Troonstraat 125 - 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
December 2001 Dit standpunt zal geactualiseerd worden.
Huisvestingsondersteuning: voorstellen van de Gezinsbond De leefsituatie van gezinnen als vertrekpunt bij het verlenen van overheidssteun.
Inleiding
p. 2
Standpunt van de Bond
p. 3
I
ONDERSTEUNING VAN ALLE GEZINNEN
p. 3
1.
De inkomensgrenzen actualiseren
p. 4
2.
De gezinsmodulering versterken
p. 6
3.
Een meer dynamische regelgeving die mee-evolueert met het gezinsleven
p. 7
4. Gezinnen die een private woning kopen verdienen evenwaardige overheidssteun
p. 11
5. Actualiseren van de voorwaarden inzake ouderdom van een woning
p. 11
6. Verlaagde registratie voor een eerste gezinswoning
p. 12
7. Verlaagd BTW-tarief voor een eerste gezinswoning
p. 13
8. De bouw- en renovatiepremie
p. 13
9. De verplichte natuurrampenverzekering
p. 14
II ONDERSTEUNING VAN GEZINNEN IN BEPAALDE GEBIEDEN
p. 15
1. De onroerende voorheffing van een woning in de stad
p. 15
2. … in de Vlaamse Rand rond Brussel
p. 15
3. De strijd tegen verkrotting
p. 16
Tot slot
p. 16
Samenvatting
p. 16
Inleiding Onder druk van een aantal maatschappelijke en economische omstandigheden is het woonbeleid in Vlaanderen de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen. De snelle stijging van huur- en bouwgrondprijzen, de verkrotting en leegstand in steden met leegloop en leefbaarheidsproblemen in wijken tot gevolg, een tekort aan kwaliteitsvolle en betaalbare woningen, de voorwaarden opgelegd door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen,… maakten een inventieve aanpak noodzakelijk. Tijdens vorige, maar ook tijdens de huidige regeerperiode zagen nieuwe initiatieven het licht. Met de Vlaamse Wooncode als wettelijke basis kwamen een aantal nieuwe maatregelen, zoals het Besluit ter invoering van de verzekering tegen inkomensverlies, tot stand. Sinds eind januari 1999 kunnen ook in het hele Vlaamse gewest gezinnen met 2 kinderen een voordelige hypothecaire lening bij het Vlaams Woningfonds aangaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren of om een bezwarende schuld te herfinancieren. Voorheen, kon dat enkel in bepaalde steden en gemeenten in Vlaanderen (sinds juli ‘96) en in de Vlaamse Rand rond Brussel (sinds begin ’98). In de sector van de sociale woningbouw werden, door het nieuwe sociaal huurbesluit, de inkomensgrenzen verhoogd zodat meer gezinnen toegang krijgen tot de sociale woonsector. Bovendien keurde de Vlaamse regering recent nog een bouwpremie goed voor de bouw van een nieuwe woning of de renovatie van een bestaande woning. Dit is evenwel maar een tijdelijke maatregel, die afloopt op oktober 2002. De Vlaamse regering heeft ook een principieel akkoord bereikt om vanaf januari 2002 de registratierechten bij de aankoop van een onroerend goed te verlagen tot 10 %. Het tarief voor een bescheiden woning wordt verminderd van 6 % naar 5 %. Een bedrag van € 12.500 wordt vrijgesteld van registratierechten. Bovendien zouden de reeds betaalde registratierechten “verworven” blijven waardoor men ze kan aftrekken van de registratierechten die men moet betalen bij de aankoop van een nieuw huis. Op federaal vlak was er de uitbreiding van het BTW-tarief van 6 % voor renovatiewerken zodat het reeds van toepassing is voor woningen vanaf 5 jaar oud. Niettegenstaande deze beleidsmaatregelen voor de gerechtigde gezinnen onmiskenbaar een effectieve hulp zijn bij hun streven naar het verwerven van of wonen in een kwaliteitsvolle gezinswoning, is een meer gezinsgerichte aanpak mogelijk en wenselijk. En dit zowel wat de uitgangsvisie van het woonbeleid als de concrete uitvoeringsmaatregelen betreft. Bij analyse van beleidsmaatregelen blijkt nog al te vaak dat inzake huisvesting van gezinnen de economische en budgettaire situatie de eerste motieven zijn om een maatregel in te voeren of af te schaffen, en niet de noden of belangen van de gezinnen die betaalbaar, aangepast en kwaliteitsvol willen wonen. Een voorbeeld hiervan is de plotse afschaffing van de Tegemoetkomingen in de Leninglast. Het wonen van gezinnen is de kern waarrond maatregelen moeten worden opgezet, verbeterd of bestendigd. De Gezinsbond wil samen met de overheid zoeken naar de meest zinvolle ondersteuning van gezinnen en vraagt al sinds geruime tijd een serieuze evaluatie van de huisvestingspremies aan gezinnen. Deze tegemoetkomingen en premies zijn voor gezinnen trouwens nog altijd de hoeksteen en hèt gezicht van overheidssteun wanneer zij denken aan het verwerven of renoveren van een eigen gezinswoning.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 2
Deze evaluatie bleef tot op heden echter uit. In de beleidsbrief van minister Gabriëls, met de beleidsprioriteiten inzake woonbeleid voor 2001-2002, wordt wel een heroriëntering van de premies aan gezinnen aangekondigd.
Standpunt van de Bond Uitgangsvisie: De Gezinsbond vindt dat bij het uitwerken van huisvestingsmaatregelen altijd in eerste instantie de gezinnen en hun woonnoden moeten voorop staan. Economische en budgettaire motieven kunnen pas in tweede orde aan bod komen. Zij mogen m.a.w. nooit het eerste uitgangspunt zijn bij het uitwerken van ondersteunende huisvestingsmaatregelen voor gezinnen. Dit geldt niet alleen voor maatregelen met betrekking tot eigendomsverwerving maar evenzeer voor maatregelen met betrekking tot huur. Dit standpunt, en de voorstellen daarin, vertrekken uitdrukkelijk van de woonnoden van gezinnen, van de situaties van gezinnen (hun gezinsinkomen, hun gezinssamenstelling, een zorgsituatie) en vooral ook van de evoluties daarin. De Bond wil komen tot een dynamisch huisvestingsbeleid. Een goede huisvesting is een zaak van alle gezinnen. Het streefdoel van de Gezinsbond is dan ook te komen tot een verbetering van de ondersteuningssystemen voor alle gezinnen, voor gezinnen met kinderen en grote gezinnen via het Vlaams Woningfonds in het bijzonder. Dit moet dan ook voldoende middelen krijgen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Daarnaast, en in tweede instantie, moet een positieve discriminatie (dit wil zeggen: extra ondersteuning) mogelijk zijn van bepaalde gezinnen in bepaalde gebieden en dit in functie van de prioriteiten van andere beleidsdomeinen die samenhangen met het woonbeleid, namelijk het stedelijk beleid, het ruimtelijk ordeningsbeleid en het mobiliteitsbeleid.
