Interventie - 2011
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 0
Interventie - Module 3 Omgaan met een slachtoffer Hoofdstuk 1 - Psychosociale aspecten
2011
pag nr
Inleiding
1
Definiëring van een schokkende gebeurtenis
2 2
Kenmerken van een schokkende gebeurtenis
De reacties van slachtoffers op een schokkende gebeurtenis Reacties die slachtoffers kunnen vertonen n.a.v. een schokkende gebeurtenis
3 3
Hoe omgaan met slachtoffers
4
Hoe omgaan met jezelf als hulpverlener na een schokkende gebeurtenis Reacties die hulpverleners kunnen vertonen n.a.v. een schokkende gebeurtenis
6 6
Agressie
8
Hoofdstuk 2 - Deontologie
1
Het medisch beroepsgeheim
1 1 2 2 2 2 3 3
Wat is het medisch beroepsgeheim? Voor wie geldt het medisch beroepsgeheim? Tegenover wie geldt deze zwijgplicht niet? Omstandigheden die het beroepsgeheim NIET opheffen Toegang tot de hulppost Meldingsplicht Getuigenplicht
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid Strafrechterlijke verantwoordelijkheid Burgerlijke verantwoordelijkheid Voorbeeld
4 4 4 5
Houding van de hulpdienstmedewerker
5
Hoofdstuk 3 - Benadering van een slachtoffer
1
Inleiding
1
Benadering van een slachtoffer volgens de 4 stappen Stap 1 - Zorg voor veiligheid Stap 2 - Beoordeel de toestand van het slachtoffer Stap 3 - Alarmeer de verdere hulpketen Stap 4 - Verleen verdere eerste hulp
2 2 2 3 3
Benadering van een bewust slachtoffer
4
Benadering van een bewusteloos slachtoffer met ademhaling
5
Benadering van een bewusteloos slachtoffer zonder ademhaling
6
Technieken om de hartfrequentie te meten
7
Hoofdstuk 4 - CPR-AED
1
Inleiding
1
Hoofdstuk 5 - Verbandleer
1
Inleiding
1
Verbanden uit 'HELP!'
2
Drukverband (Code S25)
2
Hoofdstuk 6 - Wondverzorging
1
Vooreerst
1
Inleiding
2
Het verzorgen van huidwonden Stap 1 - Zorg voor veiligheid Stap 2 - Beoordeel de toestand van het slachtoffer Stap 3 - Alarmeer de verdere hulpketen Stap 4 - Verleen verdere eerste hulp
4 4 4 5 5
Lichte wonde
6
Ernstige wonde
8
Een vreemd voorwerp in de wonde
9
Splinters
10
Brandwonden
11
Insectensteken en tekenbeten Insecten Tekenbeet
12 12 13
Vuiltje in het oog
14
Blaren ten gevolge van wrijving
15
Interventie - 2011
Hoofdstuk 1 – Psychosociale aspecten Doelstellingen Na dit hoofdstuk kan je: de mogelijke reacties van een slachtoffer op een schokkende gebeurtenis opsommen en herkennen; de richtlijnen voor het contact met slachtoffers respecteren; mogelijke reacties bij jezelf herkennen als reacties op een confrontatie met een schokkende gebeurtenis; de richtlijnen toepassen, als je bij jezelf reacties herkent als gevolg van een schokkende gebeurtenis, de kenmerken van het omgaan met een agressief slachtoffer opsommen en herkennen. Bijkomende info: Wie mag deze opleiding geven? Instructeur Welke vooropleiding heb je? Instapsessie De module Hulpdienst
Inleiding Definiëring van een schokkende gebeurtenis De reacties van slachtoffers op een schokkende gebeurtenis Hoe omgaan met de slachtoffers Hoe omgaan met jezelf als hulpverlener na een schokkende gebeurtenis Agressie
1 2 3 4
6 8
INLEIDING
Een alarm komt binnen. Er is een ramp of een ongeval gebeurd. De Hulpdienst vertrekt zo snel mogelijk naar het rampterrein. Onvermijdelijk word je als hulpverlener geconfronteerd met slachtoffers. De slachtoffers kunnen worden opgedeeld in 3 groepen: doden, gewonden en niet-gewonden. De slachtoffers, al dan niet lichamelijk gewond, kunnen door het gebeuren emotioneel geraakt zijn. Hoe gaan mensen om met dergelijke ervaringen, welke reacties treden op? Hoe verwerken mensen dergelijke onverwachte en ongekende gebeurtenissen? Hoe kan je als hulpverlener het best omgaan met die reacties van de slachtoffers? Maar ook: hoe ga jij als hulpverlener met je eigen gevoelens en emoties om?
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 1
Interventie - 2011
Deze vragen worden in dit hoofdstuk behandeld.
DEFINIËRING VAN EEN SCHOKKENDE GEBEURTENIS
Een overstroming, een ernstig verkeersongeval, een brand, een ontploffing, een treinongeval, geconfronteerd worden met doden, geen woning meer hebben, … Het zijn schokkende gebeurtenissen waar pijn, verdriet en lijden bij komen kijken. Het meemaken van een dergelijke schokkende gebeurtenis is iets wat elk jaar talloze mensen overkomt. Zij worden geconfronteerd met verlies en/of geweld. Onder verlies kunnen we verschillende zaken verstaan: het overlijden van een dierbaar persoon, het verliezen van materiële objecten (iemand die zijn hebben en houden moet achterlaten of vernield ziet), verlies van gezondheid, … Onder geweld verstaan we schade die is aangericht door een andere persoon, de natuur of door technisch falen. De gebeurtenis geeft aanleiding tot een enorme schade: op materieel vlak (woning, auto, …), op fysisch vlak (lichamelijke letsels, …), op psychisch vlak (psychisch lijden, angst, depressie, …) en/of op financieel vlak.
Kenmerken van een schokkende gebeurtenis
Het gebeuren is EENMALIG en ONVERWACHT; het gebeuren heeft MATERIËLE, FYSISCHE en/of PSYCHISCHE GEVOLGEN; de slachtoffers hebben geen greep op de situatie; de VEILIGHEID en de ZEKERHEID van alledag zijn verdwenen.
Met andere woorden: de gebeurtenis roept een intens gevoel van MACHTELOOSHEID op; de gebeurtenis houdt een ACUTE ONTWRICHTING in van het leven van de persoon. Doordat het gaat om een eenmalige en onverwachte gebeurtenis, staat men er machteloos tegenover. De betrokken persoon beseft geen enkele invloed te hebben op wat gebeurt. Men kan niets doen, ook al wil men het zo graag. Het is onmogelijk om doelgericht in te grijpen of om het te voorkomen. Het gebeuren doet het slachtoffer vragen stellen over zijn bestaan, zijn opgebouwde zekerheden, zijn „onaantastbaarheid, ‟… Het slachtoffer maakt een acute ontwrichting mee. Niets is nog vanzelfsprekend.
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 2
Interventie - 2011 DE REACTIES VAN SLACHTOFFERS OP EEN SCHOKKENDE GEBEURTENIS
Iedereen reageert op zijn eigen manier op een dergelijke gebeurtenis: de ene blijft kalm, de ander gaat allerhande reacties vertonen. Bij de ene duren deze reacties langer, bij nog een ander zijn ze zeer intens. Jij, als hulpverlener, komt met de slachtoffers van een ramp of van een ongeval in aanraking. Daarom is het belangrijk dat je zicht hebt op de verschillende reacties die een slachtoffer KAN vertonen. Belangrijk hierbij is dat je weet dat dit NORMALE REACTIES zijn op een ABNORMALE GEBEURTENIS. Met andere woorden, dergelijke reacties zijn niet abnormaal of ziekelijk. Ze moeten in eerste instantie ook niet medisch behandeld worden, maar het zijn normale emotionele reacties.
Reacties die slachtoffers KUNNEN vertonen n.a.v. een schokkende gebeurtenis
ongeloof en verbijstering; tunnelzicht; boosheid; lichamelijke reacties; verwarring; paniek.
Ongeloof en verbijstering De eerste reactie op een gebeurtenis is er meestal één van ongeloof en verbijstering: de betrokkene begrijpt niet wat er is gebeurd en voelt zich als verdoofd. Tegelijkertijd handelt hij meestal redelijk efficiënt. Het is net alsof iemand overgaat op automatische piloot. Hij doet eigenlijk precies datgene wat men in een dergelijke noodsituatie behoort te doen. Heftige emoties zijn lang niet altijd aanwezig in de eerste momenten.
Tunnelzicht Het komt meermaals bij slachtoffers voor dat ze nog heel intens bezig zijn met wat er is gebeurd en de gevolgen ervan, en dat ze zich als het ware afsluiten voor wat er rondom hen gebeurt. Dit kan zelfs in die mate zijn dat de kans op „normaal‟ contact heel sterk wordt verminderd. Het bewustzijn kan het zoveel negatieve info niet gelijktijdig verwerken; het sluit zich af van de harde realiteit. De slachtoffers staan op dat moment ook niet echt open voor informatie.
