Hoofdstuk 3 Terugblik op 37 jaar vormingswerk en uitdagingen voor de toekomst Lieve Van Hoofstadt Het organisatie CCV bevattelijk in beeld brengen, informeren over de geschiedenis, de complexe structuur, de ontwikkelingen, de hinderpalen, de successen en tegelijk ook hulde brengen aan een voorzitter die dertig jaar lang op een gedreven, geëngageerde en bijzondere deskundige wijze het CCV-verhaal heeft helpen schrijven, is voorwaar geen makkelijke opdracht. Gelukkig kon ik rekenen op een goed archief en op de vele verhalen van medestichter en pionier van het eerste uur, Jean-Pierre De Rudder. Waarvoor dank! Maar de meeste hulp kreeg ik van een uitgave van ‘lang geleden’. In 1983 publiceerden een aantal medewerkers, naar aanleiding van het tienjarig bestaan van het CCV, de brochure Vormingswerk in Christelijk Perspectief. Voorzitter Luc Delanghe schreef daarin het voorwoord dat treffend de opdracht en de prille ontstaansgeschiedenis van het CCV verwoordt. Ik maak graag gebruik van die tekst, als ‘kapstok’ voor deze bijdrage. Naar een volwaardige erkenning ,,Steeds heeft de kerk een educatieve taak vervuld. Op een expliciete wijze heeft zij mede vorm gegeven aan cultuur, aan onderwijs, aan vorming en ontwikkeling. Vele eeuwen is zij de opvoedende instantie bij uitstek geweest via abdij-, kerk- of parochiescholen, via catechese, via universiteiten en meer recentelijk via een uitgebouwd en gestructureerd onderwijsnet, via vormings- en ontwikkelingswerk binnen kerkverband en via een netwerk van sociaal-culturele organisaties van christelijke inspiratie. De zorg voor dat vormings- en ontwikkelingswerk binnen kerkverband werd de specifieke opdracht van het Centrum voor Christelijk Vormingswerk.”1 Officieel gestart in 1973, begint het eigenlijke verhaal veel eerder, met name in de woelige jaren zestig. In die periode kreeg het sociaal-cultureel vormingswerk nieuwe impulsen, zowel in Vlaanderen als daarbuiten. Binnen de kerk werd eveneens een vernieuwingsbeweging zichtbaar, mede versterkt door het tweede Vaticaans concilie. In die tijd van snelle en fundamentele veranderingen, zowel in de geesten als in de structuren, werd de vraag naar vorming en voortgezette vorming in alle scherpte opgeroepen. 1
Delanghe L. in Vormingwerk in Christelijk Perspectief. Tien jaar Centrum voor Christelijk Vormingswerk, Licap s.v., december 1983, p. 3.
Vandaar dat de toenmalige verantwoordelijken voor de voortgezette vorming in de Vlaamse bisdommen in 1967 met een gezamenlijk overleg begonnen: de interdiocesane werkgroep voortgezette vorming (IWVV). Dat overleg bracht boeiende reflecties op gang waarbij nieuwe inzichten over vorming groeiden. Kennis uit de menswetenschappen werd binnengebracht in de ondersteuning van het pastorale werk, zowel wat de inhoud betreft als de wijze waarop werd gewerkt. Er kwam ook meer ruimte voor een systematische aanpak van het vormingswerk, voor actieve methodes van leren, voor leren aan ervaring en in groepsverband. En vooral werd de noodzaak van ‘toerusting en ondersteuning van pastoraal werkenden via vorming’ geëxpliciteerd en erkend. Die belangrijke ontwikkelingen vroegen aangepaste structuren. Vanuit de verantwoordelijken voor vorming in de bisdommen werd de nood aan een nationale instelling duidelijk geformuleerd en voorgelegd aan de bisschoppen. Het resultaat hiervan was dat op 12 april 1973 de vzw Centrum voor Christelijk Vormingswerk werd opgericht. Hoewel de initiatiefnemende instanties, de vijf Vlaamse bisdommen en de missionerende instituten (missiecongregaties), een eigen vormingstraditie met eigen accenten en diverse activiteiten hadden opgebouwd, werd toch gekozen om het vormingswerk samen te brengen in één nationale structuur. De instelling kreeg als opdracht om, met respect voor de autonomie, de bestaande initiatieven te coördineren en verder uit te bouwen, alsook nieuwe initiatieven te ontwikkelen met het doel het christelijk geïnspireerd sociaal-cultureel vormingswerk een eigen gestalte te geven. De statuten van de vzw omschrijven het doel van de vereniging als volgt: de samenwerking, de coördinatie en de opbouw van het sociaal, cultureel en moreel vormingswerk vanuit christelijke inspiratie te bevorderen. Dit vormingswerk moet in de ruimste zin worden opgevat. Om deze doelstelling te verwezenlijken beschouwt het centrum onder meer tot zijn opdrachten: - het opzetten van gezamenlijke projecten van opleiding, vorming en actie in de sector van het sociaal-cultureel en moreel vormingswerk; - het volgen en beïnvloeden van de evolutie van dat werk aan de basis. Vanaf juni 1973 zien we een aarzelende start van de werking. Een eerste raad van bestuur komt samen op 14 juni 1973. Minister van Staat P.W. Segers wordt de eerste voorzitter. E.H. L. Moesen wordt benoemd tot eerste ‘hoofdambtelijke medewerker’, en later tot directeur. Een planningsgroep wordt opgericht met als doel alle aanwezige vormingsinitiatieven samen te brengen en af te stemmen op de doelstellingen van het CCV. Elk bisdom en de vereniging van hogere oversten duiden hiervoor contactpersonen aan. Het budget wordt vastgelegd en de eerste regionale secretariaten worden ingericht. In 1974 komen voor elk bisdom de eerste personeelsleden in dienst.
De organisatie begint tevens met de voorbereiding van het subsidiedossier. In het prille cultuurbeleid van de Vlaamse gemeenschap, begin jaren zeventig, trachten de christelijke organisaties uit het sociaal-culturele middenveld hun stempel te drukken op de ontwikkeling van eerste volwaardige decreten. Grote organisaties als KAV, KWB, KVLV, Landelijke Gilden, Davidsfonds, CMBV, enz., vinden elkaar in een ‘Kontaktgroep’. Toen de Vlaamse overheid in een ‘koepeldecreet’ de organisaties voor belangenbehartiging formeel erkende, werden vanuit de christelijk sociaalculturele organisaties twee ‘koepels’ opgericht: Centravoc groepeerde de sociaalculturele organisaties van de Christelijke Arbeidersbeweging (ACW); de overige partners van het christelijk sociaal-culturele veld groepeerden zich in het CSKW. Het CCV werd lid van het CSKW, maar was van meet af aan een belangrijke ‘brugorganisatie’ tussen de twee christelijke cultuurkoepels. Intern beheerst de voorbereiding van subsidiëring vanwege de Vlaamse overheid, prominent de agenda. In 1974 dient de organisatie een eerste subsidiedossier in. Na advies van de Hoge Raad voor Volksontwikkeling, kreeg het CCV een erkenning van een jaar op het zogenaamde KB ‘67, waarbij vooral vormingsinitiatieven op het vlak van kadervorming werden gesubsidieerd. Het daagde de organisatie uit om het vormingswerk af te bakenen en criteria vast te leggen. Het CCV moest zich als een volwaardige speler weten te positioneren in het sociaal-cultureel veld, wat vanuit zijn waardegebonden- en kerkbetrokkenheid lang niet vanzelfsprekend was. Tegelijk vergde het subsidiedossier ook intern heel wat overredingskracht: de voorbereiding van een volwaardige erkenning en subsidiëring gaf immers meer ‘last’ dan ‘opbrengst’, en vroeg zowel financiële inspanningen vanwege de bisdommen als administratieve rompslomp