Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Locatie: Croho: Varianten:
Master of Control Systems Engineering Arnhem 70034 voltijd en deeltijd
Visitatiedatum: 16 april 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2008
2/51
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 10
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 28 30 32 35
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
39 40 45 48 49 51
3/51
4/51
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
5/51
6/51
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Master of Control Systems Engineering heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 16 april 2008. Het panel bestond uit: prof.dr.ir. G. van Straten (voorzitter, domeinpanellid); dr.ir. R.J.P. van der Linden (domeinpanellid ); dhr. P.A. Spiele (studentpanellid ); drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft in totaal 26.000 studenten (voltijd en deeltijd) en ongeveer 2.500 medewerkers. Er worden drie aandachtsgebieden onderscheiden, namelijk de Bacheloropleidingen, de Masteropleidingen en onderzoek en de post-hboopleidingen, Dienstverlening en Onderzoek. Deze laatste dienst is onderverdeeld in interessegebieden, meestal aangegeven met Expertisecentra.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
7/51
De HAN heeft vijf faculteiten: de Faculteit Techniek, de Faculteit Gezondheidszorg, de Faculteit Gedrag en Maatschappij, de Faculteit Educatie en de Faculteit Economie en Management en ICA (Informatica Communicatie Academie). De Faculteiten hebben vergaande bevoegdheden en verantwoordelijkheden onder het mandaat van het College van Bestuur, waaraan zij verantwoording afleggen. Het Servicebedrijf zorgt voor de ondersteunende processen. Het CvB maakt afspraken met de faculteitsdirecties over de vertaling van het beleid in concrete afspraken. Elke faculteit heeft onderwijsinstituten, lectoraten en afdelingen voor contractactiviteiten, die elk weer uit één of meer onderdelen bestaan. De masters van de HAN worden georganiseerd in graduate schools. De master MSCS valt vooralsnog onder de Faculteit techniek. De docenten in de masterprogramma’s zijn verbonden aan de opleidingen van de HAN, kenniskringen van lectoraten, aan andere hogescholen of universiteiten, aan bedrijfsleven en industrie en aan onderzoeksinstellingen en non-profit organisaties. De master richt zich op het opleiden van technisch specialisten, die hoogwaardige technieken beheersen en kunnen toepassen in een complexe omgeving. Daarnaast kunnen ze een zelfstandige rol spelen op het gebied van toepassingsgericht onderzoek of bij de ontwikkeling van innovatieve producten. De Master of Control Systems Engineering richt zich op de toepassing van meet- en regeltechniek op masterniveau. De opleiding is voortgekomen uit een eerdere post-hbo-opleiding op dit gebied. De MSCS heeft een bescheiden omvang. Ze had in het studiejaar 2007-2008 5 voltijd- en 13 deeltijdstudenten. Het onderwijs wordt verzorgd door een kernteam van circa 14 personen met een gezamenlijke aanstellingsomvang van 0,9433 fte. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 16 april 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid.
8/51
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in mei 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
9/51
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Voltijdopleiding Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie HBO master Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Voldoende 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau Goed 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Totaaloordeel Positief
Deeltijdopleiding Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Voldoende Goed Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief
10/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Doelstellingen opleiding Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma Behalve facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud dat met een voldoende is gehonoreerd, zijn de andere facetten met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.1 is met een voldoende, facet 4.2 met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 is met een goed, facet 6.2 met een voldoende beoordeeld Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleidingen op de zes onderwerpen positief scoren. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 11/51
12/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 13/51
14/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Master of Contol Systems Engineering (MSCS) richt zich op de toepassing van meet- en regeltechniek op masterniveau. Kenmerkend voor alle regeltechnische ontwerpen is dat er een aantal ontwerpstappen moet worden doorlopen. Deze ontwerpstappen zijn weer te geven in een zogenoemde ontwerpboog. De stappen erin zijn in de wereld van de regeltechniek algemeen erkend, zoals het panel kan bevestigen. Hoewel het om een model gaat dat een zekere reductie geeft van het werkelijke ontwerpproces, vindt het panel het idee van de ontwerpboog als rode draad voor het programma aantrekkelijk en bruikbaar. • Daar de opleiding voor Nederland uniek is, bestaat er geen landelijk gevalideerd beroeps- en opleidingsprofiel voor deze masteropleiding. De opleiding heeft daarom zelf een aantal specifieke eindkwalificaties geformuleerd die zijn ontleend aan deze ontwerpboog. Deze eindkwalificaties, weergegeven als beroepscompetenties, zijn neergelegd in het document Competencies MSCS 2003 en zijn gevalideerd door de Adviescommissie (Notulen Adviescommissie 2003). • Daarnaast wordt er een aantal generieke kwalificaties gehanteerd die zijn gebaseerd op algemene masterkwalificaties, in het bijzonder de Dublin descriptoren. • In 2005 heeft de opleiding de oorspronkelijke eindkwalificaties herschreven (zie bijlage 5). Deze herschreven eindkwalificaties zijn blijkens notulen van de Adviescommissie afgestemd met de Adviescommissie. Ze zijn vastgelegd in de documenten Master of Control Systems Engineering: Doelstelling en beroepsprofiel en in de zogenoemde Marking Sheet ( versie 2008). Het panel is van oordeel dat er sprake is van een adequate set aan eindkwalificaties. • De opleiding heeft een aantal instrumenten om de actualiteit van de eindkwalificaties te garanderen. Het betreft dan de input van de Adviescommissie, het afstudeerproject, het inzetten van het lectoraat Meet -en Regeltechniek, de inzet van docenten die nog (deels) in het werkveld werkzaam zijn. • In een document Vergelijking opleidingen heeft de opleiding zich met een aantal Nederlandse en buitenlandse universiteiten en hogescholen vergeleken. Voor wat betreft Nederland zijn verwante opleidingen - zij het op Master of Science niveau - te vinden aan de drie Technische Universiteiten, de Wageningen Universiteit en de Rijksuniversiteit Groningen. Binnen deze universiteiten is het over het algemeen mogelijk een opleiding te volgen op het gebied van Meet- en Regeltechniek, maar deze worden gekenmerkt door wetenschappelijk onderzoek, terwijl de Master of Control
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 15/51
•
Systems Engineering van de HAN zich expliciet richt op toepassing van bestaande theorie (Applied Science). Bij hogescholen zijn opleidingen te vinden die op deelgebieden dezelfde onderwerpen bestrijken. Het gaat dan echter alleen om post-hboopleidingen, zoals die van de Haagse Hogeschool en Saxion Hogescholen in Enschede. Onderwerpen met meer diepgaande theorie als multivariable control, optimal control en non lineair control zitten daar niet of in zeer beperkte mate in het programma. Een voorbeeld van een vergelijking met een buitenlandse opleiding is de Oklahoma State University Master of Science in Control Systems Engineering (Master of Science). De opleiding concludeert: “Ons curriculum is vergelijkbaar met een profiel waarmee op deze universiteit de MSc titel kan worden behaald. Zowel qua onderwerpen als qua niveau. Er zijn [daar] meer keuzemogelijkheden voor supplemental topics en de mogelijkheid onderzoeksvaardigheden toe te voegen”. (NB studenten hoeven niet alle items te volgen en mogen er langer over doen). De opleiding richt zich op een internationaal werkveld; een aanzienlijk deel van de studenten komt uit het buitenland en studenten zijn vaak werkzaam bij grote internationale bedrijven. Het programma wordt daarom in het Engels gegeven. Een aantal docenten is bovendien werkzaam bij internationale bedrijven zoals Diosynth, Omron, Akzo, IPCOS en KEMA. Dit internationale karakter is vooral terug te vinden in de generieke eindkwalificatie: “In een internationale, multidisciplinaire en/of multiculturele projectomgeving kunnen werken”.
Facet 1.2
Niveau master
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding ziet, conform de HAN-visie, de hbo-master als iemand die een zelfstandige rol speelt op het gebied van toepassingsgericht onderzoek of bij de ontwikkeling van innovatieve producten. Ook kan hij de technisch specialist zijn die hoogwaardige technieken beheerst en deze ook kan toepassen in een complexe omgeving. • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het masterniveau. Zoals hierboven gezegd zijn de generieke kwalificaties die de opleiding nastreeft daarvan afgeleid. • Om de relatie van de eindkwalificaties met de Dublin descriptoren duidelijk te maken, is in het zelfevaluatierapport een helder overzicht opgenomen waarin per descriptor wordt aangegeven met welke eindkwalificatie deze correspondeert. Zo komt de descriptor 'Toepassen van kennis en inzicht' terug in de kwalificatie: "Het kunnen analyseren van complexe dynamische processen" en "Het kunnen ontwerpen van een regeltechnisch systeem met gebruikmaking van de meest recente systeemtechnologie”. De descriptor 'Oordeelsvorming' komt ondermeer terug in de kwalificatie "Systematisch kunnen inventariseren en beoordelen van bronnen".