Boosheid Uitbarstingen van woede, irritatie en prikkelbaarheid zijn veelvoorkomende reacties. Men is kwaad omdat „een ander‟ inbreuk heeft gepleegd op het eigen leven. Met die kwaadheid kan men geen kant uit, want de „agressor‟ is weg en is niet meer bereikbaar. De woede kan zich dan richten op anderen die aanwezig zijn b.v. familieleden of hulpverleners. Soms is er aanleiding voor die woede, want in zulke omstandigheden loopt natuurlijk heel wat mis, maar vaak is er reden om te denken dat die kwaadheid ook en vooral voortvloeit uit de ramp die iemands hele leven heeft aangetast.
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 3
Interventie - 2011
Lichamelijke reacties Veelvoorkomende verschijnselen zijn: hoofdpijn, gespannen spieren, misselijkheid, maag- en darmstoornissen, hartkloppingen, duizelingen, pijn in de rug, ademhalingsmoeilijkheden. Deze verschijnselen hebben enerzijds te maken met waakzaamheid en anderzijds met vermoeidheid en onverschilligheid. De betrokkene blijft op zijn hoede… de heel gespannen toestand van weleer is nog steeds aanwezig. Dit is een acute stresssituatie. Het lichaam reageert hierop op een geëigende manier (verhoogde adrenalineproductie, hogere hartslag, verhoogde bloeddruk, hyperventilatie, …).
Verwarring De eerste uren na een rampsituatie zijn dikwijls heel verwarrend. Er is gebrek aan informatie, aan duidelijkheid over wat gaat gebeuren, over wat er juist is gebeurd en wat de gevolgen zijn. Het is op dat moment voor de slachtoffers soms zeer moeilijk om alles op een rijtje te zetten.
Paniek Paniek kenmerkt zich door een plotselinge, hevige schrik of angst die wordt veroorzaakt door een reëel of verondersteld gevaar. Paniek ontstaat vooral als mensen zich in een omsloten ruimte bedreigd weten door een naderende catastrofe. Slachtoffers in paniek proberen al het mogelijke èn onmogelijke te doen, om zich in veiligheid te brengen. HOE OMGAAN MET DE SLACHTOFFERS
Als hulpverlener kom je vaak maar een beperkte tijd met een welbepaald slachtoffer in aanraking. Wanneer een slachtoffer is verzorgd en weggevoerd, word je ingezet bij een volgend slachtoffer. Soms kan je als hulpverlener gedurende langere tijd worden geconfronteerd met niet-gewonde slachtoffers. Hun noden zijn anders dan die van gekwetsten. Dit neemt niet echter niet weg dat dit contact heel dringend is. Beginsituatie: wij weten NIET wat het slachtoffer meemaakt. Ook al proberen we echt ons daar een voorstelling van te maken, het zal altijd bij een benadering blijven. De zogezegd geruststellende opmerking: “Och, zo erg is het toch nog niet” kan dus NIET worden gebruikt. Wij kunnen niet oordelen in andere mensen hun plaats. Zij hebben het meegemaakt, wij niet. Bovendien is het onmiddellijk na een ramp heel moeilijk om te beoordelen hoe zaken zullen evolueren. Eveneens mag je je niet laten verleiden tot het maken van vergelijkingen. Ook al lijkt de problematiek van een „licht gewond slachtoffer‟ minder ernstig als er overledenen zijn, voor een betrokkene kan het wel heel erg zijn. Vanuit de beginsituatie hanteer je als hulpverlener in contact met slachtoffer best volgende richtlijnen:
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 4
Interventie - 2011
Richtlijnen voor het contact met slachtoffers
Toon ONVOORWAARDELIJK RESPECT voor het slachtoffer, voor wie het is en wat het heeft meegemaakt; Geef het slachtoffer de kans om zijn VRAGEN en GEVOELENS te uiten. Om dit als hulpverlener te bereiken: o ga je naar het slachtoffer toe; o stel je jezelf voor met je naam, sanitaire bekwaamheid en deel je mee dat je vrijwilliger bent bij de Hulpdienst van het Rode kruis. Een slachtoffer herkent niet automatisch je embleem of de naam op je badge; o luister actief: laat de mensen praten en luister zelf, probeer te weten te komen hoe zij het gebeuren ervaren; o check of je de boodschap goed begrepen hebt; o nodig een slachtoffer eventueel uit om zijn verhaal te vertellen door open vragen te stellen;
geef informatie over wat jij doet voor het slachtoffer, over wat met hem of haar gaat gebeuren, b.v. we brengen je met een brancard naar ... Daar zal een arts je onderzoeken;
de hulpverlener hoeft geen hoogdravende gesprekken te houden: luisteren, een deken brengen, ... kortom mensen het gevoel geven van “ze zijn om mij bekommerd”, heeft een onmiskenbare waarde;
ook je non-verbale houding zegt veel aan een slachtoffer (gelaatsuitdrukking, schouders ophalen, rug toekeren, oogcontact vermijden, stemintonatie, ...). Wees je hiervan bewust. Er gewoon zijn voor het slachtoffer kan al een geruststellend gevoel zijn voor iemand die net een schokkende gebeurtenis achter de rug heeft;
enkele VALKUILEN die je, als hulpverlener, best vermijdt: o maak geen beloftes over een oplossing: beloof niets waarvan je niet weet of het haalbaar is; o praat nooit over slachtoffers in de verleden tijd; o praat met slachtoffers i.p.v. over hen; o zorg dat jij de greep op het gesprek houdt; o word niet kwaad wanneer een slachtoffer tegen je roept, schreeuwt of boos wordt; blijf kalm en laat het slachtoffer uitspreken, ook wanneer hij kritiek geeft op jouw werk als vrijwilliger. Je kan op een VRIENDELIJKE en RUSTIGE toon zeggen dat je het gevoel van woede begrijpt, maar dat jij als vrijwilliger niet verantwoordelijk bent voor de oorzaak van dat gevoel. Je doet alles wat je kan om het slachtoffer zo goed mogelijk te helpen.
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 5
Interventie - 2011
HOE OMGAAN MET JEZELF ALS HULPVERLENER NA EEN SCHOKKENDE GEBEURTENIS
Als hulpverlener word je opgeroepen om slachtoffers van een ramp of een ongeval in veiligheid te brengen en om de nodige verzorging toe te dienen. Op dat moment word je eveneens geconfronteerd met de ravage die is aangericht, met de zwaargewonden, met de overledenen, zelfs met kinderen. Dit kan op het moment zelf of in de daaropvolgende dagen, weken, maanden eveneens een emotionele weerslag hebben op jezelf.
Reacties die hulpverleners KUNNEN vertonen n.a.v. een schokkende gebeurtenis
angst; lichamelijke reacties; schuldgevoelens; herbeleving; verdriet; schaamte.
Angst Dit is een normale reactie: angst voor het onbekende. Hierbij kan je geconfronteerd worden met vragen als “zal ik het aankunnen, weet ik wat ik moet doen?”
Lichamelijke reacties Slaapproblemen, ademhalingsproblemen, spijsverteringsproblemen, aandachtsproblemen, verminderde seksuele belangstelling, gespannen spieren, … zijn vaak voorkomende verschijnselen.
Schuldgevoelens Je voelt je schuldig omdat je het gevoel hebt onvoldoende gedaan te hebben. Je wou meer doen, je hebt machteloos moeten toekijken, …
Herbelevingen Overdag flitst het gebeuren door je hoofd (flashbacks), ‟s nachts ervaar je nachtmerries over het gebeuren. Bij het zien van de beelden in het nieuws of van beelden die gelijkenis vertonen met wat je zelf hebt meegemaakt, raak je overstuur.
Verdriet Je voelt een intens verdriet door de confrontatie met het leed en het verdriet van de slachtoffers en door de confrontatie met de overledenen en de gewonden. Je ervaart verdriet doordat je minder van de normale dingen van het leven kan genieten. Je begint te twijfelen aan jezelf en aan de anderen.
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 6
Interventie - 2011
Schaamte Je schaamt je voor je gevoelens, hulpeloosheid en verdriet. Je vindt dat je je gevoelens te veel of te weinig hebt getoond. Je hebt niet gereageerd zoals je had gewenst. Je ervaart gevoelens die je onacceptabel vindt of waarvan je vindt/denkt dat ze niet bij je passen. Voor hulpverleners geldt hetzelfde als voor slachtoffers: Dit zijn NORMALE REACTIES op een ABNORMALE GEBEURTENIS, die gedurende een kortere of langere periode KUNNEN voorkomen. Enkele richtlijnen die je als hulpverlener in het achterhoofd kan houden wanneer dergelijke reacties opkomen:
praat over je gevoelens, emoties telkens je daar behoefte aan hebt; zoek steun en hulp bij vertrouwde personen ook al heb je het gevoel dat niemand je begrijpt; probeer zo vlug mogelijk de dagdagelijkse activiteiten weer op te nemen; luister echt wanneer een collega zijn verhaal vertelt, en neem er voldoende tijd voor. Toon begrip en respect.