I
ONDERSTEUNING VAN ALLE GEZINNEN
Alle gezinnen hebben het recht te wonen in een betaalbare, aan de gezinssituatie aangepaste en kwaliteitsvolle woning. Niet alle gezinnen slagen er echter in om dit recht even gemakkelijk te realiseren. Een doelmatig woonbeleid ondersteunt daarom de gezinnen die het moeilijkst hebben het meest. De ondersteuning van gezinnen bij het verwerven of huren van een woning is divers. De rechthebbenden variëren van bijna alle gezinnen tot een zeer beperkte doelgroep. De Gezinsbond is het er mee eens dat, vertrekkend van de schaarste aan overheidsmiddelen, deze middelen prioritair voorbehouden worden aan diegenen die er het meest behoefte aan hebben. Dit echter op voorwaarde dat het woonbeleid zich richt naar een betekenisvol deel van de bevolking en zich niet in de praktijk verengt tot een kansarmoedebeleid. Een te strenge selectiviteit in de doelgroepen van het sociale woonbeleid kan niet voor de Gezinsbond. De bestaande selectiviteit in het woonbeleid, zoals verwoord in de Vlaamse Wooncode en toegepast in de verschillende maatregelen ter ondersteuning van de huisvesting van gezinnen, gaat gepaard met het opleggen van voorwaarden. Het zijn nu precies die selectiviteitsvoorwaarden die volgens de Gezinsbond te weinig rekening houden met en aangepast zijn aan de huidige gezinssituaties (inkomen, samenstelling, zorgbehoeften) en de evoluties daarin.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 3
De Gezinsbond doet dan ook een aantal voorstellen om deze voorwaarden dichter te laten aansluiten bij de realiteit van het dagelijks evoluerende gezinsleven: 1. De inkomensgrenzen actualiseren Bij de verbeterings- en aanpassingspremie Voor het verkrijgen van een verbeterings- of aanpassingspremie geldt een inkomensgrens van € 19.335,69 (780.000 BEF). De Gezinsbond vraagt dat deze inkomensgrens zou worden geactualiseerd. Een verhoging van deze inkomensgrens is noodzakelijk indien de overheid van deze premies (wat toch kan worden verondersteld) een efficiënt instrument wil maken om haar doelstellingen waar te maken. Deze doelstellingen zijn: de renovatie van bestaande woningen, en dus het verhogen van de woningkwaliteit aanmoedigen enerzijds (de verbeteringspremie) en anderzijds het ondersteunen van het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van ouderen en fysiek gehandicapten in het raam van een toekomstgericht ouderen- en gehandicaptenbeleid (de aanpassingspremie). Momenteel is het zo dat gezinnen die een gekochte woning willen renoveren hiervoor door de Vlaamse overheid enkel gesteund worden via de renovatiepremie indien deze woning gelegen is in één van de 13 grote steden1. Dit wil dus zeggen dat slechts een beperkt aantal gezinnen van deze renovatiepremie kan genieten. Bovendien vervalt deze premie na oktober 2002. Wanneer een gezin dus, al dan niet na verloop van jaren, zijn woning wil verbeteren omdat de toestand van de woning dit vereist of omwille van een gewijzigde gezinssituatie (geboorte kinderen, inwonen ouders, handicap gezinslid...), dan kan hiervoor vaak enkel een beroep worden gedaan op de verbeterings- of aanpassingspremie. Hiervoor geldt echter de zeer lage inkomensgrens van € 19.335,69, waardoor ook hierop weinig gezinnen een beroep kunnen doen. Bovendien kan de verbeteringspremie pas na de uitvoering van de werken aangevraagd worden. Dit houdt in dat een gezin de kosten van de renovatie volledig zelf dient voor te financieren en dit zonder enige garantie dat de premie ook effectief wordt toegekend. Ook de lijst van gesubsidieerde werken dient uitgebreid te worden, bijv. met werken die een energiebesparing mogelijk maken (isolatie, plaatsen dubbel glas, nieuwe verwarmingsinstallatie,…). Bovendien dienen de premiebedragen opgetrokken te worden zodat ze overeenkomen met de actuele prijzen die aannemers aanrekenen. Maar ook de aanpassingspremie schiet haar doel voorbij. Voor ouderen wiens inkomen wel onder het toegelaten maximum ligt, is de premie vaak onbekend, de premiebedragen onvoldoende en de voorwaarden te ingewikkeld om de noodzakelijke aanpassingen aan hun woning te laten doen. Voor jonge zestigplussers die, in het kader van het preventief aanpasbaar bouwen, hun woning willen aanpassen vooraleer er sprake is van verminderde mobiliteit, is de inkomensgrens dan weer veel te laag. Een beleid dat renovatie en het verbeteren van de woonkwaliteit, en het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van ouderen en gehandicapten als belangrijke prioriteit vooropstelt kan er niet omheen dat de huidige ondersteuning van gezinnen veel te 1
Daarnaast geldt voor renovatiewerken aan een woning van meer dan 5 jaar oud nog wel het verlaagde BTW-tarief van 6 %.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 4
selectief en te beperkt is. Het is duidelijk dat de verbeterings- en aanpassingspremie te weinig substantieel is, te ingewikkeld is en te weinig gezinnen bereikt. De Gezinsbond vraagt dan ook dat het systeem van verbeterings- en aanpassingspremies, dat fundamenteel een goed systeem is, zou worden aangepast aan de actuele noden van gezinnen. We pleiten er voor dat naast - het versoepelen en vereenvoudigen van voorwaarden (o.a. het zelf voorfinancieren van de werken zonder garantie op terugbetaling, minimale kosten doen, maximaal bepaald bedrag aan premie…), - het substantieel verhogen van de premiebedragen (aanpassen aan de actuele kostprijs van renovatie) en - het uitbreiden van de lijst van gesubsidieerde werken (onder andere ook isolatiewerken of oplossen vochtproblemen), de toegelaten maximale inkomensgrens gelijk zou worden gesteld met deze van de bouw- of renovatiepremie. Daarnaast moeten de inkomensgrenzen jaarlijks worden geïndexeerd. Bij de huursubsidie en installatiepremie De huursubsidie en de installatiepremie zijn voorbehouden voor mensen met een (zeer) laag inkomen, die verhuizen van een woning met gebreken naar een “gezonde” woning. Om in aanmerking te komen voor de éénmalige installatiepremie mag het gezamenlijk netto inkomen niet hoger zijn dan € 13.336,67 (geïndexeerd bedrag). Voor het verkrijgen van een huursubsidie mag het inkomen niet hoger zijn dan € 12.394,68 en dit bedrag wordt niet geïndexeerd. Hier stelt zich dus ook een probleem dat zeer snel moet worden opgelost. Ook het vaste bedrag van € 12.394,68, om in aanmerking te komen voor een huursubsidie zou, analoog met de installatiepremie, jaarlijks moeten worden geïndexeerd.2 Indien dit niet gebeurt, zullen steeds meer gezinnen, die nochtans volgens de reglementering recht hebben op een huursubsidie, uit de boot vallen en geen tussenkomst meer krijgen in hun huurprijs. Bij de maatregelen ter ondersteuning van eigendomsverwerving Gezinnen die een eigen woning willen bouwen, kopen of renoveren kunnen, mits zij voldoen aan bepaalde voorwaarden, beroep doen op financiële ondersteuning van de overheid. Eén van de belangrijkste voorwaarden is dat het gezinsinkomen niet te hoog mag zijn3. Om in aanmerking te kunnen komen voor een bouw- of renovatiepremie bedraagt deze maximale grens € 32.300 voor een gezin (te verhogen met € 2.100 per persoon ten laste). Voor een sociale lening bij het Vlaams Woningfonds, de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de erkende kredietvennootschappen of voor de aankoop van een 2
