Huisartsopleiding UMCG
Differentiatiemodules
September 2007
Inhoud:
Inleiding
pag.
2
Wetenschappelijk Onderzoek
5
Medisch onderwijs
7
Beleid en Beheer
9
Verloskunde voor huisartsen
13
De plattelandspraktijk
15
Sportgeneeskunde
18
Psychologie in de huisartspraktijk
21
1
Differentiatiemodules in de huisartsopleiding UMCG
Uitgangspunten Alle aios die de huisartsopleiding in het UMCG volgen, kiezen een differentiatiemodule. Deze keuze wordt gemaakt uit de differentiatiemodules die de afdeling huisartsopleiding UMCG aanbiedt. Door het volgen van een dergelijke module krijgt de aios beter zicht op de eigen voorkeuren en kwaliteiten binnen het terrein van de huisartsgeneeskunde; daarmee komt de aios in een betere positie om tijdens de latere beroepsuitoefening te kiezen voor een 'echte' differentiatie zoals die binnen de NHG kaderopleidingen worden aangeboden. Een eventuele toekomstige differentiatie wordt per definitie naast/ geïntegreerd met de zorg voor patiënten bedreven; daarom bieden wij de differentiatiemodules aan tijdens de tweede opleidingsperiode in de huisartspraktijk, met uitzondering van de module actieve verloskunde. De aios raakt op deze wijze vertrouwd met het combineren van verschillende activiteiten. Bovendien biedt deze constructie gelegenheid de expertise van de hao's optimaal te benutten.
Logistiek De keuze voor een differentiatiemodule maakt de aios in de eerste helft van jaar 2. De aios ontvangt beknopte schriftelijke informatie over alle modules; na twee weken bezoeken de coördinator van het derde jaar en de organisator onderwijs de aios voor beantwoording van eventuele vragen. Daarna kunnen de aios drie voorkeuren met rangorde opgeven en zal de beschikbaarheid van plaatsen de toewijzing bepalen. Bij de indeling voor de tweede opleidingsperiode in de huisartspraktijk wordt de keuze voor een differentiatie meegewogen. De module kost zowel tijd van het cursorisch onderwijs als van de stage tot een maximum van 3 mnd stage en 8 dagen cursorisch onderwijs; het tijdsbeslag zal per module kunnen verschillen. Daar elk kwartaal aios beginnen met de tweede opleidingsperiode in de huisartspraktijk, treden elk kwartaal nieuwe aios toe tot de 'modulegroep'; deze heeft dus een 'cineac samenstelling' (er komen mensen bij, er gaan mensen af). De module wordt begeleid door een duo bestaande uit een 2
expertstaflid en een expertopleider, maar bij ontwikkeling en uitvoering van de module zijn meer stafleden en hao’s betrokken. De module actieve verloskunde zal als enige worden aangeboden als blok van drie maanden, te starten in maart en september. Deze module wordt daarom direct aansluitend op het tweede jaar gepland, of zo nodig een kwartaal eerder. De verloskunde module blijft ook beschikbaar voor huisartsen, voor aios van andere opleidingen en als alternatieve stage tijdens het tweede jaar voor wie daar recht op heeft na overleg met de tweedejaarscoördinator. In dit laatste geval doet de aios in het derde jaar nog een andere differentiatiemodule.
