IBI BENCHMARKING 2014 Basisrapportage verslagjaar 2013
het POB Benchmarking in duidelijke taal
Disclaimer De informatie in deze rapportage is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid vergaard en samengesteld. Institutional Benchmarking Institute BV (IBI) biedt geen garantie dat de informatie volledig, juist of actueel is. Aan de inhoud van deze rapportage kunnen geen rechten worden ontleend of aanspraken worden gemaakt. IBI aanvaardt geen aansprakelijkheid voor gevolgen die voortkomen uit eventuele gebreken in juistheid, volledigheid of actueel zijn van de in deze rapportage aangeboden informatie. Copyright De informatie in dit rapport is vertrouwelijk en uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. De inhoud van dit rapport is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden vermenigvuldigd, gewijzigd, verwijderd, doorgestuurd, gedistribueerd, gepubliceerd of verspreid buiten het pensioenfonds zonder toestemming van het IBI. De intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot alle op of via IBI aangeboden informatie behoren toe aan IBI of aan derden waarmee IBI een overeenkomst heeft afgesloten. Het is niet toegestaan deze informatie te kopiëren, te downloaden of op enigerlei wijze openbaar te maken, te verspreiden of te vermenigvuldigen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van IBI of rechtmatige toestemming van de rechthebbende. Als geadresseerde mag u deze informatie wel afdrukken en/of downloaden voor uw eigen persoonlijk gebruik.
2 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Aan het bestuur van het POB, Met genoegen presenteren wij u het IBI Benchmarkingrapport 2014. Het betreft het basisrapport over het verslagjaar 2013 met alle elementaire benchmarkgegevens die voldoen aan de vereisten van de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Het voordeel van deze basisrapportage voor de deelnemers is dat gebruik wordt gemaakt van veelal reeds beschikbare data. Hierdoor blijven de kosten en de inspanningsverplichtingen van de deelnemers beperkt en maakt de deelname voor de pensioenfondsen laagdrempelig en betaalbaar. Deze opzet maakt het mogelijk dat de gehele pensioensector tenminste aan de basisrapportage kan deelnemen hetgeen ten goede komt aan de kwaliteit er van. Het rapport bestaat uit benchmarking van beleggingsresultaten en beheerkosten van Nederlandse pensioenfondsen over het kalenderjaar 2013. De nadruk in deze basisrapportage ligt op de vermogensbeheerkosten. In beperkte mate wordt ook aandacht besteed aan pensioenbeheerkosten. In een volgende bredere XL rapportage worden de beleggingsresultaten en vermogensbeheerkosten alsmede de pensioenbeheerkosten verder uitgediept. IBI is daartoe inmiddels met de IBI Klankbordgroep in overleg getreden. Kenmerkend voor de Nederlandse IBI Benchmarking is dat deze geënt is op Nederlandse wet- en regelgeving en gebruik maakt van uniforme en geverifieerde gegevens, overgenomen of herleid van gecontroleerde en duidelijk gedefinieerde bronnen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wensen van de pensioensector voor wat betreft de inputgegevens. In dit rapport zetten wij de resultaten van de deelnemende pensioenfondsen af tegen het universum en de peergroep. Bovendien houdt de IBI Benchmarking rekening met de aspecten (kostendrijvers) van de vermogensbeheerkosten en de verhouding tussen risico, rendement en kosten. Immers, kosten worden voor een belangrijk deel bepaald door de gekozen activamix en implementatiestijl. Door het verstrekken van de benchmarkkosten kan het pensioenfonds het kostenniveau nuanceren. IBI heeft aanvullend een aantal kengetallen ontwikkeld die inzicht geven in de mate van transparantie en betrouwbaarheid van de gerapporteerde kosten. Hiermee bereiken wij dat het kostenniveau van het pensioenfonds goed kan worden uitgelegd. Immers indien meer kosten transparant zijn gemaakt is vanzelfsprekend het gerapporteerde kostenniveau hoger. IBI Benchmarking is tot stand gekomen met als primair doel het bestuur van de pensioenfondsen te voorzien van informatie zodat zij zich een oordeel kunnen vormen over het niveau van de uitvoeringskosten in vergelijking met de peergroep en met de gehele Nederlandse pensioensector. Nu communicatie over uitvoeringskosten steeds belangrijker wordt, kan de informatie zoals opgenomen in het rapport hierbij ondersteunen. De afgelopen periode hebben wij met veel pensioenfondsen gesproken. De terugkoppeling over het initiatief is positief. Mede door de introductie van de XL versie verwachten wij dat deze pensioenfondsen in 2015 voor onze onafhankelijke benchmarking gaan kiezen. Wij hopen dat IBI Benchmarking een substantiële en relevante bijdrage levert aan de inzichtelijkheid en de communicatie van de kosten van uw pensioenfondsen in relatie tot de gekozen strategie. Institutioneel Benchmarking Instituut, E.J.F. Veldpaus RA
3 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Leeswijzer Algemeen In het rapport wordt een combinatie gegeven van ontwikkelingen omtrent kosten, kostentransparantie, (theoretische) achtergrondinformatie in combinatie met de resultaten van de benchmarking van uw pensioenfonds in vergelijking met de peergroep alsmede de Nederlandse pensioensector. In de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie zijn de aspecten, die voor een belangrijk deel de vermogensbeheerkosten bepalen, benoemd. IBI integreert deze aspecten via uniek ontwikkelde indices in haar benchmarking. De IBI indices en kengetallen worden nader uitgelegd in onderdeel G van het rapport. Management samenvatting Inhoudelijk beginnen wij met de managementsamenvatting. In deze samenvatting vindt u een overzicht van de belangrijkste resultaten en worden aandachtsgebieden voor het bestuur opgenomen.
Introductie In de introductie is de relevante informatie omtrent de kostentransparantie opgenomen inclusief belangrijke ontwikkelingen. De bestuurders kunnen zich in hoofdlijnen op de hoogte stellen van het “kostentransparantiedossier” tot op heden.
Nederlandse peergroepen In dit hoofdstuk geven wij een overzicht van de Nederlandse pensioensector en een toelichting op de samenstelling van de peergroepen voor zowel vermogensbeheer als pensioenbeheer.
Benchmarking rapport Hierna volgt het basisrapport voor zowel vermogensbeheer- als pensioenbeheerkosten. De kosten van vermogensbeheer dienen in perspectief gezien te worden van het beleggingsrisico en het beoogde rendement. In het hoofdstuk vermogensbeheer wordt in hoofdlijnen aandacht besteed aan de samenstelling van de drie-eenheid rendement beleggingsrisico en kosten, verschillend ontwikkelde indices en kengetallen. Vervolgens volgt het hoofdstuk pensioenbeheer.
Institutioneel Benchmarking Instituut Het eerste deel betreft een nadere introductie. Het tweede deel van dit hoofdstuk betreft een korte opsomming van artikelen gepubliceerd door of over het Institutioneel Benchmarking Instituut. In het laatste gedeelte volgt meer achtergrond over de wensen van de sector ten aanzien van het nieuwe product alsmede de gehanteerde uitgangspunten van de benchmarking.
4 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Inhoudsopgave
A.
Samenvatting................................................................................................................................... 6
B.
Introductie ..................................................................................................................................... 10
C.
Nederlandse pensioenfondsen, deelname en peergroepen......................................................... 15 1.
Nederlandse pensioenfondsen ................................................................................................. 15
2.
Peergroepen .............................................................................................................................. 16
D.
IBI Benchmarkrapport vermogensbeheer ..................................................................................... 18 1.
Beleggingsrendement ............................................................................................................... 18
2.
Rendementen over afgelopen 5 jaar......................................................................................... 21
3.
Aspecten van vermogensbeheerkosten .................................................................................... 22
4.
Vermogensbeheerkosten .......................................................................................................... 26
5.
Kwaliteit van de gerapporteerde kosten................................................................................... 31
6.
IBI Kengetallen........................................................................................................................... 35
E.
IBI Benchmarkrapport pensioenbeheer ........................................................................................ 39
F.
Institutioneel Benchmarking Instituut .......................................................................................... 44
G.
IBI Begrippenlijst............................................................................................................................ 47
H.
Bijlage : het jaarverslag ................................................................................................................. 48
5 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
A. Samenvatting Survey Aan de IBI Benchmarking 2013 deden 23 Nederlandse pensioenfondsen mee, onderverdeeld in 13 bedrijfstakpensioenfondsen en 10 ondernemingspensioenfondsen. Deze fondsen vertegenwoordigen 27.1% van het pensioenvermogen en 35.8% van de alle deelnemers in Nederland. Op basis van fonds karakteristieken als omvang en beleggingsbeleid is een peergroep samengesteld. Uw peergroep voor vermogensbeheer bestaat uit 5 pensioenfondsen die op basis van de verstrekte gegevens vergelijkbaar zijn met het POB. Voor pensioenbeheer zijn 13 pensioenfondsen in de peergroep opgenomen.
Vermogensbeheer Rendement
Het totale rendement van het POB over de verslagperiode bedraagt 1.6% tegenover de peergroep 1.2% en het universum 0.5% Dit rendement is opgebouwd uit een rendement dat wordt bepaald door: 1) rendement activamix 0.9% tegenover de peergroep 3.3% en 4.0% voor het gehele universum; 2) exces rendement 1.1% tegenover de peergroep 0.1% en -0.1% voor het gehele universum; 3) rendement uit overlay, afdekking valuta en rente -0.4% tegenover de peergroep -2.2% en -3.4% voor het gehele universum.
6 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Kosten vermogensbeheer
De totale kosten van vermogensbeheer van het POB over de verslagperiode bedragen 56 bps.. Dit kostenpercentage is opgebouwd uit vermogensbeheerkosten verband houdend met: 1) beheer activa-mix 43 bps. tegenover de peergroep 40 bps. en 31 bps. voor het universum; 2) kosten van exces rendement (prestatie gerelateerde vergoedingen) 1 bps. tegenover de peergroep 9 bps. en 5 bps. voor het universum; 3) kosten van overlay, afdekking valuta en rente 3 bps. tegenover de peergroep 1 bps. en 1 bps. voor het universum; 4) overige vermogensbeheerkosten 9 bps. tegenover de peergroep 11 bps. en 10 bps. voor het universum.
IBI Benchmark™ (in de Aanbevelingen ‘benchmarkkosten’) De IBI Benchmark voor het POB bedraagt 45 bps. De IBI Benchmark geeft aan wat de kosten voor het pensioenfonds zouden zijn geweest indien uw portefeuille met de door u gekozen allocatie naar de verschillende beleggingscategorieën zou zijn gemanaged tegen de gemiddelde kosten van uw peergroep. De door het POB gerapporteerde vermogensbeheerkosten bedragen 55 bps. Deze vermogensbeheerkosten zijn derhalve 10 bps. hoger dan de IBI Benchmark.
Pensioenbeheer Kosten pensioenbeheer De kosten van pensioenbeheer overeenkomstig de definities van de Pensioenfederatie (actieve deelnemers en gepensioneerden zonder slapers) bedragen EUR 199 tegenover EUR 163 van de peergroep en EUR 268 van het universum. Indien de kosten van pensioenbeheer wordt berekend per deelnemer (actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers) bedragen de kosten EUR 113 tegenover EUR 78 van de peergroep en EUR 133 van het universum.
7 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Totaaloverzicht Vermogensbeheer
het POB
IBI peergroep
IBI universum
Rendement - Rendement activamix
0.9
3.3
4.0
- Exces rendement
1.1
0.1
-0.1
- Rendement uit overlay, afdekking vreemde valuta en rente
-0.4
-2.2
-3.4
- Totaal rendement
1.6
1.2
0.5
Aspecten TM 1 - IBI Asset Allocatie Index
86
106
100
92
116
100
110
70
100
43
40
31
- Exces rendement kosten (prestatie vergoeding)
1
9
5
- Kosten uit overlay, afdekking vreemde valuta en rente
3
1
1
- Overige vermogensbeheerkosten
9
11
10
- Totaal vermogensbeheerkosten
56
61
47
- Gerapporteerde vermogensbeheerkosten
55
61
46
45
60
47
89
93
91
139
88
100
- IBI Alpha Index
TM
- IBI Implementatie Index
TM
Vermogensbeheerkosten - Beheerkosten activamix
- IBI Benchmark
TM
(in de Aanbevelingen “Benchmarkkosten”)
Kwaliteit van de gerapporteerde kosten vermogensbeheer - IBI Transparantie Index - IBI Hardheids Index
TM
TM
Pensioenbeheer
het POB
IBI peergroep
IBI universum
Kosten per deelnemer pensioenbeheer - Conform Aanbevelingen Pensioenfederatie
199
163
268
- Actieven, gepensioneerden en slapers
113
78
133
90
95
91
Kwaliteit van de gerapporteerde kosten pensioenbeheer TM - IBI Transparantie Index
1
Voor een nadere toelichting op de IBI trademarks wordt verwezen naar de toelichting in hoofdstuk G van het rapport.