3
Het basisbedrag van de maandelijkse huursubsidie wordt berekend volgens de formule: maandelijkse huurprijs (€) x 12.394,68 – inkomen (€) 12.394,68 Het maximumbedrag is € 123,95 Naast deze financiële steun verleend door de Vlaamse overheid krijgen gezinnen van de federale overheid enige fiscale voordelen die verbonden zijn aan het afsluiten van een hypothecaire lening. Deze fiscale voordelen krijgen alle gezinnen ongeacht de hoogte van het gezinsinkomen.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 5
sociale koopwoning mag het maximaal toegelaten netto belastbaar gezinsinkomen niet hoger zijn dan € 38.720,97 (ook te verhogen per kind ten laste). Gezinnen met een netto belastbaar inkomen onder € 38.720,97 (ook te verhogen per kind ten laste) komen in aanmerking voor een verzekering tegen inkomensverlies. Indien al deze inkomensgrenzen niet jaarlijks geïndexeerd worden, dan zullen door de evolutie van de werkelijke inkomens jaar na jaar meer gezinnen terug uit de boot vallen. De Gezinsbond meent dan ook dat, vanuit het principe dat de inkomensgrenzen ingeschreven in beleidsmaatregelen gelijke tred moeten houden met de evolutie van de werkelijke inkomens, deze inkomensgrenzen ook jaarlijks geïndexeerd moeten worden, zoals dit reeds reglementair voorzien is en wordt toegepast bij het Vlaams Woningfonds en de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Bij sociale huur Voor wie in aanmerking wil komen voor een sociale huurwoning mag het gezamenlijk netto belastbaar inkomen van 3 jaar voor de aanvraag maximaal € 23.064 bedragen voor gehuwden of samenwonenden en voor alleenstaanden met één of meerdere personen ten laste. De Gezinsbond pleit er voor om ook hier een blijvende jaarlijkse indexatie van de inkomensgrenzen toe te passen. Het verruimen van de doelgroep voor sociale huur mag er niet toe leiden dat gezinnen met lagere inkomens het nog moeilijker krijgen om een sociale woning te huren. Het verhogen van de inkomensgrenzen moet dan ook gepaard gaan met een blijvend doorgedreven verhoging van het aanbod aan sociale woningen. 2. De gezinsmodulering versterken De verhoging van het maximuminkomen met een vast bedrag per persoon ten laste Het maximaal toegelaten gezinsinkomen om in aanmerking te komen voor één van de financiële tussenkomsten van het Vlaamse Gewest mag telkens verhoogd worden met een bepaald bedrag per persoon ten laste. Het betreft € 991,57 in de reglementering betreffende de verbeterings- en aanpassingspremie en de huursubsidies, € 1.281,61 om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning, € 2.100 in de reglementering betreffende de bouw- en renovatiepremie, € 2.478,94 bij de reglementering betreffende de verzekering tegen inkomensverlies en € 2.578,09 om in aanmerking te komen voor een sociale lening bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en het Vlaamse Woningfonds. De Gezinsbond vraagt dat het bedrag per persoon ten laste zou worden opgetrokken tot minimaal € 2.600 (niet geïndexeerd) per persoon ten laste, en dit in alle reglementeringen waarbij overheidsondersteuning gegeven wordt voor het wonen van gezinnen. Vanuit het principe dat de ondersteuning van gezinnen jaar na jaar dezelfde kracht moet behouden, vraagt de Gezinsbond ook hier dat dit bedrag per persoon ten laste ook jaarlijks zou worden geïndexeerd.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 6
De Gezinsbond stelt ook vast dat het niet meer aanpassen sinds jaren van de verhoging per persoon ten laste er in de praktijk op neerkomt dat inzake huisvestingsondersteuning steeds minder rekening wordt gehouden met de gezinslast.4 Het optrekken van de verhoging per persoon ten laste is voor gezinnen met kinderen zeer belangrijk: meer gezinnen met kinderen zullen recht krijgen op de voordelen van de Vlaamse en federale overheid. Bovendien heeft het optrekken van de verhoging per persoon ten laste ook positieve gevolgen op andere vlakken, nl. de reglementeringen inzake huisvestingsondersteuning van provincies en gemeenten zijn in de meeste gevallen afgestemd op deze van het Vlaams Gewest. Een aanpassing van de verhoging per persoon ten laste op het niveau van het Vlaamse Gewest zal ongetwijfeld leiden tot een aanpassing van dit bedrag op de andere beleidsniveaus. De verhoging van de huisvestingstussenkomst met een bedrag per persoon ten laste In het vroegere systeem van huisvestingspremies werd de basispremie verhoogd met 20 % voor de eerste, met 25 % voor de tweede en met 35 % voor elke andere persoon ten laste zonder dat de toegekende verhoging evenwel meer mocht bedragen dan 200 % van het basisbedrag. Een dergelijke verhoging wordt ook toegepast bij de installatiepremie (tot maximum € 743.68). De Gezinsbond vraagt dat een zelfde procentuele verhoging per persoon ten laste wordt ingevoerd voor de huursubsidie.5 Daarnaast pleit de Gezinsbond ervoor dat het supplement per persoon ten laste zou worden toegekend met ingang van de geboorte van een kind. De verhoging van de maximaal toegelaten oppervlakte per persoon ten laste Dat een woning groter moet zijn naarmate er meer gezinsleden in moeten wonen is een algemeen aanvaard principe, ook inzake huisvestingsondersteuning. Bij de invoering van de bouw- en renovatiepremie werd dit principe correct toegepast, nl. de verhoging van het maximale volume met 25 m³ per persoon ten laste. Bovendien mag wie minder dan 10 jaar getrouwd is of wettelijk samenwoont 50 m³ bijtellen. Jonge gezinnen zullen immers in vele gevallen eerst een geschikte woning bouwen of aankopen, vooraleer zij aan gezinsuitbreiding denken. Door een verhoging van het maximaal toegelaten volume toe te staan aan jonge gezinnen krijgen zij de kans toch een voldoende ruime woning te bouwen of aan te kopen voor de nog geplande kinderen. De Gezinsbond blijft het belang van deze modulering naar nieuwe reglementeringen toe beklemtonen. 3. Een meer dynamische regelgeving die mee-evolueert met het gezinsleven Het gezinsleven is geen statisch gegeven. Omwille van bijvoorbeeld gezinsuitbreiding, zorgsituaties, handicap of echtscheiding kunnen de omstandigheden waarin gezinnen moeten leven, veranderen. Gezinssituaties kunnen dan zo evolueren dat de gezinswoning op een bepaald moment niet meer voldoet aan de specifieke woonbehoeften. De geboorte of adoptie van een kind, het komen inwonen van een bejaarde ouder, een handicap of bedlegerigheid van een gezinslid kan ertoe leiden dat de woning moet worden uitgebreid of binnenin aanpassingswerken moeten worden uitgevoerd. In zulke situaties die vaak gepaard gaan met inkomensverlies, wenden gezinnen zich tot de overheid en verwachten zij 4 5
