000 5.000 30.000 215.000 85.000 13.000 45.000 5.000 4.000
1.000
1.285.000
928.867,20 161.682,77 32.568,33 -/- 1.008,76 3.828,30 18.916,91 14.562,60 218.263,28 48.720,24 9.353,93 43.043,66 4.454,51 5.257,61 .................. .................. 7.534,83 .................. 1.496.045,41
Contact
........................... ........................... ........................... 3.000 5.000 36.000 ............. 208.000 83.000 20.000 40.000 5.000 4.000 4.000 20.000 1.000 23.000 452.000
Saldo ten gunste van de K.N.M.G ................................................................................................
Begroting 1975
f
3.000 6.000 22.000 18.000 280.000 98.000 20.000 48.000 6.000 6.000 4.000 20.000 1.000 28.000 560.000 401.000 961.000
BATEN Advertenties ........................................... Collectief abonnement K.N.M.G. (16.000 x je 35) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Betaalde abonnementen ............................ B a n d e n , losse n u m m e r s e n z . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Diensten redactie aan derden ...................... Bijdrage K.N.M.G. toezending aan semi-artsen ............................................. B i j d r a g e E r v e n Tijl B V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onvoorzien ............................................
905.000
............................................ 27.000 35.238,89 3.000 227,76 8.000 13.069,99 12.000 12.000,................................ ................................
S a l d o t e n laste v a n d e K . N . M . G . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Wij h e b b e n d e j a a r r e k e n i n g 1973 v a n M e d i s c h C o n t a c t g e c o n t r o l e e r d . O p g r o n d v a n dit o n d e r z o e k zijn wij v a n oordeel, dat deze jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van M e d i s c h C o n t a c t o p 31 d e c e m b e r 1973 e n v a n h e t r e s u l t a a t o v e r 1973. (1974) MEDISCH CONTACT 29 1002
1.017.879,18
35.000 2.000 ............
560.000 40.000 3.000 10.000
12.000 122.000 p.m.
........... 348.000 p.m. 961.000
955.000
1.078.415,82
171.000
330.000
417.629,59
281.000
1.285.000
1.496.045,41
452.000
A m s t e r d a m , 29 m a a r t 1974 Nederlandse Accountants Maatschap w.g.P.P.M, van der Ree
ONDERSTEUNINGSFONDS Balans per 31 d e c e m b e r 1973 van de Stichling Ondersteuningsfonds v o o r behoeftige geneeskundigen, en voor behoefllge w e d u w e n en w e z e n van geneeskundigen ACTIVA
Beleggingen: inschrijving 3% Grootboek ........................................... effecten ....................................................................
31 - 12-'73
31 - 12-'72
f
f
f
f
22.773 307.290
330.063
26.466 480.819
507.285
89.098
31.816 15.655 --i-~61.073 8.600
Vorderingen: te v o r d e r e n b i j d r a g e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . te v o r d e r e n overige p o s t e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . K o n . N e d . Mij. tot b e v o r d e r i n g d e r G e n e e s k u n s t ............... l e n i n g e n u/g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
33.038 16.481 20.979 18.600
--5.002
Liquide middelen: postgiro .................................................................... Nederlandsche Middenstandsbank N.V ........................... R.P.S. rentespaarrekening ............................................
38.674 11.027
14.789 810 49.701
15.599
468.862
517.882
PASSIVA
Vermogen: kapitaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . saldo vorige b o e k j a r e n e n 1973 (1972) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Schulden: te b e t a l e n u i t k e r i n g e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . te b e t a l e n k o s t e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
458.049 4.818
462.867
500.631 12.194
512.825
2.547 3.448
5.995
3.062 1.995
5.057
468.862
517.882
(1974) MEDISCH CONTACT 29 1003
Staat van baten en lasten o v e r het jaar 1973 van de Sfichfing Onderstennlngsfonds v o o r behoeffige geneeskundigen en v o o r behoeftige w e d u w e n en w e z e n van geneeskundigen
LASTEN
u~tkeringen ................................................................ reis- en verblijfkosten, administratiekosten, accountant ...... intrest rekening-courant K.N.M.G .................................
begroot (aanvankelijk)
begroot (herleid)
werkelijk '73
werkelijk '72
f
f
f
f
595.000 5.000
615.000 5.000
641.727 8.611
521.298 5.253 3.094
600.000
620.000
650.338
529.645
577.000 3.000 20.000
596.000 4.000 20.000
609.421 5.574 27.967 7.376
554.827 3.019 30.702 +58.903
600.000
620.000
650.338
529.645
BATEN
bijdragen .................................................................. vrijwillige bijdragen .................................................... intrest beleggingen en bank ........................................... nadelig saldo (I 972 voordelig saldo) .................................
Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting op 31 december 1973 en van het resultaat over 1973.
