Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Hoorcollege 4; Inhoud: Inleiding……………………………………………………………………………………………………………………………2 Gewone vs. buitengewone rechtsmiddelen………………………………………………………………………2 Enige aspecten………………………………………………………………………………………………………………….2 Verzet ………………………………………………………………………………………………………………………………3 Appel………………………………………………………………………………………………………………………………..3 Dagvaardingsprocedure in appel……………………………………………………………………………………….4 Verzoekschriftprocedure in appel……………………………………………………………………………………..5 KEI-procedure…………………………………………………………………………………………………………………..5 Uitspraken………………………………………………………………………………………………………………………..6 Cassatie…………………………………………………………………………………………………………………………….7 Pseudo-rechtsmiddelen…………………………………………………………………………………………………….8 Particuliere rechtsgangen………………………………………………………………………………………………….9 Arbitrage…………………………………………………………………………………………………………………………..9 Bindend advies……………………………………………………………………………………………………………….10 Mediation……………………………………………………………………………………………………………………….10
1
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Inleiding Vandaag staat (voornamelijk) in het teken van rechtsmiddelen en hun functies. Er wordt gesproken van ‘gewone’ rechtsmiddelen tegenover/naast buitengewone rechtsmiddelen. Als gewone rechtsmiddelen worden aangemerkt: verzet, appel en cassatie. Deze rechtsmiddelen worden niet als ‘gewoon’ aangemerkt omdat deze het meest voorkomen, maar dit is wel de realiteit. Verzet is een rechtsmiddel tegen een verstekvonnis, appel is een rechtsmiddel tegen uitspraken in eerste aanleg en cassatie bij de Hoge Raad is een beperkte instantie meestal tegen appeluitspraken, maar soms tevens tegen uitspraken in eerste aanleg. De functie van rechtsmiddelen is het bieden van rechtsverschaffing voor justiabelen (rechtszoekenden). Verzet heeft als kerndoel om als middel te dienen voor de functie van hoor-en wederhoor. Appel en cassatie hebben als kerndoel om als middel te dienen voor de controlefunctie; heeft de lagere rechter het wel goed gedaan? Kan een der partijen het beter aanpakken? Functies als rechtseenheid en rechtsontwikkelen komen voornamelijk tot uiting/zijn van belang in cassatie bij de Hoge Raad (als hoogste rechter van Nederland). Als buitengewone rechtsmiddelen worden aangemerkt: derdenverzet en herroeping. Derdenverzet wordt (vanzelfsprekend) ingesteld door een derde, niet zijnde een procespartij. Deze derde is (vaak) niet gehoord in de procedure, maar kan hier wel belang bij hebben. Derdenverzet wordt heel weinig ingesteld om de volgende simpele reden. Art. 236 Rv zegt dat uitspraken alleen gelden tussen partijen. Een derde heeft hier (in beginsel) geen belang bij en wordt hierdoor niet gebonden. Herroeping is een buitengewoon rechtsmiddel wat gaat om geknoei in het materiaal. Dit zijn gevallen waarbij de rechter door partijen op het verkeerde been is gezet (bv. een beslissing die is gebaseerd op meineed of een vals contract). Op deze buitengewone rechtsmiddelen wordt in dit college niet inhoudelijk verder ingegaan. Gewone vs. buitengewone rechtsmiddelen Het verschil tussen gewone- en buitengewone rechtsmiddelen is het volgende. Een gewoon rechtsmiddel schorst de mogelijkheid van executie. Als er al begonnen is met de executie wordt, door het instellen van een gewoon rechtsmiddel, deze executie stilgelegd. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat een inboedel niet verkocht kan worden tot in hoger beroep is berecht. Dit, behoudens een uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Indien een rechter bij zijn vonnis/uitspraak zegt dat deze uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard dan kan de executie worden doorgezet ongeacht de instelling van een rechtsmiddel. Dit veroorzaakt een risico wanneer achteraf blijkt dat de executerende partij in het ongelijk wordt gesteld. De schade die uit de (onrechtmatige) executie is ontstaan, moet worden vergoed. De uitvoerbaar bij voorraad verklaring is te vinden in art. 233 Rv. Een uitvoerbaar bij voorraad-verklaring moet altijd verzocht worden aan de rechter, behalve in het kortgeding (art. 258 Rv). Enige aspecten Een dagvaarding- of verzoekschriftprocedure wordt ingesteld door de belanghebbende partij. Een uitzondering hierop biedt cassatie in het belang der wet, omdat deze vorm van cassatie kan worden ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Dit heeft geen effect op partijen en dient alleen voor de rechtsontwikkeling. Voorts is het van belang te realiseren dat niet alleen tegen de wederpartij wordt gevochten. Ook de uitspraak waarvan
2
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
beroep wordt aangevochten. Dit betekent dat ook vernietiging van de uitspraak waarvan beroep gevorderd wordt, naast wat gevorderd wordt van de wederpartij (het alsnog toe- of afwijzen van de vordering). Een aanpak is dus altijd tweeledig. Verzet (art. 143 e.v.) De verzetprocedure is naar zijn aard een voortzetting van de verstekprocedure. Het is een rechtsmiddel tegen een verstekuitspraak. Dit kan in eerste aanleg, appel en cassatie worden ingesteld. De termijn om verzet aan te tekenen is vier weken (art. 143 lid 2 Rv). De partij die het verzet instelt is de opposant en de wederpartij is de geopposeerde. De verzetprocedure ziet er als volgt uit. De verzetprocedure is (nogmaals) een supplement op de verstekprocedure. Dit betekent dat er wordt gereageerd op de dagvaarding van de eiser in die verstekprocedure. Dit gebeurt met een verzetdagvaarding (art. 147 R). De inhoud van de verzetdagvaarding is hetzelfde als wat normaal in de conclusie van antwoord zou staan (een verweer en eventueel een eis in reconventie). Hierna volgt een comparitie van partijen en afsluitend een vonnis door de rechter. Na invoering van KEI zal alleen de dagvaarding en het verzoekschrift worden samengevoegd. Voor het overige blijft de procedure hetzelfde. Belangrijk: verzet kan niet worden ingesteld bij een verzoekschrift procedure. Dit is historisch te verklaren en wordt nog steeds gehandhaafd. Is deze bepaling nog wel van deze tijd? Wat indien een procespartij geen idee had dat er een procedure tegen hem liep? In dit geval kan er alleen nog een executiegeschil worden aangemaakt, maar daarover volgende week meer. Verschil procesfasen bij verzetprocedure onder het huidige recht en KEI op een rijtje: Verzetdagvaarding - Comparitie na antwoord - Vonnis - Toeters en bellen
