COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
1
Competenties ondernemingsraadleden © Adviesbureau ATIM
E.07.A.16.
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
2
Competenties en ondernemingsraden Steeds vaker wordt binnen organisaties gedacht in competenties. Ook het functioneren van ondernemingsraden wordt bepaald door de competenties van de ondernemingsraadleden. Hierbij hanteren we het begrip competenties als “meetbare gedragvariabelen”. Het gaat hierbij zowel om vaardigheden alsmede ook om attitude en houding. Maar competenties moeten zich uiten in zichtbaar gedrag. Je kan er als het ware feedback op geven. Welke competenties zorgen er nu voor dat de ene raad succesvol is en de andere niet? Gebleken is dat de effectiviteit van een ondernemingsraad afhangt van de samenstelling van de raad, een open deur, maar die samenstelling is afhankelijk van de competenties die de verschillende leden al dan wel niet hebben of bereid zijn te gaan leren. Adviesbureau ATIM werkt naar een methodiek om de competenties van ondernemingsraadleden in kaart te brengen, te stimuleren en te ontwikkelen. De verworven competenties in een zittingsperiode van de ondernemingsraad kunnen dan als verworven competenties worden gebruikt in bijvoorbeeld sollicitatiebri even binnen of buiten de organisatie.
Twee niveaus Wanneer de competenties van ondernemingsraadleden worden beschreven wordt een onderscheid gemaakt in een tweetal niveaus: allereerst de generieke competenties die alle ondernemingsraadleden zouden moeten bezitten. Daarnaast de specifieke competenties die in een ondernemingsraad aanwezig moeten zijn, maar die niet iedereen hoeft te bezitten. Binnen de specifieke competenties zijn er de functie gerelateerde competenties (zoals die herleidbaar zijn tot een speciale rol binnen een ondernemingsraad bijvoorbeeld de voorzitter) en de organisatie gerelateerde competenties (die competenties die omgevingsgebonden zijn, wel noodzakelijk in de ene organisatie, terwijl ondenkbaar in een andere organisatie).
generieke COMPETENTIES
functie gerelateerd specifieke organisatie gerelateerd
Een lijst met het competentiewoordenboek is opgenomen als bijlage.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
3
Niveau 1 - Generieke competenties Wanneer we spreken over de generieke competenties van ondernemingsraadleden dan hebben we het over competenties die alle ondernemingsraadleden moeten bezitten om effectief te kunnen functioneren in een ondernemingsraad. De ATIM keuze voor deze generieke competenties zijn: 1. Luisteren 2. Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid 3. Oordeelsvorming 4. Inzet 5. Discipline 6. Inlevingsvermogen Een aantal voorbeelden van uitwerking staan hieronder. De rest is te vinden in bijgevoegd competentiewoordenboek 1.1 luisteren Bij luisteren gaat het om de eigenschap te kunnen tonen dat je belangrijke informatie kunt oppikken uit mondelinge mededelingen, kunnen doorvragen en in te kunnen gaan op reacties. Indicatoren voor deze competentie zijn: doorvragen op onduidelijkheden in uitspraken. boodschap van de ander op een correcte manier samenvatten. terugkomen op wat iemand eerder in gesprek heeft gezegd. inhaken op wat ander zegt.
1.2 Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid Bij deze competentie gaat het om het vermogen eigen mening, ideeën of feiten op beknopte en duidelijke wijze onder woorden brengen; correct taalgebruik. Indicatoren zijn: - brengt eigen gedachten vlot en duidelijk onder woorden. - spreekt to-the-point, wijdt niet onnodig uit. - brengt mondelinge boodschappen begrijpelijk over.