A m s t e r d a m , 29 april 1974 Nederlandse A c c o u n t a n t s M a a t s c h a p w . g . P . P . M , van der Ree
Toelichting bij de balans en bij de staat van baten en iasten o v e r 1973 van de Sfichting Onderstenningsfonds v o o r behoeftige geneeskundigen en voor behoeffige w e d u w e n en w e z e n van g e n e e s k u n d i g e n
De staat van baten en lasten over 1973 geeft een nadelig saldo aan van f 7.376,--, te vergelijken met een begroot saldo van f nihil over 1973 en met een voordelig saldo van f 58.903,-- over 1972. De opbrengst der bijdragen overtrof de raining met f 13.421,--. Aan interest werd f 7.967,-- meer ontvangen dan begroot. Aan uitkeringen werd f 26.727,-- meer uitgegeven dan was begroot. De gemiddelde uitkering bedroeg f 5.260,-- (in 1972: f 4.282,--). Als uitkeringsnormen golden de in de tabel aangegeven bedragen. Bovendien werd aan bijna alle ondersteunden een kerstgave van f 300,-- betaald; aan hen die een (1974) MEDISCH CONTACT 29 1004
Uitkeringsnormen 1973 f alleenstaande ............................
echtpaar ................................... kind ........................................
11.250,-16.875,-3.150,--
1972 f 10.125,-14.700,-2.700,--
zogenaamd zakgeld ontvangen werd bovendien een zomeruitkering van f 200,-- voor alleenstaanden en f 300,-voor echtparen verstrekt.
BALANS
Acfiva Insch~jving39bgrootboek
f
boekwaarde31december1972 ......................... nadetigkoersverschilultimo1973 ......................
f 26.466,-3.693,--
Passiva
f
Kapitaal
saldo 31 december 1972 ................................... bij: voordelig verschil te vorderen bijdragen t/m 1972 .........................................
22.773,--
Effecten boekwaarde 31 december 1972 ......................... bij: uit agio-uitkering verkregen aandelen .................... 955,-aankoop aandelen ...................... 1.689,--
480.819,--
2.644,--
af: uitgelote en verkochte obligaties ...................
483.463,-136.310,--
nadelig koersverschil ultimo 1973 ......................
347.153,-39.863,--
boekwaarde 31 december 1973 .........................
307.290,--
Tevorderen bijdragen bijdragent/m1972 ......................................... bijdragen 1973 ..............................................
3.401,-29.637,-33.038,--
Te vorderen overige posten interest 3% grootboekinschrijving ..................... interest obligaties .......................................... terug te vorderen dividendbelasting ................... firma J. Stroeve Bz ........................................ vergoeding kosten bureauwerk K. N. M.G . . . . . . . . . . .
f 500.631, - 974,-501.605,--
af: nadelig koersverschil grootboekinschrijving ................. nadelig koersverschil effecten .......
3.693 , - 39.863,--
43.556,--
saldoper 31 december 1973 ..............................
458.049,--
Saldo vorige boekjaren en 1973 saldo per 31 december 1972 .............................. nadelig saldo 1973 ..........................................
12.194,-7.376,--
saldo per 31 december 1973 ..............................
4.818,--
Te betalen uitkeringen .....................................
2.547,--
Te betalen kosten reis- en verblijfkosten .................................... accountantskosten 1973 (geschat) .....................
616,-7.608,-1.258,-390,-6.609,--
948,-2.500,-3.448,--
16.481 , - -
Leningen u/g saldo 31 december ! 972 ................................... verstrekt in 1973 ............................................
8.600,-10.000,-18.600,--
Begroting 1975 van de Slichting Ondersleuningsfonds voor behoeftige geneeskundigen en voor behoeffige weduwen en wezen van geneeskundigen BATEN Bijdragen ......................................... Vrijwillige b i j d r a g e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Interest ............................................
f 769.000,-5.000,-18.000,--
LASTEN
f
Uitkeringen ...................................... Kosten ............................................ V o o r d e l i g saldo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
750.000,-12.000,-30.000,--
792.000,--
792.000,--
I n g e v o l g e advies van d e h e e r B r a n d e s w o r d t v o o r g e s t e l d , de uitkeringen m e t 16,5% te v e r h o g e n . Dit b r e n g t d e n o r m v o o r e e n a l l e e n s t a a n d e op .f 14.415,--, v o o r e e n e c h t p a a r
o p f 2 1 . 6 3 0 , - - , v o o r e e n kind o p f 4 . 0 3 5 , - - . De raming d e r k o s t e n kon, g e z i e n d e ervaring, iets lager w o r d e n gesteld. D e m a x i m a l e bijdrage die van de l e d e n d i e n t te w o r d e n g e v r a a g d ten e i n d e e e n o p b r e n g s t van f 7 6 9 . 0 0 0 , - - te v e r z e k e r e n dient te w o r d e n g e s t e l d op f 8 6 , - - ( i n 1974 w a s dit f 7 4 , - - ) .
