Huisartsopleiding UMCG
0 1 0 2 t h c i r e Jaarb Afdelingshoofd Marjolein Berger ‘Huisartsgeneeskunde is de hoeksteen van goede gezondheidszorg’
Huisartsen Meike Bruinsma en Hette Witteman ‘Een opleiderspraktijk vraagt om begrip van patiënten’
Aois Käthe de Jong ‘Als huisarts zou ik willen dat mijn patiënten geen drempel ervaren als ze langskomen’
g UMCG Jaarbericht van de Huisartsopleidin
Jaarbericht 2010
Inhoud Voorwoord
3
Inleiding
4
1. Samenstelling team
6
2. Uit de praktijk: hoogleraar Marjolein Berger
8
3. Theoretisch onderwijs
11
4. Aios in opleiding
12
5. Uit de praktijk: opleidersduo Meike Bruinsma en Hettie Witteman
14
6. Scholing opleiders
18
7. Uit de praktijk: aios Käthe de Jong
22
8. Kwaliteitszorg
25
9. Relaties met derden
25
10. Uit de praktijk: Anne Uyttenboogaart
26
11. Knelpunten en beleidsplan
28
Bijlage: Publicaties
29
Colofon Postadres Postbus 196 9700 AD Groningen Bezoekadres Antonius Deusinglaan 1 9713 AV Groningen
Jaarbericht 2010 2
Redactieteam Huisartsenopleiding UMCG Renze Hasper en Frank Baarveld Noordwest 12, Merkstrategie & Ontwerp, Heerenveen
Ontwerp Noordwest 12, Merkstrategie & Ontwerp, Heerenveen
Eindredactie Huisartsenopleiding UMCG Renze Hasper en Frank Baarveld
Teksten Kerstin Rappange, Frank Baarveld
Fotografie Marten Aukes
Voorwoord
Aanhoudende dynamiek 2010 stond stevig in het teken van een verdere verfijning van competentiegericht opleiden en het kwaliteitsbeleid. Naast natuurlijk onze kerntaak: het opleiden van aios tot huisarts. Jammer genoeg zijn niet alle 72 opleidingsplaatsen ingevuld in 2010. Dat is een ontluikende zorg. Zeker als je bedenkt dat er in onze regio ook al tekorten aan praktiserende huisartsen zijn ontstaan. De in 2009 ingezette uitbreiding heeft veel gevolgen gehad voor de organisatie. In 2009 zijn elf nieuwe stafleden verwelkomd. In 2010 kreeg deze uitbreiding een beperkt vervolg en werden er een aantal kernfuncties ingevuld. Naast de nieuwe hoogleraar werd een nieuwe coördinator huisartsopleiders, een staflid verantwoordelijk voor de arts patiënt communicatie (APC) en een staflid docent professionalisering aangesteld. En we namen geheel of gedeeltelijk afscheid van vijf stafleden. Steeds meer aios, al of niet parttime, krijgen een individueel opleidingstraject. Verder wordt competentiegericht opleiden meer en meer doorgevoerd. Net als het toetsen en beoordelen. Dit alles maakt de opleiding aanhoudend dynamisch. En dat is een mooie uitdaging voor alle medewerkers van de huisartsopleiding! Frank Baarveld Hoofd Huisartsopleiding UMCG
3
Inleiding
Ontwikkelingen binnen de huisartsenopleiding Jaarbericht 2010 4
Ontwikkeling landelijk De verdere ontwikkeling van ‘Huisarts Opleiding Nederland’ is ook in 2010 duidelijk en herkenbaar geweest. Vanuit Groningen is volop geparticipeerd in meerdere projecten van deze overkoepelende organisatie van huisartsopleidingen. Daarbij moeten in ieder geval het project ‘praktijkaccreditering van de opleiderspraktijken’ en het project ‘aios op de post’ genoemd worden. In het noorden van het land zijn op alle huisartsenposten waar aios de diensten in het kader van hun opleiding volgen coördinatoren aangesteld om het opleidingsklimaat ter plaatse te borgen. Participatie in landelijke kwaliteitsontwikkelingen, waarbij ook het focus is gericht op huisartsopleiders en de opleidingspraktijken, moet in dit kader niet vergeten worden. In 2010 heeft onze opleiding een HVRC-visitatie mogen incasseren. De afronding van deze visitatie, die op 25 november plaatsvond zal in 2011 plaats vinden. In deze visitatie hebben lopende ontwikkelingen, zoals de nadere invulling van onderwijslijn wetenschappelijke vorming, breed aandacht gekregen. De mooie ondersteuning van de financier van de huisartsopleiding (SBOH) maakte het mogelijk om bovengenoemde projecten goed en krachtig voort te zetten. Ontwikkeling lokaal Als vervolg op het in 2009 reeds ingezette beleidstraject om in de huisartsopleiding te anticiperen op de veranderingen in onze beroepsgroep zijn in 2010 meerdere ontwikkelingen te noemen. Meer aandacht voor kennisbeheer en verdere inzet op verbetering van kwaliteit in de zin van aandacht voor wetenschappelijke vorming, arts-patiënt communicatie en docentprofessionalisering in de opleiding hebben centraal gestaan in 2010. Kennisbeheer heeft centraal gestaan in de dit jaar operationeel geworden eigen website, waarbij de informatiedomeinen (internet, intranet, “de Y schijf “en NESTOR) geordend zijn. Per 1 december 2010 heeft Annette Berendsen haar functie als adjunct hoofd en jaarcoördinator jaar 2 verruild voor een aanstelling bij de afdeling huisartsgeneeskunde als onderzoekster. Gelukkig blijft ze wel aangesteld bij de opleiding als lijntrekker voor de wetenschappelijke vorming en participeren in de differentiatiemodule ‘Wetenschap’, een belangrijk aandachtspunt in ons kwaliteitsbeleid. In dit kader is ook epidemioloog Boudewijn Kollen aangesteld ter ondersteuning.
In 2010 startten vijf groepen van 12-13 aios met de opleiding: in totaal 63 aios Op 6 april 2010 werd een beleidsdag van de ROVAH-afdeling Groningen te Paterswolde gehouden met opnieuw een substantiële inbreng van stafleden. Op 10 november 2010 vond de jaarlijkse Gezamenlijke Opleiders Dag plaats in het Golden Tulip Familiehotel te Paterswolde. De jaarlijkse stafdag (juni te Bunne) zowel als de jaarlijkse stafmeerdaagse (oktober te Drachten) stonden in het teken van docent professionalisering. In dit jaar is een klankbordgroep ingesteld, waarbij twee stafmedewerkers (Peer van Haaren en Joke Breed) tezamen met vertegenwoordigers van de huisartsopleiders werken aan betere afstemming van hetgeen speelt op de opleiding en leeft bij de huisartsopleiders. Hopelijk zal de vacature (participatie van een huisartsopleider in deze groep) door de huisartsopleidersvereniging op korte termijn ingevuld worden. In de personele sfeer zijn naast hierboven genoemde wisselingen nog een aantal belangrijke zaken te vermelden. Wisseling van de wacht van het afdelingshoofd heeft plaatsgevonden. Klaas van der Meer heeft afscheid genomen als hoogleraar en Marjolein Berger is per 1 maart 2010 de nieuwe vaandeldrager van de afdeling huisartsgeneeskunde. Na een ‘overdraagaanstelling’ is de voormalig coördinator huisartsopleiders Peter Boendermaker definitief vertrokken per 1 augustus 2010. Zijn plaats is definitief overgenomen door Ger Plat. Een drietal huisartsgroepsbegeleiders (Marianne Wortelboer, Johan Stoffels en Elkana Waarssenburg) namen afscheid, waarbij Johan Stoffels kan bogen op wel erg veel jaren ‘werken bij de opleiding’. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd dwong hem met pijn in het hart afscheid te nemen. Naast de reeds gememoreerde HVRC visitatie zijn op het gebied van kwaliteitsbeleid nog een aantal activiteiten te noemen die in 2010 plaats hebben gevonden. In het kader van afstemming van de werelden van de huisartsopleiders en de huisartsopleiding is er een uitgebreid onderzoek gestart waarbij de communicatie tussen deze werelden onder de loep is genomen. Tevens is er een evaluatie verricht naar tevredenheid van medewerkers om te komen tot een nadere optimalisering van communicatie. Daarnaast is middels een evaluatie onder de docenten van de opleiding ingezoomd op actualisering van de afstemming van werkzaamheden onderling.
Anne Uyttenboogaart heeft een uitbreiding van haar aanstelling gekregen. Naast haar functie als groepsbegeleider houdt ze zich bezig met een nadere ontwikkeling van de onderwijslijn ‘Arts Patiënt Communicatie’ (APC), ook dit past in het verder verbeteren van de kwaliteit. Helga Raghoebar is per september 2010 aangesteld als stafmedewerker ‘docent professionalisering’. Eveneens een belangrijke poot van het ingezette kwaliteitsbeleid. Aandacht voor de huisartsopleidingspraktijk, in plaats van de huisartsopleider alleen, is gerealiseerd. Dit is onder andere af te leiden uit het aanbieden van cursussen praktijkmanagement voor praktijkassistentes uit opleidingspraktijken en een cursus voor huisartsopleiders samen met een praktijkondersteuner in het kader van de praktijkaccreditering.
