HULPVERLENERSPERSPECTIEF In de meeste opleidingen Sociaal Agogisch Werk gaan studenten pas in het tweede jaar op stage. Daarnaast krijgen studenten ook al in het eerste jaar de kans om praktijkervaring op te doen via een praktijkvak, een kijkstage of vrijwilligerswerk. In een eerste deel brengen we oefeningen om eerstejaarsstudenten te laten reflecteren over hun persoonlijk referentiekader met betrekking tot visie en omgaan met armoede. In een tweede deel brengen we oefeningen om tweede- en derdejaarsstudenten met stage-ervaring te laten reflecteren over hulpverlenen en hun perspectief als hulpverlener. De oefeningen zijn aanvullend bij het inhoudelijk materiaal dat aangeboden wordt in de Bind-Krachtboeken.
Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2006), Bind-Kracht in Armoede. Leefwereld en hulpverlening, Leuven, Lannoo Campus. Deel I: De Bind-Krachtvisie op armoede en hulpverlening.
Vansevenant, K., Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2008), Krachtgerichte hulpverlening in dialoog, Leuven, Lannoo Campus. Hoofdstuk 4: Bewust werken vanuit een visie. Hoofdstuk 5: Stilstaan bij de binnenkant. Het perspectief van de hulpverlener
Competenties SOCIAAL WERK 1. De beginnend sociaal werker realiseert authentiek contact in een professionele relatie. • •
Gaat actief en bewust om met het eigen innerlijke proces. Gaat actief en bewust om met (inter)menselijke processen.
2. De beginnend sociaal werker raadpleegt een breed geheel van bronnen om samen met de belanghebbende een inschatting van de situatie te maken. • Neemt sociale situaties integraal waar, geeft ze correct weer, analyseert en begrijpt ze. 3. De beginnend sociaal werker hanteert adequate communicatie- en interactievormen aangepast aan de belanghebbenden en aan de aard van de sociaal-agogische processen. Voert een open en doelgericht gesprek. 4. De beginnend sociaal werker signaleert wrijvingen tussen de evoluerende samenleving en de belanghebbende én helpt verbinden. Herkent kwetsbaarheid en uitdagingen bij de belanghebbende en ziet welke factoren volwaardige deelname aan de maatschappij belemmeren of bevorderen.
1 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
ORTHOPEDAGOGIE 1. De PBA orthopedagogie bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie op met de cliënt en het cliëntsysteem en draagt zorg voor het onderhouden en afronden ervan, vanuit een (ortho)(ped)agogische grondhouding. 2. De PBA orthopedagogie stuurt voortdurend zijn (ortho)(ped)agogisch handelen bij aan de hand van kritische (zelf)reflectie, actuele inzichten uit wetenschappelijk onderzoek en regionale, Europese en internationale evoluties. 3. De PBA orthopedagogie werkt (multidisciplinair) samen en communiceert, ook in complexe en gespecialiseerde contexten, helder en respectvol met zijn cliënt, het cliëntsysteem, collega’s en externen.
2 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Eigen / Hulpverlenersperspectief voor eerstejaarsstudenten
Doelstellingen
Studenten onderkennen armoede als maatschappelijk probleem Studenten krijgen zicht op hun eigen waarden en normen (referentiekader)
Aan de slag 1 Associatie-oefening Doelen -
Studenten spreken hun spontane gedachten uit over armoede en een aantal levensdomeinen. Studenten stellen verschillen in betekenisverlening vast.
Tijdsinvestering: 30 minuten Materiaal: een blad met een mix van neutrale woorden en woorden die te maken hebben met armoede en levensdomeinen. Bijvoorbeeld, gezondheid, geld, boom, voedsel, docent, kind, ouders, onderwijs, aandacht, opleiding, vrije tijd, kat, gezin, welzijn, auto, hulpverlening, wonen, rood, cultuur, burgerzin, arbeid, inkomen, ring, schulden, justitie, gezin, armoede, plaatsing, … Verloop 5 min
Docent deelt kopies uit en licht opdracht toe
5 min
Associatie-oefening
5 min
Uitwisseling per groepje
10 min
Uitwisseling in grote groep
5 min
Afronding door docent
Toelichting opdracht Welke begrippen hebben volgens jou met armoede te maken en waarom? Schrijf spontaan je eerste gedachte op. Schrijf wat je denkt zonder je af te vragen of je dit wel mag denken of durft zeggen. Het gaat hier niet over goede of foute meningen, het gaat over het verzamelen van spontane gedachten. Je krijgt hier 5 minuten tijd voor. Daarna mag je met je buren 5 minuten uitwisselen en verzamelen we de eerste gedachten in de grote groep. Uitwisseling in groepjes Studenten delen hun reacties met elkaar. Ze mogen er uitleg bij geven, maar dit moet niet. Uitwisseling in grote groep De docent verzamelt verschillende reacties en noteert dit op bord of op flap. Ervaring leert ons dat studenten bij het begrip armoede vooral denken aan armoede in
3 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
ontwikkelingslanden. Zij verwijzen vooral naar de zichtbare kant van armoede (bv. een bedelaar aan het station). Voor hen is armoede vooral een gebrek aan geld. Afronding door de docent De docent kan wijzen op het verschil in denken over armoede en studenten uitnodigen om later opnieuw stil te staan bij hun kijk op armoede. De docent kan de ‘spontane gedachten’ noteren op flap en bij een andere opdracht terug opnemen (bv bij oefeningen uit het hoofdstuk Cliëntperspectief). Dit dachten jullie over armoede voor deze opdracht. Wat denken jullie nu over armoede?
2 Onderwijsleergesprek over armoede en armoedebestrijding Doelen 1. Studenten komen in contact met hun ideeën over wat armoede is, hoe het veroorzaakt wordt en wat eraan te doen is. 2. Studenten ervaren dat er verschillen in visie zijn en ontwikkelen een verruimde kijk op armoede Tijdsinvestering: 20 minuten Verloop 5 min
Docent licht opdracht toe
15 min
Groepsgesprek
5 min
Afronding door docent
Toelichting door docent De docent legt de groep vragen voor: -
Waar en wanneer heb je in je eigen leven al geconfronteerd geweest met armoede? Wat is armoede voor jou? Wat zie jij als oorzaken van armoede? Hoe kan armoede bestreden/vermeden/opgelost worden?
Groepsgesprek Studenten worden uitgenodigd om hun mening te formuleren. Let op: niet verantwoorden! Studenten worden gestimuleerd elkaar respectvol te bevragen om zo meer diepgang in hun meningen te krijgen. De docent leidt het groepsgesprek en stelt ondertussen ook het schema van de verklaringsmodellen samen. Er wordt ook een link gelegd met mogelijke oplossingen voor armoede. Je kijk op armoede bepaalt ook wat je ziet aan oplossingsmogelijkheden. De docent geeft ook aan dat je referentiekader ook je kijk op armoede bepaalt. Afronding door docent De docent rondt af met de verschillende verklaringsmodellen over armoede en illustreert elk model met een voorbeeld.
