Hogeschool Zeeland, Vlissingen Opleiding: Werktuigbouwkunde; hbo-bachelor Varianten: voltijd, duaal en deeltijd Visitatiedata: 27 en 28 oktober 2005 Aanvullende onderzoek aug./sept. 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2006
2
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 10 13 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 30 33 35 38
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
41 42 49 53 55 59
3
4
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Deel A: Onderwerpen
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
5
6
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel, dat in opdracht van NQA de opleiding Werktuigbouwkunde van de Hogeschool Zeeland heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in oktober 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 27 en 28 oktober 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer ir. E. Boer (voorzitter); De heer drs. ing. J. van Zonneveld (domeinpanellid); De heer M. van Dijken (studentpanellid); Mw. drs. M. Honigh (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol VBI’s van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). In augustus en september 2006 heeft op verzoek van de Hogeschool Zeeland een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is uitgevoerd door een panel bestaande uit de volgende leden: De heer ir. E. Boer (voorzitter); Mevrouw drs. M.J.J. van Beers (NQA-auditor). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Zeeland (HZ) heeft ongeveer 4000 studenten en ruim 300 medewerkers in de locaties Vlissingen en Terneuzen. Maximaal 10 procent van de studentenpopulatie is afkomstig uit het buitenland. De HZ biedt 24 bachelor opleidingen aan in voltijd en een aantal ook in deeltijd en duaal. De HZ is sinds september 2004 georganiseerd in Departments: Maritime Operations; Engineering; Information and Communication; Health and Welfare; Professional Core;
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
7
Education; Business Administration; en Environment & Applied Science. Onder dit laatste Department vallen programmaonderdelen als taal-, communicatieve en managementvaardigheden, onderzoeksvaardigheden, wiskunde en statistiek. De Departments staan onder leiding van een Head. Naast de verschillende Departments is er een aantal ondersteunende diensten. De opleiding Werktuigbouwkunde (W) maakt sinds 1999, samen met de opleidingen Elektrotechniek (E) en Algemene Operationele Technologie (AOT) deel uit van het cluster Systems Engineering. Sinds september 2004 heet dit cluster het Department of Engineering. De opleiding wordt aangeboden in een voltijd-, deeltijd- en duale variant. De duale variant is gebaseerd op het voltijdprogramma en wordt gevolgd na afronding van het tweede jaar van de voltijdopleiding. Het deeltijdprogramma wordt in de avond aangeboden. Het aantal voltijdstudenten bedraagt in 2003/2004 173, met een propedeuse-instroom van 64. Het aantal ingeschreven deeltijd studenten bedraagt in 2003/2004 57, met een propedeuse-instroom van 22. Het aantal duale studenten bedraagt 4, met een propedeuseinstroom van 0. In 2001 is hogeschoolbreed het zogenaamde ‘Columbusproject’ gestart. Hierbij zijn een vernieuwd didactisch concept (competentiegericht onderwijs) en onderwijsorganisatie geïmplementeerd in zgn. brede Bachelors. In september 2004 is de implementatie van dit vernieuwde curriculum op basis van competentiegericht onderwijs, vernieuwde werkvormen en toetsen van start gegaan, in de voltijdopleiding in het eerste en tweede studiejaar. Momenteel wordt nog met Columbus gewerkt in het tweede en derde jaar (voltijd). Kenmerkend zijn lesperiodes van zeven weken, gevolgd door twee tentamenweken. In een periode van twee jaar (2004-2006) zijn en worden inhoud, werkvormen, toetsvormen en begeleiding overgezet naar het competentiegerichte onderwijs. In september 2005 is de opleiding in de propedeuse gestart met het Hogeschool breed ingevoerde Koers Bepalend Leren concept (KBL). Uitgangspunten van KBL zijn onder meer: een gelijke opleidingsstructuur voor alle opleidingen, brede bachelors, warenhuisgedachte, competentiegericht leren met een grote rol voor de beroepspraktijk. Het verschil met ‘Columbus’ is met name van organisatorische aard, want ook ‘Columbus’ is gebaseerd op de genoemde uitgangspunten. De belangrijkste wijzigingen zijn het onderbrengen van de bacheloropleidingen in zgn. Departments, het plannen van onderwijs in vier courses van 7,5 EC’s per semester van 17 weken en het onderbrengen van de generieke hbo-competenties in de zogeheten Professional Core. Een inhoudelijk verschil is er in de propedeuse: bij Columbus is deze breder en meer oriënterend van aard dan bij KBL. De opleiding heeft zich de afgelopen jaren inhoudelijk ontwikkeld op de volgende kennisdomeinen: systems support management, mechatronica en micro systems technology. Het programma is opgezet volgens het life-cycle denken. De laatste visitatie vond plaats in 1999/2000. Deze visitatie noemde als goed punt onder meer de contacten met de beroepspraktijk. Aanbevelingen werden gedaan op het terrein van de kwaliteitszorg en personeelsbeleid.
8
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleidingen door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder wordt beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase De panelleden hebben zich inhoudelijk voorbereid op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden een aantal voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek De opleiding heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de dagindeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het College van Bestuur, de Head of Department, docenten, studenten, vertegenwoordigers van het werkveld en alumni. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in november 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in december 2005 aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
9
Aanvullend onderzoek In augustus en september 2006 heeft een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. NQA heeft op basis van het visitatierapport een lijst met verbeterpunten opgesteld. De opleiding heeft op basis daarvan de gegevens in het informatiedossier geactualiseerd en aangevuld. De nadruk in het onderzoek is op onderwerp 1 en 5 komen te liggen. Het onderzoek is uitgevoerd door een auditor van NQA en de voorzitter van het oorspronkelijke panel. De gebruikelijke hoor- en wederhoorprocedure is toegepast. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De uitgebreide argumentatie is te vinden in het detailrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De drie facetten van het onderwerp ‘Doelstellingen’ zijn voor de voltijd en deeltijd met een goed beoordeeld. De oordelen op dit onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. De opleiding (voltijd en deeltijd) baseert zich op het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en de landelijk vastgestelde competenties, zoals neergelegd in het document Landelijk beroepsprofiel van de ervaren werktuigbouwkundig ingenieur (voltijd leerjaren 1,2 en 3) en op de Kernkwalificaties HTNO van 1995 (voltijd vierde jaar en deeltijd). Beide profielen zijn gevalideerd door het betreffende beroepenveld. Daarnaast heeft de opleiding een aantal kerndomeinen ontwikkeld die zijn geformuleerd en vormgegeven in samenspraak met het
10
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
regionale beroepenveld. In matrices is voor de verschillende programma’s in beperkt (deeltijd) of uitgebreid (voltijd, Columbus en KBL) de relatie aangegeven tussen de generieke Hbo-kernkwalificaties, de Dublin-indicatoren en de landelijke competenties. Hieruit blijkt dat de opleiding het beoogde hbo-bachelor niveau goed beschreven heeft. De voorbereiding op de beroepspraktijk is voldoende en er is voldoende aandacht voor internationalisering. 1.5.2 Programma De facetten ‘Instroom’ en ‘Duur’ zijn bij zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding met een goed beoordeeld. Bij de voltijdopleiding zijn ook de facetten ‘Eisen hbo’, “Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma’ en ‘Afstemming vorm en inhoud’ met een goed beoordeeld. De overige facetten, zowel bij de voltijd- als de deeltijdopleiding, met een voldoende. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. Centraal in Columbus en KBL staat het competentiegerichte onderwijs (voltijd). Dat heeft geleid tot een thematisch inrichting van het onderwijs waarbij praktijkopdrachten centraal staan en ondersteunende modulen worden aangeboden. Het curriculum is opgebouwd uit overzichtelijke eenheden en de competenties zijn gedegen vertaald in het onderwijsprogramma. Studenten komen in voldoende mate in aanraking met de actuele beroepspraktijk, zowel door recente vakliteratuur als door de beroepsgerichte elementen in het onderwijsaanbod. De relatie tussen doelstellingen en inhoud van de verschillende programma’s is op goede (voltijd) en voldoende (deeltijd) wijze weergegeven en er wordt op voldoende wijze aandacht besteed aan de studeerbaarheid en studievoortgang van en in de opleiding. Het programma is voldoende studeerbaar. Er zijn heldere maatregelen voor het bijspijkeren van deficiënties en er is een duidelijk vrijstellingenbeleid. Het uitgangspunt voor de verschillende werkvormen is de beroepspraktijk. De opleiding hanteert verschillende toetsen voor verschillende inhouden en heeft daarbij de keuzes voldoende onderbouwd. De opleiding beschikt over een ruim contactnetwerk binnen de regio. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet ‘Kwantiteit personeel’ is met een goed beoordeeld bij beide opleidingen. De andere twee facetten met een voldoende (beide opleidingen). De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. De opleiding biedt veel ruimte voor scholing. De afgelopen jaren hebben de docenten vooral onderwijskundige trainingen gevolgd. Voor SLC is een gezamenlijke teaminstructie geweest. Daarnaast zijn er vakinhoudelijke trainingen geweest op het gebied van Solid Works, ict tools, materiaalkunde en proceskunde. 1.5.4 Voorzieningen Het facet ‘Materiele voorzieningen’ wordt bij beide opleidingen met een ‘voldoende’ beoordeeld. Het facet ‘Studiebegeleiding’.eveneens. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. De voorzieningen van de opleiding zijn voldoende. Er zijn voldoende studieruimtes en er is een ruim en goed geoutilleerd studielandschap met bibliotheek/mediatheek. Er zijn voldoende pc’s. De werkplaatsen en laboratoria zijn voldoende toegerust. De begeleiding
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
11
(SLC) krijgt veel aandacht, maar staat nog in de kinderschoenen. Het mentoraat werkt naar behoren. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Alle drie facetten van dit onderwerp zijn met een voldoende beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. De opleiding is bezig de kwaliteitszorg vorm te geven. Er zijn uitgangspunten, plannen en een begin van een gestructureerd beleid en een beperkt aantal evaluaties volgens de PDCAcyclus. Er zijn streefdoelen geformuleerd. Met name studenten zijn betrokken bij moduleevaluaties. 1.5.6 Resultaten Het facet ‘Onderwijsrendement’.en ‘Gerealiseerd niveau’ is voor de voltijdopleiding met een goed beoordeeld. Voor de deeltijdopleiding is het facet ‘Onderwijsrendement’ met een onvoldoende beoordeeld en het facet ‘Gerealiseerd niveau’ met een goed. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. De opleiding boekt goede resultaten. Het uitvalpercentage (voltijd) is lager dan het landelijk gemiddelde en de rendementscijfers van de voltijdopleiding en in mindere mate van de deeltijdopleiding zijn gunstig. De opleiding beschikt over relevante kerngegevens om het rendementsbeleid te kunnen sturen. Het onderwijsrendement voldoet aan de streefcijfers van de Hogeschool wat betreft gemiddelde studieduur van geslaagden en gemiddelde studieduur van uitvallers (alleen voltijd). De controle op de realisatie van de eindkwalificaties vindt plaats tijdens de opleiding en bij het afstuderen. De afstudeeropdrachten zijn van een goed niveau en de beoordeling vindt voldoende systematisch plaats aan de hand van beoordelingslijsten plaats.