Inhoud Het afdelingsaanbod bestaat vooralsnog uit 7 modules, te weten: - wetenschappelijk onderzoek, - medisch onderwijs, - beleid & beheer, - actieve verloskunde, - plattelandspraktijk, - sportgeneeskunde, - psychologie in de huisartspraktijk. De inhoud wordt ontwikkeld/geselecteerd door een of meer stafleden en huisartsopleiders en zal (ook hier weer afhankelijk van de module) kunnen bestaan uit stages, cursorisch onderwijs binnen de afdeling of via externe instellingen. Binnen de gekozen module heeft de aios een zekere ruimte voor eigen invulling. Naast individuele activiteiten bevat de module groepsactiviteiten. De module wordt afgerond met een toetsbaar eindprodukt, dat aan 2 andere stafleden/hao's ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Cursorisch onderwijs In de eerste maand van het eerste kwartaal worden voor de startende aios twee dagdelen gereserveerd voor intern cursorisch onderwijs. Deze dagdelen 3
dienen voor kennismaking met de inhoud van de modules, waarbij de aios de opdracht krijgt om op grond van deze kennismaking, op grond van literatuur en wellicht een stagedag of excursie, een Individueel OpleidingsProgramma (IOP) te schrijven. Viermaal per jaar, te weten in week 11 van elk kwartaal wordt, een gehele dag intern cursorisch onderwijs (op de afdeling dus) aan de differentiatiemodule besteed. Deze synchronisatie in tijd en plaats maakt uitwisseling tussen de modules en module-overstijgend onderwijs mogelijk. Echter het grootste gedeelte van deze dag zal door de betrokken modulebegeleiders (stafleden, hao’s en eventuele externe docenten) aan het eigen modulespecifieke programma besteed kunnen worden. Tijdens deze dag presenteren de afzwaaiende aios (4e kw) hun werkstukken, toetsbare eindprodukten; leggen de startende aios (1e kw) hun IOP voor en verzorgen de overige aios (2e en 3e kw) een onderwijsbijdrage. Op deze dagen is ruimte voor het bespreken van reflectie- en observatieverslagen; ook kan relevante literatuur gerefereerd worden. Voorbeeld van een mogelijke indeling voor deze dag: 9.30 – 10.30 onderwijsbijdrage aios 3e kwartaal 10.30 – 11.30 onderwijsbijdrage aios 2e kwartaal 11.30 – 12.30 presentatie IOP aios 1e kwartaal 13.30 – 15.30 16.00 - …
presentatie eindprodukten 4 kw aios uitwisseling
Naast dit intern cursorisch onderwijs kunnen de modulebegeleiders nog maximaal 3 dagen of 6 dagdelen intern dan wel extern cursorisch onderwijs plannen. Dit wordt in tegenstelling tot het voorgaande niet centraal geregeld.
4
Wetenschappelijk Onderzoek
Doel: Het zelfstandig ontwerpen en uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek in de (eigen) huisartspraktijk. Gedurende het derde jaar van de huisartsopleiding kan ± 3 maanden besteed worden aan het opzetten en uitvoeren van het onderzoek. Dit houdt in dat in principe per week ongeveer 1½ dag beschikbaar is voor het onderzoek. In de praktijk zal de tijdsbesteding echter wisselend zijn afhankelijk van het type onderzoek dat wordt uitgevoerd. De begeleiding van het onderzoek vindt plaats op individuele basis door een tweetal begeleiders, huisarts en methodoloog (Wout Meyboom + Henk Bosveld, of Jan Schuling + Klaas Groenier). De eerste maand van het derde jaar worden acht dagen besteed aan de voorbereiding van het onderzoek, uitmondend in een uitgewerkt onderzoeksplan (het z.g. proefverslag) en een presentatie te houden op één van de onderzoekers bijeenkomsten van de disciplinegroep Huisartsgeneeskunde. Programma: Dag 1 Brainstormen in de groep onderzoekers over het onderwerp en vraagstelling van het onderzoek. Dag 2 Zoeken naar relevante literatuur en het archiveren ervan in Reference Manager. Dag 3 Presenteren van de resultaten van het literatuuronderzoek en formuleren van de definitieve vraagstelling. Dag 4 Voorbereiden van de opzet van het onderzoek. Dag 5 Bespreking van de uitgewerkte onderzoeksopzet. Dag 6 Schrijven van het proefverslag. Dag 7 Bespreking van het proefverslag. Inleiding mondelinge presentatie en het maken van grafieken d.m.v. PowerPoint. Dag 8 Voorbereiding presentatie onderzoeksopzet. Werken aan protocollen, resp. vragenlijsten. Gedurende de uitvoering van het onderzoek zullen na ± 6 maanden 3 keer twee dagen besteed worden aan technieken van gegevensverwerking met SPSS en onderwerpen uit de statistiek (beschrijvende statistiek, principes 5
van statistische toetsen, betrouwbaarheidsintervallen en eenvoudige multivariate statistiek) voortbordurend op de eerder in de opleiding aan de orde gekomen eenvoudige statistische technieken. Het onderzoek wordt afgerond door het schrijven van een scriptie (het z.g. Huisarts Geneeskundig Verslag) en het houden van een mondelinge presentatie van de resultaten op één van de onderzoekers bijeenkomsten van de disciplinegroep. Contactpersoon: Klaas Groenier
