Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Pabo Arnhem; hbo-bachelor Croho: 34808 Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedata:
21 en 23 mei 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2008
2/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 9 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6 Onderwerp 7
15 17 20 33 36 38 45 48
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten Bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
51 52 57 60 61
3/61
4/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
5/61
6/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Pabo Arnhem van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in maart 2008 toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 21 en 23 mei 2008. Het panel bestond uit: Mevrouw prof.dr. M.L.L. Volman (domeinpanellid en dagvoorzitter); Mevrouw J.M.A. Jansen-Kubbinga (domeinpanellid); De heer J.D. Brauns (studentpanellid); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de PABO-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
7/61
1.2
Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan na een fusie van de HEAO Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De hogeschool verzorgt bachelor- en masteropleidingen in Arnhem en Nijmegen en telt ongeveer 25.000 studenten en circa 2.300 personeelsleden. Daarmee behoort de HAN tot één van de grotere hogescholen in Nederland. De HAN kent vier faculteiten en één academie. De bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs wordt aangeboden bij de Faculteit Educatie (FE). De andere faculteiten zijn Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij; Economie en Management; en Techniek. Binnen de FE zijn drie instituten gevormd. Pabo Arnhem vormt samen met de Pabo Groenewoud in Nijmegen het Instituut Pabo. Daarnaast kent de FE de instituten ILS (Instituut voor leraar en school) en Opleidingskunde. De FE biedt onderwijs aan ruim 4.000 studenten en heeft een personeelsomvang van circa 300 fte. Pabo Arnhem leidt op tot het beroep leraar basisonderwijs. De opleiding wordt in de varianten voltijd en deeltijd aangeboden. Binnen de voltijd dagopleiding kunnen studenten in verschillende routes instromen: regulier, februari-instroom, instroom op basis van maatwerk (vrijstellingenstroom), Opleiden in de school (OiS) en werkplekleren. De deeltijd kent een vierjarige avondopleiding en een deeltijd verkort (DV). De reguliere stroom telt 615 studenten, de februaristroom 183, de vrijstellingenstroom 60, OiS en werkplekleren 47 en de deeltijd 215 (waarvan 66 DV). Het management van Pabo Arnhem wordt geadviseerd door de Kompasgroep (KG) en de Curriculumgroep (CG). De KG adviseert met het oog op de uitgangspunten van de Pabo, zoals verwoord in het Kompas. De CG adviseert met het oog op het borgen van de aansluiting met regionale, nationale en internationale ontwikkelingen en actualiteit van het programma. Aan beide groepen nemen hoofdzakelijk docenten deel. Het management stuurt de groep coördinatoren aan die op hun beurt ieder verantwoordelijk zijn voor de aansturing van teams per fase (propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase), de teams OiS, de teams avondopleiding (davo en DV) en de regioteams voor stagebegeleiding. De visie van Pabo Arnhem is afgestemd met het werkveld en uitgewerkt in het Kompas (het opleidingskader Pabo Arnhem 2007-2008). De Kompasgroep heeft hierbij een nadrukkelijke rol gehad. De visie van de Pabo omvat de volgende kernpunten: - Opleiden vanuit de visie van de brede pedagogische taak met aandacht voor zelfsturing, adaptivitieit, dialoog en voorbeeldgedrag geeft een beeld van de leraar die Pabo Arnhem wil afleveren; - De beroepspraktijk als centrale plaats in de opleiding; - Competentiegericht opleiden (integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden) als didactisch model; - Pabo Arnhem wil een lerende organisatie zijn waarbij zijn visie en vormgeving in lijn zijn met elkaar.