5
1 Samenstelling team
Samenstelling team per 31 december 2010 Soort
Functie
Naam
WP
Voorzitter afdeling Huisartsgeneeskunde
prof.dr. M.Y. Berger
0,10
Hoofd Huisartsopleiding
dr. F. Baarveld
1,00
Coördinator jaar 3
dr. J. Schuling
0,30
Coördinator jaar 2, adjunct hoofd
dr. A.J. Berendsen
0,40
Coördinator jaar 1
drs. J.P.H. Fokkema-Elders
0,30
Onderwijscoördinator
drs. A.D. Diemers
0,40
Coördinator huisartsopleiders
drs. G. Plat
0,50
Algemeen coördinator ‘Huisarts op de post’
drs. J.P.H. Fokkema-Elders
0,20
Coördinator ‘Huisarts op de post’ regio Friesland
drs. M.Eggink
0,10
Coördinator ‘Huisarts op de post’ regio Goningen
dr. J. Post
0,10
Coördinator ‘Huisarts op de post’ regio Zwolle
drs. C. Hartman
0,10
Coördinator ‘Huisarts op de post’ regio Drenthe
vacature
0,10
Totaal coördinatie WP
3,60
Huisartsbegeleider
drs. R. Bange
Huisartsbegeleider
drs. M. Bruinsma
0,40
Huisartsbegeleider
drs. H.J. Brus
0,30
Huisartsbegeleider
drs. J.P.H. Fokkema-Elders
0,30
Huisartsbegeleider
drs. I.Heij
0,40
Huisartsbegeleider
drs. M.W.M. Jans
0,40
0,44
Huisartsbegeleider, coördinator ‘praktijkaccreditering’
drs. J.A.T. Janssen
0,50
Huisartsbegeleider
drs. M. de Kleuver
0,25
Huisartsbegeleider
drs. H.B. Kuitert
0,20
Huisartsbegeleider
drs. A. Louwenaar
0,40
Huisartsbegeleider, vakdocent longziekten
prof. dr. T. van der Molen
0,10
Huisartsbegeleider
drs. F. Oosterhuis
0,40
Huisartsbegeleider
drs. R.O. Rischen
0,40
Huisartsbegeleider
drs. E.R. Robben
0,50
Huisartsbegeleider
drs. G. Schaaf
0,10
Huisartsbegeleider
drs. F.M. van Soest
0,20
Huisartsbegeleider
dr. J. Schuling
0,30
Huisartsbegeleider
drs. F. van der Steen
0,10
Huisartsbegeleider
drs. T.A. Tanja
0,40
Totaal huisartsbegeleiders
Jaarbericht 2010 6
FTE
6,09
Samenstelling team per 31 december 2010 Soort
Functie
Naam
WP
Epidemioloog / Statisticus
drs. H.E.P. Bosveld
0,70
Gedragswetenschapper
drs. J.C. Gal
0,90
Epidemioloog / Methodoloog
dr. K.H. Groenier
0,20
Gedragswetenschapper
drs. P.H.J. van Haaren
0,80
Gedragswetenschapper
drs. P.A. Heath
0,60
Gedragswetenschapper
dr. G.M. de Jong
0,60
Gedragswetenschapper
drs. S. Wiegant-Plass
0,60
Vakdocent Praktijkvoering
drs. G. Plat
0,20
Docent professionalisering Onderwijsdeskundige
dr. H. Raghoebar-Krieger
0,50
Gedragswetenschapper
drs. J.G. Sander
0,80
Gedragswetenschapper
drs. A. Uyttenboogaart
0,80
Kwaliteitsmedewerker / Toetsdeskundige
dr. A.A.H. Verhoeven
0,80
Docent Verloskunde
dr. J.M. Koelewijn
0,20
Epidemioloog
dr. B.J. Kollen
0,40
Totaal Overig Wetenschappelijk Personeel OBP
8,10
Secretaresse
J. Stellingwerff
Secretaresse
J.E. Hazenberg
0,60
Secretaresse
M. Lijklema
0,80
Secretaresse
M.M. Philips
0,80
Secretaresse
J. Breed
0,67
Onderwijsmedewerker
drs. A.H. Van Dijk
0,80
Totaal secretariaat OBP
0,80
4,47
Manager Bedrijfsvoering
A.H. Rozema
Coördinator Logistiek en Planning
R.H. Hasper
0,90
Onderwijs ondersteuning
A.A. Kingma-Balkema
0,80
Overig Ondersteunende Dienstverlening
OOD
0,50
Totaal overig ondersteunend personeel TOTAAL
FTE
0,30
2,50 24,36
7
2 Uit de praktijk
Huisarts als hoe goede gezondh “Alle aspecten van goede zorg komen in de huisartsgeneeskunde samen.”
Marjolein Berger
Jaarbericht 2010 8
eksteen van heidszorg Aan het woord is hoogleraar Marjolein Berger. Sinds maart 2010 is ze afdelingshoofd Huisartsgeneeskunde UMCG, waaronder de huisartsopleiding valt. Wat is haar visie op de opleiding en hoe staat ze tegenover het huisartsenvak? Marjolein vertelt. Prachtige uitdaging “In 1993 begon ik als huisarts in een gezondheidscentrum in hartje Rotterdam. De opleiding huisartsgeneeskunde heb ik aan de Erasmus Universiteit gedaan, na de opleiding ben ik daar ook gepromoveerd. Ik bleef er werken als universitair docent en later als universitair hoofddocent. Je kunt zeggen dat ik altijd zowel in een academische setting huisartsgeneeskunde heb uitgeoefend, alsook in de praktijk. Vanuit de positie van universitair hoofddocent ben ik gevraagd als afdelingshoofd Huisartsgeneeskunde UMCG. Dat was in maart 2010. Ik maakte deze overstap omdat ik geloof in de combinatie praktijk en academische werkzaamheden. En ik wilde weleens een visie uitwerken. Dat kan als je meer zeggenschap krijgt over bijvoorbeeld onderzoeksprogramma’s. Die mogelijkheid is er hier in Groningen. Ik kan wel zeggen dat dit de baan is waarin ik het meeste kwijt kan, ik zie dit werk als een prachtige uitdaging.” Medisch specialist “Huisartsgeneeskunde is volgens mij echt de hoeksteen van goede gezondheidszorg. Optimaal medisch handelen is daarbij de drive van de huisarts. Alle aspecten van goede zorg komen in de huisartsgeneeskunde samen. Als huisarts leer je om vanuit heel veel invalshoeken naar de gezondheid en ziekte van mensen te kijken. Je wordt daar specialist in, je zit als huisarts ook op een plek waar je dat als geen ander kan. Alle factoren die invloed kunnen hebben op het welbevinden van je patiënt betrek je bij je beleid. Dat betekent dat je de ene keer een patiënt zult doorverwijzen voor verdere behandeling, een andere keer doe je zelf verder onderzoek en weer een andere keer zul je alleen maar naar de patiënt luisteren. Dat betekent overigens dat je ook op de hoogte moet zijn van wat andere zorgaanbieders voor je patiënt kunnen betekenen. En dat zijn er tegenwoor-
dig nogal wat. Als huisarts probeer je jouw patiënt de weg te wijzen, dat betekent dat je als huisarts ook zult moeten samenwerken. Je kunt het nooit in je eentje en je moet weten wie je waarvoor kunt benaderen.” Kruisbestuiving “Toen ik hier vorig jaar begon, had ik bepaalde gedachten over hoe ik de huisartsgeneeskunde zou kunnen stimuleren met de bagage die ik heb. Ik kom uit een academische setting en wilde mijn visie eerst toetsen. Ik keek wat van toepassing was voor de opleiding, wat wil je aios leren? Wat is de bagage die zij nodig hebben? Dan kijk je of dat ook aanwezig is in de opleiding. Ik praat met het hoofd van de huisartsopleiding, Frank Baarveld, ik spreek opleiders, draai mee en kijk naar onderwijsprogramma’s. Dan hoop je dat we met zijn allen een gezamenlijkheid vinden waarvoor we ons hard willen maken. Onder Huisartsgeneeskunde UMCG valt de basisopleiding, de huisartsopleiding, onderzoek, de academische huisartspraktijk en ook het netwerk van huisartspraktijken in de omgeving. We kunnen van elkaar profiteren en daar staat iedereen ook heel erg open voor. Ik wil zorgen voor die kruisbestuiving.”
“Ik wil dat huisartsen die bij ons de opleiding hebben gevolgd, de beste zijn.” 9
“Als huisarts moet je samenwerken. Je kunt het nooit in je eentje en je moet weten wie je waarvoor kunt benaderen.” Visie & missie “De huisartsopleiding zie ik als medische specialisatie, medisch handelen is het kernpunt, de context van de patiënt is je instrumentarium. Mijn missie is om de huisarts ook vanuit ‘wetenschappelijk perspectief’ naar z’n patiënt te laten kijken. Dat vraagt ook om epidemiologische kennis. Als afdeling Huisartsgeneeskunde willen we die kennis aanbieden, als opleiding willen we de nieuwe huisartsen leren hoe je deze kennis kunt implementeren in je dagelijkse praktijk. Ik ga me vooral bezighouden met de wetenschappelijke vorming. We willen dat aios goed wetenschappelijk gevormd zijn en we willen laten zien dat dit bijdraagt aan het optimaliseren van de zorg voor onze patiënten.” De beste huisartsopleiding “Ik hoop dat we jonge huisartsen kunnen enthousiasmeren voor het vak, dat we laten zien dat het een dynamisch vak is dat zich steeds blijft ontwikkelen. Maar ook hoop ik ze te kunnen motiveren een bijdrage te leveren aan deze ontwikkelingen. Dat je zegt als jonge huisarts: ik wil meedoen in het onderwijs of ik wil onderzoek doen en je daar dan verder in specialiseren. Dat hoop ik. En verder? Dat huisartsen die bij ons de opleiding hebben gevolgd, de beste huisartsen worden die je je als patiënt kunt wensen.”
Jaarbericht 2010 10
Academisch netwerk “Als je zegt: ik heb een academische omgeving nodig, dan vind je die in het UMCG. Het is dus goed dat de huisartsopleiding in het UMCG is gehuisvest, je maakt gebruik van het academische klimaat. Maar je bent niks zonder de huisartsen in de omgeving. Een academisch netwerk van huisartspraktijken vinden we minstens zo belangrijk. Het is mijn ideaalbeeld dat academisering wordt gedragen in de praktijken om ons heen, dus niet alleen maar binnen de afdeling Huisartsgeneeskunde van het UMCG. We zijn er heel hard mee bezig om met dit doel de huisartsgeneeskunde een gezicht te geven. En het is een haalbaar doel. Ik ben geboren in Limburg, heb gestudeerd in Groningen en ben werkzaam geweest in Rotterdam. Van de Groningers kan ik wel zeggen dat ze zeer betrokken zijn, ook al gaan ze daar niet prat op: “doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg”, zeggen ze hier. Maar Groningers staan van tenen tot kruin achter een gezamenlijk belang. Daar kun je wat mee.”
3 Theoretisch onderwijs
3 a. Curriculum Het curriculum is als volgt opgebouwd: • 12 maanden eerste opleidingsperiode in de huisartspraktijk • 12 maanden stages in ziekenhuizen en instellingen waarvan tenminste 6 maanden klinisch • 12 maanden tweede opleidingsperiode in de huisarts praktijk, waarbinnen tot maximaal drie maanden differentiatie
Door vrijstellingen is het mogelijk dat aios onderdelen van het curriculum overslaan. Ook is het mogelijk de opleiding in deeltijd te volgen. Daardoor kan de duur van de opleiding per aios sterk varieren.
3 b. Terugkomdag- en cursorisch onderwijs Terugkomdag
Cursussen Intern
Totaal Jaar 1
Aantal dagen 27,5
42
27,5
Extern
Aantal dagen
Onderwerp
Aantal dagen
Onderwerp
2
Bewegingsapparaat
3
Introductie
1
Longen
0,5
AED / BLS
2
Hart-Vaat
1
Praktijkmanagement I
2
JGZ
3
‘Summerschool’
11
3,5
Jaar 2 Klinische stage
9
Chronische complexe problematiek
12
Psychiatrische en Psychosociale zorg
12 43
Jaar 3
33 31,5
42
10
31,5
STARtclass
10 2
Praktijkmanagement II
1
Longen
4
Differentiatie module
0,5
AED / BLS
3
‘Summerschool’
9
1,5
In de tabel geven we de meerdaagse theoretische cursussen weer die onze aios op locatie van het instituut (intern) en elders (extern) volgen.
3 c. Stage verloskunde De Groningse huisartsopleiding heeft in 2010 weer twee keer de stage verloskunde georganiseerd voor aios huisartsgeneeskunde & verloskundig actieve huisartsen. De onderwijsdagen zijn tijdens beide stages samen met de Huisartsopleiding in Leiden verzorgd en afwisselend in Groningen, Leiden en Amersfoort gegeven. Aan de stage van maart-mei namen 14 aios deel: 5 uit Groningen, 4 uit Rotterdam, 3 uit Leiden, 1 uit Utrecht en 1 verloskundig-actieve huisarts. Van september tot november 2010 volgden 8 aios de stage: 3 uit Groningen, 1 uit Utrecht en 4 uit Leiden. Er werd medewerking verleend door docenten uit de omgeving van Groningen, Leiden en uit Amersfoort, onder wie vier huisartsen.