Slechts een enkele hulpverlener zal na afloop van het gebeuren nog langdurig met psychische problemen kampen. Bij die mensen spreken we van een traumatische ervaring, die aanleiding kan geven tot een posttraumatische stressstoornis (PTSD of „Posttraumatic Stress Disorder‟). In dergelijke gevallen is professionele hulp aangewezen. Je kan hiervoor in eerste instantie een beroep doen op de Dringende Sociale Interventie (DSI). Contacteer hiervoor je afdelings- of provincieverantwoordelijke.
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 7
Interventie - 2011
AGRESSIE
Helpen moet, maar enkel voor zover je jezelf niet in gevaar brengt. Dat geldt niet alleen op een rampterrein maar ook bij een confrontatie met agressieve slachtoffers of omstanders. Je kan
op verschillende manieren met agressie worden geconfronteerd: het slachtoffer is agressief; omstanders zijn agressief tegenover jou; het slachtoffer bevindt zich te midden van vechtende partijen. Telkens komt jouw eigen veiligheid op de eerste plaats!
Om je eigen veiligheid te verzekeren: maakt het Rode Kruis tijdens grote manifestaties duidelijke en concrete afspraken met de ordediensten. Bij problemen moeten zij het pad effenen; waag je niet te midden van vechtende partijen om een slachtoffer te verzorgen; hou je op met de hulpverlening en verwittig je de politie als het gevaarlijk wordt; dring je niet verder aan maar vraag je assistentie aan de politie als een slachtoffer agressief wordt; leg je aan een slachtoffer uit wat er volgens jou aan de hand is en wat je zal doen. Leg je aan de omstanders uit waarom je eerst iemand anders verzorgt (levensbedreigend, ...); betrek je familieleden in de mate van het mogelijke bij de hulpverlening. Leg hen uit waarom je iets doet; blijf je op een rustige toon praten. Roepen beantwoorden met roepen lokt agressie uit; neem je een agressief slachtoffer altijd ernstig. Toon medeleven, draai niet rond de pot en lieg niet; probeer je de agressor te isoleren van de stressfactor die de agressie veroorzaakt; leg materiaal (scharen, mesjes, naalden, ...) dat eventueel als wapen kan gebruikt worden buiten het bereik van het slachtoffer en/of de agressor; maak je geen opmerkingen over verschillen in cultuur en/of taal. Ook pas je je in de mate van het mogelijke aan aan de cultuur en/of de taal van het slachtoffer.
Het hoofdstuk PSYCHOSOCIALE ASPECTEN is een uitgave en ontwikkeling van Rode Kruis-Vlaanderen, Hulpdienst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Interventie - Module 3 - Hfst. 1. Psychosociale aspecten - pagina 8
Interventie – 2011
Hoofdstuk 2 – Deontologie Doelstellingen Na dit hoofdstuk kan je: uitleggen wat het medisch beroepsgeheim is en welke informatie tot het medisch beroepsgeheim behoort; uitleggen tegenover wie het medisch beroepsgeheim geldt; je houden aan het medisch beroepsgeheim; beknopt uitleggen op welke manieren een hulpverlener aansprakelijk gesteld kan worden; je gedragen op een manier die van een hulpdienstvrijwilliger verwacht wordt. Bijkomende info: Wie mag deze opleiding geven? Instructeur Welke vooropleiding heb je? Instapsessie De module Hulpdienst
Het medisch beroepsgeheim Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid Houding van de hulpdienstmedewerker
1 4 5
HET MEDISCH BEROEPSGEHEIM
Tijdens het verlenen van eerste hulp krijg je heel wat informatie van en over het slachtoffer: het slachtoffer vertelt een en ander over zijn familiale omstandigheden, over wat hem/haar al allemaal is overkomen… Om de privacy van het slachtoffer te respecteren behoort deze informatie tot het medisch beroepsgeheim.
Wat is het medisch beroepsgeheim ? Het is een zwijgplicht, vastgesteld in artikel 458 van het Strafwetboek: al wie gehouden is tot het medisch beroepsgeheim, moet vertrouwelijk omgaan met de informatie van slachtoffers. Of anders gezegd: het is verboden om informatie verkregen van een slachtoffer bekend te maken aan anderen. Het slachtoffer moet niet om geheimhouding vragen, het heeft er automatisch recht op! Het medisch beroepsgeheim verplicht elke hulpverlener vertrouwelijk om te gaan met informatie over: de gezondheidstoestand (ziekten, handicaps, klachten…) van een slachtoffer; de sociale, familiale en financiële toestand van een slachtoffer; de persoonlijke, religieuze en filosofische overtuigingen van een slachtoffer; alle andere mogelijke problemen van een slachtoffer. Ook de identiteit van een slachtoffer, en eventueel zijn aanwezigheid op een bepaalde plaats, behoort tot de informatie beschermd door het medisch beroepsgeheim.
Interventie - Module 3 - Hfst. 2. Deontologie - pagina 1
Interventie – 2011
Gegevens die in principe door iedereen vastgesteld kunnen worden, worden niet beschermd door het medisch beroepsgeheim. Voorbeelden hiervan zijn: de aard van het ziekenvervoer; het tijdstip van vertrek en aankomst van het ziekenvervoer; het tijdstip van verzorging; de identiteit van de ambulanciers of hulpverleners.
Voor wie geldt het medisch beroepsgeheim? Het medisch beroepsgeheim geldt voor alle hulpverleners die tijdens het uitoefenen van hun functie of beroep in contact komen met zieken, gewonden of, meer in het algemeen, hulpbehoevenden. Binnen het Rode Kruis zijn dit bijvoorbeeld ambulanciers, hulpverleners op een preventieve dienst en mensen actief in het kader van psychosociale hulpverlening. Voor zover medewerkers van hulpcentrales 100 en 105 of administratieve medewerkers in contact komen met informatie die beschermd wordt door het medisch beroepsgeheim, moeten ook zij zich houden aan het medisch beroepsgeheim.
Tegenover wie geldt deze zwijgplicht niet? Deze zwijgplicht geldt niet tegenover: de begeleiders van kinderen die – indien de activiteiten in de hulppost dit toelaten – hen mogen vergezellen. Aan jongeren tussen 12 en 18 jaar kan eerst gevraagd worden of zij bijgestaan willen worden. Jongeren hebben wel recht op geheimhouding, net zoals geesteszieken, comateuzen en overledenen; het slachtoffer zelf. Het slachtoffer heeft recht op informatie; de verpleegkundigen en artsen die de zorg voor het slachtoffer overnemen. Men aanvaardt de laatste jaren dat andere hulpverleners worden ingelicht voor zover de informatie noodzakelijk is voor de verdere zorgverstrekking.
Omstandigheden die het beroepsgeheim NIET opheffen In de
volgende situaties blijft het medisch beroepsgeheim gelden: verandering van beroep of functie, of ontslag als Rode Kruisvrijwilliger; overlijden van het slachtoffer; het slachtoffer heeft toelating gegeven om te spreken; het belang van het slachtoffer of het belang van derden; eigen belang van de hulpverlener; de schending van het beroepsgeheim door iemand anders dan de betrokken hulpverlener; het feit dat het slachtoffer de dader van een misdrijf is.
Toegang tot een hulppost Om het beroepsgeheim in acht te nemen en de privacy van het slachtoffer te beschermen hebben enkel hulpverleners toegang tot een hulppost en dit voor zover zij daar nodig zijn. De verantwoordelijke van de hulppost bepaalt wie toegang heeft tot de hulppost en kan dus personen de toegang ontzeggen. Politie wordt niet toegelaten tot een hulppost. Je mag aan de politionele diensten geen inlichtingen verschaffen die tot het medisch beroepsgeheim behoren. Ook aan de organisator van de manifestatie mogen geen inlichtingen worden gegeven die tot het medisch beroepsgeheim behoren. Interventie - Module 3 - Hfst. 2. Deontologie - pagina 2
Interventie – 2011
Meldingsplicht In het belang van de volksgezondheid of de openbare orde, kan het beroepsgeheim niet worden ingeroepen bij confrontatie met: een geboorte; een overlijden; een misdrijf, tenminste als de hulpbehoevende zelf niet de dader is; kindermishandeling (melding mogelijk via een Vertrouwensartsencentrum = VAC). Bij een misdrijf is het al dan niet melden afhankelijk van het feit of de hulpbehoevende slachtoffer of dader is van het misdrijf. Als de hulpbehoevende de dader is van een misdrijf mag het misdrijf niet worden gemeld aan de politie. Alle informatie verkregen van de dader behoort tot het medisch beroepsgeheim! Als de hulpbehoevende het slachtoffer is van een misdrijf, dan moet het misdrijf wel worden gemeld aan de politie. Informatie over het slachtoffer mag echter niet worden doorgegeven, ook niet de naam. In geval van twijfel kan je het probleem voorleggen aan de afdelingsarts. Deze zal dan de nodige stappen ondernemen.