KEI-procedure - Procesinleiding (geldt als verweerschrift) - Mondelinge behandeling - Vonnis
Appel (art. 332 e.v. Rv) Bij dit rechtsmiddel zullen we iets uitvoeriger stilstaan. Appel is een tweede feitelijke instantie tegen het vonnis in eerste aanleg. Appel heeft een devolutieve werking. Dit betekent dat, in beginsel, alles wat op het bordje van de rechter in eerste aanleg lag, wordt afgewenteld op het bordje van de appelrechter. De hele rechtsstrijd (kan) wordt opnieuw voorgelegd. Er is een negatieve- en positieve zijde van de devolutieve werking. De negatieve zijde: de appelbehandeling is in zekere zin beperkter dan de behandeling in eerste aanleg. Dit, omdat de appelbehandeling tot op zekere hoogte is gebonden aan de uitspraak in eerste aanleg, tenzij een grief wordt ingesteld. Er wordt in het bordje van de rechter gesneden > alles waartegen niet wordt gegriefd, gaat van het bordje af (en staat vast). Positieve zijde: wanneer een appelrechter een grief gegrond wilt verklaren, dan moet worden gekeken of bepaalde stellingen of verweren van de wederpartij alsnog relevant worden. Bijvoorbeeld: A vordert 1 miljoen euro van B op grond van wanprestatie of een onrechtmatige daad. De rechtbank beslist dat er geen sprake is van wanprestatie, maar wel een onrechtmatige daad. Op basis daarvan wordt 1 miljoen Euro aan A toegewezen. Alleen B heeft (financieel) belang om in beroep te gaan tegen het oordeel van de rechtbank. A hoeft niet in appel, omdat hij
3
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
gelijk heeft gekregen (niet qua grondslag, aar wel qua geld). Indien de rechtbank door het hof onderuit wordt gehaald, omdat het hof beslist dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad en op grond daarvan het vonnis vernietigd en de schadevergoeding afwijst, dan maakt het hof een beroepsfout. Het hof moet ambtshalve kijken of andere stellingen of verweren van de oorspronkelijke eiser relevant zijn. Er moet dus ambtshalve gekeken worden of de schadevergoeding toegewezen kan worden op grond van wanprestatie (omdat er geen sprake is van een onrechtmatige daad). Binnen de grenzen van de goede procesorde mag een novum (Nova) worden ingeroepen door partijen (art. 348 Rv). Het grievenstelsel:
Het verschil tussen de dagvaardings- en verzoekschriftprocedure in appel. Dagvaardingsprocedure in appel: De dagvaarding kent een tweeledige introductie: appeldagvaarding (bekendmaking van de dagvaarding in appel) en de memorie van grieven (hierin staan de verweren). Dit is het grootste verschil met de verzoekschriftprocedure in appel. -
Appeldagvaarding Memorie van grieven (CvE in hoger beroep) Memorie van Antwoord (CvA in hoger beroep) Arrest Toeters en bellen
4
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Verzoekschriftprocedure in appel: -
Appelrekest (beroepschrift) Appelverweerschrift Mondelinge behandeling Beschikking
Dit probleem wordt opgelost met de introductie van KEI: KEI-procedure -
Procesinleiding Verweerschrift Mondelinge behandeling (niet standaard) Uitspraak
Een bijzonderheid in de appelprocedure is het incidenteel beroep (art. 339 lid 3 en 358 lid 5 Rv). De geïntimeerde in hoger beroep kan zelf in hoger beroep gaan; dit wordt een incidenteel beroep genoemd. Indien dit gebeurt, moet de wederpartij gelegenheid krijgen hierop te reageren bij memorie van antwoord in incidenteel appel. In appel zit er minder vaart in de procedure. Echter, deze vaart kan (gedeeltelijk) zelf worden bepaald. Indien al de grieven direct in de appeldagvaarding worden opgenomen en aan de rechter wordt gevraagd (op de rol) of een korte termijn voor de memorie van antwoord en het arrest van toepassing zal zijn op de zaak. Een normale procedure kan 2 tot 3 jaar duren; versnelling is in sommige procedures gewenst. In appel is het belangrijk het stadium te kennen van het inleveren van de grieven en nieuwe stellingen en verweren. Hier zijn twee uitspraken over: Wertenbroek q.q./Van Vlerken (ontmoetingsruimte) en X/LTO Noord Verzekeringen B.V. (relatiesnoeperij). In de verzoekschriftprocedure geldt in beginsel het zelfde systeem, maar dan in plaats van een memorie van grieven een appelrekest en een appelverweerschrift in plaats van een memorie van antwoord. Wertenbroek qq/Van Vlerken (2009) (ontmoetingsruimte) Dit arrest gaat over een ontmoetingsruimte en gestoei over aanneming van werk. In dit arrest komt de vraag aan de orde: wat zijn grieven eigenlijk? De Hoge Raad zegt het volgende: Grieven zijn alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd zo ook wijziging of vermeerdering van eis met consequentie van de ‘in beginsel strakke regel’: direct bij MvG of MvA Ook hier komt het concentratiebeginsel weer naar voren. Alle grieven dienen in beginsel direct in het eerste processtuk te staan. Men spreekt hier van de in beginsel strakke regel,
5
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
en deze is keihard. Een grief staat in het eerste processtuk, anders heb je pech. De aard van de procedure kan echter een uitzondering toelaten. Dit is zo wanneer er iets heeft plaatsgevonden waar eerder geen mogelijkheid tot kennisname van was omdat het feit pas later is voorgevallen/heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad geeft de volgende uitzonderingen: 1. 2. 3.