8/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Doorgemaakte ontwikkelingen sinds de vorige visitatie zijn beschreven bij facet 5.2. De landelijke publicaties Koersen op Meesterschap (2004) en het Bestuurscharter Lerarenopleidingen ‘Kwaliteit vergt keuzes’ (2006) hebben hierbij een rol gespeeld. Daarnaast heeft een grootschalige onderwijsvernieuwing bij de HAN plaatsgevonden, namelijk de HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF): het innoveren van het onderwijs en de onderwijsorganisatie. Door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten krijgt de student meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces. De basisindeling voor elke leerroute is die van de major (maximaal 210 EC) en de minor (minimaal 30 EC). In de major staan de beroepscompetenties waartoe wordt opgeleid centraal. Met behulp van de minor kan de student zich profileren voor de arbeidsmarkt. In de minor werkt de student aan de verbreding en de verdieping van de beroepscompetenties. In 2007-2008 is de helft van het vierde jaar vormgegeven volgens de ‘oude’ thematische opzet. De andere helft van het afstudeerjaar betreft de pilotgroep die als eerste lichting van Pabo Arnhem met het HOF te maken heeft gehad. Vanaf september 2008 is de opleiding volledig vormgegeven volgens de uitgangspunten van het HOF (HAN Chassis, juni 2006). 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april-mei 2008 inhoudelijk voor op het bezoek op 21 en 23 mei 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
9/61
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3: bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in augustus 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
10/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
11/61
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Varianten Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel Onderwerp 7 Bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs 7.1 Concretisering 7.2 Onderscheidend karakter Totaaloordeel
12/61
Opleiding Pabo Arnhem Voltijd Deeltijd Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Doelstellingen opleiding Aan de drie facetten is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Aan de facetten eisen hbo, relatie doelstellingen en inhoud programma, studielast, instroom, afstemming tussen vormgeving en inhoud en beoordeling en toetsing is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan het facet samenhang in opleidingsprogramma het oordeel ‘voldoende’. Aan het criterium bij facet duur wordt voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp Inzet van personeel is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp Voorzieningen is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp Interne kwaliteitszorg is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp Resultaten is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs Aan de twee facetten concretisering en onderscheidend karakter van het onderwerp Bijzonder kenmerk wordt voldaan op grond waarvan het bijzonder kenmerk voor duurzaam hoger onderwijs kan worden toegekend. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
13/61
14/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
15/61
16/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Arnhem leidt studenten op voor het beroep van leraar basisonderwijs en gaat daarbij uit van de bekwaamheidseisen primair onderwijs welke de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) in overeenstemming met de beroepsgroep heeft ontwikkeld (2005) en zijn vastgelegd in de Wet Beroepen in het onderwijs (Wet BiO) (Opleidingskader Pabo Arnhem 2007-2008, 2007). Deze zeven SBL-competenties zijn: 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent 5. Competent in samenwerken met collega's 6. Competent in samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. • Het management van de Pabo laat zich adviseren door een curriculumgroep (CG). De CG herijkt per opleidingscyclus (4 jaar) het geheel van eindkwalificaties en verwerkt eventueel tussendoor de veranderende eisen. Het bepalen van de kwaliteit van de eindkwalificaties en de concretisering daarvan gebeurt in overleg met het regionale werkveld, via de