De opmars van de boer als beheerder van het cultuurlandschap Cultuurhistorisch landschapsbeheer door agrariërs, de culturele evenknie van agrarisch natuur- en landschapsbeheer, is bezig met een onstuitbare opmars. Op overheidsniveau en in het veld worden de cultuurhistorische landschapswaarden eindelijk serieus genomen. Een rondgang langs kerkenpaden, wierden, erfbeplantingen, historische boerderijen en Haagse bureaus.
Cultuurhistorisch landschapsbeheer door agrariërs is in zekere zin niets nieuws. Boeren hebben het platteland immers gemaakt tot wat het nu is door het generaties lang – vaak binnen hetzelfde bedrijf – in cultuur te brengen. In die zin zijn boeren altijd de beheerders van het cultuurlandschap geweest; en hun langdurige verbondenheid met dat landschap was en is een bron
van trots. Ook vandaag de dag geeft de boer vorm aan het cultuurlandschap, zij het dat de moderne bedrijfsvoering zijn tol eist.
Foto: Wim van der Ende
Cultuurhistorische elementen en de kenmerkende regionale verschillen in het landschap zijn vooral in de verdrukking gekomen met de opkomst van de nummer 2 • 2001
1
naoorlogse, op massaproductie gerichte landbouw. Vooral de ruilverkavelingen richtten grote verwoestingen aan: windsingels, kerkenpaden, archeologische resten, wierden en historische boerderijgebouwen werden geslachtofferd op het altaar van de vooruitgang.
historisch landschapsbeheer te verruimen. Andere aanbevelingen richten zich op vergroting en ontsluiting van kennis en op de ontwikkeling van stimulerend beleid.
Herontdekking multifunctionele taak boer Beleveniseconomie stelt eisen aan platteland Het laatste decennium groeit het besef dat het buitengebied niet alleen een productie-, maar ook een consumptiefunctie heeft. Behoud en versterking van de identiteit, kwaliteit en variëteit van het landschap vormen een belangrijk uitgangspunt; cultuurhistorische waarden spelen daarbij een prominente rol. Of, zoals André van der Zande, Directeur-Generaal van het Ministerie van lnv, het uitdrukt: “In de zogeheten beleveniseconomie zijn mensen op zoek naar vertier, naar verhalen. Er moet dus wat te beleven zijn op het platteland.” De recreërende burger eist dus een landschap dat niet alleen de behoefte aan rust, natuur en schone lucht bevredigt, maar dat ook nog eens het moede stedelijke oog streelt. Maar hoe geef je dat vorm, wie voert het uit, en wie betaalt de rekening? Oplossingsrichtingen voor die – en andere – vragen zijn te vinden in het onderzoeksrapport ‘Boeren en cultuurhistorie’, in opdracht van het Projectbureau Belvedere uitgevoerd door het Centrum voor Landbouw en Milieu (clm) te Utrecht. Het clm concludeert dat een groeiend aantal boeren belangstelling heeft voor cultuurhistorisch landschapsbeheer. Onder – vooral financiële – voorwaarden zijn ze bereid dat beheer in hun bedrijfsvoering op te nemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de voornaamste aanbeveling van het rapport oproept om de financieringsmogelijkheden voor cultuur-
2
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
André van der Zande constateert dat het onderwerp “de wind mee heeft”. De multifunctionele taak van de boer is herontdekt. Het Strategisch Akkoord van het kabinet-Balkenende sprak er vriendelijke woorden over. Maar van de wind kan je niet leven, en hier wringt hem volgens Van der Zande de schoen. Want tegenover fraaie beleidsvoornemens, waarvan we mogen hopen dat die door een volgend kabinet worden gedeeld, staat de noodzaak tot bezuinigen; en dat is een barrière voor een doortastende aanpak van het cultuurhistorisch erfgoed ten plattelande. Toch ziet Van der Zande lichtpuntjes. De begroting van lnv in het kabinetBalkenende voorzag voor het beheer van het landelijk gebied in een bedrag van H125 miljoen (“Dat zijn twee Joint Strike Fighters”, aldus de Directeur-Generaal). Vijf tot tien procent van dit bedrag stond geboekt voor cultuurhistorisch landschapsbeheer. Plus, zegt Van der Zande: “Ook Brussel beweegt in de richting van (cultuurhistorisch) landschapsbeheer.” Bovendien wordt de werkingssfeer van het Programma Beheer volgend voorjaar geëvalueerd; dan zal ook worden bekeken of cultuurhistorisch landschapsbeheer een prominentere plaats kan krijgen in de beheerspakketten, een en ander naar analogie van het concept Groene Diensten. Dat voorziet in de inschakeling van boeren in natuur- en landschapsbeheer, waardoor een bezuinigende overheid minder hoeft uit te geven aan de verwerving van grond voor natuurontwikkeling.
