IAS 16
IAS 16 MATERIELE VASTE ACTIVA
Jan VERHOEYE Docent Hogeschool Gent Gastprofessor Universiteit Gent Lid Commissie voor Boekhoudkundige Normen Lid Supervisory Board EFRAG
BELGISCH BOEKHOUDRECHT • Elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen – Aanschaffingsprijs – Vervaardigingsprijs – Inbrengwaarde
• Rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode welke de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat IAS 16
2
1
IAS 16
BELGISCH BOEKHOUDRECHT • Afschrijvingen en waardeverminderingen – Voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw – Specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben – Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen of waardeverminderingen geacteerd worden – Stelselmatig worden gevormd – Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar – Waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling IAS 16
3
BELGISCH BOEKHOUDRECHT • Herwaardering: mag, moet niet – Wanneer de waarde van deze activa, bepaald in functie van hun nut voor de vennootschap, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde – Wanneer betrokken activa noodzakelijk zijn voor voortzetting van bedrijf van vennootschap of van onderdeel daarvan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door rentabiliteit van vennootschap of van betrokken bedrijfsonderdeel – Bij activa met beperkte gebruiksduur: afschrijven – Afzonderlijke rubriek op passief. Mogen • worden overgebracht naar een reserve tot het beloop van de op de meerwaarde geboekte afschrijvingen • in kapitaal worden omgezet • bij latere minderwaarde worden afgeboekt tot het beloop van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde IAS 16
4
2
IAS 16
DOEL • Voorschrijven van de verwerkingswijze voor materiële vaste activa • Administratieve verwerking van materiële vaste activa: – Bepaling van het tijdstip waarop de activa moeten worden opgenomen – De bepaling van hun boekwaarde – De afschrijvingskosten die in verband met de activa moeten worden opgenomen
• Wordt opgenomen als een actief als het voldoet aan de definitie en de opnamecriteria voor activa in het raamwerk IAS 16
5
TOEPASSINGSGEBIED • IAS 16 moet worden toegepast bij administratieve verwerking materiële vaste activa, tenzij andere IAS andere verwerkingwijze vereist of toestaat (1) • IAS 16 is niet van toepassing op – Biologische activa in verband met agrarische activiteiten (zie IAS 41) – Rechten om mineralen te winnen, de exploratie en extractie van mineralen, olie, aardgas en vergelijkbare niet-regeneratieve hulpbronnen
• IAS 16 is wel van toepassing op materiële vaste activa die worden gebruikt om de hiervoor vermelde activiteiten of activa te ontwikkelen of te handhaven, maar die van deze activiteiten of activa kunnen worden afgescheiden (2) IAS 16
6
3
IAS 16
TOEPASSINGSGEBIED • Soms voorziet IAS dat andere boekwaarde wordt gekozen voor eerste opname dan voorzien – IAS 22 (3) • Materiële vaste activa in een bedrijfscombinatie verworven: eerst waarderen tegen hun reële waarde, zelfs als die de kostprijs overtreft • Voor alle andere aspecten van deze activa (met inbegrip van de afschrijving): IAS 16 volgen
– IAS 40 (4) • IAS 16 voor vastgoed dat wordt gebouwd of ontwikkeld voor toekomstig gebruik als vastgoedbelegging • Als bouw of ontwikkeling voltooid is, dient IAS 40 toegepast • IAS 40 geldt ook voor bestaande vastgoedbeleggingen die opnieuw worden ontwikkeld voor voortgezet toekomstig gebruik als vastgoedbeleggingen IAS 16
7
TOEPASSINGSGEBIED – IAS 15 (prijswijzigingen) en 29 (hyperinflatie) (5) • Worden niet door deze standaard behandeld • Moeten echter aan alle aspecten van IAS 16 voldoen, behalve aan degene die verband houden met de waardering van materiële vaste activa na hun eerste opname
IAS 16
8
4
IAS 16
DEFINITIES • Materiële vaste activa zijn materiële activa – die door een onderneming worden aangehouden voor gebruik in de productie of levering van goederen of diensten, voor verhuur aan anderen of voor administratieve doeleinden – waarvan men verwacht dat ze langer dan één periode zullen worden gebruikt
• Afschrijving is – systematische allocatie van het af te schrijven bedrag van een actief – over zijn gebruiksduur
• Het af te schrijven bedrag is – de kostprijs van een actief, of – een ander bedrag dat in de jaarrekening de kostprijs vervangt, verminderd met zijn restwaarde
IAS 16
9
DEFINITIES • De gebruiksduur is ofwel – de periode waarin de onderneming het actief verwacht te gebruiken; ofwel – het aantal productie- of vergelijkbare eenheden dat de onderneming van het actief verwacht te verkrijgen
• De kostprijs – is het bedrag van de geldmiddelen of kasequivalenten die worden betaald of – de reële waarde van de andere vergoeding die wordt gegeven om een actief te verwerven op het ogenblik dat het wordt verworven of gebouwd
• De restwaarde – is het nettobedrag dat de onderneming voor een actief verwacht te krijgen aan het einde van zijn gebruiksduur – na aftrek van de verwachte kosten van de vervreemding IAS 16
10
5
IAS 16
DEFINITIES • De reële waarde – – – –
bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld tussen ter zake goed geïnformeerde tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn
• Een bijzonder waardeverminderingsverlies het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare waarde overtreft • De boekwaarde – bedrag waarvoor een actief in de balans wordt opgenomen – na aftrek van eventuele geaccumuleerde afschrijvingen en geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen (6)
IAS 16
11
OPNAME • Wordt opgenomen indien (7) – Het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen met betrekking tot het actief naar de onderneming zullen vloeien; en – De kostprijs van het actief voor de onderneming op betrouwbare wijze kan worden bepaald
• Vormen vaak belangrijk gedeelte van activa en zijn dus significant in de presentatie van financiële positie • Bepaling of uitgave actief of last is heeft significante invloed op gerapporteerde bedrijfsresultaten (8) IAS 16
12
6
IAS 16
OPNAME •
Of eerste opnamecriterium is vervuld, moet een onderneming de mate van zekerheid beoordelen worden – die verbonden is aan de stroom van toekomstige economische voordelen – op basis van de beschikbare gegevens ten tijde van de eerste opname
•
Het bestaan van voldoende zekerheid vereist dat – de onderneming de aan het actief verbonden beloningen zal ontvangen – en de bijbehorende risico’s op zich zal nemen.
•
Deze zekerheid – is meestal alleen beschikbaar wanneer de risico’s en beloningen aan de onderneming zijn overgedragen – vóór dit gebeurt, kan de transactie voor de verwerving van het actief meestal zonder significante boete worden geannuleerd en wordt het actief dus niet opgenomen (9)
IAS 16
13
OPNAME • Het tweede criterium voor de opname – In het geval van aangekocht actief kan meestal op eenvoudige wijze worden vervuld, aangezien de ruiltransactie waaruit de aankoop van het actief blijkt, zijn kostprijs identificeert – In het geval van zelfgebouwd actief kan de kostprijs op betrouwbare wijze worden bepaald op basis van de transacties met externe partijen voor de verwerving van de gebruikte materialen, de geleverde arbeid en andere tijdens de bouw gebruikte middelen (10)
• Identificatie van wat afzonderlijk materieel vast actief is: oordeelsvorming vereist over toepassing van criteria in definitie – in specifieke omstandigheden of – op specifieke types van ondernemingen IAS 16
14
7
IAS 16
OPNAME • Posten die individueel onbeduidend zijn – Samenvoegen en de criteria toe te passen op de totale waarde – Voorbeeld: mallen, gereedschap en matrijzen
• Reserveonderdelen en onderhoudsbenodigdheden – Meestal geboekt als voorraden en opgenomen als last wanneer ze worden verbruikt – Belangrijke reserveonderdelen en reserveapparatuur zijn materiële vaste activa indien de onderneming verwacht ze langer dan één periode te gebruiken – Als ze uitsluitend in verband met één materieel vast actief kunnen worden gebruikt • waarvan men verwacht dat ze incidenteel zullen worden gebruikt • verwerkt als materiële vaste activa en afgeschreven over een periode die niet langer is dan de gebruiksduur van het actief waarmee ze verband houden (11) IAS 16
15
OPNAME • Soms totale uitgaven actief toerekenen aan zijn samenstellende delen en elk deel afzonderlijk te verwerken – Indien de onderdelen van het actief een verschillende gebruiksduur hebben of de onderneming volgens een ander patroon voordelen verschaffen – Dan is gebruik van verschillende afschrijvingstarieven en -methoden noodzakelijk – Voorbeeld: vliegtuig en motoren worden beschouwd als afzonderlijke af te schrijven activa als ze verschillende gebruiksduur hebben (12)
IAS 16
16
8
IAS 16
OPNAME • Activa met veiligheids- of milieuredenen – Verhoogt toekomstige economische voordelen van bestaand materieel vast actief niet rechtstreeks – Maar kan nodig zijn opdat onderneming toekomstige economische voordelen van andere activa zou kunnen verkrijgen Î komt zo in aanmerking voor opname – Voor zover de resulterende boekwaarde van het actief en van de activa die er verband mee houden niet groter is dan totale realiseerbare waarde van het actief en de activa die er verband mee houden – Voorbeeld: fabrikant van chemische producten bepaalde nieuwe chemische behandelingsprocessen (13) IAS 16
17
EERSTE OPNAME • Moet eerst worden gewaardeerd tegen kostprijs (14) – Aankoopprijs, met inbegrip van invoerrechten en nietrestitueerbare omzetbelasting – Alle rechtstreeks toerekenbare kosten om het actief klaar te maken voor zijn bedoelde gebruik • • • • •
kosten van de voorbereiding van het terrein; eerste leverings- en afhandelingskosten installatiekosten; professionele honoraria (bv. voor architecten en ingenieurs) geraamde kostprijs van ontmanteling en verwijdering van actief en herstel van terrein, in zoverre deze kostprijs wordt opgenomen als voorziening volgens IAS 37
– Eventuele handelskortingen en andere kortingen worden bij de bepaling van de aankoopprijs in mindering gebracht (15)
IAS 16
18
9
IAS 16