4 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
De docent geeft ook het verklaringsmodel van Bind-Kracht over maatschappelijke kwetsbaarheid en licht dit kort toe. De inhoudelijke informatie vind je in
Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2006), Bind-Kracht in Armoede. Leefwereld en hulpverlening, Leuven, Lannoo Campus. Deel I: De Bind-Krachtvisie op armoede en hulpverlening (p. 21-38)
de powerpoint
3 Stellingenspel bij DVD ‘Och Arme?!’ van Welzijnszorg vzw Doelen 1. Studenten krijgen zicht op snelle oordelen en vooroordelen over armoede, gekleurd door de achtergrond waaruit je komt. 2. Studenten krijgen zicht op hoe hun maatschappelijke positie hun kijk op armoede inkleurt. 3. Studenten ervaren dat mensen verschillend denken over armoede en dat de sociale groep waartoe ze behoren hierbij een belangrijke bepalende factor is. Tijdsinvestering: 60 minuten Verloop 5 min
Docent licht opdracht toe
5 min
Studenten scoren zichzelf op de stellingen
20 min
Bekijken van DVD
10 min
Gesprek per 2 over de stellingen, het eerste oordeel en een meer gefundeerd oordeel na het bekijken van de video
20 min
Belangrijkste bevindingen worden in groep gedeeld en docent geeft duiding
5 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
De stellingen Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
Hoe langer iemand arm is, hoe kleiner de kans om uit die armoede te ontsnappen. Armoede kan iedereen overkomen. Arm maakt ziek, ziek maakt arm. Je gezondheid heb je zelf in handen. Iemand die een eigen huis heeft, zal niet in armoede terecht komen. Eenzame ouderen kiezen hier zelf voor: er zijn voldoende organisaties en activiteiten. Ze kunnen naar buiten als ze willen. Een auto is een overbodige luxe. Met het openbaar vervoer geraak je overal. Armoede is een schending van de mensenrechten. Je bent arm als je te weinig geld hebt. Je wordt arm geboren. Schulden hebben is je eigen schuld. Arme mensen zijn vaak te lui om te werken en ze verkwisten hun geld. Armoede kent geen kleur of nationaliteit. De samenleving heeft de plicht om mensen met (financiële) problemen te steunen: steun aan werklozen, zieken, mensen met een handicap enz. Bij ons in België is er geen echte armoede.
Inspiratie voor deze stellingen, vonden we bij Welzijnszorg en hun verwerkingstips bij de meest recente DVD. http://www.welzijnszorg.be/sites/default/files/Downloads/Dvdboekje_Online.pdf
6 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Elk jaar wordt er een nieuwe DVD gelanceerd, die de campagne inhoudelijk ondersteunt. We raden docenten aan om gebruik te maken van dit materiaal. De duiding door docent Twee kaders kunnen hiervoor gebruikt worden: -
De 7 verklaringsmodellen van armoede en de visie van Bind-Kracht op armoede en armoedebestrijding De verbindingen die de visie inkleuren
4 Groepsgesprek over eigen perspectief en leefwereldbotsing bij DVD ‘Och Arme?!’ van Welzijnszorg vzw Doel 1. Studenten krijgen zicht op hoe hun maatschappelijke positie hun kijk op armoede inkleurt. 2. Studenten ervaren dat mensen verschillend denken over armoede en dat de sociale groep waartoe ze behoren hierbij een belangrijke bepalende factor is. Tijdsinvestering: 50 minuten Verloop 5 min
Docent licht verwerkingsvragen toe
20 min
Bekijken van DVD
10 min
Gesprek in groepje van 4 over het leefwereldperspectief van de jongere in de film, de open verwonderende houding en de evolutie in de kijk
15 min
Belangrijkste bevindingen worden in groep gedeeld en docent geeft duiding
Verwerkingsvragen -
Wat is er specifiek aan de leefwereld van de jongere?
-
Hoe kijkt zij in het begin van de reportage naar armoede?
-
Hoe gedraagt ze zich in de confrontatie met armoede? Is dit passend gedrag? Wat is een passende houding?
-
Wat leert ze in de confrontatie met armoede? Verandert haar kijk? Leg uit.
-
Is deze reportage voor jullie herkenbaar? Waarom wel/niet?
-
Wat bepaalt je kijk op armoede?
-
Kan je haar kijk terugvinden in de verklaringsmodellen van armoede?
-
Wat verwacht je van een sociaal werker, die geconfronteerd wordt met een ander leefwereldperspectief?
7 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Duidende kaders die de docent kan hanteren Uit: Vansevenant, K., Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2008), Krachtgerichte hulpverlening in dialoog, Leuven, Lannoo Campus. -
-
-
Het eigen referentiekader dat de kijk op armoede inkleurt (p. 59 en 78-79) o De sociaal-economische positie o De eigen positieve ervaringen en kwetsuren o Maatschappij- en mensbeeld (meegekregen via ouders) Sleutels voor bewuster handelen (p. 62-65) o Vertrekken vanuit een niet weten o Omgaan met besef van verschil in leefwereldperspectief o Opschorting van interpretatie en oordeel o Koppelen aan bredere samenlevingsvisies Schema van hulpverleningsproces tussen 2 actoren, wiens interactie getekend is door hun achtergrond en ervaringen (p. 76)
5 DVD ‘Van dag tot dag’ van Centrum Kauwenberg Doel 1. studenten reflecteren over hun eigen handelen en denken in confrontatie met een persoon in armoede. 2. Studenten leren differentiëren. 3. Studenten leren zich respectvol verhouden tov een andere kijk. Tijdsinvestering:
30 minuten
Materiaal -
DVD ‘Van dag tot dag’ een reflectietabel en inhoudelijke duiding Vansevenant, K., Driessens, K., Van Regenmortel, T., (2008). Bind-kracht in armoede. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Heverlee: LannooCampus, p. 77.
Wat zie ik?
Wat voel ik daarbij?
Hoe reageer ik?
Kenmerken van een leven
Mijn handelen
in armoede
Emoties en beleving van de hulpverlener
feiten en gebeurtenissen
Wat roept dit bij me op?
Wat geef ik hierover terug? Wat doe ik eraan?
achterliggende normen en waarden
Hoe ervaar ik dit?
Hoe reageer ik erop?
subjectieve beleving: waargenomen gevoelens van de persoon in armoede
Wat zegt dit me? Welke gevoelens ervaar ik hierbij?
Hoe laat ik deze gevoelens toe? Wat geef ik terug? Hoe ga ik in dialoog?
Gedrag en handelingen: reactie van de persoon in armoede
Hoe sta ik ertegenover?
Hoe ga ik daarmee om?
8 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Verloop De lector introduceert de fragmenten vaag: ‘Ik laat een persoon in armoede aan het woord. Bij het bekijken van de fragmenten, schrijven jullie op wat jullie zien, wat jullie gewaarworden en wat jullie zouden doen. Jullie krijgen hiervoor onderstaand schema als hulpmiddel.’ Verdere uitleg is niet wenselijk, zo kunnen studenten onbevangen kijken. De verschillende videofragmenten worden na elkaar getoond. Studenten vullen ondertussen hun schema in. Nadien volgt een groepsgesprek, op basis van de vragen van het schema. De lector gaat in op wat studenten aanbrengen en voegt in: geeft erkenning, probeert te begrijpen en is niet veroordelend. ‘Hoe ben je daarop gekomen?’ Daarna voegt hij toe, hij nodigt uit om ook een andere kijk te overwegen. ‘Zou je het ook zo kunnen bekijken?’ De lector bevraagt de student over wat het met hem/haar doet als een andere kijk wordt binnengebracht. ‘ Wat doet het als deze dingen anders benoemd worden?’ Eveneens beklijvend beeldmateriaal: -
documentaire Borinage Film Ladybird Ladybird van Ken Loach
9 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Hulpverlenersperspectief voor tweede en derdejaarsstudenten In dit deel over het hulpverlenersperspectief willen we de student confronteren met zijn persoon als hulpverlener. Een hulpverlener helpt de cliënten tot verbindingen komen. Daarom is het ook belangrijk dat de hulpverlener zicht krijgt op zijn eigen verbindingen. Voldoende positieve verbindingen hebben, is een vereiste om kwaliteitsvolle relaties te kunnen aangaan, wat noodzakelijk is in de hulpverlening. In dit onderdeel willen we dat de student zich bewust wordt van zijn verbindingen en zijn krachten als toekomstig hulpverlener maar ook dat hij zicht krijgt op zijn aandachtspunten in het werken met cliënten. Dit bewustwordingsproces brengen we op gang door gebruik te maken van hulpverleningstechnieken zoals het genogram, het ecogram en de life–eventlijn. Inhoudelijk materiaal dat hierbij kan gehanteerd worden:
Vansevenant, K., Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2008), Krachtgerichte hulpverlening in dialoog, Leuven, Lannoo Campus. Hoofdstuk 10: Exploreren en basisrechten herstellen. Technieken van exploratie en dialoog (p. 183-188).