12
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.2 Totaaloordeel
1.7
Voltijd/duaal
Deeltijd/duaal
G G G Positief
G G G Positief
G G V V G G G V Positief
V V V V G G V V Positief
G V V Positief
G V V Positief
V V Positief
V V Positief
V V V Positief
V V V Positief
G G Positief
G O Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op alle onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
13
14
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Deel B: Facetten
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
15
16
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Facetten NB. de voltijdopleiding werkt ten tijde van de visitatie met drie programma’s: - in de propedeuse met Koersbepalend Leren (KBL), gebaseerd op eindkwalificaties 2002, competentiegericht, gemeenschappelijke propedeuse met E en AOT in de Professional Core vakken (algemene vakken); - in de studiejaren 2 en 3 met het ‘Columbus’-programma, eveneens gebaseerd op de eindkwalificaties 2002, competentiegericht, gemeenschappelijke propedeuse met E en AOT; - in het vierde jaar met een programma Werktuigbouwkunde in de markt (WIM) gebaseerd op de eindkwalificaties uit 1995 (HTNO). Het deeltijdonderwijs is eveneens gebaseerd op de kwalificaties uit 1995. Duale studenten volgen in de eerste twee jaar het voltijdprogramma en de laatste twee jaar het deeltijdprogramma. De opleiding is daarom niet apart in de beoordeling meegenomen. Daar waar nodig wordt extra aandacht aan de duale variant besteed.
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criterium: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit de gesprekken en uit de documentatie die is ingezien, constateert het panel dat de opleiding haar programma (Columbus en KBL) grotendeels baseert op de eerder genoemde landelijke documenten waarin de beroepscompetenties staan die een ervaren hbo-ingenieur Werktuigbouwkunde moet bezitten. De competenties zijn goedgekeurd door de landelijke beroepenveldcommissie en de brancheorganisaties. Veel voorkomende functies waarin afgestudeerden terecht komen zijn: hoofdconstructeur/ ontwerper, commercieel ingenieur of sales engineer, mechanical engineer, projectingenieur, research medewerker, hoofd technische dienst en bedrijfsleider • Uit de gesprekken met de werkveldvertegenwoordigers constateert het panel dat de eindkwalificaties met hen zijn en worden besproken met als doel de profielen en de kwalificaties waar nodig van een regionale profilering te voorzien, aangezien de opleiding voornamelijk een regionale functie heeft. De besluiten van deze gesprekken zijn vastgelegd in notulen van de vergaderingen van de beroepenveldcommissie (Board of Industrial Experts, BIE) die minimaal twee keer per jaar plaatsvinden.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
17
•
•
Op basis van dit overleg heeft de opleiding twee domeinen ontwikkeld: Mechatronica en Proces- & Energietechnologie met daarbij onderdelen als Systems support management, Machine en Product Ontwerp en Micro Systems technology. Uit de verslagen van de Board of Industrial Experts (BIE) en de gesprekken die het panel met enkele vertegenwoordigers daarvan heeft gevoerd, blijkt dat het werkveld zeer nauw betrokken is bij de opleiding. Zo is bijvoorbeeld de competentiebreakdown (voor het nieuwe KBL) uitvoerig met het beroepenveld besproken. Het panel constateert dat de opleiding met haar eindkwalificaties (competenties) een goede invulling geeft aan het gewenste (regionale) beroepsprofiel. De gehele deeltijdopleiding is per 1 september 2006 gebaseerd op dezelfde kwalificatiestructuur als de voltijdopleiding.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criterium: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft de algemene visie van de HZ op de wijze waarop een opleiding behoort om te gaan met beroepsprofiel en eindkwalificaties aangetroffen in het Onderwijskompas. • Het panel stelt vast dat de opleiding (voltijd, duaal en sinds 1 september 2006 ook de deeltijd) zich baseert op het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en de landelijk vastgestelde competenties, zoals neergelegd in het document Beroeps- en opleidingscompetenties van de werktuigbouwkundig ingenieur (2002). Het profiel is gevalideerd door het betreffende beroepenveld. De opleiding maakt een onderscheid tussen de drie groepen landelijke competenties (maken, sturen en vertalen). • Het panel heeft de uitwerking van de landelijke competenties in opleidingskwalificaties/competenties aangetroffen in een zogenaamde afdekkingsmatrix (Columbusproject en KBL). Om aan te sluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor heeft de opleiding voor het nieuwe KBL-programma een Competentiebreakdown gemaakt, waarin de eindcompetenties en precompetenties zijn vastgelegd. De Dublin-descriptoren worden gehanteerd om het niveau te beschrijven. Volgens het lid van het CvB waar het panel mee gesproken heeft, worden vervolgens de courses door interne accreditatie gescreend op het niveau en de Dublin-descriptoren. Columbus kende nog een interne validering. • Het panel stelt vast dat de opleiding in de afdekkingsmatrix (Columbus) goed laat zien op welke wijze de relatie is vormgegeven tussen de generieke hbokernkwalificaties en de landelijke competenties. De Dublin-descriptoren zijn minder expliciet aangegeven. In deze matrix wordt tevens aangegeven op welke wijze de
18
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
• •
•
opleiding de kwalificaties nader heeft uitgewerkt in het programma. Voor het KBLproject zijn de Dublin-descriptoren expliciet aanwezig in de competentiebreakdown, in de beschrijving van de courses en voor een deel in de Professional Core: Engels, communicatieve vaardigheden en onderzoeksvaardigheden. Per 1 september 2006 is de competentiegerichte structuur in de deeltijdopleiding ingevoerd. Het panel is van oordeel dat de opleiding met haar competenties goed aansluit bij de landelijke kwalificaties en de Dublin-descriptoren als uitgangspunt hanteert. Uit de gesprekken blijkt dat de studenten redelijk op de hoogte zijn van de te behalen competenties en dat ze voor hen herkenbaar in het programma en de modulen beschreven zijn. Ook in de toetsing en de studieloopbaanbegeleiding vormen de competenties volgens hen de leidraad. Uit de gesprekken met werkveldvertegenwoordigers blijkt dat het begrip competenties bij hen erg leeft. Het panel heeft eveneens en op vergelijkbare wijze specificaties van de competenties voor de internationale programmaonderdelen aangetroffen.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat de competenties gebaseerd zijn op principes vanuit de beroepspraktijk (product life cycle) en gericht zijn op de verwerving van eindkwalificaties op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. • Het beroepsprofiel, de competenties en leerdoelen heeft het panel aangetroffen in onder meer de eerder genoemde landelijke documenten en opleidingsdocumenten als de competentiebreakdown (KBL) en de studiegidsen (Columbus). De opleiding borgt het hbo-niveau door aan de kwalificaties de Dublin-descriptoren te koppelen en deze vooraf te operationaliseren in de competentiebreakdown en achteraf aan de ‘Columbusmatrix’. Uit deze documenten concludeert het panel dat de opleiding het beoogde hbo-bachelor niveau realiseert. • De opleiding leidt studenten op voor een baan in de maakindustrie waar ze een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van producten. Het werkterrein is binnen het werkgebied van de zgn. ‘ontwerpcyclus’. Het regionale industriële domein kan worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën: proces- en energietechnologie, mechatronica-industrie met daarbij de regionale specialisaties als System support management, machine en product ontwerp, commercieel ingenieur en micro system
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
19
•
•
technology. Uit de gesprekken die het panel heeft gevoerd met vertegenwoordigers uit het werkveld, blijkt dat zij vinden dat de opleiding op hbo-niveau is. De afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken zijn in het algemeen positief over het niveau van de opleiding en de aansluiting ervan op hun werk, zowel wat kennis als vaardigheden betreft. Uit het gesprek van het panel met de alumni blijkt dat het merendeel van hen van mening is dat er in de opleiding voldoende aandacht wordt besteed aan de beroepsvoorbereiding en dat ze tevreden zijn over het bereikte niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. De opleiding besteedt volgens het panel voldoende aandacht aan internationalisering door samenwerking met buitenlandse instellingen in het zogenaamde INHEE-verband waardoor er een goed beeld is van internationale kwalificaties.
Onderwerp 2
PROGRAMMA
Korte beschrijving van de verschillende varianten. Voltijd. Het Columbus- programma (Bachelor of Engineering) start met een brede, gemeenschappelijke (met E en AOT) oriënterende propedeuse (oriëntatie op de beroepsrollen maken, sturen en vertalen en op de vakgebieden mechatronica en proces- en energietechnologie), een verdiepend en voorsorterend (op de gewenste rol) tweede jaar en een specialisatiefase (functie). Het minorsemester wordt gebruikt voor verdieping en/of verbreding van de competenties. Het programma is opgebouwd uit modules. Daarmee stellen de studenten, binnen gegeven kaders, een leertraject samen. Iedere module wordt afgesloten met een toets en is opgebouwd uit verschillende blokken (1 tot 5). De specialiserende stage is in het derde jaar en de afstudeeropdracht in het vierde. KBL draait ten tijde van de visitatie pas enkele maanden in het eerste jaar. Duidelijk is dat in KBL minder aandacht wordt besteed aan de rollen maken, sturen en vertalen. De propedeuse (gemeenschappelijk wat de algemene vakken betreft met E en AOT) is minder breed oriënterend dan bij Columbus. Er wordt meer aandacht besteed aan kernzaken en oriëntatie op de gekozen major. Het is de bedoeling dat KBL concentrisch van opbouw wordt, waarbij eerst aandacht wordt besteed aan kerncompetenties, waarna een verdere verdieping volgt. De opleiding streeft ernaar in de eerste twee jaar iedereen op hetzelfde niveau te brengen, waarna er verschillen zullen gaan optreden, afhankelijk van de keuzes die de studenten maken.