16/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
•
Naast het schema geeft de opleiding in het zelfevaluatierapport per descriptor een uitgebreide beschrijving hoe deze in het curriculum van de opleiding wordt gerealiseerd. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat het accent van de opleiding ligt op de tweede Dublin descriptor 'Toepassing van kennis en inzicht'. De opleiding geeft zelf aan dat ze voldoende bevestiging van derden (externe assessoren, Adviescommissie, alumni) krijgt dat afgestudeerden voldoen aan het masterniveau (zie ook 6.1).
Facet 1.3
Oriëntatie HBO master
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hierboven is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen vanuit het werkveld. Het panel is daarover en over de intensieve contacten met het werkveld bijzonder positief. • Uitgangspunt van de opleiding is studenten af te leveren die op masterniveau de meeten regeltechniek begrijpen, deze toe kunnen passen op bestaande problemen en de nieuwste ontwikkelingen kunnen volgen. De afgestudeerde heeft kennis van geavanceerde meet- en regeltechnische mogelijkheden en kan deze toepassen in complexe praktische systemen in de procesindustrie of de mechatronica. Hij beheerst het traject van het analyseren van het proces tot het ontwerpen en implementeren van een regeling. Daarbij wordt uitgegaan van de eerder genoemde ontwerpboog. Studenten zijn meestal afgestudeerde HTS’ers en vaak al werkzaam in de techniek of op een research-technische of een ontwikkelafdeling. • De opleiding geeft aan dat de inhoud van het beroep een relatief hoog abstractieniveau vraagt. Ontwerpers dienen daarom minimaal van hbo-niveau te zijn. Gaat de toepassing verder dan "een PID-regelaar of is de omgeving complex, dan is meer kennis nodig dan op bachelorniveau aangereikt wordt. Het beroep van een Control Systems Engineer vraagt al gauw om het kunnen functioneren op masterniveau”. • De inventarisatie van beroepen, functies en organisaties waar de opleiding voor opleidt, zijn voornamelijk afkomstig uit de resultaten van de evaluatie met het werkveld die intussen bij de opleiding binnen zijn. De volgende beroepen en functies worden daarin onder andere genoemd: Docent Regeltechniek en Servotechniek, Engineer beheer van besturingssystemen, Instrument Engineer, Proces Control Engineer, Product Engineer Motion Packages, Servo Architect, Specialist Control & Instrumentation, Control Systems Engineer enzovoorts.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 17/51
•
•
De regeltechnicus is bij veel en diverse bedrijven terug te vinden. Het zijn echter met name de grotere bedrijven en/of de specialistische bedrijven die de rol van de Control Systems Engineer expliciet benoemen en ondersteunen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ondersteuning voor de opleiding Masters of Control Systems Engineering juist uit deze bedrijven komt (Diosynth, IPCOS, OMRON, Shell). Voorbeelden van bedrijven waar studenten werkzaam zijn: ASML, Corus, Akzo-Nobel, Dutch Space, Fuji, BASF, Moba, GasUnie, Nuon, NLR, Bosch Rexroth. De hbo-oriëntatie wordt geborgd door de contacten met andere hogescholen en universiteiten, het beroepenveld en via het alumnionderzoek waarin ondermeer stellingen zijn opgenomen over de beroepsgerichtheid en het niveau van de opleiding. Uit dat onderzoek blijkt ook dat 70% van de studenten werkzaam is gebleven) in de Engineering, waarvan weer 80% in de regeltechniek.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vak- en wetenschappelijke literatuur wordt ingezet als verplichte lesstof, als ondersteuning bij opdrachten en als achtergrondinformatie. Er is een verplichte literatuurlijst, met internationale Engelstalige boeken. Ook stimuleert de opleiding studenten om zelf internationale literatuur te zoeken, steeds meer ook via internet. Deze literatuur gebruiken zij in projecten en courses. Alle literatuur van de literatuurlijst is verplichte lesstof en wordt als zodanig ook getoetst. De docent van een course is medeverantwoordelijk voor het up-to-date houden van de literatuur en vult deze aan door middel van bijvoorbeeld recente artikelen of websites. De opleidingsmanager is eindverantwoordelijk voor de totale literatuurlijst en de relevantie ervan voor de te realiseren eindkwalificaties. Zowel programma als geheel als de te gebruiken literatuur worden besproken met de Adviescommissie. Het panel heeft de literatuurlijst en het lesmateriaal bestudeerd en heeft een positieve indruk gekregen. Er wordt gewerkt met de bekende handboeken. De gebruikte boeken en artikelen zijn van een goed (master)niveau, up to date en relevant. Goed is ook het gebruik van internationale Engelstalige literatuur. Het geheel ziet er prima uit.
18/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
•
•
• •
•
Een deel van het studiemateriaal is aan de beroepspraktijk ontleend. Dat geldt in de eerste plaats voor de cases en voorbeelden die in het onderwijs gebruikt worden. Enkele voorbeelden van actuele cases zijn: - Portaalkraan (Lab Mechatronica). - Sterrenwacht (minor project Mechatronica). - Destillatiekolom (Lab Optimal ControL). - Brandstofcelsystemen (minor project Procesindustrie). Andere voorbeelden van aan de praktijk ontleend materiaal zijn: - Datasheets. - Normen, standaarden uit de procesindustrie (zoals ISA S88 en S95). - Software die ook in het werkveld gebruikt wordt (Matlab/ Simulink, INCA en Labview). - Labs (simulatie beroepspraktijk). Interactie met de actuele beroepspraktijk is goed geregeld. Deze vindt plaats via excursies naar bedrijven, het inzetten van externe docenten, het geven van diverse gastcolleges. Daarnaast vinden programmaonderdelen plaats in de praktijk:het afstuderen gebeurt in een bedrijf en de zogenoemde minor projects en het Major Project worden uitgevoerd in het werkveld of hebben er een sterke relatie mee. Tenslotte geldt dat de meeste (deeltijd)studenten in de beroepspraktijk werken en daar het geleerde toepassen of gesignaleerde problemen in de opleiding inbrengen. Onderzoek speelt een belangrijke rol in de opleiding. Het is vooral toepassingsgericht, dit in tegenstelling tot een wo-master waar het onderzoek fundamenteel van karakter is Deze gerichtheid impliceert dat de studenten binnen de studie geconfronteerd moeten worden met de regelproblemen zoals het bedrijfsleven die ervaart. Onderzoek naar welke regeltheorie toepasbaar is bij een gegeven proces en dit vervolgens werkelijk implementeren en daarmee ervaren wat de resultaten van het eigen onderzoek zijn, is de kern van het onderzoek bij de Masteropleiding Control Systems Engineering. Het pas ingestelde lectoraat Meet - en regeltechniek moet hierbij een belangrijk rol gaan spelen. Er is een nauwe verbinding met de opleiding. De lector maakt deel uit van de Program Board (= curriculumcommissie) en is ook docent in de opleiding. Met name buitenlandse studenten zullen de mogelijkheid krijgen binnen een opdracht van het lectoraat af te studeren. Voor studenten is er een extra mogelijkheid om een zogenaamde ‘scientific minor’ te volgen. Deze bereidt voor op een eventuele overstap naar een wo-master. De opleiding heeft meerdere instrumenten om het curriculum actueel te houden. Zo worden genoemd: - input vanuit adviescommissie, afstudeerbegeleiders en studenten, - het bijhouden van actuele vakliteratuur, - het vergelijken met curricula van andere (buitenlandse) masteropleidingen, - participatie in het bestuur van KIVI Niria, - het lectoraat Meet- en Regeltechniek (onder andere professionalisering docenten). Voorgestelde wijzigingen worden in het AMER (Annual Monitoring en Evaluation Report) verantwoord. Een paar voorbeelden van aanpassingen zijn: - de courses System Identification, Optimal Control en Non-Linear Control zijn nieuw of voornamelijk nieuw ingevoerd;
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 19/51
•
• •