EERSTE OPNAME • Indien betaling langer dan normale krediettermijnen wordt uitgesteld (16) – kostprijs is equivalent van contante prijs – verschil tussen dit bedrag en de totale betaling wordt opgenomen als een rentelast over looptijd van het krediet, tenzij het wordt geactiveerd in overeenstemming met de toegestane alternatieve verwerkingswijze in IAS 23
• Vormen geen kostprijscomponent – administratie- en andere algemene overheadkosten Î tenzij ze rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de verwerving van het actief of het gebruiksklaar maken van het actief – opstartkosten en vergelijkbare preproductiekosten Î tenzij ze nodig zijn om het actief gebruiksklaar te maken – eerste bedrijfsverliezen die worden gemaakt vóór actief de geplande prestaties levert worden opgenomen als last (18)
IAS 16
19
EERSTE OPNAME • De kostprijs van een zelfgebouwd actief wordt bepaald volgens hetzelfde principe als dat voor een verworven actief – Indien een onderneming vergelijkbare activa maakt voor verkoop in normale verloop van de bedrijfsvoering Î kostprijs van actief meestal dezelfde als kostprijs van productie van activa voor verkoop (zie IAS 2) – Eventuele interne winsten worden dus geëlimineerd bij het bepalen van dergelijke kosten – In dezelfde zin is de kostprijs van abnormale hoeveelheden verspilde materialen, arbeid of andere middelen voor de productie van een zelfgebouwd actief niet inbegrepen in de kostprijs van het actief – IAS 23 legt criteria op waaraan voldaan moet zijn vóór rentekosten kunnen worden opgenomen als een component van de kostprijs van materiële vaste activa (18) IAS 16
20
10
IAS 16
EERSTE OPNAME • De kostprijs van een actief bij financiële lease bij lessee: bepaald volgens principes IAS 17 (19) • De boekwaarde van materiële vaste activa kan worden verminderd met de toepasselijke overheidssubsidies conform IAS 20 (20) • Ruil van activa – De kostprijs van een dergelijk actief wordt gewaardeerd tegen de reële waarde van het ontvangen actief, die gelijk is aan de reële waarde van het afgestane actief aangepast met het bedrag van eventuele overgedragen geldmiddelen of kasequivalenten (21) IAS 16
21
EERSTE OPNAME – Ruil van gelijksoortige activa (22) • Ruil van vliegtuigen, hotels, benzinestations en ander vastgoed) • In ruil voor een gelijksoortig actief met een gelijksoortige toepassing in dezelfde bedrijfsactiviteit • Kan ook worden verkocht in ruil voor een eigenvermogensbelang in een gelijksoortig actief • Geen winst of verlies nemen op de transactie (gezien het winstproces onvolledig is) • Kostprijs van nieuwe actief is boekwaarde van afgestane actief • Indien bijzondere waardevermindering op ontvangen actief: afgestane actief wordt afgeschreven en afgeschreven waarde wordt toegerekend aan nieuwe actief • Indien ruiltransactie andere activa omvat, zoals geldmiddelen, kan dit betekenen dat geruilde activa geen gelijke waarde hebben IAS 16
22
11
IAS 16
LATERE UITGAVE • Latere uitgaven (23) – Die verband houden met een materieel vast actief dat reeds is opgenomen – Moeten aan boekwaarde van actief worden toegevoegd indien het waarschijnlijk is dat er toekomstige economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien die groter zijn dan de oorspronkelijk geraamde prestatienorm van het bestaande actief – Alle andere latere uitgaven moeten als last worden opgenomen in de periode waarin ze plaatsvonden
IAS 16
23
LATERE UITGAVE • Enkel toevoegen als toestand van actief verbetert ten opzichte van oorspronkelijk geraamde prestatienorm (24) – Wijziging bedrijfsmiddel om gebruiksduur te verlengen, met inbegrip van verhoging van capaciteit – Verbetering van machineonderdelen om beduidende verbetering van kwaliteit van productie te bereiken – Toepassing van nieuwe productieprocessen die beduidende vermindering van vroeger geraamde exploitatiekosten mogelijk maken
IAS 16
24
12
IAS 16
LATERE UITGAVE • Uitgaven voor reparatie of onderhoud (25) – om de toekomstige economische voordelen van de oorspronkelijk geraamde prestatienorm van het actief, te herstellen of te handhaven – meestal opgenomen als last op het moment dat de uitgaven worden gedaan – kostprijs van het onderhoud of de revisie van fabrieksinstallaties meestal last, gezien de oorspronkelijk geraamde prestatienorm niet wordt verhoogd maar hersteld
IAS 16
25
LATERE UITGAVE • Verwerking van uitgaven gedaan na verwerving hangt af van – De omstandigheden die in aanmerking werden genomen bij de eerste waardering en opname van gerelateerde materieel vast actief, en – Van het al dan niet realiseerbaar zijn van de latere uitgaven
• Voorbeelden – Als boekwaarde van materieel vast actief reeds verlies van economische voordelen in aanmerking neemt, zullen latere uitgaven voor herstel van economische voordelen geactiveerd worden als boekwaarde niet groter is dan realiseerbare waarde – Idem als aankoopprijs reeds rekening houdt met verplichting om in toekomst uitgaven te doen die nodig zijn om actief gebruiksklaar te maken (vb. verwerving gebouw dat moet geronoveerd worden) (26) IAS 16
26
13
IAS 16
LATERE UITGAVE • Indien belangrijke componenten van bepaalde materiële vaste activa met regelmatige tussenpozen moeten worden vervangen (27) – Als opnamecriteria zijn voldaan: opnemen als afzonderlijke activa, omdat hun gebruiksduur verschilt van deze van de materiële vaste activa waarmee ze verband houden – Voorbeelden • Oven opnieuw bekleden • Onderdelen van interieur vliegtuig vervangen IAS 16
27
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Gebruikelijke verwerkingswijze: geboekt tegen zijn kostprijs, verminderd met eventuele geaccumuleerde afschrijvingen en eventuele geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen • Toegestande alternatieve verwerkingswijze – Tegen geherwaardeerd bedrag = de reële waarde op de datum van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen – Moet voldoende regelmatig gebeuren, zodat boekwaarde niet beduidend verschilt van boekwaarde die zou worden bepaald aan de hand van reële waarde op balansdatum
IAS 16
28
14
IAS 16
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Reële waarde van terreinen en gebouwen = marktwaarde bepaald door taxateur (30) • Reële waarde van fabrieksinstallaties (31) – Marktwaarde door schatter – Indien marktwaarde niet aantoonbaar is gezien gespecialiseerde aard en ze zelden worden verkocht: waarderen tegen afgeschreven vervangingswaarde
• Frequentie van herwaarderingen: hangt af van evolutie van reële waarde (32) ÎJaarlijkse herwaardering kan noodzakelijk zijn ÎZoniet herwaardering om 3 tot 5 jaar
IAS 16
29
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Bij herwaardering: afschrijvingen worden (33, a) – Ofwel evenredig aangepast met de wijziging van de brutoboekwaarde van het actief Î boekwaarde van het actief na herwaardering is gelijk aan geherwaardeerde waarde (vb. activa herwaarderen via index) – Voorbeeld • Actief gekocht voor 100 vier jaar terug, afschrijvingen lineair 10 per jaar Î boekwaarde 60 • Herwaarderen naar 70 (“fair value”) • Coëfficiënt = 1,1667 (70/60) • Brutoboekwaarde = 100 x 1,1667 = 116,67 • Gecumuleerde afschrijvingen = 40 x 1,1667 = 46,67 • Î Boekwaarde actief = 116,67 – 46,67 = 70 • Volgende jaren afschrijven aan 116,67 / 10 = 11,667 IAS 16
30
15
IAS 16
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Bij herwaardering: afschrijvingen worden (33, b) – Ofwel geëlimineerd tegen brutoboekwaarde van actief (boekwaarde wordt herleid naar “fair value”) Î nettowaarde wordt aangepast aan geherwaardeerde waarde van actief (vb. gebouwen) – Voorbeeld • Actief gekocht voor 100 vier jaar terug, afschrijvingen lineair 10 per jaar Î boekwaarde 60 • Herwaarderen naar 70 (“fair value”) • Afschrijvingen wegboeken tegenover brutoboekwaarde – Brutoboekwaarde 100 – 40 = 60 – Gecumuleerde afschrijvingen 40 – 40 = 0
• Herwaardering bijtellen bij brutoboekwaarde = 60 + 10 = 70 • Volgende jaren afschrijven aan 70 / 6 = 11,667 IAS 16
31
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Wanneer een materieel vast actief wordt geherwaardeerd: volledige categorie materiële vaste activa herwaarderen (34) • Een categorie van materiële vaste activa is groepering van activa met gelijksoortige aard en gelijksoortig gebruik in de activiteiten van de onderneming – Grond ,terreinen, machnies, schepen, vliegtuigen, motorvoertuigen, meubilair en inrichtung, kantoorinrichting (35)
• Posten binnen categorie van materiële vaste activa: gelijktijdig herwaarderen om te voorkomen dat jaarrekening bedragen weergeeft die een mengeling zijn van kosten en waarden op verschillende data • Mag echter op voortschrijdende grondslag worden geherwaardeerd als – Herwaardering van categorie binnen korte tijdsperiode wordt voltooid – Herwaarderingen regelmatig worden bijgewerkt (36) IAS 16
32
16
IAS 16
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Als boekwaarde van actief door herwaardering stijgt (37) – Moet de stijging direct in het eigen vermogen worden opgenomen onder de rubriek herwaarderingsreserve – Moet echter als bate worden opgenomen in zoverre zij een afwaardering van hetzelfde actief terugdraait die voorheen als last was opgenomen
• Als boekwaarde van actief door herwaardering daalt (38) – Moet de daling als last worden opgenomen – Moet echter direct worden verrekend met een gerelateerde herwaarderingsreserve in zoverre de daling niet groter is dan het bedrag opgenomen in de herwaarderingsreserve met betrekking tot het desbetreffende actief IAS 16
33
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • Herwaarderingsreserve mag direct naar ingehouden winsten worden overgedragen (39) – Wanneer de reserve wordt gerealiseerd: de volledige reserve kan bij de buitengebruikstelling of vervreemding van het actief worden gerealiseerd – Een gedeelte van de reserve kan echter worden gerealiseerd naarmate het actief door de onderneming wordt gebruikt. In een dergelijk geval is het bedrag van de gerealiseerde reserve het verschil tussen • de afschrijving op basis van de geherwaardeerde boekwaarde van het actief en • de afschrijving op basis van de oorspronkelijke kostprijs van het actief.