Zie ook het volgende punt 'De verhoging van de huisvestingstussenkomst met een bedrag per persoon ten laste’. Momenteel wordt het basisbedrag van de huursubsidie enkel verhoogd met 20 % voor de eerste persoon en 25 % voor de tweede persoon ten laste.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 7
ondersteuning. Vaak echter worden zij dan geconfronteerd met beperkende bepalingen die maken dat het gezin toch geen gebruik kan maken van premies, goedkope leningen of huisvesting. De Gezinsbond doet een aantal voorstellen om gezinnen hierin tegemoet te komen. Uitgaan van het vermoedelijk inkomen Zoals eerder gesteld geldt voor het verkrijgen van een aanpassingspremie een inkomensgrens van € 19.335,69. Het gaat om het inkomen van 2 jaar voor de aanvraag. In de praktijk betekent dit dat iemand die omwille van ziekte of ongeval een handicap krijgt die een aanpassing van de woning noodzakelijk maakt, vaak geen aanspraak zal kunnen maken op de aanpassingspremie. Er wordt immers gekeken naar het gezinsinkomen van 2 jaar voordien, dus vóór de ziekte of het ongeval, toen er nog een normaal arbeidsinkomen was. Eenzelfde situatie kan zich voordoen voor een gezin dat zijn woning wil aanpassen aan verminderde mobiliteit wegens ouderdom. Wil men gebruik maken van de aanpassingspremie (bedoeld om een woning aan te passen aan de verminderde fysieke mogelijkheden) zal men ofwel 2 jaar moeten wachten, ofwel de aanpassingswerken zelf moeten financieren ondanks het bestaan van de premie, ofwel verhuizen. Naast het verhogen van de toegelaten inkomensgrens vraagt de Gezinsbond dat, naar analogie van wat bestaat bij de toewijzing van sociale huurwoningen en bij de toekenning van studietoelagen, voorzien zou worden in een herziening indien het inkomen om bepaalde redenen is verminderd ten opzichte van 2 jaar voordien. In bepaalde gevallen zou aldus rekening kunnen worden gehouden met het vermoedelijk inkomen van het jaar van de aanvraag zelf (op basis van bv. attesten van RIZIV of Rijksdienst voor Pensioenen). De Gezinsbond vertrekt hierbij van het principe dat in elke reglementering op gerechtvaardigde gronden het vermoedelijk inkomen in aanmerking moet kunnen worden genomen. Eenzelfde probleem stelt zich voor gezinnen die recht hebben op een huursubsidie. Indien men op het moment van de herziening na 3 jaar (inkomen van 2 jaar daarvoor) een te hoog inkomen had (omwille van bijv. tijdelijk werk) komt men niet langer in aanmerking voor huursubsidies (en dit gedurende 10 jaar). Ook hier vraagt de Gezinsbond dat men in voorkomend geval rekening zou moeten houden met het (lagere) inkomen van het jaar van herziening zelf! Afschaffen van de huidige eigendomsbepaling voor ex-partners met kinderen en gezinnen met gehandicapt gezinslid Ook voor gezinnen waarvan de partners uiteengaan stelt zich een probleem. Voor gezinnen waar de scheiding lang aansleept, is de bepaling dat men 2 jaar voor aanvraag geen eigen woning in bezit mag hebben, een serieuze rem om opnieuw een eigen woning te verwerven met overheidsondersteuning.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 8
De Gezinsbond pleit ervoor om voor alleenstaande ouders met kinderlast en een bescheiden inkomen (die dus in aanmerking zouden komen voor huisvestingsondersteuning) de voorwaarde “geen eigen woning bezitten 2 jaar voorafgaande aan de aanvraag” te vervangen door “op het moment van aanvraag voor eigendomsondersteuning mag men geen eigen woning meer bezitten". Eenzelfde probleem stelt zich voor gezinnen met een gehandicapt gezinslid wiens eigen gezinswoning niet aangepast of aanpasbaar is aan hun specifieke woonbehoeften. Ook deze gezinnen hebben geen recht op ondersteuning wanneer zij verhuizen naar een aangepaste woning, zelfs indien zij onmiddellijk hun woning verkopen. Daarom vraagt de Gezinsbond de eigendomsvoorwaarde voor gezinnen met een gehandicapt gezinslid (en bescheiden inkomen), die willen verhuizen naar een aangepaste (sociale koop)woning, wordt vervangen door de clausule dat de eigen woning binnen een bepaalde termijn wordt verkocht zodat het effectief om een enige gezinswoning gaat. Inkomensdaling omwille van gezinsuitbreiding of zorgsituaties De overheid voorziet ook een ondersteuning voor gezinnen die geconfronteerd worden met een inkomensdaling. De verzekering tegen inkomensverlies, waarop de Gezinsbond reeds jaren aandrong, zorgt ervoor dat de afbetaling van de hypothecaire lening kan blijven doorgaan ook al daalt het gezinsinkomen omwille van werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Omdat de verzekering tegen inkomensverlies er ook is voor gezinnen met een hoger inkomen, nl. € 42.141,90 voor een koppel, € 29.747,22 voor een alleenstaande met een verhoging per kind ten laste van € 2.478,94, is deze overheidsmaatregel voor de vele gezinnen die voor geen enkele andere huisvestingsondersteuning in aanmerking komen, een zeer belangrijk vangnet. Er blijft echter het probleem van gezinnen die omwille van gezinsomstandigheden (een zorgsituatie in het gezin, grote kinderlast) geconfronteerd worden met een plotse inkomensdaling. Deze gezinnen zijn niet verzekerd via de verzekering tegen inkomensverlies. De Gezinsbond had dit in zijn standpunt met betrekking tot de verzekering tegen inkomensverlies wel voorgesteld6. De Gezinsbond blijft benadrukken dat ook in geval van specifieke gezinsomstandigheden die leiden tot inkomensdaling voor gezinnen moet worden voorzien in een vangnet. Gezinnen die geconfronteerd worden met zorg- of opvoedingsarbeid zouden maximaal recht moeten hebben op onderbrekingsmogelijkheden, met een compenserende vergoeding. Het veralgemenen en uitbreiden van deze mogelijkheden is dan ook de aangewezen weg. Indien gezinnen geen enkel recht meer hebben op deze vergoedingen en toch geconfronteerd worden 6