Doelstellingen
Studenten staan stil bij het beroep van hulpverlener, het hulpverlenen en het hulpverlenersperspectief. Studenten worden bewust van eigen opvattingen en invullingen die dit hulpverlenersperspectief kleurt. Studenten worden zich bewust van hun draagkracht en draaglast. Studenten kunnen hun eigen referentiekader in vraag stellen.
Werkwijze
in kleine groepen studenten (max.18), studenten in het tweede/ derde jaar bachelor een methodisch of trainingsvak
Randvoorwaarden
werken met de belevingswereld van de studenten vraagt een veilige omkadering dit veronderstelt: respect studenten de ruimte geven om duidelijke grenzen te stellen studenten coachen in elkaar bevragen studenten hebben reeds zicht op het eigen referentiekader
10 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Aan de slag 1 De life–eventlijn Doelstelling -
Studenten krijgen zicht op hun eigen draagkracht en draaglast-balans door het bespreekbaar maken van belangrijke gebeurtenissen uit hun eigen leven
Tijdsinvestering 4 uur in een studentengroep van 18 studenten waarbij elke student aan bod komt Materiaal -
voorbeeld van een life-eventlijn: bijlage 1 Leidraad bevraging: bijlage 2
Verloop 10 min
Docent licht opdracht toe
20 min
Lifeline tekenen
5 min
Docent licht opdracht toe
3 uur
Uitwisseling in groepjes per 3
15 min
Tijd voor pauzes
10 min
Afronding door docent
Toelichting ‘life-eventlijn tekenen’ door docent In de hulpverlening wordt de cliënt vaak uitgenodigd zijn levensverhaal te vertellen. Voor cliënten kan dit een pijnlijk proces zijn. Het is belangrijk om dit met de nodige zorg te doen. Een hulpmiddel om het levensverhaal in beeld te brengen is een life-eventlijn. Een life-eventlijn is een grafische weergave van belangrijke gebeurtenissen in je leven. De scharniermomenten in je leven en/of traumatische gebeurtenissen worden chronologisch op een horizontale as aangeduid. Door een life-eventlijn te tekenen, krijg je zicht op je balans van draaglast en draagkracht. De ervaring om stil te staan bij belangrijke gebeurtenissen in je leven, kan van grote betekenis zijn, niet alleen voor jezelf als persoon maar ook als toekomstige hulpverlener. Je krijgt zicht op je krachten en op je valkuilen als mens en ook als toekomstige hulpverlener. Je leert waar je op kan steunen en waar je mee moet oppassen. Ik geef een voorbeeld. We nodigen je uit om je eigen lifeline-event te tekenen op het bord. Zo geef je een concreet voorbeeld én draag je bij aan het gevoel van veiligheid dat studenten nodig hebben om zich open te durven opstellen. Voorbeeld in bijlage 1 Life-eventlijn tekenen Toelichting uitwisseling door docent
11 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Jullie gaan in groepjes van drie de life-eventlijn bespreken. Student 1 stelt zijn levenslijn voor, student 2 bevraagt de gebeurtenissen aan de hand van een leidraad (zie bijlage 2), student 3 observeert en geeft na het gesprek feedback aan de twee andere studenten (zie bijlage 3). We werken met een beurtrol: life-eventlijn voorstellen, bevragen en observeren tot iedereen aan bod is geweest. We nemen 45 minuten per life-eventlijn. Je kan tussen de verschillende beurten 5 minuten pauze nemen. Uitwisseling in groepjes Afronding door docent -
-
De docent polst naar spontane reacties over de oefening: o Hoe was het voor jou om je life-eventlijn te maken? o Hoe was het voor jou om je collega’s te bevragen over hun life-eventlijn? o Wat blijft jou persoonlijk bij van deze oefening? Wat neem je mee naar huis? De docent checkt of iedereen goed naar huis kan.
Uitbreiding: verbinding met de leefwereld van mensen in armoede De docent geeft de volgende life-eventlijn:
1987
1995
1999
2004
2006
2007
plaatsing
bij oma
samen./werk jaqueline
breuk/alcohol
onthaalteh. alleen
Met deze life-eventlijn deelt de hulpvrager een aantal belangrijke momenten uit zijn levensverhaal. Hier wordt ook gewerkt met de taal van de cliënt. In bovenstaande lifeeventlijn zijn het de woorden van de cliënt zelf die opgenomen worden in het schema, bv. samen en alleen als ‘ijkmomenten’ in het leven. Het geeft reeds iets weer over de betekenis en de beleving. Uit: Vansevenant, K, Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2008), Bind-Kracht in Armoede. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog, Heverlee, Lannoo Campus, p. 186. Richtvragen voor de bespreking: -
Wat Wat Wat Wat
valt je op? zijn verschillen? zijn gelijkenissen? roept dit bij je op?
Ervaring Het is belangrijk dat er voldoende veiligheid is binnen de groep om bepaalde gebeurtenissen bespreekbaar te maken. Indien dit niet het geval is, gebruik je dit instrument beter niet. De docent kadert deze techniek als een instrument dat gehanteerd kan worden in de hulpverlening. Hij wijst op het belang van een respectvolle benadering.
12 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 1 Voorbeeld van life-eventlijn
1992
1995
1999
Geboorte
geboorte zus
scheiding ouders
2002
verhuis middelbaar
2005
2008
niet geslaagd
verandering van school
2009
idem
2010
2012
hoger onderwijs
omwille van pestgedrag
13 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 2: Leidraad bevraging lifeline-event De bevrager krijgt enkele voorbeeldvragen: -
Welke gebeurtenissen zijn voor jou belangrijk geweest in je leven? Dit kunnen zowel positieve als negatieve gebeurtenissen zijn.
-
Welke gebeurtenissen wegen zwaar?
-
Wat maakt dat deze gebeurtenissen zwaar wegen? Wat heb je hierbij gemist? Heb je door dit gemis eigen krachten kunnen ontdekken of ontwikkelen?
-
Welke gebeurtenissen geven je kracht? Wat betekenen die gebeurtenissen in je leven? Welke krachten heb je daaruit overgehouden?
-
Hebben deze gebeurtenissen (positief of negatief) een rol gespeeld in je keuze voor hulpverlening?
14 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 3: Leidraad voor de observator Op inhoudsniveau -
Welke vragen stelde de bevrager voornamelijk?
-
Bleef de vragende student op het niveau van de feiten?
-
Als hij dit niet deed, wat gebeurde er dan bij de ondervraagde?
-
Welke terreinen heeft hij wel/niet bevraagd?
Op betrekkingsniveau -
Hoe ging student 1 om met student 2? Volgende vragen zijn bedoeld als hulpvraag.
-
Heeft student 1 een open luisterhouding? Hoe heb je dit gemerkt?
-
Heeft hij student 2 voldoende erkent?
-
Had hij respect voor de student 2?
-
Stelde student 1 zich verwonderend op?
-
Vertrok student 1 vanuit een niet weten?
-
Indien student 2 weerstand of twijfels toonde, hoe ging student 1 daar mee om?
-
Wat voelde je zelf als observator?