- de course wiskunde is uitgebreid omdat ‘zwaardere’ wiskunde werd vereist bij nieuwe courses; - er zijn minor projects ingevoerd waar problemen volgens de hele ontwerpboog worden aangepakt. De beroepsvaardigheden komen overeen met de generieke eindkwalificaties, zoals genoemd bij onderwerp 1. De basis voor deze vaardigheden ligt in de vooropleiding. Binnen de masteropleiding worden deze vaardigheden met onderzoeksvaardigheden en internationale vaardigheden uitgebreid. Daarbij hoort patent- en literatuuronderzoek, Engelstalig rapporteren en presenteren en samenwerken met mensen uit andere culturen. In de labs, de minor projects en het Major Project komen de vaardigheden zoals (internationaal ) samenwerken, presenteren en communiceren aan bod. Uit evaluatiegegevens (Evaluaties docenten 2003-2007) blijkt dat studenten tevreden zijn over de bruikbaarheid van de lessen in de praktijk.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op masterniveau. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum bestaat uit drie componenten in volgorde van belang voor de opleiding: theorie, toepassing en vaardigheden. Theorie vormt de grootste component, omdat, zoals de opleiding stelt, toepassing niet mogelijk is zonder een grondige kennis van de regeltheorie. Vanuit een theoretische basis wordt de stap gemaakt naar de toepassing van de regeltheorie, de specifieke problemen die daar spelen en innovatieve ontwikkelingen. Het programma is vormgegeven rondom de reeds meerdere keren genoemde ontwerpboog. • Het curriculum beslaat 75 EC en is wat betreft het theoriedeel (inclusief de minor projects) verdeeld over twee jaar deeltijd. Voltijdstudenten volgen het eerste en tweede jaar van de deeltijdopleiding naast elkaar in hetzelfde jaar. Een studiejaar bestaat uit vier periodes van een kwart jaar. In elke periode staan gemiddeld 3 courses centraal. Die courses zijn gegroepeerd in modules. In de derde periode zijn er courses behorende bij de specialisatie ‘Mechatronics’ of ‘Process Industry’. De vierde periode wordt grotendeels besteed aan een minor project in de gekozen specialisatie en gastcolleges. De opleiding start met de course ‘Introduction Control Systems Engineering’, die dient om een snelle oriëntatie in het Engels van het vakgebied mogelijk te maken en eventuele deficiënties weg te werken. In de minor projects wordt de verbinding gelegd tussen de theorie en de toepassing daarvan. Daarbij is coaching door docenten
20/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
•
•
•
nadrukkelijk aanwezig. Het doel van het Major Project is dat studenten aantonen op masterniveau, dus zelfstandig in het werkveld te kunnen functioneren. De ontwikkeling in de ontwerpboog van analyseren en modelleren, via specificatie naar ontwerp en implementatie, is ook in de verdeling over het curriculum van de desbetreffende eindkwalificaties terug te zien. In de eerste modules wordt vooral aandacht besteed aan analyseren, in de latere modules aan ontwerp en implementatie. In de minor projects is er specifiek aandacht voor de generieke kwalificaties omdat hier de beste werkvorm ingezet kan worden om kwalificaties als bijvoorbeeld samenwerken te beoordelen. In een helder schema in het zelfevaluatierapport (ontleend aan de Marking Sheet) laat de opleiding per module zien welke specifieke of generieke eindkwalificatie er wordt gerealiseerd. Daarbij wordt duidelijk gemaakt of de module deels of essentieel bijdraagt aan de realisering van de kwalificatie. Daarnaast zijn er uitgebreide leerdoelen (learning outcomes) geformuleerd per course. Deze zijn opgenomen in de Course descriptions. In deze Course descriptions is ook duidelijk gemaakt welke specifieke en/of algemene competenties door middel van die leerdoelen worden gerealiseerd. Op deze wijze is inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in leerdoelen en met welke course-inhoud ze zijn verbonden. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten en afgestudeerden tevreden zijn over niveau en inhoud van de modules.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het belangrijkste samenhang brengende principe in het curriculum is de ontwerpboog. Alle courses hebben daarin een bepaalde plek. De opleiding heeft dat gevisualiseerd door middel van kleuren. Het schema is opgenomen in het zelfevaluatierapport. Deze systematiek wordt aan alle studenten uitgelegd aan het begin van hun studie. Bovendien komt de ontwerpboog regelmatig terug gedurende de opleiding. • Daarnaast is er sprake van een overgang van theorie naar toepassing. Omdat het om een masteropleiding gaat, is de theoretische component zwaar aanwezig. In de eerste periode wordt voornamelijk theorie (regeltheorie, wiskunde) behandeld. De toepassing van regeltheorie krijgt een plaats in de tweede en derde periode tot een hoofdaandeel in de vierde periode. Vaardigheden als samenwerken, multidisciplinariteit, het formuleren van onderzoeksvragen en bronnenonderzoek vinden hun toepassing in de laatste twee periodes. • Tussen het eerste en tweede jaar is de samenhang zodanig, dat de voltijdstudenten de tweedejaarsvakken direct naast die van het eerste jaar kunnen volgen. Er is daarbij afstemming van vakken tot op weekniveau. Zo wordt bij Mathematics 1 (eerste periode
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 21/51
•
•
• •
•
•
van het eerste jaar van de parttime opleiding) in de eerste en tweede week wiskunde behandeld die bij System Identification (2e jaar van de parttime opleiding, 1e periode) in de derde en vierde week nodig is. Een andere vorm van verticale samenhang is de ontwikkeling van een meer brede theoretische basis in de eerste periode naar specialisatie in de latere periodes. In de derde periode resulteert dit in specifieke vakken als Servo Control en Vision of Process Control en Batch Control. Het minor project in de vierde periode staat geheel in het teken van de gekozen specificatie. Het verband tussen de verschillende courses (horizontaal) wordt duidelijk gemaakt in de Course descriptions. Daar staat namelijk onder de aanduiding 'Pre-requisits' aangegeven welke courses de student doorlopen moet hebben om een volgende course te kunnen volgen. Het aantal courses dat als instapeis dient, neemt toe naarmate de studie vordert. Voordat de student aan het Major Project kan beginnen, moet hij alle modules hebben afgerond. De minor projects en het Major project zijn voor de samenhang van belang, omdat daar integratie plaatsvindt van eerder opgedane kennis en vaardigheden. De relatie tussen theorie en praktijk is sterk doordat de meeste studenten werken en het geleerde meteen toe kunnen passen of vragen/problemen aan de orde kunnen stellen tijdens de 'lessen'. Daarnaast wordt in de course Instrumentation and Automation expliciete aandacht aan de link theorie-praktijk besteed. De samenhang in het curriculum wordt geborgd, doordat de opleidingsmanager er eindverantwoordelijk voor is. De samenhang wordt besproken in de Adviescommissie en tijdens docentenvergaderingen. Studenten met wie het panel sprak, noemden de structuur van het programma in het algemeen en die binnen de courses in het bijzonder als een van de sterke punten van de opleiding. Alumni zijn blijkens de Alumni-evaluaties 2007 tevreden over de samenhang in het curriculum.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De deeltijdopleiding duurt ruim 2 jaar en vertegenwoordigt 75 EC. De opleiding kan ook in voltijd doorlopen worden en duurt dan gemiddeld 14 maanden. Heel goede studenten kunnen de opleiding zelfs binnen 12 maanden afronden. Deze mogelijkheid is vooral voor sommige buitenlandse studenten interessant, omdat zij een visum van een jaar hebben en vaak veel meer dan 40 uur per week aan hun studie (willen) besteden. De beslissing om die route te volgen, wordt genomen na de eerste periode, als de opleiding een beeld heeft van de student. De studiebelasting is dan extra hoog en er wordt van de
22/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
• •
•
•
•
student verwacht dat hij ook in de vakanties doorwerkt. Studenten die dat doen geven desgevraagd aan dat het zwaar is, maar dat ze het er graag voor over hebben. Voor het tweejarig curriculum geldt een gemiddelde studiebelasting van 20 uur per week. Als regel wordt gehanteerd dat het aantal contacturen van een course x 2.5 de totale studiebelasting is. Parttimestudenten hebben 8 uur per week les, voltijdstudenten 16 uur. Studielast en aantal contacturen zijn vermeld in de module- en coursebeschrijvingen. Mede gezien de kleinschaligheid van de opleiding wordt de studielast informeel geëvalueerd. Gezien de bijzondere positie van deeltijdstudenten en de culturele aanpassingsproblemen die buitenlandse studenten vaak hebben, wordt er in de eerste periode van de opleiding minder gelet op het uitgangspunt van zelfstandigheid. Er wordt veel en gestructureerd uitgelegd en er wordt met opdrachten gewerkt. In de loop van de studie neemt dat af en wordt er een groter beroep op zelfstandigheid gedaan. De studiebelasting is redelijk hoog maar volgens het zelfevaluatierapport naar de verwachting van studenten. Ook zijn ze tevreden over de verdeling over de jaren. Dit werd bevestigd in het gesprek met de studenten. Ze vinden de opleiding zwaar, maar wel te doen. Voor deeltijdstudenten heeft dat vooral ook te maken met de combinatie werk-studeren. Over het algemeen wordt door de studenten het eerste sterk theoretische jaar als zwaarder ervaren dan het tweede waarin er meer sprake is van praktijk en toepassing. Van echte struikelvakken is geen sprake, maar een aantal vakken wordt wel als ‘zwaar’ ervaren. Bijvoorbeeld Engels voor de Nederlandse en Non-linear systems voor de buitenlandse studenten. Er is echter altijd gelegenheid voor extra uitleg of begeleiding. Na afloop van elk studiejaar wordt gekeken of de courses goed zijn verdeeld over het studiejaar of dat er iets moet worden gewijzigd.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is toegankelijk voor studenten met een voltooide Bachelor in Engineering. Voor de buitenlandse studenten geldt tevens een GPA (Grade-point Average) ≥ 2.8. Daarnaast moeten zij een goede kennis van de Engelse taal hebben (TOEFL score ≥ 550/IELTS ≥ 6.0). Deze eis komt overeen met gemiddeld minimaal een 7 op hbo-niveau. Op basis van deze beoordeling wordt de student toegelaten. Indien mogelijk belt de opleiding ook zelf met de betreffende buitenlandse student. Als de opleiding twijfels heeft over de diploma’s van studenten, schakelt ze het Nuffic in om de diploma’s te valideren. • De opleiding beoordeelt elke student die zich aanmeldt individueel. Daarbij gaat het om zaken als: tijdstip van behalen diploma, cijferlijsten, welke vakken in vooropleiding