6
Medisch onderwijs In toenemende mate zijn huisartsen betrokken bij uiteenlopende onderwijsactiviteiten zoals bij- en nascholing, onderwijs aan assistenten en praktijkondersteuners, of als coach van medisch studenten, begeleider van co-assistenten of zelf als huisartsopleider. De differentiatiemodule medisch onderwijs biedt aan de aios de mogelijkheid zich hierop voor te bereiden en komt tegemoet aan de wens van de aios om onderwijsactiviteiten te (blijven) combineren met de opleiding. De volgende doelen zijn gedefinieerd: de aios is na deze module in staat om 1. minimaal vier vormen van medisch onderwijs te onderscheiden en de kenmerken ervan te weten (bijvoorbeeld: grote groep/kleine groep / één op één onderwijs / opdrachtvorm, workshopvorm, e-learning, enz, enz.) 2. een tweetal vormen van onderwijs op beginnersniveau te gebruiken 3. binnen één onderwijsvorm een eigen onderwijssessie te ontwerpen en te ‘geven’ 4. een effect-evaluatie of een toets van één onderwijsvorm te ontwikkelen en te gebruiken, incl. de interpretatie van de resultaten van de evaluatie/toets. 5. de eigen rol als docent te kunnen beschrijven: de sterke en minder sterke kwaliteiten van het eigen optreden als docent en op basis hiervan een ontwikkelingsdossier aanleggen en bijhouden. Globale inhoud Intern cursorisch onderwijs 6-8 terugkomdagdelen Thema’s: - Leren van volwassenen - Doel versus vorm - Toetsing - Evaluatie en effect - Transfer van het geleerde naar de praktijk - Werken met opdrachten - Presentatietechniek, gebruik van media - E-learning, gebruik van Nestor
7
Extern cursorisch onderwijs Excursies (skillslab bijv.) Cursus- of congresbezoek Stagemogelijkheden - Meehelpen met voorbereidingen Breedenburg- of Texelcursus, Drentse Nascholing of andere nascholingsactiviteiten - In praktijk onderwijs geven aan collegae en/of assistentes en bijv. maken van protocollen en deze implementeren - Nascholing maken bijv. binnen Wenckebach Instituut bijv. OHK, KNO, etc - Coachrol G2010 - Tutorrol G2010 - Vaardighedendocent G2010 - Co-assistenten (groeps)begeleider - Curriculum ontwikkelaar huisartsopleiding - Evaluator bij huisartsopleiding of bij G2010 - Congresvoorbereider NVMO (Nederlandse vereniging voor medisch onderwijs) - Participeren in onderzoek van medisch onderwijs, publiceren in TMO (NB bijv. ook over deze module!) In deze module is ruimte voor een persoonlijke invulling van de inhoud, voor een echt individueel opleidingsplan(I.O.P.). Op de terugkomdagdelen zullen de uiteenlopende ervaringen worden uitgewisseld en voorts zullen algemene onderwijskundige thema’s centraal staan. Contactpersoon: Peter Boendermaker
8
Beleid en Beheer Nieuwe regelgeving en organisatorische veranderingen in de huisartsenzorg vragen om huisartsen die als adviseur, consulent of docent specifieke deskundigheid kunnen leveren. Tijdens deze differentiatiemodule kunnen de deelnemende aios kennismaken met onderwerpen binnen dit kader. Inhoud De module bestaat uit zes thema’s, drie stages en twee kwaliteitsprojecten. Deze thema’s, die deels als workshop worden gegeven, staan hieronder uitgewerkt. Strategie en beleid De huisartsenzorg is aan veranderingen onderhevig. Denk aan de huisartsenposten, de opkomst van de DBC’s, de directe toegankelijkheid voor de fysiotherapeuten, het ontstaan van grotere samenwerkingsverbanden, e.d. Welke ontwikkelingen zijn een kans, waarop moet actie op worden ondernomen? Op basis van welke overwegingen kies je voor een bepaalde strategie (SWOT analyse) en hoe werk je deze uit in concrete doelstellingen? Een belangrijk hulpmiddel daarbij is het opzetten van een jaarplan waarin de strategie en doelstellingen voor het komende jaar worden uitgezet. Algemeen doel: De aios kan een visie ontwikkelen voor de praktijk en een jaarplan maken om die visie in de praktijk vorm te geven. Samenwerken en leidinggeven Een huisartsenpraktijk is veelal een samenwerkingsvorm waarin de hiërarchie ontbreekt. Het is een ‘platte’ organisatie waar alle maatschapsleden gelijkwaardig zijn. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met gelijke rechten en plichten van de maten. De maten moeten gezamenlijk tot besluitvorming komen. Dat vereist dat er aandacht wordt gegeven aan de horizontale samenwerking. Maar de huisarts is ook leidinggevende. Enerzijds moet hij in staat zijn om goed met assistentes, praktijkverpleegkundigen en POH’s samen te werken en anderzijds moet hij hen kunnen aansturen. Veel huisartsen blijken omzichtig of impliciet te managen. Een goede samenwerker en leidinggevende is echter in staat om de verwachtingen tussen hem, de maten en het personeel, over en weer, te expliciteren.