veldresonansgroep (VRG) en de veldadviesraad (VAR) (zie ook 1.3). • Via het landelijk overleg lerarenopleidingen basisonderwijs, waaraan de directeur deelneemt, wordt de opleiding op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de landelijke set van bekwaamheidseisen. Daarnaast neemt Pabo Arnhem structureel deel aan overleggen met: - de VELON (Vereniging Lerarenopleiders Nederland); - het bestuurlijk overleg lerarenopleidingen; - Weer Samen Naar School Plus (WSNS+); - vaknetwerken; - het landelijk netwerk voor cultuureducatie. • Internationale netwerken waaraan Pabo Arnhem deelneemt, zijn: European Teacher Education Network en Teaching Intercultural Competences as Keystone for Learning in Europe. De jaarlijkse internationale cursus 'Tomorrow's Education Today' (TET), waarin buitenlandse studenten participeren, zorgt voor een internationale vergelijking van het beroep. In deze vergelijking valt op dat de buitenlandse studenten de Nederlandse docenten erg benaderbaar en behulpzaam vinden en dat er veel aandacht is voor reflectie in het onderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
17/61
•
Uit gesprekken met docenten, management en vertegenwoordigers van het werkveld verneemt het panel dat de opleiding zich via (regionale) contacten actief profileert in haar omgeving (zie verder 1.3) als een dialoogpabo. Zowel in onderwijsvisie als de wijze waarop wordt samengewerkt met het werkveld, komt de dialoog tot uiting. Vertegenwoordigers van het werkveld zijn hierover enthousiast. Dit komt verder binnen de onderwerpen 2 en 5 aan bod.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren en de hbo-kernkwalificaties als maatstaf voor het hbo-bachelorniveau. De opleiding heeft in een relatiematrix in het Opleidingskader 2007-2008 weergegeven hoe de Dublin descriptoren zijn verankerd in de SBL-competenties. Hiermee wordt helder zichtbaar gemaakt dat de gehanteerde SBLcompetenties voldoen aan internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Kennis en inzicht en communiceren komen bijvoorbeeld aan de orde in alle zeven SBL-competenties en oordeelsvorming bij de competenties 2, 3, 6 en 7. • De SBL-competenties zijn op drie niveaus uitgewerkt in waarneembaar gedrag (Opleidingskader 2007-2008). Deze uitwerkingen zijn voorgelegd aan het regionale werkveld. De drie niveaus zijn: - Niveau 1: hoofdfasebekwaam (eind propedeusefase); - Niveau 2: afstudeerbekwaam (eind hoofdfase); - Niveau 3: startbekwaam (eind afstudeerfase). • Voor de verdere uitwerking van opleiden op hbo-niveau en beoordelen van het gerealiseerde niveau, heeft de opleiding de Dublin descriptoren geconcretiseerd in een professionele standaard. De professionele standaard geeft het werk- en denkniveau aan van de hbo-professional (in wording) en bestaat uit vier kenmerken: - professioneel in zelfsturend leren; - professioneel in ontwikkeling; - professioneel in communicatie en presentatie; - professioneel als persoon. • In een matrix bij het zelfevaluatierapport wordt zichtbaar gemaakt dat de professionele standaard, gezien vanuit de context van het beroep leraar, de Dublin descriptoren omvat.
18/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Arnhem leidt studenten op voor het beroep leraar primair onderwijs. De SBL-eisen dienen hierbij als uitgangspunt. Een belangrijk uitgangspunt voor de Pabo is dat studenten de vaardigheid ontwikkelen om zich te kunnen blijven ontwikkelen in hun beroep. Het beroepsbeeld van Pabo Arnhem is duidelijk afgeleid van de SBL-eisen en opgenomen in het Opleidingskader Pabo Arnhem 2007-2008. • Voor de operationalisering van het beroepsbeeld werkt de opleiding met Sascha, een fictieve leraar basisonderwijs in opleiding. Sascha laat zien wat een leraar in opleiding moet kunnen op de drie verschillende niveaus en op een vierde niveau (een leraar met een paar jaar praktijkervaring). Tot dusver werken alleen vierdejaars studenten en (stage)begeleiders vanuit de scholen met Sascha en zij zijn hierover positief. Studenten geven aan dat Sascha prettige handvatten biedt bij het invullen van het portfolio. Begeleiders geven aan dat Sascha extra ondersteunend is bij de beoordeling van studenten, naast de te gebruiken