Ondubbelzinnige toestemming wederpartij met later aanvoeren Aard van het geschil Nova (later voorgevallen of gebleken feiten) met inachtneming eisen goede procesorde
X/LTO Noord Verzekeringen B.V. (2013) (relatiesnoeperij) De rechtsvraag in deze zaak is als volgt. Neemt een incidenteel appel (bij de bepaling van wat een eerste processtuk is) een zelfstandige positie in ten opzichte van het principaal appel? De Hoge Raad beantwoord deze vraag kort: ja, in dit kader is het eerste processtuk de memorie van antwoord. De tweede rechtsvraag in dit arrest is belangrijker: Is in civiel appel een reformatio in peius toegestaan? Een reformatio in peius is een herziening ten nadeling. Dit is mogelijk in het strafrecht, maar niet in het civiele recht (oordeelt de Hoge Raad). Een partij mag nooit worden gestraft voor het instellen van zijn eigen appel. Deze partij kan er dus niet slechter van worden, tenzij de andere partij incidenteel appel instelt. Uitspraken De rechter kan een tussenuitspraak doen of een einduitspraak. Het verschil zit in het volgende. In een einduitspraak wordt de ingestelde vordering toe- of afgewezen. In een tussenuitspraak wordt vaak een getuigenverklaring of een deskundigebericht gelast. Dit is geen uitspraak ten aanzien van het gevorderde of verzochte. Ook kan een rechter een deeluitspraak wijzen. In een deeluitspraak vindt een gedeeltelijke einduitspraak plaats. Het gevorderde of verzochte wordt hierin gedeeltelijk afgedaan. Dit is belangrijk om te herkennen omdat de beroepstermijn (voor appel) na een deeluitspraak direct begint te lopen. Indien er geen appel wordt ingesteld en wordt gewacht tot de eindbeslissing, welke wellicht tegenvalt, dan is het te laat en kan geen appel worden ingesteld. Voorts kunnen we een onderscheid maken tussen een einduitspraak en een eindbeslissing. Een eindbeslissing is een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer in de uitspraak een onrechtmatige daad of wanprestatie wordt erkend door de rechter. Dit heeft een aantal consequenties: de rechter is in principe gebonden aan zijn eigen eindbeslissing. Indien een feit is erkend, kan hier niet makkelijk op worden teruggekomen. Verder kunnen eindbeslissingen van lagere rechters niet worden
6
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
aangetast door hogere rechters wanneer er geen beroep is ingesteld. Als laatste geldt dat in cassatie nooit kan worden geklaagd over voorlopige beslissingen, maar alleen over eindbeslissingen. Hier is een arrest bij: De Vries/Gemeente Voorts (binnenhuisarchitecte). In dit arrest wordt voornamelijk een nuancering op bovenstaande regel gegeven. De Vries/Gemeente Voorst (2008) (binnenhuisarchitecte)
De rechtsvraag in deze zaak is de volgende: Hoeveel ruimte heeft de rechter om terug te komen op een eerder door hem gegeven eindbeslissing? De Hoge Raad beantwoord deze vraag met: ‘op grond van de eisen van een goede procesorde is er een bevoegdheid tot heroverweging van een op onjuiste juridische of feitelijke grondslag gegeven eindbeslissing’. Cassatie (art. 398 e.v. Rv) Cassatie bij de Hoge Raad is een beperkte instantie. Dit is geregeld in zowel het wetboek van rechtsvordering als in de wet op de rechterlijke organisatie vanaf art. 72 e.v. Wet Ro. In art. 79 en 80 Wet Ro wordt de aard van de Hoge Raad omschreven. Deze kan alleen oordelen of het recht is geschonden of verzuim van vormen heeft plaatsgevonden. Bij een kantonzaak kan het alleen betrekking hebben op verzuim van vormen. Deze kantonzaken komen direct bij de Hoge Raad terecht doordat er voor hele kleine belangen geen appel openstaat. Een vormverzuim is bijvoorbeeld een motiveringsgebrek wat zodanig is dat de Hoge Raad dit niet kan accepteren. De buitengrenzen van cassatie worden gevormd door de cassatiemiddelen. Deze wordt bijna nooit overschreden. De termijn voor het instellen van cassatie is drie maanden en geregeld in art. 402 en 426 Rv. Als volgt een overzicht van de processtukken voor de cassatieprocedure in geval van een dagvaardings- of verzoekschriftprocedure en in geval van KEI.
