Antwoorden Werkwoordspelling – Hoofdstuk 1 Opdracht 1 A. 1. PV tt, stam + t 2. PV vt, stam + de (stam = verbaz…) en (stam = haast) + te 3. PV tt, (O = je zus), stam + t 4. stam = smash = s-klank stam +te, stam + te, stam + te, e blijft staan, anders uitspraakprobleem. B. 5. Suiste komt van suizen, stam eindigt op een z, dus stam + de. Stam is slib, dus stam + de 6. O = je, staat achter PV, dus alleen stam = vermoed, stam is surf, dus stam + te = surfte 7. stam = verbrand, + de = verbrandde, hindert is PV tt. 8. taxiet, want PV tt, dus stam + t. landt, want PV tt, dus stam + t (stam = land). C. 9. Houdt, want O = je broer = 3e persoon. Herkent, PV tt = stam + t 10. vind is goed, verstuurt, want PV tt, dus stam + t. 11. strandden, want stam = strand, +den = strandden, redde is goed. 12. slachtte is goed. Schrobde, want stam = schrob en b zit niet in kofschip, dus stam + de Opdracht 2 1. Bloedt, snijd 2. Ondervraagt, antwoordt 3. Gelooft, bestelt 4. Gebeurt, verwaarloost, aanvaardt 5. Overtuigt, houd 6. Vind 7. Controleert 8. Wandelt, voelt 9. Wordt, verandert 10. Landt, bevindt Opdracht 3 1. Verrichtte 2. Stoofden, rookten 3. Maakte, duimde 4. Vond, werd 5. Kefte, passeerde 6. Durfden, bonsde 7. Beleefden 8. Wachtten 9. Tobde, kraste 10. Mistte, landde Opdracht 4 1. Barbecueden 2. Parkeert, verspert 3. Braadt, brandt 4. Volleybalt 5. Zuchtten 6. Squasht
7. 8. 9. 10.
Emigreerde, kocht Lustte, smult Bridgede Schuurt, verft
Opdracht 5 A. 1. Het is een vd (= voltooid deelwoord) stam is bel en gebeur, dus met een –d. 2. onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord, voltooid deelwoord. 3. infinitief, voltooid deelwoord. 4. voltooid deelwoord en 2 x voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt. Zo kort mogelijk opgeschreven. B. 5. Landen, want infinitief. Gedraaid, want stam = draai, dus een d (i telt niet mee in kofschip) 6. stam = surf, f zit in kofschip, dus gesurft. Gebarbecued, e telt niet mee in kofschip. (stam = barbecue) 7. gevreesd, want stam = vrez… , geplante, want vd bijvoeglijk gebruikt, dus zo kort mogelijk. Beschadigd, want voltooid deelwoord. 8. gejuicht, want stam = juich, wel in kofschip, dus + t. regerend, want onvoltooid deelwoord. Gearriveerd, want vd en stam is arriveer, r zit niet in kofschip. C. 9. Wachten, want infinitief. Verspilde is correct, vd bijvoeglijk gebruikt, dus zo kort mogelijk. 10. Besteld, voltooid deelwoord, stam = bestel, treurend is goed(onvoltooid deelwoord), afgelegd, voltooid deelwoord, stam = afleg. 11. toegezwaaid is correct, passerend, want onvoltooid deelwoord. 12. verbaasd, vd, stam = verbaz…, verbrede, vd bijvoeglijke gebruikt, dus zo kort mogelijk. Betegeld, want vd, stam = betegel, geasfalteerd is correct, vd. Opdracht 6 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
(od) mopperend, (vd) gestuurd (vd als bn) gepoetste, (od) glanzend (od) belastend, (vd als bn) gearresteerde (od) stakende, (od) dreigend, (vd als bn) gehate (od) zwevend, (vd als bn) gebouwde (vd) teleurgesteld, (vd als bn) gedane (vd als bn) beschuldigde, (inf) vernietigen (od) hijgend, (od) puffend (vd) verklaard, (vd) vergist (vd) opgedist, (vd) geloofd
