Antwoorden hoofdstuk 11
LET OP Deze vragen zijn geen tentamenvragen. Elke pabo bepaalt zelf wat en hoe er getoetst wordt. Op basis daarvan maken zij hun eigen tentamenvragen. De antwoorden en toelichting op onderstaande vragen zijn er om je te helpen met studeren en om een beter begrip van de leerstof te krijgen. Wij garanderen natuurlijk geen succes met een tentamen als je onze vragen allemaal goed hebt maar het zal zeker helpen.
Hoofdstuk 11: Mens en milieu 1.
2.
3.
Waar gaat Natuur-‐ en milieueducatie (NME) globaal over en hoe onderscheidt de educatie NME zich van het vak natuuronderwijs? Noem nog een paar educaties. NME gaat over de wisselwerking tussen mens, milieu en maatschappij. NME is geen afzonderlijk vak, maar een combinatie van inhouden uit diverse vakken zoals aardrijkskunde, geschiedenis, natuur, verkeer en gezond gedrag. NME is erop gericht te leren ‘met zorg om te gaan met het milieu’. Leerlingen moeten kennis en inzicht verkrijgen in de relatie mens en milieu, dat moet uitmonden in attitude en gedrag dat bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling in die relatie. Daarom noemen we het een educatie. Educaties zijn vooral gericht op de waarden die we ergens aan toekennen, welke mening en houding we daarover innemen en daarvan afgeleid hoe we ons gedrag vorm geven of vorm zouden kunnen geven. NME richt zich daarbij op natuur-‐ en milieubewustwording. Ander educaties zijn bijv. ontwikkelingseducatie, vredeseducatie, cultuureducatie en gezondheidseducatie. Het is belangrijk dat kinderen een handelingsperspectief hebben. Ze kunnen alleen maar hun eigen gedrag veranderen en niet dat van hun ouders. Noem vijf manieren waarop kinderen zelf milieuvriendelijk gedrag kunnen vertonen. Kinderen kunnen bijvoorbeeld: a. zelf afval scheiden b. met de fiets of lopend naar school komen c. de waterkraan niet onnodig laten aanstaan d. de deur dichtdoen tegen tocht e. de wc op een goede manier doortrekken f. geen dieren onnodig doodmaken of planten beschadigen g. hun voorkeur aangeven voor kleding van natuurlijke materialen. Tegenwoordig krijgt het “Leren voor duurzame ontwikkeling (LvDO)” steeds meer aandacht. Waar gaat het bij LvDO om? Wat is het verschil met NME? Noem enkele praktijkvoorbeelden van leerling-‐activiteiten die passen in LvDO. Leren voor duurzame ontwikkeling (LvDO) is breder dan natuur-‐ en milieueducatie. Het gaat bij LvDO ook om de “lotsverbondenheid” met alles wat leeft op aarde, hier en daar, nu en in de toekomst. Het gaat hierbij om meer dan alleen zorg voor natuur en milieu. Het gaat ook om een rechtvaardige manier van samenleven en om verantwoordelijkheid van en vóór
Pagina 1 van 6 Natuur en techniek geven, 2015 Koninklijke Van Gorcum
Antwoorden hoofdstuk 11
4.
5.
6.