7
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Dagvaardingsprocedure Cassatiedagvaarding Conclusie van antwoord in cassatie ‘Pleidooien’ Conclusie PG Borgersbrief Arrest Verzoekschriftprocedure - Cassatierekest - Cassatieverweerschrift - ‘Mondelinge behandeling’ - Conclusie PG - Borgersbrief - Beschikking
KEI - Procesinleiding - Verweerschrift - Mondelinge behandeling - Conclusie PG - BorgersbrieF - Uitspraak
‘Een recht op toelichting heeft men dus volgens ons nationale recht niet. Het verdient daarom voor verzoeker in cassatie aanbeveling de toelichting op de cassatiemiddelen in het cassatieverzoekschrift op te nemen. De toelichting kan ook worden gegeven door andere advocaten dan degenen die het verzoekschrift of verweerschrift hebben ingediend. Dat kunnen ook niet cassatie-advocaten zijn. De schriftelijke toelichting dient door partijen gelijktijdig gegeven te worden; na het geven van de schriftelijke toelichting krijgen partijen desgewenst gelegenheid tot (wederom gelijktijdige) re- en dupliek’.1 Ook in cassatie is er de mogelijkheid een incidenteel beroep in te stellen. Dit is geregeld in art. 410 en 427a lid 2 Rv. Dit wordt verder niet uitgewerkt. Er zijn geen speciale bepalingen voor een korte procedure. Cassatie duurt lang. In het dictum van de Hoge Raad zal nooit staan dat de Hoge Raad de uitspraak waarvan beroep bekrachtigd (of verwerpt). Dit komt omdat de Hoge Raad op te beperkte gronden oordeelt. Er zal meestal staan: De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. Na een overwinning bij de Hoge Raad is het nog steeds niet gedaan. Meestal zal de Hoge Raad de procedure ter verdere afdoening verwijzen naar weer een lagere rechter (meestal een andere dan die van beroep). De zaak wordt daar verder afgedaan op basis van instructies van de Hoge Raad (art. 424 en 429 lid 2 Rv). Pseudo-rechtsmiddelen Pseudo-rechtsmiddelen zijn verbetering (art. 31 Rv) en aanvulling (art. 32 Rv). Verbetering is mogelijk wanneer er een kennelijke fout door de rechter is begaan. Aanvulling kan wanneer een deel van het gevorderde niet is behandeld. Dit komt tot uiting in het arrest Staat/Princeville (rectificatie en beroepstermijn). In deze zaak spelen twee rechtsvragen: 1) Neemt een nieuwe beroepstermijn tegen een uitspraak aanvang in geval van rectificatie ex art. 31 Rv? 1
Snijders, Klaassen en Meijer, Nederlands burgerlijk procesrecht, Deventer 2011, blz. 362. 8
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
De Hoge Raad antwoord dat de oorspronkelijke beroepstermijn blijft gelden en niet de datum van de rectificatie. 2) Doorbreekt essentieel vormverzuim de uitsluiting van beroep tegen rectificatie ex art. 31 lid 4 Rv? Deze vraag ziet op allerlei bepalingen waarbij de wet geen beroep toelaat (bij wijze van uitzondering natuurlijk). De Hoge Raad acht het toch mogelijk beroep in te stellen in deze gevallen wanneer er sprake is van een essentieel vormverzuim. Dit op grond van het hooren wederhoor beginsel. Particuliere rechtsgangen Een kort overzicht van de particuliere rechtsgangen: A. Arbitrage (art. 1020-1076 Rv): beoordeling door een derde (arbiter) B. Bindend advies (niet specifiek geregeld, zie wel art. 7:900 e.v. BW en m.n. art. 7:900 lid 2 BW): beoordeling door een derde (bindend advisseur) C. Mediatie (mediation): bemiddeling door een onafhankelijke derde Arbitrage Arbitrage is een particuliere rechtsgang welke plaatsvindt wanneer afgesproken bij overeenkomst. Dit, omdat art. 6 EVRM recht op overheidsrechtspraak biedt en daarom afstand van dit recht moet worden gedaan. Arbitrage is een enorm groot veld van conflictoplossingen in allerlei sectoren. Voordelen zijn bijvoorbeeld dat specifiek voor speciale sectors een arbiter is bijgestaan door (bijvoorbeeld) twee juristen. Abitrage is ook heel pluriform zowel formeel als materieel. Meestal gaat het om een geschil, maar dat hoeft niet. Uitgesloten is als enige zaken van openbare orde, omdat partijen hier niet over kunnen beschikken. Dit gaat om zaken als faillissementsverklaring, voogdijzaak, curatelestelling of een echtscheiding. Arbitrage is vooral ‘hot’ in internationale geschillen. De overheersende gedachte is dat in overeenkomsten wordt gekozen voor arbitrage. Op nationaal niveau ligt dit veel lager. Het verdrag van New York voorziet erin dat arbitrale vonnissen in alle deelnemende landen tenuitvoer kunnen worden gelegd. Arbitrage is een liberale vorm van procederen. Nannini/SFT (2004) (Nannini) Deze zaak speelt zich af in het caribische deel van ons Koninkrijk. De overheidsrechter is gebonden aan grenzen ten aanzien van de controle op arbitrale rechtspraak. De rechtsvraag luidt: Motivering zonder enige steekhoudende verklaring voor beslissing is ‘niet met redenen omkleed’ in de zin van art. 1065 lid 1 sub d Rv? De Hoge Raad antwoordt dat vernietiging niet zo maar wegens een ondeugdelijke motivering kan plaatsvinden, maar alleen: in geval van het ontbreken van een motivering of
9
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
in het geval dat de motivering enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing ontbeert. Er is dus terughoudendheid van de rechter geboden. Bindend advies De rijdende rechter is de grootste vertegenwoordiger van deze branche en waarschijnlijk de enige jurist die zichzelf mr. noemt. Bindend advies is een advies wat bindend is en door een onafhankelijke derde gegeven. Bindend advies speelt een grote rol in consumentenzaken. Via art. 7:904 BW is bindend advies alleen vernietigbaar indien deze onaanvaardbaar is op grond van de redelijkheid en billijkheid. Bindend advies staat op de zwarte lijst, indien partijen hiertoe gedwongen worden. Consument moet de mogelijkheid hebben om voor een overheidsrechter te kiezen. Mediation Mediation is (tevens) bemiddeling door een derde, maar dit is nergens geregeld. Mediation kan ad hoc plaatsvinden of institutioneel (bijvoorbeeld Mediatorsfederatie Nederland en Nederlands Arbitrage Instituut).