9
Algemeen doel: De aios heeft inzicht in de belangrijkste mechanismen die bepalend zijn voor de samenwerking binnen een praktijkorganisatie en begrijpt de belangrijkste principes van het leidinggeven. Personeelsbeleid Een goed lopende huisartsenpraktijk vergt personeel met voldoende bekwaamheid om de werkzaamheden adequaat uit te kunnen voeren. Naast een juiste selectie van personeel is ook voortdurende begeleiding en aansturing nodig. Concreet gaat het daarbij om vragen als: 'hoe wordt het werk ingedeeld?' en 'wie doet welke taken?'. Maar ook: ‘hoe corrigeer je als dat nodig is?’ ‘hoe kan een huisarts zijn personeel betrokken en gemotiveerd houden?’ Algemeen doel: de aios kan personeelsbeleid ontwikkelen (en uitvoeren) op het gebied van de in-, door- en uitstroom van personeel (assistenten, praktijkondersteuners, praktijkmanager). Praktijkorganisatie en besluitvorming De huisarts heeft de taak de dagelijkse werkzaamheden zo in te richten, dat de werkdruk hanteerbaar blijft. Dat betekent een efficiënt georganiseerde huisartsenpraktijk met een duidelijke taakverdeling, adequate afstemming en besluitvorming. Algemeen doel: de aios is op de hoogte van de basisprincipes van de praktijkorganisatie, waaronder taakverdeling en taakdelegatie, efficiënt vergaderen en het nemen van besluiten. Onderhandelen en conflicthantering Goede onderhandelingsvaardigheden vormen belangrijk gereedschap voor iedere huisarts. De uitdaging luidt: hoe bereik ik wat ik wil zonder de relatie met de andere(n) te schaden? In deze module worden stap voor stap de spelregels en de fasering van het onderhandelen behandeld. Anticiperend op de ontwikkelingen in de huisartsenzorg, wordt aandacht besteed aan de specifieke onderhandelingen die de huisarts als ondernemer met de zorgverzekeraar moet gaan voeren. Algemeen doel: de aios kan in gesprekssituaties waarbij sprake is van belangentegenstellingen inhoudelijk goede resultaten bereiken met behoud van een professionele relatie.
10
Kwaliteitsbeleid Nascholing alleen is geen garantie voor kwalitatief goede zorg. Om een kwaliteitsbeleid in de huisartspraktijk te voeren zijn naast voldoende kennis en vaardigheden ook een goede organisatie en een goede taakdelegatie vereist. Algemeen doel: de aios weet welke factoren bijdragen aan een kwaliteitsbeleid en kan deze sturen. De aios weet de kwaliteit ven de geleverde zorg in de praktijk te optimaliseren. Zij of hij weet welke indicatoren geschikt zijn het niveau van de geleverde zorg in de eigen praktijk te meten. Stages Tijdens de module B&B worden drie stages doorlopen. Twee stages vinden plaats in een huisartspraktijk, de derde bij een instelling die ‘huisartsondersteunend’ werkt. Gezien de korte duur van de stages (een dag per stage) is het zaak om gericht kennis te nemen van hetgeen te leren valt. De aios geeft tevoren aan welke aspecten van de organisatie door haar of hem zullen worden bekeken en wat de reden was om voor juist die praktijken te kiezen. Voor de derde stage kiest de aios een instelling uit die een functie bij de ondersteuning van de huisartspraktijk, een thuiszorgorganisatie, een Ros, een huisartsenlaboratorium ed. Na afloop van elke stage maakt de aios een verslag waarin de verworven leermomenten beknopt zijn weergegeven. Algemeen doel: De aios kan zelfstandig organisatieaspecten in en rond de huisartspraktijk onderzoeken en kan de bevindingen van dat onderzoek beknopt weergeven. Kwaliteitsprojecten Een goede organisatie van de huisartspraktijk kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van het primaire