20
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Deeltijd. Het basisconcept van het deeltijdonderwijs bestaat uit een carrousel van drie onafhankelijk te volgen jaarthema’s gevolgd door een afstudeerjaar. Elk jaarthema komt één keer in de drie jaar aan bod en wordt binnen één jaar vanaf mbo-niveau tot op hbo-niveau behandeld. Studenten stromen in bij het thema dat in dat jaar aan de orde is. Er zijn drie jaarthema’s: Acquisition and supply, System design, Product realization and use. Duaal Een duale student volgt eerst twee jaar het voltijdprogramma, daarna het deeltijdprogramma. Het verschil met het deeltijd is dat een deel van de studiepunten wordt verworven met werkzaamheden die men in de eigen bedrijfsomgeving doet. Men voert een opdracht uit naast de theorie. Er is een formele overeenkomst tussen student, bedrijf en de HZ.
Facet 2.1
Eisen hbo
Voltijd: goed Deeltijd: voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat de opleiding heeft gekozen voor competentiegericht onderwijs (voltijd). Het onderwijs is modulair (Columbus) of door middel van courses (KBL) ingericht. Het deeltijdonderwijs bestaat uit meer ‘klassieke’ vakken. Het panel is van mening dat de aangeboden literatuur voldoende breed, van goed niveau en actueel is. Via het projectonderwijs, de stages en de afstudeeropdracht krijgen de studenten actueel (ook buitenlands) studiemateriaal, dat direct ontleend is aan de beroepspraktijk. De vakliteratuur omvat standaardwerken en readers. • Het panel constateert dat de studenten in ruime mate in aanraking komen met de beroepspraktijk. In het eerste jaar zijn er excursies naar een student die zelf stage loopt. Er is een project duurzaamheid en er is een aantal modules met praktijkopdrachten. Daarnaast draagt volgens het management ook het Studium Generale, waarbij vanuit het beroepenveld cases en ontwikkelingen worden gepresenteerd door externen, bij aan de actualiteit en de praktijkgerichtheid van het programma. Volgens de eerste en tweedejaars studenten die het panel gesproken heeft wordt er voldoende aandacht besteed aan de praktijk, maar is er behoefte aan meer praktijkoriëntatie. • Voorts heeft het panel enkele opdrachten ingezien die vanuit de praktijk zijn aangereikt en waarvoor bedrijven medewerkers beschikbaar stellen (de zgn. IDC-
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
21
•
•
•
•
•
22
projecten). In het derde jaar is er een stage en in het vierde jaar de afstudeeropdracht. De afgestudeerden geven in het gesprek aan dat de eigen invulling van de opleiding van praktijkopdrachten door middel van de IDC- projecten, zeer leerzaam was. Zij hebben bijvoorbeeld een onderzoek gedaan naar windmolens in het kader van het thema ‘duurzaamheid’. De deeltijdstudenten doen praktijkervaring op doordat ze werkzaam dienen te zijn in een relevante werksetting. Deeltijdstudenten die geen relevante praktijkervaring hebben dienen een stage te lopen van een half jaar of drie verslagen in te leveren over hun huidige (mits voor de opleiding relevante) werk. De deeltijder die het panel gesproken heeft vindt dat er een goede relatie is tussen school en zijn werk en geeft aan dat de praktijk in de lessen aan de orde komt tijdens het oplossen van vraagstukken. De docenten geven in het gesprek met het panel aan dat volgens hen de verhouding theorie- praktijk in de laatste 2 jaar goed is en in de eerste twee jaar wat minder. Volgens hen is er meer praktijk in KBL voorzien. Het panel vindt het project ‘minionderneming’ (niet in deeltijd) waarin de relatie economie- praktijk wordt gelegd een goede bijdrage leveren aan de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Het panel stelt vast dat de voltijdstudenten in voldoende mate in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk. Er komen actuele onderwerpen aan de orde en er wordt aandacht besteed aan thema’s als duurzaamheid en veiligheid. Er zijn excursies en projecten en gastlezingen in het kader van het Studium Generale. Het programma van het deeltijd is minder geactualiseerd, de relatie met actuele ontwikkelingen wordt minder gelegd. In het KBL-programma zullen volgens het management ten behoeve van de beroepsoriëntatie in alle courses excursies plaatsvinden in het kader van opdrachten. Algemene beroepsvaardigheden worden in Columbus onder meer getraind in de zgn. COVA-modulen (Communicatieve Vaardigheden). In het nieuwe KBL wordt aan deze vaardigheden aandacht besteed in de courses van de Professional Core. Het deeltijd kent geen COVA-modulen, maar Engels, COVA en projectmanagement zijn in de opdrachten geïntegreerd. Uit de gesprekken concludeert het panel dat de docenten de ontwikkelingen in de beroepspraktijk goed volgen en bezien welke ontwikkelingen in het curriculum moeten worden ingepast. Nieuwe impulsen zoals mechatronica worden in verschillende overlegorganen en kwaliteitskringen besproken voordat implementatie plaatsvindt. Het panel is van oordeel dat de opleiding goed kijkt naar en inzicht heeft in de regionale behoeften. De BIE-leden die het panel gesproken heeft, geven aan dat er goed naar hun opmerkingen en suggesties wordt geluisterd. Uit de gesprekken met de BIE-leden en vertegenwoordigers van stage- en afstudeeraanbieders stelt het panel vast dat ook zij in ruime mate betrokken zijn en worden bij de invulling van het curriculum (voltijd). Het panel stelt vast dat de opleiding voldoende aandacht besteedt aan toegepast onderzoek in onder meer de IDC-projecten. Ook in de afstudeerfase voeren studenten een toegepast onderzoek uit in opdracht van een organisatie, waardoor de relatie theorie en praktijk tot haar recht komt. Er zijn vier lectoraten ingesteld: integrale innovatie, duurzaamheid, veiligheid en ondergronds ruimtegebruik. Op termijn verwacht de opleiding nieuwe impulsen vanuit deze lectoraten. De lectors © NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
gaan courses aanbieden waarin toegepast onderzoek in relatie tot de beroepspraktijk wordt ontwikkeld en uitgevoerd. Het panel constateert dat de praktijkgerichtheid niet expliciet gemeten wordt in de schriftelijke evaluaties, wel wordt gevraagd naar de aansluiting van het programma bij de beroepsverwachting: deze wordt als voldoende ervaren. Uit de gesprekken met verschillende geledingen (studenten en beroepsveld) blijkt dat de praktijkgerichtheid in de voltijdopleiding goed en in de deeltijdopleiding voldoende gewaardeerd wordt.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voltijd: goed Deeltijd: voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat in de competentiebreakdown (KBL) de landelijke competenties naar leerdoelen zijn vertaald. Het hogeschoolbrede Onderwijskompas beschrijft vervolgens op welke manier de leerdoelen van de courses behoren te worden afgeleid van de landelijke competenties, om zo te garanderen dat het gehele programma qua niveau, domein en oriëntatie aan de competenties voldoet. Voor alle leerdoelen in de courses heeft het panel indicatoren aangetroffen waardoor vastgesteld kan worden of de studenten de leerdoelen hebben bereikt. • Het panel heeft geconstateerd dat voor Columbus de kwalificaties en leerdoelen achteraf aan elkaar gekoppeld zijn. Voor alle modulen zijn leerdoelen geformuleerd en is aangegeven welke modulen aan welke eindkwalificatie gekoppeld moeten worden, de zgn. afdekkingsmatrix. • Het panel concludeert dat de modules/courses vanuit de competenties zijn ingericht en specifieke leerdoelen hebben. Er is een kruisjeslijst (Columbus) en een competentiematrix (KBL) waarin aangegeven staat welke competenties in welke modules/ courses terugkomen. Hiermee bewaakt de opleiding dat alle competenties worden afgedekt. Volgens management en de docenten is de matrix een goed hulpmiddel om te bezien of alle competenties in het programma worden afgedekt. Het panel is het daar mee eens. • Voor het vierdejaars onderwijs (WIM) en het deeltijdonderwijs is een zogenaamde afleidingsstructuur gemaakt waarin volgens het management aangegeven wordt op welke wijze de modules de eindkwalificaties (1995) dekken: de modules vormen als geheel een vertaling van de eindkwalificaties. Het panel heeft evenwel uit het door haar bekeken materiaal geconstateerd dat de modules bij het WIM-programma en het deeltijdonderwijs minder expliciet zijn opgesteld. Er zijn bijvoorbeeld wel © NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
23
•
•
•
leerdoelen geformuleerd, maar er is geen consequente koppeling met de eindkwalificaties gemaakt. Op basis van de gesprekken en het materiaal dat is ingezien is het panel van oordeel dat de programma’s van de voltijdopleiding een adequate uitwerking geven van de beoogde competenties/eindkwalificaties. De competenties zijn gedegen vertaald in het onderwijsprogramma (Columbus) dan wel goed neergelegd in matrices die het nieuwe onderwijsprogramma (KBL) gaan bepalen. Het panel concludeert uit de gesprekken met de studenten dat zij tevreden zijn over de informatie over welke competenties zij moeten bereiken. Alle informatie over een module/course is beschreven: doelstellingen/competenties, onderwerpen, plaats in het programma, werkvormen, studiebelasting, literatuur en toetsvorm. De leerdoelen voor de stages en afstudeeropdrachten worden in aparte documenten weergegeven. Het panel heeft het programma en het studiemateriaal bestudeerd en zij constateert dat de relatie tussen doelstellingen en inhoud van de verschillende voltijdprogramma’s op goede wijze en van het deeltijdonderwijs op voldoende wijze is weergegeven.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Volgens de docenten die het panel heeft gesproken zijn bij het Columbus-programma de modulen in een bepaalde logische volgorde gezet, van gemakkelijk naar moeilijk. Daarbij is het uitgangspunt voor de inrichting van een module een praktijkprobleem. Dat is het centrale thema waar het programma aan bijdraagt. Het panel heeft deze opzet aangetroffen in de curriculumstructuur en in de modulebeschrijvingen. Communicatieve vaardigheden worden in een parallelle leerlijn aangeboden. In KBL zijn er gemeenschappelijke courses en wordt er in de courses een expliciete relatie gelegd met beroepssituaties en de daarmee samenhangende leerdoelen. Bij het deeltijdonderwijs ligt de nadruk op vakinhouden, waarbij de opleiding ernaar streeft samenhang aan te bieden tussen gelijktijdig aangeboden modules. • Om de samenhang met de praktijk gestalte te geven, gaan de eerstejaars bij stagiairs op bezoek en vindt de voorbereiding op de stage en het afstuderen plaats. In het deeltijdonderwijs heeft het panel weinig relaties aangetroffen tussen de werkkring van de studenten en de theorie. Wel wordt in de lessen aandacht besteed aan situaties die studenten in de praktijk tegen komen. • Het panel stelt vast dat in het voltijdonderwijs (Columbus) de competenties, uitgewerkt in een thematische aanpak, voldoende samenhang brengen in een blok. De ‘product life cycle’ is de rode draad in de programma’s. Het panel heeft duidelijke richtlijnen wat de samenhang betreft aangetroffen (HZ- Onderwijskompas) voor de
24
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
•
•
•
•
inrichting van de courses (KBL). Hierdoor kent elke course dezelfde structuur en krijgt de samenhang gestalte. De studenten (Columbus) geven in het gesprek aan dat er een redelijke samenhang is: elk kwartaal is gericht op een thema, en de modules zijn daarbij ondersteunend. Soms is de samenhang tussen programmaonderdelen niet altijd even duidelijk. Een voorbeeld: eerst de praktijk rond het thema Stirlingmotor en pas daarna de theorie over ‘verbranding’. Of eerst de theorie ‘verspanen’ en pas na enkele weken de praktijk ‘verspanen’. Positief vindt het panel de samenhang tussen de lintmodules met algemene vakken als Engels en wiskunde en de beroepsinhoudelijke modules/courses. Eveneens oordeelt het panel positief over het project minionderneming, waarin de samenhang tussen de werktuigbouwkundige vakken en algemene vakken als marketing en bedrijfseconomie bevorderd wordt. Hierbij wordt gewerkt in gemengde groepen met studenten van andere opleidingen. Het werkveld geeft in het gesprek met het panel aan dat er in Columbus minder samenhang is dan in KBL. Volgens haar kan in Columbus een student iets afsluiten en pas na maanden het vervolg krijgen. Bij KBL is duidelijk een meer concentrische opbouw voorzien: de stof komt steeds op een moeilijker niveau terug. Volgens de afgestudeerden was de opbouw binnen het programma (WIM) samenhangend. Ze geven in het gesprek aan dat de leerstof binnen de blokken redelijk aan elkaar gekoppeld was, maar niet altijd synchroon liep. In het deeltijdonderwijs is sprake van jaarthema’s. Volgens de deeltijd afgestudeerde was de opleiding weliswaar geen los zand (klassieke vakken), maar was de samenhang niet altijd aanwezig. Het panel constateert uit het materiaal en de gesprekken dat de samenhang in een module goed is, maar tussen de modules in eenzelfde periode minder. Door middel van informeel overleg proberen docenten de samenhang te bewaken en te realiseren. Het management geeft aan dat de wijze waarop de samenhang bewaakt gaat worden in KBL, formeler zal zijn. Hoewel het panel meent dat de samenhang op enkele punten beter kan, blijkt uit verschillende module-evaluaties dat de studenten in het algemeen tevreden zijn over de samenhang.