voor de medewerkers. Uiteindelijk kreeg het CCV op 27 november 1978 een volwaardige erkenning in het decreet houdende de rijkssubsidieregeling voor het Nederlandstalig sociaalcultureel vormingswerk met volwassenen in instellingen. Hiermee werd de aanvankelijke ‘last’ van de voorbereidingsperiode omgezet in ‘inkomsten’. Dankzij de subsidies kon de organisatie met de volwaardige professionele uitbouw van de werking beginnen. Een eigen positionering Van bij de start werd het CCV met twee grote uitdagingen geconfronteerd. In de eigen kerkgemeenschap, met een brede waaier aan initiatieven, moest het vormingswerk een plaats verwerven die zich duidelijk onderscheidde van de diverse pastorale activiteiten. Tegelijkertijd moest in één structuur een werking worden uitgebouwd, die ten volle rekening zou houden met de eigen accenten van de verschillende partners. Daarbij komt dat het CCV zich binnen de
cultuurgemeenschap diende te positioneren, een algemeen maatschappelijke erkenning te verwerven en het bewijs te leveren dat vormingswerk vanuit een duidelijke geprofileerde filosofische invalshoek – meer bepaald de christelijke – wel degelijk volwaardig vormingswerk is. Tien jaar na de oprichting van het CCV formuleerde de voorzitter het als volgt2: ,,Toen het CCV tien jaar geleden als ‘instelling’ van start ging, werd het naast zijn specifieke vormingsopdracht geconfronteerd met twee uitdagingen. Vooreerst binnen de eigen kerkgemeenschap zelf waar een brede waaier aan initiatieven, hoofdzakelijk via een diocesane aanpak, de meest directe behoeften wist op de vangen. Hierin een structurele eenheid bewerken, was niet eenvoudig. De voorbije tien jaar is hard gewerkt. Het CCV is de belichaming geworden van het sociaal-cultureel vormingswerk binnen kerkverband. Dit geschiedt in alle respect voor de eigen behoeften, de noden en de opties van elk diocees. De opzet zoveel autonomie als mogelijk en zoveel centralisatie als noodzakelijk kreeg uitdrukkelijk gestalte. Ten tweede binnen de cultuurgemeenschap. Het CCV werd er bijzonder kritisch onthaald en moest het bewijs ten gronde leveren dat vormingwerk vanuit een duidelijk geprofileerde filosofische invalshoek, in casu de christelijke, en aanleunend bij de gestructureerde kerk, ook volwaardig vormingswerk is. Anderzijds werd de discussie voor algemene maatschappelijke erkenning een zware opgave. Vanuit diverse hoeken, maar ook om diverse motieven, werd het vormingswerk binnen kerkverband niet als volwaardig aanvaard. De besprekingen ter zake waren moeilijk, hard en soms wel een vleugje vertekend. Soms kon men zich niet van de indruk ontdoen dat andere motieven speelden dan wel de bekommernis om goed vormingswerk. En dit dan binnen de dan toch vaak zo geroemde pluralistische samenleving. Maar het CCV heeft de vuurproef goed doorstaan, en in de tien voorbije jaren ook zijn ernst, zin en maatschappelijke relevantie bewezen. Maar deze uitdaging heeft ook voor ons veel positieve aspecten gehad. Het CCV is er als een volwassen vormingsinstelling uitgekomen. Het onderscheid tussen enerzijds het kerkelijke werk zoals geloofsverkondiging, missionering, catechese, pastoraal en anderzijds het vormingswerk werd duidelijker omschreven. De grenslijnen tussen vormingswerk in kerkverband en kerkelijk werk werden scherper uitgetekend. Duidelijkheid kan alleen een voordeel zijn.” Beide uitdagingen blijven ook vandaag belangrijk en vragen een voortdurende interne en externe legitimering van de werking en een actualisering van de opdracht en het aanbod.