proces, de patiëntenzorg. Denk daarbij aan het implementeren van richtlijnen, maar denk ook aan voorlichting, samenwerking en delegeren. Een kwaliteitsproject kan worden omschreven als een verbeterproject, gericht op de kwaliteit van zorg, waarbij voldaan wordt aan een vijftal SMART criteria. Het uitvoeren van twee kwaliteitsprojecten is onderdeel van de differentiatie module B&B. Het ene vindt plaats in de opleidingspraktijk, het andere project kan gericht zijn op samenwerking met andere hulpverleners op praktijk-overstijgend 11
niveau. De projecten worden in samenwerking uitgevoerd door twee aios (indien mogelijk). Algemeen doel: De aios leren hoe een verbetering in de kwaliteit van zorg in de huisartspraktijk kan worden georganiseerd en ervaren welke valkuilen zich daarbij voordoen. De aios leert bij het ontwikkelen en uitvoeren van deze projecten samen te werken. De aios kan adequaat (zowel schriftelijk als mondeling) verslag doen van het proces en de resultaten. Tevens bestaat de mogelijkheid om het tweede project uit te voeren op praktijkoverstijgend niveau. Bij zijn keuze kan de aios naast zijn eigen voorkeur zich laten inspireren door de huisartsopleider of huisartsondersteunende organisaties (instellingen als Elann en Progez). Voorwaarde is dat de organisatorische kant van huisartsenzorg in de eersteen tweedelijn zorg centraal staat. Een aantal voorbeelden: • Hoe kan je in HAGRO verband de huisartsgeneeskundige zorg in het verzorgingshuis verbeteren? Maak een plan van aanpak. • Hoe zet ik een HOED of ander samenwerkingsproject van huisartsen op? • Binnen mijn toekomstige praktijk zou ik graag eerstelijns bedden in het verzorgingshuis hebben , hoe start ik zoiets op , aan welke voorwaarden zou een dergelijke opvang moeten voldoen? • Hoe organiseer ik differentiatie in mijn als duo en solistisch werkzame HAGRO. Welke organisatorische en financiële implicaties heeft dat? • Hoe organiseer ik ‘ketenzorg’ of ‘transmurale DBC’? De aios voeren de kwaliteitsprojecten uit in samenspraak met de modulebegeleider. Het kwaliteitsproject is goed afgesloten wanneer het verslag is goedgekeurd door de modulebegeleiding.
Contactpersoon: Albert Nijland
12
Verloskunde voor huisartsen Voor wie: Voor artsen in opleiding tot huisarts en geregistreerde huisartsen. Doel: Toekomstige verloskundig actieve huisartsen de mogelijkheid geven een deskundigheidsniveau te bereiken, waarmee goede eerstelijns verloskundige zorg geleverd kan worden. Wanneer: 2x per jaar (per 1 maart/per 1 september) Waar: - UMC Leiden, afdeling Huisarts- en Verpleeghuisgeneeskunde - UMC Groningen, disciplinegroep Huisartsgeneeskunde - 2e, 3e lijns verloskundige klinieken en verloskundige praktijken, waar mogelijk in eigen regio Certificering: Het met goed gevolg doorlopen van de module ‘Verloskunde voor Huisartsen’ leidt tot toekenning van het deskundigheidcertificaat ‘Verloskundig Actieve Huisarts’ Duur: 3 maanden, waarvan 12 terugkomdagen en 13 weken externe leerwerkperiode. Het merendeel van deze perioden zal gewerkt worden in de eerstelijns verloskundige praktijk. Inhoud onderwijsprogramma: Theoretisch onderwijs: - Preconceptie advies - Inschrijving nieuwe zwangere en eerste risicoselectie - Prenatale, natale en postpartum zorg voor moeder en kind met risicoselectie en verloskundig en neonataal beleid - Spoedeisende verloskunde - Capita selecta - Perinatal audit sessies 13