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 23/51
•
•
•
•
• •
•
(Meet- en Regeltechniek, Wiskunde, Elektrotechniek, Automatisering en dergelijke) en of de student relevante bedrijfservaring heeft. Studenten met een technisch bachelordiploma dat technisch niet voldoende diepgang heeft, worden niet toegelaten Gezien de diversiteit van de instroom wordt om een goede aansluiting te bevorderen al snel in de opleiding de basiskennis wiskunde uitgebreid en wordt de module Introduction Control Systems Engineering aangeboden om het basisniveau voor de regeltechniek te behalen. Voor studenten die moeite hebben met Engels en wiskunde, worden extra cursussen en/of lessen aangeboden. Voor het bijspijkeren van het wiskundeniveau is er (ook) een doe-het-zelfcursus. Voor de eigen studenten is er al in de bacheloropleiding de mogelijkheid om een ‘Minor op weg naar de master’ te volgen. Studenten kunnen, als zij daarvoor in aanmerking willen en denken te komen, een vrijstelling aanvragen. Dat is geformaliseerd doordat de vrijstelling in een zogenoemd 'exemption form' wordt vastgelegd. De opleiding geeft aan dat ze terughoudend is in het toekennen van vrijstellingen. Er is er nog geen gebruik gemaakt van een EVC-regeling met betrekking tot de toelating tot de Masteropleiding. Deze mogelijkheid is wel beschikbaar. Voorlichting wordt verstrekt door middel van een brochure, informatie op de website en persoonlijke gesprekken. Voor alle studenten is er een introductieperiode van een dag. Buitenlandse studenten krijgen bovendien een apart kennismakingsprogramma over de Nederlandse cultuur. Ook is er voor hen binnen de HAN één centraal aanspreekpunt voor niet-opleidingsgerichte zaken. De opleiding onderzoekt of er een speciaal instapprogramma moet worden ingevoerd,eventueel in samenwerking met andere technische masteropleidingen van de HAN en daarbuiten. De opleiding ervaart namelijk dat de theoretische kennis bij Nederlandse studenten in het huidige Bacheloronderwijs op het gebied van wiskunde en meet- en regeltechniek vaak niet op het niveau zit van een paar jaar geleden. Ten behoeve van buitenlandse studenten uit niet-EUlanden heeft de HAN de Code of Conduct getekend. Wat betreft de aansluiting qua (werk)vorm: bij het theoretische onderwijs speelt de docent zoveel mogelijk in op de vraagbehoefte van de studenten. Deze vorm is met name nuttig voor de studenten die in het bedrijfsleven werkzaam zijn. Omdat veel studenten in deeltijd werken en studeren sluit dit bij hen goed aan. De vaak buitenlandse voltijdstudenten liften dan mee op deze interactieve vorm van lesgeven, wat juist hen stimuleert op een andere manier mee te werken in het college dan wellicht gewend zijn in het thuisland. Vaak krijgt de opleiding dit zo teruggekoppeld van de Nederlandse en buitenlandse studenten. Datzelfde is van toepassing voor de vorm van ‘zelfstudie’. Niet alleen de deeltijdstudenten maar zeker ook de buitenlandse studenten die het voltijdtraject volgen, zijn zeer gebaat bij goed lesmateriaal dat zelfstandig thuis bestudeerd kan worden. Studenten vinden dat de courses over het algemeen goed aansluiten bij hun kennis en ervaring (gemiddelde van 4.5 op een vijfpuntsschaal, zie Evaluaties docenten).Dat oordeel werd bevestigd in het gesprek met de studenten.
24/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding biedt aantoonbaar een masterprogramma van 75 EC aan. Deze EC zijn verdeeld over: - 16 courses waarvan 2 (theorie-)courses als specialisatie en 2 minor projects als specialisatie (43 EC); - 5 labs waarvan 2 labs als specialisatie (11 EC); - 1 Major Project (21 EC). • Bij de verdeling van studiepunten over de courses is rekening gehouden met het belang van de course en de gemiddelde tijd die een student nodig heeft om de ‘learning outcomes’ van de course te verwerven.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert waar het gaat om de gehanteerde didactiek de volgende doelstellingen: - Studenten bouwen tijdens de opleiding kennis op en kunnen deze toepassen (specifieke eindkwalificaties). - Studenten ontwikkelen algemene kennis en vaardigheden op masterniveau (generieke masterkwalificaties zoals internationale samenwerking, presenteren etc.). - De werkvormen die de opleiding gekozen heeft, sluiten aan op zowel de ontwikkeling van specifieke als generieke eindkwalificaties. - De opleiding heeft in de tijd een opbouw van meer docentgestuurd naar meer studentgestuurd onderwijs. De onderliggende visie is te vinden in het document Generiek of specifiek opleiden? (2006). • Teneinde de specifieke en generieke masterkwalificaties te bereiken, is er in de tijd sprake van een opbouw van docent- naar studentgestuurd onderwijs. Dit gaat gepaard met een toenemende zelfstandigheid van de student en een veranderende rol van de docent die meer coachend en begeleidend is. In het eerste half jaar staat de (technische) kennisverwerving centraal, daarna ligt er meer nadruk op de toepassing van kennis en inzicht in de projecten. De opdrachten en projecten worden groepsgewijs uitgevoerd, maar individueel beoordeeld. Ook in de projecten is er sprake van een toenemende zelfstandigheid. Worden de minor projecten nog "strak" gecoacht, in het
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 25/51
•
•
•
Major Project moet de studenten geheel zelfstandig kunnen opereren. Door activerende werkvormen te gebruiken, wil de opleiding aansluiten bij de eisen die aan afgestudeerden worden gesteld om zichzelf te blijven ontwikkelen en zo in te kunnen spelen op nieuwe situaties. Hoewel het panel, gezien de diversiteit en herkomst van de instroom begrip heeft voor de werkwijze van de opleiding, vindt ze toch dat de opleiding, omdat het hier gaat om een masteropleiding, de studenten wel erg stevig bij de hand houdt. De ontwikkeling naar zelfstandigheid komt zo wat laat op gang. Gezien de geringe omvang van de populatie zou er op dit punt meer gedifferentieerd - flexibeler naar de behoefte/mogelijkheden van de student - kunnen worden. Teneinde de uitgangspunten te realiseren, wordt er gebruik gemaakt van een variëteit aan werkvormen. De opleiding beschrijft ze helder met argumentatie in het zelfevaluatierapport. Het gaat dan om: hoorcolleges, werkcolleges, laboratoriumwerk, projectonderwijs, zelfstudie, het uitvoeren van onderzoek. Het panel heeft er waardering voor dat er voldoende voorzien wordt in activerende werkvormen. Betrekkelijk nieuw is het gebruik van de digitale leeromgeving. Op dat punt heeft de opleiding van de studenten kritische geluiden gehoord. Het is nodig dat materiaal gedownload kan worden om er zelfstandig mee te kunnen werken, bijvoorbeeld als er een aantal colleges gemist zijn in verband met werk in het buitenland. Dat is niet altijd goed mogelijk; materiaal zou beter beschikbaar moeten zijn. Bijkomend probleem is dat de softwareomgeving Nederlands is en ook de handleiding voor Scholar er niet in het Engels is. Gezien de opmerking van het panel over de zelfstandigheid en het nog niet voldoende functioneren van de digitale leeromgeving, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De docenten zijn, zo geven ze aan in het gesprek met het panel, in eerste instantie verantwoordelijk voor de inhoud van de toetsen. Daarbij wordt uitgegaan van de leerdoelen die horen bij het te toetsen onderdeel. De toetsvorm wordt vastgesteld in overleg tussen de opleidingscoördinator en de docent. Het reglement behorende bij de toetsmomenten is te vinden in de digitale leeromgeving (Regulations for Assessment and Awards 2007). • De borging van de kwaliteit is neergelegd bij de Exam Board en het Major Project Committee. De Exam Board kijkt naar de inhoud van de toetsen en beoordeelt het niveau van de projectplannen voor de Major Projects. Een lid van de Exam Board zit ook in de Major Project Committee (beoordelingscommissie). De Exam Board monitort ook de procedures rondom de toetsing.