beoordelingsformulieren. Van docenten heeft het panel begrepen dat Sascha nog verfijnd wordt, terwijl hij ook de komende jaren verder wordt geïntroduceerd aan de studenten uit de andere studiejaren. • Regionaal voert Pabo Arnhem overleg met besturen, directeuren en leraren van basisscholen. Daarnaast met ROC’s en schoolbegeleidingsdiensten. Pabo Arnhem heeft een eigen veldadviesraad (VAR) en een veldresonansgroep (VRG) waarin actuele ontwikkelingen worden besproken. De VRG heeft daarnaast een adviserende en validerende functie ten aanzien van producten die in het programma worden gebruikt. Zo heeft de VRG de beroepstaken, de uitwerkingen daarvan en het beroepsbeeld gevalideerd. In de Veld Identiteitscommissie vindt overleg plaats tussen docenten van de subsectie levensbeschouwelijke vorming PC en een aantal directeuren van PC basisscholen. Ten slotte onderhoudt de Pabo structurele contacten met scholen met een specifiek onderwijsconcept zoals Reggio Emilia en Jenaplan. • Pabo Arnhem profileert zich als een dialoogpabo; in de visie op onderwijs die zij studenten meegeeft, maar ook in de uitvoering en ontwikkeling van het programma. Het panel constateert dat de dialoog verder centraal heeft gestaan in de onderwijsontwikkeling die de Pabo de afgelopen jaren heeft doorgevoerd en in de huidige kwaliteitsbewaking van het onderwijs. Voorts profileert de Pabo zich als duurzame Pabo. Pabo Arnhem heeft het predicaat een duurzame Pabo te zijn en bij de laatste accreditatie daarvan twee sterren vergaard (AISHE/DHO, zie 5.2), dat betekent dat duurzaamheid herkenbaar in organisatie en programma de aandacht krijgt.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
19/61
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt gebruik van (vak)literatuur en studiematerialen die de beroepspraktijk nadrukkelijk weerspiegelen. Jaarlijks wordt de literatuurlijst aangepast aan actuele ontwikkelingen. In readers zijn recente artikelen opgenomen. De bestudeerde verplichte literatuur die iedere student gebruikt, beoordeelt het panel positief en toereikend. Naast verplichte literatuur worden studenten relevante literatuur en vaktijdschriften aanbevolen. Deze beoordeelt het panel eveneens positief waarbij het opmerkt dat aandacht kan worden gegeven aan het gebruik van internationale literatuur. Van bijna alle onderwijsmethoden is actuele literatuur voorhanden en zijn de belangrijkste vaktijdschriften in het studiecentrum te raadplegen. Verder maken studenten gebruik van literatuur en ICT-middelen die op de stageplaats beschikbaar zijn en maken studenten op eigen initiatief gebruik van vaktijdschriften, zoals JSW (Jeugd in School en Wereld, vakblad voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs en opleiding). Studenten geven aan te worden gestimuleerd om zelf literatuur te zoeken, vooral binnen OiS. In de ‘reguliere’ stroom dragen de WAB-lessen (Werken Aan Beroepstaken) hieraan bij. • In de afstudeerfase voert de student toegepast onderzoek uit in de praktijk waar de LiO-stage plaatsvindt. Voorafgaand aan de afstudeerfase leert de student onderzoeksvaardigheden aan. In de propedeuse voeren studenten bijvoorbeeld kindobservaties uit en stellen zij actieplannen op. In de hoofdfase komen vaardigheden als signaleren, diagnosticeren, handelen en evalueren op het terrein van taal of rekenen aan de orde, voeren studenten een praktijkonderzoek uit en verrichten zij onderzoek naar een complexe leer- en/of ontwikkelingsstoornis bij een kind. • Het programma is geënt op vier beroepstaken die het beroep vertegenwoordigen (zie 2.2). De beroepstaken omvatten onder andere leeractiviteiten die studenten in de praktijk uitvoeren. Via WAB en leertaken vindt interactie met de beroepspraktijk plaats. Deze is herkenbaar terug te vinden in de gebruikte leerbronnen bij projecten en opdrachten. Verder vindt interactie met de beroepspraktijk plaats via colleges en workshops die in het derde en vierde studiejaar worden verzorgd door leraren en deskundigen uit het werkveld. In het gesprek met het panel oordelen studenten positief over de mate waarin de beroepspraktijk aan de orde komt in het programma. Deze wordt volgens hen ook nadrukkelijk aan de theorie gerelateerd.