2
Delanghe L. in Vormingwerk in Christelijk Perspectief. Tien jaar Centrum voor Christelijk Vormingswerk, Licap s.v., december 1983, p. 3 en 4
De verdere groei De structurele ondersteuning die het decreet sinds 1978 bood, maakte de systematische uitbouw van het vormingswerk verder mogelijk. Dankzij de subsidies konden professionele educatieve medewerkers worden aangetrokken voor de begeleiding van de vormingsprogramma's en de ontwikkeling van een aangepast, eigentijds vormingsaanbod over zingeving. De aanwerving van administratieve medewerkers ondersteunde de professionele uitbouw van de instelling. De erkenning betekende ook een waardering voor de plaats die het CCV intussen had verworven binnen het Vlaams sociaal-cultureel werkveld en voor de eigen bijdrage als christelijk vormingswerk in een pluralistische samenleving. In 1980 beëindigde de toenmalige voorzitter, P.W. Segers, zijn voorzittersmandaat. Mede dankzij zijn verdienste kreeg de instelling een volwaardige plaats in het gesubsidieerde sociaal-culturele landschap. De bisschoppen duidden in hun bijeenkomst van 20 november 1980 Luc Delanghe aan als opvolger. Op 18 december 1980 benoemde de raad van bestuur hem als nieuwe, tweede voorzitter van het CCV. In 1983, tien jaar na de oprichting, telde het CCV elf educatieve en zeven administratieve medewerkers. Jaarlijks werden ongeveer tweehonderd vormingsprogramma's georganiseerd, goed voor ruim vierduizend cursusuren en voor een vijfduizendtal cursisten. In de daaropvolgende jaren bleef de instelling groeien, hoewel op het vlak van de subsidiëring de groei via het decreet niet kon worden gehonoreerd. In 1988 wordt binnen de structuur van het CCV een nieuwe regio opgericht (VOCA) om specifiek voor de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen een aangepast vormingsaanbod te ontwikkelen. Dit aanbod kent een groot succes. De regio Voca groeit uit tot een waardevolle aanbieder van vorming, begeleiding en opleiding in de zorg- en welzijnssector. Twintig jaar na de oprichting organiseert het CCV jaarlijks tussen de driehonderd en vierhonderd vormingsprogramma's met een gemiddeld jaarlijks urentotaal van ongeveer 7.000 uren die, conform de bepalingen van het decreet, voor subsidiëring in aanmerking komen. In 1993 heeft het CCV 33 personeelsleden in dienst, onder wie 23 educatieve en 10 administratieve medewerkers. Hoewel het vormingswerk sinds de oprichting enorm is gegroeid – tussen 1985 en 1990 steeg de werking zelfs tot boven de 8.000 vormingsuren – bleven de subsidies een hele poos stagneren. Het jaar 1995 betekent opnieuw een belangrijke mijlpaal door de invoering van het nieuwe decreet voor volksontwikkelingswerk voor volwassenen in instellingen. Na een jarenlange blokkering van het subsidievolume, kan de instelling het
erkenningsvolume van 5.750 uren opvoeren tot 6.750 uren. Daarmee krijgt het CCV eindelijk ook decretaal een erkenning en subsidiëring in verhouding tot de werking. Problemen met de uitvoering van het decreet maken echter dat de voor onze instelling voorziene en door de overheid al toegezegde groei nog in datzelfde jaar moet worden teruggeschroefd tot het oorspronkelijke urentotaal van 5.750. Ondanks deze perikelen betekende de invoering van het decreet een financiële verbetering aangezien het subsidiepercentage voor personeelstoelagen voor alle mandaten werd