Getuigenplicht Ook de politie kan hulpdienstmedewerkers niet dwingen hun beroepsgeheim te schenden. Als je wordt opgeroepen om voor een rechtbank te getuigen, ben je verplicht te verschijnen, maar in principe kan ook de rechter je niet dwingen te spreken over zaken die worden beschermd door het medisch beroepsgeheim. Als je wordt opgeroepen om te getuigen, neem je contact op met de provinciale leiding. In overleg met de juridische dienst van het Rode Kruis helpen zij je verder.
Interventie - Module 3 - Hfst. 2. Deontologie - pagina 3
Interventie – 2011 VERANTWOORDELIJKHEID EN AANSPRAKELIJKHEID
In het dagelijks leven stellen we als burger, deskundige, hulpverlener… heel wat handelingen die gevolgen hebben voor anderen. Algemeen geldt dat iemand moet handelen als een ‘goede huisvader’. Dit betekent dat iemand moet handelen zoals elke voorzichtige persoon in die situatie zou doen. Dit wil concreet zeggen dat je de gedragscode en de Rode Kruisreglementen naleeft en dat je handelt zoals je hebt geleerd tijdens de Rode Kruisopleidingen. Wie zich hieraan houdt, zal in principe geen problemen ondervinden. In heel uitzonderlijk gevallen kan men als hulpverlener strafrechtelijk verantwoordelijk of burgerlijk aansprakelijk worden gesteld.
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid Elke persoon, ook een Rode Kruisvrijwilliger, is strafrechtelijk verantwoordelijk zodra hij door de strafrechter wordt veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf. Een misdrijf is een handeling die gedetailleerd wordt beschreven en strafbaar wordt gesteld in het strafrecht (bijvoorbeeld een diefstal). Het plegen van een misdrijf volstaat om strafrechtelijk veroordeeld te worden. Voorbeelden van relevante misdrijven voor Rode Kruisvrijwilligers zijn bijvoorbeeld het niet verlenen van hulp aan mensen in nood en het niet in acht nemen van het medisch beroepsgeheim. Een strafrechtelijke veroordeling gaat principieel gepaard met een gerechtelijke sanctie. De sanctie kan bestaan uit één of meerdere straffen. Elke veroordeelde, dus ook elke veroordeelde Rode Kruisvrijwilliger, draagt zelf zijn straffen. De meest relevante of voorkomende straffen zijn een gevangenisstraf (al dan niet voorwaardelijk), het betalen van een geldboete en de vervallenverklaring van het recht tot besturen van een voertuig.
Burgerlijke aansprakelijkheid Het principe is dat wie iemand door een onrechtmatige handeling schade toebrengt, zelf deze schade moet vergoeden (artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek). Vooraleer iemand burgerrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, moet voldaan zijn aan drie voorwaarden: 1. er moet schade zijn; 2. iemand moet foutief gehandeld hebben; 3. de schade moet het gevolg zijn van deze handeling. Niet alleen misdrijven zijn foutieve handelingen maar ook een onvoorzichtige of nalatige handeling wordt als een foutieve handeling aanzien (bijvoorbeeld tijdens het voetballen in de achtertuin breek je de ruit van de buren). Als de schadelijder deze elementen kan bewijzen, kan de rechtbank de persoon die de handeling gesteld heeft, burgerrechtelijk aansprakelijk stellen. Hij wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde persoon. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de meest voor de hand liggende situatie deze waarin men aansprakelijk gesteld wordt voor eigen foutieve daden. Daarenboven geldt dat iedereen, dus ook elke Rode Kruisvrijwilliger, aansprakelijk kan worden gesteld voor schade veroorzaakt door goederen die aan hem zijn toevertrouwd. Interventie - Module 3 - Hfst. 2. Deontologie - pagina 4
Interventie – 2011
Als de burgerrechtelijke aansprakelijkheid door de rechtbank moet worden vastgesteld, genieten vrijwilligers vaak een minder streng aansprakelijkheidsregime. Hiermee wordt bedoeld dat vrijwilligers in gelijkaardige omstandigheden minder snel aansprakelijk worden gesteld dan nietvrijwilligers, ondermeer omdat vrijwilligers hun functie belangeloos en gratis uitoefenen. Als iemand burgerrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld, dan betaalt zijn verzekeraar de schadevergoeding. Nochtans, als de schade met opzet werd toegebracht of als men een heel grote fout heeft begaan, is het mogelijk dat de schadevergoeding moet worden terugbetaald aan de verzekeraar of dat de verzekeraar zijn waarborg weigert!
Voorbeeld Je neemt deel aan een preventieve hulpactie op een motorcross. Je bent onvoorzichtig en laat een draagberrie achter op het parcours. Hierdoor komt een deelnemer ten val en breekt zijn arm. Door een gebrek aan voorzichtigheid heb je een lichamelijk letsel toegebracht aan een deelnemer van de motorcross. Dit feit kan worden omschreven als een misdrijf, namelijk het ‘onopzettelijk toebrengen van een lichamelijk letsel’(artikel 418 strafwetboek). In dit concreet geval loop je het risico op een dubbele aansprakelijkheidsstelling, zowel strafrechtelijk als burgerrechtelijk. Ten eerste zou de rechtbank jou strafrechtelijk kunnen veroordelen wegens het plegen van het misdrijf ‘onopzettelijke slagen en verwondingen’. De sanctie hiervoor is een gevangenisstraf en/of een geldboete. Je draagt deze sancties persoonlijk. Ten tweede kan je voor dezelfde handeling ook burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Dit is echter slechts mogelijk, als de rechtbank oordeelt dat volgende drie elementen bewezen zijn: 1. Je hebt foutief gehandeld. Het achterlaten van een draagberrie kan worden beschouwd als een onvoorzichtige handeling of eventueel zelfs als een misdrijf, als de vrijwilliger inderdaad strafrechtelijk veroordeeld wordt. 2. Er is schade, namelijk een gebroken arm. 3. De foutieve handeling heeft de schade veroorzaakt. Als je burgerrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld, kan je worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. De eigen verzekeraar of, als die niet tussenkomt of de hulpdienstmedewerker heeft geen, de verzekeraar van het Rode Kruis zal de schadevergoeding betalen. Als je een opzettelijke of zware fout beging, kan het dat je de schadevergoeding moet terugbetalen aan de verzekeraar. HOUDING VAN DE HULPDIENSTMEDEWERKER
Als Rode Kruisvrijwilliger respecteer je uiteraard de Fundamentele Beginselen van het Rode Kruis. Je mag niets ondernemen dat hiermee in tegenspraak is of dat het Rode Kruis kan schaden. Je houdt je aan de reglementen binnen het Rode Kruis. Door het werkpak ben je herkenbaar als Rode Kruisvrijwilliger en bepaal je mee het imago van Interventie - Module 3 - Hfst. 2. Deontologie - pagina 5
Interventie – 2011
Rode Kruis-Vlaanderen. Je draagt het werkpak steeds correct en netjes. Het gebruik van alcoholische dranken en drugs is niet toegelaten. Je voert handelingen uit zoals die werden aangeleerd in de Rode Kruisopleidingen. Bij het uitvoeren van taken neem je steeds de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen in acht. Als hulpverlener heb je respect voor de ander. Dit betekent dat je je tegenover iedereen correct gedraagt en iedereen benadert als een volwaardig mens. Je bent altijd beleefd en vriendelijk. Het privé-leven van mensen dring je niet verder binnen dan strikt noodzakelijk om je opdracht uit te voeren. Een taak, officiële functie of mandaat aanvaarden houdt in dat je alle verantwoordelijkheden en verplichtingen die eraan verbonden zijn opneemt. Elke taak die je wordt toevertrouwd, voer je zo goed mogelijk uit. Gemaakte afspraken kom je na. Als je tijdens een actie een opdracht krijgt, voer je die uit. Tijdens een actie is er geen tijd voor meningsverschillen maar moet er worden gehandeld. Ook discussies in het bijzijn van slachtoffers of derden zijn uit den boze. Dit betekent echter niet dat er nooit een gedachtewisseling kan plaatsvinden. Discussies worden gevoerd op het geschikte tijdstip en de passende plaats, bijvoorbeeld tijdens de voorbereiding en de evaluatie van een actie. Eventueel onder vier ogen. Wat ook je taak is, steeds moet je samenwerken met anderen. Dit veronderstelt loyaliteit tussen de vrijwilligers onderling. Duidelijke structuren, klare bevoegdheidsomschrijvingen, duidelijke opdrachten en voldoende informatie, een open sfeer en een eerlijke houding moeten tot een loyale samenwerking bijdragen. Je respecteert de mening van anderen, medehulpverleners en buitenstaanders. De taakverdeling en efficiëntie van de samenwerking tijdens de hulpverlening komen pas tot hun recht als er wederzijds vertrouwen en waardering bestaat. Je bent je bewust van je grenzen en je voert opgedragen taken enkel uit wanneer je de opdracht goed hebt begrepen. Als je niet voldoende opleiding en training hebt om de taak te kunnen uitvoeren zeg je dit beleefd en duidelijk en vraag je om de opdracht aan iemand anders te geven. Je mag jezelf en anderen niet in gevaar brengen. Als een verantwoordelijke buiten het Rode Kruis (brandweer, verpleegkundige, arts, MUG…) een andere opdracht geeft dan die waarmee je bezig bent, dan zeg je dat. Je vraagt welke hulp er precies wordt gevraagd, en je speelt dit onmiddellijk door aan de verantwoordelijke (ploegleider, sectieleider).