- Verloskundige registraties, verloskundig vademecum - Verloskundige samenwerkingsverbanden Vaardigheidsonderwijs: - Lichamelijk onderzoek bij zwangeren - Normale en gecompliceerde baring - Spoedeisende verloskunde Externe leerwerkperioden: - Praktisch onderwijs in alle facetten van de eerstelijns verloskunde - Kennismaking met voor de eerstelijns verloskunde relevante deelspecialismen Wat wordt er van de kandidaten verwacht: - Parate verloskundige en algemene basiskennis op artsexamenniveau. - Minimaal 2e jaars huisartsopleiding - Parate, in de huisartsopleiding verworven, kennis en vaardigheden op het gebied van communicatie, consultvoering, anamnese, lichamelijk onderzoek en samenwerking. - Constructief kritische instelling Contactpersoon: Joke Koelewijn
14
DE PLATTELANDSPRAKTIJK. Inleiding In de Dikke van Dalen staat platteland omschreven als : dunbevolkt gebied. Een plattelandspraktijk is een huisartsenpraktijk in een dun bevolkt gebied. Andere kenmerken van een plattelandspraktijk zijn : • er is geen ziekenhuis binnen een straal van 10 km. • het praktijkgebied heeft een grote oppervlakte. • het betreft een stabiele populatie. Een apotheekhoudende praktijk alsook een praktijk met actieve verloskunde vormen per definitie een plattelandspraktijk. Soms is er sprake van een plattelandspraktijk in een “kern-dorp” met een aantal kleinere “satellietdorpen”. Doel Inzicht en bekwaamheid ontwikkelen met betrekking tot de wezenlijke kenmerken van de plattelandspraktijk, te weten contekstgeneeskunde, de positie van de huisarts en diens naasten in deze gemeenschap en specifieke medisch/ organisatorische aspecten. Inhoud De module richt zich op een 4-tal inhoudsgebieden : 1. contextgeneeskunde Voor de huisarts is de context van de patiënt een belangrijk gegeven in zijn hulpverlening aan patiënten. Het kenmerkende van de plattelandspraktijk is dat er weinig migratie is in de patientenpopulatie en meestal veel familieverbanden. De huisarts is meestal goed op de hoogte van wat er speelt in de kleine gemeenschap , en kent de sociale verbanden. Bij dit onderdeel leert de aios het belang van de context van de patiënt te zien in relatie tot ziekte en gezondheid. Daarnaast leert de aios de informatie die hij heeft te gebruiken in zijn contact met de patiënt. 2. de positie van de huisarts en zijn gezin kleine gemeenschap De huisarts die kiest voor een praktijk op het platteland , is minder anoniem dan zijn collega die kiest voor een stadspraktijk. Ook zijn gezin heeft daar rekening mee te houden. Denk aan roddels over jou zelf en je gezin , het aangesproken worden in de winkel etc. 15
Anderzijds krijgt de plattelandsarts zelf en via zijn gezinsleden allerlei info over zijn patiënten , denk aan het verenigingsleven , de school etc. Bij dit onderdeel leert de aios zich realiseren wat dat voor hem en zijn gezin betekent. 3. medisch-technische vaardigheden De plattelandsarts doet gemiddeld meer diagnostische en therapeutische verrichtingen dan andere huisartsen. Denk bijv. aan injectie-technieken, oogboren, vasectomie, spataderen behandelen, schouderluxaties, ECG lezen , saturatiemeter, spirometrie etc. Verklaring hiervoor is dat de afstand tot het ziekenhuis groter is en patiënten van het platteland deze reis liever niet maken. 4. apotheek. Hoewel het aantal apotheekhoudende huisartsenpraktijken in de toekomst verder zal afnemen , is de apotheek toch een van de kenmerken van een plattelandspraktijk. Maar liefst 42 van onze opleiders heeft een apotheekhoudende huisartsenpraktijk. Het runnen van een apotheek vereist specifieke kennis en vaardigheden, met name organisatorische bekwaamheid. Bij dit onderdeel leert de aios welke zaken komen kijken bij het runnen van een apotheek.