Deze stage is sinds genoemde startdatum in het curriculum opgenomen als facultatieve onderwijsmodule en per 2008 geduid als stage. De werkgroep ‘verloskunde stage’ Groningen bestond in 2010 net als de voorgaande jaren uit Frank Baarveld, Joke Koelewijn, beiden staflid (hoofd opleiding/huisarts respectievelijk verloskundige/vakdocent) van de huisartsopleiding Groningen en Jannie Stellingwerff, secretariële ondersteuning Groningen.
11
4 Aios in opleiding
4 a. Selectieprocedure Startdatum
1 maart (2010)
1 september (2010)
Totaal (2010)
V
M
Tot
V
M
Tot
V
M
Tot
Plaatsen
-
-
36
-
-
36
-
-
72
Sollicitaties
17
11
28
29
10
39
46
21
67
Uitnodigingen
17
11
28
28
10
38
45
21
66
Gesprekken
16
11
27
28
10
38
44
21
65
Toegelaten
15
9
24
27
7
34
42
16
58
Reserves
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Afgewezen
1
2
3
1
3
4
2
5
7
In 2010 zijn in totaal 63 aios met de opleiding gestart.
4 b. In opleiding Peildatum
1 januari 2010
Jaar 1
31 december 2010
V
M
Tot
V
M
Tot
44
28
72
44
16
60
Jaar 2
33
12
45
43
22
65
Jaar 3
42
19
61
36
17
53
Totaal
119
59
178
123
55
178
4 c. Vrijstellingen Startdatum
Aios
Verzoeken stages
Verzoeken HLWP
N
3 mnd
6 mnd
9 mnd
12 mnd
Tot
3 mnd
6 mnd
12 mnd
Totaal
Maart
24
2
10
3
0
15
1
1
1
3
September
34
6
16
0
0
22
0
1
1
2
Totaal
58
8
26
3
0
37
1
2
2
5
N
3 mnd
6 mnd
9 mnd
12 mnd
Tot
3 mnd
6 mnd
12 mnd
Totaal
Maart
24
2
11
2
0
15
1
1
1
3
September
34
6
15
0
0
21
0
1
1
2
Totaal
58
8
26
2
0
36
1
2
2
5
Startdatum
Jaarbericht 2010 12
Aios
Vrijstelling stages
Vrijstelling HLWP
4 d. Onderbrekingen Reden
V
M
Tot
Duur*
Zwangerschap
31
-
31
2,6
Ouderschapsverlof
7
-
7
1,8
Ziekte
3
2
5
1,8
Onderwijskundig
1
-
1
1,0
Aioto
3
1
4
3,2
Geschil / schorting
-
-
-
-
45
3
48
Totaal
* gemiddelde duur in maanden in 2010, gerekend vanaf één maand
4 e. Voortijdige beëindiging Initiatief
Reden
Hoofd
Onderwijskundig
V
M
Tot
Duur*
Negatieve voortgangskwalificatie
1
1
36,3
> 4 mnd onderbroken
1
1
61,1
Andere opleiding
1
1
19
Anders
1
1
15
Opleiding op ander instituut
2
1
3
19
Totaal
6
1
7
Anders Aios
Ziekte Te grote belasting Opleiding te moeilijk Opleiding past niet
* gemiddelde duur van aanvang tot voortijdig einde van de opleiding in maanden
4 f. Voltooiing opleiding Cohort
V
01-09-2005
2
M
Totaal
01-03-2006
1
01-09-2006
5
1
6
01-03-2007
12
5
17
01-09-2007
11
6
17
01-03-2008
5
2 1
3
8
01-09-2008
1
1
01-03-2009
1
1
01-09-2009 Totaal
36
1
1
18
54
13
5 Uit de praktijk
Opleidersduo
Meike: “Onderwijs geven vind ik leuk omdat ik als huisarts een boeiend vak heb. Dat wil ik overdragen aan aios.” Meike Bruinsma
Jaarbericht 2010 14
in de praktijk Huisartsen Meike Bruinsma en Hette Witteman leiden allebei aios op. Meike als groepsbegeleider op de Huisartsopleiding UMCG en Hette als huisartsopleider binnen de praktijk. Hoe combineren ze het voeren van hun duopraktijk met het geven van onderwijs? Meike en Hette leggen uit. Kleurrijk en open Meike en Hette voeren een duopraktijk in Roden. Dit Drentse dorp ten zuidwesten van Groningen telt ongeveer 15.000 inwoners. Meike werkt tweeënhalve dag en Hette drieënhalve dag per week in de praktijk. Ze worden bijgestaan door twee assistenten, een praktijkondersteuner en een aios. Hette: “Onze huisvesting is een nieuwe praktijk, we zitten hier sinds 2005. We zijn gevestigd op de begane grond van een appartementencomplex, middenin het centrum van Roden. Het is hier kleurrijk met een open wachtkamer waar we regelmatig doorheen lopen. En onze assistenten hebben een grote ruimte, er is een aparte behandelkamer en er zijn drie spreekkamers, waaronder dus ook een voor de aios.” Lesgeven als verrijking Naast zijn werk als huisarts is Meike groepsbegeleider op de Huisartsopleiding UMCG. Zijn 27 jaar huisartservaring zet hij in voor een nieuwe generatie aios. Hette kwam na haar huisartsopleiding in 1998 terecht op de interne afdeling in het ziekenhuis, maar ze ontdekte dat ze liever buiten dan binnen het ziekenhuis werkte. Ze werd huisarts in Roden. Meike haalde Hette vervolgens over huisartsopleider te worden en aldus geschiedde. Meike: “Ik heb altijd affiniteit met het onderwijs gehad. Toen ik ruim twintig jaar geleden in Amsterdam als huisarts werkte, had ik al beperkte taken bij de opleiding van de VU. En ik heb altijd coassistenten gehad. Onderwijs geven vind ik leuk omdat ik als huisarts een boeiend vak heb. Dat wil ik overdragen aan aios, mijn ervaringen deel ik graag met ze binnen de richtlijnen die we ontwikkeld hebben voor de opleiding. Iedere dinsdag en donderdag geef ik les aan de vakgroep in Groningen. Lesgeven is ook een verrijking voor mezelf, ik merk dat ik een betere dokter geworden ben, ik werk gemakkelijker.”
Hette Witteman
15
Ruimte voor aios Toen Meike en Hette destijds de nieuwe praktijkruimte in Roden betrokken, ontstond er ook fysiek de ruimte voor een aios. Meike: “Het was natuurlijk ook aan Hette om te bepalen of we die ruimte wilden invullen.” Hette vervolgt: “Op zich had ik niet zoveel met onderwijs. Het was voor mij belangrijk dat we ruimte hadden in de praktijk, zowel letterlijk als figuurlijk. Dat heeft een paar jaar geduurd. Meike heeft me echt overgehaald om te gaan opleiden. In 2009 ben ik gestart als opleider en nu kan ik zeggen dat ik het hartstikke leuk vind. Het houdt me alerter. Bovendien hebben we gewoon een ontzettend leuke aios gehad en draait er nu weer een aios mee met wie het klikt.” Het loopt gesmeerd Dokteren en opleiden is een kwestie van goed organiseren. Meike: “Als groepsbegeleider vraag ik soms flexibiliteit van Hette. Als ik bijvoorbeeld weg ben met een groep, kan ik niet in de praktijk aanwezig zijn. Ik ben dan heel blij met Hette, want zij is zo flexibel om voor me waar te nemen. Ik probeer mijn werk dan later wel in te halen, maar dankzij Hette kan ik dit werk als groepsbegeleider ernaast doen. We redden ons prima dankzij flexibel te zijn en tijd voor opleiden in onze agenda’s aan te kruisen.” Hette beaamt: “We zijn nooit in de problemen gekomen, maar mochten er calamiteiten zijn dan gaat de praktijk voor. Maar vooralsnog loopt het gesmeerd. We plannen ruim van tevoren afspraken in en blokkeren onze agenda’s voor de opleiding, zo agenderen we dagelijks een uur leergesprek met onze aios.”
Hette: “Patiënten vinden het absoluut geen probleem dat ik samen met de aios het spreekuur doe.” Tijd voor patiënten Een opleiderspraktijk vraagt om begrip van patiënten. Hette vertelt hoe ze patiënten hebben ingelicht over het meedraaien van een aios: “Toen we begonnen met opleiden hebben we alle patiënten hierover geïnformeerd in een brief. En er hangt een notitie in de wachtkamer waarop ze kunnen lezen dat wij een opleiderspraktijk zijn. Patiënten vinden het absoluut geen probleem dat ik samen met de aios het spreekuur doe.” Meike voegt toe: “We hebben een prima aios binnen onze praktijk, patiënten zijn altijd heel erg tevreden. En onze aios krijgt een bepaalde mate van vrijheid om zijn eigen spreekuur in te ruimen, hij krijgt de tijd voor patiënten. Op die manier willen we geen druk zetten op het feit dat er productie gedraaid moet worden.” “Van onze aios horen we dat het heel prettig is twee opleiders te hebben. Hette en ik hebben elk onze eigen manier waarop we ons vak uitoefenen. Een aios steekt veel op van die verschillende expertises”, verklaart Meike. Zo is huisartsenpraktijk Bruinsma & Witteman er één die een weloverwogen opleiderspraktijk is. Daar kan een aios van profiteren.
Jaarbericht 2010 16
Meike: “Van onze aios horen we dat het heel prettig is twee opleiders te hebben.”
17
6 Scholing opleiders
Frisse wind door opleidersteam
Jaarbericht 2010 18
Het opleidersteam (O-team) is in 2010 in een nieuwe samenstelling gestart. Er is een werkplan gemaakt waarin de opdracht van het O-team is uitgewerkt. Op basis van dit werkplan volgt hiernaast een terugblik op 2010. 7 a. Scholing van opleiders De scholingsactiviteiten van een opleider zijn gekoppeld aan de periode dat hij een aios begeleidt. Het aanbod wordt afgestemd op twee aspecten: - Het expertiseniveau van de opleider (startend, gevorderd, ervaren) - Huisartsgeneeskundig inhoudelijke onderwerpen, met name die onderwerpen die in het curriculum van de eerste en derde jaars aios aan bod komen. Het geïntegreerd toetsings- en scholingsaanbod is beschreven in het document ‘Scholingsplan opleiders Huisartsopleiding UMC-Groningen, november 2009’. Hierin staat een scholingsprogramma beschreven dat bestaat uit 8 opleidersdagen, tijdens een opleidersjaar (= de periode dat een opleider een aios heeft): - de opleidersdagen op het instituut (4 dagen) - een tweedaagse opleidersbijeenkomst (2 dagen) - opleiderstoets/LHK kennistoets (1 dag) - gemeenschappelijke opleidersdag (1 dag) Een opleidersdag bestaat grofweg uit twee delen: de ochtend waarin uitwisseling plaats vindt over de ervaringen die de opleiders hebben met het opleiden van hun aios, de voortgang van de aios, praktische zaken en huisartsgeneeskundige inhoudelijke onderwerpen. In de middag wordt een didactisch programma op expertise niveau gevolgd. Het aanbod gericht op het expertiseniveau van de opleider Hiervoor is het onderstaande programma ontwikkeld, in samenwerking met de groepsbegeleiders, dat aangeboden wordt als middagprogramma tijdens de opleidersdagen. Doel is didactische deskundigheidsbevordering. Elke module bestaat uit 5 dagdelen, die plaatsvinden op de 4 opleidersdagen op de huisartsopleiding en tijdens de tweedaagse op een externe locatie.