Toelichting op de b e g r o f i n g
(1974) MEDISCH CONTACT 29 1005
MAATSCHAPPIJ
GENEESKUNST
Balans per 31 december 1973 der Koninldijke Nederlandscbe Maatschappij lot bevordering der Geneesktms!
31-12-'73
31-12-'72
f
ACTIVA
Onroerend goed G e b o u w Utrecht ................................................................ G e b o u w e n Amsterdam .......................................................
5.155.731
5.269.441 219.520
5.488.961
2
35.771 1
35.772
298.590
392.725 2.339
395.064
5.155.731
Roerend goed Inventaris gebouw Utrecht .................................................... Bibliolheek ........................................................................
1 1
Belegglngen Effecten .......................................................................... 43/4% hypothecaire lening ....................................................
298.590
Vorderlngen Te vorderen conlyibuties ..................................................... K o o p s o m gebouwen Amsterdam ........................................... Te vorderen en vooruilbelaalde p o s | e n ............. : .....................
144.477
153.568 1.074.230 198.303
1.426.101
265.145
409.622
Overige acflva Geldmiddelen
...................................................................
P~S~A
25.741
33.888
6.906.165
6.363.307
31-12-'73
31-12-'72
f
f
Eigen vermogen: Kapitaal Voordr
.......................................................................... saldo, resp. nadelig saldo .......................................
541.439 i16.263
Spaaffonds ...................................................................... Fonds gedenkboek ............................................................. F o n d s nieuwe camlogus ...................................................... Fonds W.M.A.-congres 1972 in Nederland ..............................
57.586 26.995 32.628
657.702
-/- 229.592 4- 117.113
-/- 346.705
117.209
57.586 26.995 27.628 60.000
172.209
2.626.000
1.239.500 1.500.000
2.739.500
3.505.254
361.476 1.972.028 -/- 163.132 853.424 774.507
3.798.303
Fondsen:
Schulden op lange lermijn: 6% obligalielening .............................................................. 67/8% hypolhecaire lening ....................................................
1.126.000 1.500.000
Schulden op korle m'mijn: Stichting Pensioenfonds K . N . M . G . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6% lenin8 S6chting Pensioenfonds K . N . M . G . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rekening-courantsaldi maatschappelijke verenigingen e.d . . . . . . . . . . Te betalen en gereserveerde posten ........................................ Bankschuld ......................................................................
293.024 1.972.028 166.010 1.003.474 70.718
6.906.165
(1974) MED1SCH CONTACT 29 1006
6.363.307
Toelichting op de balans per 31 december 1973 van de Koninkli]ke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
ACTIVA
Gebouw Utrecht B o e k w a a r d e p e r 1 januari 1973 ............... f 5.269.441 Afschrijving1973 2%van.f 5.685.500 ..... .f 113.710 Boekwaarde per 31 december 1973 .......... f 5.155.731 Her gebouw is verzekerd voor f 8.806.000.
Gebouwen Amsterdam Op 28 december "1973 zijn de panden Keizersgracht 325, 327 en 331 verkocht voor f 1.100.000. De boekwaarde bedroeg op dat moment f 210.770. N a aftrek der kosten bedroeg de nettowinst f 872.990. Dit bedrag werd begin 1974 met jr 600.000 belegd in 91[2% obligaties en met .f 200.000 in aandelen Robeco.
Inventaris gebouw Utrecht: Boekwaarde per I januari 1973 ................... f 35.771 Afschrijving 1973 .................................... f 35.770 Boekwaarde per31 december 1973 .............. f 1
De specificatie van her effectenbezit luidt als volgt: koers Aandelen beleggingsmaatschappijen: 1.145/50 Robeco 550/50 Rolinco
Te vorderen contributies. Contributies oudere jaren f 14.235. Contributie 1973 f 139.333 of wel + 4.85% van de totale contributie 1973.
Koopsom gebouwen Amsterdam f 1.074.230. Dit bedrag werd op 3 januari 1974 per bank ontvangen.
Te vorderen en vooruitbetaalde posten f 198.303. De belangrijkste poslen zijn: Ned. Ver. v. Heelkunde ............................... Leningen u/g ............................................. InitiSle kosten computerverwerking ............... Voorraden kantine .....................................
De boekwaarde bleef ongewijzigd.