Creatief naar geld zoeken Zolang die plannen nog niet zijn verwezenlijkt – en de broekriem aangehaald blijft – is het zaak om op een creatieve manier geld te zoeken. Van der Zande weet dat het – deels – te vinden is in publiek private partnerships, allianties tussen overheden, boeren en ondernemers in de sfeer van recreatie en projectontwikkeling. Henk Baas, projectleider cultuurhistorie bij Landschapsbeheer Nederland, spreekt van een “impasse” in de structurele financiering van cultuurhistorisch landschapsbeheer. Wel ziet hij een aantal, meest incidentele financieringsbronnen, zoals de provincies. Zo betaalde de provincie Gelderland het behoud van een aantal grafheuvels bij particuliere grondeigenaren op de Veluwe. Ook het vsb Fonds is volgens hem genegen geld in cultuurhistorie te steken. “Al moeten we ons wel realiseren dat geldschieters eerder warm lopen voor het opknappen van het een of ander – met een officiële opening, de fanfare en pers erbij – dan voor het beheer ervan.”
Vergroten en ontsluiten kennis Geld mag veel mogelijk maken, maar kennis is macht en gebrek aan kennis kan tot problemen leiden. Vandaar dat het clm-rapport veel nadruk legt op de vergroting en ontsluiting daarvan. Daarbij valt te denken aan voorlichting, cursussen, handboeken en het opnemen van lessen cultuurhistorie in de curricula van de agrarische opleidingen. Baas pleit ervoor boeren actief te benaderen met de vraag de cultuurhistorische elementen op hun land te (laten) beheren. “Dat is een benadering die in het
reguliere landschapsbeheer zijn sporen heeft verdiend.” Daarnaast moeten kennisnetwerken voor boeren worden ontsloten. “Als ze weten waar ze met een bepaalde vraag terecht kunnen, is er een forse barrière weggenomen.” Landschapsbeheer Nederland is dan ook van plan een handboek Cultuurhistorisch Landschapsbeheer te maken voor boeren en andere gebruikers van het buitengebied. Wanneer dat klaar is? “We wachten nog op financiering”, zegt Baas gelaten. Ook Van der Zande van lnv weet wel raad met kennisvergroting en –ontsluiting. “Als we willen concurreren met Toscane hebben we niet alleen beheerders nodig die weten waar ze het over hebben. Het gaat ook en vooral om projectontwikkelaars en de makers van bestemmingsplannen: die kunnen een hoop verknoeien als ze geen benul hebben van cultuurhistorisch landschapsbeheer.” De Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Alterra, het Expertisecentrum lnv en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek zitten op een schat aan kennis over cultuurhistorie in de dagelijkse leefomgeving. “Maak dat nou eens toegankelijk voor een veel grotere groep planners, ontwerpers en ontwikkelaars”, aldus Van der Zande. Hij wordt overigens op zijn wenken bediend: de vier genoemde kennisinstituten hebben onlangs het initiatief genomen om een gezamenlijke kennisinfrastructuur te ontwikkelen. En op lokaal niveau? “Mensen in het buitengebied moeten de weg weten te vinden naar de wethouder, vooral die van Economische Zaken”, zegt Van der Zande. “Die zijn vast wel bereid te luisteren naar een cultuurhistorisch verhaal. De drama’s rond de korenwolf en zeggekorfslak hebben hun geleerd dat overleg in een vroeg stadium loont!” « Boerderij en erf dragen in belangrijke mate bij aan het streekeigen karakter. Foto’s: Wim van der Ende en Mieke van Engelen
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
3
De kracht van kennis Het rapport ‘Boeren en cultuurhistorie’ van het Centrum voor Landbouw en Milieu besteedt veel aandacht aan het vergroten en ontwikkelen van kennis over cultuurhistorisch landschapsbeheer door agrariërs. De aanbevelingen: • Bewustwording vergroten met betrekking tot cultuurhistorisch landschapsbeheer bij boeren, niet-agrarische bewoners van het buitengebied en ambtenaren. • Het volgen van een ‘bottom-up’ benadering; uitgaan van de wensen en behoeften van de bewoners van het gebied. • Stimuleren van kennisoverdracht en -ontwikkeling betreffende beheer en behoud van cultuurhistorische waarden en cultuurhistorisch verantwoord vernieuwen.