In 2010 is dit programma (module 1 t/m 4) aangeboden op de dinsdagen, de opleidersdagen voor opleiders met eerstejaars aios. In 2011 wordt er ook op de donderdagen, de opleidersdagen voor opleiders met derdejaars aios, gestart met dit programma. Voor de opleiders, die een derde jaars aios begeleiden worden de ochtenden tijdens de opleidersdagen, naast het uitwisselen van ervaringen, ingevuld met thema’s gelieerd aan ‘lange episode problematiek’ en de rol van de opleider daarbij. Voorts krijgen alle opleiders, die een derde jaars aios begeleiden, sinds 2007 de mogelijkheid om deel te nemen aan de LHK, de landelijke huisartsgeneeskundige kennistoets. Introductiecursus Met alle opleiders die belangstelling hebben voor het opleiderschap wordt een kennismakingsgesprek gehouden door een medewerker van het Opleidersteam. In april en november 2010 bezochten in het totaal 25 aspirant-opleiders de introductiecursussen voor nieuwe opleiders. Deze 25 opleiders zijn allen geschikt bevonden voor het opleiderschap. De trend van duoopleiderschap zet ook dit jaar door. In 2010 zijn 17 opleiders gestopt, met deze opleiders is een exitinterview gehouden. Het O-team ontwikkelt een lange termijn prognose voor de uitstroom van opleiders. Het wervingsbeleid wordt hierop afgestemd. De verwachting is dat er in 2011 een vergelijkbare uitstroom is als in 2010. Onze ambitie is om in 2011 weer 25 tot 30 nieuwe opleiders te werven en op te leiden. Startersochtend Startende -dus voor het eerst opleidende- huisartsopleiders worden voor aparte startersbijeenkomsten uitgenodigd. Voor deze startende huisartsopleiders wordt vlak voor de start van de stage een voorbereidingsdagdeel aangeboden, waarin -anders dan in de introductiecursus- onderwijskundige onderwerpen aan de orde komen die van belang zijn als ‘het’ echt zover is. Daarnaast wordt bij alle startende opleiders in hun eerste ‘opleidingsjaar’ een praktijkbezoek afgelegd door de groepsbegeleiders.
Expertise niveau opleider:
Aanbod:
Starters
Module 1: startersmodule 1e aios Module 2: startersmodule 2e aios
Gevorderden
Module 3: Voortgang aios Module 4: Klinisch redeneren Module 5: Lastige opleidingssituaties(in ontwikkeling) Module 6: De POH-er in de opleiding(in ontwikkeling) Module 7: Praktijkmanagement en leiderschap (in ontwikkeling)
Ervaren
In ontwikkeling
19
6 Scholing opleiders 7 c. Kwaliteitsbewaking Opleiderstoets In het najaar van 2010 werd voor alle opleiders (van de september-groepen) die een eerstejaars aios begeleiden de opleiderstoets georganiseerd. Hierin krijgen de opleiders in verschillende stations de mogelijkheid om het didactisch handelen te demonstreren met een simulatie-aios en zo hun didactische bekwaamheid te spiegelen aan een aantal criteria. De opleider ontvangt feedback van een collega-opleider, zowel mondeling als schriftelijk. De simulatie-aios geeft schriftelijk feedback. Zo spoedig mogelijk na het volgen van de opleiderstoets krijgt de opleider de uitslag thuis gestuurd, waarin hij kan zien hoe hij per station gescoord heeft en hoe die score zich verhoudt tot de andere deelnemende opleiders. De bedoeling is dat de opleider op deze manier feedback krijgt op verschillende opleidersactiviteiten en zicht krijgt op hiaten in hun opleiderscompetenties. De toets is gedurende het opleidersjaar zo gepland dat tijdens de opleidersmeerdaagse scholing aangeboden kan worden op die gebieden waarin de opleiders hiaten in hun competenties ervaren. Opleiders meersdaagse Al enkele jaren is met succes een aantal opleidersdagen geclusterd in een opleidersdriedaagse, die deels voor de opleiders die een eerste jaars aios opleiden en (met een dag overlap) deels voor opleiders die een derde jaars aios opleiden is bedoeld. Deze dagen worden zeer goed bezocht en hoog gewaardeerd. Gezamenlijke opleidersdag Een belangrijke gebeurtenis is de jaarlijkse gezamenlijke opleidersdag in november. Deze dag, een scholingsdag voor alle opleiders, werd ook in 2010 georganiseerd. Dit jaar waren er twee centrale thema’s; de huisarts van de toekomst (de consequenties voor continuïteit van zorg en van opleider naar opleidingspraktijk) en het levenseinde. Dit laatste onderwerp werd ingeleid door voormalig politicus Jan Terlouw (vertegenwoordiger van het burgerinitiatief uit Vrije Wil) en Marinus van der Berg (pastor in een verpleegtehuis met terminale unit). Dit jaar zijn voor deze dag ook de stagebegeleiders van het tweede jaar uitgenodigd. Stage-opleiders De opleiders van de SEH stage van het tweede jaar dienen de Basiscursus Didactiek van de Teach the Teachers van het Wenkebach-instituut UMCG te volgen. De opleiders van de GGZ-stage en de VPH-stage van het tweede jaar dienen de gezamenlijke opleidersdag te volgen.
7 b. De koppeling Dit jaar is de koppelingsprocedure verder geoptimaliseerd. De uitvoering met de digitale applicatie van Actonomy is geëvalueerd. Het blijkt een prima hulpmiddel om te komen tot een rechtvaardige indeling van aios en opleiders. Een aandachtpunt blijkt de koppeling van opleiders in de periferie van ons opleidingsgebied. In 2011 willen we realiseren dat ook deze opleiders tevreden zijn over de frequentie waarin zij een aios krijgen.
Jaarbericht 2010 20
NPA-accreditering De huisartsopleiding Nederland is in 2008 gestart met het project ‘Praktijkaccreditering van de opleiderspraktijken’. Het doel van dit project is om huisartsopleiders te laten starten met dit kwaliteitsinstrument. Binnen de Huisartsopleiding Groningen is het O-team verantwoordelijk voor het realiseren van deze doelstelling. Aan het eind van 2010 hebben we de doelstelling gerealiseerd, 71% van de opleiders is geaccrediteerd dan wel gestart met het traject van accreditering. Om dit resultaat te bereiken organiseert het O-team een ondersteuningsprogramma (inhoudelijke en praktische ondersteuning) voor opleiders en kunnen opleidingspraktijken gebruik maken van een (NHG-erkende) praktijkconsulent via de huisartsopleiding. In december 2010 is een driedaagse cursus op Terschelling georganiseerd voor praktijken (huisartsopleiders en praktijkondersteuners) die voornemens waren te willen starten met de praktijkaccreditering. Functioneringsgesprekken Elke opleider wordt elke drie jaar uitgenodigd voor een functioneringsgesprek. Het gesprek wordt gevoerd met een lid van het O-team, dat specifiek met deze taak is belast. Het gesprek heeft een open karakter, er is geen sprake van een beoordeling, maar eerder van (aanzetten tot) reflectie van zowel opleider als staflid op het functioneren van de opleider en de stafleden. De informatiebronnen voor het gesprek zijn de aios-evaluaties over de stages, de impressies van groepsbegeleiders over deze opleider gedurende een opleidingsperiode en eventuele verslagen van praktijkbezoeken. In de startersmodule 2e aios wordt de opleiders een zelfevaluatietraject aangeboden, die ook als informatiebron dient voor het voortgangsgesprek aan het einde van het tweede opleidersjaar. Het gesprek kan uitmonden in een plan van verbetering voor de opleider, maar ook voor de staf. Er zijn in 2010 zevenenvijftig F-gesprekken gevoerd. Dit jaar zijn we gestart met het ontwikkelen van een nieuwe procedure en inhoud van de functioneringsgesprekken met opleiders. Klankbordgroep In maart 2010 is er gestart met het opzetten van een klankbordgroep voor opleiders. Het is de ambitie om hiermee de afstemming tussen de opleiders en de huisartsopleiding te verbeteren, zodat opleiders actief kunnen meedenken en meebeslissen over relevante thema’s aangaande het opleiderscurriculum van de huisartsopleiding. Inmiddels zijn er op alle opleidersdagen bijeenkomsten van de klankbordgroep, waarin uit iedere aios groep een opleider vertegenwoordigd is. Website Er is in 2010 een start gemaakt met het invullen van het opleidersdeel van de nieuwe website van de huisartsopleiding, zodanig dat de website het opleiden optimaal ondersteunt.
Algemeen
Aantal/percentage
1
Aantal gestopte huisartsopleiders
17
2.
Aantal nieuwe huisartsopleiders
25
3.
Percentage v.d opleiders geaccredeteerd dan wel gestart met accreditering
4.
Aantal F-gesprekken met huisartsopleiders
5.
Bijeenkomsten Klankbordgroep Opleidingactiviteiten
71% 57 12 Deelnemende hao’s
5.
Introductiecursus (2x)
25
6.
Startersochtend (2x)
20
7.
Opleiders 2-daagse 1e jaar (2x)
61 (87%)
8.
Opleiders 2-daagse 3e jaar (2x)
44 (78%)
9.
Gezamenlijke opleidersdag (1x)
95 (35%)
10.
Opleidersdagen opleiders met eerstejaars aios (start in maart en september): Module 1: Module 2: Module 4:
12.
Opleiderstoets (1x)
23 22 22 18 deelnemers (90%) en 10 observatoren
21
7 Uit de praktijk
Käthe de Jong
Hoe een gynaecoloo Haar dochter zei: “Toch niet weer in het ziekenhuis hè? Dat weten we nou wel!” Käthe de Jong heeft als gynaecoloog altijd veel plezier in haar werk gehad. Toch kon ze haar draai niet vinden. Ze ging bij zichzelf te rade en koos als mensenmens voor het huisartsenvak. Käthe legt uit waarom ze vorig jaar de switch maakte en aan de slag ging als aios.
Jaarbericht 2010 22
De wil om dokter te worden “Ik heb jarenlang het idee gehad dokter te worden. Mijn moeder was apothekersassistente en dus kwam ik al jong in aanraking met de gezondheidszorg. Dokter zijn leek me een mooi vak. Ik heb gekozen voor gynaecologie omdat het een vak is waarin je zowel praktisch als psychosociaal bezig bent. Je werkt met mensen en je kunt internistisch denken. Er zitten een heleboel facetten aan gynaecologie die ik mooi vond. In Amsterdam volgde ik de opleiding aan de VU en deed promotieonderzoek over het effect van de fysiologische kenmerken op de groei van het ongeboren kind. Direct na de opleiding ging ik in 2002 in Sneek aan de slag als gynaecoloog.”
Grote winst “Ik zocht dus iets wat ik in de gynaecologie niet kon vinden. Maar ik wilde niet stoppen binnen de geneeskunde omdat ik dokter zijn gewoon heel leuk vind. Na wikken, wegen en nadenken kwamen er voor mij een aantal dingen samen. Ik heb in januari 2010 de knoop doorgehakt en gekozen voor de huisartsopleiding. Die beslissing zie ik voor mezelf nog steeds als een grote winst. Ik ben blij met de persoonlijke contacten die ik nu met patiënten heb, ik sta nu meer naast de mensen. En ik kan tussen de bedrijven door even naar buiten, ik zit niet de hele dag binnen in een gebouw. Bovendien kan ik dit werk beter combineren met een druk gezin met vier meiden.”