8 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Aandachtsgebieden Inleiding IBI heeft bij het ontwerpen van de IBI Benchmark rapportage indices ontwikkeld die een kostenniveau van het pensioenfonds kunnen helpen verklaren. Bij het aanleveren van de gegevens door de pensioenfondsen is gebleken dat niet alle gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Dit heeft impact op de indices. Voor wat betreft de aanlevering van de gegevens heeft het POB aangetoond dat de betreffende informatie voor het bestuur van het pensioenfonds voorhanden is om met name ook de indices te kunnen berekenen. De suggesties zijn uitsluitend gebaseerd op de cijfers over 2013. Een betere beoordeling kan gegeven worden indien met name de beleggingsrendementen over een langere periode beschikbaar zijn.
Rendement vermogensbeheer 1. Het rendement van de activamix van het pensioenfonds blijft achter ten opzichte van de peergroep. Indien echter rekening gehouden wordt met de lager dan gemiddelde IBI Asset Allocatie Index, is het rendement conform verwachting. 2. Het exces rendement is daarentegen fors hoger in vergelijking met de andere fondsen. Dit betekent dat de vermogensbeheerders beter hebben belegd in vergelijking met de benchmark. Het ruimschoots verslaan van de benchmark kan wellicht ook veroorzaakt zijn door de benchmark zelf. Is hier de juiste benchmark gekozen ?
Vermogensbeheerkosten 3. Het fonds betaalt in vergelijking met haar peergroep lagere kosten voor haar activamix. Indien echter rekening gehouden wordt met de lagere IBI Asset Allocatie Index zijn de kosten van de activamix een aandachtspunt. 4. De gerapporteerde vermogensbeheerkosten ad. 55 bps. zijn hoger in vergelijking met de IBI Benchmark van 45 bps. De hoger gerapporteerde kosten worden met name veroorzaakt door de hogere kosten voor de beleggingen in aandelen. 5. De kosten van het bestuur zijn niet toegerekend aan vermogensbeheer. Dit heeft consequenties voor de IBI Transparantie Index voor vermogensbeheerkosten.
9 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
B. Introductie Achtergrondinformatie Aanbeveling uitvoeringskosten In april 2011 bracht de AFM, met als titel “Kosten van pensioenfondsen verdienen meer aandacht”, haar rapport uit. In het rapport waren vier bevindingen opgenomen, te weten: 1. Kosten hebben grote invloed op ouderdomspensioen; 2. Kosten van pensioenfondsen van gelijke omvang verschillen sterk; 3. Vooral kleine en middelgrote fondsen kunnen kosten besparen door schaalvoordelen en de regeling vereenvoudigen. 4. Veel pensioenfondsen rapporteren niet alle (verborgen) kosten. De Pensioenfederatie heeft als reactie het initiatief genomen (zelfregulering) en vervolgens de Aanbevelingen uitvoeringskosten (verder: Aanbevelingen) uitgegeven (deel 1: november 2011, deel 2: maart 2012 en een herzien deel 2: oktober 2013). Uitleggen van verschillende kostenniveaus is complex Kostenniveaus van pensioenfondsen wijken af vanwege door het bestuur gemaakte beslissingen. Reeds in het beleggingsplan zijn keuzes gemaakt (implementatiestijl) die leiden tot een bepaald verwacht kostenniveau. Dit kostenniveau wordt in belangrijke mate bepaald door verschillende aspecten (kostendrijvers) in samenhang met risicobereidheid. De samenhang tussen risico, rendement en kosten is uiterst complex en daarom, vanwege deze complexiteit, lastig te communiceren aan belanghebbenden. Zo kan het zijn dat een pensioenfonds die een hoger kostenniveau heeft, uiteindelijk een beter presterend pensioenfonds is dan een fonds met een lager kostenniveau. Kosten vergelijken met benchmarkkosten ( IBI Benchmark™) Een van de Aanbevelingen luidt dat de kosten van vermogensbeheer in relatie tot de gekozen beleggingsmix en de bijbehorende benchmarkkosten moeten worden gezien. Benchmarkkosten houdt in dat de kosten van een pensioenfonds moeten worden vergeleken met de peergroep. Omdat ieder pensioenfonds haar eigen keuzes maakt ten aanzien van activamix en implementatiestijl (actief/passief, direct/indirect), moet een herberekening gemaakt worden voor het bepalen van de norm (benchmarkkosten). Door de gemiddelde kosten te berekenen van de peergroep en die vervolgens toe te passen op de keuzes gemaakt door het “eigen” pensioenfonds, kan men zien wat de totale vermogensbeheerkosten van het pensioenfonds zouden mogen zijn indien gemanaged tegen de gemiddelde kosten van de peergroep. Slechts een beperkt deel van de Nederlandse pensioenfondsen maakt melding van het feit dat kosten worden vergeleken met andere pensioenfondsen. Door het instituut is bewust gekozen voor een berekening gebaseerd op Nederlandse wet- en regelgeving. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gecontroleerde standaardrapportages. Op een eenduidige wijze kunnen dan de benchmarkkosten worden bepaald en kunnen dan als referentie dienen voor de kosteneffectiviteit van het betreffende pensioenfonds.
10 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
IBI Benchmarking De afgelopen jaren hebben wij met veel betrokkenen gesproken over kostentransparantie van met name vermogensbeheerkosten. Tijdens deze gesprekken kwam steeds terug dat er behoefte was aan een laagdrempelige, kwalitatieve en op Nederlandse wetgeving gebaseerde Nederlandse benchmark voor Nederlandse pensioenfondsen ofwel de IBI Benchmarking. De wijze waarop wij IBI Benchmarking hebben opgezet maakt brede participatie mogelijk. IBI vraagt deelnemers gegevens aan te leveren die reeds voorhanden zijn. Daarenboven is de prijsstelling proportioneel evenredig aan de omvang van het deelnemende fonds om zo een brede participatie als mogelijk te bewerkstelligen. Zo wordt met IBI Benchmarking invulling gegeven aan de wensen van de pensioensector, zoals ook verwoord in het uitgebrachte rapport “Kijken in de Spiegel” (mei 2013) door de werkgroep Integriteit Pensioenfondsen onder leiding van Jean Frijns. Het transparant rapporteren naar de belanghebbenden is belangrijk om het gedaalde vertrouwen in de pensioensector te herstellen. IBI Benchmarking en de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie Met IBI Benchmarking wordt volledig tegemoet gekomen aan de Aanbevelingen uitvoeringskosten zoals uitgebracht door de Pensioenfederatie. In dit rapport wordt echter geen aandacht besteed aan de transactiekosten. Op dit moment bieden de definities voor het bepalen van de transactiekosten nog teveel ruimte om een goede vergelijkingsbasis te krijgen over de transactiekosten. IBI werkt samen met verschillende belanghebbenden aan een concrete definitie. Zodra deze worden toegepast zal IBI, in overleg met een klankbordgroep, een separaat rapport hiervoor gaan ontwikkelen. Totstandkoming IBI Benchmarking is mede tot stand gekomen door een intensieve samenwerking met een zestal pensioenfondsen; de IBI Klankbordgroep, bestaande uit: PFZW, Pensioenfonds TNO, PNO Media, PME, Pensioenfonds Randstad en Pensioenfonds Vervoer. Op deze wijze hebben wij kunnen borgen dat de (minimaal) relevante informatie opgenomen is in het rapport. Veel dank zijn wij hen verschuldigd. Zonder hun ondersteuning was het niet gelukt om binnen zo’n kort tijdsbestek een dergelijk complexe benchmark op te zetten. Institutioneel Benchmarking Instituut Het instituut is opgericht in augustus 2013 met als primair doel het bestuur van de pensioenfondsen te voorzien van informatie zodat zij zich een oordeel kunnen vormen over het niveau van de uitvoeringskosten in relatie tot rendement en risico, in vergelijking met de peergroep en met de gehele Nederlandse sector. De door IBI ontwikkelde benchmarking geeft gehoor aan de wensen van de sector en onderscheidt zich op een aantal relevante punten.
Nederlandse wet- en regelgeving; uniformiteit van gecontroleerde bestaande gegevens die daarmee door alle deelnemers eenvoudig aan te leveren zijn; prijsstelling.
11 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Ontwikkelingen Transparante uitvoeringskosten hoog op de bestuurlijke agenda’s Sinds het uitbrengen van het rapport door de AFM in april 2011 staat kostentransparantie van uitvoeringskosten hoog op de agenda van het bestuur. Uitvoeringsorganisaties/fiduciair managers worden gevraagd overeenkomstig de Aanbevelingen de kosten aan het fonds te rapporteren. Kostentransparantie van belang om gedaalde vertrouwen in pensioensector te herstellen Belanghebbenden zoals pensioenfondsbesturen, adviseurs, controlerende accountants onderschrijven het belang van kostentransparantie en benchmarking voor de sector. In het onder leiding van Jean Frijns door de werkgroep Integriteit Pensioenfondsen uitgebrachte rapport “Kijken in de Spiegel” (mei 2013) is het transparant rapporteren naar de belanghebbenden belangrijk om het gedaalde vertrouwen in de pensioensector te herstellen. Het onderwerp uitvoeringskosten is onverwacht hoog op de bestuurlijke agenda’s terecht gekomen. Mede dankzij de uniforme definities voortkomend uit de Aanbevelingen kunnen pensioenfondsen met elkaar worden vergeleken. Voortvarend aan de slag Pensioenfondsen hebben de laatste jaren veel energie gestoken in het transparant maken van de vermogensbeheerkosten. Door het transparant maken hiervan lijken de kosten hoger te zijn dan ooit. Gebleken is dat de grote pensioenfondsen sneller en beter in staat zijn kosten transparant te maken. De kleinere pensioenfondsen hebben meer tijd hiervoor nodig. Door dit verschil ontstaat mogelijk onterecht het beeld in de beleving van belanghebbenden dat grotere pensioenfondsen hogere kosten rapporteren (en dus duurder zijn) in vergelijking met kleinere pensioenfondsen. Wet- en regelgeving Wetsvoorstel pensioencommunicatie In het najaar van 2014 is het wetsvoorstel Pensioencommunicatie ingediend. Naar verwachting zal deze in december worden behandeld en vastgesteld worden. Dit houdt in dat vanaf 1 januari 2015 uit hoofde van de pensioencommunicatie informatie over de uitvoeringskosten moet worden gerapporteerd. Richtlijn 610 Pensioenfondsen De richtlijn bevat nadere voorschriften omtrent de transparantie van de uitvoeringskosten. Over het verslagjaar 2014 moet hier aandacht aan geschonken worden. Aanpassing Pensioenwet (Witteveennovelle) Hierin staat dat het pensioenfonds verplicht is vanaf 1 januari 2015 in het jaarverslag te rapporteren over de uitvoeringskosten overeenkomstig de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
12 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
AFM-onderzoek naar jaarverslagen pensioenfondsen inzake kosten van vermogensbeheer en transactiekosten In juli 2014 publiceerde de AFM het rapport, met als titel “Op naar een evenwichtige verantwoording over deze kosten in jaarverslagen van pensioenfondsen”. Belangrijke verbeterpunten: 1. Pensioenfondsen verklaren in hun jaarverslagen de kosten van vermogensbeheer en transactiekosten niet aan de hand van het rendements- en risicoprofiel van het pensioenfonds; 2. De meeste pensioenfondsen verklaren de kosten van vermogensbeheer en de transactiekosten niet aan de hand van de samenstelling van de beleggingsmix en/of de mate van actief beheer(een kostenbenchmark); 3. Meer dan de helft van de pensioenfondsen vermeldt in hun jaarverslag niet dat de kosten van vermogensbeheer zoals gepresenteerd in het bestuursverslag hoger zijn dan in de jaarrekening; 4. In bijna twee derde van de jaarverslagen wordt niet uitgelegd of het vermelde rendement voorof na de kosten is; 5. In een op de vier jaarverslagen worden de transactiekosten niet vermeldt in het bestuursverslag; 6. De verantwoording over de prestatie gerelateerde vergoedingen is onduidelijk in de jaarverslagen van de pensioenfondsen.