26/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
•
•
•
•
De kwaliteit van toetsen wordt daarnaast op andere manieren geborgd: - bij courses waarbij meerdere docenten betrokken zijn, is er overleg tussen de betreffende docenten over toetsing, criteria, beoordeling, weging van onderdelen, et cetera, zodat zij tot eenzelfde, objectieve beoordeling komen; - in geval van toetsing door een nieuwe docent monitort een ervaren docent of de opleidingsmanager de beoordeling; - het oordeel van studenten in de evaluaties over toetsing. De opleiding hanteert meerdere toetsvormen. De belangrijkste zijn: - Schriftelijke tentamens (written exams). - Mondelinge tentamens (oral exams). - Opdrachten (hometaken assignments of hometaken exams). - Verslagen en presentaties (reports and presentations). Per course zijn er één of meerdere toetsmomenten. In de Course descriptions staat hoe de course getoetst wordt en welke leerdoelen de student moet behalen (learning outcomes). Van deze leerdoelen worden de beoordelingscriteria afgeleid. De laboratoria worden getoetst door middel van een verslag dat gebaseerd is op de beantwoording van vragen uit de betreffende Handleidingen. Bij de minor projects worden de studenten getoetst door middel van een groepsverslag, presentatie en demonstratie. Belangrijkste criterium is volgens studenten dat “de oplossing moet werken”. Na de presentatie worden studenten individueel bevraagd over de projectresultaten om meeliften te voorkomen. Het resultaat is een groepsresultaat voor vier à vijf studenten. Individueel kan in uitzonderlijke gevallen van het groepsresultaat worden afgeweken op basis van observaties van de docent en/of bedrijfsbegeleider. Als dit het geval is wordt de student daar individueel over gehoord voordat de definitieve beoordeling wordt genomen. De beoordelingscriteria zijn helder beschreven in de zogenoemde Marking Sheet en volgens studenten ook in de Study-Guide. Dit geldt ook voor de beoordeling van het Major Project (zie 6.1). Studenten geven aan dat criteria niet altijd expliciet vermeld zijn, maar in die gevallen geeft de docent ze in de eerste bijeenkomst van een course. Via e-mail worden studenten op de hoogte gebracht van hun cijfer. Via de digitale leeromgeving is achteraf een schriftelijke uitwerking van toetsvragen beschikbaar. Dat geldt ook voor de feedback op opdrachten. Studenten kunnen gemaakte toetsen inzien en eventueel een gesprek met een docent aanvragen. In de gesprekken geven studenten en alumni aan dat er voldoende afwisseling is in toetsvormen, dat de toetsen representatief zijn voor de leerstof en dat ze tevreden zijn over de ‘eerlijkheid’ van de beoordeling. Het panel heeft meerdere toetsen en beoordelingen bekeken. Op basis van die steekproef constateert zij dat de toetsen goed aansluiten op de leerdoelen en de aard van de vakken, de gehanteerde werkvormen en de inhoud van de leerstof. Er is voldoende variatie om de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden en toepassing te kunnen meten. Er zijn veel toetsen met open vragen, en veel goede opdrachten. Daarnaast wordt er veel gebruik gemaakt van take home tentamens. Daarbij en bij de open-boektentamens, wordt goed aangegeven wat wel en niet toegestaan is. Binnen de tentamens met open vragen die overheersen, is er een goede afwisseling van kennisvragen, toepassings-, berekenings- en op probleemoplossing
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 27/51
gerichte vragen. Het panel constateert dat de beoordelingsformulieren goed worden gebruikt en dat normen correct worden toegepast. In het algemeen kan gesteld worden dat het niveau van de toetsen voldoende tot goed is.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eisen die aan docenten worden gesteld, zijn vastgelegd in het document Profiel HBO Masterdocent MSCS. Van masterdocenten wordt verwacht dat het gaat om vakspecialisten met bedrijfservaring en meer theoretische ervaring. • Bij een vacature voor een nieuwe docent wordt uitgebreid uitgezocht welke beroepservaring gewenst is en waar er tekorten zijn in de bestaande bezetting. Zo garandeert de opleiding dat alle gebieden waarvoor wordt opgeleid in het docententeam vertegenwoordigd zijn. • Blijkens het zelfevaluatierapport en de cv’s hebben alle vaste docenten relevante ervaring in de beroepspraktijk. Een deel van de docenten is werkzaam in het werkveld. Daarnaast wordt er veel gewerkt met externe docenten die specifieke onderdelen van het programma verzorgen. Deze docenten worden gerekruteerd vanuit bedrijven en collega-instituten. Vaak gebeurt dit op voordracht van een lid van de adviescommissie. Ook worden er regelmatig gastdocenten ingezet (Rooster 2006-2007 4de periode). In een schema in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien welke courses door externen zijn verzorgd. • Vrijwel alle docenten begeleiden afstudeerders en komen zo in contact met de beroepspraktijk. Daarnaast komen zij in aanraking met realistische praktijkopdrachten uit het werkveld. Van belang is ook dat veel studenten in de beroepspraktijk werken en daarmee praktijkervaring inbrengen. Tenslotte is er via het management input vanuit de Adviescommissie waarmee actuele ontwikkelingen worden besproken. • Blijkens evaluatieresultaten zijn studenten tevreden over de wijze waarop docenten theorie en praktijk combineren (score 3,8 op een vijfpuntsschaal).
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
28/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de opleiding zijn op het moment van visiteren zes interne en acht externe docenten betrokken. Het aantal docenten is verdeeld over in totaal 0,9433 fte. Het totaal aantal studenten bedraagt 26 wat een fte docent/student ratio oplevert van 1:28. • Als basis voor het taaktoedelingsbeleid geldt de Werktijdenregeling HAN en de Kaderstelling procedure taaktoedeling HAN. De masteropleiding heeft ongeveer 1200 docenturen (= betaalde uren), Bij de inzet van interne docenten wordt rekening gehouden met de bijdrage van het lectoraat aan deze opleiding. Het aantal uren docenteninzet op jaarbasis hangt af van het aantal studenten in verband met de opsplitsing naar groepen voor de minor projects (3 à 4 studenten per groep) en het aantal studenten in de Major Project. De opleiding streeft naar een maximale groepsgrootte van 25 studenten. • Voor HAN medewerkers wordt uitgegaan van1659 werkuren per jaar bij een full-time aanstelling. Binnen de aanstelling krijgt iedere medewerker tien procent voor deskundigheidsbevordering en tien procent voor organisatie (vergaderen, open dagen en dergelijke. • Het panel heeft tijdens het gesprek met de docenten geen klachten gekregen over de ervaren werkdruk. De externe docenten zien het werk als hobby. Het ziekteverzuim van de opleiding is laag (3%), maar omdat eventueel uitgevallen lessen vrijwel altijd worden ingehaald, is het uitvallen van lessen door ziekte vrijwel 0%. Uit gesprekken met studenten en alumni is duidelijk geworden dat docenten goed bereikbaar zijn: fysiek of per e-mail.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het personeelsbeleid van de opleiding is uitgewerkt binnen de kaders van de instelling. In 2004 is door het College van Bestuur een nieuwe functieordening doorgevoerd volgens de functiewaarderingsmethodiek van HAY. Met de invoering ervan zijn de functiebeschrijvingen en functiewaarderingen van alle medewerkers in de HAY-profielen geplaatst. Het nieuwe functieordeningssysteem dient ook als basis voor de vaststelling van de streefformatie van de opleiding en de faculteit. • De opleiding hanteert voor het aannemen van nieuwe docenten een aantal duidelijke criteria. De docent moet beschikken over: - wetenschappelijk inzicht en toepassingskennis en het vermogen te systematiseren; - een duidelijke visie en heldere basisconcepten; - actuele kennis; - didactische vaardigheden die passend zijn bij de Nederlandse en buitenlandse studenten; - goede beheersing van de Engelse taal;
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 29/51
•
•
•
•
•
•
- van interne docenten wordt verwacht dat zij beschikken over een didactisch getuigschrift of deze nog zullen halen. Uit de cv’s van de docenten is duidelijk geworden dat ze op grond van opleiding (recente) werkervaring en nascholing over voldoende kwalificaties/competenties beschikken om de opleiding te verzorgen. Alle docenten beschikken over een academische opleiding. Alle interne docenten beschikken over een didactisch getuigschrift. Alle docenten die onderwijs gaan verzorgen bij de opleiding, krijgen eerst een intakegesprek waarin zij worden geïnformeerd over: met welk soort opleiding ze te maken hebben, hoe hun onderdeel binnen het programma is opgenomen en welke relatie dat heeft met de andere onderdelen. Na de eerste les wordt contact opgenomen met de docent om vast te stellen of alles naar verwachting is verlopen. Een interne docent loopt ook een les mee. Er wordt ook contact opgenomen met een van de studenten. Ook wordt er een evaluatiegesprek gehouden met de docent en wordt deze uitgenodigd voor de docentenvergadering. Dat is van belang, omdat daar regelmatig gekeken wordt naar de relatie van zijn onderdeel met die van andere (theoretische) onderdelen. Met interne docenten worden er Resultaat- en Ontwikkel- (R&O)-gesprekken gevoerd. Dat gebeurt door een functionaris van het instituut Engineering van de Faculteit Techniek. De opleidingsmanager of de businessmanager van de masteropleiding worden bij dit gesprek betrokken. Scholing vindt onder andere plaats doordat docenten worden ingezet bij lectoraten. Daarnaast volgen zij specialistische cursussen of onderwijseenheden op ander masteropleidingen, onder andere van de Universiteit Wageningen. Scholing vindt meestal plaats na overleg met de leidinggevende. De belangrijkste borging van de kwaliteiten van de docenten zijn de studentenevaluaties van docenten en de gevoerde evaluatiegesprekken. Uit de studentenevaluaties blijkt dat studenten zeer tevreden zijn over de kwaliteiten van de docenten (Evaluaties docenten en Alumni Evaluaties 2007). Dit beeld werd in de gesprekken bevestigd. Docenten zijn up to date en kennen het werkveld. De kwaliteit van de docenten wordt als een van de sterke punten van de opleiding gezien.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is gevestigd op de hogeschoolcampus in Arnhem. Zoals het panel tijdens een rondleiding heeft kunnen zien, beschikt de Faculteit Techniek over voldoende