– De overdracht van herwaarderingsreserve naar ingehouden winsten gebeurt niet via de winst- en verliesrekening IAS 16
34
17
IAS 16
WAARDERING NA EERSTE OPNAME • De eventuele gevolgen op de winstbelastingen die voortkomen uit de herwaardering van materiële vaste activa worden behandeld in IAS 12 (40)
IAS 16
35
AFSCHRIJVING • Het af te schrijven bedrag van een materieel vast actief (41) – Moet op systematische basis over zijn gebruiksduur worden gespreid – De gebruikte afschrijvingsmethode moet het patroon weergeven volgens hetwelk de economische voordelen van het actief door de onderneming worden verbruikt – De afschrijvingskosten voor elke periode moeten worden opgenomen als een last, tenzij ze worden opgenomen in de boekwaarde van een ander actief IAS 16
36
18
IAS 16
AFSCHRIJVING • Naarmate economische voordelen die een actief in zich bergt door de onderneming worden verbruikt (42) – Wordt de boekwaarde van het actief verminderd om dit verbruik weer te geven – Normaliter gebeurt dit door het boeken van afschrijvingskosten – Afschrijvingskosten worden geboekt, zelfs als de waarde van het actief groter is dan zijn boekwaarde IAS 16
37
AFSCHRIJVING • Economische voordelen die een materieel vast actief in zich bergt worden door de onderneming voornamelijk verbruikt – Door het gebruik van het actief – Andere factoren, zoals technische veroudering en slijtage terwijl een actief niet wordt gebruikt
• Volgende factoren in aanmerking nemen – Verwachte gebruik van actief door onderneming, geschat op basis van verwachte capaciteit of fysieke productie van het actief – Verwachte fysieke slijtage, die afhangt van werkingsfactoren zoals • Aantal werkperioden waarin het actief zal worden gebruikt • Reparatie- en onderhoudsprogramma van de onderneming, en • Onderhoud van het actief wanneer het niet in gebruik is
– Technische veroudering als gevolg van wijzigingen of verbeteringen van de productie, of van een wijziging van de vraag van de markt naar het product dat of de dienst die het actief produceert – Juridische of soortgelijke beperkingen op het gebruik van het actief, zoals vervaldata van gerelateerde lease-overeenkomsten (43) IAS 16
38
19
IAS 16
AFSCHRIJVING • De gebruiksduur van een actief wordt gedefinieerd in termen van het verwachte nut van het actief voor de onderneming (44) – Het beleid van een onderneming ten aanzien van het activabeheer kan inhouden dat een actief na een gegeven tijd wordt vervreemd of nadat een bepaald gedeelte van de economische voordelen die het actief in zich bergt is verbruikt – De gebruiksduur van een actief kan dus korter zijn dan zijn economische levensduur – De schatting van de gebruiksduur van een materieel vast actief is een kwestie van beoordeling, gebaseerd op de ervaring van de onderneming met soortgelijke activa IAS 16
39
AFSCHRIJVING • Terreinen en gebouwen zijn afscheidbare activa en worden afzonderlijk behandeld (45) – Terreinen hebben normaal een onbeperkte gebruiksduur en worden dus niet afgeschreven – Gebouwen hebben een beperkte gebruiksduur en zijn dus af te schrijven activa – Een waardestijging van de grond waarop een gebouw staat heeft geen invloed op de bepaling van de gebruiksduur van het gebouw IAS 16
40
20
IAS 16
AFSCHRIJVING • Af te schrijven bedrag van actief wordt bepaald na aftrek van restwaarde (46) – In de praktijk is restwaarde van actief vaak onbeduidend en speelt ze dus geen rol in de berekening van het af te schrijven bedrag – Wordt gebruikelijke verwerkingswijze (28) toegepast en restwaarde waarschijnlijk beduidend zal zijn • Restwaarde geschat op datum van verwerving en • Wordt ze later niet verhoogd om prijswijzigingen weer te geven
– Wordt toegestane alternatieve verwerkingswijze (29) toegepast • Op datum van elke latere herwaardering nieuwe schatting maken • De schatting is gebaseerd op de restwaarde die op de datum van de schatting geldt voor gelijksoortige activa – Die het einde van hun gebruiksduur hebben bereikt en – Die gebruikt zijn in soortgelijke omstandigheden als deze waarin het actief zal worden gebruikt IAS 16
41
AFSCHRIJVING • Afschrijvingsmethoden (47) – Lineaire afschrijvingsmethode: constante last over de gebruiksduur van het actief – Degressieve afschrijvingsmethode: dalende last over de gebruiksduur van het actief – Afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden: last die gebaseerd is op het verwachte gebruik of de verwachte productie van het actief IAS 16
42
21
IAS 16
AFSCHRIJVING • Afschrijvingskosten (48) – Gewoonlijk opgenomen als een last – Gebruikt bij de productie van andere activa, in plaats van aanleiding te geven tot een last Î gedeelte van de kostprijs van het andere actief en worden ze opgenomen in de boekwaarde van dat actief • Afschrijving van fabrieksinstallaties opgenomen in de conversiekostenvan voorraden (IAS 2) • Afschrijving van materiële vaste activa die worden gebruikt voor ontwikkelingsactiviteiten worden opgenomen in de kostprijs van immateriële activa die zijn opgenomen (IAS 38) IAS 16
43
AFSCHRIJVING • Gebruiksduur van materieel vast actief – Moet periodiek worden beoordeeld, en indien de verwachtingen beduidend verschillen van de vroegere schattingen, moeten de afschrijvingskosten voor de huidige en toekomstige perioden worden aangepast (49) – Gebruiksduur worden verlengd door latere uitgaven voor het actief die toestand verbeteren – Technologische veranderingen of veranderingen markt voor de producten kunnen gebruiksduur verkorten – Reparatie- en onderhoudsbeleid van de onderneming kan eveneens een invloed hebben op de gebruiksduur van een actief • Kan leiden tot een verlenging van de gebruiksduur van het actief, of tot een stijging van zijn restwaarde • De toepassing van dergelijk beleid doet geen afbreuk aan noodzaak van boeken afschrijvingen (50) IAS 16
44
22
IAS 16
AFSCHRIJVING • Beoordeling afschrijvingsmethode (52) – Moet periodiek worden beoordeeld – Indien het verwachte patroon van de economische voordelen is gewijzigd, moet • De methode worden veranderd om rekening te houden met het gewijzigde patroon • Indien een dergelijke wijziging van de afschrijvingsmethode nodig is, moet de wijziging worden verwerkt als een schattingswijziging en moeten de afschrijvingskosten voor de huidige periode en toekomstige perioden worden aangepast
IAS 16
45
BIJZONDER WAARDEVERMINDERINGSVERLIES • Verwerking conform IAS 36 • Vewerking van bijzonder waardeverminderingsverlies opgenomen vóór het einde van de eerste jaarlijkse verslagperiode die begint na een bedrijfscombinatie die een overname is conform IAS 22
IAS 16
46
23
IAS 16
BIJZONDER WAARDEVERMINDERINGSVERLIES •
Een materieel vast actief moet uit balans worden verwijderd wanneer (55) – Het wordt vervreemd – Het actief blijvend buiten gebruik wordt gesteld en er geen toekomstige economische voordelen van zijn vervreemding worden verwacht
•
Verschil moet opgenomen wordt als bate of last – De geschatte netto-opbrengst bij vervreemding en de boekwaarde van het actief (56) – Ruil van gelijksoortig actief: kostprijs van het verworven actief gelijk aan de boekwaarde van het vervreemde actief en ontstaat er geen winst of verlies (57) – „Sale and leaseback”-transacties worden verwerkt in overeenstemming met IAS 17 (58) – Actief buiten gebruik gesteld en wordt aangehouden voor vervreemding (59) • Worden geboekt tegen hun boekwaarde op de datum waarop het actief buiten actief gebruik werd gesteld. • Minstens aan het einde van elk boekjaar onderzoekt een onderneming het actief op bijzondere waardeverminderingen volgens IAS 36
IAS 16
47
INFORMATIEVERSCHAFFING • De jaarrekening moet voor elke categorie van materiële vaste activa de volgende informatie verschaffen (60) – de waarderingsgrondslagen die voor de bepaling van de brutoboekwaarde zijn gebruikt. Indien meer dan een grondslag is gehanteerd, moet de brutoboekwaarde voor deze grondslag in elke categorie worden vermeld – de gebruikte afschrijvingsmethoden – de toegepaste gebruiksduur of afschrijvingspercentages; – de brutoboekwaarde en de geaccumuleerde afschrijving (samengevoegd met de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen) aan het begin en einde van de periode IAS 16
48
24
IAS 16
INFORMATIEVERSCHAFFING – een aansluiting van de boekwaarde aan het begin en einde van de periode, met vermelding van (vergelijkende informatie hoeft niet): • • • •
• •
• • •