Reactie Pensioenfederatie op het rapport AFM Enkele citaten vanuit de Pensioenfederatie. “De AFM daarentegen beveelt aan dat pensioenfondsen de toelichting waarom de kosten worden gemaakt in hun jaarverslag opnemen. Die aanbeveling komt overigens uit de lucht vallen. Niet eerder heeft de AFM gecommuniceerd over haar opvattingen over het jaarverslag en de uitvoeringskosten.” “Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze aanbevelingen goed zijn opgepakt. Met dit rapport vervult de AFM niet de rol van toezichthouder maar van adviseur. Dat soort adviezen kunnen we missen als kiespijn. De sector heeft bewezen transparantie hoog in het vaandel te hebben staan. In twee jaar tijd zijn immers grote stappen gezet. Uiteraard is verdere verbetering altijd mogelijk, daar blijven wij aan werken’, aldus Riemen. ‘Bovendien blijkt steeds uit internationale vergelijkingen dat Nederlandse pensioenfondsen voorop lopen wat betreft het inzichtelijk maken van de kosten.” Uitvoeringskosten in het nieuws Pensioenfondsen, en meer generiek de financiële sector, staan in het middelpunt van de belangstelling. Een belangrijk, vaak terugkerend onderwerp vormen de kosten van de pensioenfondsen, inclusief de beloningen in de financiële sector. De absolute omvang ervan, mede vanwege de prestatie gerelateerde vergoedingen, hebben in Nederland tot verontwaardigde reacties geleid. Niet op de laatste plaats bij politici, blijkende uit de Kamervragen die gesteld zijn naar aanleiding van publicaties. De media aandacht voor uitvoeringskosten en de publicaties hebben een ding gemeen; de berichten zijn ongenuanceerd. Belangrijkste omissie in de berichtgeving is de nuance dat kosten dienen te worden beoordeeld in relatie tot risico en rendement. Door verschillende instanties worden ongenuanceerde top-x lijsten “kosten uitvoeringskosten” gepubliceerd met gemiddelde vermogensbeheerkosten gebaseerd op verschillende universums.
13 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Pensioenfederatie: update uitvoeringskosten 30 oktober 2014 Mede naar aanleiding van de publiciteit omtrent de gemiddelde vermogensbeheerkosten van de sector alsmede vermogensbeheerkosten van specifieke pensioenfondsen heeft de Pensioenfederatie een Update uitvoeringskosten aan haar leden gestuurd waarin een oproep voor benchmarking wordt gedaan: “De Aanbevelingen roepen pensioenfondsen op om hun kosten in perspectief te zetten door middel van benchmarking. Een benchmarkgetal is namelijk de meest eenvoudige wijze waarop de kosten in context worden gezet, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het pensioenfonds”.
14 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
C. Nederlandse pensioenfondsen, deelname en peergroepen 1. Nederlandse pensioenfondsen Op basis van het bestand van DNB bedraagt het aantal pensioenfondsen in Nederland thans 382. Dit kan onderverdeeld worden in 85 bedrijfstakpensioenfondsen, 297 ondernemingspensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. In vergelijking met vorig jaar betekent dit een afname van 7.7%. Aan de IBI benchmarking 2014 deden 23 Nederlandse pensioenfondsen mee, onderverdeeld in 13 bedrijfstakpensioenfondsen2 en 10 ondernemingspensioenfondsen. Deze fondsen vertegenwoordigen 27.1% van het pensioenvermogen en 35.8% van de alle deelnemers in Nederland. De onderstaande grafieken geven, startend linksboven, kloksgewijs weer: aantal pensioenfondsen onderverdeeld in aantal pensioenfondsen per categorie, aantallen deelnemers per categorie, naar beheerd vermogen per AUM categorie en beheerd vermogen per categorie. Figuur 1. Universum pensioenfondsen en deelnemers aan IBI Benchmarking
Bron: DNB
2
De beroepspensioenfondsen zijn in de grafieken opgenomen onder de bedrijfstakpensioenfondsen.
15 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
2. Peergroepen Peergroepen worden samengesteld uit vergelijkbare pensioenfondsen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen peergroepen voor vermogensbeheer en pensioenbeheer. Vermogensbeheer De peergroep voor vermogensbeheer wordt samengesteld op basis van de omvang van het beheerd vermogen ultimo verslagjaar. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten: A. Beheerd vermogen < EUR 1 miljard; B. Beheerd vermogen EUR 1 miljard < x < EUR 5 miljard; C. Beheerd vermogen > EUR 5 miljard. De peergroep van het POB bestaat uit totaal 5 fondsen van vergelijkbare omvang in de categorie “B. EUR 1 miljard < x < EUR 5 miljard”.
Figuur 2. Samenstelling peergroepen vermogensbeheer
Pensioenbeheer De peergroep voor pensioenbeheer wordt bepaald naar soort pensioenfonds, te weten de ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen. Activiteiten tussen ondernemingsen bedrijfstakpensioenfondsen verschillen. Zo moeten bijvoorbeeld speciale teams bij verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen nagaan of alle deelnemers werkzaam in de sector zijn aangesloten. Bij een ondernemingspensioenfonds is deze controle relatief eenvoudig. Het aantal maar ook de samenstelling van het aantal deelnemers is in de regel een gegeven; het bestuur heeft beperkte invloed hierop. Wel kan het bestuur besluiten de pensioenbeheer activiteiten uit te besteden. Dit heeft invloed op de kosten van het pensioenfonds.
16 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Bij het bepalen van de peergroep is ervoor gekozen de keuze van uitbesteding als een aparte peergroep op te nemen. Hierdoor vormen zich drie peergroepen die onderling het best te vergelijken zijn: A. Bedrijfstakpensioenfondsen; B. Ondernemingspensioen die de pensioenadministratie hebben uitbesteed; C. Ondernemingspensioenfondsen die de pensioenadministratie niet hebben uitbesteed. De peergroep van het POB bestaat uit 13 fondsen van vergelijkbare samenstelling in de categorie “A. Bedrijfstakpensioenfondsen”.
Figuur 3. Samenstelling peergroepen pensioenbeheer
Statistische relevantie Bij de samenstelling van de peergroep voor pensioenbeheer is de relatief kleine groep beroepspensioenfondsen vanwege het karakter samengevoegd met de bedrijfstakpensioenfondsen. Van de bedrijfstakpensioenfondsen zijn er drie fondsen die intern pensioenadministratie uitvoeren; vanwege statische relevantie zijn deze opgenomen bij de ondernemingspensioenfondsen die de pensioenadministratie niet hebben uitbesteed.
17 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
D. IBI Benchmarkrapport vermogensbeheer 1. Beleggingsrendement a) Inleiding Met het opstellen en vaststellen van het beleggingsplan bepaalt het bestuur voor een groot gedeelte het niveau van rendement en kosten. Immers, de in het beleggingsplan opgenomen activamix en implementatiestijl, inclusief een eventuele valuta en rente afdekking, geven richting aan diversificatie en bepalen het beleggingsrisico, het rendement en de daarbij behorende kosten. De uitvoeringsorganisatie/fiduciair manager voert op haar beurt de gegeven opdracht van het bestuur uit binnen de aangegeven bandbreedtes en rekening houdend met rendement benchmarks. De manager geeft daarmee invulling en richting aan de hoogte van het (exces)rendement, de kwaliteit van de uitvoering en de uitvoeringskosten. Door de gemaakte kosten en het gerealiseerde rendement te zien in het licht van de gegeven opdracht wordt de toegevoegde waarde en effectiviteit van de uitvoeringsorganisatie zichtbaar. b) Samenstelling rendement vermogensbeheer Dit rendement is samengesteld uit drie componenten: rendement activamix, het exces rendement mede vanwege actief beheer en het rendement uit overlay, afdekking valuta en rente.
Samenstelling rendement vermogensbeheer
het POB
IBI peergroep
IBI universum
- Rendement activamix
0.9
3.3
4.0
- Exces rendement
1.1
0.1
-0.1
-0.4
-2.2
-3.4
1.6%
1.2%
0.5%
- Rendement uit overlay, afdekking valuta en rente - Totaal rendement
De totaaltellingen kunnen door afrondingsverschillen afwijken.
18 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Het totaalrendement van het POB over de verslagperiode bedraagt 1.6% tegenover 1.2% van de peergroep en 0.5% van het universum.
19 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
c) Rendement activamix Met de activamix bepaalt het bestuur de mate van toegang tot rendement potentieel. De markten bepalen uiteindelijk het resultaat hetgeen tot uitdrukking komt in de verschillende beurs indices. Deze indices vormen uiteindelijk de benchmark voor de vermogensbeheerders. Door dit rendement af te zetten tegen het rendement van andere fondsen wordt dit deel van het beleggingsbeleid getoetst. Het rendement activamix van het POB over de verslagperiode bedraagt 0.9% tegenover 3.3% van de peergroep en 4.0% van het universum.
d) Exces rendement Het exces rendement wordt bepaald door de uitvoerders van het gekozen beleid. Afhankelijk van de gekozen implementatiestijl (actief/passief) is er wel of geen ruimte een exces rendement te genereren. De bepaling van het exces rendement is mede afhankelijk van de specifieke contractuele afspraken die zijn gemaakt tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder. Het uiteindelijke behaalde rendement zal worden afgezet tegen de vooraf bepaalde benchmarks. De mate over/onder prestatie bepaalt het exces rendement. Bij het vergelijken van het exces rendement hanteert het instituut het door het fonds opgegeven benchmarkrendement van de portefeuille minus het feitelijk rendement van de portefeuille. Het exces rendement vanwege actief beheer van het POB over de verslagperiode bedraagt 1.1% tegenover 0.1% van de peergroep en -0.1% van het universum.
20 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
e) Rendement uit overlay, afdekking valuta en rente Pensioenfondsen bepalen in het beleggingsplan de activamix. Vanwege wijzigingen in waardering , uitlotingen van obligaties etc. zal de daadwerkelijk activamix afwijken van de vastgestelde activamix. Fiduciair managers kunnen binnen vastgestelde bandbreedtes via overlay al dan niet via instrumenten binnen de toegestane beleggingscategorieën alloceren. Dit resultaat betreft het resultaat op overlay. Hierin is tevens begrepen het resultaat behaalt op het afdekken van valuta. Het al dan niet volledig, gedeeltelijk of in zijn geheel niet afdekken van het valuta risico is pensioenfonds specifiek en wordt bepaald door het bestuur als onderdeel van het beleggingsplan. Door het pensioenfonds kan een gedeelte van het renterisico worden afgedekt. Dit kan enerzijds door het beleggen in rentederivaten, vaak ondergebracht in overlay portefeuille. Anderzijds kan dit worden opgelost door in de vastrentende waarde portefeuilles (langlopende) obligaties te beleggen. Het rendement wordt separaat gerapporteerd. Het rendement uit overlay, afdekking valuta en rente van het POB over de verslagperiode bedraagt 0.4% tegenover -2.2% van de peergroep en -3.4% van het universum.
2. Rendementen over afgelopen 5 jaar Dit hoofdstuk bevat vooralsnog geen informatie. Bij IBI Benchmarking 2015 zal met terugwerkende kracht de rendement over de jaren 2012 en 2013 worden opgevraagd waardoor driejaars gemiddelden berekend kunnen worden voor een statistisch verantwoord aantal deelnemende pensioenfondsen.
21 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
3. Aspecten van vermogensbeheerkosten Volgens de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie wordt de omvang van de vermogensbeheerkosten nagenoeg volledig bepaald door vijf (a t/m e) kostendrijvers. Deze zijn: a) Asset allocatie; b) Actief of passief beheer; c) Direct of indirecte belegging; d) Schaalgrootte; e) Intern of extern beheer. Hieronder geven wij aan hoe IBI deze aspecten integreert in haar benchmarking. a) Asset allocatie De kosten van vermogensbeheer zijn direct afhankelijk van het beleggingsbeleid. De omvang van het vermogen geeft in de regel toegang tot meer beleggingsinstrumenten. Uitgangspunt is dat hiermee de risico/rendement verhouding van de beleggingsportefeuille verbetert. Indien deze ruimte binnen het beleggingsbeleid wordt benut dan kunnen de kosten toenemen, terwijl het rendement stijgt en het risico daalt. Daarom dienen kosten te worden benaderd in relatie tot rendement en risico. IBI Asset Allocatie Index™ De IBI Asset Allocatie Index™ geeft weer hoe de mate van spreiding van uw portefeuille zich verhoudt tot dat van het IBI universum en van uw peergroep. Naarmate de spreiding toeneemt mogen de kosten ook toenemen. De gemiddelde spreiding van het gehele universum is 100.
Een IBI Asset Allocatie Index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille meer gespreid is en daarmee het risico beoogt te verminderen. Een index hoger dan 100 wordt vooral veroorzaakt door spreiding in beleggingscategorieën en beleggingsinstrumenten hetgeen hogere kosten rechtvaardigt. Dit betekent dat naar mate de spreiding van de portefeuille toeneemt, kosten ook hoger mogen zijn dan een portefeuille die minder gespreid is. Een index hoger dan 100 wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de investeringen in alternatieve beleggingen. De IBI Asset Allocatie Index voor het POB bedraagt 86 tegenover 106 van de peergroep en 100 van het universum.