Kapitaal f 657. 702
verkocht: f 102.500 obligaties, opbrengst ..................... f 78.069 f 12.810 aandelen opbrengst ..................... f 121.458 f 199.527 f 191.203 uit agio-uitkering werd verkregen nominaal f 1.400aandelen ....................................... f 6.944 gekocht: nominaal f 27.500 aandelen ............. f 90.367 f 288.514 gerealiseerde koerswinst op verkoop Unitas aandelen ......................... f 24.529 gerealiseerde koerswinst op verkochte obligaties ................................. f 1.224 f 25.753 niet gerealiseerd koersverlies op Rolinco aandelen ...................... f 15.677 saldo koerswinst (ten gunste van her kapitaal gebracht) ...................................... f 10.076 Balans ultimo 1973 ..................................... f 298.590 Op de balans zijn de aandelen gewaardeerd tegen verkrijgingswaarde of lagere beurswaarde. De stukken zijn in depot gegeven bij de Nederlandsche Bank N.V.
f 200,50 f 57.250 f 223.900 f 135,80 f 27.500 f 74.690
De beurswaarde van de aandelen bedraagt eind 1973 f 304.263.
PASSIVA
De mutaties waren: boekwaarde per 31 december 1972 ................. f 392.725 Uiflotingen: nominaal f 2.000,-- opbrengst ..... f 1.995 f 390.730
boekwaarde
f 298.590
Bibliotheek
Effecten f 298.590
nominale waarde
f f f f
55.952 12.901 60.000 25.400
Het verloop van deze rekening luidt als volgt: _ _ f saldo per 31 december 1972 ...................... - [ - 346.705 Bij: 9 winst ingekochte eigen obligaties 2.620 9 koerswinst effecten ................ 10.076 9 verhoging contributie 1969 t/m 1972 ......................... 2.458 9 winst verkoop gebouwen Amsterdam ........................... 872.990 888.144 541.439 Voordelig saldo 1973 .................. 116.263 Kapitaal per 31 december 1973 ...... 657.702
Spaar[onds f 5Z586 Voorgesteld wordt om dit fonds toe te voegen aan het kapitaal, daar de kosten van niet-gedekte pensioenuitkeringen ondergebracht zijn bij de post kosten pensioenvoorzieningen.
Fonds gedenkboek 1974 f 26.995. Geen wijziging ondergaan.
Fonds nieuwe catalogus f 32.628. Toegevoegd ten laste van de staat van baten en lasten
f 5.0oo.
Fonds W.M.A.-congres 1972 in Nederland. In 1973 heeft de afrekening plaatsgevonden. De nagekomen kosten groot f 961,-- zijn in 1973 op de staat van baten en lasten verantwoord. (1974) MEDISCH CONTACT 29 1007
Schulden op lange termi]n. 6% Obligatie-lening f 1.126.000 .................... Per 31 d e c e m b e r 1972 stond uit ..................... In de loop van 1973 w e r d e n ingekocht: 9 15 stukken v a n f 1.000 15.000 9 20 stukken van f 500 10.000 De tweede uitloting bedroeg nominaal 90.000 af: uitloting ingekochte obligaties 1.500
88.500
Stand per 31 d e c e m b e r 1973
6 7/8~ Hypothecaire leningf 1.500.000.
f
De eerste aflossing zal op 1 juni 1975 plaatsvinden en wel met f 60.000.
1.239.500
Schulden op korte termijn. Te belalen en g e r e s e r v e e r d e posten, onder meer: R e s e r v e r i n g uitkeringen k.Fl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f 52.567 Bijdrage a p o t h e e k c o m m i s s i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f 95.116 Contributie afdelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f 72.093 Premie A . O . W . / A . W . W . en L o o n b e l a s t i n g ..... f 88.920 Exploitatie g e b o u w U t r e c h t ......................... f 94.535 Sociale L a s t e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . y 152.336 Secretariaat en bureau kosten ...................... ~f 61.271 Specialisten Registratie Cie. etc . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ~f 73.791 Juridische bij stand dislrictsraden .................. f 37.269 R e n t e obligatie-lening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . y 58.664 A c c o u n t a n t s k o s t e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . y 52.616
113.500
1.126.000
Van de uitgelote obligaties is ultimo 1973 f 12.000 nog le belalen. Dit bedrag is o p g e n o m e n o n d e r 'te betalen en g e r e s e r v e e r d e p o s t e n ' als te belalen uitgelote obligaties. V o o r de f 25.000 ingekochte obligaties is f 22.380 betaald; de winst hierop ad f 2.620 is aan het kapitaal toegevoegd. De v e r v a l d a g van de c o u p o n s is 1 mei.
april 1974 J. Diepersloot, arts, secretaris-generaal.
Slaat van Balen en Lasten over he! jam- 1973 en be~'oling voor be! jam- 1975 van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij lot bevordering der Geneesktmst
Omschrijving Balen
I a. b.
Resultatenrekening 1972
Resultatenrekening 1973
f
f
Begroting 1973
Begroling 1974
Begroling 1975
f
f
f
2.881.063
3.000.000
3.300.000
3.500.000
231.892
P.M. P.M. P.M. 150.000 (Saido)
200.000 (Saldo)
50.000 50.000 30.000 200.000 (Saldo
3.112.955
3.150.000
3.540.000
3.830.000
f
Contributies Only. contributies .................................... Nogteontv. contribulies ...........................
