# IX
I1-6 ZMM
ZEEUWS MUSEUM MIDDELBURG
INTERVENTIE 2 VREDESPALEIS DEN HAAG
INTERVENTIE 3 NEW RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
INTERVENTIE 4 BOZAR BRUSSEL
INTERVENTIE 5 IN FLANDERS FIELDS IEPER
INTERVENTIE 6 STUDIOS OP DE BEECK ANDERLECHT
- New Rijksmuseum Amsterdam, conceptschets matrix-systematiek, 2004
Zeeuws Museum, Middelburg [NL]
I1 Het Zeeuws Museum is een getuigenis van de fierheid van de Zeeuwen en is behuisd in de ruimtes van het historisch abdijgebouw in het centrum van Middelburg dat in zijn geschiedenis al verschillende malen ingrijpend is aangepast. Tot de meest waardevolle stukken die er bewaard zijn behoren o.a. een reeks wandtapijten die de historische slagen van Zeeland in beeld brengt. Het museum is sinds het einde van de jaren ’90 dicht voor grondige renovatie en aanpassingswerken. Alle ruimten dienen te voldoen aan de normeringen voor een hedendaagse invulling als museum, wat niet evident is in een gebouw dat zijn oorpsrong heeft in de Middeleeuwen. Nieuwe circulaties, nieuwe toegangspartijen, de inbreng van alle nodige luchtbehandeling en beveiligingstechnieken hebben gemaakt dat heel wat dossiers dienden te worden uitgewerkt. Het gebouw is een enfilade van allerlei ruimtes, verdeeld over 5 lagen, bijna allen nog bewerkt met historische plafonds, schouwen, deuren, vloeren, enz. In totaal zijn er 22 dergelijke kamers die door de museumverantwoordelijken elk met een specifiek programma worden omschreven, gaande van de nodige inkompartij met mediacafé en garderobe, een multifunctionele ruimte, zalen voor het tonen van Zeeuws klederdrachten, tijdelijke tentoonstellingszalen, kamers voor het plaatsen van objecten uit de Middeleeuwen, vitrinekamers voor meubilair en zilverwerk uit de 17° en 18° eeuw, de fameuze tapijtenzaal en de zolderruimte voor het tonen van de collectie van het Zeeuws Genootschap. Elk van deze ruimten wordt aan elkaar geschakeld via kleine doorgangskamers waarbij op een hoogwaardige kunstige manier video’s van de gebroeders De Nooyer aan het publiek de nodige uitleg verschaffen.
As an institution the Zealand Museum is a witness of the pride of the population of the Province of Zealand. It’s located in the former abbey in the centre of Middelburg, in recent history adapted for many times. A series of tapestries presenting the historical battles in Zealand as well as an enormous collection of curiosities from the United East-Indian Company are both one of the most valuable museum pieces. Since the end of the nineties the museum was closed due to renovation and functional requirements. All spaces ask to fulfil the specific conditions for a contemporary museum, which is not evident at all in a building that originates from the Middle Ages. New circulation patterns, other entrances, necessary acclimatization and security techniques are all requesting for a profound reinterpretation. The building is an ‘enfilade’ of all kind of spaces divided over 5 levels, nearly all having historical ceilings, chimneys, doors, floorings, etc. Through 22 rooms a new parcours is inscribed that is pointed out for specific programs such as entrance hall with media café and wardrobe, a multifunctional space, rooms for presenting the Zealand cloth culture, temporary exhibition spaces, rooms for objects from the Middle Ages, showcases for furniture and silverware from the 17th and 18th century, the hall presenting the valuable well-known tapestries and the attic for the whole collection of the Zealand Community. Each of these spaces, especially designed in a proper different manner is connected through narrow passages in which videos of the De Nooyer brothers are presented explaining the content to the visitors.
- Wunderkammer I Inrichting Zeeuws Museum, NL-4330 Middelburg I ontwerp 2002-06/uitvoering 2006-07 I Bouwheer: Zeeuws Museum Middelburg, Valentijn Byvanck, Claudia Urru I Coördinatie programma: Albert Roskam I Coördinatie bouw: Koch Management I Technieken: Grontmij I Medewerkers: Karen Van de Steene, Pieter Van den Dorpe, Alexander Glatt, Pieter D’haeseleer I Interventies grafische vormgeving: Hans Gremmen I Fotografie: © Reiner Lautwein
RUIMTE 406 KLEDERDRACHTEN #2
RUIMTE 702 KOFFER #3 ZEEUWS GENOOTSCHAP
1
RUIMTE 405 KLEDERDRACHTEN #1
A
700
A
VOLLE VLAKKE RVS ACHTERAND 1100
700
800 1820
5000
A
A
A
50
1000
STATAFEL BLAD + WANDPOTEN IN RVS MAT h: 100 cm
A
50
H.O.P. 240 cm
B
WAND TE SCHILDEREN IN BLAUWE BORDVERF
H: 80 cm
B
300
OPSTAND H: 120 cm
B
RVS AFWERKING
UITGIFTEBALIE H: 100 cm
RVS AFWERKING
6732
KEUKEN INDELING CF HAKVOORT
WAND TE SCHILDEREN IN BLAUWE BORDVERF
700
?
?