22 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
b) Actief / passief beheer Nadat de activamix is samengesteld volgt de volgende beleidskeuze: actief versus passief vermogensbeheer. Actief beheer geeft zicht op een hoger rendement maar dit brengt meer kosten met zich mee. Een passief beheerde portefeuille rendeert in lijn met de markt en heeft over het algemeen een laag kostenniveau. Van belang is eerst in kaart te brengen welk gedeelte van de portefeuille actief wordt gemanaged. Met de keuze voor een actieve beleggingsstrategie wordt in principe een hoger rendement beoogd. Implementatie en uitvoering vindt plaats door de betreffende manager. Het actief beheerd vermogen van het POB bedraagt 64.1% tegenover 81.0% van de peergroep en 69.7% van het universum.
IBI Alpha Index™ De IBI Alpha Index™ geeft weer hoe uw aandeel actief beheerd vermogen zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Het gemiddeld actief beheer gedeelte van het gehele universum is 100. Een index hoger dan 100 betekent dat de portefeuille actiever wordt beheerd dan gemiddeld. Het behaald exces rendement kan leiden tot het betalen van prestatie gerelateerde vergoedingen. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau. De IBI Alpha Index voor het POB bedraagt 92 tegenover 116 van de peergroep en 100 van het universum.
c) Direct of indirecte belegging De volgende keuze is de implementatie van het beleggingsplan. Gaat men direct beleggen via mandaten of gaat men indirect beleggen via beleggingsfondsen, trackers en andere beleggingsinstrumenten. Directe beleggingen geven rechtstreeks zicht op kosten die men vervolgens ook zelf kan sturen. Dit levert maatwerk, terwijl men zelf schaalgrootte dient mee te brengen. Indirecte beleggingen geven collectief schaalvoordeel, maar hier levert de belegger aan inzichtelijkheid en maatwerk in. De kosten worden bepaald door de fondsbeheerder. Ook omzetbelasting kan impact hebben op verschil tussen kosten van een beleggingsfonds (collectief vermogensbeheer) en mandaten (individueel vermogensbeheer).
23 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Met name voor beleggingen in hedge fondsen en private equity maakt het pensioenfonds gebruik van een externe vermogensbeheerder. Op zijn beurt stelt de vermogensbeheerder weer een andere “onderliggende “ manager aan voor het beheer van de individuele beleggingen. Dit is een indirecte ofwel fonds (-van fondsen) belegging. De kosten van een dergelijke structuur zijn in de regel hoger dan de kosten van een directe belegging (mandaat), immers ook de tussenliggende manager vraagt een additionele vergoeding. IBI Implementatie Index™ De IBI Implementatie Index™ geeft weer hoe uw aandeel indirecte belegd vermogen zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Door de directe beleggingen te scheiden van de indirecte beleggingen wordt duidelijk in hoeverre sprake is van extra “lagen” die noodzakelijk zijn voor het kunnen beleggen in de desbetreffende beleggingscategorie. Het gemiddeld indirect belegd gedeelte van het universum is 100. Een index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille indirecter (bijvoorbeeld via beleggingsfondsen) wordt beheerd dan gemiddeld. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau. Van de beleggingsportefeuille wordt 67.6% indirect gemanaged. Het gemiddelde van de peer groep 43.0%. Het gemiddelde van de Nederlandse pensioenfondsen bedraagt 61.5%. De IBI Implementatie Index voor het POB bedraagt 110 tegenover 70 van de peergroep en 100 van het universum.
d) Schaalgrootte Een niet te beïnvloeden kostenbepalende factor is de omvang van het fonds. Er zijn voor- en nadelen. Een grotere omvang geeft schaalvoordeel maar tevens beperkte bewegingsvrijheid. Een groot vermogen dicteert spreiding en daarmee hogere kosten, maar beperkt het beleggingsrisico. Het is dus zaak fondsen te vergelijken van vergelijkbare omvang. IBI peergroepen Met schaalgrootte wordt rekening gehouden bij het bepalen van de peergroep. Door IBI wordt onderscheid gemaakt in drie verschillende peergroepen.
24 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
e) Intern of extern beheer Pensioenfondsen kunnen beleggingen (gedeeltelijk) in eigen beheer uitvoeren. De aanwezige kennis en/of schaalgrootte van het pensioenfonds is/zijn grotendeels bepalend voor de mate waarin de beleggingen intern of extern worden beheerd. Ook in geval het pensioenfonds een 100% belang heeft in een separate uitvoeringsorganisatie is sprake van extern beheer. Pensioenfondsen kunnen in haar formulier aangeven wanneer sprake is van een intern uitgevoerde activiteit. Indien sprake is van een (aandeelhouders) relatie tussen een uitvoeringsorganisatie en een pensioenfonds is in lijn met de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie sprake van extern vermogensbeheer. Pas als sprake is van beleggingen die daadwerkelijk worden gedaan door bestuursleden dan wel werknemers van het bestuursbureau is sprake van intern beheer. In de Nederlandse pensioensector vinden nauwelijks nog directe uitvoeringsactiviteiten, waaronder het beleggen, plaats door het bestuursbureau / pensioenfonds. IBI heeft ervoor gekozen deze kostendrijver (aspect) niet op te nemen in haar rapport.
25 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
4. Vermogensbeheerkosten a) Gerapporteerde Vermogensbeheerkosten Volgens de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie dienen de pensioenfondsen de kosten van vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen te rapporteren. De gerapporteerde gemiddelde kosten van het pensioenfonds worden in het bestuursverslag, als onderdeel van het jaarverslag gerapporteerd. De gerapporteerde vermogensbeheerkosten voor het POB bedragen 55 bps. tegenover 61 bps. van de peergroep en 46 bps. van het universum.
De gemiddelde vermogensbeheerkosten van de pensioenfondsen worden ten onrechte gebruikt als een kostennorm voor het pensioenfonds. Indien een pensioenfonds om hen moverende redenen bijvoorbeeld belegt in duurdere beleggingscategorieën, dan dienen de kosten dienovereenkomstig beoordeeld te worden. Een kostenconclusie op basis van een gemiddeld kostencijfer geven een vertekend beeld over het uitvoeringskostenniveau. Het streven naar kostenminimalisatie is prima, maar alleen in perspectief van rendement en kwaliteit: dit is kostenoptimalisatie. De hoogte van de vermogensbeheerkosten worden voor een belangrijk deel door de aspecten zoals genoemd in hoofdstuk 3 bepaald. In eerste instantie zullen de kosten worden gespecificeerd in 4 verschillende vermogensbeheerkosten. In het vervolg van dit hoofdstuk zullen de verschillende vermogensbeheerkosten componenten verder worden gespecificeerd en onderling vergeleken. Tenslotte wordt IBI Benchmarktm, de normkosten vermogensbeheer voor het pensioenfonds gerapporteerd. Dit is gelijk aan de benchmarkkosten zoals die in de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie zijn genoemd.
26 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
b) Uitsplitsing totale vermogensbeheerkosten De totale vermogensbeheerkosten zijn opgebouwd uit de volgende kosten: 1. Beheerkosten activamix; 2. Exces rendement kosten (prestatie gerelateerde vergoedingen); 3. Kosten overlay en afdekking valuta en rente; 4. Overige vermogensbeheerkosten.
Samenstelling vermogensbeheerkosten
- Beheerkosten activamix
het POB
IBI peergroep
IBI universum
43
40
31
- Exces rendement kosten (prestatie gerelateerde vergoeding)
1
9
5
- Kosten uit overlay, afdekking valuta en rente
3
1
1
- Overige vermogensbeheerkosten
9
11
10
61 bps.
47 bps.
- Totaal vermogensbeheerkosten
56 bps.
De totaaltellingen kunnen door afrondingsverschillen afwijken.
27 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
1) Beheerkosten activamix Dit betreft de reguliere beheerkosten voor het beheren van de activamix zoals vastgesteld is in het beleggingsplan. Onder deze rubriek wordt de volledige beheerfee over het afgelopen jaar opgenomen. Hieronder is tevens begrepen de beheerfee van eventuele fonds-of fonds(en). De beheerkosten activamix voor het POB bedragen 43 bps. tegenover 40 bps. van de peergroep en 31 bps. van het universum.
2) Exces rendement kosten Indien een exces rendement wordt behaald door de vermogensbeheerder, wordt over het exces rendement een prestatie gerelateerde vergoeding betaald/gereserveerd. De exces rendement kosten worden in het verslagjaar opgenomen waarin eveneens exces rendement is behaald. Hier tegenover staat dat een reservering kan komen te vervallen (en derhalve een bate oplevert voor het pensioenfonds) indien betaling op basis van het behaalde exces rendement niet langer meer noodzakelijk is. De exces rendement kosten voor het POB bedraagt 1 bps. tegenover 9 bps. van de peergroep en 5 bps. van het universum.
28 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
3) Kosten overlay en afdekking valuta en rente Het pensioenfonds heeft in haar beleggingsplan bepaald welke gedeelte van het renterisico wordt afgedekt. Voor de valuta is bepaald voor welke valuta voor welk gedeelte wordt afgedekt. Ten slotte is een bandbreedte bepaald waarbinnen de verschillende beleggingscategorieën zich mogen begeven. De kosten voor het managen van de drie hiervoor opgenoemde activiteiten worden onder deze rubriek verantwoord. De kosten van overlay, afdekking valuta en rente van het POB bedraagt 3 bps. tegenover 1 bps. van de peergroep en 1 bps. van het universum.
4) Overige vermogensbeheerkosten De overige vermogensbeheerkosten bestaan uit de volgende kostensoorten: a. kosten van het bestuur en bestuursbureau; b. kosten van fiduciair beheer; c. bewaarloon (voor zover niet al direct toegerekend bij betreffende beleggingscategorie); d. advieskosten vermogensbeheer; e. overige kosten. De overige vermogensbeheerkosten van het POB bedraagt 9 bps. tegenover 11 bps. van de peergroep en 10 bps. van het universum.
29 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
c) IBI Benchmark™ (in de Aanbevelingen “benchmarkkosten”) De Aanbevelingen roepen pensioenfondsen op om hun kosten in perspectief te zetten door middel van benchmarking. Een benchmarkgetal is namelijk de meest eenvoudige wijze waarop de kosten in context worden gezet, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het pensioenfonds. De IBI Benchmark geeft aan wat de kosten voor het pensioenfonds zouden zijn geweest indien uw portefeuille zou zijn gemanaged tegen de gemiddelde kosten van uw peergroep. De IBI Benchmark voor het POB bedraagt 45 bps. Aan de hand van dit getal kan de kosteneffectiviteit van het pensioenfonds worden afgemeten. In vergelijking met de gerapporteerde kosten is het 10 bps. hoger. Ook hier kan het pensioenfonds in positieve en negatieve zin afwijken van het gemiddelde door keuzes gemaakt door het bestuur van het pensioenfonds in overleg met de uitvoeringsorganisatie. Een illustratief voorbeeld is dat bewust voor een vermogensbeheerder wordt gekozen die weliswaar een hogere beheerfee vraagt, maar op basis van het verleden het (exces) rendement beter is.
30 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
5. Kwaliteit van de gerapporteerde kosten a. IBI Transparantie Index™ vermogensbeheerkosten Tempoverschillen De kosten van vermogensbeheer worden door de pensioenfondsen gerapporteerd. Door het ontbreken van geüniformeerde kostendefinities, is de attributie van kosten niet altijd even inzichtelijk. Er ontbreekt een gemeenschappelijk deler. Wel worden er vanwege toenemende aandacht voor kostentransparantie, door pensioenfondsen steeds meer kosten elementen toegevoegd aan de totaal gerapporteerde kosten. Hierdoor kan ongelijkheid ontstaan in de samenstelling van het kostencijfer zoals dat door de individuele pensioenfondsen wordt gerapporteerd. Anders gezegd, fondsen die hogere kosten rapporteren als gevolg van toegevoegde kosten elementen, zouden in voorkomende gevallen een ogenschijnlijk hoog kosten niveau hebben ten opzichte van pensioenfondsen die kosten rapporteren gebaseerd op minder kostenelementen.
IBI Transparantie Indextm Om deze vergelijkingsongelijkheid te compenseren, berekent IBI de mate van transparantie van de gerapporteerde kosten van de individuele pensioenfondsen. Hoe groter de inzichtelijkheid van de gerapporteerde kosten per kostenelement en beleggingscategorie, hoe hoger men scoort op de IBI Transparantie Index. De maximale transparantie is 100. Het niet of onvolledig rapporteren van kosten leidt vanzelfsprekend tot een vermindering van de transparantie en daarmee tot een lagere score op de IBI Transparantie Index. Uitvoeringsorganisaties / fiduciaire managers kunnen zich onderscheiden aan de hand van de IBI Transparantie Index. Een hoge index betekent dat meer kosten transparant zijn gerapporteerd door het pensioenfonds.
