© Noordhoff Uitgevers bv
Hoofdstuk 3 Antwoorden studie-eindvragen 3.1 a •
Er is geen sprake van een draagkrachtige motivering, want de redenering van het college van B&W is niet begrijpelijk (zie het antwoord op tussenvraag 3.4). De beschikking is dus in strijd met het motiveringsbeginsel. • Er lijkt sprake te zijn van détournement de pouvoir, omdat tussen de regels door kan worden gelezen dat de uitwegvergunning wordt geweigerd omdat het college van B&W niet wil dat de heer Staarman zijn bestelbus op de oprit plaatst (zie het antwoord op tussenvraag 3.5). • Het college van B&W handelt in strijd met het verbod van willekeur. Het evenredigheidsbeginsel is niet geschonden, maar de belangenafweging is niet zorgvuldig en onredelijk, want er worden oneigenlijke en onbegrijpelijke argumenten gebruikt. • Het gelijkheidsbeginsel is niet geschonden, want er is geen sprake van gelijke gevallen (zie het antwoord op tussenvraag 3.7). • Er is geen strijd met het vertrouwensbeginsel (eis materiële rechtszekerheid), want er is geen vertrouwen opgewekt dat het bestuursorgaan anders zou besluiten. b De beschikking is gericht tot de heer Staarman en uit de adressering blijkt dat de beschikking conform art. 3:41 lid 1 aan hem is toegezonden. c In de beschikking en in de bijlage is aangegeven dat de heer Staarman binnen zes weken een bezwaarschrift kan indienen bij het college van B&W.
3.2 a •
De beschikking steunt op een draagkrachtige motivering, want de redenering van het college van B&W klinkt op zich logisch. De beschikking is dus niet in strijd met het motiveringsbeginsel. • Er lijkt sprake van détournement de pouvoir, omdat het college van B&W een financiële bijdrage verlangt van mevrouw Bahrt, terwijl het de vraag is of het college van B&W hiertoe bevoegd is. In de gemeentelijke verordening is dit wel zo geregeld, maar de vraag is of de Wmo dit toestaat. • De belangenafweging is zorgvuldig en het evenredigheidsbeginsel is niet aan de orde, zodat er geen strijd is met het verbod van willekeur. • Het gelijkheidsbeginsel is niet aan de orde. • Er is geen strijd met het vertrouwensbeginsel (eis materiële rechtszekerheid), want er is geen vertrouwen opgewekt dat het bestuursorgaan anders zou besluiten. b De beschikking is gericht tot mevrouw Bahrt en uit de adressering blijkt dat de beschikking conform art. 3:41 lid 1 aan haar is toegezonden. c In de beschikking en in de bijlage is aangegeven dat mevrouw Bahrt binnen zes weken een bezwaarschrift kan indienen bij het college van B&W.
3.3 a Het gaat hier om het besluit in dossierstuk IX. • De beschikking steunt op een draagkrachtige motivering, want de redenering van het college van B&W is duidelijk. De beschikking is dus niet in strijd met het motiveringsbeginsel. • Er is geen sprake van détournement de pouvoir. • Alle belangen, ook die van de buurman die zijn zienswijze heeft gegeven, zijn voor zover het college die ruimte had, zorgvuldig afgewogen. Het aanbrengen van ramen in de zijgevel is toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan,
Praktisch Bestuursprocesrecht
© Noordhoff Uitgevers bv
zodat dat niet ter discussie kan staan. Het evenredigheidsbeginsel is niet geschonden, zodat er geen strijd is met het verbod van willekeur. • Het gelijkheidsbeginsel is niet aan de orde. • Er is geen strijd met het vertrouwensbeginsel (eis materiële rechtszekerheid), want er is geen vertrouwen opgewekt dat het bestuursorgaan anders zou besluiten. b De beschikking is gericht tot mevrouw Bahrt. Conform art. 3:41 lid 1 Awb is de beschikking daarom aan haar toegezonden (zie dossierstuk VIIa). De beschikking is tot stand gekomen door middel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure en de heer Fröbel (buurman) heeft zijn zienswijze ingediend. Conform art. 3:44 a Awb is de beschikking medegedeeld in het Laagheidens weekblad en ter inzage gelegd (zie dossierstuk VIIc). Conform art. 3:44 b Awb is de beschikking