Op zoek “Ik heb altijd met heel veel plezier als gynaecoloog gewerkt. Het is een prachtig vak. Maar ik merkte dat ik mijn draai niet kon vinden. Na een aantal jaren in Sneek gewerkt te hebben, wilde ik wel naar een groter ziekenhuis waar ik me meer kon specialiseren. Toen ik eenmaal in dat grote ziekenhuis zat, moest ik soms op het naambordje van de verpleegkundige kijken om erachter te komen hoe ze ook alweer heette. Ik stond dan met haar een bevalling te doen. Hoewel er in dat grote ziekenhuis van alles kon, vond ik het te groot en onpersoonlijk. Dit was het dus ook niet voor mij. Dan komt er een moment dat je jezelf moet vragen: wat wil ik nou eigenlijk? Het was duidelijk dat ik zoekende was en er zijn een paar jaar van denken aan voorafgegaan voordat ik wist dat ik huisartsgeneeskunde wilde doen.”
“Ik heb geen dag spijt gehad van mijn keuze.” In de huisartsenpraktijk “Op 1 maart 2010 ben ik begonnen aan de huisartsopleiding in Groningen. Na overleg met de mensen van de opleiding, kreeg ik in totaal anderhalf jaar vrijstelling. Er is voor mij gekozen om zoveel mogelijk mee te draaien in de huisartsenpraktijk. Mijn start maakte ik vorig jaar in maart als aios bij een huisartsenpraktijk in het Friese Tzummarum. Het tweede jaar is het jaar voor de klinische stages. Deze periode is voor mij ingekort naar drie maanden stage in een verpleeghuis. Terwijl ik eigenlijk nog maar een jaar bezig ben, zit ik sinds kort alweer in mijn derde jaar. Ik ben nu aios binnen een huisartsenpraktijk in Heeg.”
og huisarts werd “Hoewel er in dat grote ziekenhuis van alles kon, vond ik het te groot en onpersoonlijk.”
23
Basale geneeskunde “Ik heb geen dag spijt gehad van mijn keuze. Ik vind de afwisseling van in de spreekkamer zitten en bij de mensen thuis komen echt een cadeautje. En soms loop ik tegen gekke dingen aan omdat ik al zolang niet meer met basale geneeskunde ben bezig geweest. Tijdens mijn eerste stage hebben ze zich helemaal suf gelachen omdat ik naar een patiënt moest die een likdoorn had. Het was een complete verrassing voor me, want ik had nog nooit een likdoorn gezien. Nu zit ik in een andere huisartsenpraktijk met nieuwe collega’s. Zij hebben weer hun eigen manier van dokteren en dat is interessant om mee te maken.” Gynaecologische kennis “Tijdens mijn vorige stage schreef ik een artikel voor het plaatselijke krantje. Het was een aankondiging dat ik als aios ging meedraaien in de huisartsenpraktijk en ik schreef ook dat ik gynaecoloog was geweest. Patiënten vonden het toen wel handig om bij mij in de praktijk te komen, in plaats van naar gynaecologie in het ziekenhuis. Bij mijn huidige stage communiceer ik niet meer zo expliciet over mijn achtergrond. Daarmee voorkom ik het ontstaan van een kleine polikliniek gynaecologie binnen de praktijk. Bovendien heb ik bewust gekozen voor het huisartsenvak, ik wil alle aspecten meemaken. Maar dat er gebruik wordt gemaakt van mijn gynaecologische kennis vind ik natuurlijk logisch. Kennisuitwisseling is gewoon heel nuttig.” Opleiding “Het verschil tussen mij en de jongere aios is dat ze van mij geen dokter meer hoeven te maken. Dat hoorde ik al tijdens mijn eerste stage. Op de terugkomdagen in Groningen ontdek ik associaties met mijn eerdere opleidingsjaren, er komen weer dingen bovendrijven. Met mijn ervaring is mijn positie in de groep wel iets anders, alhoewel ik daar zelf zo weinig mogelijk aandacht aan wil besteden.
Jaarbericht 2010 24
Ik ben nu heel erg gefocust op het vergaren van kennis. Ik wil echt bijspijkeren, bijvoorbeeld over cardiologie en longziekten waarover ik tien jaar geleden heb geleerd. Ik kreeg ook de ruimte van de opleiding om mee te lopen met een jeugd- en kinderpsychiater. En op terugkomdagen heb ik veel aan het terugkijken van videoconsulten. Als ervaren dokter kan ik daar echt nog wat van leren. Op de opleiding wordt veel aandacht besteed aan de communicatie met patiënten, meer dan ik gewend was. Het is ook een onderwerp waar je altijd mee bezig moet blijven.” “Voor wat de toekomst betreft hoop ik een huisartsenpraktijk te vinden waar ik aan de slag kan. Ik verwacht dat daar wel iets moois uit komt. Als huisarts zou ik willen dat mijn patiënten geen drempel ervaren als ze bij me langskomen. En tegelijkertijd wil ik ze ook een beetje opleiden en ziekte-inzicht meegeven. Dat vind ik een mooie combinatie.”
“Ik vind de afwisseling van in de spreekkamer zitten en bij de mensen thuis komen echt een cadeautje.”
8 Kwaliteitzorg
9 Relaties met derden
Ook in 2010 zijn er vele contacten met derden geweest. De belangrijkste worden hieronder weergegeven. UMCG: • Periodiek overleg met hoofd FEZ-sector -F • Participatie in overleg inzake opleidingsmodel ouderenzorg • Participatie hoofd opleiding in Centrale Opleidings Commissie (COC)
Sedert 2009 is Anita Verhoeven als kwaliteitsmedewerker in functie bij de huisartsopleiding. In het kader van kwaliteitsontwikkeling is erg veel tijd, mankracht en energie gestopt in het vergroten van de transparantie en beschikbaarheid van vele gegevens. De in 2010 ontwikkelde website is een eerste stap in de richting die gewenst is. Voortgang van dit traject, mede middels het vooreerst op projectbasis aanstellen van een webmanager is daarbij noodzakelijk. Op 25 november 2010 heeft de opleiding een HVRC visitatie mogen ondergaan. In het kader van UMCG beleid werd voorafgaand aan deze visitatie op 28 september 2010 een proefvisitatie gerealiseerd. De visitatie is naar goede tevredenheid verlopen. Het definitieve verslag en de beslissing van deze visitatie kan in 2011 ingewacht worden. Participatie in de landelijk ontwikkelde kwaliteitssystemen voor huisartsopleidingen is een vervolg gegeven. Zowel in het traject van Permanent Audit van de Huisartsopleidingen als in het project van de prestatie-indicatoren wordt geparticipeerd. De landelijke intentie om het goede van beide systemen te integreren tot één kwaliteitssysteem voor de acht huisartsopleidingen zal hopelijk in 2011 geëffectueerd worden.
Huisartsopleiding Nederland: • Algemeen bestuur Huisartsopleiding Nederland (HON) - Frank Baarveld • Bestuurlijke Advies Commissie Kwaliteit Huisartsopleiders (BACKH) - Frank Baarveld • Werkgroep Toetsing - Anita Verhoeven • Werkgroep Kennis (toetsvragen) - Erna Robben en Anita Verhoeven • Werkgroep Tweedejaarsstages - Annette Berendsen (tot 1 dec 2010) • Werkgroep Automatisering - Renze Hasper • Stuurgroep Kwaliteit - Frank Baarveld • Begeleiding project Integrale Scholing en Beoordeling HAO’s - Frank Baarveld • Project aios op de post - Josca Fokkema-Elders • Project praktijkaccreditering HAO’s - Dorien Janssen NHG/LHV/VSG Participatie Verbijzonderingsmodule Huisartsen Sport en Bewegen - Frank Baarveld Voorzitter congrescie van het NHG congres (19 november 2010) - Frank Baarveld Cie lid NHG congres - Meike Bruinsma NHG Stuurgroep NHG kadercursus GGZ (gestart maart 2010) Frank Baarveld HVRC Periodiek overleg SBOH Periodiek overleg Stuurgroep project praktijkaccreditering - Frank Baarveld ROVAH Maandelijks overleg met bestuur ROVAH Overige Wenckebach Instituut: Organisatie nascholingen noordelijke regio (nascholing UMCG), Gemeenschappelijke opleidersdagen Huisartsopleiding Leiden: Stage Verloskunde Verloskunde Academie Groningen (VAG): Onderwijs (stage verloskunde) & onderzoek
25
10 Praktijkverhaal
Het bela patiëntco
Anne Uyttenboogaart
Anne Uyttenboogaart is gedragswetenschapper. Ze laat aios zelf inzien hoe zij kunnen omgaan met arts-patiëntcommunicatie. Spiegelen is daarbij een effectief middel. Maar het allerbelangrijkste vindt Anne het zelfinzicht van de aios. “Ken jezelf”, dat is haar motto.
“Aios zijn zo intrinsiek gemotiveerd, dat maakt het extra leuk dat ik naast ze mag staan en ze kan helpen met observaties.” Jaarbericht 2010 26
Helpen met observeren “Hoe kunnen mensen veranderen en hoe doen ze dat? Vraag en antwoord hebben me altijd geboeid. Als trainer wilde ik me faciliterend opstellen, volwassenen stimuleren en actief begeleiden in veranderingsprocessen. Dat heb ik twee jaar gedaan vanuit de vakbond en vervolgens zes jaar bij een training- en adviesbureau. Daarna werkte ik bij een kennisinstituut aan het thema ‘competentiemanagement in de zorg’ en gaf er trainingen in ‘train de trainer’. Ik vervolgde mijn loopbaan als docent/trainer gespreksvoering op de Hanzehogeschool bij de opleiding personeelsmanagement. En sinds september 2009 geef ik les aan aios op de Huisartsopleiding UMCG. Ik prikkel aios om de relatie die zij aangaan met de patiënt te onderzoeken. Hoe kijk ik naar een patiënt en wat doet dat met mij? Wat wil ik anders en hoe kan ik dat met behulp van communicatietechnieken bereiken? Zo kom ik bij arts-patiëntcommunicatie, kortweg APC. Aios zijn zo intrinsiek gemotiveerd, dat maakt het extra leuk dat ik naast ze mag staan en ze kan helpen met observaties.”
ang van goede artsommunicatie De regie in handen “Arts-patiëntcommunicatie leren aios voornamelijk in de praktijk. Op de terugkomdagen in Groningen besteden we veel aandacht aan consultvoering. Videoconsulten spelen we af en we bespreken ze. We doen rollenspellen en oefenen met vaardigheden zoals het samenvatten en doorvragen bij patiënten. We behandelen vragen als: waarom vraag je niet door? En: hoe ga je met weerstand om? Verder leren we aios zich bewust te zijn van hun houding en positie. Het is goed om te weten wat een patiënt met jou doet, want ook al zeg je het één, je kunt het ander uitstralen door je non-verbale houding. Ik spiegel aios daarmee door het geluid van de video uit te zetten. Ik merk dat aios na verloop van tijd steeds meer de regie in handen krijgen. En dat doet veel met hun zelfvertrouwen.”