2.453.463 127.615
2.741.730 139.333
II Opbrengst Beleggingen a. Met vaste rente baten ...... i ......................... 3.972 b. Met wisselende rentebaten ......................... 19.711 c. Bankrente . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . /- 8.138 d. Uit onroerend goed .................................. 179.091 Nadelig Saldo ...............................................
1.832
18.051
-/- 13.753 225.762
117.113 2.892.827
40.000
Laslen
I
Vergaderingen
1. Algemene Vergaderingen .......................... 2. Ledencongres ......................................... 3. Alg. Verg. World Med. Ass ........................ 3. Res. W.M.A. 1972inNed .......................... 4. Verg. v.h. Com. Perm. e.a. contacten in E.E.G.-verband ..................................... 5. Contributie Com. Perm ............................ (1974) MEDISCH CONTACT 29 1008
17.381 9.035 4.565 15.000
8.862 11.624 8.664 961
10.000 9.000 5.00O
10.000 25.000 5.00O
10.000 15.000 8.00O
33.025
39.118 8.000
35.000
35.000
59.000
75.000
32.000 8.000 73.000
79.006"
77.229
Omschrijving
Resultatenrekening 1972
II H o o f d b e s t u u r 1. 2,
O n k o s t e n v e r g o e d i n g e n ...................... Overige k o s t e n .................................
33.780 26.866
Resdta~nrekening
1973
Begroting 1973
Begroting 1974
f
f
f
f
81.262 20.138
60.000 40.000
60,000 40.000
80.000 30.000
100.000
100.000
110.000
861.760 96.269 148.764
850.000 100,000 300.000
1.100,000 170,000 230,000
1.250,000 180.000 225.000
48.918 32.237 20.991 48.651 56.436 33.902 63.820 53.633
45.000 25.000 20.000 50.000 50.000 30.000 25.000
60,000 35,000 35,000 20,000 65,000 30.000 -30.000
60.000 35.000 35.000 25.000 80.000 30.000 80.000 60.000
1.495.000
1.775.000
2.060.000
330.000
400,000
159.000
330.000
400,000
159.000
4.000 14,000 14.000
4.000 20.000 18.000
4,000 30,000 30,000
57.398
32.000
42.000
64,000
f
f
f
f
260.000
5.000 --
225.500 80.0O0 22.500 20,000 5.00O 47.000
250.000 85.0OO 25.000 22.500 1.000 50.000
300.000
400.000
433.500
34.000 6.000 20.000
34.000 6.000 p.m.
34.000 6.000 p,m.
60.000
40.000
40.000
35.000 65.000
35,000 90.000
45.000 105.000
100.000
125.000
150.000
5.000 5.000 5.000
10.000 5.000 --
10.000 5.000 --
15.000
15.000
15.000
I01.400
60,646
Begroting 1975
III Secretariaat en B u r e a u 1. 2a. 2b. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Salarissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sociale voorzieningen ........................ K o s t e n pensioenvoorzieningen ............ Bijdrage Spaarfonds .......................... R e i s - e n verblijfkosten ....................... K a n t o o r b e h o e f l e n ............................ G e w o n e d r u k w e r k e n en doc . . . . . . . . . . . . . . . . A a n s c h a f f i n g e n onderh, inv . . . . . . . . . . . . . . . . Porfi, telefoon en telegraaf Notuleringsk. H . B . - e n D.B.-verg . . . . . . . . Afd. builenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Diversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
830.403 102.549 225.751 30.000 51.297 32.058 37.839 48.540 59.439 20.327 61.089
--
1.465.381
1.499.292 IV O r g a n e n m e t eigen b e s t u u r 1.
M e d i s c h Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
329.935
417.630 417.630
V Adviseurs 1. 2. 3.
R e c h t s k u n d i g e adviseurs .................... A c c o u n t a n t - en belastingadv . . . . . . . . . . . . . . . Journalistieke-adv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12.490 28.660 17.754
2.508 33.064 21.826
58.904
VI E r k e n n i n g en registratie van m e d i s c h e specialisten en huisarlsen en sociaal geneeskundigen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
SpecialistenRegistralie Cie . . . . . . . . . . . . . . . . Cenlraal College . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Soc. Geneesk. Reg. Cie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . College Soc. G e n e e s k . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . C o m m i s s i e v a n Beroep ...................... E r k e n n i n g e n regislratie huisartsen ........
f
247.507
33.618 5OO
f
170.758 69.976 23.039 17.041
35.000
15.207 296.021
281.625 VII C o m m i s s i e s 1. 2. 3.
D i v e r s e c o m m i s s i e s .......................... Kadercursus .................................... Interuniv. Insfituut ...........................
27.964 1.218 75
26.047 5.874
29.257
31.921
VIII R e c h t s p r a a k 1. 2.