ook aan de heer Fröbel toegezonden (zie dossierstuk VIIb). c In de beschikking en in de bijlage is aangegeven dat mevrouw Bahrt (en andere belanghebbenden zoals de heer Fröbel) binnen zes weken een bezwaarschrift kan (kunnen) indienen bij het college van B&W. 3.4 a Art. 3 lid 2 WAHV stelt dat bepaalde ambtenaren bevoegd zijn om een administratieve sanctie op te leggen aan personen van 12 jaar en ouder als zij zelf een verkeersovertreding constateren of als dit op geautomatiseerde wijze gebeurt met bijvoorbeeld een flitspaal (zie dossierstuk VII). De ambtenaren kunnen echter ook besluiten om af te zien van het opleggen van een sanctie. Het zou dus een vrije bevoegdheid moeten zijn al lijkt dit niet zo, omdat art. 4 WAHV bepaalt dat de sanctie wordt opgelegd en in de bijlage bij de WAHV de hoogte van de boete exact is vastgelegd. Bovendien blijkt uit de beschikking niet dat de belangen van de heer Staarman zijn afgewogen. Alles wijst in dit geval op een gebonden beschikking. b • Er is voldaan aan het motiveringsbeginsel, want in de beschikking en in de toelichting op de achterkant is aangegeven welke overtreding de heer Staarman heeft begaan en waarom hem een sanctie is opgelegd. • Hoewel niet duidelijk uit de beschikking blijkt dat de boete in feite door de politie is opgelegd, is er geen sprake van détournement de pouvoir. • Er is niet gehandeld in strijd met het verbod van willekeur. Van een belangenafweging is geen sprake, maar dit is bij een gebonden bevoegdheid ook niet mogelijk. De hoogte van de boete volgt uit de bijlage bij de wet, zodat het evenredigheidsbeginsel niet aan de orde is. • Het gelijkheidsbeginsel is niet geschonden. Iedereen die te snel rijdt wordt door deze wijze van bekeuren gelijkelijk getroffen. • Er is geen strijd met het vertrouwensbeginsel (eis materiële rechtszekerheid), want er is geen vertrouwen opgewekt dat het bestuursorgaan anders zou besluiten. c De beschikking is gericht tot de heer Staarman en is conform art. 3:41 lid 1 Awb aan hem toegezonden. d In de beschikking en in de toelichting op de achterkant is aangegeven dat de heer Staarman voor 15 augustus 2008 (administratief) beroep kan instellen bij de officier van justitie. 3.5 a Het college van B&W is op grond van art. 125 Gemeentewet bevoegd om bestuursdwang toe te passen. Uit art. 5:21 Awb volgt dat het mogelijk is om een bouwstop op te leggen. Het college heeft in beginsel de plicht om de naleving van weten regelgeving te handhaven. Maar er zijn geen concrete wettelijke criteria die het
Praktisch Bestuursprocesrecht
© Noordhoff Uitgevers bv
college voorschrijven of en hoe het dit moet doen en hoe het besluit moet luiden. De bevoegdheid om te handhaven is dan ook een vrije bevoegdheid. b • Er is voldaan aan het motiveringsbeginsel, want in de beschikking heeft het college duidelijk aangegeven waarom het niet wenst te voldoen aan het verzoek om een bouwstop op te leggen. • Er is geen sprake van détournement de pouvoir, want het college gebruikt zijn handhavingsbevoegdheid niet. • Er is niet gehandeld in strijd met het verbod van willekeur. Het college heeft de belangen zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de overtreding gelegaliseerd kan worden en dat de belangen van aanvrager hierdoor niet worden geschaad. • Het gelijkheidsbeginsel is niet aan de orde. • Er is geen strijd met het vertrouwensbeginsel (eis materiële rechtszekerheid), want er is geen vertrouwen opgewekt dat het bestuursorgaan anders zou besluiten. c De beschikking is gericht tot de heer Fröbel en is conform art. 3:41 lid 1 Awb aan hem toegezonden. d In de beschikking is aangegeven dat de heer Fröbel binnen zes weken na de dagtekening van het besluit, dus voor 10 april 2009, tegen het besluit een bezwaarschrift kan indienen bij het college. 3.6
Dit volgt uit art. 1:3 lid 2 Awb, waarin is vastgelegd dat ook de afwijzing van een aanvraag als een beschikking wordt aangemerkt.