toevoegingen vervreemdingen verwervingen door middel van bedrijfscombinaties stijgingen of dalingen tijdens de periode die voortvloeien uit herwaarderingen volgens alinea’s 29, 37 en 38 en uit eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen die direct in het eigen vermogen zijn opgenomen of teruggeboekt volgens IAS 36 eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen die gedurende de periode in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen volgens IAS 36 eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen die gedurende de periode in de winst- en verliesrekening zijn teruggeboekt volgens IAS 36 afschrijving de nettovalutakoersverschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekening van een buitenlandse entiteit overige bewegingen IAS 16
49
INFORMATIEVERSCHAFFING • De jaarrekening dient ook de volgende informatie te verschaffen (61) – het bestaan en de bedragen van beperkingen op eigendom en materiële vaste activa die als zekerheid dienen voor verplichtingen – de grondslagen voor financiële verslaggeving voor de geschatte kosten van het herstel van de terreinen waarop materiële vaste activa worden gebruikt – het bedrag van de uitgaven voor materiële vaste activa in aanbouw – het bedrag van verplichtingen voor de verwerving van materiële vaste activa
IAS 16
50
25
IAS 16
INFORMATIEVERSCHAFFING •
Keuze van de afschrijvingsmethode en de schatting van de gebruiksduur (62) – Vermelding van toegepaste methoden en geschatte gebruiksduur of afschrijvingspercentages om gebruikers in staat te stellen om • het door het management gekozen beleid te beoordelen en • vergelijkingen te maken met andere ondernemingen
– Om gelijksoortige redenen is het nodig om de aan een periode toegerekende afschrijving en de geaccumuleerde afschrijving aan het einde van deze periode te vermelden
•
Onderneming vermeldt aard en gevolg van schattingswijziging die materiële weerslag heeft in huidige periode of waarvan wordt verwacht dat zij in volgende perioden materiële weerslag zal hebben, volgens IAS 8. Deze vermelding kan voortvloeien uit schattingswijzigingen ten aanzien van (63) – restwaarden – de geschatte kosten van de ontmanteling en verwijdering van materiële vaste activa en het herstel van het terrein – de gebruiksduur – de afschrijvingsmethode IAS 16
51
INFORMATIEVERSCHAFFING • Indien materiële vaste activa worden opgenomen tegen de geherwaardeerde waarde, moet de volgende informatie worden verschaft (64) – – – –
de voor de herwaardering van de activa gebruikte grondslag; de ingangsdatum van de herwaardering; of een beroep werd gedaan op een onafhankelijke taxateur; de aard van eventuele indexen die zijn gebruikt om de vervangingswaarde te bepalen; – de boekwaarde van elke categorie van materiële vaste activa die in de jaarrekening zou zijn opgenomen als de activa waren geboekt volgens de gebruikelijke verwerkingswijze in alinea 28 – de herwaarderingsreserve die de beweging voor de periode aangeeft, en eventuele beperkingen op de uitkering van het saldo aan de aandeelhouders
IAS 16
52
26
IAS 16
INFORMATIEVERSCHAFFING • Onderneming verschaft informatie over materiële vaste activa die bijzondere waardeverminderingen hebben ondergaan volgens IAS 36 (65) • Volgende informatie is eveneens relevant voor gebruikers (aanmoediging) (66) – boekwaarde van tijdelijk ongebruikte materiële vaste activa; – brutoboekwaarde van eventuele volledig afgeschreven materiële vaste activa die nog worden gebruikt – boekwaarde van materiële vaste activa die buiten actief gebruik zijn gesteld en voor vervreemding worden gehouden; en – indien de gebruikelijke verwerkingswijze wordt toegepast, de reële waarde van materiële vaste activa indien deze materieel verschilt van de boekwaarde IAS 16
53
EINDE
IAS 16
54
27
IAS 16
L 261/108
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
13.10.2003
IAS 16
INTERNATIONAL ACCOUNTING STANDARD IAS 16 (HERZIENE VERSIE VAN 1998)
Materiële vaste activa IAS 16, Administratieve verwerking van materiële vaste activa, werd in maart 1982 goedgekeurd. In december 1993 werd IAS 16 herzien in het kader van het project over de vergelijkbaarheid en verbetering van de jaarrekening. De nieuwe versie werd IAS 16, Materiële vaste activa (IAS 16 (herziene versie van 1993)). Toen IAS 1, Presentatie van de jaarrekening, in juli 1997 werd goedgekeurd, werd alinea 66(e) van IAS 16 (herziene versie van 1993) (nu alinea 60(e) van deze standaard), gewijzigd. In april en juli 1998 werden verscheidene alinea’s van IAS 16 (herziene versie van 1993) herzien om ze consistent te maken met IAS 22 (herziene versie van 1998), Bedrijfscombinaties, IAS 36, Bijzondere waardevermindering van activa, en IAS 37, Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa. De herziene standaard (IAS 16 (herziene versie van 1998) werd van kracht voor jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die aanvangen op of na 1 juli 1999. In april 2000 werd alinea 4 gewijzigd door IAS 40, Vastgoedbeleggingen. IAS 40 werd van kracht voor jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2001. In januari 2001 werd alinea 2 gewijzigd door IAS 41, Landbouw. IAS 41 is van kracht voor jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2003. De volgende SIC-interpretaties houden verband met IAS 16: —
SIC-14: Materiële vaste activa — Vergoeding voor de bijzondere waardevermindering of het verlies van posten.
—
SIC-23: Materiële vaste activa — Belangrijke inspectie- of revisiekosten.
INHOUD Alinea’s Doel Toepassingsgebied Definities Opname van materiële vaste activa
1-5 6 7-13
Eerste waardering van materiële vaste activa
14-22
Kostprijscomponenten
15-20
28
IAS 16
13.10.2003
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
L 261/109 IAS 16
Ruil van activa
21-22
Latere uitgaven
23-27
Waardering na de eerste opname
28-52
Gebruikelijke verwerkingswijze
28
Toegestane alternatieve verwerkingswijze
29-40
Herwaarderingen
30-40
Afschrijving
41-52
Beoordeling van de gebruiksduur
49-51
Beoordeling van de afschrijvingsmethode
52
Realiseerbaarheid van de boekwaarde — bijzondere waardeverminderingsverliezen
53-54
Buitengebruikstelling en vervreemding
55-59
Informatieverschaffing
60-66
Ingangsdatum
67-68
De standaarden die cursief en vet zijn gedrukt dienen te worden gelezen in de context van het achtergrondmateriaal en de leidraden in deze standaard, en in de context van het voorwoord bij de International Accounting Standards. International Accounting Standards zijn niet van toepassing op niet-materiële posten (zie alinea 12 van het voorwoord).
DOEL Het doel van deze standaard is het voorschrijven van de verwerkingswijze voor materiële vaste activa. De voornaamste kwesties die zich voordoen bij de administratieve verwerking van materiële vaste activa zijn de bepaling van het tijdstip waarop de activa moeten worden opgenomen, de bepaling van hun boekwaarde en de afschrijvingskosten die in verband met de activa moeten worden opgenomen. Deze standaard vereist dat een materieel vast actief wordt opgenomen als een actief als het voldoet aan de definitie en de opnamecriteria voor activa in het raamwerk voor de opstelling en presentatie van jaarrekeningen.
TOEPASSINGSGEBIED 1.
Deze standaard moet worden toegepast bij de administratieve verwerking van materiële vaste activa, tenzij een andere International Accounting Standard een andere verwerkingwijze vereist of toestaat.
2.
Deze standaard is niet van toepassing op: (a)
biologische activa in verband met agrarische activiteiten (zie IAS 41, Landbouw); en
(b)
rechten om mineralen te winnen, de exploratie en extractie van mineralen, olie, aardgas en vergelijkbare niet-regeneratieve hulpbronnen.
Deze standaard is echter wel van toepassing op materiële vaste activa die worden gebruikt om de in (a) of (b) vermelde activiteiten of activa te ontwikkelen of te handhaven, maar die van deze activiteiten of activa kunnen worden afgescheiden. 3.
In bepaalde omstandigheden staan de International Accounting Standards toe dat voor de eerste opname van de boekwaarde van materiële vaste activa een andere benadering wordt gehanteerd dan deze die wordt voorgeschreven in deze standaard. Zo vereist IAS 22 (herziene versie van 1998), Bedrijfscombinaties, dat de materiële vaste activa die in een bedrijfscombinatie worden verworven eerst worden gewaardeerd tegen hun reële waarde, zelfs als die de kostprijs overtreft. In dergelijke gevallen moeten echter voor alle andere aspecten van de administratieve verwerking van deze activa, met inbegrip van de afschrijving, de vereisten van deze standaard worden nageleefd.