Facet 2.4
Studielast
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat er op voldoende wijze aandacht wordt besteed aan de studeerbaarheid en studievoortgang van en in de opleiding. Het curriculum is
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
25
•
•
•
•
• • •
26
opgebouwd uit overzichtelijke eenheden. Er zijn voldoende toetsmomenten en een systeem van mentoraat en studieloopbaancoaching (SLC). Tot slot zijn er mogelijkheden voor de studenten, zowel in de voltijd als de deeltijdopleiding, deficiënties weg te werken. Het panel constateert tevens dat er ook formele maatregelen zijn genomen om de studievoortgang te bevorderen zoals het bindend studieadvies in de propedeuse. Studenten krijgen een negatief advies als zij in het eerste jaar geen 43 EC’s hebben behaald of na twee jaar niet hun propedeuse. Ook zijn er nadere voorwaarden voordat studenten aan de stage of de afstudeeropdracht kunnen beginnen. Het panel stelt op basis van de gesprekken met de studenten vast dat de studielast verschillend wordt ervaren mede als gevolg van de vooropleiding. De mbo’ers geven aan dat zij het eerste jaar erg moeilijk hebben gevonden. Ze zaten veel uren in de schoolbank voordat er meer projectmatig gewerkt kon worden. Havo- en vwostudenten geven aan minder tijd te besteden aan de studie dan mbo’ers. De voltijdstudenten geven in de gesprekken met het panel aan de studielast ‘goed te doen’ te vinden. De eerste en tweedejaars studenten geven aan ongeveer 30-40 uur aan de studie te besteden. Ze vinden de studielast redelijk gespreid. De derde en vierdejaars besteden tussen de 20 en 35 uur aan hun studie. Sommigen vinden het tempo te laag en vinden dat het programma wel zwaarder mag. Anderen zijn tevreden. In het algemeen vinden ze het programma ook goed te doen: er is een redelijke spreiding met een paar piekmomenten. De opleiding streeft naar een studielast tussen de 35 en 40 uur per week. Naar aanleiding van een evaluatie naar de studielast, worden er maatregelen genomen om modules met een te lichte studielast te verzwaren door het aanbieden van meer opdrachten. De deeltijdstudent die het panel gesproken heeft, vindt het programma behoorlijk zwaar. Volgens hem lopen er bij het deeltijdonderwijs veel mensen achter en dat geeft problemen met de driejarige carrousel. Hij is van mening dat de studielast beter verdeeld moet worden. De combinatie van studie met werk en gezin, maakt de opleiding zwaar. De afgestudeerden geven aan minder dan 40 uur aan hun studie te hebben besteed. Uit de gesprekken concludeert het panel dat de studenten de organisatie van het programma en de bereikbaarheid van de docenten voldoende tot goed vinden. Het panel constateert dat de voltijdopleiding goed studeerbaar is, maar dat de studenten in hogere jaren van de voltijdopleiding een (lichte) verzwaring van de studielast wenselijk achten. In de deeltijdopleiding is de studielast eerder te hoog dan te laag en zorgt de carrousel voor problemen. Volgens de opleiding zal dit probleem met de invoering van KBL in 2006 tot het verleden gaan behoren.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Facet 2.5
Instroom
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criterium: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft de wettelijke instroomeisen aangetroffen in de studiegidsen en het voorlichtingsmateriaal. De deeltijdopleiding is afgestemd op het instroomniveau MBOTechniek en minimaal twee jaar bedrijfservaring op een voor het vakgebied relevante werkplek. Er zijn diverse leerroutes afhankelijk van de vooropleiding. De normale duur, ook voor het deeltijd, is 4 jaar. Er is een versneld programma van 3,5 jaar voor studenten met een verwante mbo-opleiding. Zij stappen in het tweede semester in. Ook vwo’ers kunnen de opleiding in 3,5 jaar afronden. • Het panel stelt vast dat het aantal studenten dat instroomt in de voltijdopleiding het laatste jaar nogal gedaald is: van 83 in 2000, 81 in 2001, 79 in 2002, zijn er in 2003/2004 64 studenten ingestroomd. In 2003/2004 zijn er in totaal 173 studenten (voltijd), met een propedeuse-instroom van 61 studenten. In het deeltijdonderwijs zijn er in 2003/2004 57 studenten met een propedeuse-instroom van 21 studenten. Voor duaal zijn de cijfers 4 en 0. • De eerste en tweedejaars studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij de inhoudelijke aansluiting op de havo en mbo goed vinden verlopen. Voor deeltijdstudenten is er in het eerste jaar de mogelijkheid om extra wiskunde te volgen. Voltijdstudenten kunnen ook om bijles vragen. In overleg met de opleiding kunnen deeltijdstudenten vrijstellingen krijgen voor de stage. De opleiding doet mee met een project om een instrument voor intake in te gaan voeren (EVC-assessment). Ook studenten met een mbo-vooropleiding kunnen een vrijstelling voor de stage krijgen. • Het panel constateert dat de opleiding goed aansluit op de diverse vooropleidingen Er zijn heldere maatregelen voor het bijspijkeren van een deficiëntie als wiskunde en er is een duidelijk vastgelegd vrijstellingenbeleid. • Het panel is van oordeel dat de opleiding goede aandacht besteed aan de aansluiting. Ook oordeelt zij positief over het instrument van exitgesprekken, waaruit de opleiding informatie haalt over eventuele aansluitingsproblemen.