20/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
• •
• •
•
•
Studenten (voltijd en deeltijd) lopen vanaf het begin van de opleiding stage. In het begin een dag per week, aangevuld met stageweken door het studiejaar heen. Naarmate het programma vordert, wordt een langere periode stage gelopen. In het laatste jaar van de opleiding (de afstudeerfase) vindt de LiO-stage plaats (LiO: leraar in opleiding). De stages krijgen vorm binnen stagescholen (basisscholen waar studenten stage lopen). Omdat studenten bij tenminste vier verschillende basisscholen stage lopen, komen zij in aanraking met verschillende onderwijsconcepten. Daarnaast komen alle studenten via hun stage in aanraking met het speciaal onderwijs en naar keuze met het vmbo. Studenten van de stromingen OiS en Werkplekleren lopen stage bij een opleidingsschool, waarbij ze te maken hebben met een opleider vanuit de betreffende school. Ook voor OiS en Werkplekleren geldt dat studenten op meerdere scholen stage lopen. In het Beleidsplan werkveld Instituut Pabo HAN 2007-2010 heeft de Pabo de mogelijkheden tot samenwerking in kaart gebracht. Beroepsvaardigheden worden in de eerste plaats ontwikkeld in de stages. Deze zijn als een lint door het programma georganiseerd. Hierdoor is er tevens een voortdurende koppeling tussen het onderwijsaanbod op de Pabo en de leerervaringen in de praktijk. De uitwisseling van praktijkervaringen van studenten is expliciet onderdeel van programmaonderdelen, zoals WAB en studieloopbaanbegeleiding. De samenwerking met het werkveld bij het opleiden van studenten vindt plaats op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Het werkveld wordt actief betrokken bij de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van het programma. De opleiding staat open voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid. ‘De dialoog’ komt tot uiting in het luisteren naar en meedenken met scholen. Voor de stages betekent dit dat uitdrukkelijk verbanden gelegd worden tussen wat de school vraagt en de Pabo als inspiratiebron biedt vanuit haar visie. Pabo Arnhem heeft regelmatig contact met mentoren in stagescholen en stagebegeleiders op locatie (sollers), die verantwoordelijk zijn voor de contacten tussen de opleiding en de basisscholen, en onderhoudt voor de routes Werkplekleren en OiS intensief contact met opleiders in de school. De curriculumcommissie (CG) heeft de taak de actualiteit en beroepsgerichtheid van het programma te bewaken en de actuele ontwikkelingen te signaleren. Dit gebeurt op basis van informatie afkomstig van mentoren, docenten en studenten en uit overlegsituaties met het werkveld, zoals de VAR, de VRG en het overleg competentiegericht begeleiden en beoordelen in de stage (CBS). Enkele leden van de CG participeren in deze overlegsituaties. Elke docent heeft de verantwoordelijkheid actuele ontwikkelingen binnen zijn eigen vakgebied te signaleren. Daarnaast heeft een aantal docenten specifieke aandachtsgebieden waarop zij ontwikkelingen volgen. Voorbeelden hiervan zijn duurzaamheid, actieonderzoek, onderzoekslijn, hoogbegaafdheid, NT2 en communicatie. Via de sectievoorzitters en coördinatoren komen gesignaleerde ontwikkelingen bij de curriculumgroep terecht. Voorts zijn er regiobijeenkomsten met stagebegeleiders op locatie (‘sollers’) en stagebegeleiders van de Pabo waarin competentiegericht begeleiden en beoordelen in de stage wordt besproken. Pabo Arnhem draagt bij aan het Nationaal Actieplan Verbreding Techniek Basisonderwijs 2004-2010. Kern van dit plan is om duurzaam en structureel invulling te geven aan
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
21/61
•