1500
VERLAAGD PLAFOND ANTISONE BRUYNZEEL ES MULTIPLEX FINEER VERGRIJSD
VLOERAFWERKING BOLIDT KLEUR NADER TE BEPALEN DOOR CKA
2196
500
HEMEL
STAD
1147
WATER
1200
TAFELS H: 74 cm
700
962 1200
514
VLOERAFWERKING BOLIDT KLEUR NADER TE BEPALEN DOOR CKA 1200
B
B
B
700
1147
DONKER BLAUW GORDIJN FLUWEEL + LEDER
LENGTE FLUWEEL GORDIJN = 1,5 LENGTE RAIL
VERLAAGD AKOESTISCH PLAFOND / ZWARTE AK.ISOLATIE + RVS AFWERKING GEREKT METAAL
LICHT
1000
STRAND
LUCHT
500
ZAND
ZITBANK H 45 cm
100
B
KRANTEN TAFEL H: 74 cm
H.O.P. 300 cm
LAND
VOLLE WAND MET MATTE AFWERKING E.V. PROJECTIE
2932 H: 100 cm
PC
PC TAFEL H: 74 cm
ZEE
100
2932 H: 100 cm PC
PC
H: 100 cm
AARDE
HUIS
AKOESTISCHE WAND / ZWARTE AK.ISOLATIE + RVS AFWERKING GEREKT METAAL - TAFELS IN NATUURHOUT GEBLEEKT, RVS ONDERSTEL INSCRIPTIES IN ZWART RUBBER - STOELEN: ARNE JACOBSEN, SERIE 7, FRITZ HANSEN
PLAFOND EN VERLICHTINGSPATROON OVERZICHT
PLAN OVERZICHT A
A
Vredespaleis, Den Haag [NL]
I2
Het Vredespaleis ligt aan het Carnegieplein te Den Haag. De Carnegie-Stichting biedt in het Vredespaleis huisvesting aan een aantal organisaties op het gebied van Internationaal Recht, zoals het Internationaal Gerechtshof, het Permanent Arbitrag Hof, de vermaarde bibliotheek (publiek toegankelijk), e.d. De opgave gaat uit van een te realiseren programma van circa 8000m2, ter plaatse van de huidige bibliotheek en het Academiegebouw. OVERDRACHT VAN KENNIS De thematiek van kennisoverdracht vindt zijn oorsprong in de alomvattende reden van bestaan van elk individu om via KENNIS een bijdrage te leveren tot de wereld van evolutie, van actie en reactie, en zo te komen tot een eigen ontwikkeling van het vakgebied. Dit wil zeggen dat het gaat om met een zelf ontwikkelde VISIE een eigen proces in gang te zetten en een eigen parcours op te bouwen. In de architectuur bestaan er geen plotse wijzigingen of nieuwe uitvindingen. Alles vindt zijn oorsprong in het herdenken of hervinden van gekende en bestaande dingen. De vraag wordt nu gesteld “op welke manier dient zich de architectuur aan en op welke manier kan verder worden gebouwd aan het proces van overdracht van het gekende?”. Maar wat is weten en wat is kennen? Wat is verder bouwen ? Wat weten we ? Hoe definiëren we dit weten ? Hoe passen gebruiken zich in inhouden ? Wat betekent de overdracht van kennis in taal, in beeld, in gedachten? PARCOURS EN TOEGANKELIJKHEID Het gebouw zal zich een plek weten te vinden aan de zijde van het bestaande boekengebouw, mits een “omslag” van het bestaande naar het nieuwe. Een doordacht en intelligent systeem van structuur en invulling dient te worden bepaald om vrijwaring te geven aan doorlopende toegankelijkheid. Het is het samengaan van de wereld van de bouwkunde en de bouwkunst, van ingenieur en architect, van logica en pragmatiek. In het parcours van/en toegankelijkheid dient niet enkel formeel gedacht te worden, het gaat ook om mentale terreinen die buiten de wereld van de architectuur zelf liggen. Hoe evolueert een gebouw? Waar bevindt zich de verhouding tot cultuur en kunst? Tot economie? Tot geschiedenis? Tot contextualiteit? Tot ervaring? Of dienen de vragen omgekeerd te worden gesteld? Kan wetenschap een nieuw gebouw teweeg brengen? Allerlei overgangen/doorgangen die geschakeld zijn aan het bewust-zijn van de dingen komen hierbij ter sprake. Dit leidt tot een bouwbare en inbeeldbare structuur, met een eigen logica, met realiteitswaarde en een eigen materie en materialiteit. Met dit gegeven wordt een reeks van uitgangspunten bepaald: POSITIE Het gebouw zal zich een plek weten te vinden aan de zijde van het bestaande
boekengebouw, mits een “omslag” van het bestaande naar het nieuwe. Een doordacht en intelligent systeem van structuur en invulling dient te worden bepaald om vrijwaring te geven aan doorlopende toegankelijkheid. UITSTRALING Het nieuwe gebouw dient een eigen autonomie te bezitten, het dient een reflectie en getuigenis te zijn van het zijn in zijn tijd. Op die manier laat het de andere gebouwen ongemoeid. Het staat er naast en samen met de andere. De uitstraling zal zich daarenboven niet enkel langs de buitenzijde tonen, er dient tevens een interieure benadering aanwezig te zijn waarbij dit niet als opsmuk wordt gezien maar als een collectieve mentale drager naar een fysieke vertaalslag. ECONOMIE EN ECOLOGIE Duurzaamheid behoort tot de wereld van tijdloosheid. Materiaalkeuze, benadering van technische toepassingen, bouwmogelijkheid, bouwbaarheid, e.d. zijn inherente condities en randvoorwaarden tot de uitwerking van een gebouw waarbij er zich geen technische overheersing voordoet. De techniek staat ten dienste van het functioneren van het gebouw. TOEGANKELIJKHEID Bibliotheek en representatieve ruimtes dienen op een eigen manier toegankelijk worden gemaakt. Enerzijds is er de geest van bescherming van een erfgoed, anderzijds is er de drang om deze kennis toegankelijk te maken voor iedereen (mentaal en fysiek). Toegankelijk betekent ook overzichtelijk, begrijpbaar, inzichtelijk. AANPAK Er wordt geopteerd om een specifiek proces uit te schrijven inzake deze opdracht: een proces met de gebruikers en een proces met de opdrachtgever. Enkel deze kunnen leiden tot het neerschrijven van een opdrachtuitvoering die zich verder inlaat dan simpelweg een bouwkundige structuur. Het gaat erom dat een onlosmakelijkheid wordt gebouwd, een getuigenis van een visie in zijn tijd, gerelateerd aan een duidelijke wil om overeind te blijven. Dit kan enkel gefundeerd worden op een gemeenschappelijkheid van individuen.