Het hoofdstuk DEONTOLOGIE is een uitgave en ontwikkeling van Rode Kruis-Vlaanderen, Hulpdienst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Interventie - Module 3 - Hfst. 2. Deontologie - pagina 6
Interventie - 2011
Hoofdstuk 3 – Benadering van een slachtoffer Doelstellingen Hoe je een slachtoffer benadert, heb je al in de cursus Helper geleerd. Na dit hoofdstuk kan je een bewust slachtoffer benaderen; een bewusteloos slachtoffer dat nog ademt benaderen; het bewustzijn, de ademhaling en de circulatie bij een slachtoffer observeren; de hartfrequentie meten. Bijkomende info: Wie mag deze opleiding geven? Instructeur Welke vooropleiding heb je? Instapsessie De module Hulpdienst
Inleiding Benadering van een slachtoffer volgens de 4 stappen Benadering van een bewust slachtoffer Benadering van een bewusteloos slachtoffer met ademhaling Benadering van een bewusteloos slachtoffer zonder ademhaling Technieken om de hartfrequentie te meten
INLEIDING
Als hulpverlener zul je merken dat de situaties waarmee je te maken krijgt heel verschillend kunnen zijn. Het slachtoffer kan bewust of bewusteloos zijn, ernstig bloeden of brandwonden vertonen. In dit hoofdstuk leren we je deze verschillende situaties te benaderen volgens de 4 stappen. Benaderen van meerdere slachtoffers leren we je in de cursus Verzorging. Ook de technieken om de hartfrequentie te meten vind je terug in Verzorging. Deze techniek wordt sinds 2011 in Interventie onderricht opdat zij niet meer voorkomt in „Help !‟.
Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 1
1 2 4 5 6 7
Interventie - 2011
BENADERING VAN EEN SLACHTOFFER VOLGENS DE 4 STAPPEN
Ongeacht hoe je een slachtoffer aantreft, ongeacht de toestand van het slachtoffer, ongeacht de aard van de verwonding, ………….. je benadert elk slachtoffer volgens de 4 stappen.
Stap 1 – Zorg voor veiligheid Stap 2 – Beoordeel de toestand van het slachtoffer Stap 3 – Alarmeer de verdere hulpketen Stap 4 – Verleen verdere eerste hulp Eerst zullen we de vier stappen algemeen overlopen en nadien zullen we ze bespreken aan de hand van mogelijke toestanden van een slachtoffer. De eerste stap, ongeacht de toestand van het slachtoffer, is altijd gelijk. Vanaf stap twee kunnen verschillen merkbaar worden.
Stap 1 – Zorg voor veiligheid
Wat is er gebeurd? Wat zijn de gevaren? Eigen veiligheid: handschoenen, veilige omgeving, ………… Veiligheid slachtoffer. Veiligheid omstaanders. Blijf gedurende de hele verzorging aandacht voor de veiligheid houden.
Stap 2 – Beoordeel de toestand van het slachtoffer Benader de situatie. Controleer het bewustzijn Stel een eenvoudige vraag: “Gaat het?” Bij een duidelijk bewust slachtoffer vraag je wat er gebeurd is. Schud zachtjes aan de schouders (als het slachtoffer niet antwoordt op je vraag). Maak de luchtwegen vrij Indien de toestand van het slachtoffer dit vereist, kantel je het hoofd en voer je kinlift uit. Controleer de ademhaling Luister naar het tempo van de ademhaling (Volwassene: 12 tot 16/minuut); ga na of het slachtoffer moeite heeft met ademen; ga na of er rare geluiden zijn tijdens het ademen (piepen, ….); ga na of de ademhaling onregelmatig, oppervlakkig of diep is. Luister, voel en kijk gedurende maximum 10 seconden.
Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 2
Interventie - 2011
Stap 3 – Alarmeer de verdere hulpketen
Alarmeer volgens de richtlijnen behorende bij de Rode Kruisactie; het kan ook zijn dat deze stap niet nodig is omdat je het slachtoffer zelf hebt kunnen behandelen. soms is MUG-assistentie noodzakelijk.
Stap 4 – Verleen verdere eerste hulp Naargelang de toestand van je slachtoffer verandert je hulpverlening. Hier sommen we een korte lijst van mogelijke acties op. Deze wordt later bij de bespreking van iedere mogelijke toestand verduidelijkt. Indien nog niet gebeurd: o stelp ernstige bloedingen, o spoel brandwonden; Indien nog niet gebeurd, controleer de circulatie: o Polsslagader (Zie HELP! in het deel “Basisprincipes” bij het onderdeel “vitale lichaamsfuncties controleren”), of halsslagader (Zie HELP! in het deel “Basisprincipes” bij het onderdeel “vitale lichaamsfuncties controleren”), o ga na of het hart een normale frequentie heeft (60 tot 80/minuut), o ga na of het ritme regelmatig is, o ga na of de hartslag zwak of juist sterk is, o het kan ook zijn dat deze controle niet nodig is (bewust slachtoffer met normale ademhaling en een klein licht wondje, …); verleen verdere eerste hulp zoals: o dek grote wonden af, o immobiliseer letsels aan het bewegingsstelsel; controleer regelmatig de vitale functies; blijf zorgen voor vrije luchtwegen; handel zoals aangeleerd in HELP! en later in hoofdstuk Wondverzorging; denk aan het comfort van het slachtoffer: dek hem toe met een deken, bescherm hem tegen zon/regen, ……. handel volgens de basisprincipes van eerste hulp; naar gelang de toestand van het slachtoffer leg het slachtoffer in stabiele zijligging indien er een tijdelijke ontoereikende afvoercapaciteit is. Deze techniek heb je geleerd in HELP! en wordt nog eens herhaald in de module CPR-AED; start reanimatie indien nodig.
Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 3
Interventie - 2011
BENADERING VAN EEN BEWUST SLACHTOFFER
Stap 1 – Zorg voor veiligheid
Stap 2 – Beoordeel de toestand van het slachtoffer Benader de situatie. Controleer het bewustzijn Bewust : Laat het slachtoffer liggen in de houding waarin je hem vindt. Als de toestand van het slachtoffer het toelaat dan laat je het slachtoffer zitten. Controleer de ademhaling Luister naar het tempo (Volwassene: 12 tot 16/minuut); ga na of het slachtoffer moeite heeft met ademen; ga na of er rare geluiden zijn tijdens het ademen (piepen, ….); ga na of de ademhaling onregelmatig, oppervlakkig of diep is.
Stap 3 – Alarmeer de verdere hulpketen
Alarmeer volgens de richtlijnen behorende bij de Rode Kruisactie; het kan ook zijn dat deze stap niet nodig is omdat je het slachtoffer zelf hebt kunnen behandelen.
Stap 4 – Verleen verdere eerste hulp
Indien nog niet gebeurd: o stelp ernstige bloedingen, o spoel brandwonden; controleer de circulatie: o Polsslagader (Zie HELP! in het deel “Basisprincipes” bij het onderdeel “vitale lichaamsfuncties controleren”), o ga na of het hart een normale frequentie heeft (60 tot 80/minuut), o ga na of het ritme regelmatig is, o ga na of de hartslag zwak of juist sterk is, o het kan ook zijn dat deze controle niet nodig is (bewust slachtoffer met normale ademhaling en een klein licht wondje, …); verleen verdere eerste hulp zoals: o dek grote wonden af, o immobiliseer letsels aan het bewegingsstelsel; controleer regelmatig de vitale functies; handel zoals aangeleerd in HELP! en later in hoofdstuk Wondverzorging; denk aan het comfort van het slachtoffer: dek hem toe met een deken, bescherm hem tegen zon/regen, ……. handel volgens de basisprincipes van eerste hulp. Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 4
Interventie - 2011
BENADERING VAN EEN BEWUSTELOOS SLACHTOFFER MET ADEMHALING
Stap 1 – Zorg voor veiligheid
Stap 2 – Beoordeel de toestand van het slachtoffer Benader de situatie. Controleer het bewustzijn Bewusteloos Roep je ploegleider of collega‟s er bij voor hulp; draai het slachtoffer op de rug als hij nog niet op zijn rug ligt. Doe dit bijvoorkeur met 3 hulpverleners (zie later in module CPR-AED). Maak de luchtwegen vrij Hoofd kantelen en kinlift. Controleer de ademhaling Luister, voel en kijk gedurende maximum 10 seconden (zie later in module CPR-AED). Bewusteloos en wel ademhaling Ga verder met stap 3.