Onvrijwillig werkloos worden of arbeidsongeschikt ingevolge ziekte of (arbeids)ongeval zijn algemeen aanvaarde situaties die leiden tot een tussenkomst van de verzekering tegen inkomensverlies. Bekeken vanuit gezinsstandpunt is het echter ook noodzakelijk dat een inkomensdaling die het gevolg is van een verandering in de gezinssituatie wordt verzekerd (zorgsituatie of grote kinderlast). Bv.: de geboorte van een gehandicapt kind, een zwaar ongeval van een kind, zorgbehoevendheid van een inwonende ouder, de geboorte van een derde of volgend kind zijn allemaal bewijsbare veranderingen in de gezinstoestand die ertoe kunnen leiden dat een partner zijn/haar werk opzegt, en die dus leiden tot een daling van het gezinsinkomen. Een gezin waarin één van beide partners ervoor kiest zijn/haar job op te geven omdat de combinatie gezin-arbeid te moeilijk wordt omwille van bijvoorbeeld de geboorte van een drieling of een derde kind, heeft weliswaar enkel recht op de tussenkomst van de verzekering tegen inkomensverlies indien er geen recht bestaat op een andere vergoeding zoals bijv. wegens loopbaanonderbreking. Uit: “Verzekering tegen inkomensverlies”. Voorstel van de Gezinsbond, Brussel, april 1997.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 9
met een inkomensdaling omwille van zorg- en opvoedingsarbeid dient de verzekering tegen inkomensverlies in een vangnet te voorzien. Woningaanpassing omwille van gewijzigde gezinsomstandigheden Slechts weinig gezinnen houden bij hun woningkeuze rekening met een situatie van gezinsuitbreiding of grote hulpbehoevendheid die kan optreden. De meeste zorgsituaties hebben een tamelijk plots en onverwacht karakter. Vaak dient vrij snel een nieuwe huisvestingssituatie te worden gecreëerd, die kan gaan van een herschikking van het wooninterieur tot een verbouwing, soms zelfs een verhuis. Dit brengt niet alleen emotionele en psychische problemen met zich mee maar er is eveneens grote behoefte aan praktische informatie en advies, aan deskundige begeleiding en aan financiële ondersteuning. Sinds 1993 bestaat het systeem van aanpassings- en verbeteringspremies om gezinnen financieel te ondersteunen bij de noodzakelijke aanpassingswerken aan hun woning. Zoals gezegd is dit systeem aan evaluatie en aanpassing toe. De Gezinsbond herhaalt dat de inkomensgrens moet worden opgetrokken, de lijst met subsidieerbare werken uitgebreid, de premiebedragen verhoogd en de toekenningsvoorwaarden versoepeld. Zeer belangrijk is dat gezinnen beter geïnformeerd worden over het bestaan van de premies en geholpen worden bij het afhandelen van de formaliteiten. Daarom meent de Gezinsbond dat een één-loket-systeem waar gezinnen voor alle informatie inzake huisvesting terecht zouden kunnen en eventueel doorverwezen worden naar de bevoegde instanties (zoals het Vlaams Woningfonds) een interessante piste is. Voor gezinnen op pensioenleeftijd zou een systeem van aanpassingsleningen moeten kunnen worden uitgewerkt, zodat zij hun (vaak grote) gezinswoningen kunnen aanpassen aan hun verminderde bewegingsmogelijkheden. Momenteel verleent het Vlaams Woningfonds al technisch advies aan gewezen grote gezinnen rond het aanpassen van hun woning. Een systeem van aanpassingsleningen bestaat echter nog niet. Een onvoorziene gezinsuitbreiding, het inwonen van een bejaarde ouder, een plotse handicap of zware ziekte van een gezinslid vereist vaak verbouwingen aan de woning. Voor een dergelijke verbouwing is meestal een bouwvergunning vereist. Een gevolg hiervan is dat na de verbouwing ook het kadastraal inkomen zal worden aangepast (verhoogd) en dat de onroerende voorheffing voor het gezin stijgt. Vooral bij gezinnen met een laag inkomen komt dit onaangenaam aan. De kans is reëel dat zij hierop ofwel financieel niet zijn voorzien, ofwel afzien van de noodzakelijke verbouwing ofwel de verbouwing in het ‘zwart’ aangaan zonder bouwvergunning (met de nodige risico’s van dien) en de premie waar ze recht op hebben niet aanvragen. De Gezinsbond vraagt dat aanpassingswerken die worden uitgevoerd omwille van gezinsuitbreiding of zorgsituaties voortaan geen aanleiding meer zouden geven tot herziening van het kadastraal inkomen. Gezinnen met een laag inkomen die een woning huren die ongezond is of onaangepast is aan de gezinssituatie kunnen in aanmerking komen voor een huursubsidie indien zij verhuizen naar een gezonde of aangepaste huurwoning. Bij de beoordeling of een woning onaangepast is, houdt men echter alleen rekening met de mobiliteit van de aanvrager of zijn partner. Dus een gezin dat onaangepast woont Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 10
omwille van een gehandicapt kind heeft geen recht op de huursubsidie en de installatiepremie. De Gezinsbond vraagt dat in de reglementering inzake huursubsidie en installatiepremie bij de beoordeling of een woning onaangepast is ook rekening zou worden gehouden met de handicap van een kind. 4.
Gezinnen die een private woning kopen verdienen evenwaardige overheidssteun Gezinnen die een goede woning wensen aan te kopen in de privé-sector en die voldoen aan alle voorwaarden inzake inkomen, kadastraal inkomen enz. hebben momenteel geen recht op een sociale lening. Ook voor de nieuwe bouw- en renovatiepremie vallen dergelijke gezinnen uit de boot. In het kader van een woonbeleid dat renovatie en aankoop stimuleert boven nieuwbouw, zouden gezinnen die ervoor kiezen een woning te kopen op dezelfde steun moeten kunnen rekenen als gezinnen die een woning bouwen. Nog los daarvan is het bekeken vanuit het standpunt van gezinnen, niet meer dan logisch dat een gezin dat er voor kiest een goede woning te kopen evenveel recht heeft op ondersteuning van de overheid als een gezin dat ervoor kiest een nieuwe woning te bouwen. Een gezin dat een goede woning wenst aan te kopen krijgt geen overheidssteun. De reden is dat deze aankoop niets bijbrengt voor de maatschappij (de kwaliteit van het woningbestand verbetert er niet door, de economie wordt er niet beter van omdat er niet wordt gebouwd of verbouwd). De Gezinsbond meent dat de uitsluiting van gezinnen die een woning kopen in strijd is met een sociaal, consequent en gezinsgericht woonbeleid. De belangen van gezinnen moeten het eerste uitgangspunt zijn van een sociaal woonbeleid. De Gezinsbond vraagt dan ook dat voor gezinnen met een laag inkomen die een goede privé-woning kopen met een beperkt kadastraal inkomen dezelfde voordelen zouden gelden als voor gezinnen die een privé-woning bouwen of renoveren, en dit ongeacht de ligging van de woning.