- A House and a Piazza I NL-2700 Den Haag I Selectie Meervoudige Opdracht Nederlands Bouwmeester I ontwerp 2003 I Bouwheer: Ministerie VROM, Vredespaleis Den Haag I Medewerkers: Karen Van de Steene, Pieter Van den Dorpe
New Rijksmuseum, Amsterdam [NL]
I3
COLLECTIVITY / COLLECTION Since the first museum in Europe, the Fredericianum in Kassel, was built in 1779, whole series of collections were stored in such specifically designed buildings. They are set as urban artefacts and play an important role in the culture of the city. The Rijskmuseum is one of these institutions, which is linked, not only out of the existenz of maintaining culture or collecting art objects, but also as an “urban image” for Amsterdam. At the same time, the Rijksmuseum as a project by Cuypers in 1885, signifies more than an urban monument. It takes its position on different kind of layers, going from the mental mind to the body mind. The building had a central position in the urban extension towards the south area of Amsterdam as its open patios and urban passages make it into an intrinsic part of the urban fabric and a witness to these meanings. Besides this significance, the building is very important for its proper architectural intention: the routing, the geometry, the zenital light, the spatial differentiation and creates an autonomous disposition of the galleries (rooms), the building (house) and the place (city). An analysis of the geometry of the building leads towards a well-known proportional system used in the 19th century: the equilateral triangle and the circumscribed circle, or the rectangle of the V3:3 proportion obtained by putting two triangles together. This systematic had its aim in a search towards beauty but was also derived from the practical ways of construction on site. Thus craftsmanship and aesthetics were as one common idea. The system was based on former research in renaissance and baroc architecture and introduced again in the 19th century as an exponent of the re discovered architectural history. The Rijksmuseum isn’t a solitary fact. One can find a similar proportional system on the façade of the Beurs by Berlage. Linked towards the 21st century, a specific design methodology such as the classical plan with its geometries needs to be seen in a wider context. During the recent decennia several influences and new connections opened up the boundaries of architecture and do “feed” architecture in a proper way. Thus urbanism, art expressions, historical landscapes, works and texts on contemporary art, even everyday life and modern technology are becoming more and more important in widening up architecture and interior design. ”Ostinato rigore” was an expression by Leonardo da Vinci meaning that everything should be derived from geometry and mathematics. In this way, the proposed integrated grid is a reflection of the found geometrical proportion in Cuypers’ building, put into one rectangle of V3:3 and laid out as a pattern through the whole building, as a generic system which is found within the Dutch context. Each building is becoming as a part of the city. Even more when all cultural developments are integrated into it. Here the generic is linked with the specific. One can see that in the Netherlands there is a coherence in the way of “thinking” the landscape and scaping the thoughts. Without any doubt, there is a mental relation between the design of the parcels in the polders and a painting by Mondriaan, the map on a painting by Vermeer and the proportional system by Stanley Brouwn, the plaster paintings by Jan Schoonhoven and the geometrical system by Dom Hans van der Laan ... More and
more there seems to be one global way of thinking which can be found in every proper execution of contemporary urban planning and housing. This proposition doesn’t want to be something else than a result or an integrated part of this way of thinking, a kind of generic model which can be filled in on a specific way. This means, “to lay out as a pattern”, an urban integration in a piece of architecture. By doing so, buildings are becoming rooms, streets are like corridors, squares are bases... In architecture it all consist in a small series of classical well known “things”: brick / wall / room / house / street / city / landscape ... It is in the combination and interpretation of these things that specific renewal and re-interventions can be found. But specific displacements will give specific results, in one way through a whole system of different routes such as the short cuts, the long stay, the educational routing, a.o. and in the other way in the “being” of things such as the enclosed room as a shrine, the wall as a coat, the show case as an object, ... Out of the urban way of thinking, a series of vast materials are used, going from basic ones in the ground floor for the middles ages towards more defined and maybe even screened finishings for the recent centuries, thus expressing the mentality through history. Nevertheless, classical materials will be used everywhere: light grey stone on the ground floor with a differentiation in finishing for the surface between the rectangle and the routing, wooden oak floor on the first floor, even with a light grey oil finishing. All walls, when not in stone as some on the ground floor, will be worked out in plaster, reflecting the game of light as a three-dimensional expression. Exterior and interior are now playing a different game towards each other, outside versus inside. This way, the lay out is a result which finds its origin in the original plan by Cuypers, the interventions by the architects Cruz and Ortiz, such as the relations through all passages in the building, the patios versus the galleries, the porticos as entry doors, ... This systematic is a mental layer of materialised expression of knowing, of labyrinthine clarity. It tells a story of all kinds of traces and errors, of scientific approaches versus enjoying. It is a universal system, which finds itself in the Dutch territory but which is also linked to all kind of proper global mentalities from the past and the future, thus telling a noadays story as well as in twenty years time. MIDDLE AGES A proper parcours is pointed out for the section of the Middle Ages, expressing the logic and the perspective. A sequence of 5 rooms, which are clearly visible (some of them do have just a wall and a floor), speaks about a strategic setting of the space. The diversity in the plan results in a dark space by entering, thus followed by the richness of objects and materials in the first room –shrine- and followed by a scenografic decor in which the richness of materials alternate with the directness of stone cladding and where the amount of objects contrasts with the emptiness of the space at some parts... The displacing of the first volume creates several perspectives while leaving the entire space visible and understandable, giving the opportunity for all necessary
PLACE
shortcuts. Signalisation plays a crucial role here. It needs to be integrated into the walls and can’t be seen as something supplementary. Besides the containable setting for the disposition of objects, the solution of using walls and rooms creates a series of pragmatic results. Sockets are situated on places were walls and show cases can be placed, the thickness of the walls is used for the integration of show cases. Climatisation can be incorporated and an uplighting system can be figured on top of the walls giving a 3000 K-value light on the space. Walls thus are becoming constructive elements in the space. The cladding of some surfaces of the walls is a way of putting three dimensions next to each other: 1 ell, 1 step, 1 meter, as proposed in the research by Stanley Brouwn.
STREET
GRID
ROOM
WALL
(BRICK) SHOWCASE
ACCENTS & DISPLACEMENT
17TH CENTURY The rooms for the 17° gallery are set in the same way, a comparable disposition and systematic but with some differentiation so that possibilities are created (this lay out is thus an example of possibilities). First there is the great galleria space, which is divided in two atmospheres: one landscape and one separated detached house. Entering the room on does see the painting in the main axis. Behind the wall, the sea battles by admiral De Ruyter and admiral Tronk are set up against each other, in the middel the model of the ship. The second part of this galleria is worked out as a town house, divided in three rooms, one in the symmetry and two side rooms which can be filled in in different ways. Here the ceiling can be on a double height, it can be plain or worked out as a screen following the necessary conditions for light and atmosphere. In the corner galleria a meandric wall is placed thus dividing the space as a Spanish corridor while keeping all perspectives out of the first room. This wall and the partly ceiling create four different spaces, such as for Augsburg and Spain. The ceiling makes it also possible for all kinds of shades and screens to be placed. The third room is the (en)closed room, separated from the parcours but with the possibility for zenital light, thus giving a contrast between outside and inside. The objects are placed in a diametrical way in which the collection of materials is set up against each other: silver / glass / wooden furniture / oil paintings. STATIC / DYNAMIC The aim of the generic system, the lay out of the pattern, the recognisable and understandable vision of rooms, walls and floors makes all kind of things possible. There will be of course the static of the mentioned and selected objects but a nowadays museum is becoming more than that. This museum can’t stay as a closed building. It needs to become an ever-changing model for new interventions, creating other understandings and readings of all ages, thus passing the static into a dynamic museum.