Stap 3 – Alarmeer de verdere hulpketen
Alarmeer volgens de richtlijnen behorende bij de Rode Kruisactie; we hebben hier met een bewusteloos slachtoffer te maken dus vragen we om MUG-assistentie.
Stap 4 – Verleen verdere eerste hulp
Indien nog niet gebeurd: o stelp ernstige bloedingen, o spoel brandwonden; controleer de circulatie: o Halsslagader (Zie HELP! in het deel “Basisprincipes” bij het onderdeel “vitale lichaamsfuncties controleren”), o ga na of het hart een normale frequentie heeft (60 tot 80/minuut), o ga na of het ritme regelmatig is, o ga na of de hartslag zwak of juist sterk is; verleen verdere eerste hulp zoals: o dek grote wonden af, o immobiliseer letsels aan het bewegingsstelsel; controleer regelmatig de vitale functies; blijf zorgen voor vrije luchtwegen; handel zoals aangeleerd in HELP!; denk aan het comfort van het slachtoffer: dek hem toe met een deken, bescherm hem tegen zon/regen, ……; handel volgens de basisprincipes van eerste hulp; leg het slachtoffer in stabiele zijligging indien er een tijdelijke ontoereikende afvoercapaciteit is. Deze techniek heb je geleerd in HELP! en wordt nog eens herhaald in de module CPR-AED. Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 5
Interventie - 2011
BENADERING VAN EEN BEWUSTELOOS SLACHTOFFER ZONDER ADEMHALING
Stap 1 – Zorg voor veiligheid
Stap 2 – Beoordeel de toestand van het slachtoffer Benader de situatie. Controleer het bewustzijn Bewusteloos Roep je ploegleider of collega‟s er bij voor hulp; draai het slachtoffer op de rug als hij nog niet op zijn rug ligt. Doe dit bijvoorkeur met 3 hulpverleners (zie later in module CPR-AED). Maak de luchtwegen vrij Hoofd kantelen en kinlift. Controleer de ademhaling Luister, voel en kijk gedurende maximum 10 seconden (zie later in module CPR-AED). Bewusteloos en geen ademhaling Ga verder naar stap 3. (Zie module CPR-AED ).
Stap 3 – Alarmeer de verdere hulpketen
Alarmeer volgens de richtlijnen behorende bij de Rode Kruisactie; we hebben hier met een bewusteloos, niet ademend slachtoffer te maken dus vragen we om MUG-assistentie.
Stap 4 – Verleen verdere eerste hulp
Start reanimatie.( Zie module CPR-AED).
Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 6
Interventie - 2011
TECHNIEKEN OM DE HARTFREQUENTIE TE METEN
Hartfrequentie? Wat is hartfrequentie ? Met de hartfrequentie bedoelen we het aantal keren dat het hart slaat per minuut. Normaal is dat ongeveer 60 tot 80 keren per minuut bij volwassenen. Bij kinderen is de hartfrequentie afhankelijk van de leeftijd. Zo slaat het hart van een pasgeborene ongeveer 150 keren per minuut. Hoe ouder het kind, hoe trager de hartfrequentie wordt tot ze op de leeftijd van 12 jaar de volwassen waarden bereikt. Een afwijking in de hartfrequentie kan een belangrijk signaal zijn dat er iets mis gaat. De hartfrequentie stijgt bij inspanning (normaal verschijnsel), pijn, koorts, medicatie, shock, sommige hartafwijkingen, …
De hartfrequentie daalt ten gevolge van bepaalde medicatie, een flauwte, sommige hartafwijkingen, onderkoeling, … Wanneer meet je de hartfrequentie ?
Bij een volwassen slachtoffer of kind: dat zich flauw/onwel voelt;
met pijn op de borst of hartklachten;
met bewustzijnsstoornissen;
met ernstige bloedingen;
als een arts erom vraagt. Wat heb je nodig ?
Horloge met secondewijzer (of chronometer).
Aan de pols Plaats je wijs- en middenvinger in het midden van de pols; glijd af in de richting van de duim van het slachtoffer, tot je een holte voelt net voor het knobbeltje van het spaakbeen. In die holte loopt de polsslagader; druk de polsslagader lichtjes tegen het spaakbeen aan. Druk niet te hard want dan druk je de slagader dicht en voel je geen hartslag.
Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 7
Interventie - 2011
Aan de hals Bij een slachtoffer dat niet bij bewustzijn is óf waarbij de polsslagader niet voelbaar is, wordt de halsslagader gevoeld. Verwittig steeds het slachtoffer, want deze handeling kan bedreigend overkomen.
Plaats de wijs- en middenvinger boven het strottenhoofd;
laat je vingers glijden naar de zijde waar je je bevindt tot in de holte tussen strottenhoofd en spiermassa;
duw je vingertoppen zachtjes op de halsslagader in de richting van de wervelkolom. Let op: deze techniek is soms moeilijk uit te voeren, zelfs voor ervaren hulpverleners.
Je voelt naar?
De snelheid (tel het aantal slagen over 15 sec. en vermenigvuldig dit getal met 4);
het ritme (regelmatig of onregelmatig);
de kracht (zwak of sterk).erwijzen
Je verwittigt gespecialiseerde hulp bij
een hartfrequentie < 50/min of > 100/min;
een onregelmatige hartslag. Samenvatting
Parameter Normale waarden Alarmsymptoom Uitzonderingen
Hartfrequentie 60 à 80 <50 - >100 onregelmatig Inspanning Kinderen Sporters
Het hoofdstuk BENADERING VAN EEN SLACHTOFFER is een uitgave en ontwikkeling van Rode Kruis-Vlaanderen, Hulpdienst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Interventie - Module 3 - Hfst. 3. Benadering van een slachtoffer - pagina 8
Interventie - 2011
Hoofdstuk 4 – CPR-AED Doelstellingen De doelstelling voor dit hoofdstuk vind je in de module CPR-AED 2011. Bijkomende info: Wie mag deze opleiding geven? Instructeur-lesgever AED of verpleegkundige-lesgever AED Welke vooropleiding heb je? Instapsessie De module Hulpdienst
INLEIDING
Voor de eigenlijke inhoud van dit hoofdstuk verwijzen we je naar het handboek Help! en de module CPR-AED 2011.
De techniek beademingsballon bij reanimatie met 2 of meerdere hulpverleners is niet bedoeld voor deze opleiding. Deze techniek is namelijk voorbehouden voor hulpverleners met een sanitaire bekwaamheid verzorging of hoger. De techniek reanimatie baby en kind maken geen onderdeel meer uit van deze opleiding. Deze techniek werd reeds besproken in de cursus HELPER
Interventie - Module 3 - Hfst. 4. CPR-AED - pagina 1
Interventie - 2011
Hoofdstuk 5 – Verbandleer Doelstellingen Na dit hoofdstuk kan je: Een kleef- of wondpleister correct gebruiken; een steriel kompres openen en een wonde afdekken met een kompres; een spiraalverband aanleggen; een scharnierverband op de elleboog of knie aanleggen; een kruisverband van de hand of voet aanleggen; een verband op de juiste manier verwijderen; een net- of kousverband aanbrengen; een drukverband op de juiste manier aanleggen; een arm of een been voorlopig afdekken met een steriel driehoeksverband; een hand of een voet voorlopig afdekken met een steriel driehoeksverband; een gewone draagdoek over beide schouders aanleggen; een wonde op de gepaste manier afdekken met een kompres en een kleefpleister (bv. Mefix); een drukverband aanleggen. Na dit hoofdstuk weet je: Wanneer je een bepaald verband aanlegt; waarop je moet letten als je een bepaald verband aanlegt; waarvoor een drukverband wordt gebruikt. Bijkomende info: Wie mag deze opleiding geven? Instructeur Welke vooropleiding heb je? Instapsessie De module Hulpdienst
Inleiding Verbanden uit ‘HELP!’ Drukverband S25
INLEIDING
Tijdens de cursus Helper heb je de basisbeginselen van wondverzorging geleerd. In het kader van deze cursus staan we stil bij enkele meer specifieke elementen bij de wondverzorging nl. het aanleggen van verbanden. Als hulpverlener verzorg je meer dan in doorsnee thuissituaties. Daarom is het nuttig om iets meer te weten over pleisters en verbanden. Vooral veel oefenen is hier aangewezen!
Interventie - Module 3 - Hfst. 5. Verbandleer - pagina 1
1 2 2
Interventie - 2011
VERBANDEN UIT ‘HELP!’