Uitvoering van de module Cursorisch onderwijs De onder 1 en 2 genoemde gebieden worden aan alle deelnemende aios als intern cursorisch onderwijs aangeboden. De onder 3 en 4 genoemde gebieden krijgen hun plaats in de Individuele Opleidings Programma’s en in de door de aios verzorgde onderwijsbijdragen. Het is mogelijk dat de deelnemende aios als groep kiezen voor bepaalde onderwerpen die mede door het instituut georganiseerd kunnen worden. Te denken valt aan : • bijeenkomst aios met partners en opleiders met partners • ervaringen van pas gevestigde plattelandsartsen • slipcursus TT baan Assen • vaardigheden oefenen
16
• aspecten van de apotheekhoudende huisartsenpraktijk. Stage De aios die deze module volgen , worden voor hun stage geplaatst in een plattelandspraktijk. Voor het leren van bepaalde onderdelen, medisch/organisatorische aspecten, passend in het IOP kan de aios andere praktijken bezoeken. Contactpersoon: Jannie Gal
17
Sportgeneeskunde Naast plezier en voldoening kan sportbeoefening ook blessures tot gevolg hebben. Het aantal sportblessures in Nederland ligt jaarlijks tussen de 2,0 en 2,5 miljoen. Van de medische hulpverleners krijgt de huisarts de meeste problemen ten gevolge van sport te behandelen. Een huisarts ziet per week 1 tot 2 patienten met een sportblessure op het spreekuur. Toename van individueel en recreatief sporten en de vergrijzing zullen leiden tot een verandering in het blessure aanbod: meer oudere sporters en meer niet-acute sportblessures. De hulpzoekende sporter is afhankelijk van de persoonlijke interesse van de huisarts als het gaat om inlevingsvermogen in de positie van de sportende patient. Voorts is het ontbreken van onderbouwing van sportgeneeskundig handelen opmerkelijk. Doel De aios maakt kennis met diverse aspecten van de sportgeneeskunde in bredere zin en is na voltooiing van de module in staat een categoraal sportblessure spreekuur te houden. Inhoud - minimaal 20 dagen stage op een sportgeneeskundige afdeling dan wel een SMA; - 4 dagen intern cursorisch onderwijs en 4 dagen extern onderwijs in overleg met begeleider in te vullen (intern dan wel extern); - participatie aan blessureregistratie in de huisartspraktijk; - afronding met een toetsbaar eindprodukt. Stages De aios brengt stagedagen door op een sportgeneeskundige afdeling, dan wel een sport medisch adviescentrum onder supervisie van een sportarts. Deze stagedagen worden in overleg met de huisartsopleider en de module begeleider vastgesteld en dienen ‘huisartsondersteunend’ te zijn. De aios geeft van tevoren aan welke aspecten van de werkzaamheden van de sportarts door haar of hem zullen worden bestudeerd. Na afloop van elke stage maakt de aios een stageverslag waarin de verworven leermomenten zijn weergegeven. Eisen die gesteld worden aan de stageverlenende instelling: participatie in sportblessurespreekuur, kennis maken met werkwijze sportfysiotherapeut, sportspecifieke keuringen , interpretatie van preventieve onderzoeken 18
(screening), snuffelen aan het begeleiden van individuele sporters/ sportteams, inzicht verkrijgen in uitvoering en interpretatie van inspanningstesten. Deze activiteiten worden uitgevoerd onder supervisie van een erkende sportarts(opleider). Intern cursorisch onderwijs 1. Introductie – bij voorkeur voorafgaand aan start differentiatiemodule Korte kennismaking aios en begeleiders Opstellen Individueel Opleidings Plan Introductie blessureregistratie in huisartsenpraktijk Invulling stage i.o.m. huisartsopleider 2. Vaste onderwijsdagen Zie algemene inleiding. Extern cursorisch onderwijs Voorts worden er 3-4 dagen onderwijs ingevuld in overleg en passend bij het IOP die zowel intern (huisartsopleiding) als extern (bijvoorbeeld participatie in nascholing) besteed kunnen worden. Thema’s De aios stelt een IOP op; dit behelst ondermeer dat hij in een van de volgende thema’s een onderwijsprogramma verzorgt, daarbij gecoached door de huisartsopleiders/externe docenten: Epidemiologie Sportblessures: sportspecifiek acuut /overbelasting Screening, advisering & begeleiding Sport en ziekte: cardiologie / pulmonologie / DM Inspanningsfysiologie Doping Voeding
19