1.3 Oordeelsvorming Wanneer iemand in staat is gegevens en mogelijke handelswijzen af te wegen aan de hand van relevante criteria en vervolgens te komen tot reële beoordelingen, spreken we van goede oordeelsvorming. Indicatoren voor deze competentie zijn: overzien van consequenties van bepaalde keuzes. benoemen van voor- en nadelen van de keuzes. aangeven welke informatie vereist is voor goede beeldvorming. realistisch inschatten van haalbaarheden. voorstellen toetsen vanuit verscheidene invalshoeken. komen tot een goed afgewogen oordeel, waarbij effectief gebruik gemaakt is van beschi kbare informatie.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
4
Niveau 2 - Specifieke competenties Naast de generieke competenties van alle ondernemingsraadleden zijn er de specifieke competenties. Deze competenties zijn maar ten dele aanwezig binnen de ondernemingsraad. Hierbij wordt zoals eerder aangegeven een onderscheid gemaakt naar competenties die functie gerelateerd zijn en organisatie gerelateerd. Sommige functies binnen de ondernemingsraad vereisen andere competenties, zoals een secretaris of een voorzitter. Maar ook bepaalde taken die een ondernemingsraadlid op zich neemt , kunnen vereisen dat bepaalde competenties worden aangeleerd, terwijl iemand binnen dezelfde ondernemingsraad met andere taken die competenties niet hoeft aan te leren. Afhankelijk van de omgeving waarin de organisatie functioneert, zijn specifieke competenties voor een ondernemingsraad gewenst of zelfs noodzakelijk. Hierbij kan worden gedacht aan de branche waarbinnen de organisatie actief is, maar ook de soort bestuurder die de ondernemingsraad als gesprekspartner heeft. Competenties die binnen de specifieke competenties vallen zijn volgens ATIM de volgende: 1. Resultaat gerichtheid 2. Discipline 3. Collegialiteit 4. Onderhandelen 5. Overtuigingskracht Als voorbeeld van een functie specifieke competentie voor de voorzitter kan gedacht worden aan leidinggeven. Bij de secretaris kunnen voorbeelden van functie specifieke competenties plannen en organiseren zijn.
2.1 Resultaat gerichtheid Wanneer iemand gericht is op effectief handelen en het op tijd leveren van afgesproken output dan is iemand resultaat gericht. Indicatoren voor deze competentie zijn: resultaten leveren binnen de afgesproken tijd. doelgericht en efficiënt werken en zich niet laten afleiden. afmaken waar je aan begint. 2.2 Discipline Iemand met discipline houdt zich aan regels en voorschriften. Ook hanteert een gedisciplineerd persoon vaste werkwijzen. Indicatoren voor deze competentie zijn: het ‘waarom’ van regels die in acht genomen moeten worden begrijpen. beheersen van eigen impulsen en kracht bezitten om aan vaste regels en procedures te houden, ook als het minder plezierige taken betreft. houden aan regels en procedures, ook wanneer de omstandigheden het aantrekkelijk maken dit niet te doen. afwerken van minder plezierige taken en activiteiten volgens een vaste routine en procedure. gemaakte afspraken ook uitvoeren.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
5
2.3 Collegialiteit Bij collegialiteit gaat het om het helpen en ondersteunen van collega’s waar nodig. Hierbij rekening houdend met de belangen van collega’s. Dit is dus wat anders dan samenwerken. Indicatoren van de competentie collegialiteit zijn: collega’s helpen indien nodig. zien wat collega’s nodig hebben om hun taak goed te kunnen doen. werk aan anderen aanleveren zoals afgesproken zich inzetten om collega’s zo goed mogelijk te kunnen laten werken. 2.4 Onderhandelen Wie goed kan onderhandelen is in staat om tot een overeenkomst te kunnen komen door tegelijkertijd de belangen van de ander in te kunnen schatten en op te komen voor de eigenbelangen waarbij gezocht wordt naar compromissen. Indicatoren van deze competentie zijn: bedenken van compromissen. bereiken van overeenstemming. behartigen tegenovergestelde belangen. 2.5 Overtuigingskracht Iemand die anderen kan winnen voor zijn of haar standpunt beschikt over overtuigingskracht. Indicatoren van deze competentie zijn: argumenten hanteren die anderen aanspreken. voorstellen brengen met enthousiasme en beslistheid. er plezier in hebben anderen te winnen voor eigen opvattingen. argumenten en standpunten op beslissende momenten doseren .
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
6
Bijlage: Competentiewoordenboek
Ontwikkelbare gedragscriteria
Indicatoren
Aanpassingsvermogen Doelmatig blijven handelen door zich flexibel aan te passen aan veranderde omgeving, taken, verantwoordelijkheden of mensen.
Anticiperen Weet kritische situaties te onderkennen en hierop adequaat in te spelen.
Assertiviteit Voor de eigen mening of belangen opkomen ook wanneer er vanuit de omgeving druk wordt uitgeoefend dit niet te doen, zonder de bedoeling te hebben anderen te kwetsen. Besluitvaardigheid Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of zich vastleggen door middel van het uitspreken van standpunten.