Tussenfase Het is van belang dat de kosten overeenkomstig een vastgestelde definitie worden gerapporteerd. Als kader wordt op dit moment de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie gehanteerd. Door gebruikers van deze aanbevelingen is aangegeven dat de definities nog niet volledig zijn en kosten op meerdere manieren kunnen worden gerapporteerd. In afwachting van een volledig kader is in overleg met de klankbordgroep besloten al wel vast een begin te maken met het rapporteren van een transparantie-index teneinde een indicatie te krijgen in hoeverre reeds inzicht bestaat in alle kostenelementen. Voor het berekenen van de IBI Transparantie Index worden in de enquête vragen gesteld. Op basis van deze vragen alsmede de ingevulde specificaties in het formulier, wordt vastgesteld of alle kostenelementen zijn opgenomen bij het rapporteren van de vermogensbeheerkosten. De IBI Transparantie Index biedt derhalve in dit stadium een globaal inzicht in de mate waarin de pensioenfondsen in staat zijn al de vermogensbeheerkosten te rapporteren.
31 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Het pensioenfonds heeft voor het rapporteren van de vermogensbeheerkosten een IBI Transparantie Index van 89 tegenover de peergroep 93 en het universum 91.
IBI Transparantie Index vs. gerapporteerde vermogensbeheerkosten Door de gerapporteerde kosten af te zetten tegen de IBI Transparantie Index ontstaat een reëel en vergelijkbaar beeld, waarbij de mate van inzichtelijkheid in de kosten rapportering wordt afgezet tegen de gerapporteerde kosten. Toelichting: Een veel gehoorde klacht is, dat naar mate men de transparantie vergroot, het totale kostencijfer stijgt ten opzichte van pensioenfondsen die daar nog niet aan toe zijn gekomen. De onderstaande matrix zet de gerapporteerde kosten af tegen de mate van de gerapporteerde transparantie. Pensioenfondsen met een relatief hogere transparantie en hogere kosten hoeven dus niet perse duurder te zijn dan pensioenfondsen met lagere gerapporteerde kosten en een lagere transparantie. De kwadranten in de matrix geven de positie van het pensioenfonds aan ten opzichte van het gemiddelde van het universum. Pensioenfondsen met lage kosten en hoge transparantie (linksboven) rapporteren de facto de laagste kosten.
32 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
b. IBI Hardheids Index™ De gerapporteerde beheerkosten en exces rendement kosten kunnen worden onderscheiden naar gefactureerd, gereserveerd (nog te betalen) of geschat. Om verschillende redenen kunnen kosten van bepaalde soorten kosten nog niet exact worden bepaald en dienen geschat te gaan worden. Voor het schatten van de kosten kan: 1) gebruik gemaakt worden van een opgave door de desbetreffende manager van het beleggingsfonds. Deze opgave is gebaseerd op een (tussentijdse) rapportage over het beleggingsfonds inclusief een schatting voor de resterende periode van het verslagjaar. 2) Schatting van de kosten gemaakt op basis van de prospectus van het beleggingsfonds; dit is een schatting gemaakt door de fiduciair manager; 3) Schatting van de kosten op basis van een model; dit is een schatting gemaakt door de fiduciair manager; Pensioenfondsen worden gemotiveerd zoveel als mogelijk de daadwerkelijke cijfers van de kosten te verkrijgen (“harde cijfers”). Hoe meer gerapporteerde kosten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke gefactureerde kosten hoe ‘harder’ de cijfers zijn en des te hoger het percentage gemeld bij gefactureerd. Hier tegenover staat dat bij het rapporteren van de kosten, gebaseerd op schattingen door middel van modellen, de daadwerkelijke kosten het meest hiervan zullen afwijken (vergelijk met de waarderingsmatrix). Vanwege de aard van de kosten in combinatie met de beleggingscategorie zal het percentage gefactureerd bij geen enkel fonds uiteindelijk naar 100% gaan. Met name bij exces rendement kosten in geval van alternatieve beleggingen (niet zijnde aandelen en vastrentende waarden) zal in vergelijking met de niet-alternatieve beleggingen naar verwachting meer sprake zijn van schattingen gebaseerd op een model.
IBI Hardheids Index De IBI Hardheids Index™ geeft weer hoe de mate van hardheid van de vermogensbeheerkosten (beheerfee en prestatie gerelateerde vergoedingen3) zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Op basis van deze index wordt aangegeven hoe hard (zeker) de gerapporteerde kosten voor de beheerfee en de prestatie gerelateerde vergoedingen zijn. Het gemiddelde van het universum is 100. Een IBI Hardheids Index hoger dan 100 betekent dat uw kosten meer gebaseerd zijn op daadwerkelijke facturen en reserveringen. Pensioenfondsen worden gemotiveerd zoveel als mogelijk de daadwerkelijke cijfers van de kosten te verkrijgen (“harde cijfers”). Hoe meer gerapporteerde kosten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke gefactureerde kosten hoe harder de cijfers zijn en des te hoger het percentage gemeld bij gefactureerd (vergelijk met waarderingsmatrix).
3
In deze index worden de “Overige vermogensbeheerkosten” derhalve niet meegenomen.
33 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Van de gerapporteerde beheerkosten activamix door het pensioenfonds is 100.0% gebaseerd op daadwerkelijk ontvangen facturen, 0.0% gebaseerd op reserveringen en 0.0% geschat. Van de gerapporteerde exces rendement kosten door het pensioenfonds is 100.0% gebaseerd op daadwerkelijk ontvangen facturen, 0.0% gebaseerd op reserveringen en 0.0% geschat.
Kostensoort
Gefactureerd
Gereserveerd
Geschat
Totaal
- Beheerkosten activamix
100.0
0.0
0.0
100.0
- Exces rendement kosten (prestatie gerelateerde vergoeding)
100.0
0.0
0.0
100.0
Het pensioenfonds heeft voor het rapporteren van de beheerkosten activamix en de exces rendement kosten een IBI Hardheids Index van 139 tegenover de peergroep 88 en het universum 100.
34 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
6. IBI Kengetallen a. IBI Asset Allocatie Index™ vs. rendement activamix Hoe verhoudt het rendement van de activamix zich ten opzichte van andere pensioenfondsen met een vergelijkbare IBI Asset Allocatie Index ? Toelichting: In de matrix is via een horizontale en verticale lijn het gemiddeld niveau van het universum opgenomen, gebaseerd op de rendementen over 2013. Vanwege een incidenteel rendement kan het pensioenfonds in een kwadrant terecht zijn gekomen waarbij het advies luidt aandacht hieraan te besteden. Echter rendementen dienen bij voorkeur over een meerjarige periode te worden beoordeeld. IBI beschikt nog niet over deze gegevens.
Kwadrant linksonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (minder gespreide portefeuille) en met een lager dan gemiddeld rendement. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant rechtsonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (minder gespreide portefeuille) maar met een hoger dan gemiddeld rendement. Dit betekent dat het pensioenfonds, gegeven de beperkte spreiding van de portefeuille, een goed rendement heeft behaald. Kwadrant rechtsboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (meer gespreide portefeuille) en met een hoger dan gemiddeld rendement. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant linksboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (meer gespreide portefeuille) maar met een lager dan gemiddeld rendement. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks een gespreide portefeuille minder rendement behaalt. Pensioenfondsen in dit kwadrant verdienen aandacht.
35 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
b. IBI Asset Allocatie Index™ vs. kosten activamix Hoe verhoudt de beheerfee van de activamix zich ten opzichte van andere pensioenfondsen met een vergelijkbare IBI Asset Allocatie Index? Toelichting In de matrix is via een horizontale en verticale lijn het gemiddeld niveau van het universum opgenomen.
Kwadrant linksonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (minder gespreide portefeuille) en met een lager dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant rechtsonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (minder gespreide portefeuille) maar met een hoger dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks de beperkte spreiding van de portefeuille een hoger kostenniveau heeft. Pensioenfondsen in dit kwadrant wordt geadviseerd de beheerkosten nader te beoordelen. Kwadrant rechtsboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (meer gespreide portefeuille) en met een hoger dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant linksboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Asset Allocatie Index (meer gespreide portefeuille) maar met een lager dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks een gespreide portefeuille minder kosten voor het beheer van de activamix betaalt. Dit is beter dan op basis van de activamix verwacht mag worden.
36 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
c. IBI Alpha Index™ vs. exces rendement kosten Hoe verhouden de hoogte van de exces rendement kosten zich ten opzichte van andere pensioenfondsen met een vergelijkbare IBI Alpha Index ? Toelichting In de matrix is via een horizontale en verticale lijn het gemiddeld niveau van het universum opgenomen.
Kwadrant linksonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Alpha Index (minder sprake van actief beheer van de portefeuille) en met een lager dan gemiddeld niveau van de kosten exces rendement. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant rechtsonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Alpha Index (minder sprake van actief beheer van de portefeuille) maar met een hoger dan gemiddeld niveau van de kosten exces rendement. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks dat een beperkte gedeelte van de portefeuille actief beheerd wordt een hoger kostenniveau heeft. Pensioenfondsen in dit kwadrant wordt geadviseerd de exces rendement kosten nader te beoordelen. Kwadrant rechtsboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Alpha Index (actiever beheerde portefeuille) en met een hoger dan gemiddeld niveau van de kosten van exces rendement. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant linksboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Alpha Index (actiever beheerde portefeuille) maar met een lager dan gemiddeld niveau van de kosten van exces rendement. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks dat een groter gedeelte van de portefeuille actief beheerd wordt, lagere kosten exces rendement heeft. Dit is beter dan op basis van het aandeel van portefeuille die actief beheerd wordt verwacht mag worden.
37 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
d. IBI Implementatie Index™ vs. kosten activamix Hoe verhouden de kosten van de activamix zich ten opzichte van andere pensioenfondsen met een vergelijkbare IBI Implementatie Index ? Toelichting: In de matrix is via een horizontale en verticale lijn het gemiddeld niveau van het universum opgenomen.
Kwadrant linksonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Implementatie Index (minder sprake van indirect vermogensbeheer via beleggingsfondsen en fonds van fondsen structuren) en met een lager dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant rechtsonder: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een lager dan gemiddeld IBI Implementatie Index (minder sprake van indirect vermogensbeheer via beleggingsfondsen en fonds van fondsen structuren) maar met een hoger dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks dat een beperkte gedeelte van de portefeuille indirect wordt beheerd een hoger kostenniveau heeft. Pensioenfondsen in dit kwadrant wordt geadviseerd de beheerkosten van de activamix nader te beoordelen. Kwadrant rechtsboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Implementatie Index (meer sprake van indirect beheer via beleggingsfondsen en fonds van fondsen structuren) en met een hoger dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit is conform de verwachtingen. Kwadrant linksboven: Dit kwadrant geeft weer pensioenfondsen met een hoger dan gemiddeld IBI Implementatie Index (meer sprake van indirect beheer via beleggingsfondsen en fonds van fondsen structuren) maar met een lager dan gemiddeld niveau van de beheerkosten van de activamix. Dit betekent dat het pensioenfonds ondanks dat een groter gedeelte van de indirect beheerd wordt, lagere beheerkosten van de activamix heeft. Dit is beter dan op basis van het aandeel van portefeuille dat actief beheerd wordt verwacht mag worden.