10
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Werkgroep 4; Inhoud: Literatuur en jurisprudentie……………………………………………………………………………………………11 Vraag 6……………………………………………………………………………………………………………………………12 Inleiding………………………………………………………………………………………………………………………….12 Vraag 1……………………………………………………………………………………………………………………………13 Vraag 2……………………………………………………………………………………………………………………………14 Vraag 3……………………………………………………………………………………………………………………………16 Vraag 4……………………………………………………………………………………………………………………………17 Vraag 5……………………………………………………………………………………………………………………………18
Literatuur: Snijders – Klaassen – Meijer, Nederlands Burgerlijk procesrecht, hoofdstuk 5 nr. 173 t/m 178, hoofdstuk 8, hoofdstuk 9 nr. 304 en 313 t/m 327, hoofdstukken 11 en 12. Per 1 januari 2015 is de nieuwe Arbitragewet in werking getreden en per 1 juli 2015 is de Wet werk en zekerheid van kracht. U dient hoofdstuk 11 en 12 met inachtneming van deze wetswijzigingen te bestuderen. Raadpleeg Blackboard voor de daarvoor benodigde literatuur. Jurisprudentie: • HR 9 januari 2004, NJ 2005, 190 (Nannini/SFT), m.nt. HJS • HR 14 juli 2006, NJ 2006, 601 (Staat/Princeville) • HR 19 juni 2009, NJ 2010, 154, (Wertenbroek qq/Van den Heuvel & Van Vlerken), m.nt. HJS • HR 25 april 2008, NJ 2008, 553 (De Vries/Gemeente Voorst), m.nt. HJS • HR 8 februari 2013, NJ 2014, 175 (X/LTO Noord Verzekeringen B.V.) m.nt. HJS • HR 8 mei 2015, RvdW 2015/643.
11
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Vraag 6 (restant vorige week) Kan de rechter ambtshalve onderzoek doen en/of ter plaatse gaan kijken? Geldt in verzoekschriftprocedures ook het bewijsrecht? Ambtshalve betekent kortweg uit zichzelf. De rechter mag iets ambtshalve (zonder voorafgaande toestemming). Art. 284 Rv verklaart het bewijsrecht van toepassing op zwel dagvaardings- als verzoekschriftprocedures. Soms verzet de aard van de verzoekschriftprocedure zich tegen het bewijsrecht. Dit, bijvoorbeeld wanneer er snel iets moet worden beslist. De rechter mag het in casu wel, maar zal het waarschijnlijk niet doen. Week 4; Inleiding Art. 230 Rv schijft voor wat er in een vonnis moet staan. Het vonnis bevat twee belangrijke onderdelen: het onder de streep gedeelte en het boven de streep gedeelte. Onder de streep staat het dictum en boven de streep staan de overwegingen. In de overwegingen staan de hoe en waarom’s om tot het dictum (de (eind)beslissing) te komen. In het dictum wijst de rechter de vordering toe of af (of gedeeltelijk toe of af). Het dictum is een oordeel over de vordering van de eiser. Een voorbeeld: Eiser vordert betaling van factuur 1 en 2, een verklaring voor recht dat er een onrechtmatige daad jegens hem is gepleegd en op basis daarvan schadevergoeding. Indien dit wordt toe- of afgewezen, wordt gesproken van een eindvonnis, omdat over het gevorderde een beslissing is genomen. Ook in de motivering van de rechter kan een standpunt naar voren komen. Indien dit gebeurt, wordt gesproken over een bindende eindbeslissing. Deze hebben als doel het debat af te kappen. Deze eindbeslissing heeft nog geen invloed op het dictum, maar is gericht op het beperken van het debat. Meestal vindt dit plaats in een tussenvonnis (in een eindvonnis heeft dit geen zin). Op bindende eindbeslissingen mag de rechter niet terugkomen. Uitzonderingen op deze regel heeft de Hoge Raad neergelegd in het arrest: De Vries/Gemeente Voorst. De rechtsvraag in deze zaak is de volgende: Hoeveel ruimte heeft de rechter om terug te komen op een eerder door hem gegeven eindbeslissing? De Hoge Raad beantwoord deze vraag met: ‘op grond van de eisen van een goede procesorde is er een bevoegdheid tot heroverweging van een op onjuiste juridische of feitelijke grondslag gegeven eindbeslissing’. Uiteraard geldt dit niet in hoger beroep, omdat in hoger beroep de gehele zaak opnieuw behandeld kan worden. Wanneer in het dictum omtrent het gevorderde een eind is gemaakt, is het vonnis dus een eindvonnis. In het dictum van een tussenvonnis kan al een beslissing worden gemaakt over een deel van het gevorderde. Dit heet een deelvonnis. Er wordt simpelweg aan een deel van het gevorderde een eind gemaakt (de rechter beslist bijvoorbeeld alleen over de toe- of afwijzing van factuur 1 en 2). Wanneer in het dictum iets is beslist over het gevorderde dat begint de beroepstermijn voor hoger beroep te lopen (art. 337 lid 2 Rv). Deze termijn betreft 3 maanden. Art. 337 lid 2 Rv zegt nog meer dat tegen
12
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