mensen. Dat betekent: voedsel en gebruiksvoorwerpen milieuvriendelijk produceren, zodat er genoeg is voor volgende generaties. Het betekent ook: arbeid onder menswaardige omstandigheden, dus zeker geen kinderarbeid. Enkele praktijkvoorbeelden: a. Leerlingen onderzoeken gebruiksvoorwerpen: waar zijn ze van gemaakt en hoe duurzaam zijn deze voorwerpen met het oog op hergebruik. b. Leerlingen gebruiken in de schooltuin geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen. c. Leerlingen onderzoeken waarom biologische groente of andere producten duurder zijn dan gewone groentes in supermarkt of winkels) d. Leerlingen onderzoeken hoe je milieuvriendelijk op vakantie kunt naar buitenland. Normen en Waarden zijn belangrijk en worden vaak samen genoemd. Wat is het verschil? Normen zijn de regels die je zelf -‐ of een groep mensen met elkaar -‐ vaststelt om de waarden te (kunnen) handhaven. Je gooit geen afval op straat, je gaat met respect met elkaar om, je houdt je aan de wet enzovoorts. Bij waarden gaat het om persoonlijke principes en ideeën die aan de normen ten grondslag liggen. Het gaat om wat je ergens van vindt, hoe belangrijk iets voor je is. Dat kun je ook met elkaar (proberen) vast (te) stellen. Bijvoorbeeld: Ik vind het belangrijk dat je in de buurt prettig met elkaar en goed met de omgeving omgaat. Beide zijn niet altijd logisch en aan variatie onderhevig als er zaken veranderen of nieuwe bewoners komen. In de wetenschap worden bij “waardenvorming” 4 fases onderscheiden. Achtereenvolgend: waardenoverdracht, waardenverheldering, waardenontwikkeling en waardencommunicatie. Beschrijf voor elke fase kort hoe je daar in je onderwijs (bijv. met het oog op zwerfafval) aandacht aan kunt geven. Waardenvorming is erop gericht om waarden en normen t.a.v. het omgaan met het milieu en de hele planeet over te dragen op de leerlingen en te zorgen dat kinderen dit soort waarden voor zichzelf gaan ontwikkelen. Het niveau van waardenvorming zal in de loop van de basisschoolcarrière veranderen, omdat kinderen zich steeds beter kunnen inleven in de gedachten en belangen van iemand anders. Er zijn vier fases in te onderscheiden: 1. Waardenoverdracht : dit vindt impliciet plaats door goed voorleven en voorbeeldgedrag, het stellen van regels en het vertellen van verhalen. Bij waardenoverdracht nemen kinderen waarden over zonder dat er een gesprek of discussie over wordt gevoerd. 2. Waardenverheldering: Hierbij maak je kinderen bewust van hun eigen waarden. Je leert ze hun eigen waarden te herkennen. Zo krijgen ze een beter inzicht in hun eigen waardering en gevoelens over het onderwerp. 3. Waardenontwikkeling: Bij waardenontwikkeling laat je de leerlingen hun eigen waarden vergelijken met die van een ander. 4. Waardencommunicatie: Bij waardencommunicatie zijn de waarden van de één gelijkwaardig aan die van de ander. Beide waarden staan in principe ter discussie. Zo krijgt de leerling inzicht in de waarden van de ander. In een rollenspel, een debat of een rechtszaak kun je de leerlingen een milieu-‐dilemma voorleggen, waarin sprake is van een conflictsituatie en van tegenstrijdige belangen. Bedenk voor leerlingen uit de bovenbouw een moreel dilemma, dat je kiest uit hun eigen waardengebieden. Het moet gaan over onderwerpen waar zij nu of in de naaste toekomst verantwoordelijkheid voor kunnen dragen. Enkele voorbeelden van een moreel dilemma:
Pagina 2 van 6 Natuur en techniek geven, 2015 Koninklijke Van Gorcum
Antwoorden hoofdstuk 11
a. Je wilt graag thuis EKO-‐producten eten, maar je moeder doet het liefst boodschappen in de Turkse winkel, want die mensen moeten ook leven. b. Jullie willen in de klas graag een tropisch aquarium met verwarming, licht en zuurstofpompje, maar de school wil ook zo energiemogelijk zijn en vraagt aan iedere klas hoe je zo veel mogelijk op energie kunt besparen. c. Je wilt graag leuke en betaalbare kleren kopen, maar de winkel betrekt hun kleding van Aziatische bedrijven die met kinderen werken. d. Andere voorbeelden: nieuwste van het nieuwste op het gebied van mobieltjes, ipad’s, merkkleding, Nike’s etc. 7.
8.
9.