5.
Actualiseren van de voorwaarden inzake ouderdom van een woning Om in aanmerking te komen voor een verbeteringspremie (behalve het aanpassen van de woning t.g.v. overbewoning) moet de woning in gebruik genomen zijn voor 1972 (en dus minstens 30 jaar oud). Men krijgt ook geen verbeteringspremie als men na 1985 (ondertussen ook al 16 jaar geleden) reeds een of andere huisvestingspremie van het Vlaams Gewest ontvangen heeft. De Gezinsbond meent dat deze ouderdomsgrenzen dringend aan actualisering toe zijn. Daarom stellen wij voor om voortaan de verbeteringspremie toe te kennen vanaf het moment dat de woning 15 jaar oud is. Bovendien dient ook de grens van 1985 dringend geactualiseerd te worden. Zo kan deze premie een aanzienlijke stimulans betekenen voor gezinnen om hun woning tijdig te renoveren.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 11
6. Verlaagde registratie voor een eerste gezinswoning Wanneer een gezin een onroerend goed koopt wordt dit bij notariële akte geregistreerd en moet er een “registratierecht” betaald worden. Het gewone tarief van het registratierecht bedraagt 12,5 % op de prijs van het onroerend goed, met als minimumgrondslag de normale verkoopwaarde. Dit registratierecht kan in bepaalde gevallen verminderd worden tot 6 %: bij de aankoop van een klein landeigendom, van een bouwgrond om er een bescheiden woning op te bouwen en bij de aankoop van een bescheiden woning. Door de goedkeuring van de Lambermontakkoorden zijn registratierechten echter vanaf 2002 een bevoegdheid van het Vlaamse Gewest. De Vlaamse regering heeft reeds een principieel akkoord bereikt om de registratierechten terug te brengen van 12,5 % naar 10 %. Voor bescheiden woningen zou het registratierecht nog 5 % bedragen. Bovendien zou bij de aankoop van een eerste woning een bedrag van € 12.500 vrijgesteld worden van registratierechten. Het ontwerpdecreet voorziet ook in een meeneembaarheid van reeds betaalde registratierechten, dit wil zeggen dat ze afgetrokken mogen worden van de te betalen registratierechten bij de aankoop van een nieuw woning, op voorwaarde dat de oude woning wordt verkocht. Deze meeneembaarheid is wel beperkt tot een maximum van € 12.500 aan reeds betaalde registratierechten. Omdat de verlaging van de registratierechten de kosten voor de aankoop van een eerste of andere woning voor een gemiddeld gezin draaglijker maakt, vindt de Gezinsbond dit een positieve evolutie. Ook het systeem van verworven registratierechten ondersteunen wij. Maar vermits het principe van verworven registratierechten pas bij de aankoop van een tweede woning speelt, ondersteunt deze maatregel hoofdzakelijk het mobiliteitsbeleid. Voor een gezin blijft de aankoop van een eerste woning vaak financieel nog heel zwaar, zelfs met de voorziene vrijstelling. Door de registratierechten meeneembaar te maken bij de aankoop van een tweede en volgende woning zullen wel meer gezinnen afzien van het dagelijks pendelen en verhuizen. Nochtans vraagt de Gezinsbond de verlaging van het registratierecht tot 5 % voor de aankoop van een eerste of enige gezinswoning. De motivering en verantwoording hiervoor ligt in het voeren van een naar de gezinnen toe consequent huisvestingsbeleid. In het licht van de prioriteiten van het Vlaams woonbeleid, het stedelijk beleid en het beleid inzake ruimtelijke ordening (inbreiding, renovatie en aankoop boven uitbreiding en nieuwbouw) meent de Gezinsbond dat de overheid gezinnen die een woning wensen te kopen een gelijkwaardige ondersteuning dient te geven als gezinnen die een woning wensen te bouwen. Daarom vragen wij dat simultaan met het invoeren van een verlaagd BTW-tarief voor nieuwbouw van een eerste gezinswoning (zie verder), het verlaagd registratierecht van 5 % zou worden ingevoerd voor de aankoop van een eerste of enige (verplichte verkoop van vorige) gezinswoning. Op zeer korte termijn Een voorwaarde om momenteel van het verlaagd registratietarief van 6 % (of 5 % vanaf 2002) te kunnen genieten is dat het onroerend goed dat men wenst te kopen een bescheiden kadastraal inkomen heeft. Een andere voorwaarde is dat men geen ander onroerend bezit mag hebben tenzij een woning verkregen door erfenis van ouders of grootouders. Het kadastrale inkomen van dat geërfde goed mag echter niet hoger zijn dan 25 % van het maximum van € 743,68.7 7
Er is een verhoging van het maximum toegelaten kadastrale inkomen (voor indexatie) voorzien omwille van kinderlast: € 743,68 t.e.m. 2 kinderen ten laste, € 842,84 met 3 of 4 kinderen, € 942 met 5 of 6 kinderen, € 1.041,15 met 7 of meer kinderen ten laste.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 12
In de praktijk betekent dit dat jonge gezinnen die een bescheiden woning aankopen soms voor verrassingen komen te staan en het belangrijke registratievoordeel waarop ze dachten recht te hebben niet krijgen. De Gezinsbond vindt deze uitsluiting van (vaak jonge) gezinnen die in feite nog geen enkel onroerend bezit in handen hebben en het zelf niet breed hebben (aankoop van een bescheiden woning) onterecht. Wij stellen dan ook voor dat aan deze uitsluitingen een einde wordt gemaakt. Dit kan door in de wettekst de beperking van 25 % te schrappen of (verdergaand) door een bepaling op te nemen die stelt dat de aanvrager geen andere woongelegenheid helemaal in volle eigendom of volledig vruchtgebruik mag hebben. Gedeeltelijke eigendom (bij een erfenis) is hier dus zonder bijkomende voorwaarden toegestaan. 