wetenschap en techniek op de basisschool. Als extra impuls hiervoor is een additioneel traject ingezet, VTB-pro, met het accent op professionalisering van leraren. Pabo Arnhem vormt sinds september 2007 samen met Pabo Groenewoud Nijmegen, Pabo Ede en Pabo Iselinge Doetinchem een van de vijf landelijke kenniscentra voor wetenschap en techniek. Concreet voor Pabo Arnhem betekent dit dat zij de komende jaren de resultaatverplichting is aangegaan om ten minste 275 leraren primair onderwijs na te scholen in onderzoekend leren, onderzoekende houding en extra aandacht voor wetenschap en techniek en ten minste 275 studenten volgens dit profiel op te leiden. Op dit moment wordt een implementatieplan voor een leerlijn van onderzoekende houding en extra aandacht voor wetenschap en techniek in het majorprogramma uitgewerkt. Daarnaast is een aantal studenten voor de eerste keer gestart met de minor wetenschap en techniek. Ten behoeve van de nascholing van leraren zijn schoolontwikkeltrajecten opgezet en worden docenten van Pabo Arnhem hiervoor geprofessionaliseerd. In het studenttevredenheidsonderzoek (STO) 2006-2007 geven studenten aan zeer tevreden te zijn over de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk en het beeld dat zij hebben van het beroep en de beroepstaken waarvoor wordt opgeleid. Dit onderschrijft de visie van het panel. Het panel herkent een logische opbouw van de beroepsvaardigheden in het programma. De daarin centraal staande beroepstaken beoordeelt het als positief.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De SBL-competenties staan centraal in de opleiding. Deze zijn op drie niveaus uitgewerkt in vier beroepstaken: lesgeven; begeleiden van lerenden; ontwerpen van leerarrangementen; bijdragen aan de schoolorganisatie (Opleidingskader Pabo Arnhem 2007-2008). In een beroepstaak staan meerdere competenties tegelijk centraal. Deze zijn beschreven in de WAB-boeken (werken aan beroepstaken). Het panel beoordeelt deze positief. Studenten geven daarbij aan dat de WAB-boeken voorzien in relevante informatie. • De eindkwalificaties zijn uitgewerkt op drie niveaus. Deze dienen als leerdoelen binnen de verschillende beroepstaken. De drie niveaus van de SBL-competenties zijn verder uitgewerkt in toetscriteria. Hierin is de professionele standaard uitgewerkt (zie 1.2). Zowel de competentiebeschrijvingen op een bepaald niveau binnen een beroepstaak, als de toetscriteria zijn voor studenten per taak uitgewerkt.
22/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
• •
•
•
•
In de propedeusefase worden de uitwerkingen van de professionele standaard als criteria ingezet bij de toetsing. In de hoofdfase worden de assessoren nog geschoold in het gebruik van deze criteria, hetgeen voor de studiejaren 1 en 2 (ook hoofdfase) reeds heeft plaatsgevonden. Voor de afstudeerfase wordt de professionele standaard in 2007-2008 uitgewerkt in criteria. Bij de vormgeving van het competentiegericht opleiden is het uitgangspunt dat de student de SBL-competenties verwerft en toont (competenties als doel) door het werken aan beroepstaken (beroepstaken als middel). Bij het werken aan de beroepstaken verwerft de student de kennis, beroepsvaardigheden en houding die nodig zijn om de taak uit te voeren. Dit wordt ondersteund door het onderwijsaanbod vanuit de leergebieden van de Pabo (rekenen/wiskunde, taal, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunst en beweging, pedagogiek en levensbeschouwing). Uit bestudering van het programma constateert het panel dat onderzoeksonderwerpen, waarmee de student in aanraking komt, toenemen in complexiteit en dat de stageopdrachten en projecten die studenten uitvoeren in steeds meer complexe situaties plaatsvinden. Alle informatie met betrekking tot het programma (voltijd en deeltijd) en de uitvoering