Daarnaast wordt gestimuleerd een aantal malen per jaar een gezamenlijke externe activiteit te organiseren in het kader het onderwijs tijdens deze module. Voorbeelden: Bezoek cardiofitness groep (rondleiding en participatie), revalidatie centrum (multidisciplinair team & patienten), ALO/Noorderpoortcollege (gezamenlijke activiteit organiseren met studenten met als thema blessure(behandeling) en uitwisseling gedachten), bezoek (professionele) sportvereniging: gesprek met begeleiders,trainers over blessure preventie en behandeling Registratie Het classificatiesysteem van de ICPC biedt geen mogelijkheid tot het registreren van sportblessures. Om een goed inzicht te verkrijgen in de epidemiologie van sportblessures wordt van de aios verwacht dat deze participeert in het registreren van sportblessures in de huisartspraktijk. Scriptie De module wordt afgesloten met de presentatie van een praktijkopdracht (scriptie). Het thema/onderwerp wordt in overleg tussen aios en modulebegeleider bepaald. Het kwaliteitsproject is goed afgesloten wanneer het verslag is goedgekeurd door de modulebegeleiding. Contactpersonen Roel Rischen, Frank Baarveld
20
Psychologie in de huisartspraktijk Introductie. De meeste huisartsen beleven plezier aan het praten met patiënten. Aan het einde van de huisartsopleiding hebben alle aios geleerd een hulpvraag boven tafel te krijgen, en tijdens een consult te blijven aansluiten bij de belevingswereld van de patiënt. Maar er zijn ook patiënten of problemen waarbij dat niet zo makkelijk is en waarbij het soms gewoon niet lukt; patiënten met vage klachten bijvoorbeeld blijft een lastige categorie om verder te helpen, of overbezorgde patiënten. En er zijn patiënten met een ‘psychosociaal probleem’ die je graag zelf nog een stapje verder zou willen begeleiden, maar waarbij je niet weet hoe je dat zou kunnen aanpakken. Ook goed uitzoeken wat er aan de hand is om gericht te kunnen doorverwijzen bij psychische problemen en de patiënt hiervoor te motiveren is niet eenvoudig. De differentiatiemodule ‘psychologie in de huisartspraktijk” is bedoeld voor die aios die het leuk vinden om de ‘gesprekskant’ van het vak nog een stapje verder te ontwikkelen. Inhoud van de module In de differentiatiemodule komt een aantal gesprekstechnieken aan bod uit psychologische behandelmethodes die veel door eerstelijns-psychologen worden gebruikt. De laatste jaren is duidelijk geworden dat de huisarts die ook prima kan integreren in zijn of haar consultvoering. Daarnaast gaan we wat dieper in op wat je zelf kunt doen als huisarts en waar je beter niet aan kunt beginnen. Ook is er de mogelijkheid om een bepaald ziektebeeld of symptomencomplex waar je interesse naar uitgaat zelf verder uit te diepen en te bekijken hoe je daar begeleiding bij kunt bieden. Bijvoorbeeld hulp bij sexuele problemen, burn-out, angststoornissen, relatie- of opvoedingsproblematiek. Opzet van de module De module start elk kwartaal en loopt gedurende een jaar. Steeds komen er nieuwe aios bij en vertrekken de aios die de opleiding voltooid hebben (cineac-model). Per kwartaal is er een ander onderwerp aan de orde. Alle aios die meedoen met de module houden zich dan met dat onderwerp bezig, of het nu je eerste of je laatste kwartaal is. Elk kwartaal begint met een of twee dagdelen onderwijs en wordt afgesloten met een presentatie door de aios. Tussendoor gaat de aios zelf in zijn/haar eigen opleidingspraktijk aan de slag met het selecteren van geschikte patiënten, overleg met de opleider 21
en zelfstudie. Vervolgens wordt er ‘geoefend’ aan de hand van een of meerdere patiënten uit de praktijk, videobanden opgenomen en verslagen gemaakt. Daarnaast kiest de aios een onderwerp waar hij zich gedurende het hele jaar dat de module loopt verder in kan verdiepen. Aan het einde van het jaar houdt hij hierover een presentatie. Afhankelijk van het onderwerp zijn er tussendoor onderwijs- en feedbackmomenten met de groep aios die de module volgt en/of de modulebegeleiders. De volgende onderwerpen komen in de module aan bod: 1. Interventietechnieken uit de cognitieve gedragstherapie. 2. Kortdurende gesprekshulp bij psychosociale problematiek. 3. Contextgeneeskunde. 4. Diagnostiek: wat wel en wat niet? 5. Een eigen keuze uit verschillende problemen. Contactpersoon: Josca Fokkema
22