Collegialiteit Helpen en ondersteunen van collega’s waar nodig; rekening houden met de belangen van collega’s. N.b. is wat anders dan samenwerk en; in uitvoerende functies op lager niveau moet je werkzaamheden ook veelal alleen uitvoeren, dan werk je niet persé samen; wel kun je anderen waar nodig helpen.
Stelt het oorspronkelijke doel bij om een effectieve bijdrage te kunnen blijven leveren. Laat zich overtuigen, indien hier gegronde redenen voor zijn. Schakelt gemakkelijk over van de ene naar de andere activiteit. Speelt gemakkelijk in op onverwachte, maar urgente zaken. Flexibiliteit: indien zich problemen of kansen voordoen het eigen gedrag of de eigen stijl of aanpak veranderen teneinde een gesteld doel te bereiken; niet voor één gat te vangen zijn. Ziet knelpunten bijtijds aankomen. Voorkomt dat zaken uit de hand lopen door tijdig maatregelen te nemen. Denkt vooruit en weet benodigde acties in te schatten. Komt voor zichzelf op. Zegt waar het op staat. Geeft zijn of haar mening.
Neemt tijdig de nodige beslissingen. Komt snel met een oordeel. Neemt besluiten ook op basis van beperkte gegevens. Neemt een standpunt in en spreekt een oordeel uit. Geeft snel aan wanneer iets wel of niet kan. Neemt tijdig de juiste beslissingen. Helpt collega’s indien nodig. Ziet wat collega’s nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen. Levert werk voor anderen aan zoals afgesproken. Zet zich in om collega’s zo goed mogelijk te laten werken.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Controleren In staat zijn na te gaan of anderen de opgedragen taken hebben uitgevoerd en desnoods kritiek leveren of sancties stellen.
Delegeren Eigen beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toedelen aan de juiste medewerkers.
Discipline Zich houden aan regels en voorschriften en aan vaste werkwijzen.
Drukbestendigheid Bestand zijn tegen situaties die werkstress met zich meebrengen.
7
Controleert de uitvoering van het werk tussentijds. Spreekt van te voren duidelijke mijlpalen en meetpunten af. Creëert voor zichzelf en voor anderen inzicht in de gang van zaken. Signaleert snel afwijkingen op een gemaakt plan en komt met voorstellen dit bij te sturen. Geeft duidelijk de ruimte aan waarbinnen men zelfstandig tot een keuze mag komen. Delegeert verantwoordelijkheden zo laag als mogelijk binnen de organisatie. Delegeert opdrachten die passen bij het niveau en de omstandigheden van de medewerker. Delegeert verantwoordelijkheden en bijbehorende beslissingsbevoegdheden. Begrijpt het ‘waarom’ van de regels die in acht genomen moeten worden. Beheerst de eigen impulsen en bezit de kracht om zich te houden aan vaste regels en procedures, ook als het minder plezierige taken betreft. Houdt zich aan geldende regels en procedures, ook wanneer de omstandigheden het aantrekkelijk maken dit niet te doen. Werkt minder plezierige taken en activiteiten af volgens vaste routines en procedures. Voert gemaakte afspraken ook uit. Blijft beheerst bij spanningen en emoties; raakt niet in paniek. Blijft constante prestaties leveren ondanks tijdsdruk of tegenslag. Blijft constante prestaties leveren onder veelvuldige afwisseling van taken of deadline. Blijft constante prestaties leveren ondanks tegenspel of loyaliteiten aan groepen met verschillende belangen.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Gewetensvolheid Handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in activiteiten die met het werk te maken hebben.
Incasseringsvermogen Het omgaan met (relativeren, verwerken van) kritiek. Initiatief Het signaleren van kansen en problemen en daar naar handelen door voorstellen te doen of zelf iets te ondernemen.
Inlevingsvermogen Zich bewust zijn van andere mensen in de omgeving en de eigen invloed hierop. Gedrag vertonen dat getuigt van het onderkennen van de gevoelens van anderen.
Inzet De energie hebben om zich langere tijd achtereen en intensief met een taak bezig te houden. Spankracht.