3.7
Art. 2.16 lid 2 WSF 2000 sluit de aanspraak op studiefinanciering uit voor personen die al 4 jaar hoger onderwijs, dat wil zeggen een studie op het HBO of aan de universiteit hebben gevolg (zie art. 1.1 onder 1 WSF 2000). Het besluit is gericht tot mevrouw E. Klaassen en moet conform art. 3:41 lid 1 aan haar worden toegezonden. Er zijn geen andere belanghebbenden, dus mededeling in een dag- of weekblad is niet nodig. De Hoofddirecteur is het bevoegde bestuursorgaan, dus u ondertekent namens de Hoofddirecteur. De tekst van de beschikking, die tevens de bekendmaking inhoudt, zou er als volgt uit kunnen zien:
LOGO IB-GROEP IB-Groep Postbus 50081 9702 EA Groningen Groningen, 7 juli 2009 Aan: Mw E. Klaassen Klavertjes 10 0000 ZN Boswaard Kenmerk: 1111-11111-1-01 Betreft: aanvraag studiefinanciering Geachte mevrouw Klaassen,
Praktisch Bestuursprocesrecht
© Noordhoff Uitgevers bv
Op 18 juni 2009 heeft u mij verzocht om aan u studiefinanciering toe te kennen voor de middelbare beroepsopleiding Verplegende niveau 4. Dit verzoek wijs ik af om de volgende redenen: In artikel 2.16 lid 2 van de Wet studiefinanciering 2000 is bepaald dat iemand die reeds 4 jaren studiefinanciering heeft genoten voor het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs geen recht heeft op studiefinanciering beroepsonderwijs. U heeft reeds 4 jaar de hoger beroepsopleiding Personeel en Arbeid gevolgd. Deze opleiding valt volgens art. 1.1 onder 1 onder het begrip hoger onderwijs. Uit onze administratie blijkt dat u gedurende 4 jaar voor deze opleiding studiefinanciering heeft genoten. U komt daarom niet in aanmerking voor studiefinanciering beroepsonderwijs. Indien u het niet eens bent met dit besluit dan kunt u hiertegen volgens de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift bij ons indienen. Op de website van de IB-Groep leest u meer over het indienen van een bezwaarschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening. Voor eventuele vragen kunt u telefonisch of per e-mail contact opnemen met de IB-Groep of u wenden tot een van onze kantoren bij u in de buurt (zie www.ib-groep.nl). Met vriendelijke groet, namens de Hoofddirecteur, (uw handtekening) (uw naam)
3.8
Het besluit is gericht tot Stichting De Ezel en moet conform art. 3:41 lid 1 aan de stichting worden toegezonden. Er zijn geen andere belanghebbenden, dus mededeling in een dag- of weekblad is niet nodig. Terzijde: mocht iemand het niet terecht vinden dat Stichting De Ezel [E]3.000 ontvangt en hij niet, dan zal hij eerst zelf een besluit moeten uitlokken door een aanvraag in te dienen. Tegen de afwijzing van zijn aanvraag kan hij dan zelf bezwaar maken en zich eventueel beroepen op het gelijkheidsbeginsel. De tekst van de beschikking voor de stichting, die tevens de bekendmaking inhoudt, zou er als volgt uit kunnen zien:
Praktisch Bestuursprocesrecht
© Noordhoff Uitgevers bv
Aan Stichting De Ezel t.a.v. de heer W. Zuur adres postcode Laagheiden
Behandeld door Uw naam
Afdeling Sport en Cultuur
Tel.nr. xxxx
Ref.nr. xxxx
Verzonden 05 MRT 2009
Betreft: verlenen subsidie Geachte mijnheer Zuur, Op 30 januari j.l. heeft u bij ons college namens Stichting De Ezel een aanvraag ingediend om subsidie voor het organiseren van een kinderkunstmarkt op 30 april a.s. U heeft verzocht om een bedrag van €3.000. Het college verleent u hierbij de gevraagde subsidie conform art. 23 van de Subsidieverordening. U dient de gemaakte kosten van het evenement schriftelijk te verantwoorden en deze verantwoording binnen een maand na afloop van het evenement aan mij te doen toekomen. Daarna zal het college overgaan tot vaststelling van de subsidie. Indien u het niet eens bent met dit besluit dan kunt u hiertegen volgens de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij ons college. In de bijlage leest u meer over het indienen van een bezwaarschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening. Voor eventuele vragen kunt u telefonisch of per e-mail (
[email protected]) contact met mij opnemen. Met vriendelijke groet, Namens burgemeester en wethouders van Laagheiden Uw handtekening Uw naam, medewerker Sport en Cultuur Bijlage: Informatie over bezwaar en voorlopige voorziening
Gemeente Laagheiden, Stationsweg 1, 1234 AA Laagheiden, e-mail:
[email protected], www.laagheiden.nl
Praktisch Bestuursprocesrecht
© Noordhoff Uitgevers bv
Bezwaar De Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt een belanghebbende de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen tegen een besluit waardoor hij rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Art. 6:5 Awb schrijft voor dat een bezwaarschrift in elk geval de volgende gegevens moet bevatten: - naam en adres van de indiener; - datum; - een omschrijving van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt; - de gronden (redenen) van het bezwaar; - handtekening van de indiener Een bezwaarschrift kan ook per e-mail worden ingediend. Daarvoor moet gebruik worden gemaakt van het formulier op de website van de gemeente www.laagheiden.nl. Voorlopige voorziening Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van een besluit niet op. Indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dit vereist dan kan een belanghebbende aan de president van de rechtbank verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is een snelle uitspraak waarmee de werking van een besluit kan worden opgeschort. Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening is griffiegeld verschuldigd. Het verzoek moet u, vergezeld van een kopie van het bezwaarschrift en van het besluit, zenden aan de president van de Rechtbank Zutphen (www.rechtspraak.nl/gerechten).
Praktisch Bestuursprocesrecht