tussenuitspraken geen beroep kan worden ingesteld om vertragingstechnieken te voorkomen. Krachtens art. 337 lid 1 Rv kan men altijd in beroepen tegen provisionele vonnissen (vonnissen die oordelen over een voorlopige voorziening). Vraag 1: Het dictum van een vonnis luidt: - verklaart dat eiser eigenaar is van de strook grond die is gelegen tussen de woonhuizen van eiser en gedaagde - compenseert de kosten van het geding Dit vonnis is een: a. Provisioneel vonnis. b. interlocutoir vonnis. c. declaratoir vonnis: d. constitutief vonnis: e. deelvonnis. f. condemnatoir: Allereerst een korte uitleg voor het onderscheid tussen de terminologie van bovenstaande vonnissen. Provisioneel vonnis Provisionele vonnissen zijn vonnissen waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd. Art. 337 lid 1 Rv bepaalt dat van provisionele vonnissen hoger beroep kan worden ingesteld voordat een eindvonnis is gewezen. Dit wijkt dus af van de hoofdregel dat geen beroep openstaat na een tussenvonnis. Interlocutoir vonnis Interlocutoir betekent letterlijk ‘tussen’. Een interlocutoir vonnis is dus een tussenvonnis. In dit vonnis wordt vrijwel altijd een bewijslevering bevolen. Dit kan zijn het bevelen van een getuigenverhoor, een deskundigenbericht of een plaatsopneming en bezichtiging (descente). Bij de meeste gerechten krijgen de partijen na de bewijsgelasting de mogelijkheid hierop te reageren in een conclusie na de afgesloten bewijsverrichting (voorbeeld: conclusie na deskundigebericht). Dit vindt zijn grondslag in art. 132 lid 3 Rv en art. 6 EVRM. Declaratoir vonnis Dit is een vonnis wat een al bestaande rechtstoestand vaststelt/bevestigt. Dit is bijvoorbeeld het geval ingevolge art. 3:302 BW: ‘verklaring van recht’. Een declaratoir vonnis verkrijgt eerst werking nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard (de uitspraak krijgt direct na het wijzen zijn werking). In kracht van gewijsde wil zeggen dat de termijn om een rechtsmiddel in te stellen is verstreken, waardoor er geen schorsende werking meer kan plaatsvinden over het vonnis. Een voorbeeld is het erkennen van een kind of het feit dat iemand eigenaar van een goed is (geworden). Ook vrijsprekende vonnissen zijn declaratoir. Tijdens een kort geding mag geen declaratoir vonnis worden gewezen omdat er uitsluitend een voorlopig oordeel wordt gegeven.
13
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Constitutief vonnis Een constitutief vonnis is een vonnis dat een bepaalde rechtstoestand beëindigt, wijzigt of in het leven roept. Een constitutief vonnis verkrijgt eerst werking nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Een voorbeeld van een constitutief vonnis is een ontslag, een echtscheiding of het ontbinden van een koopovereenkomst. Ook een faillissement is een vorm van een constitutief vonnis. Kortom: door een constitutief vonnis veranderen verhoudingen. Deelvonnis In het dictum van een tussenvonnis kan al een beslissing worden gemaakt over een deel van het gevorderde. Dit heet een deelvonnis. Er wordt simpelweg aan een deel van het gevorderde een eind gemaakt. Let op: na een deelvonnis moet direct beroep worden ingesteld, bij gebreke hiervan gaat het deelvonnis in kracht van gewijsde. Condemnatoir vonnis Dit is een veroordelend vonnis. Dit condemnatoire vonnis verkrijgt direct zijn werking na het wijzen ervan, zodat de veroordeelde direct is gehouden het vonnis na te leven. Er is sprake van een vonnis waarbij een natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt veroordeeld om iets te doen, laten, maar ook om iets achterwege te laten. Bovenstaand vonnis is dus zowel declaratoir als condemnatoir, omdat er een rechtsverhouding wordt bevestigd (iemand is eigenaar van de strook grond) en omdat er sprake is van een veroordelend vonnis (compenseert de kosten van het geding). Van belang om te weten is dat een uitspraak welke niet condemnatoir is niet kan worden geëxecuteerd. Vraag 2 Van Geen vordert bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda) van Van Vliet betaling van € 354.950,- ter zake van architectwerkzaamheden. De vordering wordt bij verstek toegewezen en het verstekvonnis wordt vervolgens op 3 oktober 2014 in persoon betekend aan Van Vliet. Van Vliet spoedt zich op 8 oktober 2014 naar het advocatenkantoor Fokkema c.s. Aan u, werkzaam als stagiaire bij dit advocatenkantoor, wordt gevraagd de te behandelen punten voor te bereiden die in de verzetdagvaarding moeten komen te staan. a. Wanneer moet het verzet uiterlijk zijn ingesteld? Art. 143 lid 1 Rv zegt dat de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, daartegen verzet kan aantekenen. Art 143 lid 2 Rv zegt dat dit binnen vier weken na het moment van de betekening van het vonnis moet plaatsvinden. Art. 143 lid 2 Rv richt zich nog specifieker over welk moment als moment van betekening wordt aangemerkt: het moment van betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon of nadat deze een enige daad waarvan blijk wordt gegeven dat er sprake is van persoonlijke bekendheid met de betekening van het vonnis of, en als laatste, krachtens art. 143 lid 3 Rv wanneer het vonnis ten uitvoer is gelegd. In art. 144 Rv wordt voorts bepaald wanneer een vonnis ten uitvoer is gelegd.