8
Brengt anderen in situaties die door hen zijn te hanteren. Weert zich in (zakelijke) conflictsituaties te profileren als een onafhankelijke partij. Weegt belangen en verschillende zienswijzen tegen elkaar af. Laat iedereen te allen tijde voortdurend in zijn waarde en laat dit blijken. Blijft consistent in zijn handelwijze ook als hij onder druk wordt gezet. Benadert de ander op een open en duidelijke wijze. Kan met kritiek omgaan. Kan commentaar van anderen verdragen. Benut de kansen die zich voordoen of neemt afgewogen risico’s om doelstellingen te bereiken of de positie van de organisatie te verbeteren. Draagt uit eigen beweging ideeën of oplossingen aan. Onderneemt ongevraagd extra acties buiten hetgeen oorspronkelijk gevraagd is. Bepaalt op basis van eigen inzicht welke richting hij uit moet gaan. Neemt het voortouw. Durft en is ondernemend. Houdt rekening met de omstandigheden van de ander. Empathie: toont begrip voor de gevoelens van de ander. Toont belangstelling voor anderen. Onderkent gevoeligheden in het eigen gedrag en benoemt dit naar anderen. Energiek: blijft constante prestaties leveren, ook bij werkzaamheden die langdurige concentratie vergen. Blijft enthousiasme en kracht uitstralen, ondanks veel en hard werken. Blijft doorgaan tot de klus geklaard is. Weet anderen op te peppen om de gewenste extra prestaties te leveren. Neemt het voortouw in het oppakken van zaken die blijven liggen.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Klantgerichtheid Onderzoeken van wensen en behoeften van de klant/gebruiker en hiernaar handelen.
Leidinggeven Richting en sturing geven aan een groep en de afzonderlijke groepsleden, alsook samenwerkingsverbanden tot stand brengen en handhaven teneinde een beoogd doel te realiseren.
Luisteren Tonen belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen. Doorvragen. Ingaan op reacties.
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid Eigen mening, ideeën of feiten op beknopte en duidelijke wijze onder woorden brengen; correct taalgebruik. Managementidentificatie Actieve betrokkenheid tonen met de belangen en problemen van het management
9
Vraagt door op wensen en behoeften van de (interne) klant. Komt met voorstellen die inspelen op de belangen van de (interne) klant. Biedt ongevraagd extra service. Toont belangstelling voor vraagstukken/ problemen van de (interne) klant. (Ver)deelt verantwoordelijkheden met teamleden en creëert synergie. Organiseert effectieve samenwerking binnen het team. Creëert ‘win-win’-situaties binnen het team. Organiseert besluitvorming zodanig dat iedereen zijn bijdrage levert, kan/moet leveren en er een goed draagvlak ontstaat. Verdeelt verantwoordelijkheden tussen medewerkers en maakt duidelijk wat door wie gedaan moet worden. Neutraliseert wrijving in het team tijdig en effectief. Geeft de groepsleden individueel duidelijk aan wat er moet gebeuren, hoe, waarmee, wanneer en met wie. Geeft de groepsleden individueel, opbouwende feedback op het functioneren en de bereikte resultaten. Creëert ontwikkelingsruimte en leersituaties en uitdagingen. Vraagt door op onduidelijkheden uitspraken of hints. Vat de boodschap van de ander correct samen. Komt terug op wat iemand eerder in het gesprek heeft gezegd. Haakt in op wat de ander zegt. Brengt eigen gedachten vlot en duidelijk onder woorden. Spreekt to-the-point, wijdt niet onnodig uit. Brengt mondelinge boodschappen begrijpelijk over. Is op de hoogte van beleidskeuzen en plannen die door het management zijn geformuleerd. Stelt zich loyaal op ten aanzien van de gemaakte managementkeuzen. Handelt snel en adequaat op vragen van het management. Is kritisch op voornemens en plannen van het management en brengt dit op constructieve wijze.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Nauwkeurigheid Blijk geven van veel zorg voor details. Precisie, accuratesse.
Netwerkvaardigheid Ontwikkelen en bestendigen van relaties en/of samenwerkingsverbanden binnen en buiten de eigen organisatie, teneinde deze te benutten voor het verkrijgen van informatie, steun, medewerking en opdrachten.
Omgevingsbewustzijn Laten blijken goed geïnformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie. Anticiperen op en onderkennen van het belang van gebeurtenissen die van invloed zijn op het bestaande beleid en handelen van politiek/bestuurlijk verantwoordelijkheden.