38 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
E. IBI Benchmarkrapport pensioenbeheer 1. Inleiding Schaalgrootte voordelen zijn bij pensioenbeheerkosten te behalen, immers de kosten van de systemen zijn in de regel vast en dienen vervolgens door het aantal deelnemers gedeeld te worden. Pensioenbeheerkosten van pensioenfondsen variëren echter mede ook vanwege servicegraad, complexiteit van de regeling en samenstelling en ouderdom van de deelnemers. Een hogere servicegraad, zoals online helpdesk met een snelle afhandeling van door deelnemers gestelde vragen, zal in principe leiden tot hogere kosten per deelnemer. Complexiteit heeft een bepalende invloed op het kostenniveau. Vanwege verschillende regelingen met verschillende variabelen kan het mogelijk zijn dat de pensioenadministratie (waarin de gegevens van de deelnemers worden geregistreerd) veel verschillende gegevens dient te bevatten teneinde de opgebouwde rechten te kunnen berekenen. Een voorbeeld hiervan betreft de overgang van “finalpay” naar middelloon. In plaats van uitsluitend het vastleggen van het laatst verdiende salaris, dient het registratiesysteem nu de gehele historie van de betreffende deelnemer vast te houden. Naar mate de gemiddelde ouderdom van de deelnemers toeneemt, zal de administratieve last toenemen vanwege vragen van de desbetreffende potentieel pensioengerechtigde. Voor slapers zal het pensioenfonds administratief nauwelijks beheeractiviteiten uitvoeren. Uit studies is gebleken dat deze groep deelnemers in de regel geen dusdanige invloed hebben op de kosten per deelnemer dat een beslissing door het pensioenbestuur hierdoor wordt beïnvloed. Dit is reden waarom de Pensioenfederatie heeft besloten deze groep bij het berekenen van de kosten per deelnemer buiten beschouwing te laten. Dit mede ter voorkoming van discussies omtrent het hanteren van aangepaste wegingen (bijvoorbeeld: een slaper telt slechts mee voor 0,5 deelnemer vanwege de geringe beheeractiviteiten). IBI berekent de kosten per deelnemer overeenkomstig de definitie van de Pensioenfederatie (dus exclusief slapers) alsmede de kosten per deelnemer inclusief de slapers. Kosten van pensioenbeheer worden in principe verantwoord in de administratie en zijn derhalve niet “verborgen”. Dit in tegenstelling tot de vermogensbeheer waarbij vermogensbeheerkosten direct in mindering worden gebracht van het rendement. In geval van ondernemingspensioenfondsen kunnen kosten niet (volledig) worden doorbelast aan het pensioenfonds zoals kosten voor huisvesting, ICT maar ook kosten van de bestuursleden. Volgens de definities van de Pensioenfederatie dienen deze kosten te worden toegerekend aan de pensioenbeheerkosten. IBI heeft in de enquête hier gericht vragen over gesteld aan de pensioenfondsen. Het al dan niet opnemen van deze kosten heeft invloed op de IBI Transparantie Index voor pensioenbeheer van het pensioenfonds.
39 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
2. Samenstelling deelnemers De samenstelling van de deelnemers heeft invloed op de kosten per deelnemer. In de onderstaande tabel de verdeling van actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers aan voor het fonds, de peergroep en het universum. In de benchmarking van pensioenbeheerkosten is sprake van een andere peergroep dan gehanteerd bij de vermogensbeheerkosten. Niet de omvang van het pensioenfonds maar de vraag of sprake is van een ondernemingspensioenfonds (al dan niet pensioenbeheer uitbesteed) of bedrijfstakpensioenfonds is hier bepalend.
Samenstelling deelnemers
- Actieve deelnemers
het POB
IBI peergroep
IBI universum
34.0
30.8
31.7
- Gepensioneerden 22.0 15.9 17.1 ____________________________________________ __________+ __________+ __________+ - Deelnemers volgens definitie Pensioenfederatie
56.0
46.7
48.8
- Slapers gewezen deelnemers
43.5
53.1
51.1
- Totaal aantal deelnemers
100%
99.8%
99.9%
De totaaltellingen kunnen door afrondingsverschillen afwijken.
40 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
3. Kosten van het pensioenbeheer De kosten van pensioenbeheer geschiedt op basis van de totale pensioenbeheerkosten gedeeld door het aantal deelnemers ultimo verslagjaar. Hieronder de gerapporteerde pensioenbeheerkosten voor het pensioenfonds, de peergroep en het universum.
Pensioenbeheerkosten
het POB
IBI peergroep
IBI universum
- Kosten per deelnemer (volgens definitie van Pensioenfederatie)
199
163
268
- Kosten per deelnemer (incl. slapers)
113
78
133
4. Kosten in euro per deelnemer (definitie Pensioenfederatie) Dit betreft de kosten per euro zoals deze gevraagd wordt door de Pensioenfederatie. De pensioenbeheerkosten gebaseerd op de definitie van de Pensioenfederatie van het POB bedraagt EUR 199 tegenover EUR 163 van de peergroep en EUR 268 van het universum.
41 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
5. Kosten in euro per deelnemer (actieve deelnemers, slapers en gepensioneerden) Dit betreft de kosten per deelnemer waarbij de slapers worden meegeteld. Doel hiervan is om mogelijke effecten inzichtelijk te maken vanwege bijvoorbeeld hoog gehalte aan slapers. De pensioenbeheerkosten gebaseerd op alle deelnemers van het POB bedraagt EUR 113 tegenover EUR 78 van de peergroep en EUR 133 van het universum.
6. Kwaliteit gerapporteerde pensioenbeheerkosten De kosten van pensioenbeheer wordt door de pensioenfondsen gerapporteerd. Door pensioenfondsen worden (zoals ook door het pensioenfonds zelf aangegeven in de enquête) niet alle kosten overeenkomstig de definities van de Pensioenfederatie aangemerkt als pensioenbeheerkosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor huisvesting, ICT maar ook kosten van de bestuursleden. de kosten van het bestuur. Om deze vergelijkingsongelijkheid te compenseren, berekent IBI de transparantie van de gerapporteerde kosten van de individuele pensioenfondsen. IBI Transparantie Indextm pensioenbeheerkosten Hoe groter de inzichtelijkheid van de gerapporteerde kosten per kostenelement, hoe hoger men scoort op de IBI Transparantie Index. De maximale transparantie is 100. Het niet of onvolledig rapporteren van kosten leidt vanzelfsprekend tot een vermindering van de transparantie en daarmee tot een lagere score op de IBI Transparantie Index. Door de gerapporteerde kosten af te zetten tegen de IBI Transparantie Index ontstaat een reëel en vergelijkbaar beeld, waarbij de mate van inzichtelijkheid in de kosten rapportering wordt afgezet tegen de gerapporteerde kosten. Het pensioenfonds heeft voor het rapporteren van de pensioenbeheerkosten een IBI Transparantie Index van 90 tegenover de peergroep 95 en het universum 91.
42 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
IBI Transparantie Index vs. gerapporteerde pensioenbeheerkosten Door de gerapporteerde kosten af te zetten tegen de IBI Transparantie Index ontstaat een reëel en vergelijkbaar beeld, waarbij de mate van inzichtelijkheid in de kosten rapportering wordt afgezet tegen de gerapporteerde kosten.
Toelichting: Een veel gehoorde klacht is, dat naar mate men de transparantie vergroot, het totale kostencijfer stijgt ten opzichte van pensioenfondsen die daar nog niet aan toe zijn gekomen dan wel door de onderneming niet in rekening worden gebracht aan het pensioenfonds (bij ondernemingspensioenfondsen, zoals bijvoorbeeld kosten van het bestuur etc.). De onderstaande matrix zet de gerapporteerde kosten af tegen de mate van de gerapporteerde transparantie. Pensioenfondsen met een relatief hogere transparantie en hogere kosten hoeven dus niet perse duurder te zijn dan pensioenfondsen met lagere gerapporteerde kosten en een lagere transparantie. De kwadranten in de matrix geven de positie van het pensioenfonds aan ten opzichte van het gemiddelde van het universum. Pensioenfondsen met lage kosten en hoge transparantie (linksboven) rapporteren de facto de laagste kosten.
43 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
F. Institutioneel Benchmarking Instituut Organisatie Samenwerking met Business Universiteit Nyenrode Het instituut maakt graag gebruik van de specifieke kennis van Business Universiteit Nyenrode op het gebied van de pensioensector. Reeds enige jaren heeft de universiteit verschillende tailormade programma’s ontwikkeld voor het opleiden van bestuurders. Nyenrode heeft naast gerenommeerde personen op het gebied van pensioenen ook specialisten op het gebied van ethiek en integriteit. IBI realiseert zich dat heden ten dage terecht hoge eisen gesteld gaat worden aan haar organisatie. Nyenrode kan als business universiteit daar waar nodig het instituut ondersteunen, toezien op de modellen en richting geven aan de strategie van het instituut. Klankbordgroep De klankbordgroep geeft advies omtrent de inhoud en prioritering van de verschillende te ontwikkelen producten. Ook kunnen zij onderzoeken naar specifieke onderwerpen initiëren. De klankbordleden vertalen de wensen van de sector en geven mede vorm aan de inhoud van het rapport ten behoeve van de het bestuur. Directie De directie wordt gevoerd door Eric Veldpaus, oprichter en managing partner van het Institutioneel Benchmarking Instituut. Inmiddels heeft Eric meer dan 25 jaar ervaring in vermogensbeheer in verschillende functies. Hij is verbonden aan de Novarca Groep als strategy director. Hiervoor was hij als manager business control en uiteindelijk als business strategist werkzaam bij pensioenfonds ABP en later APG. Voor ABP was hij als manager back-office werkzaam bij Robeco. Hij begon zijn als carrière in 1984 bij PWC. Eric is afgestudeerd registeraccountant en heeft diverse executive programmes gevolgd waaronder bij IMD in Lausanne, Insead in Parijs en Kellogg School of Management in Chicago. Hij is gastdocent op de Business Universiteit van Nyenrode en frequent gastspreker op seminars op het gebied van kostentransparantie. Hij is samensteller van de Aanbevelingen uitvoeringskosten zoals die zijn uitgegeven door de Nederlandse Pensioenfederatie.
IBI in het nieuws Publicaties Op naar de volgende noodzakelijke stap in kostentransparantie: UDOCAM Financial Investigator nummer 2 / 2013 Een goed pensioen is niet gratis: kosten in context Financial Investigator, nummer 2 / 2014 Naar een model om appels met appels te vergelijken Financial Investigator nummer 2 / 2014 Nieuwe benchmark moet meer inzicht geven in kosten FD Pensioen Pro, 10 juli 2014
44 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
(pers) Berichten Nieuwe Nederlandse benchmarking voor uitvoeringskosten pensioenfondsen van start Persbericht: 16 juni 2014 Respecteer de unieke karakteristieken van individuele pensioenfondsen bij het beoordelen van uitvoeringskosten. IBI Memorandum 7 november 2014 Syntrus Achmea faciliteert IBI Benchmarking Persbericht: 20 januari 2015
Wensen en uitgangspunten benchmark Wensen vanuit de pensioensector In de afgelopen jaren hebben veel gesprekken plaatsgevonden met bestuurders, consultants, accountants en toezichthouders. Op basis hiervan zijn de wensen geïnventariseerd voor een nieuwe benchmark. 1. Vanuit pensioenfondsen vraag naar Nederlandse benchmark (vanwege vergelijkbare definities en regelgeving); 2. Deelnemers moeten de uitkomsten herkennen gebaseerd op verstrekte input (dus aansluiten bij bestaande bekende rapportages); 3. Benchmark bevat alle kosten (dus goed onderling vergelijkbaar); 4. Input gecontroleerd en betrouwbare berekeningen op basis van goed vooraf bepaalde definities (manipulatie uitkomsten niet mogelijk); 5. Beperkte rapportage (geen omvangrijke rapportages met veel details); 6. Bereid om hier een vergoeding voor te betalen (voorkomen extra kosten hiervoor in rekening gebracht door de serviceprovider); 7. Kosten in de juiste context zien ofwel: kosten in samenhang met risico en opbrengsten (uitsluitend focus op kostenminimalisatie onjuist); 8. Benchmark niet op vrijwillige basis (voorkomen bias in benchmark); 9. Verschillen tussen pensioenfondsen voor wat betreft kostenniveaus “eenvoudig” communiceren (beleggingscategorieën, tempoverschillen, transparantie en betrouwbaarheid). Uitgangspunten van IBI Benchmark 1. Nederlandse peergroep, rekening houdend met karakteristieken van de pensioenfondsen type en omvang (voorkomen van inconsistente peergroep waardoor variatie in data); 2. De analyse en vergelijking van de verschillende componenten gaat uit van Nederlandse wet- en regelging. Op deze wijze kan een goede onderlinge vergelijking gemaakt worden, immers geen invloeden van valuta (indien de basisadministratie niet EUR is) alsmede specifieke resultaten uit bijvoorbeeld het afdekken van rente; 3. Input wordt verstrekt door pensioenfonds (en niet rechtstreeks door de uitvoeringsorganisatie); 4. Input voor het berekenen van benchmarkkosten is met name gebaseerd op door accountants gecontroleerde gegevens; 5. IBI kostendefinities sluiten aan bij definities van Pensioenfederatie en dus ook bij DNB.
45 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Deelname Met het implementeren van de uitgangspunten wordt invulling gegeven aan nagenoeg alle wensen van de sector. Een uitzondering hierop betreft de mogelijke bias doordat niet verplicht deelgenomen behoeft te worden. De waarde van de benchmark neemt toe naarmate meer pensioenfondsen deelnemen aan de IBI benchmark. Door verschillende pensioenfondsen is hierover gesproken. Allen onderschrijven nut en noodzaak om pensioenfondsen deel te laten nemen aan de laagdrempelige IBI Benchmarking.