15 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
2 Het ecogram Randvoorwaarden We willen de studenten laten proeven van de methodiek. Het ecogram volledig uitwerken is waarschijnlijk niet haalbaar binnen dit tijdsbestek. Vraag de studenten om hun ecogram te tekenen en bij de bespreking te richten op enkele relaties om verder uit te diepen. Het ecogram brengt positieve en negatieve verbindingen in kaart. Studenten mogen vermelden wat moeilijk is, maar daar gaan we in deze oefening niet op in. De oefening richt zich op positieve verbintenissen. Het ecogram kan studenten ook confronteren met ontbrekende verbindingen, verbindingen die ze nooit gehad hebben maar wel missen bijvoorbeeld grootouders die overleden zijn voor de geboorte van de student. Doelstelling - Studenten krijgen voeling met hun eigen verbindingen via het uittekenen van hun ecogram Tijdsinvestering 4 uur bij een studentengroep van 18 studenten waarbij elke student aan bod komt Materiaal -
Een leidraad voor het uittekenen van een ecogram (bijlage 1) Een leidraad voor de uitwisseling van een ecogram (bijlage 2) A3-papier voor ecogrammen
Verloop 5 min
Docent licht opdracht toe
20 min
Ecogram tekenen
5 min
Docent licht opdracht toe
10 min
Persoonlijke reflectie
5 min
Docent licht uitwisseling toe en deelt leidraad uit
3 uur
Uitwisseling van ecogrammen in groepjes
10 min
Tijd voor pauzes
5 min
Afronding door docent
Toelichting ‘ecogrammen tekenen’ Een hulpverlener moedigt zijn cliënten aan om verbindingen aan te gaan. Daarom is het belangrijk dat je als toekomstige hulpverlener zelf zicht hebt op je verbindingen. Om kwalitatief hulp te verlenen zijn positieve verbindingen noodzakelijk. Een methodisch instrument om verbindingen in beeld te brengen is het ecogram. De docent licht bijlage 1 toe. Na het tekenen gaan we in groepjes van vier werken. Je kiest minstens één positieve verbinding die je in het groepje verder wilt uitdiepen en waarover je collega’s vragen mogen stellen.
16 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Ecogrammen tekenen Toelichting persoonlijke reflectie door docent Straks stelt ieder om beurt zijn ecogram voor in een groepje van vier. Je legt niet heel je ecogram uit, maar je vertelt over de hulpbronnen (de mensen en de relaties) die voor jou het belangrijkste zijn op dit moment of doorheen je levensgeschiedenis. Je legt uit wat voor jou het belang is of was van die hulpbron. Je krijgt nu 10 minuten tijd voor om daarover na te denken. Persoonlijke reflectie Toelichting ‘uitwisseling in groep’ door docent Student 1 stelt zijn ecogram voor: welke hulpbronnen zijn voor mij belangrijk (nu of doorheen mijn leven). De andere studenten mogen vragen stellen. In de leidraad vind je een aantal vragen die te maken hebben met de omvang van het netwerk, de verscheidenheid, … Je kan deze vragen gebruiken. Daarna is de volgende student aan de beurt. Per ecogram nemen we 45 minuten tijd. Afronding door docent De docent polst naar spontane reacties over de oefening: - Hoe was het voor jou om je ecogram te maken? - Hoe was het voor jou om je collega’s te bevragen over hun ecogram? - Wat blijft jou persoonlijk bij van deze oefening? Wat neem je mee naar huis? Enkele voorbeelden van reflecties door studenten.
-
Een studente had slechts een beperkt aantal hulpbronnen; zij deed enkel een beroep op haar gezin en haar vriend. Vanuit een pestverleden op school en in haar vroegere sportvereniging had de studente geleerd zich af te schermen tegenover de buitenwereld. Hierdoor was haar netwerk erg klein geworden. Ze werd zich hiervan bewust en merkte terecht op dat dit haar kwetsbaar maakte. Door het uittekenen van haar vroegere sportvereniging zag ze terug een potentiële hulpbron. Ze had weliswaar met iedereen gebroken maar ze realiseerde zich dat de coach erg betekenisvol was geweest. Een studente besteedde een groot deel van haar vrije tijd aan het verzorgen van haar paard. Dit was voor haar een belangrijke bron van energie: ze communiceerde met het dier, ze verzorgde het dier met volle overgave,.. Ze bracht dit verhaal met veel warmte en betrokkenheid. Voor het eerst werd de studente zich bewust waarom een huisdier een belangrijke plaats kan innemen in het leven van mensen. Dit had ze ook al ervaren tijdens de stage. In het werken met ouderen had ze eveneens ervaren dat huisdieren een belangrijke hulpbron kunnen zijn. In tegenstelling tot andere studenten kon zij zich hier goed in inleven. De docent checkt of iedereen goed naar huis kan.
Uitbreiding: verbinding met de leefwereld van mensen in armoede Na de uitwisseling kan de docent een ecogram van een cliëntsysteem naast een ecogram van een student plaatsen waardoor de verschillen en gelijkenissen duidelijk worden.
17 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 1: leidraad ecogrammen tekenen Een ecogram is een voorstelling van je sociaal netwerk aan de hand van bepaalde symbolen. Het geeft visueel weer wie op welke wijze een rol speelt in je leven. Die rol kan je positief ervaren, dan spreken we van een hulpbron. Teken jezelf in het midden van je blad en breng dan je sociaal netwerk in beeld. Tot je netwerk behoren bijvoorbeeld: -
je gezin bepaalde familieleden je lief mensen uit de jeugdbeweging mensen uit school mensen uit je sportvereniging vrienden van de muziekband collega’s van je studentenjob je kotgenoten bepaalde ankerfiguren zoals een vertrouwensleerkracht een hulpverlener
Te gebruiken symbolen:
18 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Je stelt de mensen die tot je netwerk behoren voor met een cirkel voor de vrouwen en een vierkant voor de mannen. Je geeft met verschillende soorten pijlen weer hoe jij die relatie ervaart: -
een dikke doorlopende lijn met een pijl naar de ander: een gewone verbinding/relatie een dikke doorlopende lijn met pijlen aan weerszijden: een wederzijds ondersteunende relatie een stippellijn: relatie is onderbroken maar kan terug opgestart worden een lijn met dwarsstrepen: conflictueuze relatie
Of je kan werken met kleuren: -
groen: ondersteunende en wederkerige relatie geel: een eerder ondergesneeuwde relatie rood: een conflictueuze relatie
Teken niet alleen wat nu is, teken ook hulpbronnen die er nu niet meer zijn maar die wel een belangrijke rol in je leven hebben gespeeld.
19 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 2: Leidraad bevragen ecogram -
Hoeveel personen hebben een plaats gekregen in je ecogram?
-
Wie staat dichtbij? Wie staat veraf?
-
Hoe dikwijls is er contact? Is er een zekere wederkerigheid? Is het contact oppervlakkig of diepgaand?
-
Is er de afgelopen jaren iets veranderd in je netwerk?
-
Zijn er verschillen in leeftijd, mannen/vrouwen, opleiding, afkomst, sociale achtergrond, …?
-
Hoe groot is de geografische afstand? Is deze afstand makkelijk/moeilijk overbrugbaar? (bereikbaarheid)
-
Op wie doe je een beroep? Waarvoor doe je een beroep op die persoon? Is dat altijd zo geweest? (hulpbronnen)
-
Wie doet beroep op jou? Waarvoor doen mensen een beroep op jou? Is dat ook altijd zo geweest?(hulpbronnen)
-
Is er een evenwicht in de relaties? Is er wederkerigheid in de relaties?
-
Uit welke relaties haal je het meeste energie?
-
Hoe zou je de relatie omschrijven: functioneel, praktisch, ondersteunend, adviserend, vriendschappelijk, gespannen, conflictueus, neutraal, harmonieus, … (aard van de relatie).