verhoogd naar 95 procent – voorheen 80 procent. Dat bood nieuwe perspectieven voor de instelling. In 2003 werd onder impuls van Vlaams minister voor Cultuur Bert Anciaux voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk een nieuw decreet ingevoerd. Dat decreet bracht ook voor het CCV heel wat nieuwe uitdagingen en problemen met zich mee. Zo zag de organisatie zich uitgedaagd om op overtuigende wijze aan de overheid aan te tonen dat het CCV een 'landelijke gespecialiseerde instelling' is. Het werken met beleidsplannen bracht hoe dan ook een nieuwe interne dynamiek tot stand. Het nieuwe decreet veroorzaakt evenwel ook ernstige problemen: het CCV krijgt vanaf 1 januari 2004 ruim 55 procent minder overheidssubsidie dan daarvoor. Inhoudelijk wordt een groot deel van de voor ons relevante werking niet langer door de overheid weerhouden als 'subsidieerbaar'. Hoewel het CCV voorlopig stand houdt in deze nieuwe situatie, vormt dat decreet niettemin een ernstige bedreiging voor het waardegebonden, i.c. christelijk vormingswerk. Door de geleidelijke verbreding van de educatieve opdracht met activiteiten op vlak van begeleiding en opleiding als gevolg, werden ook nieuwe financieringsbronnen aangeboord zoals het Europees Sociaal Fonds. De toekenning van aanvullende tewerkstelling in het kader van de Sociale Maribel aan de sociaal-culturele sector vanwege de federale overheid, maakte dan weer extra aanwervingen mogelijk en deed, vooral op het vlak van tewerkstelling, de instelling verder groeien. Dat alles maakt dat het CVV, anno 2010, is uitgegroeid tot een behoorlijk grote organisatie met zestig professionele medewerkers en met een ruim educatief aanbod, zowel op het vlak van vorming als van begeleiding. De CCV-regio’s leveren in al de bisdommen een grote bijdrage tot de ondersteuning van de territoriale pastoraal en de kerkopbouw. En hoewel de overheidssubsidies sinds 2003 aanzienlijk zijn verminderd en het aantal kerkgangers daalde, realiseert het CCV elk jaar opnieuw min of meer hetzelfde aantal vormingsuren en publieksbereik. De organisatie in beeld
Het CCV heeft een nationale structuur met een geregionaliseerde werking. Concreet betekent dit dat het vormingsaanbod wordt georganiseerd vanuit zeven regionale secretariaten. Zes regio's vormen de vormings- en begeleidingsdiensten van de Vlaamse bisdommen (territoriale invalshoek). Eén regio, VOCA, organiseert vormings- en begeleidingsaanbod voor de zorg- en welzijnssector voor de Caritas-geledingen (categoriale invalshoek). In elke regio bestaan een teamoverleg en inhoudelijke werkgroepen. De verankering van de CCV-regio's met de diocesane opdrachtgevers is ook structureel. De vijf Vlaamse bisdommen en Caritas vormen samen de vzw CCV. Daarenboven zijn de inhoudelijke autonomie, de beleidslijnen en de communicatie met de kerkelijke structuur en Caritas per regio vastgelegd. Het nationaal secretariaat verzorgt de coördinatie, de financiële en personeelsadministratie. Het nationaal secretariaat staat tevens in voor de beleidsvoorbereiding en -opvolging. Het beleid van de instelling wordt bepaald door de algemene vergadering en de raad van bestuur. In de raad van bestuur zitten vertegenwoordigers van de bisdommen en Caritas. Het coördinatorenoverleg vergadert om de zes weken en zorgt voor de concrete voorbereiding en uitvoering van de beleidsbeslissingen.