PLACE
STREET
GRID ROOM
WALL
(BRICK) SHOWCASE
ACCENTS & DISPLACEMENT
- Generic - Specific I Museumplein, NL-1000 Amsterdam I Selectieproject Meervoudige Opdracht Nederlands Bouwmeester I ontwerp 2004 I Opdrachtgever: Ministerie VROM, Rijksmuseum Amsterdam I Medewerkers: Kurt Van Belle, Pieter Van den Dorpe, Alexander Glatt I Foto’s maquettes: © Niels Donckers
Interventies Bozar, Brussel
I4 RAMEN metaal: 1 hout: 2
binnenraam
binnenraam
#1
binnenraam
MASTERPLAN INTERIEUR Systematiek voor nieuwe interventies in het kader van het Masterplan Bozar: Programmatorisch: vanuit de poché-ruimtes: onderzoek naar nieuwe tentoonstellingscircuits en nazicht van de huidige diendende en bediende ruimtes, bepaling van schaalverhouding etc.; onderzoek naar mogelijkheden van tentoonstellingen en aanduiding welke zich waar kunnen plaatsvinden; Vorm: vanuit de Art-Déco-taal: de restrictie ervan in het werk van Horta, in casu PSK; aanduiding van mogelijkheden om concepten uit te bouwen voor interieure interventies vanuit de geometrie van Art-Deco; Kleur: vanuit de studie van Lode De Clercq: aanduiden waar er moet geopteerd worden voor het historisch kader: een staat opmaken welke ruimtes hun eigen historiciteit en representatie dienen te behouden (of terug te krijgen) en welke een eigen interpretatie kunnen doorstaan; Materialen: hoe verder werken vanuit het verwerkt materialenpallet: ontwikkeling voor herinterpretaties van vormen, technieken, uitwerkingen van de gebruikte materialen naar een nieuwe vormentaal, eventueel met inbreng van hedendaagse lagen zoals typografie, screens, enz...; Typografie: vervorming van de bestaande signalisatie: een “eigen” lettertype ontwikkelen dat zowel referentie is als identiteit; Meubilair (vast en los) uitschrijven van een denkpatroon voor nieuw meubilair, op basis van specifieke knoopverbindingen, natuurlijke materialen, enz.; het ontwerp van een eventuele PSK-meubelreeks waarbij hernemingen van fragmenten een leitmotiv kunnen zijn voor een nieuwe reeks die overal toepasbaar kunnen zijn; Verlichting: aanpassingen aan de bestaande armaturen waar mogelijk: inbreng van nieuwe elementen voor nieuwe noodzaak (expo); aanduiding van het systeem van Horta: verlichting vanuit de plafondkaders; weergeven van een reeks mogelijke interpretaties van bestaande verlichting die aanpasbaar zijn in de context van gebouw en gebruik; Technieken: een palet aan roosters voor verwarmingselementen, verluchtingsroosters, schakelaars, stopkontakten, enz
binnenraam
binnenraam
affiche-venster
DEUREN
PSK BEELDKWALITEITSPLAN
05 03 04
HOUTEN DEUREN met glas invulling
D12 - 01
D12 - 02
D12 - 08
D12 - 03
D12 - 04
D12 - 09
D12 - 15
D12 - 10
D12 - 16 (buitendeur Baron Hortastraat)
D12 - 05
D12 - 11
CHRISTIAN
K I E C K E N S architects
Antoine Dansaertstraat 60 / 2 tel. (+)32 (0)2 513 01 70
B-1000 Brussel
D12 - 06A variant
Deze tekening blijft eigendom van Christian Kieckens architects. Niets van deze tekening mag worden gekopieerd, vermenigvuldigd of uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke architect.
[email protected] fax (+)32 (0)2 513 03 70
D12 - 06B variant
D12 - 12
ONDERLEGGER PLAN: BARBARA VAN DER WEE - ARCHITECT
D12 - 06C variant
D12 - 13
D12 - 07
D12 - 14
D12 - 17
METALEN DEUREN met glas invulling
- Bozar #1 : Masterplan I Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel I 2004 I i.s.m. Barbara Vanderwee I Opdrachtgever: Paleis voor Schone Kunsten nv, Paul Dujardin, Thomas Simon I Medewerker: Pieter Van den Dorpe I Foto’s: CKA
D22 - 01
05 03 04
D22 - 01A
D22 - 01B
variant 3 panelen
variant gebogen
D22 - 02 PSK BEELDKWALITEITSPLAN
D22 - 03
D22 - 04
D22 - 05
D22 - 05A variant
D22 - 06
(buitendeur)
(vast paneel)
(buitendeur)
CHRISTIAN
K I E C K E N S architects
Antoine Dansaertstraat 60 / 2 tel. (+)32 (0)2 513 01 70
B-1000 Brussel
[email protected] fax (+)32 (0)2 513 03 70
Deze tekening blijft eigendom van Christian Kieckens architects. Niets van deze tekening mag worden gekopieerd, vermenigvuldigd of uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke architect. ONDERLEGGER PLAN: BARBARA VAN DER WEE - ARCHITECT
#2
TENTOONSTELLINGSPARCOURS RONDGANG LE BOEUF Vertrekkend vanuit de plannen van Victor Horta waarop een gedeelte van de rondgang rondom de zaal Le Boeuf staat aangeduid als “Expositions”, wordt hier een circuit voorgesteld om een reeks tentoonstellingen te kunnen plaatsen in deze ruimten. Het circuit start in de vestibule van het Paleis voor Schone Kunsten om dan eerst de ruimten van het tweede balkon te integreren. Eventueel wordt een (tijdelijke) kunstinterventie door een hedendaags kunstenaar in de voormalige Raadzaal overwogen zodat in deze ruimte door een ingevoegd plateau een kleine tentoonstellingsruimte wordt gecreëerd. Het parcours vervolgt zich door deze ruimte waarbij de bestaande deuren van het balkon aan de andere zijde (aan de trappen) opnieuw worden geopend om aldus het circuit te laten verlopen via ‘coté jardin’, verder volledig rondom de zaal, via de ruimte met de vrijgemaakte ramen en lichtinvallen, naar ‘coté cour’ alwaar de trappen naar het eerste balkon worden genomen. Op dit niveau worden alle wandvlakken die zich bevinden langs de buitenzijde van de rondgang als tentoonstelling voorzien alsook de volledige ruimte axiaal van de zaal, zijnde deze tussen kolommen en ramen. Op het niveau van het eerste balkon (niveau 0) wordt het parcours in tegenovergestelde richting aan het bovenliggend niveau verwerkt, gaande van ‘coté cour’ met de ruimte tussen de gang en de buitenwand (de oorspronkelijke aanduiding van Victor Horta slaat op deze tussenzone), verlopend via de twee zijruimten of bestaande zijsalons om aan te sluiten via ‘coté