20 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Voor meer info: Vansevenant, K., Driessens, K., Van Regenmortel, T., (2008). Bind-kracht in armoede. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Heverlee: LannooCampus, p. 187. Vlaeminck, H., Malfiet, W., Saelens, S., (2002). Social Casework in de 21e eeuw. Een praktisch handboek voor kwaliteitsvol hulpverlenen. Mechelen: Kluwer, p. 101 en 231. Wolf, J. (2010), Het krachtgericht ecogram. Zie http://werkplaatsoxo.nl/files/Training/Krachtgericht_ecogram.pdf
21 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
3 Het genogram Vooraf De student wordt aangemoedigd om inzicht te verwerven in zijn persoon als hulpverlener door het maken van een genogram. Een genogram brengt een familie in kaart. Het is een kaart met drie of vier generaties en hun onderlinge relaties. Ook belangrijke familiegebeurtenissen, sterfgevallen, verhuizingen en verbroken contacten kunnen hierin worden opgenomen. Het genogram werd ontleend uit de contextuele hulpverlening en vindt meer en meer ingang in het welzijnswerk. Heel wat studenten zullen tijdens hun stage met deze methodiek geconfronteerd worden. Het is een meerwaarde om studenten zelf deze vorm van hulpverlening te laten ervaren. De contextuele hulpverlening tracht verbindingen, breuken, dynamieken in de familiale context in beeld te brengen. Dit gebeurt door de menselijke relaties via vier dimensies te benaderen. -
-
-
In de eerste dimensie komen de feitelijke gegevens (buitenkant) van de familiegeschiedenis in beeld; leeftijden, data van geboortes, overlijden, huwelijken, scheiding, nieuw samengestelde gezinnen, broers, zusters, halfbroers,… Dit kan gevisualiseerd worden door het uittekenen van een genogram. Het is de bedoeling dat enkel de feiten worden weergegeven los van waarde-oordelen. De tweede dimensie is de psychologische dimensie. Hier wordt stilgestaan bij de psychologische mechanismen (binnenkant) zoals angst, verdriet, wensen, verlangens, verwachtingen. Hier gaat het niet om objectief waarneembare feiten maar over de subjectieve beleving van de feiten. De derde dimensie vertegenwoordigt de interacties, relatiepatronen, communicatiepatronen, … In de vierde dimensie, de eigenlijke contextuele dimensie komt de relationele ethiek in beeld. Hier krijgen begrippen zoals loyaliteit, de roulerende rekening, destructief recht, parentificatie een plaats. De verschillende dimensies zijn niet los te koppelen van elkaar en beïnvloeden elkaar.
Door het bespreekbaar maken van het genogram worden de studenten aangemoedigd zicht te krijgen op hun verbindingen en hoe dit zijn weerslag heeft op hun hulpverlening. Bijvoorbeeld: Een student met een eigen geschiedenis van er niet bijhoren omwille van een leerstoornis. Tijdens haar gesprekken met een maatschappelijk kwetsbare cliënt, toont ze een onvoorwaardelijke betrokkenheid. Zij ziet bij deze cliënten krachten en potenties die voor andere hulpverleners ondergesneeuwd zijn. Verder wordt ze geconfronteerd met een samenleving die deze doelgroep uitsluit. Vanuit haar ervaringen van er niet bijhoren weet ze zelf hoe zwaar dit kan doorwegen. Dit heeft haar visie gekleurd en wanneer een van haar cliënten door de medisch adviseur niet wordt toegelaten tot vrijwilligerswerk omwille van zijn alcoholverleden (alhoewel de cliënt al tien jaar droog is) grijpt de student de kans om het falen van de cliënt niet bij hem te leggen maar te verbreden en het aandeel van de medisch adviseur, als vertegenwoordiger van de samenleving te kaderen. Voor meer informatie verwijzen we naar: -
Heylen M. & Janssens K., Het contextuele denken: Een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk. Uitg. Acco Leuven/Amersfoort, 2001.
22 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Randvoorwaarden -
-
Het werken met genogrammen kan confronterend zijn, zeker als de vier dimensies worden besproken. Gezien de onderwijscontext (het beoordelen van studenten, het korte tijdsbestek, de mogelijk niet veilige context) adviseren wij de docent om zich te beperken tot de eerste twee dimensies. Werken met een genogram vraagt voldoende veiligheid: kleine studentengroepen is een voorwaarde opdat de docent voldoende ruimte heeft om de verschillende studenten op te volgen. Studenten mogen niet afgerekend worden op de inhoud van wat ze brengen (of op het niet brengen van inhouden).
Doelstelling -
Studenten krijgen zicht op hun verbindingen. Studenten krijgen zicht op de weerslag van hun verbindingen op hun hulpverlenend handelen.
Tijdsinvestering -
4 uur bij een studentengroep van 18 studenten (elke student komt aan bod).
Materiaal -
leidraad leidraad leidraad leidraad
voor voor voor voor
het uittekenen van het genogram (bijlage 1) het bevragen van het genogram (bijlage 2) het observeren (bijlage 3) de uitwisseling (bijlage 4)
Verloop 5 min
Docent licht genogram toe
20 min
Genogram maken
10 min
Docent licht bevraging toe
20 min
In groepjes: bevraging van genogram (eerste keer)
10 min
Docent licht uitwisseling over de bevraging toe
30 min
In groepjes: uitwisseling over de bevraging (eerste keer)
2 uur
Bevraging en uitwisseling worden nog twee keer herhaald zodat iedereen aan bod komt (met tijd voor pauze)
20 min
Afronding door docent
Toelichting opdracht genogram maken Breng je familie in kaart en gebruik hiervoor de symbolen uit de handleiding. Dan heb een genogram. Toon een genogram als voorbeeld en leg kort de werkwijze uit (zie leidraad 1). Je krijgt 20 minuten tijd voor het tekenen. Als je niet weet hoe je iets in kaart moet brengen, dan kan je mijn hulp vragen. Na het tekenen gaan we in groepjes van drie de genogrammen bevragen en wisselen we ook in datzelfde groepje uit over die bevraging. Hoe we dat gaan doen, leg ik straks uit. Het is niet de bedoeling dat studenten deze opdracht vooraf maken. De confrontatie met het opmaken is net belangrijk.
23 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Genogrammen maken Toelichting opdracht bevraging De docent verdeelt de studenten in groepjes van drie. Het is belangrijk dat studenten elkaar niet kennen om te vermijden dat ze uitgaan van vooronderstellingen. De docent licht tijdens zijn uitleg telkens de bijhorende bijlage toe. In groepjes: bevraging van het genogram We werken met een beurtrol. Student 1 stelt vragen aan student 2 over zijn genogram. De vragensteller krijgt een leidraad die hij hiervoor kan gebruiken (bijlage 2). Student 3 observeert en krijgt hiervoor een handleiding (bijlage 3). Het is belangrijk om te weten dat de informatie die je in je groepje brengt, ook in jullie groepje blijft. Toelichting opdracht uitwisseling over bevraging Na de bevraging ga je per groepje uitwisselen hoe je de bevraging ervaren hebben, ieder vanuit zijn rol. Je krijgt hiervoor een vragenlijst (bijlage 4). In groepjes: uitwisseling over de bevraging Beurtrol Na elk genogram schuiven de rollen zodat iedereen om beurt vragen stelt, vragen beanwoordt en observeert. We nemen nu even pauze en start straks met een tweede genogram (eerst het bevragen, daarna de uitwisseling over de ervaring). De docent gaat bij de verschillende groepjes langs en geeft ondersteuning waar nodig. De docent geeft een seintje als het tijd is om door te schuiven. Afronding -
-
De docent polst naar spontane reacties over de oefening: o Wat blijft jou bij van deze oefening? o Wat leer je hieruit? o Wat neem je mee naar huis? De docent checkt of iedereen goed naar huis kan.
Ervaring Zowel de studenten als de docent hebben deze oefening als leerrijk ervaren. Het is belangrijk dat de docent voldoende oog heeft voor de randvoorwaarden (veiligheid in de groep, het tempo van de student volgen, …) Uitbreiding: verbinding met de leefwereld van mensen in armoede Zoek in je eigen familiegeschiedenis waar er armoede voorkwam. Hebben je ouders, grootouders, overgrootouders ooit zelf armoede gekend? Zijn er verhalen over die periode die bleven hangen (feitelijke gegevens en psychologische dimensie)? Wat heeft de vlucht uit armoede of de sociale mobiliteit mogelijk gemaakt? Hoe zat dit bij de andere leden van de groep?
24 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Nadat de student zijn genogram heeft uitgetekend, kan de docent een casus geven van een cliënt (mensen in armoede). Aan de hand van de casus brengt de docent samen met de studenten het genogram in beeld. Het visualiseren van gegevens kan duidelijkheid geven. De docent moedigt de student aan stil te staan bij de betekenis van het uittekenen van het genogram voor de cliënt, de verschillen en gelijkenissen tussen het genogram voor de cliënt en de student.