10
Voert werkzaamheden nauwkeurig en precies uit. Toont aandacht voor details. Werkt ordelijk en systematisch. Is kwaliteitsgericht: controleert eigen werk, voorkomt fouten. Legt en onderhoudt contact met voor zijn functie relevante personen en organisaties. Ontwikkelt en onderhoudt een voor de organisatie relevant netwerk van contacten die benodigde ondersteuning kunnen en willen bieden. Maakt op het juiste moment gebruik van zijn netwerk om doelen te bereiken. Vormt coalities om doelen te bereiken, Stapt gemakkelijk op anderen buiten de eigen afdeling af, indien dit gewenst is. Is in staat contact te leggen met een ander; onderhoudt informele relaties binnen of buiten de eigen organisatie. Beweegt zich gemakkelijk in een onbekende sociale omgeving, spreekt mensen aan, legt contacten. Kent de trends en ontwikkelingen in het vakgebied, het maatschappelijke veld en het werkveld en de betekenis hiervan voor de organisatie. Realiseert naar buiten toe het gewenste imago. Houdt rekening met de huidige en toekomstige behoeften in het veld. Voorziet tijdig de afbreukrisico’s voor de politiek verantwoordelijkheden en voorkomt situaties die politiek en bestuurlijk schade kunnen berokkenen. Schat de haalbaarheid van acties en/of besluiten in. Signaleert ontwikkelingen en gebeurtenissen en onderkent de invloed daarvan op de politiek en de eigen organisatie.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Onafhankelijkheid Zelfstandig een oordeel of mening vormen zonder zich te laten beïnvloeden door de mening van anderen en daarop acties ondernemen.
Onderhandelen Tot een overeenkomst kunnen komen door het tegelijkertijd inschatten van een anders belangen, opkomen voor het eigen belang en het zoeken van compromissen. Oordeelsvorming Gegevens en mogelijke handelwijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot realistische beoordelingen komen.
Organisatiesensitiviteit Het onderkennen van invloed en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op andere onderdelen van de organisatie
Overtuigingskracht Het kunnen winnen van anderen voor zijn of haar standpunten.
Overwicht Invloed uitoefenen en als autoriteit geaccepteerd worden. Gezag.
11
Volgt een aanpak waarin hij gelooft ook als anderen bezwaar maken. Brengt voorstellen in ook als anderen hiervan nog overtuigd moeten worden. Trekt zijn eigen plan en handelt ernaar. Houdt vast aan zijn eigen (professionele) principes ondanks druk van anderen deze opzij te zetten. Bedenkt compromissen. Bereikt overeenstemming. Behartigt tegengestelde belangen.
Overziet de consequenties van bepaalde keuzen, benoemt voor- en nadelen van die keuzen. Geeft aan welke informatie vereist is voor een goede beeldvorming. Schat haalbaarheden realistisch in. Toetst voorstellen vanuit verscheidene invalshoeken. Komt met een goed afgewogen oordeel, waarbij effectief gebruik is gemaakt van alle beschikbare informatie. Toetst bij de juiste partijen of er voldoende draagvlak is voor een bepaald voorstel. Heeft een plan van aanpak waarbij rekening is gehouden met gevoeligheden en acceptatie in de organisatie. Kent en handelt naar de regels van het spel. Betrekt diverse partijen in de oordeelsvorming over een bepaald voorstel. Hanteert argumenten die de ander aanspreekt. Brengt zijn voorstellen met enthousiasme en beslistheid. Heeft er plezier in anderen te winnen voor zijn opvattingen. Doseert zijn argumenten en standpunten op beslissende momenten. Dwingt respect af. Heeft draagvlak voor besluiten. Eigen meningen en uitspraken worden meegenomen in algemene besluitvorming. Wordt gevraagd naar mening en ideeën.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Persoonlijke presentatie Ideeën, feiten en opvattingen op heldere wijze presenteren, gebruikmakend van terzake doende middelen. Een goede indruk maken.
Plannen en organiseren Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen en benodigde acties, tij en middelen aangeven om die doelen te kunnen bereiken. Praktisch werken Het vermogen bij problemen die zich in het werk voordoen de juiste maatregelen te treffen.
Presentatiemotivatie Zichtbaar hoge eisen stellen aan het eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met een gemiddelde prestatie.