29
IAS 16
L 261/110
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
13.10.2003
IAS 16 4.
Een onderneming dient op haar vastgoedbeleggingen IAS 40, Vastgoedbeleggingen, toe te passen in plaats van deze standaard. Een onderneming dient deze standaard toe te passen op vastgoed dat wordt gebouwd of ontwikkeld voor toekomstig gebruik als vastgoedbelegging. Wanneer de bouw of ontwikkeling voltooid is, dient de onderneming IAS 40 toe te passen. IAS 40 geldt ook voor bestaande vastgoedbeleggingen die opnieuw worden ontwikkeld voor voortgezet toekomstig gebruik als vastgoedbeleggingen.
5.
Bepaalde aspecten van de toepassing van een globaal systeem dat de gevolgen van prijswijzigingen weerspiegelt (zie IAS 15, Informatie die de gevolgen van prijswijzigingen weergeeft, en IAS 29, Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie), worden niet door deze standaard behandeld. Ondernemingen die een dergelijk systeem toepassen, moeten echter aan alle aspecten van deze standaard voldoen, behalve aan degene die verband houden met de waardering van materiële vaste activa na hun eerste opname.
DEFINITIES 6.
De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis: Materiële vaste activa zijn materiële activa: (a)
die door een onderneming worden aangehouden voor gebruik in de productie of levering van goederen of diensten, voor verhuur aan anderen of voor administratieve doeleinden; en
(b)
waarvan men verwacht dat ze langer dan één periode zullen worden gebruikt.
Afschrijving is de systematische allocatie van het af te schrijven bedrag van een actief over zijn gebruiksduur. Het af te schrijven bedrag is de kostprijs van een actief, of een ander bedrag dat in de jaarrekening de kostprijs vervangt, verminderd met zijn restwaarde. De gebruiksduur is ofwel: (a)
de periode waarin de onderneming het actief verwacht te gebruiken; ofwel
(b)
het aantal productie- of vergelijkbare eenheden dat de onderneming van het actief verwacht te verkrijgen.
De kostprijs is het bedrag van de geldmiddelen of kasequivalenten die worden betaald of de reële waarde van de andere vergoeding die wordt gegeven om een actief te verwerven op het ogenblik dat het wordt verworven of gebouwd. De restwaarde is het nettobedrag dat de onderneming voor een actief verwacht te krijgen aan het einde van zijn gebruiksduur, na aftrek van de verwachte kosten van de vervreemding. De reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn. Een bijzonder waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare waarde overtreft. De boekwaarde is het bedrag waarvoor een actief in de balans wordt opgenomen, na aftrek van eventuele geaccumuleerde afschrijvingen en geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen.
OPNAME VAN MATERIËLE VASTE ACTIVA 7.
8.
Een materieel vast actief moet als een actief worden opgenomen indien: (a)
het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen met betrekking tot het actief naar de onderneming zullen vloeien; en
(b)
de kostprijs van het actief voor de onderneming op betrouwbare wijze kan worden bepaald.
Materiële vaste activa vormen vaak een belangrijk gedeelte van de totale activa van een onderneming en zijn dus significant in de presentatie van haar financiële positie. Bovendien kan de bepaling of een uitgave een actief of een last vertegenwoordigt een significante invloed hebben op de gerapporteerde bedrijfsresultaten van een onderneming.
30
IAS 16
13.10.2003
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
L 261/111 IAS 16
9.
Bij de bepaling of een post het eerste opnamecriterium vervult, moet een onderneming de mate van zekerheid beoordelen die verbonden is aan de stroom van toekomstige economische voordelen, op basis van de beschikbare gegevens ten tijde van de eerste opname. Het bestaan van voldoende zekerheid dat de toekomstige economische voordelen naar het bedrijf zullen vloeien, vereist dat de onderneming de aan het actief verbonden beloningen zal ontvangen en de bijbehorende risico’s op zich zal nemen. Deze zekerheid is meestal alleen beschikbaar wanneer de risico’s en beloningen aan de onderneming zijn overgedragen. Vóór dit gebeurt, kan de transactie voor de verwerving van het actief meestal zonder significante boete worden geannuleerd en wordt het actief dus niet opgenomen.
10.
Het tweede criterium voor de opname kan meestal op eenvoudige wijze worden vervuld, aangezien de ruiltransactie waaruit de aankoop van het actief blijkt, zijn kostprijs identificeert. In het geval van een zelfgebouwd actief kan de kostprijs op betrouwbare wijze worden bepaald op basis van de transacties met externe partijen voor de verwerving van de gebruikte materialen, de geleverde arbeid en andere tijdens de bouw gebruikte middelen.
11.
Bij de identificatie van wat een afzonderlijk materieel vast actief vormt, is oordeelsvorming vereist over de toepassing van de criteria in de definitie in specifieke omstandigheden of op specifieke types van ondernemingen. Het kan geëigend zijn om posten die individueel onbeduidend zijn, zoals mallen, gereedschap en matrijzen, samen te voegen en de criteria toe te passen op de totale waarde. De meeste reserveonderdelen en onderhoudsbenodigdheden worden meestal geboekt als voorraden en opgenomen als last wanneer ze worden verbruikt. Belangrijke reserveonderdelen en reserveapparatuur komen echter in aanmerking als materiële vaste activa indien de onderneming verwacht ze langer dan één periode te gebruiken. Evenzo worden reserveonderdelen en onderhoudsbenodigdheden die uitsluitend in verband met één materieel vast actief kunnen worden gebruikt en waarvan men verwacht dat ze incidenteel zullen worden gebruikt, verwerkt als materiële vaste activa en afgeschreven over een periode die niet langer is dan de gebruiksduur van het actief waarmee ze verband houden.
12.
In bepaalde omstandigheden is het geëigend om de totale uitgaven voor een actief toe te rekenen aan zijn samenstellende delen en elk deel afzonderlijk te verwerken. Dit is het geval indien de onderdelen van het actief een verschillende gebruiksduur hebben of de onderneming volgens een ander patroon voordelen verschaffen, zodat het gebruik van verschillende afschrijvingstarieven en -methoden noodzakelijk is. Zo moeten een vliegtuig en zijn motoren worden beschouwd als afzonderlijke af te schrijven activa als ze een verschillende gebruiksduur hebben.
13.
Materiële vaste activa kunnen worden verworven om veiligheids- of milieuredenen. De verwerving van dergelijke materiële vaste activa verhoogt de toekomstige economische voordelen van een bepaald bestaand materieel vast actief niet rechtstreeks, maar kan nodig zijn opdat de onderneming de toekomstige economische voordelen van haar andere activa zou kunnen verkrijgen. In dit geval komt een dergelijke verwerving van materiële vaste activa in aanmerking voor opname als activa, aangezien ze de onderneming de mogelijkheid geeft om meer toekomstige economische voordelen te onttrekken aan de activa die er verband mee houden, dan ze zou kunnen indien de verwerving niet was gebeurd. Dergelijke activa worden echter alleen opgenomen voor zover de resulterende boekwaarde van het actief en van de activa die er verband mee houden niet groter is dan de totale realiseerbare waarde van het actief en de activa die er verband mee houden. Zo kan het mogelijk zijn dat een fabrikant van chemische producten bepaalde nieuwe chemische behandelingsprocessen moet installeren om te voldoen aan de milieunormen voor de productie en opslag van gevaarlijke chemische stoffen. De daaraan gerelateerde verbeteringen van de fabriek worden opgenomen als activa in de mate dat zij realiseerbaar zijn, aangezien de onderneming zonder deze verbetering geen chemische stoffen kan produceren en verkopen.
EERSTE WAARDERING VAN MATERIËLE VASTE ACTIVA 14.
Een materieel vast actief dat in aanmerking komt voor opname als actief moet eerst worden gewaardeerd tegen zijn kostprijs.
Kostprijscomponenten 15.
De kostprijs van een materieel vast actief omvat zijn aankoopprijs, met inbegrip van invoerrechten en nietrestitueerbare omzetbelasting, en alle rechtstreeks toerekenbare kosten om het actief klaar te maken voor zijn bedoelde gebruik; eventuele handelskortingen en andere kortingen worden bij de bepaling van de aankoopprijs in mindering gebracht. Voorbeelden van rechtstreeks toerekenbare kosten zijn: (a)
de kosten van de voorbereiding van het terrein;
(b)
de eerste leverings- en afhandelingskosten;
31
IAS 16
L 261/112
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
13.10.2003
IAS 16 (c)
de installatiekosten;
(d)
professionele honoraria (bijvoorbeeld voor architecten en ingenieurs); en
(e)
de geraamde kostprijs van de ontmanteling en verwijdering van het actief en het herstel van het terrein, in zoverre deze kostprijs wordt opgenomen als een voorziening volgens IAS 37, Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa.
16.
Indien de betaling van een materieel vast actief langer dan de normale krediettermijnen wordt uitgesteld, is zijn kostprijs het equivalent van de contante prijs. Het verschil tussen dit bedrag en de totale betaling wordt opgenomen als een rentelast over de looptijd van het krediet, tenzij het wordt geactiveerd in overeenstemming met de toegestane alternatieve verwerkingswijze in IAS 23, Financieringskosten.
17.