25 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 1 leidraad voor het uittekenen van een genogram
http://www.coachenalsprofessie.nl/
26 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 2: leidraad voor bevraging Feitelijke vragen over levensdomeinen -
Gezondheid: Zijn er bepaalde ziekten in de familie? Wonen: Wie woont waar? Wie is eigenaar? Wie huurt? Inkomen: Wie heeft een inkomen uit arbeid? Wie is op pensioen? Wie heeft een werkloosheids- of invaliditeitsuitkering? Wie heeft financiële zorgen? Wie heeft financiële zekerheid? Arbeid en tewerkstelling: Wie heeft een betaalde job? Wie werkt als zelfstandige? Welk werk doen zij precies? Welzijn: hoe is de draagkracht van de verschillende familieleden? Wie kan mentaal tegen een stootje? Wie heeft het moeilijk? Onderwijs: zijn er nog familieleden die kozen voor een opleiding in de hulpverlening? Vrije tijd/cultuur: Wat doen je familieleden in hun vrije tijd? Religie: Wat is de geloofsovertuiging van de familieleden?
Bevraging naar de beleving van bepaalde gebeurtenissen Er wordt gepeild naar de binnenkant, naar de beleving van bepaalde gebeurtenissen. Thema’s die bevraagd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld:
Omgaan met ziekte: hoe wordt er omgegaan met ernstige ziektes? Is het bespreekbaar of wordt het ontkend? Verlies: Hoe wordt verlies ervaren? Uit zich dit in angst, afweer, onmacht? Hoe gebeurt afscheid nemen, als een familiaal gebeuren, eerder ieder voor zich?.... Feesten: Wat wordt er in de familie samen gevierd? Verjaardagen, trouwfeesten, Kerstmis? Verslaving: Zijn er verslavingen (drank, drugs, eten, …) in de familie? Hoe w wordt er mee omgegaan? Psychische ziekten: Zijn er ervaringen met psychiatrie? Hoe wordt dit ervaren?
Bevraging op genderniveau Voor toekomstige hulpverleners kan het een meerwaarde zijn om zich bewust te worden van het belang van hun seksuele identiteit. Cliënten spreken soms hun voorkeur uit naar het geslacht van de hulpverlener.
Hoe wordt er omgegaan met mannen/vrouwen? Welke verwachtingen heeft het gezin naar de verschillende seksen? Hoe kijkt de familie naar homoseksualiteit? Is intimiteit bespreekbaar? Hulpverlening is doorgaans een vrouwenberoep. Welke betekenis heeft dit voor de mannelijke studenten?
De besprekingsvragen zijn gebaseerd op de aanzet die M. Heylen gaf in haar boek Het contextuele denken, een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk (2001, p. 130).
27 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 3: Leidraad voor het observeren Student 1 bevraagt het genogram van student 2 enkel op basis van de feiten. Student 2 (cliënt) heeft de ruimte om niet overal op in te gaan. Student 3 (observator) neemt voldoende fysieke afstand. Hij maakt aantekeningen maakt en geeft na de bevraging gerichte feedback aan de twee andere studenten. Op inhoudsniveau -
Welke vragen stelde student 1 voornamelijk?
-
Bleef de vragende student op het niveau van de feiten?
-
Als hij dit niet deed, wat gebeurde er dan bij de ondervraagde?
-
Welke terreinen heeft hij wel/niet bevraagd?
Op betrekkingsniveau Hoe ging student 1 om met student 2? Volgende vragen zijn bedoeld als hulpvraag. -
Heeft student 1 een open luisterhouding? Hoe heb je dit gemerkt?
-
Heeft hij student 2 voldoende erkent?
-
Had hij respect voor de student 2?
-
Stelde student 1 zich verwonderend op?
-
Vertrok student 1 vanuit een niet weten?
-
Indien student 2 weerstand of twijfels toonde, hoe ging student 1 daar mee om?
-
Wat voelde je zelf als observator?
28 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 4: Leidraad voor de uitwisseling De maker van het genogram geeft eerst weer hoe hij de bevraging ervaren heeft, dan de bevrager) en tot slot de observator. Lees de vragen en denk er 5 minuten over na voor jezelf. Dan start de uitwisseling. Je luistert hoe de ander iets ervaart. Je kan uitleg vragen als je iets niet begrijpt, maar het is niet de bedoeling om in discussie te gaan. Het gaat over hoe iemand iets ervaart, niet over juist of niet juist. Vragen voor de maker -
Wat vond je moeilijk? Wat liep goed volgens jou? Heb je weerstand ondervonden bij de bevraging? Kwam die weerstand uit jezelf? Werd die weerstand opgeroepen door de bevrager? Welke interventies van de bevrager hebben weerstand opgeroepen bij jou? Hoe ben je zelf omgegaan met de weerstand? Wat was het effect daarvan? Hoe is de bevrager met jouw weerstand omgegaan? Wat was het effect daarvan?
Vragen voor de bevrager -
Wat Wat Heb Hoe Wat
vond je moeilijk? liep goed volgens jou? je weerstand ondervonden bij de bevraging? Uit wat leid je dit af? ben je omgegaan met de weerstand? was het effect daarvan?
Vragen voor observator: dit zijn de vragen uit de leidraad voor de observator Op inhoudsniveau -
Welke vragen stelde de bevrager voornamelijk? Bleef de vragende student op het niveau van de feiten? Als hij dit niet deed, wat gebeurde er dan bij de ondervraagde? Welke terreinen heeft hij wel/niet bevraagd?
Op betrekkingsniveau Hoe ging student 1 om met student 2? Volgende vragen zijn bedoeld als hulpvraag. -
Heeft student 1 een open luisterhouding? Hoe heb je dit gemerkt? Heeft hij student 2 voldoende erkent? Had hij respect voor de student 2? Stelde student 1 zich verwonderend op? Vertrok student 1 vanuit een niet weten? Indien student 2 weerstand of twijfels toonde, hoe ging student 1 daar mee om? Wat voelde je zelf als observator?
29 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
4 Meso- en macroniveau Doelstelling -
Studenten krijgen zicht op de invloeden vanuit het meso- en macroniveau die hun hulpverlenen mee bepalen.
Tijdsinvestering: 60 minuten Materiaal: -
Het verhaal van Jimmy: Driessens, K. en Van Regenmortel, T, 2006, p. 127. Stage-ervaringen van de studenten Kopies van de vragen
Verloop 5 min
Docent licht opdracht toe
15 min
Groepsgesprek invloed opleiding
5 min
Docent licht opdracht toe
10 min
Uitwisseling per groepje
35 min
Groepsgesprek andere invloeden
5 min
Afronding door docent
Toelichting door docent Het genogram, het ecogram en de life-eventlijn brengt informatie van het microniveau in kaart. Maar je kijk als hulpverlener wordt niet alleen bepaald door de verbindingen op het microniveau. Er zijn ook invloeden vanuit het meso- en macroniveau. Je visie op hulpverlening en je hulpverlening zelf, worden naast je eigen ervaringen mee beïnvloed door volgende factoren: 1) je professionele en methologische opleiding - Wat neem je mee vanuit je opleiding meegenomen? - Wat speelt vanuit je opleiding een rol in het werken met de cliënten? 2) je positie in de organisatie en je stage-ervaringen - Welke stage-ervaringen hebben je kijk op hulpverlenen beïnvloed? 3) je sociaaleconomische positie 4) je mens- en maatschappijbeeld - Welke waarden en normen leven er in de maatschappij? Welke verwachtingen stelt de maatschappij aan haar burgers? - Wat vind je zelf van deze waarden en normen? Wat vind je zelf van de maatschappelijke verwachtingen? Samen zoeken en benoemen we de invloeden van de verschillende niveaus die onze kijk mee bepalen. Deze invloeden zijn heel persoonlijk en zullen dus erg verschillen. We willen de invloeden voor onszelf in kaart brengen. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van deze invloeden zodat we er rekening mee kunnen houden in onze hulpverlening. Groepsgesprek invloed opleiding De docent brengt een concreet verhaal (bijlage 1).