14
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
b. Wat is het gevolg van het te laat uitbrengen van de verzet dagvaarding? De termijn om een rechtsmiddel in te stellen geldt als vervaltermijn. De rechter dient hier strikt zijn hand om te houden. Dit betekent kortweg dat het te laat uitbrengen van de verzetdagvaarding einde verhaal betekent. Het (verstek)vonnis verkrijgt kracht van gewijsde. Enige uitzondering is wanneer er sprake is van een (eventuele) herroeping. Let op: na een uitspraak kan deze direct ten uitvoer worden gelegd (wanneer deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard conform art. 233 Rv). Indien er een rechtsmiddel wordt ingezet, schorst dit pas de verdere tenuitvoerlegging. c. Door wie wordt de verzetdagvaarding ondertekend? De verzetdagvaarding wordt ondertekend door de deurwaarder krachtens art. 45 lid 5 Rv. Het verzet vangt aan middels het betekenen van een verzetdagvaarding. Deze verzetdagvaarding telt als conclusie van antwoord in de oorspronkelijke procedure. Dit betekent dat er een motivatie (verweren) en een eventuele eis in reconventie wordt vermeld (zie voor de inhoud van een verzetdagvaarding art. 146 Rv jo. art. 111 Rv). Wanneer deze is uitgebracht ligt bij de rechter een dagvaarding en een een vrezetdagvaarding. Indien er een wedereis is ingesteld, krijgt de wederpartij nog gelegenheid hierop te reageren. Vanaf hier gaat men gewoon verder met de comparitie van partijen gevolgd door een (eventueel) vonnis van de rechter. d. Geldt het vereiste van concentratie van verweer voor de verzetdagvaarding? Ja, concentratie van verwerer geldt ook als vereiste voor de verzetdagvaarding, omdat de verzetdagvaarding telt als conclusie van antwoord Uw patroon wijst u erop dat Van Vliet van mening is dat hij nog een bedrag van € 11.750,te goed heeft van Van Geen ter zake van een creditnota. e. Kunt u een eis in reconventie in de verzetdagvaarding opnemen of kan dat ook nog later in de verzetprocedure? Ja, in de verzetdagvaarding kan een eis in reconventie worden opgenomen (art. 146 lid 2 Rv jo. art. 111 Rv. Nee, een eis in reconventie kan niet later worden ingesteld. f. Welke rechterlijke instantie zal het verzet behandelen? Dezelfde rechterlijke instantie die het verstekvonnis heeft gewezen. Dit, omdat het een voortzetting van de verstekprocedure betreft. g. Veranderen uw antwoorden op de vragen a tot en met f met het oog op het Wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht? Ongetwijfeld. Deze vraag wordt onbeantwoord gelaten. Indien relevant wordt in week 5 teruggekomen op de KEI-procedure. In de verzetprocedure wordt het verstekvonnis bevestigd, onder afwijzing van de tegenvordering van Van Vliet. Van Vliet wil de procedure voortzetten ‘desnoods tot en met de Hoge Raad’. h. Welk(e) rechtsmiddel(en) heeft Van Vliet nog?
15
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Van Vliet kan, met inachtneming van art. 332 lid 2 Rv, in hoger beroep bij het Gerechtshof. Hierna kan, zij het op beperkte gronden, cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad. In hoger beroep is het van belang dat het draait om nieuwe ronde, nieuwe kansen. Hoger beroep dient ertoe het oordeel van de rechter in eerste aanleg aan te passen of om je eigen fouten te herstellen. Er is ook geen verklaring/uitleg voor nodig wanneer andere punten en/of argumenten worden gebruikt dan in eerste aanleg. Verweren op de einduitspraak in eerste aanleg worden vermeld in zogeheten grieven. Het Hof mag alleen over de vordering oordelen. De rechtsstrijd wordt begrensd door de grieven van partijen. Hoger beroep vangt aan met een dagvaarding conform art. 342 Rv jo. art. 45 Rv jo. art. 111 Rv. In deze dagvaarding behoeven de grieven nog niet te worden vermeld. De grieven worden vermeld in de memorie van grieven. De tegenpartij reageert hierop in een memorie van antwoord. Tegelijkertijd met de memorie van antwoord kan de verweerder incidenteel beroep instellen. Hierin wordt een grief gesteld tegen de eiser. Vanaf dat moment staat niets meer vast en wordt alles opnieuw behandeld. De eiser moet op het incidenteel beroep weer kunnen reageren in een memorie van antwoord in incidenteel appel. Vraag 3 Jan Smit is met zijn Mercedes tegen de Saab van ees de Lange gereden. In een gerechtelijke procedure hee ees vergoeding van de materi le schade aan zijn auto gevorderd ad € 7.500,-, naast smartengeld ad € 3.000,- vanwege de grote schrik. De rechter hee vonnis gewezen. De vordering tot betaling van de materi le schade is toegewezen, maar de vordering tot betaling van smartengeld is afgewezen. Kees de Lange gaat in appel tegen de afwijzing van de vordering tot betaling van smartengeld. a. Op welke wijze dient hij dit te doen en binnen welke termijn? Allereerst moet de vraag beantwoord worden of Kees de Lange wel in hoger beroep kan. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van (o.a., maar voor ons relevant) art. 332 Rv. Kees dient in hoger beroep te gaan middels het betekenen van een dagvaarding (art. 343 Rv) binnen de termijn van drie maanden (art. 339 Rv). Jan Smit is het niet eens met de hoogte van de schadevergoedingsveroordeling. b. Kan hij in de inmiddels door Kees de Lange aanhangig gemaakte appelprocedure nog iets daartegen ondernemen? Jan Smit kan zelf in hoger beroep gaan of incidenteel hoger beroep instellen conform art. 347 Rv. Er bestaat geen verplichting voor Jan Smit om tegen het oordeel in te gaan. Wel kan hij het oordeel in twijfel trekken. Dit wordt vormgegeven in de memorie van antwoord. Devolutieve werking: (voorbeeld) A vordert van B schadevergoeding op grond van wanprestatie. B zegt 1) de vordering is verjaard en 2) ik ben niet schadeplichtig, omdat de wet voorschrijft dat ik in verzuim moest verkeren en 3)de schade is te hoog. De rechter wijst de vordering toe omdat er inderdaad geen ingebrekestelling is geweest. Het vonnis luidt: wijst vordering van A op B af. A is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep tegen het