CCV vzw algemene vergadering
raad van bestuur
nationaal secretariaat werkgroepen coördinatorenoverleg
CCV
CCV
CCV
CCV
in het bisdom Antwerpen
in het bisdom Brugge
in het bisdom Gent
in het bisdom Hasselt
CCV
CCV
in het vicariaat in het vicariaat Brussel Vlaams-Brabant en Mechelen
CCV – VOCA Training & Consult Terugkeer & herbronning
Actuele ontwikkelingen Aansluitend op de sterke veranderingen in de samenleving en in de kerk, merken we vanaf de jaren negentig belangrijke verschuivingen in de werking. Door het dalende aantal actieve religieuzen in de ontwikkelingslanden kent het aanbod van de missionerende instituten een gestage achteruitgang. De werking wordt in 2003 definitief stopgezet. Ook het specifieke aanbod naar priesters en religieuzen verdwijnt grotendeels als apart initiatief en wordt hertaald naar een vormings- en begeleidingsaanbod voor alle professioneel werkenden in kerkverband. Daarnaast wordt de toerusting van de (kern)vrijiwilligers almaar belangrijker. Hoewel ook de deelname aan het kerkgebeuren in Vlaanderen daalt, wordt deze trend niet in dezelfde mate waargenomen in het christelijk vormingswerk. De interesse in het thema zingeving lijkt zelfs te stijgen. Een toenemend aantal leken neemt immers verantwoordelijkheid op in de brede kerkgemeenschap en het CCV kan sterk inspelen op hun specifieke vormingsbehoeften. Trouw aan zijn oorspronkelijke opdracht en vanuit de intussen verworven expertise in zingeving, blijft het CCV werken met een gevarieerd vormingsaanbod voor diverse doelgroepen. Hoewel er een duidelijke tendens is naar meer korte programma's blijft het CCV niettemin met succes ook een stevig pakket langlopende vormingsprogramma's aanbieden. Meer en meer echter bemerken we een verbreding van de activiteiten. De vormingsinstelling realiseert haar kernopdracht – het ondersteunen van mensen en groepen via leerprocessen – niet langer louter vanuit een klassieke vormingspijler, maar werkt ook meer en meer ondersteunend door animatie en vooral door begeleiding. Vanuit ervaringen in vormingsprogramma's worden vaak nieuwe vragen op het vlak van begeleiding gedetecteerd. Omgekeerd geeft begeleidingswerk van groepen vaak aanleiding tot nieuwe vormingsvragen en programma's. De invulling van de educatieve opdracht van het CCV evolueert bijgevolg naar een voortdurend samenspel van korte en langlopende leertrajecten, intervisiegroepen, begeleidingswerk en opleidingen waarbij de verschillende sporen complementair op elkaar inspelen. Vragen voor de toekomst ,,De nood aan echt vormingswerk vanuit een gelovig perspectief zowel binnen als buiten kerkverband is wellicht nooit zo groot geweest als thans,” schreef Luc Delanghe in 1983. ,,Enerzijds komt de gelovige in deze geseculariseerde wereld steeds sterker onder druk te staan. De geloofsbeleving is bij velen problematisch
geworden. Anderzijds is de gelovige zelfstandiger, het geweten persoonlijker en zijn mens en samenleving mondiger geworden. Het is binnen deze realiteit dat volwaardig, christelijk georiënteerd vormingswerk zich moet waarmaken. Dit vormingswerk dient bakens uit te zetten waarnaar de gelovige, de mens en de samenleving, zich kunnen oriënteren om te werken aan een wereld vaar de grote christelijke waarden liefde, rechtvaardigheid, eerbied voor de persoon de basis vormen.” 3 Deze woorden van Luc Delanghe lijken vandaag actueler dan ooit. De veranderingen in denken en handelen in de postmoderne samenleving en de structurele veranderingen binnen een sterk evoluerend kerkgebeuren, geven daarbij een eigen kleur en invulling aan de educatieve opdracht van het CCV in het algemeen en aan het sociaal-cultureel vormingswerk van onze instelling in het bijzonder. Wat betekent christelijk vormingswerk vandaag? Tot wat daagt de verander(en)de omgeving ons uit? Wat vraagt dit aan aanbod, aan toerusting vanuit onze doelstelling om mensen sterker te maken en om te werken aan gemeenschapsopbouw? In de interne visieontwikkeling, in het programmaaanbod en in de concrete werking van de regio’s lijken zich twee grote focussen steeds duidelijker af te tekenen. Educatief werk als hefboom tot gemeenschaps- en kerkopbouw: wat vraagt dit aan toerusting van mensen en groepen in functie van gelovige gemeenschapsopbouw? Hoe de 'werkers', de 'kerkopbouwdeskundigen', ondersteunen? Hoe daarbij rekening te houden met de specifieke noden en behoeften van de onderscheiden actoren: de 'professionals' of de pastores en de 'kernvrijwilligers'? Een tweede focus heeft te maken met geloven. Hoe kan vorming de geloofsbeleving van christenen vandaag ondersteunen, verdiepen en inspireren? En hoe de hedendaagse 'zinzoekende geïnteresseerde’ te benaderen met een gethematiseerd aanbod rond zingeving en geloof vanuit de christelijke traditie? En hoe vertalen wij dat alles voor (nieuwe) doelgroepen, binnen de cultuur en waardebeleving van vandaag? Het CCV, gestart als vormingsinstelling met een vormingsaanbod in de strikte zin van het woord, realiseert vandaag zijn educatieve opdracht via vorming, begeleiding, advies en animatie. Wat betekent dat echter concreet voor de programmatiewerking? Hoe verhouden de vorming en de begeleiding zich tot
3
Delanghe L. in Vormingwerk in Christelijk Perspectief. Tien jaar Centrum voor Christelijk Vormingswerk, Licap s.v., december 1983, p. 4.