30 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
De docent stelt vragen en nodigt de studenten uit om te antwoorden op basis van concrete stage-ervaringen. Voorbeelden zijn welkom. De docent vult aan waar nodig. Vragen -
Waarop zou je focussen als je met Jimmy een cliëntrelatie zou aangaan? Zou je eerst kijken naar de problemen waar hij mee te maken heeft? Zou je eerst kijken naar de krachten dit je bij hem ziet? Welke methodische handvaten kan je aanwenden om met Jimmy aan de slag te gaan? Welk effect denk je dat dit zou hebben op het werken met Jimmy?
De docent vult aan wat hij vanuit de opleiding belangrijk vindt en wat nog ontbreekt: bijvoorbeeld de krachten van Jimmy in beeld brengen, niet alleen oplossingsgericht denken maar ook oog hebben voor de binnenkant, oog hebben voor de overlevingsstrategie, oog hebben voor de vaardigheden die Jimmy inzet bij zijn overlevingsstrategie, … Uitwisseling in groepjes Voor de andere invloeden werken we eerst in kleine groepjes en daarna in grote groep. Verdeel je in 3 groepen. De docent deelt de vragen uit en overloopt dit. Groep 1 wisselt uit over de positie in de organisatie en de stage-ervaring. Groep 2 wisselt uit over de sociaal-economische positie. Groep 3 wisselt uit over mens en maatschappijbeeld. Je krijgt 10 minuten tijd. Het is ook hier de bedoeling dat je zicht krijgt op wat jouw visie en handelen mee bepaalt. 2
de positie in de organisatie en stage-ervaringen Vragen -
Hoe waren je eerste stage-ervaringen met maatschappelijk kwetsbare mensen? Wat heb je geleerd over deze doelgroep? Hoe gingen professionele werkers met deze doelgroep aan de slag? Wat is je daarbij opgevallen? Welke methodieken heb je leren kennen? Was er een aanbod- of een vraaggerichte hulpverlening? Kijk je nu nog op dezelfde manier naar hulpverlenen? Wat is er ander? Laat de studenten voorbeelden geven vanuit hun stage.
Eventuele aanvullingen -
Wat hebben cliënten nodig? Welke hulpverlening zou het beste aansluiting vinden bij de vraag Wat zijn de behoeften van de cliënt?
Als studenten geen voorbeelden geven kan de docent een casus of DVD-fragment aanreiken. Laat hen vergelijken: Wat verwacht een buurthuis van een professionele sociaal werker? Wat verwacht men op de sociale dienst van een OCMW van de sociaal werker?
31 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
3
o
Citaten uit Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2006), Bind-Kracht in Armoede. Leefwereld en hulpverlening, Heverlee, Lannoo Campus. Deel IV. Hoofdstuk 2. Over relationele ongelijkheid (afstandelijke en bureaucratische relaties), p. 183-185
o
Bind-Kracht rollenspelen – Een controlerend huisbezoek en het consultatiegesprek
o
Filmfragment uit ‘Secrets & Lies’ van Mike Leigh (Gesprek met de Begeleidster van de Adoptiedienst)
o
Voorstellingsfilm: Netwerk Tegen Armoede http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=Fy5FhD HrQcA
de sociale economische positie van de student (middenklasse versus maatschappelijk kwetsbaren) Vragen -
Hoe dacht je op het begin van je stage over maatschappelijk kwestbare cliënten? Hoe denk je nu over deze doelgroep? Zijn er veranderingen? Welke weg heb je hierin afgelegd? Welke waarden en normen stel je vast bij Jimmy, de cliënt uit het verhaal? Zijn die anders dan de waarden en normen die jij hebt meegekregen? Uit welke maatschappelijke klasse komen de hulpverleners van je stageplaats volgens jou? Waaraan merkte je dat? Heeft deze positie een weerslag op het werken met cliënten? Is het team zich hiervan bewust?
Eventuele aanvullingen 4
Zijn de waarden en normen van de cliënten zo anders? Durf je ontmoetingen aangaan met mensen die niet tot jouw referentiekader behoren? Ga je er als hulpverlener vanuit dat je cliënt kan lezen en schrijven? Hoe bevraag je dit aan de cliënt? Hoe ga je er mee om als dit niet zo is? Hoe ga je als hulpverlener om met een gebrek aan hygiëne van een cliënt? Maak je dit bespreekbaar? Hoe pak je dat aan?
mens-en maatschappijbeeld (Welke waarden- en normenpatronen en conventionele verwachtingen leven er in de maatschappij en hoe verhoudt de student zich naar deze gangbare waarden en normen?) Vragen -
Welke waarden en normen leven er in de maatschappij? Welke waarden en normen zijn ruim aanvaard in onze maatschappij? Wat vind je zelf van deze waarden en normen? Welke vooroordelen leven er in de samenleving werklozen? Of tegenover leefloners, mensen met een handicap, thuislozen, drugsverslaafden, hulpverleners?
Eventuele aanvullingen: -
Heb je in je stage ervaring met cliënten zich door de maatschappij uitgesloten voelden?
32 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Bijlage 1: verhaal van Jimmy1 ‘Mijn zoon gaat naar het normaal onderwijs, of hij nu in een rolstoel zit of niet!’. Deze eerste woorden van Jimmy’s moeder tegen de gynaecoloog waren beslissend voor het leven van Jimmy. Jimmy heeft later nog veel op zijn moeder gevloekt. Ze was een harde. Jimmy herinnert zich één warm moment van zijn moeder, hij was toen 19 jaar. Een vriendin had het contact met Jimmy afgebroken en hij was daar de put van in. Moeder legde een lief briefje op zijn bed. Er werd ook niet geknuffeld, dat blijft tot op de dag van vandaag moeilijk tussen hen. Moeder spaarde hem niet, had geen medelijden en Jimmy moest thuis heel hard werken. ‘Nu kan ik wel alleen wonen want ik heb alles geleerd’. De eerste jaren van zijn leven bracht hij veel in ziekenhuizen door. Ondanks de pijn, geen onaangename tijd. Hij was er graag gezien. Na vele operaties beslist Jimmy op zijn 14 jaar dat het genoeg is geweest. Hij zit in een rolstoel, maar trekt zijn plan. Jimmy is nu 31 jaar, woont alleen en heeft drie kinderen. Jimmy is als kind een gesloten jongen. Hij volgt gewoon onderwijs en wordt regelmatig door andere kinderen gekwetst omwille van zijn handicap. De vechtscheiding van zijn ouders is voor Jimmy een zware periode. Na een tijd bij zijn moeder te hebben gewoond, krijgt vader het hoederecht. Jimmy is dan 10 jaar. Zijn moeder zou te weinig naar hem omkijken. Ze had zelf te veel problemen. Het gaat een tijd goed, maar de stiefmoeder is bijzonder hard tegen Jimmy en kleineert hem. ‘Waarschijnlijk heeft mijn stiefmoeder onderschat hoe zwaar het is om een gehandicapt kind op te voeden en ik ben ook nooit een gemakkelijke geweest’. Jimmy wordt dan in een instelling geplaatst waar hij totaal niet thuishoort. Hij gaat naar het gewoon middelbaar onderwijs (wetenschappenwiskunde), maar zit voor de rest op internaat van het bijzonder onderwijs bij mentaal gehandicapten. Stilaan mag hij ook in de weekends en in de vakanties niet meer naar huis. Hij wordt dan naar verschillende instellingen in heel Vlaanderen gestuurd, dikwijls bij zwaar mentaal gehandicapten. ‘Na twee jaar hebben ze ingezien dat ik daar eigenlijk niet thuishoorde en daar eigenlijk niet mocht zitten’. Hij is officieel ‘kind van de staat’. Op zijn 14 jaar schrijft hij een brief naar zijn moeder met de vraag om hem te komen halen. Twee maanden later woont hij terug bij zijn moeder. Het gevolg is dat hij een slecht contact heeft met zijn vader. ‘Als ik ooit de vader ben voor mijn kinderen zoals hij dat voor mij is geweest, dan mogen ze mij seffens de kogel geven, want dat komt niet goed’. Jimmy beschouwt zichzelf als de tegenpool van zijn vader. Geld is b.v. heel belangrijk voor zijn vader. Zijn vader had ook een restaurant dat hij goed heeft kunnen verkopen. Jimmy vindt dat geld niet gelukkig maakt. Op materieel vlak komt Jimmy bij zijn moeder zeker niets tekort. Maar er komen andere spanningen. ‘Ik had het gevoel dat mijn moeder mijn leven constant wilde controleren, ik voelde mij beknot. Langs de ene kant zorgde ze er wel voor dat ik zelfstandig kon zijn, maar langs de andere kant had ik soms de indruk dat het alleen maar was om het dubbel kindergeld’. Jimmy wordt ook als jongvolwassene nog steeds gekwetst omwille van zijn handicap. ‘Als ik naar de winkel ging met mijn moeder om een broek te kopen dan vroegen ze aan mijn moeder 'wat moet hij hebben'. Ik zei dan tegen die verkoopster: ‘Ja maar mijn moeder moet die broek niet dragen, ik ga die broek dragen. Dus als ge een broek wilt verkopen, dan moet ge het aan mij vragen en niet aan mijn moeder’. En dat is een 1 Jimmy werkt mee als coach bij BIND-KRACHT. Hij gaf toestemming om zijn verhaal neer te schrijven en het in deze vorm te publiceren. Uit:
Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2006), Bind-Kracht in Armoede. Leefwereld en hulpverlening, Heverlee, Lannoo Campus, p. 127-130.