Windsingels hebben hun functie goeddeels verloren, maar geven het Groninger landschap nog steeds een eigen karakter. Foto’s: Wim van der Ende
4
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
Het Groningse wierden- en dijkenlandschap is een cultuurhistorische parel van formaat. Maar het is ook een gebied waar de tijd niet stilstaat. Jan Meijering, vanuit de provincie nauw betrokken bij het project ‘Het Hogeland opnieuw’, schetst de ontwikkelingen in het hoge noorden: “Landbouwbedrijven schakelen over van akkerbouw naar veeteelt. Dat leidt tot steeds meer en steeds grotere gebouwen, met alle consequenties van dien voor de traditionele erfbeplanting: die staat uitbreiding in de weg.” Uit welstandsoverwegingen worden nieuwe gebouwen op enige afstand van de bestaande historische schuren en daardoor vaak buiten de erfbeplanting gebouwd. “Zo’n schuur met een goothoogte van zes meter staat daar maar kaal te wezen”, zegt Meijering. “Het is geen gezicht.” Meijering en consorten gaan echter niet alleen uit van behoud, maar ook van vernieuwing. “Je houdt de boeren toch niet tegen in hun streven tot uitbreiding”,
aldus Meijering. Daarom wordt aan drie landschapsarchitecten gevraagd concepten te ontwikkelen voor een nieuwe, streekeigen erfbeplanting die rekening houdt met de wensen en behoeften van de betrokken landbouwers. Elders in het Groningse wierden( = terpen)landschap wordt het probleem van de schuren aan de wortel aangepakt. Het architectenbureau artès kreeg de opdracht om in samenspraak met een aantal boeren een viertal ontwerpen te maken voor schuren die beter passen in het regionale landschap dan de doorsnee nieuwbouwschuur die je opeens in heel Nederland aantreft. Er werd een ontwerp gemaakt voor een aangepaste standaardschuur, een multifunctionele boerenkapschuur, een moderne schuur en een duurzame boerenschuur. Een voorbeeldschuur met erfbeplanting is inmiddels gerealiseerd. In de schuur komt een expositieruimte voor bezoekers.
“We hopen dat de gedachtewisseling tussen boeren en ontwerpers aan de hand van de voorbeeldschuren in een stroomversnelling raakt, want het is vijf voor twaalf”, zegt landbouwer Harm Westers van de Agrarische Natuur- en Landschapsvereniging Wierde & Dijk. “Die expositieruimte zal zeker helpen, net als voorlichtingsbijeenkomsten met de architect en workshops van Belvedere. Maar ik denk dat de meeste boeren hier overgehaald moeten worden door een enthousiaste collega.”
Vrijwilligers de boer op In de regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, ruwweg het rivierengebied tussen Dordrecht en Vianen, gaan vrijwilligers van de Stichting Boerderij en Erf regelmatig de boer op. De vrijwilligers, die hun dorp of gemeente kennen als hun broekzak, speuren naar agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de eigenaar overweegt te stoppen of naar historische boerderijen die al in ‘burger’handen zijn overgegaan. “Die mensen zijn onze oren en ogen in het veld”, zegt Piet den Hertog, eigenaar van een adviesbureau over cultuurhistorie en leider van het project ‘Boerenerven in beeld’. “Hun eerste taak is het inventariseren van het cultuurhistorisch erfgoed in de streek”, aldus Den Hertog. Tot nu toe zijn 1500 erven in het buitengebied geïdentificeerd; dat moeten er uiteindelijk 3000 worden. “Via het netwerk van vrijwilligers kunnen we de eigenaren vervolgens op een informele manier benaderen”, zegt Den Hertog. De contactpersonen proberen de nieuwe eigenaren van historische boerderijen in een persoonlijk gesprek te enthousiasmeren voor een verantwoord verbouwingsplan. Vervolgens
Voorbeeld van een nieuwe, maar streekeigen boerenschuur in het Groningse wierdenlandschap. Foto: ARTèS Architecten
kan de stichting deskundig advies bieden. Den Hertog: “Het is niet de bedoeling dat er ‘fossiele’ gebouwen overblijven. Zeker, het gaat om monumentale panden met landschappelijke waarde. Maar we verliezen dingen als modern wooncomfort bepaald niet uit het oog.” Het ‘hogere’ doel van het project is het stimuleren van de plattelandseconomie, het sociale leven en het behoud van het bijzondere karakter van het rivierenlandschap en veenweidegebied. De weg naar dat doel is geplaveid met het vergaren van kennis en het uitventen daarvan via de directe benadering van eigenaren en een cursus ‘Bouwhistorie Boerderijen’ voor de vrijwilligers, eigenaren en de bouwwereld. Ook is er een boekje in voorbereiding over de inrichting van boerenerven.