Opdracht 7 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
(od als bn) verbazend, typt (PVtt) Geflanste (vd als bn), wordt (PVtt), (vd) beoordeeld (PVtt) werpt, (od als bn) goedkeurende, (vd als bn) aangelegde (gw) stuur, (PVtt) arriveert. (PVtt) bloost, (od als bn) bloeiende, (vd) aangeboden (od) wandelend, (PVvt) zag, (PVvt) stroomde (vd) verrast, (od als bn) hoopgevend (vd als bn) verbrede, (PVtt) wordt, (vd) versmald (PVvt) verzorgde, (od als bn) spetterend, (vd als bn) geslaagde (vd als bn) verstijfd, (od als bn) krakende, (PVvt) hoorde
Opdracht 8 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Verplichte, werd, geprotesteerd Vind, geldt Geleide, meegemaakt Wantrouwend, vermoedde Vergrote, geportretteerd Verantwoord, rijdt Teleurgesteld, gebeurt Meldde, komend, daalt Baat, schaadt Toegeruste, mislukt
Antwoorden spelling hoofdstuk 2 Opdracht 1 1. ‘Dat de KRO-gids zo weinig verkocht wordt, valt me erg tegen,’ zei Helen. 2. Op de kermis zijn leuke attracties: een draaimolen, een achtbaan, botsautootjes en een reuzenrad. 3. De president zei: ‘We kunnen nu eenmaal niet alles tegelijk aanpakken, mijne heren.’ 4. ‘Wat doe je toch altijd achter die computer, Jan,’ vroeg moeder, ‘je bent er niet achter weg te slaan.’ 5. ‘Wie alles af heeft,’ zei de docent, ‘mag zijn werk laten nakijken en kan daarna naar huis.’
Opdracht 2 1. Renate van der Velde vroeg haar man: ‘Gaan we dit jaar weer eens naar Zuid-Spanje op vakantie, Ruud?’ 2. ’s Morgens gaat Jan ter Horst altijd zwemmen in het zwembad De Fontein en ’s middags gaat hij joggen. ’s Avonds na de koffie zoekt hij ontspanning, dan dart hij in café De Gouden Tap. 3. ‘Wat zeg je me daar!’ riep mevrouw van de Wal-in de Sloot vol verbazing uit. ‘Dat kan ik niet geloven, zoiets zou mijn echtgenoot nooit doen.’ 4. ‘Als je dat leuk vindt,’ zei Elout tegen Janneke, ‘mag je wel een keer met me meevliegen naar Hamburg of Kiel in Noord-Duitsland.’ 5. De presentator zei tegen de familie Van Tamelen: ‘U wint een excursie naar het Archeon, waar u een dagje in de Hollandse prehistorie kunt meemaken.’
Opdracht 3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Doses Luiwammesen Historici Gedachtes / gedachten Video’s Pygmeeën Koloniën Pyjama’s Laboratoria Democratieën Introducés Garages Cafés Baby’s Filosofieën
Opdracht 4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Cadeaus Sprays Pony’s Pinda’s Cursussen Gewoontes / gewoonten Ideeën Bewijzen Traktaties Rioolbuizen Vaarskalveren Filosofen Seismografen Comités
Antwoorden Spelling H2 par. 4 t/m 6 Paragraaf 4 Opdracht 5 A 1. Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord 2. Het eerste deel heeft twee meervouden 3. Meervoud van hond is honden. 4. Want: gezinsvoogd 5. Het eerste deel heeft geen meervoud B 6. Het is: cijferlijst. Cijferslot 7. Het eerste deel verwijst naar een uniek exemplaar. Zonnescherm. 8. Het meervoud van kip is kippen. Kippensoep. 9. Het is: levensloop. Dus levensstijl.