R a a d v a n Beroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jut. bijstand districtsraden
30.833 87.101
45.459 85.658
117.934
131.117
IX Bibliotheek 1. 2. 3.
A a n k o o p b o e k w e r k e n etc . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoudbanden ........................... R e s e r v e voor nieuwe catalogus ............
8.147
8.407 5.000 21.554
7.653 92 5,000 12.745
(1974) MEDISCH CONTACT 29 1009
Omschrijving
Resultatenrekening 1972
Resultatenrekening 1973
f"
f
X Overige uitgaven 1. Bijdrage aan verenigingen ................... 34.164 23.533 2. Vertegenw. enrepresentatie ................ 20.877 15.691 3. Huur kantoorruimten ........................ 134.650 134.650 4. Huishoudelijke dienst ........................ 129.574 143.127 5. Bijzondere drukwerken ..................... 12.449 4.528 6. VerzendingM.C. aan semi-artsen ......... 12.000 12.000 7. Uitgaven voorbijz, noden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8. Uitgaven voor bijz. doeleinden ............ 36.654 41.989 9. Uitkeringen aan oorlogsslachtoff.......... 92.164 97.143 10. Fonds Gedenkboek 1974 ..................... 4.000 -11. Onvoorziene uitgaven ......... L............. -/- 61.858 -/- 66.811 Voordelig saldo
Begroting 1973
Begroling 1974
Begrofing 1975
f
f
f
35.000 20.000 150.000 140.000 20.000 12.000 10.000 45.000 90.000 -137.000
35.000 20.000 150.000 140.000 20.000 12.000 10.000 45.000 90.000 4.000 42.000
30.000 20.000 150.000 150.000 20.000 10.000 45.000 100.000 -200.500
f
414.674
405.850 116.263
659.000
568.000
725.500
2.892.827
3. ! 12.955
3.150.000
3.540.000
3.830.000
Wij hebben de jaarrekening 1973 van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst gecontroleerd. Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel, dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samensteUing van her vermogen van de Maatschappij op 31 december 1973 en van bet resultaat over 1973. Amsterdam, 29 maart 1974 Nederlandse Accountants Maatschap w . g . P . P . M , van der Ree
Toelichting bij de Staat van Baten en Lasten voor het jaar 1973 en de begroting voor het jaar 1975 van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
Dit is een toename van 4.949~ t.o.v. 1974. De opbrengst van de contributie kan bij een vaststelling op f 3 4 0 , - per lid worden geschat op f 3.500.000. II Opbrengst beleggingen.
Bijgaand a'eft U de bijgewerkte tabel met gegevens aan die het mogelijk maken de inkomsten en uitgaven der Maatschappij van de laatste jaren te vergelijken. Vergelijkt men de totale uitgaven van de Maatschappij van 1972 en 1973 (zie bijgaande staat), dan ziet men dat deze totalen in 1972 f 2.892.827 en in 1973 f 2.996.692 bedroegen. Slechts een stijging van 3,6% ten opzichte van 1972. Een niet ongunstig beeld. H e t jaar 1973 begon met een ledental van 14.950; dit bedroeg per 31 december 1973 15.343 (accountantsrapport 15.427); een stijging dus met 393 leden (477). De tellingslijst van bet computercenlrum bleek niet helemaal juist te zijn, zodat hier een correctie moest worden toegepast. De contribufie bedroeg in 1973 f 2 8 8 , - . De gemiddelde p el lid betaalde contributie steeg van f 173,in 1972 tot rond f 188, - in 1973; een stijging van 8,7%. Het eindresultaat van de Staal van Baten en Lasten geefl een voordelig saldo aan van f 116.263.
a. b. c. d.
met vaste rente baten .............................. m e t w i s s e l e n d e r e n t e b a t e n ....................... bankrente ...................................... - / uit onroerend goed .................................
f 1.832 f 18.051 f 13.753 f 225.762
a. De opbrengst voor het jaar 1973 bedraagt f 1.832,-. In de begroting voor 1973 was deze post P.M. opgenomen in verband met het feit dat de obligatieportefeuille zou worden omgezet in aandelen Rolinco. a t/m c. Het resultaat is positief geweest nl. f 6.130,doch wel minder dan in 1972, wegens de geweldige stijging van de debetrente in 1973. d. Over 1973 was her resultaat f 225.762; voor 1975 te stellen, ondanks verkoop van de panden te Amsterdam, op f 200.000 wegens vermindering van de financieringskosten en hogere opbrengst huur. Gelet op de voorgestelde begrotingscijfers wordt het totaal der baten op f 3.830.000 geraamd.
Baten
I
Contributie.