“De Huisartsopleiding UMCG heeft een duidelijk signaal afgegeven om arts-patiëntcommunicatie binnen de opleiding te stroomlijnen.” Communicatietalent “Juist in het huisartsenvak is arts-patiëntcommunicatie onmisbaar. Om goed te kunnen diagnosticeren zijn goede communicatieve vaardigheden onmisbaar. Jouw communicatietalent is jouw apparatuur. Daarom is APC een belangrijk onderdeel binnen de huisartsopleiding. In het eerste jaar van de opleiding leren we aios over vraagverheldering tijdens een consult en de opbouw van een consult. We besteden aandacht aan nonverbale en verbale communicatie, geven voorlichting en leren aios om te gaan met agressie en bezorgdheid. In het tweede jaar werken aios in de kliniek en haken we in op de arts-patiëntcommunicatie die betrekking heeft op die specifieke werkplek: de spoedeisende hulp, GGZ of verpleeghuis. En voor de derdejaars aios besteden we meer aandacht aan lange episodes zoals patiënten met chronische ziektes of medisch onverklaarbare klachten.”
Toetsen: zoveel mogelijk feedback “Over het algemeen zijn alle vormen van gespreksvoering moeilijk te toetsen. Toetsinstrumenten moeten valide en betrouwbaar zijn en dat is lastig bij gespreksvoering. Een valide toetsinstrument richt zich vaak op één gedeelte in een gesprek, maar er is meer nodig voor een geslaagd consult. Je hebt bijvoorbeeld vijf keer een samenvatting gemaakt en je krijgt een acht als cijfer. Toch kan het consult ondanks die acht doodslaan. Omdat er niet genoeg ruimte was voor de patiënt. Toch willen we de kwaliteit van het toetsen vergroten door meerdere beoordelaars feedback te laten geven. We zijn daarbij afhankelijk van de observaties van opleiders, zij doen tenslotte samen met de aios het spreekuur en zitten dicht op de praktijk. Zij vullen het observatieformulier in bij het nabespreken van het consult. Daarbij geven we opleiders de ruimte op het formulier voor toelichting over de complexiteit van het consult. Verder blijven de videonabesprekingen tijdens de terugkomdagen belangrijk.” Landelijke samenwerking “In 2008 is er onder alle huisartsopleidingen een landelijke inventarisatie gemaakt van onderwijsprogramma’s op het gebied van APC. Tijdens de landelijke bijeenkomsten wisselen we onderwijsprogramma’s uit. We geven dan input aan de ontwikkeling van Kritische Beroepsactiviteiten waarbij we inzoomen op arts-patiëntcommunicatie. Ook thema’s als de samenwerking met opleiders komen aan de orde, waarbij het interessant is om te zien wat de couleurs locale zijn.” Draagvlak in Groningen “De Huisartsopleiding UMCG heeft een duidelijk signaal afgegeven om arts-patiëntcommunicatie binnen de opleiding te stroomlijnen. Het is niet voor niets dat ik samen met een andere gedragswetenschapper ben aangesteld om APC-onderwijs professioneel op te tuigen. Dit kan niet zonder samenspraak met collega’s, we ervaren met elkaar de dagelijkse praktijk. Het is een uitdaging om de stroomlijning niet alleen op papier te hebben, maar vooral uit te voeren in het dagelijks handelen. Het is eigenlijk net een consult; door goed af te stemmen en wederzijds verantwoordelijkheid te nemen, komen we tot een werkbaar eindresultaat.
“Om goed te kunnen diagnosticeren zijn goede communicatieve vaardigheden onmisbaar.” 27
11 Knelpunten en beleidsplan
Knelpunten en beleidsplan Als ervaren knelpunten zijn in 2010 de volgende punten op te voeren: 1. Recruteren van huisartsen als stafmedewerker dan wel beleids-medewerker (coördinatoren). 2. Financieringssystematiek in relatie tot verzwaring taken stafmedewerkers als gevolg van opdrachtgestuurd, competentie-gericht, verindividualiserend curriculum. 3. Ruimte (in tijd) voor adequate docent professionalisering. 4. Dreigende ontwikkeling beperkte instroom aios. Beleidsplan De meeste van de voorgenomen plannen voor 2010 konden gerealiseerd worden. Helaas konden niet alle aios plaatsen ingevuld worden. Uiteindelijk startten 63 aios met hun opleiding bij ons. Een goed verloop van HVRC visitatie kan daarbij genoemd worden, alhoewel de (voorgenomen) beslissing tot voortgang van de erkenning van de opleiding eerst in 2011 genomen zal worden. De realisatie van de nieuwe website, www.huisartsenopleidinggroningen.nl is een mooi startpunt voor nadere verbetering van communicatie, transparantie en efficiency
Jaarbericht 2010 28
in de opleiding. De beleidsontwikkeling inzake de vraag ‘hoe kunnen we als huisartsopleiding inspelen op veranderingen in de maatschappij’ is verder vorm gegeven. Een visie-missie rapport is opgesteld als resultante van dit kwaliteitstraject. Afstemming in deze met de afdelinghuisartsgeneeskunde is in werking gezet. Beleidsmatige plannen voor het nieuwe jaar 2011, zoals die gepresenteerd zijn aan de staf tijdens de jaarafsluiting in december 2010 zijn: • Kwaliteitsbeleid verder uitwerken en daarbij anticiperen op kwaliteitsprojecten (PAUKH en prestatie-indicatoren). • Verdere ontwikkeling en evaluatie onderwijslijnen in curriculum (o.a. lijn wetenschappelijk vorming en lijn APC). • Werving nieuwe aios. • Nader ontwikkelen van de lijn ‘docent professionalisering’. • Anticiperen op krapte op de huisartsenmarkt in het noorden van het land.
Bijlage 1 Publicaties Bijlage 1. Publicaties 1. Wetenschappelijke publicaties in internationale publicaties 2010 Baarveld F, Visser CA, Kollen BJ, Backx FJ. Sports-related injuries in primary health care. Fam Pract 2010 Oct 5. Berendsen AJ, Benneker WH, Groenier KH, Schuling J, Grol RP, Meyboom-de Jong B. DOC questionnaire: measuring how GPs and medical specialists rate collaboration. Int J Health Care Qual Assur 2010;23(5):516. Berendsen AJ, de Jong GM, Schuling J, Bosveld HE, de Waal MW, Mitchell GK, et al. Patient’s need for choice and information across the interface between primary and secondary care: a survey. Patient Educ Couns 2010 Apr;79(1):100-105. Bergman GJ, Winters JC, Groenier KH, Meyboom-de Jong B, Postema K, van der Heijden GJ. Manipulative therapy in addition to usual care for patients with shoulder complaints: results of physical examination outcomes in a randomized controlled trial. J Manipulative Physiol Ther 2010 Feb;33(2):96-101. Berkelmans PG, Berendsen AJ, Verhaak P, van der Meer K. Characteristics of general practice care: what do senior citizens value? A qualitative study. BMC Geriatr 2010;10:80. Drion I, Joosten H, Ubink-Veltmaat LJ, Lieverse LG, Hateren KJJV, Groenier KH, et al. The chronic kidney disease collaboration equation: not of additional value compared to the modification of diet in renal disease equation in diabetic patients. Diabetologia 2010;53(1). Godefrooij MB, Diemers AD, Scherpbier AJ. Students’ perceptions about the transition to the clinical phase of a medical curriculum with preclinical patient contacts; a focus group study. BMC Med Educ 2010 Apr 5;10:28. Goosen JH, Kollen BJ, Castelein RM, Kuipers BM, Verheyen CC. Minimally invasive versus classical procedures in total hip arthroplasty: a double-blind randomised controlled trial. Clinical Orthopaedics and Related Research 2010;469(1):200. Hateren KJJV, Landman GW, Kleefstra N, Drion I, Groenier KH, Houweling ST, et al. Diabetes duration: a crucial factor when determining individual target levels of glycaemic control in old age? (ZODIAC-20). Diabetologia 2010;53(1).
Van der Molen T, van der Heide WK. Skin Cancer Education for Primary Care Physicians: A Systematic Review of Published Evaluated Interventions. J Gen Intern Med 2010 november 2010. Nothnagle M, Reis S, Goldman R, Diemers A. Development of the GPSE: a tool to improve feedback on procedural skills in residency. Fam Med 2010 Jul-Aug;42(7):507-513. Oud MJ, Schuling J, Groenier KH, Verhaak PF, Slooff CJ, Dekker JH, et al. Care provided by general practitioners to patients with psychotic disorders: a cohort study. BMC Fam Pract 2010 Nov 25;11:92. Peters-Veluthamaningal C, Winters JC, Groenier KH, Meyboom-de Jong B. Randomised controlled trial of local corticosteroid injections for carpal tunnel syndrome in general practice. BMC Fam Pract 2010 Jul 29;11:54. Piek E, van der Meer K, Nolen WA. Guideline recommendations for long-term treatment of depression with antidepressants in primary care--a critical review. Eur J Gen Pract 2010 Jun;16(2):106-112. Pijpers MA, Bongers ME, Benninga MA, Berger MY. Functional constipation in children: a systematic review on prognosis and predictive factors. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2010 Mar;50(3):256-268. Prins M, Bosmans J, Verhaak P, van der Meer K, van Tulder M, van Marwijk H, et al. The costs of guideline-concordant care and of care according to patients’ needs in anxiety and depression. J Eval Clin Pract 2010 Jun 25. Prins M, Meadows G, Bobevski I, Graham A, Verhaak P, van der Meer K, et al. Perceived need for mental health care and barriers to care in the Netherlands and Australia. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol 2010 Aug 5. Prins MA, Verhaak PF, Smolders M, Laurant MG, van der Meer K, Spreeuwenberg P, et al. Patient factors associated with guideline-concordant treatment of anxiety and depression in primary care. J Gen Intern Med 2010 Jul;25(7):648-655. Reda AA, Kotz D, Kocks JW, Wesseling G, van Schayck CP. Reliability and validity of the clinical COPD questionniare and chronic respiratory questionnaire. Respir Med 2010 Nov;104(11):1675-1682.
Haveman JW, Logtenberg SJ, Kleefstra N, Groenier KH, Bilo HJ, Blomme AM. Surgical aspects and complications of continuous intraperitoneal insulin infusion with an implantable pump. Langenbecks Arch Surg 2010 Jan;395(1):65-71.
Schokker S, Groenhof F, van der Veen WJ, van der Molen T. Prescribing of asthma medication in primary care for children aged under 10. Prim Care Respir J 2010 Mar;19(1):28-34.
Houweling ST, Hateren KJJV, Landman GW, Groenier KH, Kleefstra N, Bilo HJ. Healthrelated quality of life: a marker of increased mortality in elderly type 2 diabetic patients (ZODIAC-18). 2010;53(1).
Spee LA, Madderom MB, Pijpers M, van Leeuwen Y, Berger MY. Association between helicobacter pylori and gastrointestinal symptoms in children. Pediatrics 2010 Mar;125(3):e651-69.
Kleefstra N, Houweling ST, Groenier KH, Bilo HJ. Characterization of the metabolic and physiologic response to chromium supplementation in subjects with type 2 diabetes mellitus. Metabolism 2010 Nov;59(11):e17.