30/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
•
•
•
leslokalen, computerruimtes en practicumlokalen. Deze zijn verschillend van omvang en kunnen zo gebruikt worden afhankelijk van de onderwijsvorm. Ze zijn voldoende geoutilleerd. De laboratoria zijn bij het Instituut Engineering ondergebracht. Recentelijk zijn er vier regeltechnische en twee procesinstallaties aangekocht. Het panel vindt dat de laboratoria en goed uitzien. Ook extern zijn er enkele faciliteiten als een goed geoutilleerde procesinstallatie in Boxtel en een telescoop (t.b.v. mechatronica) in Mill. De studenten kunnen in voldoende mate beschikken over simulatieprogramma's als Matlab, Simulink en Labview. Ook vanuit bedrijven wordt er software aangeboden zoals INCA bij Lab Optimal Control. Andere faciliteiten op ICT-gebied zijn WiFi en Scholar als elektronische leeromgeving. Studenten dienen zelf te beschikken over een labtop met WiFi. De opleiding beschikt over een mediatheek voor studenten en docenten. Hier kunnen ze boeken, tijdschriften, kranten, cd-roms et cetera raadplegen en lenen. Vanuit de mediatheek kunnen de catalogi van andere hogeschool- en universiteitsmediatheken worden geraadpleegd en kunnen boeken worden aangevraagd. Het panel heeft er een goede indruk van gekregen. De materiële voorzieningen worden niet als zodanig geëvalueerd, maar meegnomen in vragen over de organisatie van het onderwijs in het algemeen. Daar zijn studenten blijkens evaluatiegegevens tevreden over.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Na elk tentamenblok wordt de studievoortgang besproken met de opleidingsmanager. Daar wordt ook aangegeven of en waar bijstellingen nodig zijn. Ook krijgt de student de mogelijkheid zich te verantwoorden. Van dergelijke besprekingen wordt een verslag gemaakt. Indien nodig kunnen er ook op andere tijdstippen gesprekken over studievoortgang plaatsvinden. • Gezien de kleinschaligheid van de opleiding speelt de informele studiebegeleiding een belangrijke rol. Er is een direct contact van de studenten met de business- en de opleidingsmanager. Daardoor komen eventuele (studie)problemen makkelijk aan het licht. Voor buitenlandse studenten is er een specifieke begeleiding. Gezien de omvang van de opleiding en het type studenten vindt het panel de begeleiding adequaat. • De opleiding geeft aan dat uit gesprekken blijkt dat de studenten tevreden zijn over de begeleiding. Dit werd bevestigd tijdens het visitatiebezoek.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 31/51
•
•
•
Tijdens een eerste bijeenkomst krijgen studenten informatie uitgereikt onder ander over de roosters, beschrijvingen van modules en projecten, over de minor and Major Projects etc. Buitenlandse studenten krijgen extra informatie over bijvoorbeeld culturele programma's en praktische zaken als verzekering. Daarnaast is informatie beschikbaar via Insite HAN. Minimaal een week voor het begin van een periode worden de roosters bekend gemaakt. Studieresultaten worden bijgehouden in de administratie van de opleiding. Communicatie via e-mail en schriftelijke communicatie worden bewaard. Daarnaast worden de examenresultaten vastgelegd en bewaard (verslagen van de Exam Board en ingevulde formulieren met afstudeerbeoordelingen). In de werkoverleggen tussen de businessmanager en de opleidingsmanager worden relevante zaken besproken. Uit het gesprek met de studenten is duidelijk geworden dat er sprake is van een grote variatie in intensiteit van de begeleiding tijdens het major project. Sommige studenten hadden zeer weinig contact met de docent in deze fase. De begeleiding lijkt hier te sterk afhankelijk van de individuele docent. Het panel komt daarom op dit facet tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding is gebaseerd op het hogeschoolbeleid en vastgelegd in het document HAN kwaliteitszorg: kaders en instrumenten (update mei 2007). In dit document worden uitgangspunten, taken en verantwoordelijkheden beschreven. Het EFQM-model wordt als diagnose-instrument gebruikt. Om tot concrete verbetering te komen, gaat men uit van de PDCA-cyclus. Voor de masteropleidingen is er een specifiek kwaliteitskader geformuleerd: HAN kwaliteitszorg: kaders en instrumenten master-opleidingen (update mei 2007). • De businessmanager is eindverantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg en de uitvoering ervan. Jaarlijks vindt een terugkoppeling plaats naar de Quality Board. Hierin zitten onder meer de businessmanager van het Expertisecentrum Engineering en de instituutsdirecteur Engineering. In de AMER worden de verantwoording van evaluaties, de frequentie ervan en de onderwerpen van de evaluaties beschreven. Het panel heeft daar meerdere voorbeelden van gezien en er een positieve indruk van gekregen. De opleiding maakt gebruik van de volgende evaluatie-instrumenten: - Course evaluaties, - Major Project evaluaties,
32/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
-
•
•
•
Mondelinge evaluaties met studenten (voorbeelden van verslaglegging gesprekken met studenten), - Overleg met de Adviescommissie (notulen), - Alumni-onderzoek, - Onderzoek onder extern gecommitteerden (External Examiner) (zie verslagen Extern gecommitteerden), - Vragenlijst werkveld. Het panel stelt vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt. In het kwaliteitskader zijn per facet van het NVAO-kader inhoudelijke streefdoelen geformuleerd: bijvoorbeeld “De opleiding kan onderbouwen welke keuzes ze maakt in haar positionering ten opzichte van de ontwikkelingen in het veld”; of “de opleiding selecteert de kandidaten op basis van vooraf expliciet geformuleerde criteria, waarbij relevante werkervaring en elders verworven kwalificaties aandachtspunten zijn”. Daarnaast is er een kwantitatieve streefnorm bepaald: 3.5 op een vijfpuntsschaal, voor de specifieke docentvragen minimaal een 3 per vraag en minimaal een 3.5 gemiddeld over alle onderdelen. Bovengenoemde streefdoelen zijn richtlijnen voor te ondernemen acties. Naast de formele evaluaties wordt er ook meer informeel geëvalueerd. Dat kan via gesprekken, maar ook via schriftelijke reflecties op een course die studenten inleveren. De opleiding hecht sterk aan deze informele wijze van evalueren, omdat er direct actie ondernomen kan worden.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Onder leiding van de businessmanager worden de schriftelijke evaluaties uitgevoerd. Vervolgens gaan de verwerkte resultaten naar de businessmanager en de programmacoördinator. De resultaten worden in samenspraak geanalyseerd. Eventueel worden aanvullend studenten en/of docenten mondeling bevraagd. Daarna wordt bepaald welke resultaten aanleiding zijn tot nader onderzoek of tot een verbeterplan. In een overleg tussen de opleidingsmanager en de businessmanager worden op hoofdlijnen de verbeterplannen opgesteld voor de AMER (zie 5.1). • De controle op de implementatie van specifieke verbeteracties ligt in de evaluaties van het volgende jaar: daarin moet het resultaat van de acties zichtbaar zijn. Dit wordt besproken in het overleg tussen businessmanager en opleidingsmanager. • In de AMER’s en de notulen van de docentenvergadering worden voorbeelden gegeven van veranderingen als gevolg van evaluaties. Te denken valt dan aan: andere boeken,
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 33/51
•
•
nieuwe docenten, het verschuiven van modules, aanpassing van modules, verandering van het wiskundeonderwijs. Naar aanleiding van de DVC-accreditatie in 2003 is er een aantal veranderingen doorgevoerd. Voorbeelden zijn: aandacht voor nieuwe courses en nieuwe ontwikkelingen en aandacht voor innovatie: dit is opgepakt door nieuwe courses als Optimal Control en Non Lineair Control; de samenhang tussen de verschillende disciplines is versterkt. Leerdoelen zijn uitgewerkt (zie course descriptions: objectives). De werkvormen zijn opnieuw bekeken en beschreven. De opleiding is met name aangepast op twee punten: meer interactieve werkvormen (opdrachten binnen de colleges, zoals bij de courses Mathematics en Introduction Control Systems Engineering) en het invoeren van minor projects. De opleidingsmanager en de businessmanager zijn verantwoordelijk voor de controle op de verbeteracties. Dat kunnen verbeteracties op korte termijn zijn, binnen hetzelfde schooljaar uit te voeren, of acties op middellange termijn die pas in het volgende schooljaar uitgevoerd worden. Naast de verbetermaatregelen vermeld in de AMER van de opleiding, voeren docenten ook regelmatig direct verbetermaatregelen tijdens het proces uit. Dat gebeurt dan op grond van evaluatieresultaten, bevindingen van docenten en beroepenveld en reacties van studenten op het onderwijsprogramma.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten worden mondeling en schriftelijk bevraagd over allerlei zaken die te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast kunnen zij altijd bij docenten en begeleiding terecht met opmerkingen (zie 5.2). Indien nodig worden studenten geïnformeerd over wijzigingen als gevolg van evaluatieresultaten. Studenten van de opleiding kunnen terecht bij een klachtencommissie van de Hogeschool. Een opleidingscommissie wordt bij de in te voeren Graduate School vorm gegeven. • Niet alleen naar aanleiding van de evaluatieformulieren die de studenten hebben ingevuld, wordt contact met de docenten opgenomen. Alle docenten worden uitgenodigd voor een evaluatiegesprek. In dit gesprek wordt gekeken naar de ervaringen van de docent en worden zo nodig afspraken gemaakt. Daarnaast worden de docenten minstens één keer per jaar uitgenodigd voor een docentenvergadering. Een afvaardiging van docenten heeft zitting in de Exam Board. Deze commissie heeft onder meer als taak toezicht te houden op de kwaliteit van de opleiding, van toetsen en afstudeeropdrachten. Relevante resultaten worden hier besproken (Exam Board). • Er is een adviescommissie met als doel de opleiding zo dicht mogelijk bij de ontwikkelingen in de praktijk te houden en zo goed mogelijk het niveau, de opzet en de uitvoering van het onderwijs, de gekozen literatuur en docenten te waarborgen. Deze
34/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
•