7. Verlaagd BTW-tarief voor een eerste gezinswoning De laatste jaren zijn de prijzen van de bouwgronden enorm gestegen. Dit belet heel wat jonge gezinnen om een eigen woning te bouwen. Daarom wil de Gezinsbond al lang dat de gemeenten een meer sociaal grondbeleid voeren. Maar ook de BTW is een belangrijk instrument om de eigendomsverwerving van gezinnen te ondersteunen. Op nieuwbouw en verbouwingen in een woning jonger dan 5 jaar en op bouwmaterialen wordt een BTW-tarief geheven van 21 %. Omdat huisvesting, net als kleding en voedsel, een primaire behoefte is van elk gezin, vindt de Gezinsbond dit BTW-tarief veel te hoog. Omdat de Europese regelgeving alleen een verlaagd BTW-tarief toelaat voor sociale en daarmee gelijkgestelde woningen, pleit de Gezinsbond er voor om dit begrip ‘sociale’ woningen zo breed mogelijk te definiëren. De Gezinsbond vraagt op zijn minst de herinvoering van het verlaagd BTWtarief van 12 % op de bouw van een eerste gezinswoning, voor de eerste schijf van € 50.000 (2.016.995 BEF), met een gezinsmodulering van dit eerste bedrag. Bovendien moet ook de maximaal toegelaten oppervlakte van de woning gezinsgemoduleerd worden (per persoon ten laste een verhoging voorzien van de maximaal toegelaten oppervlakte)8. 8. De bouw- en renovatiepremie Sinds de afschaffing van de tussenkomst in de leningslast was de Gezinsbond vragende partij naar een nieuwe ondersteuning van gezinnen die een woning willen verwerven of bouwen. Vanaf 1 maart 2001 voorziet de Vlaamse regering in een bouwpremie voor de bouw van een nieuwe woning of voor het verbouwen van een bestaande woning. De premie bedraagt € 7.500 en wordt verstrekt bij de aanvang van de werken. Om ook het ruimtelijk- en milieubeleid mee te ondersteunen worden strikte voorwaarden opgelegd naar plaats, grootte en isolatie van de woning. Dit premiestelsel is echter wel van tijdelijke aard. Aanvragen dienen immers ingediend worden vóór 30 september 2002. De Gezinsbond vreest dat gezinnen na 2002 geen dergelijke ondersteuning meer zullen krijgen bij het bouwen of renoveren van hun woning. Voor de Gezinsbond is het positief dat er bij de voorwaarden voor inkomen en bouwvolume een gezinsmodulering van toepassing is. Zo mogen gezinnen hun maximale bouwvolume uitbreiden met 25 m³ per persoon ten laste, maar bovendien mogen ook 8
Verlaagd BTW-tarief van 12 % voor particuliere sociale woningen. Standpunt van de Gezinsbond, Brussel, april '96.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 13
jonge gezinnen het maximale volume uitbreiden met 50 m³ om toekomstige gezinsuitbreidingen op te vangen. De premie wil vooral de minder kapitaalkrachtige gezinnen ondersteunen in hun wil een eigen woning te verwerven. Nochtans komen gezinnen die tegen een lage rentevoet een lening aangaan bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of bij het Vlaams Woningfonds niet in aanmerking voor de premie. Minister Sauwens vond immers dat de twee “voordelen” niet gecumuleerd mogen worden. Het zijn echter juist dié gezinnen die in aanmerking komen voor een sociale lening, die ook een dergelijke premie zouden kunnen ontvangen. In principe dwingt de overheid de gezinnen dus tot het maken van een moeilijke en onterechte keuze: een goedkope lening en dus een winst op relatief lange termijn of onmiddellijke premie van € 7.500. Omdat een goed geïnformeerde bouwheer vermoedelijk kiest voor de sociale lening (die geeft immers een voordeel van ongeveer € 74.368 over 25 jaar mist de premie bovendien een deel van haar beoogde effect. Omdat de Gezinsbond van mening is dat minder bedeelde gezinnen, die het moeilijk hebben een eigen bescheiden woning te verwerven of te bouwen, extra ondersteund mogen worden, pleiten we ervoor om de maatregel die het cumuleren van een de bouwpremie met de sociale lening verbiedt, bij te sturen. Dit kan eventueel door de verkregen premie in mindering te brengen op het door het Vlaams Woningfonds of de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij toegekende bedrag zodat zogenaamd dubbel voordeel uitgesloten wordt. Bovendien vindt de Gezinsbond het ook spijtig dat waar de nieuwbouwpremie geldt in alle woonkernen, de renovatiepremie enkel van toepassing is in dertien grote steden. Zoals reeds eerder gesteld zou een beleid dat aankoop en renovatie van bestaande woningen verkiest boven nieuwbouw zeker gelijke steunmaatregelen moeten uitwerken naar renovatie toe als naar nieuwbouw. Wij begrijpen begrijpt wel dat er in vele grootsteden het woningbestand aan renovatie toe is. Maar ook buiten de steden zijn er vele woningen aan renovatie toe en kan een dergelijke premie ertoe bijdragen om het woningbestand daar te verbeteren. De Gezinsbond blijft ook vragen naar een concrete evaluatie van dit systeem van bouw- en renovatiepremies, waarbij ook uitdrukkelijk de mening van de gerechtigde en potentieel gerechtigde gezinnen gevraagd moet worden o.a. over de wenselijkheid van een maandelijkse tussenkomst in de leninglast (het systeem van de TIL) dan wel een éénmalige premie. In ieder geval pleit de Gezinsbond ervoor om ook na 2002 de ondersteuning van gezinnen bij het verwerven van een eigen woning verder te zetten. 9. De verplichte natuurrampenverzekering Geregeld wordt Vlaanderen geteisterd door overstromingen. De kosten voor herstellingswerken die gezinnen aan hun woning moeten uitvoeren omwille van de schade die het water aan hun woning heeft aangericht, kunnen hoog oplopen. De Gezinsbond vraagt daarom de oprichting van een verplichte natuurrampenverzekering ter vervanging van de bestaande tussenkomsten van het rampenfonds. Het rampenfonds dekt de bij een ramp veroorzaakte kosten immers slechts in beperkte mate. De Gezinsbond wil dat de overheid dringend werk maakt van het wetsvoorstel inzake de oprichting van een dergelijke natuurrampenverzekering, dat reeds twee jaar ter tafel ligt, maar waarvan de besprekingen muurvast zitten. Vele gezinnen zullen
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 14
immers door een dergelijke verzekering minimaal vergoed worden voor de geleden kosten.