Tsiligianni IG, van der Molen T, Tzanakis NE, Siafakas NM, van Heijst E, Lionis C. A telehealth integrated asthma-COPD service for primary care: a proposal for a pilot feasibility study in Crete, Greece. BMC Res Notes 2010 Jul 15;3:198.
Kollen BJ, Groenier KH, Berendsen AJ. Patients’ experiences with continuum of care across hospitals. A multilevel analysis of Consumer Quality Index Continuum of Care. Patient Educ Couns 2010 May 31.
van der Houwen C, Boor K, Essed GM, Boendermaker PM, Scherpbier AJJA, Scheele F. Gynaecological surgical training in the operating room: an exploratory study. Eur J Obstet Gynecol 2010;08:14.
Kuipers BM, Kollen BJ, Kaijser Bots PC, Burger BJ, van Raay JJ, Tulp NJ, et al. Factors associated with reduced early survival in the Oxford phase III medial unicompartment knee replacement. The Knee 2010;17(1):48.
van der Molen T. Co-morbidities of COPD in primary care: frequency, relation to COPD, and treatment consequences. Prim Care Respir J 2010 Sep 9.
Kwakkel G, Veerbeek JM, Harmeling-vanderWel BC, van Wegen E, Kollen BJ. Diagnostic accuracy of the Barthel Index for measuring Activities of Daily Living outcome after ischemic hemispheric stroke: Does early poststroke timing af assessment matter? EPOS 2010. Landman GW, Kleefstra N, van Hateren KJ, Groenier KH, Gans RO, Bilo HJ. Metformin associated with lower cancer mortality in type 2 diabetes: ZODIAC-16. Diabetes Care 2010 Feb;33(2):322-326. Landman GW, van Hateren KJ, Kleefstra N, Groenier KH, Gans RO, Bilo HJ. Health related quality of life and mortality in a general and elderly population of patients with type 2 diabetes (ZODIAC-18). Diabetes Care 2010 Aug 30. Landman GW, van Hateren KJ, Kleefstra N, Groenier KH, Gans RO, Bilo HJ. The relationship between glycaemic control and mortality in patients with type 2 diabetes in general practice (ZODIAC-11). Br J Gen Pract 2010 Mar;60(572):172-175. Landman GW, Vliet V-,J.V., Kleefstra N, Hateren KJJV, Drion I, Groenier KH, et al. Two common variants on 9p21 affect mortality risk in type 2 diabetes patients. Diabetologia 2010;53(1). Leever AM, Hulst MV, Berendsen AJ, Boendermaker PM, Roodenburg JL, Pols J. Conflicts and conflict management in the collaboration between nurses and physicians - a qualitative study. J Interprof Care 2010 Nov;24(6):612-624. Logtenberg SJ, Kleefstra N, Houweling ST, Groenier KH, Gans RO, Bilo HJ. Healthrelated quality of life, treatment satisfaction, and costs associated with intraperitoneal versus subcutaneous insulin administration in type 1 diabetes: a randomized controlled trial. Diabetes Care 2010 Jun;33(6):1169-1172. Van der Molen T, Foster JM, Caeser M, Muller T, Postma DS. Difference between patient-reported side effects of ciclesonide versus fluticasone propionate. Respir Med 2010 Jun 26.
van der Molen T, Foster JM, Caeser M, Muller T, Postma DS. Difference between patient-reported side effects of ciclesonide versus fluticasone propionate. Respir Med 2010 Dec;104(12):1825-1833. van Hateren KJ, Landman GW, Kleefstra N, Groenier KH, Kamper AM, Houweling ST, et al. Lower blood pressure associated with higher mortality in elderly diabetic patients (ZODIAC-12). Age Ageing 2010 Sep;39(5):603-609. Verhagen AP, Damen L, Berger MY, Passchier J, Koes BW. Lack of benefit for prophylactic drugs of tension-type headache in adults: a systematic review. Fam Pract 2010 Apr;27(2):151-165. Voorham J, Haaijer-Ruskamp FM, van der Meer K, de Zeeuw D, Wolffenbuttel BH, Hoogenberg K, et al. Identifying targets to improve treatment in type 2 diabetes; the Groningen Initiative to aNalyse Type 2 diabetes Treatment (GIANTT) observational study. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2010 Oct;19(10):1078-1086. Wagemakers HP, Luijsterburg PA, Boks SS, Heintjes EM, Berger MY, Verhaar JA, et al. Diagnostic accuracy of history taking and physical examination for assessing anterior cruciate ligament lesions of the knee in primary care. Arch Phys Med Rehabil 2010 Sep;91(9):1452-1459. Wagemakers HP, Luijsterburg PA, Heintjes EM, Berger MY, Verhaar J, Koes BW, et al. Outcome of knee injuries in general practice: 1-year follow-up. Br J Gen Pract 2010 Feb;60(571):56-63. 2. Wetenschappelijke publicaties in nationale tijdschriften Baarveld F, Visser CAN, Kollen BJ, Backx FJ. Wat doet de huisarts aan sportgerelateerde problemen? H & W 2010 10-12; 13-07; 24-04. Berendsen AJ, Jong GM, Schuling J, Bosveld HE, Waal MWMd, Mitchell GK, et al. De informatiebehoefte van de verwezen patiënt. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154(40):1845.
29
Hortensius J, Kleefstra N, Slingerland RJ, Fokkert MJ, Groenier KH, Houweling ST, et al. The influence of a soiled finger in capillary blood glucose monitoring. Neth J Med 2010 Aug; 68 (1) :330-331.
Kocks JW. De kleren maken de dokter. Radio interview NOS Journaal 29 december 2010.
Kleefstra N, Hortensius J, Logtenberg SJ, Slingerland RJ, Groenier KH, Houweling ST, et al. Self-monitoring of blood glucose in tablet-treated type 2 diabetic patients (ZODIAC). Neth J Med 2010 Aug; 68 (1) :311-316.
Kocks JW. De kleren maken de dokter. Interview BNR Nieuwsradio 29 december 2010.
Kocks JW, Lisman-van Leeuwen Y, Berkelmans PGJ. De kleren maken de dokter. Ned Tijdschr Geneeskd 2010(154):A2898.
Kocks JW. De kleren maken de dokter. Interview NRC, 29 december 2010.
Kocks JW, Tanja TA. A girl with haematomas. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A215. Oud MJ, Schuling J, Slooff CJ, Groenier KH, Dekker JH, Meyboom-de Jong B. Zorg voor psychotische patiënten: de taakopvatting van de huisarts. H & W 2010(53):128. Trompert CA, Boek M, Groenier KH, Koelewijn JM, Baarveld F. Algemeen verloskundige taken van de huisarts: een onderzoek naar de behoefte aan verloskundig onderwijs tijdens de opleiding. TMO 2010;29(4):245--251. Verhagen AP, Damen L, Berger MY, Lenssinck ML, Passchier J, Kroes BW. Treatment of tension type headache: paracetamol and NSAIDs work: a systematic review. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154(27):A1924. Voorham J, Haaijer-Ruskamp FM, van der Meer K, de Zeeuw D, Wolffenbuttel BH, Hoogenberg K, et al. Quality of the treatment of type 2 diabetes: results from the GIANTT project 2004-2007. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A775. 3. Vakpublicaties Klip H, Kollen BJ. Schrijven van een wetenschappelijk artikel. Nederlands Tijdschrift voor Traumatologie 2010;18(4):100. Klip H, Ubink C, Kollen BJ. Subsidies. In dit verband. 2010;20(2):22.
Kocks JW. De kleren maken de dokter. Interview Radio Noord 29 december 2010.
Kocks JW. De kleren maken de dokter. Interview Amsterdam FM, 29 december. 2010.
Kwakkel G, Veerbeek JM, Harmeling-vanderWel BC, van Wegen E, Kollen BJ. Diagnostic accuracy of the Barthel Index for measuring Activities of Daily Living outcome after ischemic hemispheric stroke: Does early poststroke timing af assessment matter? EPOS 2010. Landman GW, Vliet V-,J.V., Kleefstra N, van Hateren KJJ, Drion I, Groenier KH, et al. Two common variants on 9p21 affect mortality risk in type 2 diabetes patients poster / presentatie EASD 2010. Diabetologia 2010;53(1). Schokker S, Vroegop JS, Steenhuis LH, Wills SH, van Loon AJ, van der Molen T, et al. Changes in asthma medication use during pregnancy in The Netherlands. European Respiratory Society, Barcelona, Spain, 18-22 september 2010. Poster 1200. Trompert CA, Boek M, Groenier KH, Koelewijn JM, Baarveld F. Algemeen veroskundige taken van de huisarts, NHG Wetenschapsdag, 18 juni 2010. Verhoeven AAH, Waarsenburg E. Integrative Family Medicine: restoring the therapeutic relationship with a holistic perspective. World Organizaition of Family Doctors (Wonca). 2010; workshop. 7. Critical Appraisal Topic’s - 2010 Asselt, R. Heeft de behandeling van hypertrofische littekens met behulp van siliconenpleisters een gunstiger effect op de klachten ten opzichte van niet behandelen van deze littekens?
4. Boeken Baarveld F. Knieklachten. In: Beenakker EAC SH, editor. Probleemgeorienteerd denken in de huisartsgeneeskunde. Een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek; 2010. p. 137-146.
Bagherzadegan, E. Hebben profylactische antibiotica voor de insertie van het spiraal effect op voorkoming van IUD- gerelateerde complicatie bv. Pelvic Inflamamatory disease, ongepland bezoek en ververoegde verwijdering van het IUD?
Brand PLP, Boendermaker PM, Venekamp R. Klinisch onderwijs en opleiden in de praktijk. Houten: Prelum; 2010.
Balena, R. Geeft bij patiënten met een enkelbandruptuur behandeling met gips een sneller herstel dan tape?
Bruinsma M, Gerrits M. Boekbespreking: Probleem georienteerd denken in de huisartsgeneeskunde. H & W 2010(nr. 8):454.
Barkhof, G. Heeft een goede warming-up in tegenstelling tot geen warming-up bij sporters een gunstig effect op het voorkomen van blessures?
Klip H, Kollen BJ. Onderzoek Samengevat - Een bundel praktische artikelen voor de beginnend geneeskundige onderzoeker. 2010.
Ben-Zvi L. Zijn patiënten buiten kantoortijden meer tevreden in een kleinschalige dienstenstructuur dan op een huisartsenpost met de huisartsenzorg?
5. Abstracts/posters/voordrachten Baarveld F. Sportgerelateerde problemen in de huisartsenpraktijk. NHG Wetenschapsdag 18 juni 2010 2010 June 18 2010.
Blank, S. Geeft bij rokende (milde) astma patiënten het gebruik van inhalatie corticosteroïden een verbetering van longfunctie ten opzichte van niet-rokende (milde) astma patiënten.
Baarveld F. Sportsrelated injuries in primary health care. NHG congres 2010 November, 19 2010.
Boerma R. Geeft bij diabetes mellitus patiënten de inzet van een gespecialiseerde verpleegkundige een betere regulatie van de bloedsuikerspiegels dan zonder deze inzet?
Berendsen AJ. Samenwerking tussen huisarts en specialist. Vlietland ziekenhuis Schiedam, regionale artsenmiddag april 2010. 2010.