jardin’ met de wand langsheen de voormalige raadzaal aan de grote trappenpartij. Ook hier worden de buitenwanden van de ruimte van de rondgang voorzien als tentoonstellingsvlakken en eveneens alle aangeduide tussenruimtes tussen kolommen en wanden en de beide vermelde salons, op uitzondering van een vestiairegedeelte dat bewaard blijft. Het parcours vervolgt zich verder via de trappenpartij tot het niveau -1 (Parterre) waar de wand van de huidige bar dienst zal doen, inclusief de ruimte tussen wand en rondgang. Op dit niveau echter (los van het circuit) zal de ruimte D48 worden opengewerkt in analogie met de erboven gesitueerde zijgang. Op deze manier worden veel meer mogelijkheden gecreëerd wat de functionele invulling van deze zijgang betreft. Het einde van het parcours wordt verlopen via de twee trappartijen om via de hellingen te eindigen in de Vestibule.
- Bozar #2 : Rondgang Le Boeuf I Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel I ontwerp 2004/ uitvoering 2004 I i.s.m. Barbara Vanderwee I Bouwheer: Paleis voor Schone Kunsten nv, Paul Dujardin, Thomas Simon I Medewerker: Pieter Van den Dorpe I Technieken: Ingenium nv, Nicolas Vyncke I Lichttechniek: Karma Design I Foto’s: CKA
#3
TENTOONSTELLING “JEAN ARP. DE UITVINDING VAN DE VORM” Voor dit evenement zijn ongeveer 145 werken uit de 3 verschillende Stichtingen Jean Arp in bruikleen gevraagd om tentoon gesteld te worden in de helft van het grote circuit. Vanuit de thematiek van het begrip ‘figures’ – ‘Trois Figures’ is één van de eerste werken van Arp - zijn 3 sokkels geplaatst in 3 verschillende ruimten. Elke sokkel is uitgevoerd in pleisterwerk, het idem materiaal als waarmee Arp zijn sculpturen modelleerde alvorens ze te laten uitvoeren in metaal, natuursteen of hout, en heeft een eigen projectmatige ‘bewerking’ ondergaan: insnijden, afsnijden, en doorsnijden. Infeite is hier geen supplementaire vormgeving aan te pas gekomen: de “figuren” komen voort vanuit de tekeningen of collages van Arp zelf. De eerste sokkel heeft een insnijding waardoor de bezoeker temidden de objecten staat, de tweede heeft afsnijdingen en geeft een perspectivisch beeld in relatie met het zicht vanuit de Rotonde naar de stad, bij de derde worden via doorsnijdingen 5 kleinere sokkels ontwikkeld die de bezoekers de mogelijkheid geven zich te kunnen bewegen tussen de sculpturen zelf in samenzicht met de objecten aan de wanden. In de grote zaal GG zijn twee wanden geplaatst die aldus een afbakening van een kleinere zaal geven. De binnenzijde van deze ruimte is geschilderd in een bruine kleur, geen evidente kleur, maar zowel aanwezig in het oeuvre van Arp als in het oorspronkelijk gamma van Victor Horta voor het PSK. Er is geopteerd om geen etikettes te plaatsen naast de werken maar aan elke bezoeker een brochure mee te geven met de nodige uitleg. Het kinderatelier van ABC -Bozarstudio- is opgenomen in het gehele tentoonstellingscircuit en aldus een knipoog naar het atelier van Arp zelf met zijn overvloedige objecten en studiemateriaal.
- Bozar #3 : Tentoonstelling “Jean Arp. De uitvinding van de Vorm” I Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel I ontwerp 2003-04/uitvoering 2004 I Commissaris: Maria Lluïsa Borràs I Opdrachtgever: Paleis voor Schone Kunsten nv, Anne Mommens I Medewerker: Pieter D’haeseleer I Foto’s: CKA
#4
BOZARSHOP Op de plannen van Victor Horta staat het geheel van de acht traveeën voor de winkels langsheen de Ravensteinstraat verdeeld in slechts drie winkels en met een duidelijke open structuur. In aanlsuiting hierop wordt één grote winkelruimte voorzien die zoveel mogelijk de oorspronkelijk idee van Horta hersteld en waarbij de skeletstructuur an sich opnieuw als belangrijkste element wordt aangegeven
E
E
D2
D2
C2
C2
B
B
A
A
De gehele winkelruimte beslaat voornamelijk het gelijkvloers, de verdieping en het kelderniveau. Op het gelijkvloers wordt één grote ruimte ontwikkeld om te voldoen aan de gevraagde functionele en programmatorische doelstellingen zoals ticketbalie voor 4 personen, winkelruimte voor ‘La Boîte à Musique’ en voor de huidige Art Shop (met uitgebreide boekhandel en merchandising), eventueel een back-office en bespreekbureau, press-corner, enz. Op de verdieping worden enkel de nodige schikkingen getroffen om een zo functioneel en aanpasbaar gebruik te kunnen hebben in de toekomst, gaande van eventuele kantoren, of eventuele uitbreiding voor de Bozarshop, of mogelijke vergaderlokalen. Om de nodige openheid te verkrijgen op begane grond en verdieping en met inachtname voor het vrijwaren van de bestaande skeletstructuur, dienen er echter enkele supplementaire werkzaamheden worden uitgevoerd. De oorzaak voor deze interventies liggen voornamelijk op de vroegere uitwerking van het filmarchief op de tweede verdieping, waardoor bijkomende structurele interventies nodig zijn. Van de dertien aanwezige oorspronkelijke (?) trappen zal één trap, gesitueerd achteraan in de ruimte, worden bewaard in de ruimte en voorzien in een bijkomende niet-publieke circulatie tussen de drie niveaus. De nieuwe verlichting zal zodanig worden geïntegreerd via een separaat onderzoek dat de typische cassette-structuur van de ruimte (naar Horta’s model in het POSK) zoveel als mogelijk wordt geïntergreerd. Ter plaatse van de doorgangen zullen deze in de dwarese richting worden verwerkt, voor de winkelruimte zelf in langse richting. De gehele vitrinepartij langsheen de straat blijft intakt bewaard. Een nieuwe doorgang voorziet in de verbinding tussen de winkelruimte en de vestibule. Deze zal worden uitgewerkt i.s.m. arch. Barbara van der Wee. De opdracht stopt in 2005, officieel om reden van wijzigend opdrachtgeverschap.