De Aarde heeft veel betekenissen voor ons mensen zoals bron voor voedsel, grondstoffen, energie, medicijnen, gezondheid e.d. Geef aan in welke vorm recreatie wel of niet een (duurzame) bron is. Motiveer je antwoord? Uit onderzoek blijkt dat recreatie heel belangrijk is voor de geestelijke gezondheid van mensen. Het liefst recreëren wij in een schone, veilige en natuurlijke omgeving. In die zin is de Aarde voor recreatie een bron. Zodra wij die bronnen met dure uitspattingen gaan bezoeken en benutten (energievretende, vervuilende of verstorende reizen) of kwetsbare gebieden, plant en dier recreatief gaan exploiteren (koraal, vormen van survival, jacht) gaat het ten koste van de bron Aarde. Beschrijf in eigen woorden de oorzaken en (nadelige) gevolgen van het broeikaseffect (Global warming) en het gat in de ozonlaag (uit hoofdstuk 10). Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door een toename aan broeikasgassen in de atmosfeer zoals koolstofdioxide en methaangas. Deze gassen zorgen ervoor dat warmte die de aarde uitstraalt niet het heelal in verdwijnt maar binnen de atmosfeer blijft. Het gat in de ozonlaag wordt ook door gassen veroorzaakt zoals Freon (verzamelnaam voor chloorfluorkoolstof-‐ verbindingen, cfk’s). Dat gas zit in koelkasten en airconditioners. Vroeger zat het ook als drijfgas in spuitbussen. Freon reageert met ozon. Juist die ozon vormt hoog in de atmosfeer de ozonlaag, die het aardoppervlak afschermt voor een gedeelte van het UV-‐licht dat huidkankers veroorzaakt. Als het lente wordt op Antarctica – augustus/september – ontstaat van nature (door o.a. hernieuwde zoninstraling) een gat (beter: dunnere plek) in de ozonlaag boven de Zuidpool. De afgelopen decennia is dat gat door met name Freon/de cfk’s steeds groter geworden. Op het Zuidelijk Halfrond (Zuid Amerika, Australië) is “lekker in de zon bakken” door het verhoogde stralingsrisico er niet bij! Deze twee milieuproblemen – broeikaseffect en gat in de ozonlaag -‐hebben oorzakelijk niets met elkaar te maken. Een wildviaduct is een oplossing voor het milieuprobleem: ‘versnippering’. Leg uit wat het probleem is en waarom een wildviaduct een redelijke oplossing is. Voor een gezonde populatie organismen is een bepaalde hoeveelheid genetische diversiteit nodig. Als de leefomgeving van een organisme opgedeeld (versnipperd) wordt in kleine leefomgevingen dan is de kans groot dat daar inteelt ontstaat en dat lokaal de populatie zelfs kan uitsterven. Zo kan een leefomgeving van grotere organismen doorsneden worden door wegen, kanalen, dorpen, steden of dijken. Voor waterdieren kan versnippering optreden door dijken, sluizen, dammen of vervuiling. Een wildviaduct kan twee natuurgebieden weer samenvoegen tot één. Dat zal een gunstig effect hebben op de aantallen en (dus) genetische variatie van een populatie organismen.
Pagina 3 van 6 Natuur en techniek geven, 2015 Koninklijke Van Gorcum
Antwoorden hoofdstuk 11
10.
Leg uit wat de “ladder van Lansink” is en hoe je deze kan gebruiken om je basisschool milieuvriendelijker te maken. De beste stap op de ladder van Lansink is: voorkomen dat er afval komt. Dat kan prima op de basisschool. De volgende stap is: hergebruiken. Ook dat kan op de basisschool. Papier niet weggooien als de achterkant nog leeg is. Dat kan gebruikt worden als kladpapier. Ander afval kan wellicht gebruikt worden voor lessen beeldende vormings-‐ of technieklessen. Stap drie is recyclen. Dat kun je prima doen en laten zien. Sommige dingen zijn onzichtbaar voor kinderen, maar dat kan zichtbaar gemaakt worden. Wat doe je met de afwerkte cassettes van de printer? Of het kopieerapparaat? Oude mobiele telefoons en oude elektrische apparaten inzamelen voor recyclen.
11.
12.
13.