Facet 2.6
Duur
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criterium: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
27
Het oordeel is gebaseerd op het volgende argumenten. • De verschillende opleidingsvarianten hebben een formele studieduur van 240 studiepunten (EC’s). De deeltijdopleiding omvat 168 oude studiepunten. • De studielast van de onderwijseenheden en de verdeling daarvan over de verschillende fasen staan beschreven in de verschillende studiegidsen.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voltijd: goed Deeltijd: voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uitgangspunt is het competentiegericht en sociaal constructivistisch leren. Het panel constateert dat de opleiding dit uitgangspunt vorm geeft door middel van het ‘ISPmodel (Informatie- Student - Praktijk)’. In dit model bepaalt de docent de verdeling van deze drie elementen in de diverse fasen van een module/course, al naar gelang de behoefte van de student, om een zo groot mogelijk leereffect te realiseren. Volgens de docenten draagt dit model goed bij aan de samenhang van het programma. Bijvoorbeeld voor het onderwerp Stirling motor heb je verschillende vakken nodig als tekenen en warmteleer. Afhankelijk van de fase waarin een student verkeert, kan de docent ervoor kiezen de student als uitgangspunt te nemen: wat weet hij al van het onderwerp, de informatie: ga maar eens literatuur lezen of de praktijk: zoek maar eens uit hoe de motor werkt. Het panel constateert al eerder (zie paragraaf 2.3) dat desondanks de samenhang niet altijd gewaarborgd is. Maar het panel is het met het management eens dat het didactisch model goed aansluit op de competenties en op doelstellingen van de opleiding. • Het uitgangspunt voor de gehanteerde werkvormen is de beroepspraktijk. Het panel constateert uit het materiaal dat is ingezien en de gesprekken dat dit uitgangspunt heeft geresulteerd in verschillende werkvormen, met name projectonderwijs en instructiecolleges. Daarnaast zijn er practica en excursies. Er is sprake van groepswerk en individuele opdrachten. Bij studieloopbaancoaching krijgen de studenten zelfreflectieopdrachten. In het deeltijdonderwijs vindt vakgericht onderwijs plaats. Via DIGON (digitale onderwijsomgeving, een soort databank) kunnen docenten bezien op welke wijze zij werkvormen kunnen gebruiken. • Het management geeft aan dat er ook voor gekozen is om studenten met dezelfde vooropleiding bij elkaar te zetten, havisten bij elkaar en mbo’ers. De docenten kunnen dan hun onderwijs qua werkvormen ‘kleuren’ naar de belangstelling en achtergrond van de studenten. Volgens de eerste en tweedejaars studenten hebben zij ongeveer 20 contacturen per week en bestaat de rest uit projectwerk. De derde en vierdejaars vinden dat ze weinig praktijk hebben gehad. Dat geldt ook voor de deeltijder, hij constateert dat er met name frontaal wordt lesgegeven. Het panel concludeert uit de
28
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
gesprekken dat de studenten in het algemeen tevreden zijn over de gehanteerde werkvormen en de kwaliteit van het lesmateriaal. Het panel is van mening dat het didactisch concept ISP helder is beschreven. De relatie tussen de te behalen competenties en de keuze voor een bepaalde werkvorm als bijvoorbeeld groepswerk wordt echter niet expliciet aangegeven.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat de opleiding bezig is met de ontwikkeling van een toetsbeleid ten behoeve van KBL op basis van de HZ-toetslijn 2005-2006 en het HZOnderwijskompas. De HZ-toetslijn geeft aan op welke wijze toetsen gemaakt moeten worden en stelt dat er voor elke toets beoordelingscriteria en antwoordprotocollen moeten zijn. Er is een examencommissie. Tevens is een toetscommissie ingesteld, die o.a. tot taak heeft het niveau van de toetsen te borgen. • De Columbustoetsing is gebaseerd op modulaire toetsing. Het panel stelt vast dat de toetsing in de propedeuse met name in het licht staat van selectie en in de hoofdfase meer diagnostisch van aard is. Het panel heeft verschillende toetsvormen aangetroffen: schriftelijke toetsen, tentamens, presentaties en cases. De deeltijdopleiding kent tentamens en opdrachten. Het panel stelt vast dat de opleiding verschillende toetsen hanteert voor verschillende inhouden. • In de modules heeft het panel meestal informatie aangetroffen over hoe en waarop getoetst wordt. De docenten geven in het gesprek aan dat zij de toetsen maken aan de hand van de competenties. Via Digon (Digitale onderwijsontwikkeling) krijgen zij producten aangereikt op het gebied van toetsen en werkvormen. De docenten geven aan dat zij de toetsen beoordelen aan de hand van beoordelingsschema’s en – criteria. Het panel constateert uit de gesprekken met de docenten dat er weinig intercollegiaal overleg is over de toetsen en de beoordelingen: de docenten maken en beoordelen de toetsen individueel. Volgens de docenten wordt er bij KBL een strak format gebruikt. • Het panel vindt het positief dat met de eerste en tweedejaarsstudenten een contractje wordt afgesloten om meeliftgedrag te voorkomen. Ook positief vindt het panel dat er bij projecten ook ‘peer assessment’ plaatsvindt. • De studenten geven aan dat de toetscriteria van te voren via VLD bekend zijn. Het panel stelt vast dat de derde en vierdejaars de toetsen niet altijd adequaat vinden, volgens hen wordt in multiple choice toetsen soms meer hun kennis van het Nederlands getoetst dan de bewuste vakinhoud. De studenten geven aan dat ze bij
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
29
•
•
•
•
een project naast een groepscijfer ook een individuele beoordeling krijgen. De twee cijfers worden dan gemiddeld. Het panel stelt op basis van de gesprekken vast dat de voltijdstudenten in het algemeen binnen 10 werkdagen via de mail de uitslag krijgen. Ditzelfde geldt voor de deeltijdstudenten. De studenten vinden dat er voldoende tijd is ingeroosterd voor de evaluatie van een toets. Het panel heeft de beoordelingscriteria voor de stage aangetroffen in het Stagehandboek. De beoordeling vindt plaats door de stagebegeleider mede op basis van informatie van de bedrijfsmentor. De afstudeeropdracht wordt beoordeeld door een moderator, een assessor en een extern deskundige. De beoordelingscriteria staan in het Afstudeerhandboek. Uit de door het panel bekeken stageverslagen blijkt dat er een goed beoordelingsformat is maar dat in de kwaliteitszorg enerzijds gekeken moet worden of de uitvoering van de beoordeling in overeenstemming is met de bedoelingen en anderzijds of het beoordelingsniveau door docenten gelijk wordt gehanteerd. Het panel heeft uit de bijgevoegde beoordelingen geconstateerd dat beide aspecten niet volledig tot hun recht komen. Met andere woorden: er is een goed beoordelingsformat dat echter door de docenten niet consequent en transparant wordt toegepast. Voor de afstudeeropdrachten (zie ook facet 6.2) zijn de kwalificaties beschreven in het Afstudeerhandboek. De afgestudeerden met wie het panel gesproken heeft, vinden de doelstellingen van de stage en afstudeeropdracht in het algemeen duidelijk: er zijn beoordelingscriteria en de relatie met competenties wordt voor het grootste deel aangegeven. Doorslaggevend bij de beoordeling van de afstudeeropdracht was volgens hen het oordeel van de bedrijfsbegeleider. Het panel stelt op basis van het gesprek met het werkveld vast dat deze op hoofdlijnen weet waarop getoetst wordt. Het panel heeft een aantal goede elementen op het toetsgebied aangetroffen zoals de koppeling van de toetsen aan de competenties en de aanpak om meeliftgedrag te beperken. Het panel constateert evenwel dat de borging van de toetskwaliteit nog weinig expliciet plaatsvindt: door de individuele docenten zelf. Volgens het management vindt vanaf 1 september 2005 de borging plaats door de toepassing van de HZ-toetslijn en door de recent ingestelde toetscommissie.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criterium: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
30
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft uit de bijgevoegde Curriculum Vitae van de docenten kunnen constateren dat 2 van de in totaal 8 kerndocenten over ervaring met de beroepspraktijk beschikken, soms lang geleden, soms recent door consultancyactiviteiten in HZ-verband. Docenten zijn lid van een beroepsvereniging en/of lid van netwerken als KIVI/NIRIA, NVDO en EFNMS. Daarnaast heeft elke docent contact met het werkveld via excursies en de stage- en afstudeerprojectbegeleiding. Docenten hebben ook samen met het beroepenveld modulen ontwikkeld voor het project Mechatronica en Duurzame energielevering. Naast de kerndocenten maakt de opleiding gebruik van gastdocenten die vanuit de praktijk hun ervaringen vertellen. In de diverse projecten doen mensen uit de beroepspraktijk mee als opdrachtgever en/of begeleider. • Zowel bij het management als bij de docenten heeft het panel veel aandacht voor actuele ontwikkelingen op het vakgebied waargenomen. Ook de vertegenwoordigers van het werkveld constateren in de gesprekken dat de docenten voldoende oog hebben voor actuele ontwikkelingen. Het werkveld vindt de docenten waar het mee te maken heeft (vooral stagebegeleiders en afstudeerbegeleiders), technisch en inhoudelijk voldoende geschoold. Het panel waardeert het dat de docenten actuele contacten in en met de beroepspraktijk hebben. De relatie met het werkveld is goed vormgegeven. • Uit de gesprekken met de studenten (voltijd en deeltijd) concludeert het panel dat zij de docenten voldoende praktijkervaring en –kennis vinden hebben: ze vinden dat de lessen goed aansluiten op de praktijk, docenten werken veel met voorbeelden en ze hebben voldoende praktijkkennis. • Er is een HZ- breed medewerkerstevredenheidsonderzoek geweest. Het panel acht de respons te laag om over de uitkomsten een duidelijk oordeel te kunnen hebben.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft in 2003 de beschikking over 18 docenten (dit betreft 8.4 fte) en in 2004 10 docenten (dit betreft 7.7 fte). Tevens worden andere docenten uit het Department ingezet en maakt de opleiding gebruik van gastdocenten. • De totale studentenpopulatie (voltijd, deeltijd en duaal) bedraagt 239 in 2003 en 192 in 2004. De 7.7 fte in 2004 leiden tot een student: docent ratio van 24,9: 1 (28,4: 1 in 2003). Het HZ-beleid gaat uit van een ratio van 25:1. Het panel stelt op basis van de cijfers en het gesprek met het management vast dat er geen sprake is van een personeelstekort. Wel is het docentencorps relatief oud en streeft de opleiding
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
31
•
•
•
•
verjonging na. Het management vindt de ratio passen bij de verschillende onderwijsconcepten. Het panel heeft geen visie van de opleiding aangetroffen op de verhouding tussen de omvang van het personeel en de gewenste kwaliteit: hoeveel fte’s zijn noodzakelijk om alle taken zo goed mogelijk uit te voeren? Er is wel een taaktoedelingsmodel, maar dit is nog niet kwantitatief uitgewerkt. Ook heeft het panel geen personeelsplan van de opleiding zelf aangetroffen. Volgens het CvB-lid waar het panel mee gesproken heeft komen kwantitatieve aspecten aan de orde in de jaarlijkse begrotingsgesprekken tussen Head of Department en het CvB. Op basis van het gesprek stelt het panel vast dat de docenten de werkdruk, met name door de onderwijsvernieuwingen, soms hoog vinden maar nog net acceptabel, ze zijn net voldoende tevreden. Ze gaan ervan uit dat na de afronding van KBL de werkdruk zal verminderen. De hogeschool heeft als kwantitatieve doelen vastgelegd: een maximaal ziekteverzuim van 5% en een gemiddelde leeftijd van 42 jaar. Het panel constateert dat het ziekteverzuim in 2004 hoog is maar over een aantal jaren bezien binnen de HZ- norm van 5% blijft. Qua leeftijd kent de opleiding relatief veel oudere docenten. Het panel constateert dat er geen personeelsplan van de opleiding zelf is en er nog geen betrouwbare resultaten zijn uit medewerkerstevredenheidsonderzoeken. Zij heeft daarom geen, door gegevens onderbouwd, antwoord op de vraag of er goede garanties zijn dat het onderwijs ook in de toekomst op adequate wijze wordt verzorgd. Uit de gesprekken evenwel haalt het panel voldoende vertrouwen om op dit onderdeel een voldoende te geven.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft een aantal HZ-brede notities over het personeelsbeleid aangetroffen, maar geen uitwerking daarvan voor de opleiding werktuigbouwkunde. Volgens het management zijn er wel POP’s, maar inderdaad geen eigen plan. Volgens het management is er een zgn. ‘teamplan’ in de maak, waarin aandacht wordt besteed aan korte en lange termijn doelstellingen. In samenwerking met P&OO wordt er aandacht besteed aan competentiemanagement. Het management erkent in de gesprekken dat er nog veel te doen is op het personeelsgebied. • Het panel constateert uit de cv’s dat iedere docent over vakinhoudelijke bekwaamheid beschikt. Verder zijn de noodzakelijke pedagogisch-didactische aantekeningen aanwezig.