- Bozar #4 : Bozarshop I Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel I ontwerp 2004 I i.s.m. Barbara Vanderwee I Bouwheer: Paleis voor Schone Kunsten nv, Paul Dujardin, Thomas Simon I Medewerker: Barbara Helft
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
F
F
E
E
D2 D1
C2 C1
B
B
A
A
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
In Flanders Fields Museuml, Ieper
IFF
[HOE] KAN EEN HISTORISCH GEBOUW EEN HEDENDAAGS MUSEUM WORDEN ?
EUROPA
_ DOCUMENTATIECENTRUM
VLAANDEREN _ BEZOEKERSCENTRUM
WIL DIT GEBOUW EEN MUSEUM ZIJN? ZIJN DE INTERVENTIES OMKEERBAAR? WAAR HOUDT ARCHITECTUUR OP EN BEGINT INTERIEUR? WAAR HOUDT INTERIEUR OP EN BEGINT INRICHTING? WAAR HOUDT INRICHTING OP EN BEGINT MUSEOGRAFIE? IS HET [G]EEN MISVERSTAND OM DINGEN TE WIJZIGEN? IS HET NIET LOGISCH DAT WIJZIGENDE CONDITIES OOK WIJZIGENDE VORMEN TEWEEG BRENGEN? TOT HOEVER GAAT ‘EISEN’ IN ‘PROGRAMMA VAN EISEN’? BESTAAT ER FLEXIBILITEIT IN MUSEALE INRICHTING MET DE HOOGSTE GRAAD VAN CONDITIES? IN HOEVER KAN/MOET EEN MUSEALE INRICHTING TIJDELIJK ZIJN? HOE SCHRIJFT CULTURELE DUURZAAMHEID ZICH IN INRICHTING? WAT IS EEN PARCOURS IN TOEGANKELIJKHEID? WAT IS EEN KLEIN CIRCUIT ? WAT IS EEN GROOT CIRCUIT? WORDT HET EEN TOERISTENDIENST MET EEN MUSEUM OF EEN MUSEUM MET EEN TOERISTENDIENST? HOE KUNNEN GROTE OBJECTEN WORDEN BINNENGEBRACHT IN EEN GEBOUW MET KLEINE OPENINGEN? GEBEURT EEN PROCES DOOR TOEVOEGEN OF DOOR WEGGOMMEN? Het IN FLANDERS FIELDS MUSEUM is een getuigenis van de driestheid van Vlaanderen en gebruikt de ruimtes van het historisch gebouw van de Lakenhalle in het centrum van Ieper en dat in zijn geschiedenis al verschillende malen ingrijpend is aangepast, voornamelijk om reden van de vernietiging tijdens de Wereldoorlog I en heropgebouwd in een architectuur, deels gelinkt aan de geschiedenis van de ‘Wederopbouw’ maar deels later ook verder verbouwd in historiserende stijl. De eerste aanpassingen in de geest van wederopbouw zijn gebeurd onder leiding van Eugène Dhuicque, onechtelijke zoon van Hendrik Beyaert [1823-1894] die op zich één van de belangrijkste 19° eeuwse architecten was, afkomstig uit Kortrijk, maar die een groot oeuvre heeft gerealiseerd, voornamelijk in Brussel. Het oeuvre van Beyaert en ook van Dhuicque resulteert in een hergebruik van bestaande types en bevat vormreferenties die zowel met een historische context als met een herwerkte geometrie te maken hebben. Een deel van de ruimte van de Lakenhalle is sinds het einde van de jaren ’90 in gebruik voor verschillende diensten zoals het vermelde museum, ook voor een toeristische dienst, een documentatiecentrum, de diensten van het stadhuis zelf en ook voor tijdelijke festiviteiten. De bestaande structuur maakt een flexibiliteit in gebruik als niet evident. Alle te wijzigen ruimten dienen, zoals het hoort in elke aanpassing van een openbaar gebouw, te voldoen aan de normeringen voor een hedendaagse invulling als museum, wat niet evident is in een gebouw dat zijn oorsprong heeft
WESTHOEK
_ IN FLANDERS FIELDS MUSEUM
IEPER _ STADHUIS
in de Middeleeuwen. Gewijzigde circulaties, nieuwe toegangspartijen, de inbreng van alle nodige luchtbehandeling en beveiligingstechnieken, toegankelijkheid voor andersvaliden, enz maken dat er een totaal andere benadering van het gebouw dient te gebeuren. De opdracht voor de architecturale (technische, eerder dan bouwkundige) interventies is reeds door de Diensten van Ieper bestudeerd. De huidige directeur, Piet Chielens, specialist in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog en adviseur voor andere museale uitwerkingen inzake de dramatiek van Holocaust e.d., heeft nu de mogelijkheid en taak om over te gaan tot een eigen keuze voor de museale inrichting en technieken en is aldus de mentale en inhoudelijke bouwheer. Een dergelijke benadering kan niet los worden gezien van de setting van mogelijkheden met een zekere hoeveelheid scenografieën in het achterhoofd. Beeld en techniek gaan hier hand in hand. Het gebouw is in principe een rondgaand parcours van allerlei ruimtes, verdeeld over 2 lagen, waarvan restanten nog bewerkt zijn met historische fragmenten. In totaal echter gaat het om een parcours van ongeveer 300 m_ van de totale 550 m_ die door de museumverantwoordelijken met een programma van eisen wordt omschreven, gaande van de nodige inkompartij met café en garderobe, een multifunctionele ruimte, ruimte voor het tonen van tentoonstellingen voor het In Flanders Fields Museum, een tijdelijke tentoonstellingszaal, diensten voor toerisme, een museumshop, kantoorrruimten met facilieriten, enz. Het ligt voor de hand dat dergelijke invullingen dubbel zijn, d.w.z. zowel functioneel als ervaringsgericht. Deze programmaomschrijving en het te voeren discours over flexibiliteit en mogelijkheden heeft bij de ontwerpers