Adviescommissie komt reglementair minimaal een maal per jaar bij elkaar en adviseert de opleiding inhoudelijk ten aanzien van het niveau en de richting waarvan moet worden uitgegaan. Naast een algemene toelichting over de veranderingen en bijzonderheden van het afgelopen jaar wordt als discussiestuk het AMER gebruikt. Daarnaast wordt het werkveld bevraagd door middel van een Vragenlijst Werkveld (zie 6.1). Uit de gesprekken met vertegenwoordigers van de adviescommissie en uit notulen is gebleken dat de raad actief is en een duidelijke invloed heeft op inhoud en vormgeving van het curriculum. Ex-studenten van de opleiding zijn in november 2007 bij elkaar geweest voor een alumnidag. Alumni zijn daarvoor uitgenodigd en hebben een enquête ingevuld die door de opleiding verder wordt gebruikt (Alumnivragenlijsten). Afgestudeerden van de opleiding zijn welkom bij nieuw ontwikkelde courses die na het afstuderen van de student zijn ontwikkeld. Indien de groepsgrootte dit toelaat, kunnen de oud-studenten aan deze courses gratis deelnemen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het beantwoorden van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, heeft de opleiding, zoals het panel heeft kunnen vaststellen, voldoende bruikbare instrumenten: de goede reguliere toetsing, de procedures rond de minorprojecten en het afstuderen, de alumni-evaluatie, de contacten met de begeleiders van de bedrijven, de contacten met het werkveld, de beoordelingen door externe begeleiders van afstudeerders, de inzet van externen bij het afstuderen. • De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de eindkwalificaties niet op één moment worden getoetst, maar op meerdere plaatsen in de opleiding. Dat gebeurt d.m.v. de reguliere toetsing. Dat blijkt onder meer uit de eerder genoemde Marking Sheet. Om de eindkwalificaties te bereiken, moeten alle modules met een voldoende zijn afgesloten. • De studenten sluiten de opleiding af met een Major Project, waarin meerdere eindkwalificaties geïntegreerd aan bod komen. De student moet daarmee bewijzen dat hij op masterniveau zelfstandig een project kan uitvoeren. Vooraf wordt het project door de Examboard getoetst op de aantoonbaarheid van het masterniveau. Inrichting van en eisen aan het afstuderen zijn vastgelegd in de Major Project Documents en het document Major Project Guidelines. Voor de rapportage is er een “report writing guide”. De beoordelingsprocedure en de criteria, die zijn gekoppeld aan de eindkwalificaties, zijn beschreven in Regulations for Assessment and Awards Het project wordt getoetst
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 35/51
•
•
•
•
door het Major Project Committee bestaande uit een voorzitter, een ‘second reader’ en een gecommitteerde. Om te toetsen of het niveau van de studenten aan de verwachtingen van het werkveld voldoet, maakt de opleiding bewust gebruik van externen. Daarom is er naast de gecommitteerde bij alle afstudeerzittingen een external examiner aanwezig die achteraf mondeling en schriftelijk verslag uitbrengt van zijn bevindingen. Het panel is heel positief over deze externe borging. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat ze snel relevant werk vonden en dat de aansluiting op de beroepspraktijk goed is. Dat heeft onder meer te maken met de sterke praktijkgerichtheid van de opleiding, doordat een groot deel van de docenten ook in de beroepspraktijk werkt. Met name het afstudeerproject bevordert de aansluiting op de praktijk. Daarnaast hebben ze ook geleerd rapporten te schrijven en professioneel te communiceren/presenteren, hoewel vanuit de werkgevers werd opgemerkt dat wat betreft dat laatste er nog wel wat verbeterd kan worden. Ook werkgevers vinden de afgestudeerden goed opgeleid: er worden goede regeltechnici afgeleverd. Ze zijn vertrouwd met de ‘state of the art’ van het vakgebied en zijn mede op grond daarvan in staat snel toepassingen te vinden. Er is sprake van een goede balans tussen breedte en diepte. Studenten moeten afhankelijk van het specialisme van het bedrijf altijd nog extra ingewerkt worden/cursussen volgen, maar ze hebben geleerd daar snel en flexibel mee om te gaan. Vanuit het werkveld wordt opgemerkt dat deze opleiding, ook gezien vanuit carrièreperspectief, “heel goed past in de ‘education permanente’ “. Het panel heeft een tiental afstudeerwerken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Het heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: opzet onderzoek, probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor het werkveld en voldoende hbo-masterniveau (Dublin descriptoren). Het panel vond de afstudeerwerkstukken van een voldoende tot zeer goed niveau en daarmee van hbomasterniveau. De probleemstelling is steeds relevant voor het werkveld, actueel en van voldoende niveau. Het is echter niet altijd duidelijk wat de daaruit afgeleide vraagstelling is. De gebruikte methodes worden overwegend helder beschreven en zijn adequaat. Veelal wordt de ontwerpboog gevolgd. Daarnaast wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van mathematische modellen en simulatie. Deze keuzes worden meestal duidelijk verantwoord. Er wordt voldoende gebruik gemaakt van relevante (internationale) literatuur. Over het algemeen is de opbouw goed en zijn de verslagen voldoende leesbaar. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kon zich over het algemeen in de beoordelingen vinden. Soms zat het panel iets hoger, soms iets lager. Op grond van de afstudeerwerken concludeert het panel dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Uit diverse evaluaties blijkt dat het werkveld tevreden is over het niveau van de studenten. Uit de werkveldenquête van 2008 waarin expliciet de beheersing van competenties bevraagd wordt, blijkt dat op alle items gescoord wordt tussen de 3 en 4 op een vierpuntsschaal. De alumni uit de periode 1994-2007 zijn in overgrote meerderheid werkzaam in de Engineering, waarbij regeltechniek een rol speelt (70%). Zij waarderen de opleiding
36/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
achteraf gezien met een 7.5 (op een tienpuntsschaal) en vinden over het algemeen dat zij veel gehad hebben aan de opleiding.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de volgende rendementscijfers: - percentage studenten dat jaarlijks de opleiding verlaat met een diploma: minimaal 70% - percentage dat de opleiding verlaat zonder diploma: maximaal 15% • In een tabel in het zelfevaluatierapport en in aanvullende informatie geeft de opleiding een aantal resultaten vanaf 2002. Zo is het gemiddelde diplomarendement over de laatste vijf jaar 88% en de uitval 5%. Deze cijfers zijn echter wat vertekend, omdat er geen verschil wordt gemaakt tussen voltijd en deeltijd en er afgestudeerden onder vallen die alleen een zogenoemd Post Graduate-certificaat hebben gekregen (wordt na eerste theoretische jaar uitgereikt). Gecorrigeerd voor deze afstudeerders is het diplomarendement voor voltijders, die er in elk geval voor kiezen als masterstudent af te studeren, over de afgelopen vijf jaar gemiddeld 82%, waarmee de eigen doelstelling ruim gehaald wordt. Uit het gesprek met het management is duidelijk geworden dat het aantal studenten dat uiteindelijk alleen voor een PG-certificaat gaat, aan het afnemen is. • De gemiddelde studieduur van afgestudeerden is niet door de opleiding vastgelegd. Dat heeft er mee te maken dat met name deeltijdstudenten vaak afhankelijk zijn van de mogelijkheden binnen het bedrijf of ze kunnen afstuderen. Er kan echter geconcludeerd worden dat van de groep studenten die geen onderbreking in de studie heeft, vrijwel alle voltijdstudenten binnen twee jaar de studie afronden en de deeltijdstudenten binnen drie jaar. • Er zijn eisen gesteld aan de voortgang van de studie. Studenten moeten na het theoretische deel van de studie (een jaar voltijd en twee jaar deeltijd) binnen een jaar starten met afstuderen en het afstuderen zelf moet binnen een jaar zijn afgerond. Mocht een student langer wachten dan een jaar voordat hij start met afstuderen, dan kan dat betekenen dat vernieuwde courses uit het theoriedeel alsnog gedaan moeten worden. De Exam Board zal hierover beslissen (zie Regulations for Assessment and Awards). • De opleiding voert exit-gesprekken. De redenen van stoppen worden besproken in het werkoverleg. Belangrijkste redenen om te stoppen zijn: de zwaarte van de opleiding (± 40%) en ziekte of privé omstandigheden (± 60%). • Hoewel het panel een positief beeld heeft gekregen van de rendementen van de opleiding is ze toch van oordeel dat, door de hierboven beschreven onduidelijkheid (PG-certificaat) ten aanzien van het diplomarendement van de deeltijdstudenten (het grootste in aantal) op dit facet een oordeel voldoende op zijn plaats is.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 37/51
38/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 39/51
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
40/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 41/51
42/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 43/51
44/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Master in Control Systems Engineering, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
Panellid: De heer dr.ir. R.J.P. van der Linden
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer P. Spiele
Panellid: De heer prof.dr.ir. G. van Straten
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer prof.dr.ir. G. van Straten De heer Van Straten is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. De heer Van Straten beschikt daarnaast over auditdeskundigheid, doordat hij actief betrokken was bij de accreditatie van zijn eigen opleiding. De heer Van Straten beschikt door zijn actieve betrokkenheid bij zowel organisatie als uitvoering van onderwijs over onderwijsdeskundigheid. Als hoogleraar meet-, regel- en systeemtechniek is hij tevens zeer domeindeskundig, dit vakgebied matcht exact met het thema van de te beoordelen opleiding Master in Control Systems Engineering. De heer Van Straten is op de hoogte van de laatste nieuwe ontwikkelingen, beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en internationale deskundigheid op het gebied van AOT-techniek, werktuigbouwkunde, technische bedrijfskunde en materiaalkunde. Voor de visitatie van deze opleiding is de heer Van Straten aanvullend individueel geïnstrueerd.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 45/51
Opleiding: 1958 – 1964 1964 – 1970 1986
Werkervaring: 1970 – 1971 1971 – 1979 1979 – 1980 1981 – 1990 1990 – heden
Gymnasium beta Chemische technologie TU Eindhoven Promotie aan de Universiteit Twente; dissertatie onderwerp:"Identification, uncertainty assessment and prediction in lake eutrophication" (promotoren prof. J.E. Rijnsdorp en prof. L.Lijklema).