46 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
G. IBI Begrippenlijst4 IBI Benchmark™ (in de Aanbevelingen ‘benchmarkkosten’) = geeft aan wat de kosten voor het pensioenfonds zouden zijn geweest indien uw portefeuille met de door u gekozen allocatie naar de verschillende beleggingscategorieën zou zijn gemanaged tegen de gemiddelde kosten van uw peergroep. IBI Asset Allocatie Index™ geeft weer hoe de mate van spreiding van uw portefeuille zich verhoudt tot dat van het IBI universum en uw peergroep. Naarmate de spreiding toeneemt mogen de kosten ook toenemen. De gemiddelde spreiding van het gehele universum is 100. Een IBI Asset Allocatie Index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille meer gespreid is en daarmee het risico beoogt te verminderen. Een index hoger dan 100 wordt vooral veroorzaakt door spreiding in beleggingscategorieën en beleggingsinstrumenten hetgeen hogere kosten rechtvaardigt. Een index hoger dan 100 wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de investeringen in alternatieve beleggingen. IBI Alpha Index™ geeft weer hoe uw aandeel actief beheerd vermogen zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Het gemiddeld actief beheer gedeelte van het gehele universum is 100. Een IBI Alpha Index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille actiever wordt beheerd dan gemiddeld. Het behaald exces rendement kan leiden tot het betalen van prestatie gerelateerde vergoedingen. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau. IBI Implementatie Index™ geeft weer hoe uw aandeel indirecte belegd vermogen zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Door de directe beleggingen te scheiden van de indirecte beleggingen wordt duidelijk in hoeverre sprake is van extra “lagen” die noodzakelijk zijn voor het kunnen beleggen in de desbetreffende beleggingscategorie. Het gemiddeld indirect belegd gedeelte van het universum is 100. Een index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille indirecter (bijvoorbeeld via beleggingsfondsen) wordt beheerd dan gemiddeld. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau. IBI Transparantie Index™ geeft de mate van transparantie van alle kostensoorten weer. IBI berekent de mate transparantie van de gerapporteerde kosten van de individuele pensioenfondsen. Hoe groter de inzichtelijkheid van de gerapporteerde kosten per kostenelement en beleggingscategorie, hoe hoger men scoort op de IBI Transparantie Index. De maximaal te behalen score bedraagt 100. Het niet of onvolledige rapporteren van kosten leidt vanzelfsprekend tot een vermindering van de transparantie en daarmee tot een lagere score op de IBI Transparantie Index. IBI Hardheids Index™ geeft weer hoe de mate van hardheid van de vermogensbeheerkosten (beheerfee en prestatie gerelateerde vergoedingen) zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Op basis van deze index wordt aangegeven hoe zeker (hard) de gerapporteerde kosten voor de beheerfee en de exces rendement kosten (prestatie gerelateerde vergoedingen) zijn. Het gemiddelde van het universum is 100. Een IBI Hardheids Index hoger dan 100 betekent dat uw kosten meer gebaseerd zijn op daadwerkelijke facturen en reserveringen. Pensioenfondsen worden gemotiveerd zoveel als mogelijk de daadwerkelijke cijfers van de kosten te verkrijgen (“harde cijfers”). Hoe meer gerapporteerde kosten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke gefactureerde kosten hoe harder de cijfers zijn en des te hoger het percentage gemeld bij gefactureerd (vergelijk met waarderingsmatrix).
4
De trademarks zijn eigendom van het Institutional Benchmarking Instituut.
47 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
H. Bijlage : het jaarverslag Inleiding Sinds het uitbrengen van de Aanbevelingen uitvoeringskosten door de Pensioenfederatie in november 2011, komen de uitvoeringskosten als onderwerp regelmatig op de bestuurstafel van het pensioenfonds. Het bestuur is immers verantwoordelijk voor de uitvoeringskosten. Uitvoeringsorganisaties (fiduciair managers) kunnen desgevraagd en naar eigen inzicht (aanvullende) gegevens verstrekken aan besturen van pensioenfondsen. De wijze waarop de kosten worden gepresenteerd in een jaarverslag, jaarrekening of andere uitingsvorm, is aan het bestuur van het pensioenfonds met inachtneming van relevante verslaggevingsregels. De afgelopen jaren hebben pensioenfondsen in toenemende mate in het jaarverslag aandacht besteed aan de uitvoeringskosten. Er is sprake van een grote variatie in de wijze waarop dit geschiedt en dito het aantal pagina’s (van ½ tot 5 pagina’s). Vaak wordt zelfs een apart hoofdstuk aan besteed. Van belang is aan te geven waarom de kosten zijn zoals ze zijn. Immers de hoogte van de uitvoeringskosten is het resultaat van een groot aantal beslissingen op het gebied van pensioenbeheer en vermogensbeheer. Dit betekent dat de hoogte van de uitvoeringskosten altijd vergezeld moet gaan met de informatie over beleidskeuzes. Relateer de gepresenteerde kosten dan ook aan de factoren die de kosten veroorzaken en vermeld de afwegingen die het bestuur daarbij maakte. In dit onderdeel geven wij inzicht in datgene dat daadwerkelijk gerapporteerd dient te worden op basis van wet- en regelgeving. Ook wordt aandacht besteed aan de suggesties van AFM zoals opgenomen in haar rapportage “AFM-onderzoek naar jaarverslagen pensioenfondsen inzake kosten van vermogensbeheer en transactiekosten”, uitgebracht in juli 2014. Daarnaast geven wij aan wat op dit moment niet gerapporteerd behoeft te worden. Tenslotte hebben wij een generiek voorbeeld opgenomen van een toelichting die gegeven kan worden bij de uitvoeringskosten in het jaarverslag.
Wat moet wettelijk gerapporteerd worden ? Met ingang van 1 januari 2015 is het volgens de Pensioenwet wettelijk verplicht de volgende gegevens in het jaarverslag te rapporteren: 1. administratieve uitvoeringskosten, opgenomen als totaalbedrag en bedrag per deelnemer of pensioengerechtigde; 2. kosten van vermogensbeheer als totaalbedrag en als percentage van het in het jaarverslag gemiddeld belegde vermogen; 3. transactiekosten als totaalbedrag en als percentage van het in het jaarverslag gemiddeld belegde vermogen. Toegelicht wordt dat is aangesloten bij de “Aanbevelingen uitvoeringskosten” van de Pensioenfederatie. Afwijkend is echter het opnemen van het totaalbedrag aan kosten dat opgenomen moet worden in het jaarverslag. Een uitgebreide toelichting is volgens het “Besluit” niet noodzakelijk. Wel wordt gesteld dat via het Verantwoordingsorgaan of belanghebbenden orgaan, belanghebbenden het fondsbestuur kunnen verzoeken de omvang van de ontwikkeling van de beheerskosten te verklaren.
48 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
De Pensioenfederatie heeft geen nadere aanwijzingen gegeven. Het is de verantwoording van het bestuur een goede toelichting te geven specifiek passend bij het pensioenfonds en afhankelijk van de doelgroep. Wel wordt aangegeven dat bijvoorbeeld deelnemers moeten kunnen beschikken over informatie op hoofdlijnen. Beleidsbepalers moeten daarentegen gedetailleerde informatie over uitvoeringskosten ontvangen. Naast de Pensioenwet heeft ook Raad van Jaarverslaglegging in Richtlijn 610 een passage opgenomen over het de wijze waarop een toelichting gegeven dient te worden op de uitvoeringskosten: Inzicht geven in de uitvoerings- en transactiekosten van vermogensbeheer in overeenstemming met de normen die daaromtrent in het maatschappelijk verkeer (“Aanbevelingen Uitvoeringskosten” zoals gepubliceerd door de Pensioenfederatie) als aanvaardbaar worden beschouwd.
Wat zijn de meningen over het jaarverslag ? In de media verschijnen verschillende rapporten over de wijze waarop uitvoeringskosten transparant worden gemaakt. Zo rapporteert LCP al enkele jaren over de uitvoeringskosten zoals opgenomen in het jaarverslag. Ook AFM heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de rapportage over uitvoeringskosten zoals opgenomen in de jaarverslagen over 2012. Het LCP rapport dat in het najaar van 2014 is uitgebracht, stelt dat ook de kostensoorten zoals die zijn onderscheiden in de “Aanbevelingen uitvoeringskosten” separaat gerapporteerd moeten worden in het jaarverslag. Hierbij wordt door LCP onderscheid gemaakt in vaste beheerkosten, prestatieafhankelijke vergoedingen, bewaarloon, belastingen en overige kosten. Zoals hierboven vermeldt is dit onjuist. In haar rapportage geeft AFM een zestal verbeterpunten die uiteindelijk geresulteerd hebben in een zevental “Aanbevelingen AFM” die bij voorkeur in de jaarverslagen worden verwerkt. 1. vermelden van brutorendement, kosten van vermogensbeheer, de transactiekosten en het nettorendement; 2. uitleggen van niveau van de kosten vermogensbeheer en transactiekosten in context van rendement en risico; 3. uiteenzetten wat de kosten van vermogensbeheer en transactiekosten zijn per beleggingscategorie om zodoende het totale niveau te verklaren. Licht hierbij ook mate van actieve / passieve beleggingsbeleid het kostenniveau bepalen; 4. verschil beperken tussen deze kosten in enerzijds de jaarrekening en anderzijds in het bestuursverslag gecombineerd met een begrijpelijke kwalitatieve toelichting waarom verschil is ontstaan; 5. duidelijk zijn over prestatie gerelateerde vergoedingen (zijn er nog contracten met prestatie gerelateerde vergoedingen, in weke beleggingscategorie en hoe hoog); 6. verduidelijken welke kostenwijziging er is ten opzichte van vorig jaar; 7. verhelderen welk deel van de kosten vermogensbeheer en transactiekosten incidenteel is. Licht ook toe welk gedeelte van de kosten van vermogensbeheer en transactiekosten is geschat. Zoals reeds uiteengezet is de Pensioenfederatie van mening dat de AFM met het aangeven van deze voorkeur te ver gaat (zie hoofdstuk B van het rapport). Wij zijn van mening dat indien de aanbevelingen van de AFM volledig conform worden gerapporteerd dit leidt tot het verstrekken van concurrentie gevoelige informatie. Bovendien zal wellicht een onevenredig groot deel van het jaarverslag gericht zijn uitsluitend op uitvoeringskosten. 49 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Institutioneel Benchmarking Instituut Het niveau van de kosten van vermogensbeheer zijn een direct gevolg van door het pensioenfonds bestuur gemaakte keuzes wat betreft het meerjarig rendement en het risico. Ten aanzien van de beleggingen met een gunstiger verwacht rendement / risico-combinatie, zal een pensioenfonds mogelijk bereid zijn een hoger kostenniveau te accepteren. Met andere woorden: uitvoeringskosten vermogensbeheer is de een resultante van risico-bereidheid en verwacht rendement. Wij adviseren dan ook om de toelichting op kosten vermogensbeheer op te nemen/ te relateren bij de toelichting op het rendement5. De kosten worden voor een zeer groot deel bepaald door de keuzes zoals die gemaakt zijn in het beleggingsplan6, de zogenaamde kostenaspecten (kosten drijvers). Het IBI Benchmarking rapport bevat belangrijke informatie waarmee met name voor de vermogensbeheerkosten uitleg gegeven kan worden over het kostenniveau van het pensioenfonds. Met name de ontwikkelde indices zijn een goede basis voor het verklaren van het kostenniveau. Ook de IBI Benchmark is een goede referentie voor de vermogensbeheerkosten. Tekstvoorstel jaarverslag Inleiding 7 Hieronder een vereenvoudigde generieke toelichting op de drie onderdelen van uitvoeringskosten, waarbij rekening is gehouden met aanbevelingen van de AFM. Een uitzondering is gemaakt ten aanzien van de aanbeveling de kosten vermogensbeheer en transactiekosten per beleggingscategorie te rapporteren. De gebruikte getallen en namen etc. zijn in dit voorbeeld fictief. In het voorbeeld jaarverslag is gebruik gemaakt van de gegevens uit de IBI Benchmarking basisrapportage. Wellicht ten overvloede: IBI Benchmarking 2014 gaat uit van de gegevens over verslagjaar 2013 en komt in het derde kwartaal tot stand. De passage over transactiekosten is een advies van het instituut. Concept tekst vermogensbeheer De vermogensbeheerkosten van het pensioenfonds bedragen x bps. tegenover x bps over het voorgaand verslagjaar. Van de kosten bestaat x% uit prestatie gerelateerde vergoedingen tegenover x% over het afgelopen jaar. Het verschil ten opzichte van het voorgaand verslagjaar wordt met name veroorzaakt door het exces rendement behaald op aandelen. Daarnaast is in vergelijking met vorig jaar de vaste beheerfee gedaald met 10%. Dit is het gevolg van het heronderhandelen van de huidige aandelencontracten met enkele vermogensbeheerders alsmede het vereenvoudigen van de beleggingsstructuur door het omzetten van een fonds van fondsenstructuur naar een beleggingsfonds. Voor het verklaren van het kostenniveau wordt gebruik gemaakt van de IBI Benchmarkrapportage over het voorgaand verslagjaar. Bij het pensioenfonds zijn geen wezenlijke wijzigingen in het beleggingsbeleid opgetreden en daarom zijn de uitkomsten over het voorgaand jaar een goede indicatie. Dit uitgangspunt is eveneens gehanteerd bij de pensioenfondsen van het IBI universum.