32
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
•
•
•
•
Het panel stelt op basis van de gesprekken met de docenten vast dat er jaarlijks functioneringsgesprekken (nu evaluatie- en planningsgesprekken) plaatsvinden. Daarin wordt onder meer gesproken over het verbeteren van de eigen kwalificaties, toekomstwensen, uitkomsten van de module-evaluaties en worden er afspraken gemaakt over bijscholing. De gesprekken worden gevoerd aan de hand van formulieren. De afspraken worden vastgelegd in een POP. Het management geeft aan dat het bezig is met een traject naar beoordelingsgesprekken conform het eerder genoemde teamplan. De docenten zijn van mening dat ze voldoende ruimte hebben voor scholing, ook op eigen initiatief. Ze volgen cursussen en seminars. Er zijn interne workshops geweest over KBL, Columbus en peer assessment. Ook zijn er studiedagen voor het team, bijvoorbeeld op het gebied van de invoering van Koersbepalend Leren. Het panel is van oordeel dat de opleiding goede ruimte biedt voor scholing. De afgelopen jaren hebben de docenten vooral onderwijskundige trainingen gevolgd. Voor SLC is een gezamenlijke teaminstructie geweest. Vakinhoudelijke scholing is er geweest op het gebied van Solid Works, ict tools, materiaalkunde en proceskunde. Uit de gesprekken concludeert het panel dat de docenten zich onderwijskundig en vakmatig voldoende geschoold achten. De studenten zijn in het algemeen tevreden over de kwaliteit van de docenten. De afgestudeerden vinden de kwaliteit van de docenten wisselend. Het panel is van oordeel dat de opleiding (mede door het zeer betrokken beroepenveld) en ondanks het ontbreken van een eigen personeelsplan en –beleid, voldoende aandacht besteedt aan de professionalisering en aan het behoud van de kwaliteit van de docenten. Het team heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheden om het programma te realiseren.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding zit in een modern en vergroot gebouw met meerdere opleidingen. Het panel heeft een goede bibliotheek/mediatheek aangetroffen met relevante literatuur en vakbladen, waarvan overigens de studenten naar eigen zeggen beperkt gebruik van maken. Volgens het panel zijn er voldoende computers: 1 op 8 studenten. Dat vinden de studenten ook, maar ze geven aan dat de pc’s niet snel genoeg zijn voor sommige softwareprogramma’s die ze (moeten) gebruiken. De werkplaatsen en het
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
33
•
•
materiaallaboratorium zijn niet groot en volgens het panel sober maar voldoende toegerust. De studenten en afgestudeerden vinden evenwel dat de werkplaatsen minimaal zijn ingericht en zouden graag meer praktijkruimtes willen zien. Het management geeft in de gesprekken aan dat vernieuwing van de werkplaatsen, die gedeeld worden met de opleidingen E en AOT, op het verlanglijstje staat. Het panel constateert uit de gesprekken met studenten en docenten dat er voldoende software voorhanden is zoals Inventor, PC Frame, Matlab/Simulink. De opleiding gebruikt de Virtual Learning Desktop (VDL) en het Infonet voor het beschikbaar stellen van lesmateriaal en van de cijferadministratie (currcoach). De studenten geven in de gesprekken aan dat VLD goed werkt, het is een goed centraal communicatiemiddel. Uit de gesprekken en de module-evaluaties blijkt dat de studenten redelijk tevreden zijn over de geboden voorzieningen. VDL en Infonet werken goed.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft in 2005 in het eerste jaar (KBL) Studieloopbaancoaching (SLC) ingevoerd met het oog op de keuzeprocessen in het nieuwe KBL-programma. Studenten in hogere jaren worden begeleid conform het al langer bestaande mentoraatsprogramma, waarin de afspraken voor inhoud en frequentie van begeleiding zijn vastgelegd. Bij het deeltijdonderwijs vindt de vakinhoudelijke begeleiding plaats door de docent van het betreffende vakgebied. De begeleiding van projecten door een mentor (docent). • In KBL hebben de studenten een coach die hen gedurende de hele studieloopbaan begeleidt. De rol van de coach heeft het panel aangetroffen in het document Competentiemanagement, Persoonlijkontwikkelingsplan - navigeren en reflecteren. De overige jaren hebben een minder intensieve vorm van studiebegeleiding. Iedere student heeft een mentor die de studievoortgang bewaakt. Het initiatief voor contact ligt bij de student. • De docenten geven in het gesprek aan SLC nuttig te vinden, m.n. de zelfreflectie. Uit de gesprekken constateert het panel evenwel dat de eerstejaars studenten SLC (één uur per week) vooral de zelfreflectie, zeer wisselend ervaren. De ouderejaars vinden de begeleiding van hun mentor voldoende, zo blijkt uit de gesprekken en de moduleevaluaties. De deeltijdstudent is niet echt tevreden over de begeleiding. De opleiding heeft er, gezien de achtergrond van de deeltijders, bewust voor gekozen dat
34
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
•
•
•
begeleiding alleen op eigen initiatief van de student zelf plaats vindt. De docenten zijn wel goed bereikbaar. De opleiding hanteert Currcoach om de studievoortgang van de studenten te volgen. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij via het HZ Infonet goed zicht hebben op hun prestaties. In het nieuwe KBL-programma zal met elke student een studiecontract gesloten worden, waardoor student en coach nog beter zicht krijgen op de studievoortgang. De voltijdstudenten hebben bij hun stages een begeleider vanuit school en één vanuit het bedrijf. Het beleid rond de stagebegeleiding en afstudeerbegeleiding is volgens het panel goed beschreven in de bijbehorende Handboeken. De studenten zijn tevreden over de informatievoorziening over stage en afstuderen. De derde en vierdejaars vinden het stagehandboek duidelijk, maar zijn van oordeel dat een eerdere voorbereiding op de stage gewenst is. De studenten die stage hebben gelopen, geven aan niet altijd tevreden te zijn over de stagebegeleiding. De docent komt slechts één keer tijdens de stage langs. Ook de opleiding constateert dit probleem. Volgens het management kunnen door alle activiteiten de verschillende protocollen, zoals vastgelegd in de handboeken niet goed uitgevoerd worden. De afgestudeerden geven in het gesprek met het panel aan dat zij de begeleiding bij de afstudeeropdracht vanuit de opleiding als minimaal hebben ervaren. Het panel stelt op basis van het gesprek met de werkveldvertegenwoordigers vast dat de opleiding het werkveld goed informeert over wat er van hen verwacht wordt op het gebied van begeleiding. Het panel concludeert dat de waarderingen over de begeleiding in het voltijdprogramma in het algemeen voldoende zijn, zowel ten aanzien van het mentoraat, als ten aanzien van SLC. Bij het deeltijdonderwijs lijkt de begeleiding niet aan de verwachtingen te voldoen (of zijn de verwachtingen over en weer niet goed uitgesproken). Het panel acht SLC nog te recent om al goed te kunnen beoordelen, maar vindt de opzet en het enthousiasme van management en docenten voldoende vertrouwen geven dat SLC een waardevol onderdeel van het curriculum wordt.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool is beschreven in Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland (2005) en is overgenomen door de opleiding Werktuigbouwkunde. Hierbij wordt de PDCA-cyclus als uitgangspunt genomen. © NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
35
•
•
•
•
•
Sinds begin 2005 fungeert hogeschoolbreed een Intern Accreditatieteam dat er op toe dient te zien of de verschillende curricula van de hogeschool voldoen aan de eisen zoals die beschreven staan in het Onderwijskompas. Dit systeem is recent ingevoerd en heeft betrekking op de ontwikkeling van de nieuwe courses. De opleiding voert verschillende evaluaties uit. Onder de studenten zijn dit de courseevaluaties, stage,- en afstudeerevaluaties, studententevredenheidsonderzoek (eens per twee jaar) en er worden gesprekken gehouden met voortijdige studieverlaters. Medewerkers nemen deel aan het tweejaarlijkse medewerkerstevredenheidsonderzoek. De opleiding voert een startbekwaamhedenonderzoek uit onder alumni en werkgevers (elke vier jaar) en de tevredenheid van werkgevers wordt gemeten (eens per drie jaar). De opleiding heeft bij de verschillende evaluatie-instrumenten streefdoelen geformuleerd. Voor vragen op een vijfpuntsschaal is dit ≥3,5, voor een tienpuntsschaal ≥7. Bij percentages wordt gestreefd naar tenminste 70% tevredenheid (Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland, 2005) In het studiejaar 2005-2006 zijn courses van het programma KoersBepalend Leren in het eerste studiejaar alle geëvalueerd met digitale vragenlijsten. De resultaten hiervan worden besproken met studenten en docenten. Het panel stelt vast dat de respons op de vragenlijsten erg laag is, waardoor de gesprekken een waardevolle aanvulling zijn. Vanaf het studiejaar 2006 zullen evaluaties klassikaal tijdens een groepsbijeenkomst worden afgenomen, waardoor de respons toe zal nemen. De modulen van de hogere studiejaren worden per kwartaal geëvalueerd om de kwaliteit up-to-date te houden. Het panel concludeert dat er in het verleden een niet-systematisch kwaliteitszorgsysteem was, maar dat de opleiding nu bezig is een goed systeem in te voeren waarvan de eerste resultaten positief zijn.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criterium: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft een levend document als verbeterplan opgesteld: gerealiseerde verbeteringen worden uit deze lijst gehaald en nieuwe verbeteracties worden hieraan toegevoegd. Het panel is positief over dit document waarin verantwoordelijken, tijdsplan en budget zijn gekoppeld aan een onderwerp. Wel vindt het panel dat het document aangevuld kan worden met afgewerkte onderwerpen om de kwaliteitsontwikkeling zichtbaar te maken. • Het panel heeft voorbeelden gezien van verbeteracties. De opleiding heeft de keuze voor werkvormen verbeterd en de toetsprocedure aangescherpt. Verder is het kwaliteitszorgproces geïntensiveerd. 36
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