Ook in de Beemster, een van Nederlands oudste droogmakerijen, hebben vrijwilligers de handen ineengeslagen om de verloedering van boerenerf en landschap een halt toe te roepen. “We waren er al snel van overtuigd dat we de mensen alleen mee zouden kunnen krijgen door voorlichting, kennisoverdracht en overreding”, zegt Maud Maartens van de Stichting Plattelandsvernieuwing Beemster. Daartoe organiseert de stichting niet alleen cursussen en lezingen voor plaatselijke organisaties, zoals bijvoorbeeld het Katholieke Vrouwengilde, maar wordt dit najaar ook een boekje uitgebracht over de aanleg van streekeigen erfbeplanting bij een modern boerenbedrijf of woonhuis. De kroon op het werk zijn vier tot vijf voorbeelderven die volgens de regelen der kunst worden ingericht; dat project moet in 2003 zijn beslag krijgen. «
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
5
De stimulans van regelgeving Regelgeving wordt ervaren als een knellende schoen, zoveel maakt het clm-rapport ‘Boeren en cultuurhistorie’ wel duidelijk. Toch is iedereen het er over eens dat ernstige aantasting van het cultureel erfgoed alleen te voorkomen is via het stellen van duidelijke regels over wat wel en wat niet mag. De aanbevelingen: • Continuïteit van regelgeving. • De overheid als betrouwbare partner. • Afstemming tussen verschillende ministeries en verschillende overheidsniveaus. • Stimulerende in plaats van beperkende regelgeving, deelname op vrijwillige basis. • Betrokkenheid van eindgebruikers bij het opstellen van regelgeving. • Ruimte voor ‘regiospecifieke’ invulling. Overal in het land wordt geworsteld met de bestemming van vrijkomende agrarische bebouwing. Het restrictieve beleid van het Rijk biedt weinig mogelijkheden om andere dan agrarische activiteiten uit te oefenen in zulke gebouwen. En ondanks het feit dat er in ‘Den Haag’ druk wordt nagedacht over de manier hoe niet-agrarische ondernemers de ruimte kunnen krijgen in het buitengebied, lijken regionale en/of plaatselijke initiatieven althans voorlopig de meeste zoden aan de dijk te zetten.
van Rijk, provincie, gemeenten, Kamers van Koophandel, boeren- en milieuorganisaties – die kort gezegd als opdracht had het verlies aan vitaliteit op het platteland tegen te gaan.
Ontwikkelingsgerichte planologie “We zaten met een restrictieve plattelandsplanologie”, aldus Van der Does. “Het was aan ons om te signaleren dat de stap naar een ontwikkelingsgerichte planologie gezet moest worden.” De werkgroep ging in mei 1998 aan de slag; krap twee jaar later rolde het eindrapport van de pers. Dat rapport schetst een planologisch model waarin het vergroten van de economische vitaliteit hand in hand gaat met de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. “Een win-wincombinatie”, zegt Van der Does. Het model bevat een lijst van een kleine 80 kleinschalige bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in voormalige agrarische gebouwen. “Zolang het niet stinkt, geen stof veroorzaakt en geen extra verkeer aantrekt, is het in principe toegestaan”, zegt Van der Does. Enkele
tientallen bedrijven hebben tot nu toe gebruik gemaakt van de regeling: computerbedrijfjes, kunstateliers, theeschenkerijen en zeefdrukkers, om er een paar te noemen.
Tegenprestatie Maar ook in Zeeland gaat voor niets de zon op. De bedrijven hebben alle een privaatrechtelijk contract met de gemeente moeten tekenen, waarin zij zich verplichten te investeren in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie. Uitgangspunt voor deze investering vormen de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van het gebied. Als ondernemers niet willen investeren in het landschap, wacht hen vestiging op een bedrijventerrein. Een andere voorwaarde is dat het betrokken bedrijf kleinschalig van aard blijft. Dat investeren in het landschap, wat betekent dat eigenlijk? Volgens Van der Does gaat het er vooral om dat aan te leggen natuur- of landschapselementen op of aansluitend aan het erf in het bestaande landschap passen. Voorts verplichten ondernemers zich voorzieningen aan bebouwing en erf te treffen die gericht zijn op “kwalitatieve verbetering van het uiterlijk aanzien”.