ertoe geleid dat er een museale inrichting dient te worden ontworpen die het mogelijk maakt om zowel een ‘op het lichaam’ geschreven interventie te geven, als te voorzien in een ‘te wijzigen enfilade’ maar waarbij toch nog de nodige aanpasbaarheid kan gebeuren: supplementaire interventies, het inbrengen van hedendaagse ontwerpers inzake reflecties over dood en continuïteit, e.a. kunnen telkens op gepaste wijze de nodige actuele dissonanten geven in het geheel. Geen architectuur zonder duidelijk opties, gelijk van welke aard of schaal. Geen goede oplossing zonder een uitgesproken visie. Dit ontwerp resulteert aldus in een aanpak waarbij zowel het totale gebouw met al haar gebruiken als elk deel met een specifieke invulling als aanleiding wordt genomen. Er is vertrokken van een ontdoen van overbodigheden: alle technieken en invullingen worden weggedacht als zijnde onbestaand. Enkel starten vanaf zero geeft de nodige voldoening. Een analyse van het plan en circulatie en het schakelen aan historische modellen brengt een hedendaagsheid van mogelijkheden aan het licht. Dit resulteert in een geste die in zich de oervorm van het kruis draagt: via het doorbreken van zowel de linkerzijde als de rechterzijde van het gebouw wordt een evenwaardige doorgang gecreëerd als de bestaand: 4 doorgangen, twee aan twee in rechte lijn. Ze kruisen elkaar in het midden, in het ijle van het zenitale licht en blik op de hemel. Het driedimensionaal kruis is hier tevens de ontbinding van het cartesiaans stelsel ...
Maar qua gebruik is deze insnijding van onnoemelijk belang: het gelijkvloers verdeelt zich aldus in 4 separate delen die elk op autonome wijze kunnen functioneren, door de inbreng van een ontbrekend circulatief geheel in de 4° hoek (trap, lift, sanitair) met bar en balie. Meer nog: de nieuwe doorsnijdingen maken een inkom in elk van deze delen mogelijk, geordend in plan en gestructureerd in gedachte. Beide ingangen, twee aan twee, zijn danig geconcipieerd dat ze zich naast de vermelde doorsteek en als een intelligente ‘kist’, zowel kunnen openen louter van de buitenzijde (bij enkelvoudig gebruik), louter van de binnenzijde (bij gecontroleerde nocturnes), of waarbij twee delen van het gelijkvloers aan elkaar geschakeld worden en de in/ uitgang niet gebruikt wordt en aldus een grotere binnenruimte wordt gecreëerd. Beide kisten staan tegenover elkaar maar zijn niet identiek. Links de ingang naar het museum en de museumshop annex toeristische dienst, rechts de ingang naar het documentatiecentrum en de diensten van het Stadhuis. Terwijl derze kisten zich kunnen openen en sluiten op allerlei wijzen en aldus een veelvoud aan gebruiken en connecties toelaten, verkrijgt de rechtse kist nog een bijmoende identitiet. Doorheen de beerdte van de openingen wordt een “vals perspectief” in de ruimte geïntroduceerd. Een knipoog naar de geschiedenis van de renaissance en de barok, een soort “anchor room” waar zovele architecturen baat bij hebben, zie naar het ‘trompe l’oeil’ van het koor van de Chiesa del San Satiro [1472] van Donato Bramante, het middenperspectief in de scene van het Teatro Olimpico [1584] van Andrea Palladio, de Galleria Spada [1653] van Francesco Borromini en de Scala Regia [1663] van Gianlorenzo Bernini. Ook hier wordt vervalsing plots verwarring. Een cartografische inbreng op de glazen panelen laat aan elke bezoeker onmiddellijk verstaan over welke invulling het gaat, over welk gebruik, geeft er een notie van verheldering aan en geeft een parcours van reflectie en bezinning over de gebeurtenissen van 100 jaar geleden. Dit eerste weggommen biedt aldus meer mogelijkheden, de uiteindelijke doelstelling. Maar de 4 kaarten duiden juist de inhoud van het gebeuren weer. Ze relateren de gloable gebeurtenis aan het gebruik ter plaatse: het plan van de Stad Ieper naast de ingang voor de Stadsdiensten [metr aanduiding van de belangrijkste plekken], het plan van de Westhoek naast deze voor het In Flanders Fields Museum [met aanduiding van de begraafplaatsen], de kaart van Vlaanderen markeert het Documentatiecentrum [met aanduiding van de invasies] en deze van Europa wordt aan de ingang van de museumshop verwerkt [de actualiteit van displacements met Wereldoorlog I als aanzet en dit in een actueel kader]: 4 [visite]kaarten als introductie die samen één geheel vormen en uitleg verschaffen over het “waarom” en “hoe”. Een tweede ingreepgeheel is deze van de verbinding op niveau 1 waardoor een rondgaand parcours mogelijk wordt: het totale circuit wordt aldus bereikbaar vanuit de 4 verticale circulaties in de 4 hoeken van het gebouw. Dit vermeerdert opnieuw de mogelijkheid van gebruik: zowel in zijn totaliteit als in een gefragmenteerdheid. Het toevoegen van deze kleine passage geeft ook de nieuwe gevel aan de binnenkoer.