militaire dienst UD Universiteit Twente Chemische Technologie 1,5 jaar Projectleider International Institute of Systems Analysis, Laxenburg, Oostenrijk UHD Universiteit Twente, vakgroep Milieutechnologie en Systeemdynamica Hoogleraar Meet-, regel- en systeemtechniek Wageningen Universiteit
Diversen: • International consultancy, o.m. voor UNDP; Venetië • voorzitter IFAC Technical Committee Control in Agriculture • Outstanding Contribution Award of IFAC-CC Life Support Systems, July 2000 • voormalig lid bestuursraad STW • Editor-in-Chief van Computers and Electronics in Agriculture • Associated Editor van Control Engineering Practice • organisator van 6 internationale congressen en meerdaagse workshops • meer dan 150 publicaties in internationale tijdschriften • auteur, co-auteur of redacteur van 7 boeken of proceedings • promotor van meer dan 25 promovendi • lid VIAS, NVTL, NVA, KIVI
Panellid de heer dr.ir. R.J.P. van der Linden De heer Van der Linden is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid in de systeem- en regeltechniek, procesmodellering en industriële projecten. Hij beschikt over relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van industriële automatisering en petroleum- en gastechnologie en is vertrouwd met lesgeven, beoordeling en toetsing van de vakken technische natuurkunde en werktuigbouwkunde op minstens het niveau van de onderhavige masteropleiding. De heer Van der Linden is individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1970 - 1976 1976 - 1983 1990 Werkervaring 1983 - 1990 1990 - 1994 1994 - 2005 2005 – heden
Atheneum B TU Eindhoven, Technische Natuurkunde Promotie op gebied systeemidentificatie, Meet- en Regeltechniek, Eindhoven
Universitair docent TU Eindhoven, Technische Natuurkunde, Meet- en Regeltechniek TNO – ITP Eindhoven, projectleider. TNO – TPD Delft, afdelingsmanager Control Engineering; Projectmanager TNO – I&T Eindhoven, Kennismanager Procesindustrie, Research coördinatie, Projectmanager
46/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Studentpanellid de heer P.A. Spiele De heer Spiele is ingezet als studentpanellid voor de visitatie. Hij volgt de opleiding Technische Informatica aan de Technische Universiteit Delft. De heer Spiele is lid van de Centrale Studentenraad. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen Technische informatica. Qua leeftijd is hij representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. De heer Spiele is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1994 – 2000 2000 – 2001 2001 – 2007
VWO, Rotterdams Montessori Lyceum Libaral Arts, Indiana University of Pennsylvania Technische Informatica, TU Delft
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register en Instituut Nederlandse Kwaliteit Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 47/51
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Master of Systems Control Engineering 16-4-2008 Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers 09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Ir. E.L.M. Haffmans, A.C. Steennis MSc en ir. E. Tazelaar
11.50 – 12.35 uur
Gesprek met studenten:
Ing. J.J. Bruinsma, ing. J. Kaptein, ing. R. Reineman, R.Y. Setiawan BSc, ing. J.M. Timmerarends, ing. M.H.J. Ubbink, I.L. Zafina BSc
12.35 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
Ir. J.W.M. Andriessen, dr. ir. J.H.A. Ludlage, ir. E. Tazelaar en ir. P.T.M. Vaessen, A.M. Verhagen Msc
14.05 – 14.50 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Prof.dr.ir. A.C.P.N. Backx, ir. H.J. Jansma, T.A. ter Meer M Eng, ir. H. Raas, ir. N.J.B.M. Remijn, W. Sempel M Eng, ir. J. van der Werf, A.C.J. Eijt MSc
15.00 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel +ir. E. Tazelaar)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
Ir. E.L.M. Haffmans, A.C. Steennis MSc en ir. E. Tazelaar
17.30 – 18.00 uur
Terugkoppeling
(Visitatiepanel + opleidingsmanagement)
48/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Afstudeerverslagen Alumni Alumnidag 29 november 2007 Alumni-evaluaties 2007 Alumnivragenlijst AMER Beroepscompetentieprofiel Beschrijving lectoraat Meet- en Regeltechniek Brochure Course descriptions Course Program Introduction Modelling CV’s docenten Docentenvergadering Doorstromen naar WU DVC-rapport 2003 DVO Edulab-Veghel Evaluaties docenten Evaluaties Major Project Examenreglement MSCS 2007. Exam Board Exemption form Extern gecommitteerden Functiematrix HAN Graduate School, plan van aanpak en kadernota HAN -Control Systems Consortium HAN kwaliteitszorg: kader en instrumenten Ingevulde formulieren met afstudeerbeoordelingen Inzet docenten Klachtenformulier Leden en termijnen Adviescommissie Literatuurlijst Major Project Documents Major Project Report Guidelines Manual Lab Mechatronica Manual Lab Optimal Control, Marking Sheet Marlin, Process Control, 2000 Masteropleidingen aan de HAN Minor projects rapporten Missiebeschrijvingen van HAN en FT Modules and courses
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 49/51
MSCS-curriculum 070606_tzl Nise, Control Systems Engineering Notulen Adviescommissie Overzicht inzet externe docenten Presentatie Adviescommissie 6 juni 2006 Profiel Adviescommissie Profiel HBO-master docent MSCS Regulations for Assessment and Awards 2007 Resultaten werkveldonderzoek Richtlijnen voor toetsing MSCS Rooster 2006-2007, 4e periode Skogestad en Postlethwaite, Multivariable Feedback Control, 2005 Veranderingen na DVC accreditatie 2003 Vergelijking opleidingen Voorbeelden verslaglegging studenten Werkoverleg Verder: • • • •
Curriculum materiaal Een representatieve set toetsen Afstudeerwerken Modulehandleidingen
50/51 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
Opleidingscompetenties: Master of Control Systems Engineering Doelstelling en beroepsprofiel: De afgestudeerde is in staat om vanuit een hoog niveau in de mechatronica of in de procestechniek via identificeren, analyseren en modelleren, regelingen te ontwerpen van complexe technische systemen.
Specifieke beroepscompetenties: 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Het kunnen analyseren van complexe dynamische processen. Het kunnen modelleren en simuleren van lineair en niet lineair procesgedrag. Het kunnen specificeren van de gewenste functionaliteit van het te ontwerpen regelsysteem. Het kunnen ontwerpen van een regeltechnisch systeem met gebruikmaking van de meest recente systeemtechnologie. Het kunnen implementeren van geavanceerde regeltechnische oplossingen.
Algemene beroepscompetenties: 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7.
Systematisch kunnen inventariseren en beoordelen van bronnen. Kunnen acteren in nieuwe of onbekende omstandigheden. Vakoverschrijdend en creatief kunnen denken. In een internationale, multidisciplinaire en/of multiculturele projectomgeving kunnen werken. Het kunnen verrichten van toegepast onderzoek. Vakkennis up-to-date kunnen houden, uitbreiden en overdragen. Vanuit een helikopterview de relevantie van ontwikkelingen kunnen beoordelen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Master of Control Systems Engineering 51/51