5
Er kan worden gekozen voor het combineren van de uitvoeringskosten met het hoofdstuk “Rendement”. Pensioenfondsen stellen beleggingsbeginselen op waarmee rekening wordt gehouden in het beleggingsplan. Het beleggingsplan bevat vervolgens de asset allocatie, mate van actief en passief beheer alsmede de wijze waarop afdekking van valuta en rente dient te geschieden. 7 In de concept tekst zijn de aanbevelingen 2, 3 (gedeeltelijk), 4, 5, 6 van de AFM verwerkt. 6
50 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Kosten worden voor een groot deel bepaald door de asset allocatie. Uit cijfers over het vorig verslagjaar is gebleken dat in vergelijking met het IBI8 universum de IBI Asset Allocatie Index van 121 hoger is dan het gemiddelde van het universum zijnde 100. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau, omdat gekozen is voor meer spreiding en hogere allocatie naar alternatieve beleggingen. Het bestuur is van mening dat een gediversificeerde portefeuille het risico profiel en volatiliteit van het rendement gunstig beïnvloed (conform de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds). Volgens dezelfde beleggingsbeginselen gelooft het bestuur in een actieve beleggingsstijl. Het pensioenfonds belegt derhalve een groot gedeelte van de portefeuille actief. Het actief beheerd vermogen van het POB bedraagt 64.1%. De IBI Alpha Index van het fonds over het voorgaande verslagjaar bedraagt 131. Dit betekent dat in vergelijking met het IBI universum een groter gedeelte van de portefeuille actiever wordt beheerd. In vergelijking met de peergroep heeft het pensioenfonds uitstekend gepresteerd waardoor de kosten uit hoofde van prestatie gerelateerde vergoeding hoger zijn. Met name de categorie aandelen heeft hiertoe bijgedragen. Het pensioenfonds belegt in alternatieve beleggingen waarbij gebruik gemaakt wordt van fonds of fonds beleggingsstructuren. Dit betekent dat gekozen is voor een extra kosten laag. In vergelijking met de IBI Implementatie Index van het IBI universum van 100, maakt het fonds met een index van 130 meer gebruik van fonds van fonds structuren. In overleg met de uitvoeringsorganisatie X is hiervoor gekozen omdat op deze wijze het beste de allocatie naar de beleggingsstrategie private equity kan worden vormgegeven. Een direct gevolg hiervan is dat het kostenniveau vanwege deze structuur hoger is. Volgens de Aanbevelingen uitvoeringskosten moeten pensioenfondsen hun kosten in perspectief zetten door middel van benchmarking. Een benchmarkgetal is namelijk de meest eenvoudige wijze waarop de kosten in context worden gezet, immers er wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van het pensioenfonds. De vermogensbeheerkosten van het pensioenfonds bedragen x bps. Hier tegenover staat de IBI Benchmark9 van x bps. Met andere woorden de kosten van het pensioenfonds zouden x bps zijn zijn geweest indien de portefeuille met de gekozen allocatie naar de verschillende beleggingscategorieën zou zijn gemanaged tegen de gemiddelde kosten van de peergroep. In vergelijking met de IBI Benchmark zijn de kosten van het pensioenfonds gering hoger. Het verschil wordt veroorzaakt doordat in vergelijking met de peergroep een uitruil is geweest tussen de performance gerelateerde vergoeding en de basis beheerfee van de portefeuille. Dit houdt in dat een hogere basis beheerfee betaald wordt door het pensioenfonds. Hier tegenover staat een lagere prestatie gerelateerde vergoeding. Het bestuur van het pensioenfonds vindt het belangrijk dat de kosten van de prestatie gerelateerde vergoeding beperkt zijn en heeft derhalve besloten deze feestructuur op te zetten met als gevolg een hogere beheerfee. De kosten van vermogensbeheer zoals gerapporteerd in het jaarverslag zijn x mln. hoger dan gerapporteerd in de jaarrekening. Het verschil wordt veroorzaakt door de kosten van transacties en de onderliggende kosten van de beleggingen in private equity. Deze kosten worden in de jaarrekening direct in mindering gebracht van de beleggingsopbrengsten. Een gedeelte van de vermogensbeheerkosten (de overige kosten) voor de onderliggende managers bij private equity beleggingen met een beheerd vermogen van EUR 200 mln. is nog niet gerapporteerd door de betreffende vermogensbeheerder. Inmiddels zijn goede afspraken gemaakt 8 9
IBI universum = universum van de deelnemers aan het Nederlandse Institutioneel Benchmarking Instituut. In de Aanbevelingen uitvoeringskosten ‘benchmarkkosten’.
51 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
met de manager voor het rapporteren van de Overige vermogensbeheerkosten voor het volgend verslagjaar. Vanwege de volatiliteit van deze kosten is geen schatting gemaakt. Met name door het ontbreken van deze kosten is de IBI Transparantie Index voor vermogensbeheer 90. Bij het rapporteren van de vermogensbeheerkosten is met name gebruik gemaakt van schattingen. Voor de beheerfee en de prestatie gerelateerde vergoedingen is 100 % respec. 80% van de kosten gebaseerd op daadwerkelijk ontvangen facturen. Voor de beheerfee is hierbij tevens inbegrepen de reserveringen zoals die ultimo verslagjaar zijn gedaan. De verschuldigde prestatie gerelateerde vergoedingen is gebaseerd op een schatting afkomstig van de desbetreffende managers ultimo derde kwartaal. De IBI Hardheids Index voor het pensioenfonds bedraagt hierdoor 98 tegenover 100 van het universum. Zoals reeds hierboven aangegeven zijn met enkele vermogensbeheerders goede afspraken gemaakt over het rapporteren van de vermogensbeheerkosten. Naar verwachting zal als gevolg van een hogere transparantie het kostenniveau met name bij de Overige vermogensbeheerkosten stijgen. Met de nieuw aangestelde managers worden nu in het contract bepalingen opgenomen omtrent het aanleveren van transparante rapportages waarbij de vermogensbeheerkosten gerapporteerd worden op basis van definities van de Aanbevelingen uitvoeringskosten. Concept tekst transactiekosten De transactiekosten van het pensioenfonds bedragen EUR x mln ofwel 10 bps. tegenover EUR x mln. ofwel 8 bps. over het afgelopen jaar. De hogere transactiekosten worden met name verklaard doordat primo 2014 een herallocatie van EUR 75 mln. heeft plaatsgevonden van Emerging market aandelen naar Developed market aandelen. Het pensioenfonds belegt voor haar beleggingscategorieën uitsluitend via beleggingsfondsen. Voor de hedge van rente en valuta alsmede overlay management is sprake van specifieke mandaten. Het pensioenfonds heeft bij het bepalen van de transactiekosten, indien belegd wordt in beleggingsfondsen, de in- en uitstapfee als indicatie van het berekenen van de transactiekosten gehanteerd. Dit houdt in dat indien gedurende het verslagjaar geen herallocatie plaats vindt, de transactiekosten voor deze beleggingscategorie nihil zijn. Voor het berekenen van de transactiekosten voor de mandaten is gebruik gemaakt van de indicatieve spreads zoals vermeld in Aanbevelingen uitvoeringskosten uitgegeven door de Pensioenfederatie.
Concept tekst Pensioenbeheerkosten De kosten volgens de definities van Aanbevelingen uitvoeringskosten bedragen EUR.. tegenover EUR .. over het voorgaand verslagjaar. De kosten per deelnemer (volgens de definities van de Pensioenfederatie) zijn ten opzichte van vorig jaar gestegen met name door noodzakelijke investeringen in pensioenadministratie vanwege zich wijzigende wet- en regelgeving. Vanwege de wettelijke vereisten is de samenstelling van het bestuur maar ook de betaalde vacatiegelden gestegen. Daarnaast zijn veel kosten gemaakt voor de communicatie naar de deelnemers. Ook volgend jaar worden kosten gemaakt voor het verder verbeteren van de service aan de pensioendeelnemers waardoor de kosten per deelnemer verder zullen gaan stijgen.
52 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Doordat onderneming x heeft besloten de huidige pensioenregeling stop te zetten, heeft dit als consequentie dat geen sprake meer is van premiebetalende deelnemers. Het gevolg hiervan is dat de kosten conform de definitie van de Pensioenfederatie fors zullen gaan stijgen. Indien de kosten worden berekend uitgaande van alle deelnemers (dus inclusief slapers) bedragen de kosten per deelnemer EUR… tegenover EUR vorig jaar. Naar verwachting zal volgens deze definitie de kosten per deelnemer volgend jaar gaan dalen vanwege het niet meer behoeven te incasseren van de premies. Onderneming x heeft een 5-tal bestuurders beschikbaar gesteld alsmede kantoorruimte en ICT ondersteuning. Hiervoor wordt door het pensioenfonds geen vergoeding betaald hetgeen betekent dat het IBI Transparantie Index voor pensioenbeheer 65 bedraagt.
Verklarende woorden lijst (op te nemen in het jaarverslag via bijvoorbeeld een voetnoot) IBI Asset Allocatie Index™ geeft weer hoe de mate van spreiding van uw portefeuille zich verhoudt tot dat van het IBI universum en uw peergroep. Naarmate de spreiding toeneemt mogen de kosten ook toenemen. De gemiddelde spreiding van het gehele universum is 100. Een IBI Asset Allocatie Index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille meer gespreid is en daarmee het risico beoogt te verminderen. Een index hoger dan 100 wordt vooral veroorzaakt door spreiding in beleggingscategorieën en beleggingsinstrumenten hetgeen hogere kosten rechtvaardigt. Een index hoger dan 100 wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de investeringen in alternatieve beleggingen. IBI Alpha Index™ geeft weer hoe uw aandeel actief beheerd vermogen zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Het gemiddeld actief beheer gedeelte van het gehele universum is 100. Een IBI Alpha Index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille actiever wordt beheerd dan gemiddeld. Het behaald exces rendement kan leiden tot het betalen van prestatie gerelateerde vergoedingen. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau. IBI Implementatie Index™ geeft weer hoe uw aandeel indirecte belegd vermogen zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Door de directe beleggingen te scheiden van de indirecte beleggingen wordt duidelijk in hoeverre sprake is van extra “lagen” die noodzakelijk zijn voor het kunnen beleggen in de desbetreffende beleggingscategorie. Het gemiddeld indirect belegd gedeelte van het universum is 100. Een index hoger dan 100 betekent dat uw portefeuille indirecter (bijvoorbeeld via beleggingsfondsen) wordt beheerd dan gemiddeld. Dit rechtvaardigt een hoger kostenniveau. IBI Benchmark™ geeft aan wat de kosten voor het pensioenfonds zouden zijn geweest indien uw portefeuille met de door u gekozen allocatie naar de verschillende beleggingscategorieën zou zijn gemanaged tegen de gemiddelde kosten van uw peergroep. IBI Transparantie Index™ geeft de mate van transparantie van alle kostensoorten weer. IBI berekent de mate van transparantie van de gerapporteerde kosten van de individuele pensioenfondsen. Hoe groter de inzichtelijkheid van de gerapporteerde kosten per kostenelement en beleggingscategorie, hoe hoger men scoort op de IBI Transparantie Index. De maximaal te behalen score bedraagt 100. Het niet of onvolledige rapporteren van kosten leidt vanzelfsprekend tot een vermindering van de transparantie en daarmee tot een lagere score op de IBI Transparantie Index. IBI Hardheids Index™ geeft weer hoe de mate van hardheid van de vermogensbeheerkosten (beheerfee en prestatie gerelateerde vergoedingen) zich verhoudt ten opzichte van het IBI universum en uw peergroep. Op basis van deze index wordt aangegeven hoe hard (zeker) de gerapporteerde kosten voor de beheerfee en prestatie gerelateerde vergoedingen zijn. Het gemiddelde van het universum is 100. Een IBI Hardheids Index hoger dan 100 betekent dat uw kosten meer gebaseerd zijn op daadwerkelijke facturen en reserveringen. Pensioenfondsen worden gemotiveerd zoveel als mogelijk de daadwerkelijke cijfers van de kosten te verkrijgen (“harde cijfers”). Hoe meer gerapporteerde kosten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke gefactureerde kosten hoe harder de cijfers zijn en des te hoger het percentage gemeld bij gefactureerd (vergelijk met waarderingsmatrix).
53 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION
Partners Novarca Nyenrode Business Universiteit
54 STRICTLY CONFIDENTIAL – NO ONWARD DISTRIBUTION