Het panel is van oordeel dat de opleiding in de afgelopen jaren op onvoldoende wijze een evaluatiecyclus, gebaseerd op een goed geïmplementeerd kwaliteitssysteem heeft gehanteerd. Het panel constateert dat de opleiding het afgelopen jaar grote slagen heeft gemaakt, waardoor er nu een goed kwaliteitszorgsysteem is opgestart. Daarom komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voltijd: voldoende Deeltijd: voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel stelt vast dat studenten, docenten, werkveld en alumni worden betrokken bij de kwaliteitszorg via evaluaties (zie facet 5.1). • Volgens de opleiding bespreken de docenten aspecten van kwaliteitszorg zoals evaluaties voorstellen van de kwaliteitskring en opleidingscommissie, in hun teambesprekingen. • De studenten zijn tevens betrokken via de kwaliteitskring, waar de evaluatiegegevens worden besproken. De opleiding Werktuigbouwkunde wordt door een student vertegenwoordigd in het HZ-brede studentenpanel. • Het werkveld komt, via de BIE (Board of Industrial Experts), twee tot drie keer per jaar bijeen en geeft advies. De BIE draagt voornamelijk bij aan de inhoudelijke vernieuwing van het programma en de opleidingsdoelen. • De opleiding heeft een opleidingscommissie, waarin werkveld, docenten en studenten zijn vertegenwoordigd. De commissie heeft een adviserende taak, onder meer over kwaliteitsaspecten (Reglement Opleidingscommissie). • De inbreng van alumni is gering. Zij geven in het gesprek aan dat zij in het verleden niet benaderd zijn. Volgens het management worden de ervaringen van de afgestudeerden via de HBO-Monitor ingebed in de opleiding, maar deze zijn voor het panel niet zichtbaar. • Het panel constateert uit de gesprekken met de studenten dat studenten in de kwaliteitskring over resultaten van evaluaties geïnformeerd worden, maar dat de overige studenten weinig tot geen terugkoppeling krijgen over de resultaten van de ingevulde module-evaluaties.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
37
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Voltijd: goed Deeltijd: goed
Criterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat de opleiding beoordeelt of de beoogde eindkwalificaties worden bereikt doordat de studenten in de eindfase in een afstudeeropdracht moeten bewijzen dat zij aan de eisen van het beroep voldoen. Hierdoor wordt duidelijk of de studenten alle competenties op het vereiste niveau beheersen. Uiteindelijk is de afstudeeropdracht de laatste proeve van bekwaamheid en ijkpunt voor het niveau, de oriëntatie en domeinspecifieke eisen. • Het panel heeft in het Afstudeerhandboek de criteria aangetroffen waaraan de student moet voldoen. Het panel vindt het afstudeerhandboek een duidelijk beeld geven in welke mate de studenten de competenties moeten beheersen en op welke wijze zij beoordeeld worden. Naast de rapportage dienen de studenten een presentatie te geven waarin ze hun rapport verdedigen. Het geheel wordt beoordeeld door de aan de afstudeerder toegewezen examinator (= docentopdrachtgever). De beoordeling vindt plaats in samenspraak met de bedrijfsmentor, de externe deskundige en de assessor. Het panel vindt deze procedure goede waarborgen geven. • Het panel stelt op basis van de gesprekken met de afgestudeerden vast dat bij de beoordeling de genoemde criteria zijn gebruikt. Dat is ook zichtbaar in de afstudeeropdrachten die het panel heeft ingezien. Het bedrijf waar de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd, begeleidt/beoordeelt mee aan de hand van dezelfde beoordelingscriteria. Volgens de vertegenwoordigers van het werkveld heeft de docent de uiteindelijke beslissing bij de afstudeeropdracht, wel hebben de externe deskundigen invloed. • De afgestudeerden vinden dat er voldoende aandacht is voor de niet-technische vakken. Wel zouden zij graag meer commerciële elementen en communicatieve vaardigheden in het programma willen zien. Anderen wensen meer aandacht voor Duits en een hoger wiskundeniveau. Enkelen zijn van mening dat het niveau van de opleiding hoger kan, sommige programmaonderdelen hadden wat hen betreft best zwaarder gekund, zowel qua inhoud als toetsen. Andere afgestudeerden deelden deze mening niet. Het panel constateert wisselende oordelen bij de afgestudeerden. Een breder alumnionderzoek zal meer inzicht geven in dit aspect (zie ook facet 5.3). • Het werkveld en bedrijfsbegeleiders bij de afstudeerprojecten geven in de gesprekken met het panel aan tevreden te zijn over het gerealiseerde niveau en over de stagiaires en de afgestudeerden. Als sterk punt noemen zij dat de studenten
38
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
•
•
breed en multidisciplinair zijn opgeleid. Verbeteringen achten zij raadzaam op het terrein van zelfreflectie en aandacht voor techniek. Uit de HBO-Monitor blijkt volgens de opleiding dat landelijk gezien 76% van de afgestudeerden direct na het afstuderen een passende baan heeft gevonden. Het panel heeft een onderzoek ingezien: ‘Marktonderzoek W, E en AOT, febr. 2003’. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat de opleiding breed inzetbare alumni aflevert, maar dat de werkgevers minder tevreden zijn over de capaciteiten van de afgestudeerden op gebieden als: reflectie op eigen gedrag en het kunnen betrekken van aspecten als bedrijfseconomie, informatica, organisatiekunde, arbo, veiligheid en milieu. Het panel vindt de afstudeeropdrachten die zij heeft ingezien van een goed niveau met duidelijke doelstellingen en beoordeeld aan de hand van duidelijke criteria. Het panel concludeert dat de controle op de realisatie van de eindkwalificaties goed is geborgd.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voltijd: goed Deeltijd: onvoldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De HZ heeft de volgende streefcijfers geformuleerd voor alle opleidingsvarianten: 1. Maximaal percentage studiestakers na 2 jaar: 30%; 2. Maximale gemiddelde studieduur van de studiestakers: 1 jaar; 3. Minimaal percentage geslaagden na 4 jaar: 60%; 4. Maximale gemiddelde studieduur van geslaagden: 4,3 jaar; 5. Marktaandeel van de landelijke instroom: minimaal 2%. • Het panel constateert uit het kengetallenoverzicht (voltijd) dat het propedeuserendement binnen 2 jaar meer dan 80% is. De uitval is fors lager dan de streefnorm van de HZ en beweegt zich de afgelopen jaren rond de 10%. De gemiddelde studieduur van 1,4 jaar (2002/2003) is echter nog 0,4 jaar boven de streefnorm. Het percentage geslaagden na 4 jaar beweegt zich rond de 80% en is dus ook fors onder de HZ-norm. De gemiddelde studieduur is 2,6 jaar. Het panel concludeert dat het onderwijsrendement van de voltijdopleiding grotendeels voldoet aan de streefcijfers van de hogeschool. • Het panel heeft overzichten aangetroffen waarin de opleiding haar cijfers vergelijkt met landelijke cijfers van andere werktuigbouwkundeopleidingen (bron: HBO-raad). Hieruit blijkt dat de uitval beduidend lager is dan het landelijke gemiddelde: in 2003 was de uitval na één jaar 15,9%, landelijk 25,4%. Ook in de voorgaande jaren was het percentage lager. Ook het rendement na 5 jaar ligt ruim boven het landelijke gemiddelde: van het cohort 1999 is 81,6% na 5 jaar geslaagd, landelijk 60,5%. Ook eerdere cohorten scoren beter dan het landelijke gemiddelde. Volgens de opleiding worden deze cijfers verklaard door de instroom van mbo’ers uit de verwante werktuigbouwkundige opleiding, de © NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
39
•
40
kleinschalige opzet van de opleiding met in het eerste jaar veel toetsen van kleine studieeenheden. De studieduur ligt volgens de opleiding vanaf 2000 beneden het landelijke gemiddelde: in 2003 bijvoorbeeld is het gemiddelde 38,3 maanden, landelijk 46,6. De opleiding verklaart de korte gemiddelde verblijfsduur door de ‘verwante’ mbo’ers (ongeveer de helft van het aantal studenten) die een verkort programma van 3 jaar volgen. De meeste havisten doen 4 jaar over hun opleiding. Het panel stelt vast dat de opleiding goed voldoet aan de HZ-eisen van het opleidingsrendement. Het panel constateert dat de rendementscijfers van het deeltijdonderwijs laag zijn. De studieduur van de uitvallers ligt 0,6 jaar boven de norm, het propedeuse- en opleidingsrendement van de verschillende cohorten zijn laag. De studieduur van de afgestudeerden daarentegen ligt rond de norm van 4,5 jaar. Gezien de zeer lage instroom in de duale variant, kan het panel geen oordeel vellen over de opleidingsrendementen van die variant. Tijdens het aanvullend onderzoek is gebleken dat de opleiding twee maatregelen heeft genomen om het rendement te verbeteren: intensivering van de studiebegeleiding en een coursemodel in plaats van een carrousselmodel. De effecten van deze maatregelen zullen over enkele jaren moeten blijken.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Deel C: Bijlagen
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
41
Bijlage 1:
42
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
43
44
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
45
46
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
47
48
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Relevante werkvelddeskundigheid
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
Panellid NQA: Mw. Drs. M. van Beers
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mw. drs. M. Honigh
Panellid student: Dhr. M. van Dijken
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid domein : Dhr. drs. ing. J. van Zonneveld
Deskundigheden panelleden
Panellid, voorzitter: Dhr. Ir. E. Boer
Bijlage 2:
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: De heer ir. E. Boer De heer Boer is ingezet als voorzitter en vakdeskundige van het panel. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek en vanuit zijn opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het domein van de Werktuigbouwkunde Opleiding en cursussen: Gymnasium B, TU-Delft Werktuigbouw, Cursus ontwerpen in kunststoffen TU-Twente. Cursussen: personeelsmanagement, personeelsbeoordeling, organisatieontwikkeling, teambuilding. Werkervaring: De heer Boer heeft 35 jaar werkervaring in de personenwagenontwikkeling (DAF, Volvo, Car B, Nedcar, PD&E), zowel als constructeur als leidinggever, grotendeels in de mechanische sector van motor, aandrijving en onderstel, maar uiteindelijk ook voertuigbreed als verantwoordelijke voor een grote ontwikkelingsgroep onder technische leiding van Volvo-ingenieurs. De heer Boer heeft kennis van relevante internationale ontwikkelingen doordat automobieltechniek in hoge mate een internationaal, mondiaal karakter heeft. Hij had intensieve contacten bij Renault en Volvo en bezocht in de 90-er jaren enkele congressen (o.a. het Wiener Motoren symposium). Overige werkzaamheden: In zijn laatste werkjaar (2001) heeft de heer Boer zich beziggehouden met Competence Management en heeft hij methoden ontwikkeld om de competentie van medewerkers meetbaar te maken. Hij is een jaar Quality Manager geweest bij PD&E Automove en heeft als panellid aan visitaties van de hbo-
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
49
opleiding Werktuigbouw deelgenomen. Heeft intensief bijgedragen aan de invoering van ISO 9000 (jaren negentig) waarna regelmatig de interne en externe audits te hebben ervaren. Hij was lid van twee visitatiecommissies hbo Werktuigbouwkunde.