II ONDERSTEUNING VAN GEZINNEN IN BEPAALDE GEBIEDEN De Gezinsbond is van mening dat, naast de ondersteuning van alle gezinnen, er in tweede instantie ook een positieve discriminatie mogelijk moet zijn van bepaalde gezinnen in functie van de prioriteiten van andere beleidsdomeinen die samenhangen met het woonbeleid, nl. het stedelijk beleid en het ruimtelijk ordeningsbeleid. Vanuit die optiek is een bijkomende ondersteuning van gezinnen die een woning bezitten, willen verwerven of huren in bepaalde gebieden aanvaardbaar. 1. De onroerende voorheffing op een woning in sommige steden Naar aanleiding van de hervormingen inzake onroerende voorheffing (eigen èn ambtshalve inning van de onroerende voorheffing door het Vlaams Gewest)9, kwam nogmaals duidelijk naar voren dat zowel de hoogte van de kadastrale inkomens als de hoogte van de onroerende voorheffing sterk verschilt naargelang de gemeente waarin een gezin woont. Vooral in sommige steden zijn de KI’s, ten opzichte van de woning waarop het KI slaat, hoog. Ook het percentage onroerende voorheffing dat een (groot)stad heft op het KI (de gemeentelijke opcentiemen) is hoog en dit omwille van de grote financiële behoeften van steden. Het gevolg is dat gezinnen met kinderen die in een stad wonen in een kleine of minder kwaliteitsvolle woning vaak méér onroerende voorheffing moeten betalen dan gezinnen die in een grote, nieuwe woning wonen in een plattelandsgemeente. Het is duidelijk dat een dergelijke situatie gezinnen niet aanzet om in de stad te gaan of blijven wonen. De Gezinsbond vraagt de overheid hieraan, in het kader van het voeren van een stedelijk beleid, specifieke aandacht te besteden. 2. … in de Vlaamse Rand rond Brussel In de voorbereiding van het Decreet van 9 juni 199810 wees de Gezinsbond er in de Hoorzitting in het Vlaams Parlement onder meer op dat de omschakeling van de procentuele naar een forfaitaire vermindering van de onroerende voorheffing per kind ten laste, voor gezinnen met kinderen die wonen in de Vlaamse Rand rond Brussel zou leiden tot een belangrijke verhoging van de onroerende voorheffing. Dit omwille van de zeer hoge kadastrale inkomens van de woningen in die regio. Nochtans gaat het hier vaak om bescheiden woningen bewoond door gezinnen met een bescheiden inkomen. De onroerende voorheffing, en bijkomend de hervorming van de vermindering wegens kinderlast vormt voor gezinnen met kinderen een belangrijke financiële last. Een zelfde probleem kan zich voordoen in andere welbepaalde regio’s in Vlaanderen. De Gezinsbond vraagt bij deze nogmaals aandacht voor dit specifieke probleem van grote gezinnen met bescheiden inkomen en woning in de Vlaamse Rand rond Brussel.
9
Decreet van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing. 10 Regeringsvoorstel inzake de ambtshalve toekenning van de verminderingen wegens kinderlast op de onroerende voorheffing. Standpunt en voorstellen vanwege de Gezinsbond, Brussel, februari 1998.
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 15
3. De strijd tegen verkrotting Het lage BTW-tarief van 6 % voor renovatie aan woningen ouder dan 5 jaar is een belangrijk en doeltreffend beleidsinstrument inzake huisvesting. Omdat het aanmoedigen van woonvernieuwing een zeer belangrijke instrument is om zoveel mogelijk gezinnen kwaliteitsvol te laten wonen, stelt de Gezinsbond voor om voortaan in woonvernieuwingsgebieden niet enkel voor vernieuwbouw (renovatie) maar ook voor vervangingsbouw (op eenzelfde plaats een oude woning vervangen door een nieuwe woning) het lage BTW-tarief van 6 % te laten gelden.
Tot slot Tot slot wil de Gezinsbond nogmaals het grote belang beklemtonen van eenvoudige regelgeving en toegankelijke informatie naar gezinnen toe. Deze informatieverstrekking moet verlopen langs zowel algemene kanalen (Infolijn van de Vlaamse Gemeenschap, algemeen verspreide informatiebrochures, overzichtsbrochures van alle soorten ondersteuning…) als langs zeer doelgroepgerichte kanalen (woonwinkels, éénloket-systeem, bankkantoren…). Ook de Gezinsbond zal zijn belangrijke rol van informatieverstrekker naar gezinnen toe via zijn verschillende kanalen blijven spelen. Bovendien vragen wij dat het Vlaams Woningfonds voldoende middelen ter beschikking krijgt om zijn opdrachten en doelstellingen te verwezenlijken.
Samenvatting De Gezinsbond is van mening dat woonnoden van gezinnen, gezinssituaties en vooral de evoluties hierin de basis moeten zijn van een gezinsvriendelijk huisvestingsbeleid. Daarom vragen wij dat de inkomensgrenzen bij alle maatregelen ter ondersteuning van de huisvesting van gezinnen op een dergelijk niveau worden vastgelegd dat een betekenisvol deel van de gezinnen van deze maatregelen kan genieten. Daartoe dient vooral het systeem van de verbeterings- en aanpassingspremies aangepast te worden aan de actuele noden van gezinnen. De Gezinsbond blijft het belang van gezinsmoduleringen in de verschillende reglementeringen beklemtonen. Zo vragen we dat het maximaal toegelaten inkomen om in aanmerking te komen voor huisvestingsondersteuning opgetrokken wordt met minimaal € 2.600 per persoon ten laste. Ook het verhogen van de maximaal toegelaten oppervlakte per persoon ten laste is essentieel. De Gezinsbond wil komen tot een dynamisch woonbeleid, evoluties in het gezinsleven zorgen er soms voor dat gezinnen hun huisvesting dienen aan te passen. Reglementeringen inzake huisvestingsondersteuning dienen hierop in te spelen. Daarom doen we een aantal voorstellen: de huisvestingsondersteuning dient, indien nodig, ook rekening te houden met het vermoedelijke inkomen van het jaar van de aanvraag bij specifieke gezinssituaties, zoals echtscheiding of handicap dient een afwijking van de huidige eigendomsbepaling (2 jaar voor aanvraag geen eigen woning bezitten) mogelijk te zijn ook in het geval van inkomensdalingen tengevolge van gezinsuitbreidingen of zorgsituaties dient voorzien te worden in een vangnet Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 16
gezinnen die hun woning dienen aan te passen aan gewijzigde gezinssituaties omwille van bijvoorbeeld een handicap of ouderdom, verdienen de nodige steun. Naar eigendomverwerving toe wenst de Gezinsbond: een verlaging van het registratierecht naar 5 % voor de aankoop van een eerste of enige gezinswoning een verlaging van het BTW-tarief voor nieuwbouw tot maximaal 12 % voor de eerste schijf van € 50.000 (2.016.995 BEF) en met een gezinsmodulering van dit bedrag een gelijke overheidssteun voor gezinnen die een “degelijke” woning aankopen een verlaagd BTW-tarief van 6 % voor vervangingsbouw De bouw- en renovatiepremie is slechts tijdelijk van aard. De Gezinsbond pleit voor een blijvende ondersteuning van gezinnen inzake huisvesting. Bovendien dient het verbod op het cumuleren van deze premie met een sociale lening bij bijv. het Vlaams Woningfonds herzien te worden. We blijven daarbij ook vragen naar een concrete evaluatie van het systeem van huisvestingspremies, waarbij de mening van potentieel gerechtigde gezinnen gevraagd wordt naar bijvoorbeeld de wenselijkheid van een eenmalige premie of een maandelijkse tussenkomst. Daarnaast hebben we ook aandacht voor de ondersteuning van gezinnen in de steden. Zo vragen wij specifieke aandacht voor de zeer hoge KI’s in sommige steden en de Vlaamse rand rond Brussel en dit in vergelijking met de woning waarop het KI slaat. Tot slot vragen wij dat het Vlaams Woningfonds voldoende middelen ter beschikking krijgt om zijn opdracht en doelstellingen te verwezenlijken.
_______________
Huisvestingsondersteuning - Gezinsbond, 2001 - 17