Cees van der Does van de provincie Zeeland kan er over meepraten. Hij was lid van de Werkgroep Nieuwe Economische Dragers van het Zeeuwse project ‘Vitaal Platteland’. Die werkgroep was een breed samengestelde club – met vertegenwoordigers Kleinschalige bedrijvigheid in voormalige agrarische gebouwen in het Zeeuwse ’s-Heerenhoek. Foto: Willem Mieras
6
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
Met andere woorden: een verbouwing is ok, maar het moet er wel mooier op worden. Een derde verplichting betreft de sloop van bestaande gebouwen; die mag slechts onder stringente voorwaarden plaatsvinden. De kosten van een en ander blijven overigens binnen de perken: het gaat volgens Van der Does om vier tot vijf procent van de ozb-waarde. Dit alles betekent niet dat het Zeeuwse platteland zal veranderen in een groene gordel van theeschenkerijen en it-bedrijven. Integendeel, ook de landbouw krijgt alle ruimte. Het planologisch model voorziet in verruiming van nevenactiviteiten van boeren, vooral in de recreatieve sfeer.
Antieke bestemmingsplannen Ook in het gebied Alblasserwaard/Vijfheerenlanden (zie kader ‘De kracht van kennis’) houdt men zich bezig met het openbreken van het korset aan regelgeving, al gaat het daar meer om het bewerken van de overheid door de Stichting Boerderij en Erf. “Als we een eigenaar van een pand eenmaal zo ver hebben dat hij verantwoord wil verbouwen dreigen we vaak vast te lopen in een moeras van regelgeving”, verzucht Piet den Hertog. “Het is bijvoorbeeld heel frustrerend als je stuit op bestemmingsplannen van generaties geleden.” Die plannen moeten officieel eens in de 10 jaar worden aangepast, maar bij veel gemeenten komt het er gewoon niet van. “We helpen de eigenaar zich een weg te banen door dat moeras”, zegt Den Hertog. “En we zijn met de gemeenten in gesprek over het tijdig en zinvol aanpassen van hun bestemmingsplannen.” «
De macht van het geld Kennisontwikkeling, soepeler regelgeving – het zijn belangrijke elementen in het cultuurhistorisch landschapsbeheer door agrariërs. Maar uiteindelijk gaat het toch om de bottom line: wie gaat het betalen? Het clm-rapport ‘Boeren en cultuurhistorie’ besteedt terecht veel aandacht aan de financiële kant van de zaak. De aanbevelingen: • Beloning voor geleverde cultuurhistorische beheersdiensten verdient de voorkeur boven het geven van subsidies. • Beheersvergoedingen moeten niet alleen voor boeren gelden, maar ook voor niet-agrarische eigenaren/beheerders in het buitengebied. • De prijs voor cultuurhistorische ‘producten’ moet marktconform en inkomensvormend zijn en kunnen concurreren met intensivering van de voedselproductie. • Cultuurhistorisch beheer moet worden gezien in samenhang met het landschap en zijn identiteit als geheel. Een financiële stimulans moet dus niet alleen plaatsvinden op lokaal niveau, maar ook in een groter gebied. • Financiële maatregelen moeten op lange termijn zekerheid bieden als inkomstenbron. • Contracten moeten keuzevrijheid bieden en administratief niet te ingewikkeld zijn. • Er moet één loket komen voor technisch advies, informatie over regelgeving en vergoedingen. Wie zich bezighoudt met cultuurhistorisch landschapsbeheer komt uiteindelijk vanzelf terecht bij Jan Huijgen, eigenaar van de Eemlandhoeve bij Bunschoten en zelfbenoemd “missionaris van prachtige landschapswaarden”. Over de hoeve zelf
is genoeg gepraat en geschreven: de ecologische rundveehouderij, de ecowinkel, de educatieve programma’s, de “ontmoetingsruimte voor mensen met hun eigen agenda”, de trainingen in het buitengebied voor beleidsmakers, bestuurders, bedijfstypes en boeren – ze zijn al zo vaak bezongen dat we er aan voorbij kunnen gaan. Ons gaat het om het slijk der aarde: waar haalt Huijgen het geld vandaan? Van Huijgen, Wagenings ingenieur en filosoof, mag je verwachten dat hij eerst de diepte ingaat. “Boeren moeten de schakelaar omzetten. Het gaat