De heer drs. ing. J.M. van Zonneveld De heer Zonneveld is ingezet als domeindeskundige van het panel. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en heeft vanuit zijn opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het domein van de Werktuigbouwkunde Opleiding en cursussen: HTS Werktuigbouwkunde, OU Bedrijfskunde, OU Economie, KDI Kwaliteitsanalyse, LOI Economie MO, Philips industrial Engineering, Philips Functie waardering, KEMA Internal Auditor, ITIM intercultural management, Philips PBE assessor, S&N Effectieve communicatie. Cursus EFQM-audit. Werkervaring: De heer van Zonneveld is vanaf 2000 werkzaam bij Philips Europartners als quality improvement manager en program manager. Daarvoor werkte hij van 1981 tot 1984 bij Fokker als assistent chef kwaliteitsafdeling, bij Philips Elcoma van 1986 tot 1988 (materialen, industrial engineering en van 1988-1990 (helderheidsversterkers), van 1990 tot 1996 bij Flat Panel Displays (logistiek en advisering) en van 1996 tot 2000 bij Philips Research (project coördinator en vanaf 2000 bij Philips Europartners (cluster leader).
De heer Van Dijken De heer Van Dijken is ingezet als studentlid. Hij studeert bouwkunde aan de TU Delft en heeft binnen zijn eigen opleiding ervaring opgedaan met het accreditatieproces. Opleiding 1997 – heden Werkervaring 15-08 – 2005 - heden 01-05 – 2005 - heden 2002 – 2005 2002 – 2004 2002 – 2002 1999 – 2000
Bouwkunde
Medewerker Stafbureau Bouwkunde (assistent decaan en faculteitssecretaris) Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde Voorbereidend onderzoek visitatie Bouwkunde Student-assistent leerstoel Krachtswerking / Toegepaste Mechanica Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, leerstoel Krachtswerking Assistent Studievoorlichting, Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde Student-assistent Bouwfysica, Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, leerstoel Bouwfysica Maquettebouwer, Groep 5 - van der Ven Architecten, Rijswijk
Overige werkzaamheden 2003 – 2005 Lid Raad van Advies van de Partijvereniging ORAS (Centrale Studentenraad) 2003 – 2004 Voorzitter van de Studentenraad Bouwkunde 2002 – 2003 Voorzitter van het bestuur van de Partijvereniging ORAS (Centrale Studentenraad)
50
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Mevrouw drs. M. Honigh Opleiding en cursussen: Gymnasium alpha, kandidaats psychologie, doctoraal psychologie, afstudeerrichting onderwijskunde (Rijksuniversiteit Leiden). Zij volgde diverse managementcursussen en de ISW opleidingen PR en journalistiek. Momenteel volgt zij de hbo-opleiding Vertaler Engels Overige werkzaamheden: Mevrouw Honigh werkte bij het Ministerie van OC&W, in diverse beleids- en managementfuncties Zij was studentassistent aan de Universiteit Leiden en lerares Engels en Geschiedenis in Zambia. Mevrouw Honigh is zelfstandig gevestigd als onderwijskundig adviseur. Zij was betrokken bij visitaties van diverse opleidingen in het hbo.
Mevrouw drs. M.J.J. van Beers Mevrouw Van Beers is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als studentpanellid bij meerdere visitaties. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1997 – 1998 1998 – 2004
Bio-farmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005 – heden Auditor NQA Relevante ervaring: 1998 – 2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU 2000 – 2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
51
52
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Donderdag 27 oktober Tijd
Activiteit
11.00 - 11.15
Ontvangst panelleden
14.00 - 14.45
Inleiding op documenten en positie van de opleiding
14.45 - 17.00
Bestudering materiaal
17.00 - 18.00
Pauze
18.00 - 18.45
Gesprek alumni
18.45 - 19.30
Gesprek werkveld
Vrijdag 28 oktober 09.00 – 09.45
Gesprek Head of Department en voorzitter CvB
09.45 – 10.30
Gesprek met studenten 1e en 2e jaar
10.30 – 10.45
Pauze
10.45 – 11.30
Gesprek met studenten 3e en 4e jaar
11.30 – 12.15
Gesprek met docenten
12.15 – 13.00
Lunch
13.00 – 13.30
Rondleiding door gebouw
13.30 – 15.30
Besloten overleg Gelegenheid tot aanvullende gesprekken Materiaalbestudering
15.30 – 16.00
Afsluitend gesprek met Head of Department
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
53
54
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage worden in tabellen de kwantitatieve rendementen van de opleiding Werktuigbouwkunde van de Hogeschool Zeeland vergeleken met de landelijk gemiddelde cijfers. Daar waar een – teken wordt vermeld zijn er geen gegevens bekend. Voltijd variant Tabel 1: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde versus landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1995 1996 1997 1998 1999 Percentage diploma behaald na 5 jaar 68.5% 65.6% 84.3% 78.8% 81.6% Opl. 62.2% 63.6% 65.1% 63.7% 64.8% LG Percentage diploma behaald na 8 jaar
Opl. LG
68.5% 68.4%
65.6% 69.4%
-
-
-
Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde versus landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Gemiddelde studieduur van 51.3 43.3 41.9 31.1 37.1 Opl. 48.8 47.1 47.3 46.4 46.2 gediplomeerden uitstroomcohort jaar X LG (in maanden) Gemiddelde studieduur studiestakers 21.8 13.5 22.8 15.9 17.7 Opl. 22.8 19.7 19.0 18.9 19.4 in maanden van het uitstroomcohort in LG jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde, Hogeschool Zeeland (instroomcohort eerste keer hogeschool) en het landelijk gemiddelde (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar Opl. 10.2 12.6 30.5 13.6 14.5 LG 18.8 21.0 28.1 22.1 24.7 Percentage uitval na 3 jaar
-
-
Tabel 4: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL) (Voltijd). 2000 2001 2002 2003 Aantal inschrijvingen 192 216 185 174 Opl. 4.759 4.717 4.398 4.503 TL
2004 145 4.559
Opl. LG
14.3 26.0
19.5 29.6
31.7 34.7
Bron: website HBO-raad.
Instroom
Opl. TL
83 1.417
78 1.429
79 1.296
61 1.427
42 1.352
Aantal behaalde diploma’s
Opl. TL
44 1.080
81 1.077
61 938
58 947
-
Bron: website HBO-raad.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
55
Deeltijd variant Tabel 5: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde, Hogeschool Zeeland (instroomcohort eerste keer hogeschool) en het landelijk gemiddelde (Deeltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar 15.0 9.1 0.0 20.0 Opl. 26.2 23.5 27.8 29.4 33.5 LG Percentage uitval na 3 jaar
Opl. LG
41.4
30.0 46.2
36.4 51.2
-
-
Bron: website HBO-raad.
Tabel 6: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL) (Deeltijd) 1999 2000 2001 2002 Gemiddelde studieduur van Opl. 65.7 69.1 52.6 56.1 gediplomeerden uitstroomcohort jaar X LG (in maanden) Gemiddelde studieduur studiestakers in 10.0 15.0 33.5 Opl. 24.9 23.1 21.6 27.7 maanden van het uitstroomcohort in jaar LG X (in maanden)
2003 43.1 51.9 30.8 26.8
Bron: website HBO-raad.
Tabel 7: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL) (Deeltijd). 2000 2001 2002 2003 Aantal inschrijvingen 31 39 43 62 Opl. 738 824 795 682 TL
2004 48 675
Instroom
Opl. TL
18 220
11 236
14 207
19 158
9 171
Aantal behaalde diploma’s
Opl. TL
67
7 134
101
9 71
-
Bron: website HBO-raad.
56
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Duale variant Tabel 8: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL) (Deeltijd) 1999 2000 2001 2002 Gemiddelde studieduur van Opl. 13.0 33.0 20.3 40.3 gediplomeerden uitstroomcohort jaar X LG (in maanden) Gemiddelde studieduur studiestakers in Opl. 6.0 8.5 11.3 10.8 maanden van het uitstroomcohort in jaar LG X (in maanden)
2003 49.7 44.2 12.0 16.9
Bron: website HBO-raad.
Tabel 9: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL) (Duaal). 2000 2001 2002 2003 Aantal inschrijvingen 3 4 5 4 Opl. 68 83 122 175 TL
2004 2 166
Instroom
Opl. TL
3 18
1 28
1 43
35
44
Aantal behaalde diploma’s
Opl. TL
31
16
25
2 45
-
Bron: website HBO-raad.
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
57
58
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal -
Beroeps- en opleidingscompetenties van de werktuigbouwkundig ingenieur (2002) HBO-Monitor Werkveldonderzoek Onderzoek onder stagiaires en afgestudeerden Competentiebreakdown Matrix eindtermen en thema’s, oude stijl Curriculumkader nieuw opleidingsprogramma, april-mei 2004 Module- en coursebeschrijvingen Toetsen en beoordelingscriteria Studiegidsen Reglement beroepenveldcommissie Notulen beroepenveldcommissie Notulen opleidingscommissie en kwaliteitskringen Afstudeerhandboek Stagehandboek Literatuurlijst en studiemateriaal Voorbeelden van IDC-projecten Onderzoeksopdrachten HZ Onderwijskompas (april 2005) Opleidingsprogramma department Onderwijs- en examenreglement 2005-2006 (concept) HZ- toetslijn 2005-2006 HZ- Infonet, Virtual Learning desktop (VLD) Voorlichtingsbrochure ‘het roer gaat om’ Module-evaluaties studenten Marktonderzoek W,E en AOT, febr. 2003 Cv’s docenten Koersplanner Format plannings- en evaluatiegesprekken Omschrijving van taken Personeelsbeleid HZ HZ ict-plan Competentiemanagement, persoonlijk ontwikkelingsplan- navigeren en reflecteren SLC-programma Map evaluaties Kwaliteitscirkels in de HZ, de PDCA-cyclus op onderwerp- en facetniveau Kwaliteitshandboek 1997 Kwaliteitsmap 2003 Kwaliteitshandboek 1996 Ontwerp kwaliteitssysteem 2005 Stageverslagen en beoordelingen Afstudeerscripties en beoordelingen
© NQA – visitatie Hogeschool Zeeland, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt/duaal)
59