elkaar? Hoe zijn ze afgebakend ten opzichte van elkaar? Zijn ze voldoende op elkaar afgestemd? Van meet af aan speelt in het CCV-vormingswerk in het CCV zowel de inhoudelijk-theologische dimensie als de agogische dimensie. In de opdrachtverklaring 4 lezen we: ,,Het CCV streeft naar kwaliteitsvol vormingswerk. Het laat zich uitdagen door de evoluties in de theorievorming én door de vragen die leven aan de basis. Zo wordt telkens weer een nieuw aanbod ontwikkeld. De programma's worden opgebouwd vanuit menswetenschappelijke, theologische, pastorale, spirituele en algemeen culturele en maatschappelijke invalshoeken.” Hoe kan ook in de toekomst een goede multidisciplinaire benadering worden uitgewerkt en hoe kan een evenwichtig en kwaliteitsvol aanbod worden uitgebouwd? Hoe kunnen vorming en begeleiding hefbomen zijn voor authentieke geloofsbeleving en voor kerkopbouw? Wat kan de optimale rol van de CCV-regio’s zijn in de ondersteuning van de territoriale pastoraal? En hoe kan het CCV in pluralistische netwerken een eigen bijdrage leveren vanuit een geëxpliciteerde visie en een christelijke identiteit? Zeker is dat het CCV kwaliteitsvol wil blijven werken en dat het blijft streven naar permanente kwaliteitsverbetering, zowel op inhoudelijk vlak (inhoudelijke en methodische vernieuwing van het aanbod, kritische bevraging van doelstellingen en doelgroepen, deskundigheidsbevordering, enz.), als op het vlak van de organisatie (heldere structuur, duidelijke beleidsprocessen, goed personeelsbeleid, een financieel gezonde organisatie en een efficiënte administratie). Daarin investeren, kost niet alleen energie maar vergt ook de nodige financiële inspanningen. We leven in een tijd waarin de evidentie van de 'middelen' voorbij lijkt te zijn. De sterk verminderde subsidies illustreren dat als geen ander. Ook dat gegeven zal in de toekomst de agenda mee bepalen. Niettemin wil het CCV ook de komende jaren onverminderd inspanningen leveren op het vlak van kwaliteitsvol christelijk vormingwerk. Vragen genoeg dus, en uitdagingen te over…. Het doet vooral deugd te zien dat ook na 35 jaar alle CCV-actoren en geledingen blijven reflecteren over ,,de authenticiteit van onze vormingsopdracht, over de mondige wereld, over de problematische religiositeit, over vormingswerk, geloof en kerk. Dat blijft een belangrijke opdracht. Zowel naar interne bezinning als naar extern gelovig maatschappelijk engagement.” 5 4
Opdrachtverklaring CCV, tekst goedgekeurd op de Algemene Vergadering van 23 februari 1995 Verwijzing naar Delanghe L. in Vormingwerk in Christelijk Perspectief. Tien jaar Centrum voor Christelijk Vormingswerk, Licap s.v., december 1983, p. 5. 5
Deze wensen en betrachtingen van Luc Delanghe, alsook zijn visie op het CVV en het christelijk vormingswerk, willen wij verder meenemen en koesteren!