Bolt, ME. Geeft bij mantelzorgers voor dementerenden voorlichting over de ziekte en zorg een grotere draagkracht dan wanneer er geen voorlichting is.
Berendsen AJ. Patient’s need for choice.Wonca Europe, Malaga, October 2010.
Boon, T. Heeft bij mensen met een depressie lichamelijke beweging een positiever effect op de depressie dan geen behandeling of een reguliere behandeling?
Berendsen AJ. Transgressive behavior. Workshop - Wonca Europe Malaga, October 2010. Berendsen AJ. 2010;Huisartsen beoordelen het UMCG, Presentatie in COC maart/april 2010. Drion I, Joosten H, Ubink-Veltmaat LJ, Lieverse LG, van Hateren KJJ, Groenier KH, et al. The chronic kidney disease collaboration equation: not of additional value compared to the modification of diet in renal disease equation in diabetic patients. Diabetologia 2010;53(1). Houweling ST, van Hateren KJJ, Landman GW, Groenier KH, Kleefstra N, Bilo HJ. Health-related quality of life: a marker of increased mortality in elderly type 2 diabetic patients (ZODIAC-18)
Buist- de Groot, MR. Is bij diabetespatiënten groepsvoorlichting even effectief als een individuele benadering voor het veranderen van hun leefstijl (en zo het verminderen van hba1c, morbiditeit en mortaliteit) ? Busman, P.M. Krijgen kinderen die eerder een koortsconvulsie doorgemaakt hebben minder recidief koortsconvulsies wanneer zij paracetamol gebruiken dan kinderen die geen paracetamol gebruiken? Butselaar, M. Geeft bij patiënten met erysipelas/cellulitis in de huisartsenpraktijk penicillinen een betere genezing na behandeling dan macroliden en clindamycine.
6. Poster / presentatie easd 2010. 2010;53(1).
Ek, C. van. Is antibiotische profylaxe post coïtum effectief voor het voorkomen van urineweginfecties bij seksueel actieve premenopauzale vrouwen die frequent een urineweginfectie hebben doorgemaakt, vergeleken met het achterwege laten van profylaxe en continue profylaxe?
Kocks JW. Casefinding astma/COPD in de Academische Huisartstenpraktijk. RNG Registratiemiddag Assen, 5 maart 2010.
Gebben, HJ. Leidt zelfcontrole bij ontstolling met coumarinen in vergelijking met standaard controle tot minder complicaties als gevolg van een te lage of te hoge INR?
Kocks JW. Uit de praktijk: Patiëntenzorg binnen de academische huisartsenpraktijk. Afscheidssymposium Prof. dr. K. van der Meer, Groningen 3 juni 2010.
Goot, van der JH. Leidt echografisch onderzoek bij patiënten in de huisartspraktijk tot minder verwijzingen naar de 2e lijn dan zonder de mogelijkheid van echografie door de huisarts?
Kocks JW. De dokter en het einde. “De zoete dood”. Compagnonscursus UMCG, Lattrop sept/okt 2010. Kocks JW. Health status meting in de praktijk van alle dag. NVALT jaarvergadering Utrecht 23 april 2010. Kocks JW. De kleren maken de dokter. TV interview RTV Noord 29 december 2010.
Jaarbericht 2010 30
Haar, I. ter. Leidt bij patiënten met 2e graads brandwonden een behandeling met flammazine tot een snellere wondgenezing dan behandeling met een hydrocolloid verband? Hamstra, J.J. Geeft bij de chirurgisch behandeling van ingegroeide teennagels fenolisatie een verminderd recidiefpercentage (O-1) en een verhoogd risico op postoperatieve infecties (O-2) dan chirurgische behandeling zonder fenolisatie?
Hilberink, N. Heeft bij ongecompliceerde oppervlakkige tromboflebitis een LMWH een meerwaarde dan een NSAID voor de therapie ?
Tromp, I. Geeft bij patienten met een vitamine B12 deficientie orale suppletie van vitamine B12 een zelfde stijging van de serum vitamine B12 spiegel als intramusculaire suppletie?
Hof Hvh. Maakt de CRP-waarde bij patiënten met klachten van een lage luchtweginfectie voldoende betrouwbaar onderscheid tussen bacteriële (pneumonie) en andere lage luchtweginfecties om te het bepalen of antibiotica geïndiceerd zijn ?
Valentijn M. Skiblessures: voorste kruisbandletsel.
Kampen van I. Geeft het gebruik van fenol bij chirurgische behandeling van een ingegroeide teennagel een beter resultaat en/of minder recidieven bij patiënten met een ingegroeide teennagel dan een behandeling zonder het gebruik van fenol ? Keizer, KJ. Is het opereren van een rotatorcuff zinvol voor het verminderen van de pijn en behoud van mobiliteit van de schouder bij patiënten met een bewezen ruptuur van de rotatorcuff ten opzichte van patiënten die alleen fysiotherapeutisch/conservatief behandeld worden. Khawar A. Patiënten met een Mallet vinger: conservatieve therapie of opratieve ingreep; welke aanpak levert het beste resultaat wat betreft functie herstel en complicatie. Khodadadzade M. Geeft bij patiënten met trigger finger de locale injectie corticosteroïd met lidocaïne een betere genezend resultaat dan zonder corticosteroïd? Korf-Bos, A. Geeft bij kinderen met een torus fractuur van de distale radius een drukverband een slechter en langzamer herstel (dwz angulatie, pijn, beperkte polsfunctie) dan een gipsspalk?
Veen, M. van der. In hoeverre negeren huisartsen de waarschuwingen van hun medicatie bewakingssysteem en heeft het type computersysteem hier ook invloed op? Vries, L. de. Is bij patiënten met actinische keratosen de applicatie met trichloorazijnzuur even effectief als de applicatie met vloeibare stikstof? Weerd Ld. Getromboseerde hemorroïden. Weijdema, H. Geeft bij patiënten met een anterieure schouderluxatie op de CSO een lokale verdoving met lidocaïne een even goede kans op repositie met minder bijwerkingen dan bij intraveneuze anesthetica ? Wierenga, M. Geeft bij kinderen met wonden in het gelaat plakken met wondlijm een gelijkwaardig cosmetisch resultaat als hechten? Willemsen, M. Bestaan er vragenlijsten die meten wat de invloed is van het wel of niet gebruiken van empathie tijdens een consult op de patiënt tevredenheid? Willemsen-Okkema, F. Heeft bij volwassen patiënten met een pneumonie het krijgen van fysiotherapie een toegevoegde waarde op het herstel in tegenstelling tot patiënten die geen fysiotherapie krijgen?
Lettinga J. Het gebruik van lokale anesthetica met adrenaline bij eindstandige arteriën. Meesters, A. Zijn de kenmerken van gecompliceerde rouw, zoals vastgesteld in de gewone populatie met DSM IV richtlijn, ook aanwezig bij patiënten met een mentale retardie ( IQ < 70)? Metsemakers M. Kan gewichtstoename na het beëindigen van fanatiek sporten voorkomen worden door een periode van aftrainen? Meulen Cvd. Is bij sportklimmers met een partiele of enkelvoudige A2 pulley ruptuur conservatieve therapie beter dan operatief herstel om weer op het oude klimniveau terug te komen?
Witte, M. Leidt bij patiënten die een (huis)arts hebben bezocht , het geven van aanvullende schriftelijke informatie over hun aandoening tot meer kennis en/of tevredenheid dan wanneer alleen mondelinge informatie wordt gegeven? Zwitser-Kruizinga, W.J. Heeft macrogol bij een patiënt met chronische obstipatie een beter effect op de stoelgang dan lactulose ? 8. Verslagen differentiatiemodule wetenschap (2010) Ollesch A. Het gebruik van diagnostische (sub)rubrieken binnen verschillende registratieprojecten. Piek E. Referral of patients with depression to mental health care by general practitioners.
Monsma, M. Wat is de invloed van bewegen op obesitas bij kinderen. Mulder, Z. Geeft bij patiënten met een urinesteenkoliek een NSAID’s een betere pijnverlichting dan met een opioïd?
Roessink M. De tevredenheid van consultvragers bij een regionaal palliatief consultatieteam ten aanzien van de gegeven adviezen en de bereikbaarheid. Spijker-Huiges A. Wat doet de huisarts met een lumbosacraal radiculair syndroom.
Nieuwenhuis M. Is bij sportklimmers met een partiele of enkelvoudige A2 pulley ruptuur conservatieve therapie beter dan operatief herstel om weer op het oude klimniveau terug te komen ?
Vries Md. COPD exacerbaties in de eerste lijn: variabiliteit in prednisolonkuren. Vries Jd. Self report on medication adherence for acute and chronic medication use.
Okhuizen A. Zijn cranberryproducten effectief bij het voorkomen van recidiverende urineweginfectie bij vrouwen? Oost-Korf, A. Geeft buscopan bij patiënten met een acute niersteenkoliek een betere pijnstilling dan de behandeling met diclofenac en/of morfine? Peels BM. Het effect van individuele ondersteunende begeleiding bij stoppen met roken. Pijlman L. Voorspellen van cardiovasculaire events met behulp van carotis intima-media thickness. Prak, L. Geeft een zoutbeperkt dieet een daling van de bloeddruk bij hypertensie patiënten ten opzichte van hypertensie patiënten zonder zoutbeperking in het dieet? Pronk, M. Welke factoren bevorderen de toepassing van een in het skills-lab geleerde handvaardigheid gedurende de eerste maanden, waarin een co-assistent in de kliniek actief is? Rodenboog M. Geeft bij patiënten met beperkte 2e graadsbrandwonden behandeling met zilverpreparaten een betere wondgenezing dan behandeling met andere wondbedekkers. Rozen-Eijsenga, van B. Hebben bij patiënten die een spiraal geplaatst krijgen, verschillende soorten pijnstilling (in de vorm van Ibuprofen, Naproxen en Mistoprosol) effect op de pijn tijdens en na plaatsing van het spiraal ten opzichte van geen pijnmedicatie? Sijtsma, B. Geven relaxatie oefeningen bij patiënten met depressie een vermindering van klachten vergelijkbaar met psychologische interventies of antidepressiva ? Slagter R. Kun je bij kinderen met een gastro-enteritis met milde tot matig ernstige dehydratie opname/iv-behandeling voorkomen door deze kinderen te behandelen met een anti-emeticum naast ORS, in plaats van alleen te behandelen met ORS? Steege, E. ter. Leidt bij patiënten met hemorrhoïden het gebruik van laxantia tot minder symptomen dan zonder laxantia? Stoel vdA. Geeft bij patiënten met depressieve klachten psychologische behandeling in de eerste lijn meer reductie in zorgconsumptie dan gewone behandeling door de huisarts? Struyk, E. Geeft bij patiënten met epistaxis de oplossing met oxybuprocaine en xylomethazoline gedraineerd in watten geplaatst in de neus vooraf een neustampon meer bloedingsstelping dan zonder de oplossing? Tjalsma, P. Geeft bij patiënten met een acute bursitis olecrani incisie en drainage een betere uitkomst dan alleen NSAID’s?
31
Huisartsopleiding UMCG Bezoekadres Antonius Deusinglaan 1 9713 AV Groningen Postadres Postbus 196 9700 AD Groningen Tel: 050 – 363 29 75 Fax: 050 – 363 74 45
[email protected] www.huisartsopleidinggroningen.nl
Jaarbericht 2010 32