Ga het internet op en zoek een site waar je je ecologische voetafdruk kan uitrekenen. Dat is de mate waarop je de aarde belast met je manier van leven. Reken het uit en stel vast hoeveel planeten Aarde er moeten zijn als iedereen op Aarde op dezelfde manier zou leven zoals jij (=wij). Op bijv. http://www.ecolife.be/bereken-‐je-‐ecologische-‐voetafdruk kun je een eenvoudige vragenlijst invullen. Daar komt bijv. uit dat ecologische voetafdruk 4,5 hectare is. Die oppervlakte heb je (blijkbaar) nodig om te kunnen (blijven) leven zoals je nu leeft. Daaronder staat op de site dat een duurzame voetafdruk 1,8 ha is. Dat is -‐ gezien het aantal mensen op aarde -‐ wat in principe p.p. beschikbaar is en waar we dus eigenlijk (maar) recht op hebben. Je gebruikt dan 4,5 : 1,8 = 2,5 keer teveel. Als iedereen dat zou doen hebben we dus 2,5 planeten als de Aarde nodig. Welnu, die zijn er niet. In het kader van ‘eerlijk zullen we alles delen’ of ‘laten we wel genoeg achter voor onze (klein-‐)kinderen’, verbruiken we dus (veel) te veel. Het gemiddelde op Aarde ligt nb. op 6,3 ha oftewel 3,5x onze planeet. Ook op http://www.wnf.nl/voetafdruktest/ kun je je voetstap berekenen die in kaart brengt welke impact jouw persoonlijke levensstijl heeft op onze Aarde. Duurzaamheid wordt vandaag de dag voor van alles en nog wat gebruikt. Wat vind jij echt duurzaam en wat niet? Kernenergie duurzaam noemen kan echt niet. Dat raakt op en heeft (stralings-‐) risico’s in zich die ongewenst en gedurende lange tijd onvoorspelbaar gevaarlijk kunnen zijn. Aardolie en aardgas zijn ook niet duurzaam. Eigenlijk is alles wat opraakt niet duurzaam. Je zou kunnen formuleren: “Duurzaam betekent voor mij dat iets hernieuwbaar is door de natuur of door de cyclus waarin het verkeert”. Zie bijvoorbeeld bij “Duurzame energie” op blz. 277. Bij duurzame ontwikkeling wordt vaak gesproken over de 3 P’s: People, Planet, Profit (of Prosperity) oftewel mensen, planeet en welvaart. Bedrijven adverteren meer en meer met duurzaamheid. Ze houden bij de activiteiten die ze uitvoeren volledig rekening houden met de 3 P’s. Beschrijf een bedrijf/bedrijfsactiviteit waaruit duidelijk wordt dat ze met de 3 P’s rekening houden. In algemene zin kun je stellen dat bedrijven die producten leveren en deze na afloop van de levensduur of als mensen een nieuw(er) product kopen weer innemen om te hergebruiken PPP grotendeels waarmaken. Grotendeels omdat ons niet altijd even duidelijk is welk deel toch nog op de afvalberg terecht komt. Achter de definitie van duurzaamheid bij Mercedes –
Pagina 4 van 6 Natuur en techniek geven, 2015 Koninklijke Van Gorcum
Antwoorden hoofdstuk 11
waar ze prat op gaan -‐ mag je een vraagteken zetten. Maar dat mag je dan ook bij elke koper van welk automerk dan ook doen. Echt duurzame auto’s zijn er nauwelijks. In 1999 is in Nederland voor wit-‐ en bruingoed een verwijderingsbijdrage (in België: recupelbijdrage) ingevoerd. Deze bijdrage werd door de consument naast de prijs voor het apparaat betaald. De leverancier verplichtte zich daarbij de apparaten weer in te nemen. Deze zichtbare verwijderingsbijdrage is op bruingoed (tv, video-‐ en dvd-‐apparaten) en kleine huishoudelijke apparaten (koffiezetapparaten, stofzuigers en friteuses) is 2011 gestopt, voor groot witgoed en koel-‐/vriesapparatuur in 2013. In het Besluit “verwijdering wit-‐ en bruingoed” is bij wet vastgelegd dat de leverancier voor een inzameling en recycling verantwoordelijk is. Je kunt dus alle apparaten blijven inleveren bij de winkelier bij aanschaf van een nieuwe. Leveranciers betalen nog steeds een 'recyclingbijdrage' om de recycling van een apparaat nadat het door de consument is afgedankt, te bekostigen. Dit kun je echter niet (meer) zien op het prijskaartje in de winkel. 14.