Administratie- en andere algemene overheadkosten vormen geen kostprijscomponent van materiële vaste activa, tenzij ze rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de verwerving van het actief of het gebruiksklaar maken van het actief. In dezelfde zin vormen opstartkosten en vergelijkbare preproductiekosten geen kostprijscomponent van een actief, tenzij ze nodig zijn om het actief gebruiksklaar te maken. De eerste bedrijfsverliezen die worden gemaakt vóór een actief de geplande prestaties levert worden opgenomen als last.
18.
De kostprijs van een zelfgebouwd actief wordt bepaald volgens hetzelfde principe als dat voor een verworven actief. Indien een onderneming vergelijkbare activa maakt voor verkoop in het normale verloop van de bedrijfsvoering, is de kostprijs van het actief meestal dezelfde als de kostprijs van de productie van de activa voor de verkoop (zie IAS 2, Voorraden). Eventuele interne winsten worden dus geëlimineerd bij het bepalen van dergelijke kosten. In dezelfde zin is de kostprijs van abnormale hoeveelheden verspilde materialen, arbeid of andere middelen voor de productie van een zelfgebouwd actief niet inbegrepen in de kostprijs van het actief. IAS 23 legt criteria op waaraan voldaan moet zijn vóór rentekosten kunnen worden opgenomen als een component van de kostprijs van materiële vaste activa.
19.
De kostprijs van een actief dat bij financiële lease door een lessee [BE: leasingnemer] wordt aangehouden, wordt bepaald volgens de principes die zijn uiteengezet in IAS 17, Lease-overeenkomsten.
20.
De boekwaarde van materiële vaste activa kan worden verminderd met de toepasselijke overheidssubsidies in overeenstemming met IAS 20, Administratieve verwerking van overheidssubsidies en informatieverschaffing over overheidssteun.
Ruil van activa 21.
Een materieel vast actief kan worden verworven in ruil voor of deels in ruil voor een ongelijksoortig materieel vast actief of een ander actief. De kostprijs van een dergelijk actief wordt gewaardeerd tegen de reële waarde van het ontvangen actief, die gelijk is aan de reële waarde van het afgestane actief aangepast met het bedrag van eventuele overgedragen geldmiddelen of kasequivalenten.
22.
Een materieel vast actief kan worden verworven in ruil voor een gelijksoortig actief met een gelijksoortige toepassing in dezelfde bedrijfsactiviteit, dat een gelijksoortige reële waarde heeft. Een materieel vast actief kan ook worden verkocht in ruil voor een eigen-vermogensbelang in een gelijksoortig actief. In beide gevallen wordt geen winst of verlies op de transactie opgenomen, aangezien het winstproces onvolledig is. In plaats daarvan is de kostprijs van het nieuwe actief de boekwaarde van het afgestane actief. De reële waarde van het ontvangen actief kan echter blijk geven van een bijzondere waardevermindering van het afgestane actief. In deze omstandigheden wordt het afgestane actief afgeschreven en wordt de afgeschreven waarde toegerekend aan het nieuwe actief. Voorbeelden van de ruil van gelijksoortige activa zijn de ruil van vliegtuigen, hotels, benzinestations en ander vastgoed. Indien de ruiltransactie andere activa omvat, zoals geldmiddelen, kan dit erop wijzen dat de geruilde activa geen gelijke waarde hebben.
LATERE UITGAVEN 23.
Latere uitgaven die verband houden met een materieel vast actief dat reeds is opgenomen, moeten aan de boekwaarde van het actief worden toegevoegd indien het waarschijnlijk is dat er toekomstige economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien die groter zijn dan de oorspronkelijk geraamde prestatienorm van het bestaande actief. Alle andere latere uitgaven moeten als last worden opgenomen in de periode waarin ze plaatsvonden.
32
IAS 16
13.10.2003
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
L 261/113 IAS 16
24.
Latere uitgaven voor materiële vaste activa worden alleen als actief opgenomen indien de uitgave de toestand van het actief verbetert ten opzichte van zijn oorspronkelijk geraamde prestatienorm. Voorbeelden van verbeteringen die tot grotere toekomstige economische voordelen leiden omvatten: (a)
de wijziging van een bedrijfsmiddel om zijn gebruiksduur te verlengen, met inbegrip van een verhoging van zijn capaciteit;
(b)
de verbetering van machineonderdelen om een beduidende verbetering van de kwaliteit van de productie te bereiken; en
(c)
de toepassing van nieuwe productieprocessen die een beduidende vermindering van de vroeger geraamde exploitatiekosten mogelijk maken.
25.
Uitgaven voor de reparatie of het onderhoud van materiële vaste activa worden gedaan om de toekomstige economische voordelen die een onderneming mag verwachten van de oorspronkelijk geraamde prestatienorm van het actief, te herstellen of te handhaven. Ze worden als dusdanig meestal opgenomen als last op het moment dat de uitgaven worden gedaan. Zo is de kostprijs van het onderhoud of de revisie van fabrieksinstallaties meestal een last, aangezien de oorspronkelijk geraamde prestatienorm niet wordt verhoogd maar hersteld.
26.
De geëigende administratieve verwerking van uitgaven die gedaan zijn na de verwerving van een materieel vast actief, hangt af van de omstandigheden die in aanmerking werden genomen bij de eerste waardering en opname van het gerelateerde materieel vast actief, en van het al dan niet realiseerbaar zijn van de latere uitgaven. Zo worden, indien de boekwaarde van een materieel vast actief reeds een verlies van economische voordelen in aanmerking neemt, de latere uitgaven voor het herstel van de toekomstige economische voordelen die men van het actief verwacht geactiveerd, op voorwaarde dat de boekwaarde niet groter is dan de realiseerbare waarde van het actief. Dit is eveneens het geval indien de aankoopprijs van een actief reeds rekening houdt met de verplichting van de onderneming om in de toekomst uitgaven te doen die nodig zijn om het actief gebruiksklaar te maken. Een mogelijk voorbeeld hiervan is de verwerving van een gebouw dat moet worden gerenoveerd. In dergelijke omstandigheden worden de latere uitgaven toegevoegd aan de boekwaarde van het actief in zoverre ze kunnen worden gerealiseerd door het toekomstige gebruik van het actief.
27.
Het is mogelijk dat belangrijke componenten van bepaalde materiële vaste activa met regelmatige tussenpozen moeten worden vervangen. Zo is het mogelijk dat een oven na een gegeven aantal gebruiksuren opnieuw moet worden bekleed, of dat onderdelen van het interieur van een vliegtuig (bijvoorbeeld stoelen en pantry’s) meermaals moeten worden vervangen gedurende de gebruiksduur van het casco. De componenten worden administratief verwerkt als afzonderlijke activa, omdat hun gebruiksduur verschilt van deze van de materiële vaste activa waarmee ze verband houden. Bijgevolg worden de gedane uitgaven voor de vervanging of de vernieuwing van de component opgenomen als de verwerving van een afzonderlijk actief en wordt het vervangen actief afgeschreven, op voorwaarde dat aan de opnamecriteria van alinea 7 is voldaan.
WAARDERING NA DE EERSTE OPNAME
Gebruikelijke verwerkingswijze 28.
Na de eerste opname als een actief, moet een materieel vast actief worden geboekt tegen zijn kostprijs, verminderd met eventuele geaccumuleerde afschrijvingen en eventuele geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen.
Toegestane alternatieve verwerkingswijze 29.
Na de eerste opname als een actief, moet een materieel vast actief worden geboekt tegen een geherwaardeerd bedrag, namelijk de reële waarde op de datum van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. De herwaardering moet voldoende regelmatig gebeuren, zodat de boekwaarde niet beduidend verschilt van de boekwaarde die zou worden bepaald aan de hand van de reële waarde op de balansdatum.
He rwa ar de ringen 30.
De reële waarde van terreinen en gebouwen is meestal de marktwaarde. Deze waarde wordt bepaald door een schatting die normaliter door professioneel erkende taxateurs wordt uitgevoerd.
33
IAS 16
L 261/114
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
13.10.2003
IAS 16 31.
De reële waarde van fabrieksinstallaties is meestal hun marktwaarde, bepaald door een schatting. Indien de marktwaarde niet aantoonbaar is vanwege de gespecialiseerde aard van de fabrieksinstallaties en omdat dergelijke installaties zelden worden verkocht, behalve als deel van een actief bedrijf, worden ze gewaardeerd tegen hun afgeschreven vervangingswaarde.
32.
De frequentie van de herwaarderingen hangt af van de evolutie van de reële waarde van de materiële vaste activa die worden geherwaardeerd. Indien de reële waarde van een geherwaardeerd actief materieel verschilt van zijn boekwaarde, is een verdere herwaardering noodzakelijk. De reële waarde van sommige materiële vaste activa kan beduidend schommelen, wat een jaarlijkse herwaardering noodzakelijk maakt. Dergelijke frequente herwaarderingen zijn niet nodig voor materiële vaste activa waarvan de reële waarde niet aanzienlijk schommelt. In dit geval kan een herwaardering om de drie of vijf jaar volstaan.
33.
Wanneer een materieel vast actief wordt geherwaardeerd, wordt elke geaccumuleerde afschrijving op de datum van de herwaardering ofwel: (a)
evenredig aangepast met de wijziging van de brutoboekwaarde van het actief, zodat de boekwaarde van het actief na de herwaardering gelijk is aan de geherwaardeerde waarde. Deze methode wordt vaak gebruikt wanneer een actief aan de hand van een index wordt geherwaardeerd tegen zijn afgeschreven vervangingswaarde; of
(b)
geëlimineerd tegen de brutoboekwaarde van het actief, waarbij de nettowaarde wordt aangepast aan de geherwaardeerde waarde van het actief. Deze methode wordt bijvoorbeeld gebruikt voor gebouwen die tot hun marktwaarde worden geherwaardeerd.