De maximale contributie voor 1973 bedroeg f 2 8 8 , terwijl deze voor 1974 werd verhoogd lot f 3 2 4 , - . Gezien het voordelig resultaat over 1973 en in aanmerking nemend de le verwachten trendmatige stijging der uitgaven, wordt voorgesteld de basis contribufie voor 1975 slechts tot f 3 4 0 , - per lid te doen oplrekken. (1974) MEDISCH CONTACT 29 1010
Lasten
I
Vergaderingen.
De begroting 1973 is overschreden en wel op de punten 2, 3, 4 en 5; de begroting 1975 derhalve te verhogen tot respectievelijk f 15.000, f 8.000, f 32.000 en f 8.000. De specificatie van de onder punt 4 en 5 genoemde kostensoorten luidt:
Contributie 1973 ......................................... Reisbureau Wagon Lits Cook ......................... Vergaderruimten en hotelkosten ..................... Declaraties Mr. Veenstra en andere ver tegenwoordigers ........................ Diversen ...................................................
f 8.000 f 10.068 f 7.248 f 18.314 f 3.488
VI Erkenning en Registratie van Medische Specialisten, Huisartsen en Sociaal Geneeskundigen. Geen opmerkingen. VII Commissies.
II Hoofdbestuur. De begroting is enigszins overschreden. Voor 1975 te verhogen tot f 110.000. III Secretariaat en bureau. 1. Salarissen licht overschreden. Op grond van de huidige bezetting voor 1975 op f 1.250.000 geraamd. 2. Sociale voorzieningen: geen opmerkingen. 3. Kosten pensioenverbetering. In he! resultaat is rekening gehouden met een pensioenpremie van 26%. Van het P.G.G.M. mochten wij nog geen afrekening ontvangen, zodat een definitieve opstelling over 1973 nog niet kon plaats vinden. Voor 1975 te begroten op f 225.000. 4. Reis- en verblijfkosten. Begroting licht overschreden. De begrotingspost 1975 is gelijk aan 1974 nl. 60.000. 5.Kantoorbehoeften. Geen opmerkingen. Begroting handhaven op f 35.000. 6.Gewone drukwerken en documentatie. Geen opmerkingen. Begroting handhaven op f 35.000. 7. Aanschaffing en onderhoud inventaris. In deze post is begrepen de 20% afschrijvingen op aankopen 1969 ad f 178.928. Dit is de laatste keer geweest, zodat de begroting voor 1974 al kon worden teruggebracht tot f 20.000. Voor 1975 dient deze post tot f 25.000 te worden verhoogd wegens prijsstijging van de onderhoudsabonnementen. 8.Porti, telefoon en telegraaf. Wegens de sterke tariefverhogingen wederom te verhogen en wel tot f 80.000. 9.Notuleringskoslen. Geen opmerkingen. Begroting handhaven op f 30.000. 10.Afdeling Buitenland. Dil is een nieuwe uitgavenpost welke in de loop van 1973 is ontstaan. Voor 1975 te begroten op f 80.000. 11.Diversen. Deze post omval o.m. de navolgende uitgaven: Uitkering bij jubilea Personeelsdag Hulpkrachten Computerkosten Personeeis- advertentiekosten Aansprakelijkheidsverzekering Voor 1975 te begroten op f 60.000.
Adviseur (journalistiek). Ook deze post wegens uitbreiding der aktiviteiten te verhogen tot f 30.000.
f
2.870
f
1.365
f f
6.050 2.270
f 2.640 .r 29.000
Geen opmerkingen. Begroting handhaven op f 40.000. VIII Rechtspraak. Ook hier wegens uitbreiding der werkzaamheden een verhoging toe te passen en wel lot f 150.000. IX Bibliotheek. Geen opmerkingen. Begroling handhaven op f 15.000.
X Overige Uitgaven. 1.Bijdrage aan verenigingen te verlagen tot f 30.000 wegens opheffing F.O.I.B. 2. Vertegenwoordiging en representatie. Geen opmerkingen. Begroting handhaven op f 20.000. 3. en 4. Huur kantoorruimten en kosten huishoudelijke dienst. De post voor huishoudelijke dienst optrekken tot f 150.000. Post huur handhaven op f 150.000. 5. Bijzondere drukwerken. Geen opmerkingen. Begroring handhaven op f 20.000. 6.Verzending M.C. aan semi-artsen. Deze post is voor 1975 niet meer begroot, omdat de toezending aan semi-artsen via de exploitatie van M.C. wordt gefinancierd. 7. Uitgaven voor bijzondere noden. Geen opmerkingen. Begroting handhaven op f 10.000. 8. Uitgaven voor bijzondere doeleinden. Begroting ongewijzigd op f 45.000. 9. Uitkeringen aan Oorlogsslachtoffers. Door slijging der normen de begroting te stellen op f 100.000. 10.Onvoorziene uitgaven, neg. f 66.811. Specificatie f kosten aktie 'Zwaar wegend a d v i e s ' . ............... 3.914 diversen ................................................... 2.666 6.580 Initi~le kosten computer: terugbetaling aandeel Stichting Ondersteuningsfonds afschrijving 1973, 6.609 20% van f 100.000 doorberekend aandeel L.H.V., 20.000 L.S.V. en L.A.D. ieder voor 1/3 deel -[- 100.000 -/- 73.391
-/- 66.811
IV Organen met eigen bestuur.