12
Houdt een samenhangend en helder betoog, waarin hoofd- en bijzaken, feiten en meningen gescheiden zijn. Hanteert een goed evenwicht tussen het ingaan op reacties van toehoorders enerzijds en het vasthouden van de structuur van zijn betoog anderzijds. Werkt met heldere voorbeelden/ metaforen om zijn betoog te ondersteunen. Heeft een heldere opbouw in zijn betoog. Is goed te verstaan en te volgen door anderen. Beantwoordt vragen afdoende. Representatief. Handelt volgens de voor hem geldende rol en verwachtingen. Stelt prioriteiten. Stelt concrete doelen voor zichzelf en voor anderen. Komt met een plan van aanpak om een gesteld doel te bereiken met een duidelijke inschatting van tijd, capaciteit en middelen. Werkt stap voor stap naar een bepaald doel toe ook over een langere periode. Brengt de activiteiten in kaart. Werkt ordelijk en systematisch. Combineert verschillende werkzaamheden effectief en efficiënt. Maakt bij problemen, storingen of andere praktische vraagstukken direct een analyse van mogelijke oorzaken. Zet bij praktische vraagstukken en problemen de feiten en mogelijkheden helder op een rij. Formuleert bij praktische vraagstukken en problemen direct mogelijke oplossingen. Lost praktische problemen op door snel met een aanpak te komen. Voert een oplossing daadwerkelijk uit. Stelt hoge eisen aan het eigen functioneren en proberen hieraan te voldoen. Werkt aan verbetering in het eigen werk en de eigen situatie. Verlegt de eigen prestatiegrenzen. Toont zich kritisch ten aanzien van de eigen prestaties en tracht zwakke punten te verbeteren.
E.07.A.16
COM P ET ENT I ES ONDERNEM I NGS RAADL EDEN
Probleemanalyse Signaleren van problemen; herkennen van belangrijke informatie. Verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen. Zoeken van terzake doende gegevens.
Legt causale verbanden tussen gegevens en trekt logische conclusies. Stelt vragen in de diepten (één aspect), maar ook in de breedte (verscheidene aspecten), teneinde een zo volledig mogelijk beeld te krijgen. Vraagt naar achterliggende informatie. Weet de oorzaken van een probleem te benoemen. Onderscheidt feiten van veronderstellingen. Legt juiste causale relaties. Levert resultaten binnen de afgesproken tijd. Werkt doelgericht en efficiënt, laat zich niet afleiden. Maakt af wat hij/zij begint. Reageert actief en op een constructieve wijze op ideeën van anderen. Speelt informatie die voor anderen van belang is tijdig door. Houdt rekening met de mogelijke inbreng van een ander. Betrekt anderen actief bij het gesprek. Maakt heldere, aansprekende en bondige teksten die voor breed publiek leesbaar zijn. Maakt juist gebruik van de grammatica. Maakt geen taalfouten. Heeft heldere opbouw en structuur in tekst. Houdt rekening met de gevoelens van anderen. Zegt op de juiste momenten dingen. Doseert kritiek.
Heeft zichzelf in de hand Wordt niet snel kwaad. Laat zich niet snel gaan.
Kent zichzelf goed. Heeft een juist oordeel over zichzelf. Kan zichzelf goed inschatten.
Toont eigen initiatief. Ziet werk en handelt daar ook naar. Kan na instructie zonder toezicht taken uitvoeren. Voert taken uit zoals is afgesproken. Voert taken uit binnen de gegeven tijd. Is in staat zonder hulp van anderen problemen op te lossen. Is in staat zijn werkzaamheden te plannen.
Resultaatgerichtheid Gericht zijn op effectief handelen en het op tijd leveren van afgesproken output. Samenwerken Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet van persoonlijk belang is.
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Ideeën en meningen in begrijpelijk en correcte taal op schrift stellen.
Tact Vermogen om irritaties te voorkomen of conflicten op te lossen op basis van inzicht in sociale interacties Zelfbeheersing Het, wanneer de situatie dat vereist, effectief beheersen van impulsen die door de omgeving worden opgeroepen. Zelfinzicht Inzicht in het eigen functioneren en openstaan voor kritiek van zichzelf of van anderen, zonder gedragsveranderingen mogelijk is. Zelfstandigheid Op eigen initiatief en zonder hulp van anderen handelen.
13
E.07.A.16