Op de Eemlandhoeve kalveren de koeien nog in de wei. Ook als het een zware bevalling is. Foto: Arjen Gerritsma
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
7
op het platteland niet langer alleen om agro-business, het gaat om countryside business”, doceert hij. “Je praat over zaken als productontwikkeling, marketing, contracten om je groene diensten te bedenken, te verkopen en te financieren.” Zo’n omschakeling is “urgent en biedt op dit moment de beste kansen voor het platteland”. Daar is Huijgen zeker van. Het begrip countryside business zal bij menigeen de haren recht overeind doen staan. Het ruikt naar waxjassen, peperdure rubberlaarzen, beschaafde fourwheel drives, golftassen en, aan de andere kant van het spectrum, naar super-achtbanen en patat met mayonaise. Huijgen is zich daarvan bewust, maar heeft wat anders op het oog. “Ik heb het niet over golfbanen, boerderettes of pretparken”, zegt hij. “Het gaat om groene diensten die recht doen aan de waarden van het cultuurlandschap en die de band tussen stad en platteland versterken en ook voor economische herwaardering zorgen.” Cultuurhistorisch landschapsbeheer betreft het landschap in zijn geheel, dus niet alleen de boerderij en het erf, maar ook de verkavelingspatronen, vliedbergen, kerkenpaden, knotwilgen, wielen, graften, e.d. Foto’s: Wim van der Ende en Mieke van Engelen
8
belvedere nieuws | boeren en cultuurhistorie
Wil je deze waarden opnieuw tussen de oren krijgen, dan moet je met jongeren aan de slag. Jongeren vormen daarom een belangrijke doelgroep voor de Eemlandhoeve. “Ze moeten betrokken raken bij het platteland”, aldus Huijgen. Daarom heeft hij een lesprogramma over milieu-educatie voor basisscholen in de aanbieding, waarvoor hij een contract heeft gesloten met de gemeente Bunschoten. De gemeente financiert ook – op projectbasis – een programma voor leerlingen in het voortgezet onderwijs, dat honderden leerlingen naar de Eemlandhoeve voert om ingewijd te worden in de streekwaarden.
De boer als belangenmakelaar Huijgen ziet de financiering van zijn projecten als een veelkleurig palet. Hij heeft net een rapport geschreven over de private en publieke financiering van groene diensten voor de directie Noord-west van het Ministerie van lnv. Hij klopt net zo makkelijk aan bij
zijn eigen gemeente als bij de plaatselijke Rabobank, het bedrijfsleven, een Vinex-locatie, het waterschap, de provincie en het Programma Beheer van de nationale overheid. Daarbij probeert hij, zoals het een countryside businessman betaamt, zijn risico’s zoveel mogelijk te spreiden. “Je moet streven naar co-financiering”, zegt Huijgen. “Het is belangrijk dat je deelbelangen van de afzonderlijke private en publieke partijen bij elkaar brengt.” De boer als belangenmakelaar? “Zo kun je het zien. In het belang van het kostbare schaarser wordende platteland. Als je eenmaal het vertrouwen van je partners hebt, gaat het balletje rollen.” Op de Eemlandhoeve zijn de zaken nu min of meer op orde. Huijgen zou Huijgen niet zijn als hij zijn blikveld niet alweer aan het verruimen is. “Rond de boerderij werkt het, nu moeten we verder”, zegt de man die zichzelf niet ziet als idealist, maar als iemand “die visie aan daadkracht koppelt”. De volgende stap is het betrekken van meer boeren in zijn plannen om het cultuurhistorisch landschap te beheren. Huijgen is druk doende met de oprichting van een Coöperatie voor Plattelandsontwikkeling en Groene Diensten – Coöperatie Stadteland genoemd – een traditionele organisatievorm voor boeren, maar met een hypermoderne organisatievorm en doelstelling, waaraan de vestiging van een demonstratiebedrijf plattelandsontwikkeling (dpo) een belangrijke bijdrage moet leveren. En de financiering van dit ambitieuze project? Huijgen, bescheiden: “We zijn in onderhandeling met lnv en met de verschillende stad-land regio’s waar we de coöperatie willen oprichten.”«
Tekst: Roland de Ligny • Ontwerp: De Rotterdamsche Communicatie Compagnie • Druk: Drukkerij De Eendracht, Schiedam