Medisch Contact. Men zie he/ verslag van Medisch Contact. Voor 1975 begroot op f 159.000. V Adviseurs. Rechtskundige adviseurs. Geen opmerkingen. Accountant en belastingadviseurs wegens de omvang der werkzaamheden der laalsle jaren te verhogen lot f 30.000.
Voor 1975 de begroting te stellen op f 200.500. Utrecht, april 1974, J. Diepersloot, arts, secretaris-generaal. (1974) MEDISCH CONTACT 29 1011
Bijgewerkle slaal Contributiegrondslagen Aantal
]aar
1955 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1971" 1972 1973 1974
leden
Gemiddeld
eind van her iaar
ontvangen
contdbut~ MaatschappO
8759 10969 11122 11436 11666 11918 12372 12682 13049 13388 13752 14158 14514
46,46 49,50 56,-61,20 65,20 75,31 93,69 99,02 118,99 121,80 123,56 127,22 137,99
14950 15343
173,-188,--
Oorlogsslachtoffers fonds
Maatschap-
pij
44, m 40,-44,-46,--
Overschot (4-)
o/ tekort (-)
60,-70,-70,-70,--
18,--
72,--
18,-18,m 14,-14,-12,-12,--
62,--
4,--
14,-16,-20,m 50,-56,-62,-74,--
8,~ 8,-8,--
74,-80,-200,-256 , - 288,-324,--
fonds
4,-4,-4,-4,-4,-4,-4,-4,-4~I
10,--
46,-50,-60,--
Ondersteunings-
I
66,-64,-64,-66,-76,-72,-82,-82,-88,--
90,--
250,-312,-350,-398,--
Tota/e uitgacen Maatschappii
7~otaal
414.553,-606.458,-597,098,-681.993,-765.415,-836.394,-1.010.000,-985.588,-1.185.373 , - 1.404.819,-1.849.054,-4.068.493,--
+ 8.644, 7.872,-+ 47.398,-+ 34.637,-+ 22.793, + 111.864, + 199.377,-+ 331.832,-+ 445.965,-+ 303.565,-+ 38.229,--2.036.030,--
2.867.990,-2.892.827,-2.996.692,--
+
729.085,-117.113,-116.263,--
* M.i.v. 1-1-1971 is de nieuwe conlribulieregeling van krachl geworden, waarbij nie! meer wordt uitgegaan van een grondslag, maar van een normale contributie waarop een reductie mogelijk is.
INHOUD-OFFICIEEL Nr. 31 - - 2 augustus 1974
VAN HET CENTRAAL BESTUUR L.H.V.
Van her Cenlraal College: Opleiding allergologie .................................. 998
Particuliere tarieven
Van her Hoofdbestuur:
De minister van Economische Zaken heeft meegedeeld g e e n b e z w a a r te h e b b e n t e g e n d e n a v o l g e n d e d o o r o n s b e r e k e n d e v e r h o g i n g e n van d e t a r i e v e n v o o r particuliere pati~nten:
Financieel verslag over 1973 van het bestuur van Medisch Contact ......................................... 1001 Toelichting op de begroting 1975 van Medisch Contact ..................................................... 1001
consulten ..............................
f 15,75 ( w a s f 14,50)
Rekening en verantwoording over 1973 en begroring 1975 van Medisch Contact ....................... 1002
visites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
~f 23,50 (was f 31,75)
Balans per 31 december 1973 van de Stichting Ondersteuningsfonds ................................... 1003
D e n i e u w e t a r i e v e n k u n n e n w o r d e n t o e g e p a s t v o o r verr i c h t i n g e n v a n a f I a u g u s t u s 1974
Staat van baten en lasten over het jaar 1973 van de Stichting Ondersteuningsfonds ................... 1004 Toelichting bij de balans en bij de staat van baten en lasten over 1973 van de Stichting Ondersteuningsfonds ................................................. 1004 Begroting 1975 van de Stichting Ondersteuningsfonds ........................................................ 1005
F. A. v a n S p a n j e , arts, secretaris G. A. M e i j e r , arts, voorzitter V.T.C.
Balansper 31 december 1973 der K.N.M.G . . . . . . . 1006
Toelichting ................................................ 1010
Toelichting ................................................ 1007
Bijgewerkte staat ........................................ 1012
Staat van baten en lasten over het jaar 1973 en begroting voor het jaar 1975 der K.N.M.G ........ 1008
Van her Cenlraal Bestuur L.H.V.: Particuliere tarieven .................................... 1012
(1974) MEDISCH CONTACT 29 I012