33 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
mentaliteit die veel mensen hebben. Dat is heel vervelend dat mensen u niet au sérieux nemen. En pesterijen van ‘onnozele rolwagen’. Nu raakt mij dat niet meer, maar in die periode was dat heel moeilijk’. De problemen tussen moeder en Jimmy worden steeds groter. Jimmy doet ook niets meer voor school, gaat zelfs niet meer naar de lessen. In mei van het laatste middelbaar gooit Jimmy’s moeder hem op straat. Hij wordt opgevangen door zijn sportclub, die een pension betalen waar hij kan verblijven. Zijn leerkrachten zeiden dat hij het mocht vergeten, dat hij zou moeten blijven zitten wegens een te grote achterstand, die zou hij toch niet meer kunnen inhalen. Jimmy begint in mei hard te studeren en behaalt toch een A-attest. Hij gaat naar de universiteit geneeskunde studeren, dit wordt ook door de sportclub betaald. Hij verblijft in een gastgezin waar het niet zo goed met klikt. Na de stressperiode van de voorbije jaren neemt hij het ervan en slaagt niet in de universiteit. Hij leert zijn vrouw kennen en ze gaan spoedig samenwonen. Ze krijgen drie kinderen. ‘Buiten mijn kinderen de grootste vergissing die ik ooit heb gemaakt’. Jimmy ziet zijn vrouw graag, maar hij ondervindt dat het niet wederzijds is. Hij kruipt in zijn schelp, heeft psychosomatische klachten, vindt zichzelf geen goede vader. Wanneer zijn vrouw hem na 7,5 jaar verlaat, laat hij zich voor drie maanden in de PAAZ-afdeling opnemen. Hij heeft een zware depressie. ‘In die PAAZ-afdeling heb ik serieus aan mezelf zitten sleutelen. En nu zit ik hier. Ik woon alleen en dat is niet evident als je in een rolwagen zit’. Jimmy heeft een aantal goede contacten. Zo was er zijn nonkel waar hij heel goed mee kon praten, maar deze stierf een aantal jaren terug. Een bepaalde opvoeder betekende ook een steun voor hem. Dan is er zijn beste vriend waar hij altijd op kan rekenen. Ook zijn helpster van familiezorg is eigenlijk een goede vriendin geworden. De stichtster van de sportclub heeft hem steeds gesteund (ook financieel). Met zijn zus is er slechts oppervlakkig contact. Zij is altijd bij vader blijven wonen. Met de vader wenst Jimmy geen contact. De relatie met moeder gaat steeds beter, ook al zien ze elkaar niet zo dikwijls. ‘Ze is nog de slechtste niet’. Een echt steunend contact is het evenwel niet voor Jimmy. Wat voor de toekomst? Eigenlijk is Jimmy heel sportief aangelegd. Hij zat van zijn 14 tot zijn 21 jaar in een sportclub voor gehandicapten. Hij beoefende verschillende sporten: zwemmen, boogschieten, tafeltennis, basketbal, zeilen. Hij kende via deze club ook vele mensen en omwille van de trainingen en tornooien betekende dit een drukke sociale bezigheid. Jimmy wenst dit terug op te nemen. Een grote droom is het terug gaan studeren aan de universiteit, liefst psychologie. Er werd bij hem een zeer hoge sociale intelligentie vastgesteld. Jimmy beseft wel dat dit niet gemakkelijk zal zijn. Hinderpalen zijn zeker de geringe mobiliteit en beperkte financies. Een goede relatie en het hebben van een dochter zijn ook wensen. Waarom een dochter? Jimmy heeft al drie zonen en ‘dochters zijn meestal papa’s kindjes’. Voor een relatie ziet hij zijn handicap als een grote belemmering. Vrouwen knappen daar op af. Ook politiek interesseert hem. Daarom is Jimmy ook bij Recht-Op, een vereniging waar armen het woord nemen, nu al 6 jaar. Jimmy blijft ook bewust in dezelfde buurt wonen, ook al vindt hij dat er in zijn omgeving te weinig jongeren wonen. Hij wil zich inzetten om iets te veranderen: b.v. rond mobiliteit of rond de armoedeval waarbij men niets meer verdient als men gaat werken.
34 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Wat leert ons dit verhaal? Jimmy is intelligent, gevoelig, heeft een groot inlevingsvermogen en bezit nog vele andere capaciteiten (b.v. humor, doorzettingsvermogen, wenst controle op zijn situatie). Hij is en wordt nog regelmatig gekwetst, maar vecht steeds terug. Hij leert dingen anders te bekijken waardoor nieuwe wegen worden geopend. Het contact met zijn moeder is hiervan een sterk voorbeeld. Jimmy weet zijn talenten te gebruiken en staat open voor sociale contacten. Hulp vragen vindt Jimmy niet gemakkelijk, maar in echt moeilijke perioden doet hij toch appèl op hulp. Jimmy heeft veel geleerd uit de vele moeilijke ervaringen in zijn leven. Hij beseft dat het leven geen lachertje is, maar geeft nooit op. ‘Ik ben een keikop’. Veel sukses, Jimmy!
35 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief
Literatuurlijst
Driessens, K. en Van Regenmortel, T. (2006), Bind-Kracht in Armoede. Leefwereld en hulpverlening, Heverlee, Lannoo Campus. Heyndrickx, P. e.a. (2005). Meervoudig gekwetsten. Contextuele hulpverlening aan maatschappelijk kwetsbare mensen. Heverlee: LannooCampus. Heylen, M., Janssens, K., Het contextuele denken. Een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk. Leuven: Acco. Heyndrickx, P., De kwetsbaarheid van de hulpverlener,z.p. ,z.u.,z.j.(niet gepubliceerde tekst) Van der Pol, I. (2012), Coachen als professie, Amsterdam, Boom-Nelissen Vansevenant, K., Driessens, K., Van Regenmortel, T., (2008). Bind-kracht in armoede. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Heverlee: LannooCampus. Vlaeminck, H., Malfiet, W., Saelens, S., (2002). Social Casework in de 21e eeuw. Een praktisch handboek voor kwaliteitsvol hulpverlenen. Mechelen: Kluwer. Wolf, J. (2010), Het krachtgericht ecogram. Zie http://werkplaatsoxo.nl/files/Training/Krachtgericht_ecogram.pdf
Filmmateriaal DVD met Bind-Kracht rollenspelen – Een controlerend huisbezoek en het consultatiegesprek ‘Secrets & Lies’ van Mike Leigh (Gesprek met de Begeleidster van de Adoptiedienst) Voorstellingsfilm: Netwerk Tegen Armoede http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=Fy5FhDHrQcA
36 Didactisch materiaal Hulpverlenersperspectief