Leg met het oog op de beschikbaarheid van grondstoffen uit waarom het van belang is dat de transitie naar een circulaire economie zo snel mogelijk moet worden ingezet. Op deze laatste vraag gaan we ter afsluiting uitgebreid in. We weten allemaal dat de Aarde niet plat is. We weten ook allemaal dat de hoeveelheid grondstoffen in de Aarde eindig is. In 1972 presenteerde de Club van Rome een rapport genaamd Limits to Growth waarin het scenario van de eindigheid van (fossiele) brandstoffen en allerhande grondstoffen werd geschetst. Fossiele brandstoffen zijn nu eenmaal niet te recyclen. Die raken gewoon op. Dat geldt ook voor een enorme rij grondstoffen zoals zeldzame aardmetalen en fosfaat. Zeldzame aardmetalen worden gebruikt in allerhande high tech producten, zoals mobiele telefoons, lcd-‐tv’s en accu’s voor hybride of geheel elektrisch aangedreven auto’s. China produceert ruim 95% van de aardmetalen en heeft nu al exportbeperkende maatregelen genomen. Dat heeft grote invloed op de prijs en kan zelfs als machtsmiddel ingezet worden. Want we kunnen eigenlijk niet zonder! We lopen tegen de grenzen aan. Zo spelen fosfaat en fosfaatverbindingen een belangrijke rol in het DNA van mensen en in de energievoorziening van mensen, dieren en planten. Fosfaat is een eindige grondstof dat als erts wordt gewonnen. Door de toenemende wereldbevolking, vleesconsumptie en de verbouw van energiegewassen voor biobrandstof neemt ook de vraag naar fosfaat enorm toe. Er is een beperkt aantal landen ter wereld met aanzienlijke fosfaatvoorraden. In Europa heeft alleen Finland een grote fosfaatvoorraad. Wereldwijd hebben de VS, China en Marokko de grootste fosfaatproductie. Omdat er geen alternatief is voor fosfaat zullen de effecten voor de mens en op de wereldwijde voedselproductie op termijn enorm zijn. Om die reden staat het onderzoek naar fosfaatrecycling hoog op de internationale agenda.
Want wat doen wij? We krijgen via ons voedsel veel fosfaat binnen en brengen dat vrij snel weer naar het toilet. Vandaar spoelen de fosfaten via de waterzuiveringsinstallatie en het oppervlaktewater naar de zee. Daar wordt fosfaat zo verdund dat het niet meer terug te winnen is. Wel in de waterzuivering maar dat doen we (nog) niet. In een 100% circulaire economie krijgt elke grondstof een ‘identiteit’. Wat de cyclus ingaat, komt er op enig moment weer uit en is inzetbaar voor de volgende cyclus. Er gaat niets verloren zoals in de eeuwige kringloop van water en de voedselkringloop uiteindelijk niets
Pagina 5 van 6 Natuur en techniek geven, 2015 Koninklijke Van Gorcum
Antwoorden hoofdstuk 11
verloren gaat. Alles wordt hergebruikt. Wat we hebben moeten we dus niet verspillen maar steeds weer terugwinnen. Duidelijk is dat het dogma van veel politici en financiële deskundigen over voortdurende economische groei niet op duurzaamheid is gebaseerd maar op een zeepbel: Oneindige groei is onmogelijk met eindige grondstofvoorraden. En als we ons daar niks van aantrekken is er maar één eindconclusie: Onze wereld is eindig. De planeet Aarde zal niet verloren gaan maar het is aan ons of we daar deel van blijven uitmaken.
Pagina 6 van 6 Natuur en techniek geven, 2015 Koninklijke Van Gorcum