16
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
vonnis en tegen B. In de dagvaarding van A staat: De rechtbank had de vordering wel moeten toewijzen want heeft ten onrechte geoordeeld dat.. Vervolgens stelt A B alsnog ingebreke (herstellen mag), waarop het hof de vordering kan toewijzen maar; Het Hof moet eerst beoordelen of de andere reeds behandelde of niet behandelde verweren tegen toewijzing in de weg staan. B hoeft dus niet zelf in hoger beroep, omdat het hof de verweren ambtshalve moet behandelen indien het de vordering alsnog wilt toewijzen. Als er geen andere verweren zijn hoeft dit natuurlijk niet. Vraag 4 Bibi Bernini laat in haar nieuwe appartement een serre bouwen door aannemersbedrijf La Vida. De beide partijen krijgen al snel een geschil over de uitvoering van het werk en Bibi Bernini wil een gedeelte van haar betaling terugvorderen. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen het geschil voor te leggen aan arbiters. Het scheidsgerecht wijst de vordering af in een wel, maar niet al te best gemotiveerd arbitraal vonnis. Bibi Bernini is het niet eens met de afwijzing en vraagt om vernietiging van het vonnis bij de overheidsrechter. De procedure wordt op de juiste wijze bij de overheidsrechter aanhangig gemaakt. De overheidsrechter ziet de zaken geheel anders dan het scheidsgerecht en vindt dat de vordering had moeten worden toegewezen. Hij vernietigt daarom het vonnis op grond van artikel 1065 lid 1 sub d Rv: het vonnis is zijns inziens niet met redenen omkleed. a. Hoe oordeelt u over de werkwijze van de overheidsrechter en waarom? Mag de overheidsrechter het arbitraal vonnis op basis van artikel 1065 lid 1 sub d Rv vernietigen? Er is sprake van arbitrage wanneer een geschil wordt voorgelegd aan particulieren. Dit is behandeld in het vierde boek van rechtsvordering. De hoofdgedachte achter deze (wettelijke) codificatie is een waarborg voor een nette procedure, zodat er regels zijn waar (o.a.) de arbiters zich aan moeten houden. Er is toegang tot de arbitrale procedure wanneer dit bij overeenkomst is bedongen (overeenkomst tot arbitrage). Geen overeenkomst betekent geen arbitrage. Wanneer arbitrage wel is bedongen en een der partijen toch naar de burgerlijke rechter stapt, verklaart deze zich onbevoegd op grond van art. 1022 Rv (op voorwaarde dat de tegenpartij daar een beroep op doet). Arbitrage vindt plaats door mensen die verstand van (specifieke) zaken hebben. In de meeste gevallen is ook een jurist aanwezig. Arbitrage komt vooral voor in business to business transacties. Een voordeel is bijvoorbeeld dat arbitrage in vertrouwen kan plaatsvinden in tegen stelling tot de rechtspraak welke openbaar is. Een arbitraal geding wordt aanhangig gemaakt door een verzoek bij het betreffende arbitrageinstituut. Dit instituut roept vervolgens de tegenpartij en de arbiters op. De arbiters vormen tezamen een uitspraak. Beroep staat hiertegen open, mits dit afgesproken is. Na arbitraal hoger beroep houdt het op, cassatie is niet mogelijk. Art. 1065 Rv biedt de mogelijkheid een arbitraal vonnis aan de burgerlijke rechter voor te leggen en te vernietigen. Dit is in beginsel niet de bedoeling, omdat eenmaal gekozen voor arbitrage niet uitgehuild kan/mag worden bij de burgerlijke rechter. Van belang hierbij is het Nanini-arrest.
17
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
Nannini/SFT (2004) (Nannini) Deze zaak speelt zich af in het caribische deel van ons Koninkrijk. De overheidsrechter is gebonden aan grenzen ten aanzien van de controle op arbitrale rechtspraak. De rechtsvraag luidt: Motivering zonder enige steekhoudende verklaring voor beslissing is ‘niet met redenen omkleed’ in de zin van art. 1065 lid 1 sub d Rv? De Hoge Raad antwoordt dat vernietiging niet zo maar wegens een ondeugdelijke motivering kan plaatsvinden, maar alleen: in geval van het ontbreken van een motivering of in het geval dat de motivering enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing ontbeert. Er is dus terughoudendheid van de rechter geboden. *werkgroepdocent heeft het advies gegeven dit goed te onthouden. b. Dient een arbitraal vonnis onder de nieuwe Arbitragewet altijd de gronden voor de gegeven beslissing te bevatten? Nee, onder de nieuwe regeling is een uitzondering gekomen vermeld in art. 1057 lid 5 Rv. Vraag 5 In Bijlage V, achterin dit werkboek, is een echtscheidingsprocesdossier met beschikking van de Rechtbank Den Haag opgenomen. Beantwoord aan de hand van de inhoud van dit dossier de volgende vragen. a. Welke nevenvoorziening(en) heeft de vrouw verzocht en wat is hiervoor de wettelijke basis? b. Wat is de wettelijke basis van de door de man gevraagde nevenvoorzieningen? Waar staan de nevenvoorzieningen in het verweerschrift? c. Welke tegenverzoek(en) heeft de man gevraagd en wat is hiervoor de wettelijke basis? d. In het verweerschrift (ad 6.) wordt gesteld: ‘De man refereert zich in dat geval aan het oordeel van de rechtbank. Wat betekent dat? e. Is de echtscheiding met het wijzen van de beschikking op 29 november 2004 een feit? Vraag 5 wordt onbeantwoord gelaten.
18
Hoor-en werkcolleges burgerlijk procesrecht
Collegejaar 2015-2016
19