In ‘HELP !’ in het deel ‘Eerstehulpmateriaal’, vind je de specifieke verbanden, alsook heel wat achtergrondinformatie.
Let op: Elastische zwachtels: o Controleer de strakheid van de aangelegde zwachtel! o Hou er rekening mee dat een zwachtel ook na een tijdje te strak kan zitten! o Informeer het slachtoffer hierover!
Een driehoeksverband knoop je met een platte knoop:
DRUKVERBAND (CODE S25) Zie module ‘Noodverband’.
Interventie - Module 3 - Hfst. 5. Verbandleer - pagina 2
Interventie - 2011
Hoofdstuk 6 – Wondverzorging Doelstellingen Na dit hoofdstuk kan je: het materiaal uit de koffer PREV en PREV+ doelgericht en correct gebruiken; onderscheid maken tussen een ernstige en een lichte wonde; een slachtoffer met een lichte wonde (kleine schaaf- of snijwonde) verzorgen; op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met een ernstige wonde (snijwonde, scheurwonde, steekwonde, bijtwonde); op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met een wonde met een vreemd voorwerp; op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met splinterwonde; op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met een brandwonde; op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met een insectensteek op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met een tekenbeet; op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met een vuiltje in het oog; op de gepaste manier handelen bij een slachtoffer met blaren ten gevolge van wrijving; de begrippen besmetting, infectie en ontsteking uitleggen. Na dit hoofdstuk weet je: hoe je wondbesmetting kan beperken; Bijkomende info: Wie mag deze opleiding geven? Instructeur Welke vooropleiding heb je? Instapsessie De module Hulpdienst
Vooreerst Inleiding Het verzorgen van huidwonden Lichte wonde Ernstige wonde Vreemd voorwerp in de wonde Splinters Brandwonden Insectensteken en tekenbeten Vuiltje in het oog Blaren ten gevolgen van wrijving
VOOREERST Tijdens de cursus Helper heb je de basisbeginselen van wondverzorging geleerd. In het kader van deze cursus staan we stil bij enkele specifieke elementen van wondverzorging.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 1
1 2 4 6 8 9 10 11 12 14 15
Interventie - 2011 INLEIDING
Bij elke wonde bestaat er besmettingsgevaar. Met een besmetting wordt hier het binnendringen van ziektekiemen (bijvoorbeeld bacteriën en virussen) in het lichaam bedoeld. Ten gevolge van de besmetting kunnen de ziektekiemen zich vermenigvuldigen waardoor het slachtoffer ziekteverschijnselen vertoont. Dan spreken we van een infectie. Een ontsteking is een reactie van het lichaam op een schadelijke prikkel. Bij een ontsteking kan je het volgende vaststellen: roodheid, zwelling, pijn, warmte, functieverlies. In uitzonderlijke gevallen kan een ontsteking ook algemeen worden: het slachtoffer wordt zwaar ziek (koorts, braakneigingen, overgeven, geen eetlust, …). Hierbij is er niet noodzakelijk iets aan de wonde te zien zijn. Met wondverzorging bedoelen we het verzorgen van beschadigingen aan de huid. De huid bedekt en beschermt ons hele lichaam. Ongeacht de soort wonde, de grootte of diepte, bestaat er steeds gevaar voor besmetting. We bespreken in dit hoofdstuk de wonden die regelmatig voorkomen op onze preventieve hulpacties. Je vindt meer achtergrondinformatie over besmetting, infectie, ontsteking, klem (tetanus), koudvuur (gangreen), aids en hepatitis in „Help!‟. Een open huidwonde kan veel pijn doen (bv. schaafwonde). Afhankelijk van de geraakte bloedvaten (slagaders, aders of haarvaten) kan een wonde ook fel bloeden. Een schaafwonde is veelal vuil en besmet. Een bijtwonde kan er proper uit zien maar ernstig besmet zijn. Een lichte wonde mag je zelf verzorgen en hoef je niet door te verwijzen naar een arts of ziekenhuis.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 2
Interventie - 2011 Bij een ernstige wonde moet de verdere verzorging echter wel door deskundige hulp gebeuren. Dus verwijs het slachtoffer door als: de bloeding niet gestelpt kan worden; de wonde niet goed gereinigd kan worden; een schaafwonde groter is dan de helft van de handpalm van het slachtoffer; botten, spieren of andere onderhuidse weefsels zichtbaar zijn; het gezicht, de ogen of de geslachtsdelen gekwetst zijn; een voorwerp in de wonde steekt; de wonde veroorzaakt werd door een beet van dier of mens; het gaat om een steekwonde met een vuil voorwerp; het slachtoffer zich aanbiedt met een geïnfecteerde wonde; het slachtoffer ernstig verbrand is; we te maken hebben met meerdere insectensteken tegelijk. Bij een levensbedreigende wonde zijn de vitale functies van het slachtoffer in onmiddellijk gevaar. Deze verdient dan ook een directe aanpak.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 3
Interventie - 2011 HET VERZORGEN VAN HUIDWONDEN
Tijdens de cursus Helper heb je de basisbeginselen van wondverzorging geleerd. Als hulpverlener van het Rode Kruis wordt er meer van je verwacht. Daarom gaan we hier dieper in op het verzorgen van lichte en ernstige huidwonden. Je moet ook het boek “Help!” ter hand nemen, daarin staan de technieken beschreven die horen bij deze verzorgingen.
Stap 1 – Zorg voor veiligheid Wat zijn de gevaren? Jij kan het slachtoffer besmetten, het slachtoffer kan jou besmetten; je kan de wonde verergeren (bewegen van vreemde voorwerpen, scheuren van bloedvaten, verplaatsen van breuken, ……). Vermijd besmetting: Ontsmet je handen voor elke verzorging, trek wegwerphandschoenen aan; opgepast met scherpe voorwerpen; werk zo steriel mogelijk. Neem bijvoorbeeld een steriel kompres vast bij de hoeken, raak het kompres niet aan in het midden; voorzie en gebruik de recipiënten (nierbekken, afvalzak, naaldcontainer) zoals in het hoofdstuk „Veiligheid‟ is beschreven. Daarnaast: Zorg voor het comfort van het slachtoffer, laat hem zitten (of liggen); stelp de bloeding met een drukverband of steriele kompressen; vraag steeds aan je slachtoffer of hij allergisch is voor sommige verbanden of producten. Als dat zo is, mag je deze nooit gebruiken! Zet je materiaal klaar voor je aan de verzorging begint.
Stap 2 – Beoordeel de toestand van het slachtoffer Wat stel je vast?
Ga na wat er is gebeurd. Bekijk de wonde: Zijn er onderliggende letsels welke niet direct duidelijk zijn? Een voorbeeld: Soms heeft het slachtoffer meerdere wonden. Een wielrenner is gevallen en heeft een schaafwonde aan de elleboog. Vergewis je eerst van de algemene toestand van het slachtoffer. Ga na of het slachtoffer bewusteloos is geweest? Heeft het slachtoffer kentekens van een hersenschudding? Vaak zijn ook bil en dij onder de kledij geschaafd zonder dat het slachtoffer dit onmiddellijk voelt. Laat je daarom niet misleiden.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 4
Interventie - 2011
Stap 3 – Alarmeer de verdere hulpketen Een lichte huidwonde mag je zelf verzorgen en hoef je niet door te verwijzen. Een ernstige wonde verwijs je door naar een arts of ziekenhuis.
Stap 4 – Verleen verdere eerste hulp Verzorg de wonde, dit is afhankelijk van het soort wonde. Dit wordt verderop besproken. Pas de basisregels van eerste hulp toe. Denk steeds aan de veiligheid. (Zie hoofdstuk „Veiligheid‟) Opmerkingen Het is wenselijk om het bevuild en gewond lichaamsdeel in de omgeving van de wonde te reinigen met een wegwerpwashandje en vloeibare zeep. Een volledige wasbeurt is echter niet aan de orde tijdens een initiële verzorging van een slachtoffer. Wij gebruiken geen kleurende ontsmettingsmiddelen of zalven. Ze veranderen het uitzicht van de wonde, zodat het voor de arts moeilijk is om de wonde te beoordelen. Om de wonde te kunnen beoordelen, moet de arts die dan verwijderen. Denk eraan om je slachtoffer steeds te informeren over mogelijke gevolgen en aandachtspunten in verband met de verdere opvolging van zijn wonde. Ruim na iedere verzorging op, en leg het materiaal terug op zijn plaats. We gaan nu dieper in op het verzorgen van volgende huidwonden: lichte wonden; ernstige wonden; wonden met een vreemd voorwerp; splinterwonden; brandwonden; insectensteken en tekenbeten; een vuiltje in het oog; blaren ten gevolge van wrijving.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 5
Interventie - 2011 LICHTE WONDE
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), wondpleisters, kleefpleisters, steriele kompressen, zwachtels, afvalbakje, wegwerpnierbekken, ….…
Wat stel je vast? Kleine schaafwonde of een kleine snijwonde.