Het wil zeggen dat geschiedenis steeds toekomst is, dat elk gebouw een aanpassing betekent, dat niets absoluuts is en vergankelijk blijft. Om het parcours in zijn totaliteit optimaal te maken en tevens om blijvend te voorzien in de werking van de loketten van de stadhuisdiensten, worden deze laatste ter plaatse van de rondgang aan de buitenzijde van het gebouw geplaatst. Hierdoor kan op die plaats een moment van permanente tentoonstelling worden gebouwd. Dit deel kan zowel tijdens de museale uren worden gebruikt of worden omgezet bij nocturne gebruik vanuit het Stadhuis en dus gelinkt met de Raadzaal. Eenzelfde mentale ingreep gebeurt op het gelijkvloers aan de schakeling tussen inkom en bar enerzijds en de activiteitenzaal anderzijds. Een papaverkleurachtig volume in textiel combineert hier zowel afsluiting als doorgang, zowel een autonoom in-between gebruik als een relatie met ofwel het ene als met het andere. Niets obstrueert, alles is mogelijk. De textielwanden kunnen dienst doen als toevallige projectie, of louter als ‘bekleding’. Een architectonisch weefsellichaam. De interieure inrichting van de gelijkvloerse ruimten gebeurt op een danige manier dat elk stuk meubel – mobilis – de origine van de naam draagt: niets zal de architectuur belemmeren, niets zal formeel aansluiten aan de vormtaal van de Lankenhalle. Het nieuwe interieur is er een van het actuele type, gebaseerd op de huidige normen van kantoorgebruik in kleine oppervlaktes. Transparant en verplaatsbaar indien nodig. Alles wordt gereduceerd tot 2 hoogtes: 72 cm voor de tafels 216 cm voor de kasten, een eigen verhoudingssysteem ligt aan de basis. Een beperkt gamma aan materialen zal worden gebruikt: volhout en glas enerzijds, witte tafels en kleuraccenten voor de kantoren anderzijds. Wat de inrichting van shop en vitrines betreft: deze kunnen worden bepaald na vastleggen van de normen van veiligheid. Dit alles kan echter niet zonder een intelligent omgaan met technieken waarbij direct de inbreng van scenografische mogelijkheden worden gegeven. Niets mag iets belemmeren. Vier centrale kokers zijn nodig voor het uitbouwen van een circuit van luchtbehandeling en verwarming, voor aan- en afvoeren. De verbinding gebeurt via een ontdubbelde wand aan de buitenzijde van het gebouw: door alles hierin te voorzien wordt de ruimtelijkheid optimaal bewaard: drie van de vier ruimtelijke elementen zorgen voor het aanvoelen van het gebouw. Het wegnemen van de bestaande opgehoogde vloer zorgt ervoor dat opnieuw gestaan en gegaan wordt op een ‘vloer’, niet op een plateau. Dit is van essentieel belang voor het aanvoelen van ruimte. Geschiedenis is geen kermisattractie. Evenzeer wordt aldus de binnenruimte opnieuw aan de buitenruimte geschakeld qua niveau: toegankelijkheid als draagvlak. Een nieuw aan te leggen binnengebied kan tevens aanleiding zijn voor een nieuwe (kunst)interventie. Het binnenplein dient te worden verlaagd naar de linkeringang toe om alles qua niveau aan elkaar te schakelen. Dit plein verkrijgt aldus een bijkomende grafische invulling en legt via namen, tekens, insignes enz de kaart van de Westhoek weer, hellend naar de ingang. Een microcosmos tot het begrijpen en innemen van een plek.
De eerste verdieping staat geconcipieerd vanuit het mysterieuze. Het is de formele uitwerking van de koffers van Gaston Bachelard’s in zijn ‘La Poétique de l’Espace’ (1954). Bij het betreden van deze ruimte openbaart zich de wereld van het “beklijven” van ‘Flanders Fields’: een overvloed aan denkbeelden, gaande van parafernalia tot heel essentiële zaken in het kader van de overdracht van een geheugen. Het merkwaardige aan dit gebouw, tevens de doelstelling van de ingrepen is de menselijke schaal, het hedendaags omgaan met een ‘muffige’ gediversifieerde verzameling beelden, waarbij zowel alle bijkomende uitleg op een kunstzinnige wijze via hedendaagse technieken video en film mogelijk dient te zijn als het zoeken naar de authenticiteit van de Westhoek, de ervaring van het licht in de IJzervlakte, of met name het aan onszelf blijvend bewaren van een opgekropt geheugen. De ingrepen willen in hun gebeuren meer zijn dan een louter functionele aanpassing, meer dan een gebruiksmachine, het gaat hier om een binding tussen een volk en zijn geschiedenis en hoe met die geschiedenis verdergaan. Een gedragen zwaarte als aanleiding voor een nieuw toekomstbeeld: bloed-serieus en dood-ernstig. En plots zien we dat ‘Flanders Fields’ dezelfde initialen heeft als ‘Franz Ferdinand’, en dat het plan van de Lakenhalle twee in elkaar verweven F-letters is ... Architectuur als enigmatische emblematiek ...
- Her_inneren I In Flanders Fields Museum, 8900 Ieper I Selectieproject Meervoudige Opdracht Open Oproep Vlaams Bouwmeester I ontwerp 2008 I Medewerkers: Pieter Rolies, Steven Schenk I 3D-beelden: CKA
Studio’s Hans Op de Beeck, Anderlecht
HODB
Het project bestaat uit de verbouwing van een voormalig opslaggebouw tot de inrichting van een atelier voor een kunstenaar. De bestemming op het gelijkvloers blijft hetzelfde, met name opslag. De drie bovenliggende verdiepingen krijgen een gewijzigde bestemming. De eerste verdieping wordt een atelier en fotostudio, de tweede verdieping een loft en de derde verdieping wordt een bureauruimte. De verschillende verdiepingen worden voorzien van een compact basisvolume met de nodige technieken en sanitair. Dit volume wordt zo geplaatst opdat de vrije ruimte maximaal benut kan worden. Zijn flexibele indeling zorgt er voor dat het gebouw makkelijk een nieuwe bestemming kan krijgen en een duurzame toekomst krijgt. In de zijgevel van de drie verdiepingen worden nieuwe raamopeningen gemaakt die voor extra licht moeten zorgen. Het bouwvolume blijft vrijwel identiek, met uitzondering dat op het gelijkvloers de oorspronkelijke koer wordt hersteld en op de derde verdieping een toegang tot een dakterras komt.
- Studio’s Hans Op de Beeck bvba I Birminghamstraat 287, 1080 Brussel Medewerkers: Pieter Rolies, Joris Kerremans I 3D-beelden: CKA
I
ontwerp 2008-09/uitvoering: 2009-10
I