Het bedrag van de wijziging dat voortvloeit uit de aanpassing of eliminatie van de geaccumuleerde afschrijving maakt deel uit van de verhoging of verlaging van de boekwaarde, die wordt behandeld in overeenstemming met alinea’s 37 en 38. 34.
Wanneer een materieel vast actief wordt geherwaardeerd, moet de volledige categorie van materiële vaste activa waartoe dat actief behoort worden geherwaardeerd.
35.
Een categorie van materiële vaste activa is een groepering van activa met een gelijksoortige aard en een gelijksoortig gebruik in de activiteiten van de onderneming. Voorbeelden van afzonderlijke categorieën zijn: (a)
grond;
(b)
terreinen en gebouwen;
(c)
machines;
(d)
schepen;
(e)
vliegtuigen;
(f)
motorvoertuigen;
(g)
meubilair en inrichting; en
(h)
kantoorinrichting.
36.
De posten binnen een categorie van materiële vaste activa worden gelijktijdig geherwaardeerd om te voorkomen dat activa selectief worden geherwaardeerd en dat de jaarrekening bedragen weergeeft die een mengeling zijn van kosten en waarden op verschillende data. Een categorie van activa mag echter op voortschrijdende grondslag worden geherwaardeerd, op voorwaarde dat de herwaardering van de categorie van activa binnen een korte tijdsperiode wordt voltooid en dat de herwaarderingen regelmatig worden bijgewerkt.
37.
Wanneer de boekwaarde van een actief als gevolg van een herwaardering stijgt, moet de stijging direct in het eigen vermogen worden opgenomen onder de rubriek herwaarderingsreserve. Een stijging door herwaardering moet echter als bate worden opgenomen in zoverre zij een afwaardering van hetzelfde actief terugdraait die voorheen als last was opgenomen.
34
IAS 16
13.10.2003
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
L 261/115 IAS 16
38.
Wanneer de boekwaarde van een actief als gevolg van een herwaardering daalt, moet de daling als last worden opgenomen. Een afwaardering moet echter direct worden verrekend met een gerelateerde herwaarderingsreserve in zoverre de daling niet groter is dan het bedrag opgenomen in de herwaarderingsreserve met betrekking tot het desbetreffende actief.
39.
De in het eigen vermogen opgenomen herwaarderingsreserve mag direct naar de ingehouden winsten worden overgedragen wanneer de reserve wordt gerealiseerd. De volledige reserve kan bij de buitengebruikstelling of vervreemding van het actief worden gerealiseerd. Een gedeelte van de reserve kan echter worden gerealiseerd naarmate het actief door de onderneming wordt gebruikt. In een dergelijk geval is het bedrag van de gerealiseerde reserve het verschil tussen de afschrijving op basis van de geherwaardeerde boekwaarde van het actief en de afschrijving op basis van de oorspronkelijke kostprijs van het actief. De overdracht van herwaarderingsreserve naar ingehouden winsten gebeurt niet via de winst- en verliesrekening.
40.
De eventuele gevolgen op de winstbelastingen die voortkomen uit de herwaardering van materiële vaste activa worden behandeld in IAS 12, Winstbelastingen.
AFSCHRIJVING 41.
Het af te schrijven bedrag van een materieel vast actief moet op systematische basis over zijn gebruiksduur worden gespreid. De gebruikte afschrijvingsmethode moet het patroon weergeven volgens hetwelk de economische voordelen van het actief door de onderneming worden verbruikt. De afschrijvingskosten voor elke periode moeten worden opgenomen als een last, tenzij ze worden opgenomen in de boekwaarde van een ander actief.
42.
Naarmate de economische voordelen die een actief in zich bergt door de onderneming worden verbruikt, wordt de boekwaarde van het actief verminderd om dit verbruik weer te geven. Normaliter gebeurt dit door het boeken van afschrijvingskosten. Afschrijvingskosten worden geboekt, zelfs als de waarde van het actief groter is dan zijn boekwaarde.
43.
De economische voordelen die een materieel vast actief in zich bergt worden door de onderneming voornamelijk verbruikt door het gebruik van het actief. Vaak leiden echter andere factoren, zoals technische veroudering en slijtage terwijl een actief niet wordt gebruikt, tot de vermindering van de economische voordelen die men van het actief had kunnen verwachten. Bijgevolg moet men bij de bepaling van de gebruiksduur van een actief alle volgende factoren in aanmerking nemen: (a)
het verwachte gebruik van het actief door de onderneming. Het gebruik wordt geschat op basis van de verwachte capaciteit of fysieke productie van het actief.
(b)
de verwachte fysieke slijtage, die afhangt van werkingsfactoren zoals het aantal werkperioden waarin het actief zal worden gebruikt, het reparatie- en onderhoudsprogramma van de onderneming, en het onderhoud van het actief wanneer het niet in gebruik is;
(c)
technische veroudering als gevolg van wijzigingen of verbeteringen van de productie, of van een wijziging van de vraag van de markt naar het product dat of de dienst die het actief produceert; en
(d)
juridische of soortgelijke beperkingen op het gebruik van het actief, zoals vervaldata van gerelateerde lease-overeenkomsten.
44.
De gebruiksduur van een actief wordt gedefinieerd in termen van het verwachte nut van het actief voor de onderneming. Het beleid van een onderneming ten aanzien van het activabeheer kan inhouden dat een actief na een gegeven tijd wordt vervreemd of nadat een bepaald gedeelte van de economische voordelen die het actief in zich bergt is verbruikt. De gebruiksduur van een actief kan dus korter zijn dan zijn economische levensduur. De schatting van de gebruiksduur van een materieel vast actief is een kwestie van beoordeling, gebaseerd op de ervaring van de onderneming met soortgelijke activa.
45.
Terreinen en gebouwen zijn afscheidbare activa en worden voor administratieve-verwerkingsdoeleinden afzonderlijk behandeld, zelfs indien ze samen zijn verworven. Terreinen hebben normaal een onbeperkte gebruiksduur en worden dus niet afgeschreven. Gebouwen hebben een beperkte gebruiksduur en zijn dus af te schrijven activa. Een waardestijging van de grond waarop een gebouw staat heeft geen invloed op de bepaling van de gebruiksduur van het gebouw.
35
IAS 16
L 261/116
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
13.10.2003
IAS 16 46.
Het af te schrijven bedrag van een actief wordt bepaald na aftrek van de restwaarde van het actief. In de praktijk is de restwaarde van een actief vaak onbeduidend en speelt ze dus geen rol in de berekening van het af te schrijven bedrag. Indien de gebruikelijke verwerkingswijze wordt toegepast en de restwaarde waarschijnlijk beduidend zal zijn, wordt de restwaarde geschat op de datum van de verwerving en wordt ze later niet verhoogd om prijswijzigingen weer te geven. Indien echter de toegestane alternatieve verwerkingswijze wordt toegepast, wordt op de datum van elke latere herwaardering van het actief een nieuwe schatting gemaakt. De schatting is gebaseerd op de restwaarde die op de datum van de schatting geldt voor gelijksoortige activa die het einde van hun gebruiksduur hebben bereikt en die gebruikt zijn in soortgelijke omstandigheden als deze waarin het actief zal worden gebruikt.
47.
Er kunnen diverse afschrijvingsmethoden worden gehanteerd om het af te schrijven bedrag van een actief op systematische basis over zijn gebruiksduur te spreiden. Deze methoden omvatten de lineaire afschrijvingsmethode, de degressieve afschrijvingsmethode en de afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden. De lineaire afschrijving resulteert in een constante last over de gebruiksduur van het actief. De degressieve afschrijvingsmethode resulteert in een dalende last over de gebruiksduur van het actief. De afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden leidt tot een last die gebaseerd is op het verwachte gebruik of de verwachte productie van het actief. De voor een actief te gebruiken methode wordt gekozen op basis van het verwachte patroon van de economische voordelen en wordt in elke periode consistent toegepast, tenzij het verwachte patroon van de economische voordelen van het actief verandert.
48.
De afschrijvingskosten voor een periode worden gewoonlijk opgenomen als een last. In sommige omstandigheden worden de economische voordelen die een actief in zich bergt echter door de onderneming gebruikt bij de productie van andere activa, in plaats van aanleiding te geven tot een last. In dit geval vormen de afschrijvingskosten een gedeelte van de kostprijs van het andere actief en worden ze opgenomen in de boekwaarde van dat actief. Zo wordt de afschrijving van fabrieksinstallaties opgenomen in de conversiekosten van voorraden (zie IAS 2, Voorraden). Op dezelfde manier kan de afschrijving van materiële vaste activa die worden gebruikt voor ontwikkelingsactiviteiten worden opgenomen in de kostprijs van immateriële activa die zijn opgenomen in overeenstemming met IAS 38, Immateriële activa.
B e o or de l i n g v a n d e g ebr u i ks du ur 49.
De gebruiksduur van een materieel vast actief moet periodiek worden beoordeeld, en indien de verwachtingen beduidend verschillen van de vroegere schattingen, moeten de afschrijvingskosten voor de huidige en toekomstige perioden worden aangepast.
50.
Tijdens de levensduur van een actief kan blijken dat de schatting van de gebruiksduur niet correct is. Zo kan de gebruiksduur worden verlengd door latere uitgaven voor het actief die de toestand van het actief verbeteren ten opzichte van de oorspronkelijk geraamde prestatienorm. Anderzijds kunnen technologische veranderingen of veranderingen van de markt voor de producten de gebruiksduur van het actief verkorten. In dergelijke gevallen worden de gebruiksduur en dus ook het afschrijvingspercentage aangepast voor de huidige en toekomstige perioden.