10. Het eerste deel heeft twee meervouden. Gedachtesprong. C 11. 12. 13. 14. 15.
Meervoud van krant is kranten. Krantenkop. Goed, want eerste deel heeft twee meervouden. Goed, want eerste deel is geen zelfstandig naamwoord. Goed, want eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord. Goed, want eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
Opdracht 6 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Paardenmiddel Gerstekorrel Zonnebank Aspergekweker Beroepsziekte Groenteman Reuzeleuk Boekenbal Lindehout Knorrepot Apetrots Giraffenhok Huisverkoop Tarwebrood Dwingeland
Opdracht 7 1. Eikenboom 2. Staatsschuld 3. Kattebelletje (briefje)/kattenbelletje (belletje aan halsband kat) 4. Bessensap 5. Scheepsjournaal 6. Boordevol 7. Rijstebrij 8. Hondenleven 9. Paddenstoel 10. Maneschijn 11. Kievitsei 12. Blauweregen 13. Stationsstraat 14. Zonnestraal 15. Oorlogsschip Paragraaf 5 Opdracht 8 1. Probleempje 2. Glaasje 3. Logeetje 4. Jongetje 5. Wc’tje
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Kannetje Puddinkje Cd’tje Duwtje Sms’je Bezempje Menuutje Cakeje Vlaggetje
Opdracht 9 1. Biggetje 2. Stokje 3. Bloempje 4. Bikinietje 5. A5’je 6. Pianootje 7. Individuutje 8. Scheepje 9. Bh’tje 10. Laatje 11. Dinertje 12. Ringetje 13. Boompje 14. Karbonaadje 15. woninkje Paragraaf 6 Opdracht 10 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
achterom kijken ter beschikking stellen asielzoekerscentrum erachterlangs veelbesproken ervanlangs krijgen polsstokhoogspringen radioactief afval gekkekoeienziekte witteboordencriminaliteit geldverslindende maatregelen water drinken
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
drieënzestig miljard lagereschoolhoofd lesgeven alcoholhoudende dranken sciencefictionfilm langetermijnplanning gevangengenomen terroristen de hoogstgeplaatste militair
Antwoorden Spelling H2 par. 7 t/m 9 Paragraaf 7
10. Landelijke bladen en streekbladen Opdracht 13 1. Dum-pen 2. Kan-de-laars 3. Ge-ant-woord 4. Snoe-ien 5. Herfst-stem-ming 6. Goo-che-laar 7. Gun-stig 8. Be-han-ger 9. Fi-nan-cieel 10. Tus-sen-deur-en
Opdracht 11 Opdracht 14 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
Medeleerling Radio-uitzending College-uren Oud-leerling Havo-leerling 10%-regeling Antistof Koffieautomaat Giro-envelop Reclamefolder Kant-en-klaarmaaltijd Hbo-studenten RTL5-presentator Politieagent Vergeet-me-nietje ’s-Gravendeel Na-apen Giro-overschrijving Zo-even Mede-inzittende Noord-Franse Zee-egel Mode-industrie De werkgroep-Jansen Micro-organisme
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
Egoïsme Chaos Begroeiing Ruïne Kanaän Drieënzeventig Beangstigend Beïnvloeden Waterpoloën Commercieel Elektricien Boiler Genieën Cocaïne Geantwoord Museum Beëindigen Ideeën Diëtiste Australië Eventuele Industriële Glooiing Geüniformeerd Conciërge
Opdracht 12 Opdracht 15 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
In- en uitvoer Huisvrouwen en –mannen Basis en voortgezet onderwijs Keel-, neus- en oorarts Wasserij en stomerij Hoge en lage cijfers Voor- en achterdeuren Medische en sport massage Streek- en stadsvervoer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Taxi’s Pieters racefiets Pony’tje Morgen is ’t te laat Hts’er Herma’s Reünies Kanarietje
9. Wc’s 10. Jokes broer msn’t de hele dag Antwoorden Spelling H2 par. 10 en 11 Paragraaf 10 Opdracht 16 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
Blèren Protegé Tambour-maître Cacao Beige Papier-maché Façade Déjà vu Crème fraîche Controle Carrière Skûtsjesilen Centrale Crèche Bètavakken
Opdracht 17 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Cijfers Letters Cijfers Cijfers Cijfers Letters Cijfers Letters Cijfers Cijfers
Opdracht 18 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Andere Dezelfden Meesten Degenen Laatste Bekenden Alle Enkele Meeste Anderen
Opdracht 19 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Barbecueën Daarentegen Hartgrondig Fascisme Identiteitsbewijs Liniaal Onmiddellijk Hardhorend Uittreksel Gewelddadig
Opdracht 20
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Twijfelen Publicatie Interessant Racisme Althans Nochtans Discipline Begroeiing Dichtstbijzijnde Kopiëren