Wat doe je? Er is stromend zuiver water:
spoel wonde overvloedig met zuiver stromend water; in „Help!‟ vind je de techniek hoe je een wonde verzorgt met stromend zuiver water.
Er is geen stromend zuiver water:
reinig de wonde met een kompres en Hacdil-S; terwijl je een kompres bevochtigt, mag de flacon het kompres niet raken; gebruik een wegwerpnierbekken om de overtollige vloeistof op te vangen;
dep de wonde, zeker niet wrijven; indien het kompres vuil is, neem je een nieuw; herhaal bovenstaande techniek van deppen tot de wonde proper is; gebruik voldoende kompressen en Hadil-S, in de koffer zijn grote flacons voorzien;
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 6
Interventie - 2011
wanneer de wonde zichtbaar proper is, ontsmet je nog eenmaal met het ontsmettingsmiddel. Gebruik hiervoor een zuiver kompres; droog de omgeving van de wonde met een (wegwerp)handdoek. Je vindt deze in Prev+.
Dek de wonde volledig af met een:
wondpleister; of een steriel kompres en kleefpleister of Mefix; of een steriel kompres en een zwachtel.
Indien het slachtoffer niet beschermd is tegen tetanus (of twijfelt), geef dan de raad om een arts te consulteren. Opmerking Bij wonden aan de ogen of slijmvliezen gebruik je nooit een ontsmettingsproduct! Overigens worden deze wonden steeds als ernstig beschouwd.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 7
Interventie - 2011 ERNSTIGE WONDE
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), steriel noodverband, steriele kompressen, driehoeksverband, zwachtels, afvalbakje, wegwerpnierbekken, …
Wat stel je vast? Het slachtoffer heeft een ernstige wonde: grote schaafwonde, diepe of bevuilde snijwonde, brandwonde, steekwonde, scheurwonde, bijtwonde, wonde aan de ogen of slijmvliezen, …
Wat doe je? Ernstige wonden die weinig bloeden
Verzorg je zoals een licht wonde; verwijs het slachtoffer door naar een ziekenhuis of een arts.
Ernstige wonden die overvloedig bloeden
Bij een ernstige bloedende wonde stelp je de bloeding door rechtstreekse druk; druk met steriel materiaal op de wonde; voorkom rechtstreeks contact tussen jou en het bloed van het slachtoffer; dek de wonde af met een steriel drukverband; verwijs het slachtoffer door naar een ziekenhuis of een arts.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 8
Interventie - 2011 EEN VREEMD VOORWERP IN DE WONDE
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), steriel noodverband, steriele kompressen, steriel driehoeksverband, zwachtels, …
Wat stel je vast? Een vreemd voorwerp in een lidmaat.
Wat doe je? Vreemde voorwerpen mag je niet verwijderen: de wonde kan daardoor onnodig fel beginnen bloeden. Bovendien bestaat de kans dat je zenuwen, spieren of pezen beschadigt. Het voorwerp kan vast zitten op het bot en eventueel afbreken. Zie voor de juiste handelingen in „HELP!‟ in het hoofdstuk „Specifieke huidwonden‟, eerste thema „Een vreemd voorwerp in de wonde‟. (De onderwerpen „een voorwerp onbeweeglijk houden‟.)
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 9
Interventie - 2011
SPLINTERS
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), steriele kompressen, steriele naald, splinterpincet, naaldcontainer, afvalbakje, wegwerpnierbekken, …
Wat stel je vast?
Slachtoffer met een splinter.
Wat doe je?
Ook dit vindt je terug in „HELP !‟ in het hoofdstuk „Specifieke huidwonden‟, eerste thema „Een vreemd voorwerp in de wonde‟.
Opmerkingen
Vergeet je splinterpincet niet te ontsmetten en af te drogen met een steriel kompres, zowel voor als na de verzorging (zie hoofdstuk Preventieve Maatregelen); Gebruik een steriele wegwerpnaald! Gooi de naald na gebruik in de naaldcontainer.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 10
Interventie - 2011 BRANDWONDEN
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, steriele kompressen, steriele driehoeksverbanden,…
Wat stel je vast? Het slachtoffer heeft één of meerdere brandwonden. Dit kan zowel uitwendig aan de huid als inwendig zijn. Brandwonden kunnen veroorzaakt worden door warmte, elektriciteit, chemische producten, wrijving, zon, enz.
Wat doe je? Ook dit vind je terug in „HELP!‟ in het hoofdstuk „Brandwonden‟ bij de thema‟s: „types brandwonden‟; „verzorging van een brandwonde‟; „enkele specifieke brandwonden‟: o „brandwonde aan de luchtweg‟; o „brandwonde door elektriciteit‟; o „brandwonde door chemische producten‟; o „brandwonde aan het oog‟.
Let op! Afkoelen van een grote verbrande oppervlakte kan een onderkoeling uitlokken bij het slachtoffer.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 11
Interventie - 2011 INSECTENSTEKEN EN TEKENBETEN
Insecten. Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), steriele kompressen, coldpack of ijs, jeukwerende lotion (Caladryl), wondpleisters, wegwerpnierbekken, …
Wat stel je vast? Het slachtoffer heeft één of meerdere insectensteken.
Wat doe je? Dit vind je terug in „HELP!‟ in het hoofdstuk „Steken en beten‟, bij de thema‟s: Insectensteek.
Let op!
Om de angel te verwijderen gebruik je geen pincet! Breng eventueel een jeuk- en pijnverlichtende lotion (Caladryl) aan; gebruik dit enkel op kleine oppervlakten en dek altijd af met een wondpleister of een steriel kompres; verwijs door naar een arts of ziekenhuis indien: het slachtoffer onwel wordt; het slachtoffer gestoken is in de keel- of mondholte; je de achtergebleven angel niet zelf kan verwijderen; het slachtoffer veelvuldig gestoken is.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 12
Interventie - 2011
Tekenbeet. Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), steriele kompressen, ontsmettingsalcohol; tekentang, wondpleisters, wegwerpnierbekken, …
Wat stel je vast? Het slachtoffer heeft een tekenbeet. De teek zit nog op het slachtoffer.
Wat doe je? Dit vind je terug in „HELP!‟ in het hoofdstuk „Steken en beten‟, bij de thema‟s: Tekenbeet.
Let op!
Raad het slachtoffer aan de datum van de beet en de plaats op het lichaam waar de teek heeft gebeten in hun agenda te noteren; gebruik geen alcohol of ander middel om de teek te verdoven.
Nadat je de angel of de teek verwijderd hebt verzorg je het open huidwondje zoals elke lichte wonde.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 13
Interventie - 2011
VUILTJE IN HET OOG
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, fysiologisch serum (NaCl 0,9%); steriele kompressen; afvalbakje, wegwerpnierbekken, …
Wat stel je vast? Het slachtoffer heeft een loszittend vuiltje in zijn oog.
Wat doe je? Dit vind je terug in „HELP!‟ in het hoofdstuk „Hoofd en hals‟ bij het thema: „Vuiltje in het oog‟.
Let op!
In plaats van het vuiltje te verwijderen met een wattenstaafje kan je dit ook doen met het topje van een steriel kompres; het steriele kompres mag je eerst bevochtigen met fysiologisch serum; raak nooit het gekleurde deel van het oog aan!
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 14
Interventie - 2011 BLAREN TEN GEVOLGE VAN WRIJVING
Benodigdheden uit de koffer Prev en Prev+? Ondermeer: Vloeibare zeep (Hibiscrub), handontsmetting (Phytogel Sanitizer), wegwerphandschoenen, een waterig niet-kleurend ontsmettingsmiddel (Hacdil-S), ontsmettingsalcohol, steriele kompressen, wondpleister, steriele naald, pincet, een schaar met fijne punten, naaldcontainer, afvalbakje, wegwerpnierbekken …
Wat stel je vast? Het slachtoffer heeft een gesloten of een open blaar ten gevolge van wrijving.
Wat doe je? Dit vind je terug in „HELP!‟ in het hoofdstuk „Ledematen‟ bij het thema: „Blaren door wrijving‟.
Let op!
Vergeet je pincet en schaar niet te ontsmetten en af te drogen met een steriel kompres, zowel vóór als na de verzorging; gebruik steriele naalden; steek de naalden na gebruik in de naaldcontainer.
Het hoofdstuk WONDVERZORGING is een uitgave en ontwikkeling van Rode KruisVlaanderen, Hulpdienst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Interventie - Module 3 - Hfst. 6. Wondverzorging - pagina 15
NAWOORD We hopen dat je veel aan deze cursus gehad hebt. Heb je opmerkingen of suggesties? Je kan deze overmaken aan het redactieteam via
[email protected].
Het redactieteam
Marijke Avonts Swa Coen Bruno Cromphout Geert De Turck Lia Doe Marc Van Bouwelen Jos Vos