51.
Het reparatie- en onderhoudsbeleid van de onderneming kan eveneens een invloed hebben op de gebruiksduur van een actief. Het beleid kan leiden tot een verlenging van de gebruiksduur van het actief, of tot een stijging van zijn restwaarde. De toepassing van een dergelijk beleid doet echter geen afbreuk aan de noodzaak van het boeken van afschrijvingen.
B e o or de l i n g v a n d e a f sc hr i j v i n g s me th o de 52.
De op materiële vaste activa toegepaste afschrijvingsmethode moet periodiek worden beoordeeld. Indien het verwachte patroon van de economische voordelen van deze activa beduidend is gewijzigd, moet de methode worden veranderd om rekening te houden met het gewijzigde patroon. Indien een dergelijke wijziging van de afschrijvingsmethode nodig is, moet de wijziging worden verwerkt als een schattingswijziging en moeten de afschrijvingskosten voor de huidige periode en toekomstige perioden worden aangepast.
REALISEERBAARHEID VAN DE BOEKWAARDE — BIJZONDERE WAARDEVERMINDERINGSVERLIEZEN 53.
Om te bepalen of er sprake is van een bijzondere waardevermindering van een materieel vast actief, hanteert een onderneming IAS 36, Bijzondere waardevermindering van activa. In deze standaard wordt uiteengezet hoe een onderneming de boekwaarde van haar activa beoordeelt, hoe ze de realiseerbare waarde van een actief bepaalt en wanneer ze een bijzonder waardeverminderingsverlies opneemt of terugboekt ( 1).
(1 ) Zie ook SIC-14: Materiële vaste activa — Vergoeding voor de bijzondere waardevermindering of het verlies van posten.
36
IAS 16
13.10.2003
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
L 261/117 IAS 16
54.
In IAS 22, Bedrijfscombinaties, wordt beschreven hoe een bijzonder waardeverminderingsverlies moet worden verwerkt dat is opgenomen vóór het einde van de eerste jaarlijkse verslagperiode die begint na een bedrijfscombinatie die een overname is.
BUITENGEBRUIKSTELLING EN VERVREEMDING 55.
Een materieel vast actief moet uit de balans worden verwijderd wanneer het wordt vervreemd of wanneer het actief blijvend buiten gebruik wordt gesteld en er geen toekomstige economische voordelen van zijn vervreemding worden verwacht.
56.
De winst of het verlies op de buitengebruikstelling of vervreemding van een materieel vast actief moet worden bepaald als het verschil tussen de geschatte netto-opbrengst bij vervreemding en de boekwaarde van het actief, en moet in de jaarrekening worden opgenomen als bate of last.
57.
Wanneer een materieel vast actief wordt geruild tegen een gelijksoortig actief, in de omstandigheden die zijn beschreven in alinea 22, is de kostprijs van het verworven actief gelijk aan de boekwaarde van het vervreemde actief en ontstaat er geen winst of verlies.
58.
„Sale and leaseback”-transacties worden verwerkt in overeenstemming met IAS 17, Lease-overeenkomsten.
59.
Materiële vaste activa die buiten actief gebruik werden gesteld en worden aangehouden voor vervreemding, worden geboekt tegen hun boekwaarde op de datum waarop het actief buiten actief gebruik werd gesteld. Minstens aan het einde van elk boekjaar onderzoekt een onderneming het actief op bijzondere waardeverminderingen volgens IAS 36, Bijzondere waardevermindering van activa, en neemt ze elk bijzonder waardeverminderingsverlies dienovereenkomstig op.
INFORMATIEVERSCHAFFING 60.
De jaarrekening moet voor elke categorie van materiële vaste activa de volgende informatie verschaffen: (a)
de waarderingsgrondslagen die voor de bepaling van de brutoboekwaarde zijn gebruikt. Indien meer dan een grondslag is gehanteerd, moet de brutoboekwaarde voor deze grondslag in elke categorie worden vermeld;
(b)
de gebruikte afschrijvingsmethoden;
(c)
de toegepaste gebruiksduur of afschrijvingspercentages;
(d)
de brutoboekwaarde en de geaccumuleerde afschrijving (samengevoegd met de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen) aan het begin en einde van de periode;
(e)
een aansluiting van de boekwaarde aan het begin en einde van de periode, met vermelding van: (i)
toevoegingen;
(ii)
vervreemdingen;
(iii)
verwervingen door middel van bedrijfscombinaties;
(iv)
stijgingen of dalingen tijdens de periode die voortvloeien uit herwaarderingen volgens alinea’s 29, 37 en 38 en uit eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen die direct in het eigen vermogen zijn opgenomen of teruggeboekt volgens IAS 36, Bijzondere waardevermindering van activa;
(v)
eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen die gedurende de periode in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen volgens IAS 36;
(vi)
eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen die gedurende de periode in de winst- en verliesrekening zijn teruggeboekt volgens IAS 36;
(vii) afschrijving; (viii) de nettovalutakoersverschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekening van een buitenlandse entiteit; en (ix)
overige bewegingen.
37
IAS 16
L 261/118
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
13.10.2003
IAS 16 Vergelijkende informatie is niet vereist voor de in (e) hierboven vermelde aansluiting. 61.
De jaarrekening dient ook de volgende informatie te verschaffen: (a)
het bestaan en de bedragen van beperkingen op eigendom en materiële vaste activa die als zekerheid dienen voor verplichtingen;
(b)
de grondslagen voor financiële verslaggeving voor de geschatte kosten van het herstel van de terreinen waarop materiële vaste activa worden gebruikt;
(c)
het bedrag van de uitgaven voor materiële vaste activa in aanbouw; en
(d)
het bedrag van verplichtingen voor de verwerving van materiële vaste activa.
62.
De keuze van de afschrijvingsmethode en de schatting van de gebruiksduur van activa zijn een kwestie van beoordeling. Bijgevolg verschaft de vermelding van de toegepaste methoden en de geschatte gebruiksduur of afschrijvingspercentages de gebruikers van jaarrekeningen informatie die hen in staat stelt om het door het management gekozen beleid te beoordelen en vergelijkingen te maken met andere ondernemingen. Om gelijksoortige redenen is het nodig om de aan een periode toegerekende afschrijving en de geaccumuleerde afschrijving aan het einde van deze periode te vermelden.
63.
Een onderneming vermeldt de aard en het gevolg van een schattingswijziging die een materiële weerslag heeft in de huidige periode of waarvan wordt verwacht dat zij in volgende perioden een materiële weerslag zal hebben, volgens IAS 8, Nettowinst of -verlies over de periode, fundamentele fouten en wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving. Deze vermelding kan voortvloeien uit schattingswijzigingen ten aanzien van:
64.
(a)
restwaarden;
(b)
de geschatte kosten van de ontmanteling en verwijdering van materiële vaste activa en het herstel van het terrein;
(c)
de gebruiksduur; en
(d)
de afschrijvingsmethode.
Indien materiële vaste activa worden opgenomen tegen de geherwaardeerde waarde, moet de volgende informatie worden verschaft: (a)
de voor de herwaardering van de activa gebruikte grondslag;
(b)
de ingangsdatum van de herwaardering;
(c)
of een beroep werd gedaan op een onafhankelijke taxateur;
(d)
de aard van eventuele indexen die zijn gebruikt om de vervangingswaarde te bepalen;
(e)
de boekwaarde van elke categorie van materiële vaste activa die in de jaarrekening zou zijn opgenomen als de activa waren geboekt volgens de gebruikelijke verwerkingswijze in alinea 28; en
(f)
de herwaarderingsreserve die de beweging voor de periode aangeeft, en eventuele beperkingen op de uitkering van het saldo aan de aandeelhouders.
65.
Een onderneming verschaft informatie over materiële vaste activa die bijzondere waardeverminderingen hebben ondergaan volgens IAS 36, Bijzondere waardevermindering van activa, naast de informatie die wordt vereist door alinea 60(e)(iv) tot (vi).
66.
De volgende informatie is eveneens relevant voor gebruikers van jaarrekeningen: (a)
de boekwaarde van tijdelijk ongebruikte materiële vaste activa;
(b)
de brutoboekwaarde van eventuele volledig afgeschreven materiële vaste activa die nog worden gebruikt:
(c)
de boekwaarde van materiële vaste activa die buiten actief gebruik zijn gesteld en voor vervreemding worden gehouden; en
(d)
indien de gebruikelijke verwerkingswijze wordt toegepast, de reële waarde van materiële vaste activa indien deze materieel verschilt van de boekwaarde.
Ondernemingen worden daarom aangemoedigd om deze bedragen te vermelden.
38
IAS 16
13.10.2003
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
L 261/119
INGANGSDATUM 67.
68.
Deze International Accounting Standard wordt van kracht voor jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die aanvangen op of na 1 juli 1999. Eerdere toepassing van de standaard wordt aangemoedigd. Als een onderneming deze standaard toepast op jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die aanvangen vóór 1 juli 1999, dient de onderneming: (a)
dat feit te vermelden; en
(b)
tegelijkertijd de volgende standaarden toe te passen: IAS 22 (herziene versie van 1998), Bedrijfscombinaties, IAS 36, Bijzondere waardevermindering van activa, en IAS 37, Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa.
Deze standaard vervangt IAS 16, Materiële vaste activa, die in 1993 werd goedgekeurd.
39