daarvan is terug te vinden in werkboeken, studiegids en het OER. Pabo Arnhem biedt in de hoofdfase van de opleiding een minor aan. De student kan kiezen voor een verdiepende, een verbredende, een vrije of een doorstroomminor. Veel minors zijn in samenwerking met het werkveld opgesteld. Studenten kunnen een deel van de minor ook in het buitenland uitvoeren. Dat geldt ook voor een deel van het majoronderwijs. Hiervoor zijn met hogescholen en universiteiten contracten afgesloten. Verder heeft Pabo Arnhem contacten met basisscholen in het buitenland, vanwege hun bijzonder of kenmerkend onderwijsconcept. De opleiding heeft het predicaat een duurzame opleiding te zijn. Het panel heeft programmaonderdelen ingezien waarin duurzaamheid centraal staat. Deze beoordeelt het panel als positief. De studenten die momenteel in de afstudeerfase zitten, hebben halverwege de hoofdfase een keuze gemaakt voor een bepaald profiel (15 studiepunten) in plaats van voor een minor. Deze studenten vormen de laatste groep die afstudeert in combinatie met een profiel. Profilering is een manier van differentiëren en heeft tot doel groepsleerkrachten met een specifieke deskundigheid op te leiden in het kader van brede schoolteamontwikkeling. Uit de resultaten van de onderwijsevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de handreikingen die de opleiding biedt voor het ontwikkelingen van de competenties. Ook vinden studenten dat het programma aansluit bij hun kennis, vaardigheden en ervaring. Buitenlandse studenten die de International Class gevolgd hebben, beoordelen deze uitermate goed.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
23/61
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De competenties, de professionele standaard en de beroepstaken zijn de rode draad in het programma. Deze komen gedurende de opleiding in elk semester terug en alle programmaonderdelen zijn hieraan gerelateerd. De vier beroepstaken staan centraal in de uitvoering van het programma. Iedere beroepstaak komt op drie niveaus aan bod, welke opeenvolgend worden aangeboden. Een concentrische opbouw en een toename in complexiteit is hierdoor aanwezig. • In de propedeuse staan de onder- en de bovenbouw centraal. In de hoofdfase staan de midden-, onder- en bovenbouw centraal. In de afstudeerfase ligt het accent op de leeftijdspecialisatie en de vakdifferentiatie waarbij de vier beroepstaken geïntegreerd worden aangeboden. • Zo bestaat een semester momenteel uit naast elkaar staande onderwijseenheden, die ieder gericht zijn op een beroepstaak. Elke onderwijseenheid bestaat uit bijeenkomsten in het kader van werken aan beroepstaken (WAB), vakken, stage en studieloopbaanbegeleiding (SLB). WAB vormt de rode draad binnen een semester en binnen onderwijseenheden: hierin komen vakoverstijgende thema's aan de orde, worden de beroepstaken en toetscriteria toegelicht, en worden leer- en stage-ervaringen gekoppeld aan de beroepstaken. Ook werken studenten aan geïntegreerde opdrachten die samenhangen met beroepstaken, waarbij ze kennis en vaardigheden uit de vakken moeten gebruiken. Waar mogelijk dient een vak aan te sluiten bij de beroepstaak. Dit lukt echter niet in alle gevallen: soms is een vak gekoppeld aan een beroepstaak waar het inhoudelijk niet goed bij past en soms behandelt een vak de aspecten van meerdere beroepstaken, terwijl het is gekoppeld aan één van deze beroepstaken. De opleiding heeft het verbeteren van de horizontale afstemming in het programma hoog op de (verbeter)agenda staan waarbij de beroepstaken meer geïntegreerd zullen worden en vakken niet meer één op één aan een beroepstaak worden gekoppeld. Afhankelijk van de inhoud kunnen vakken een bijdrage leveren aan meerdere beroepstaken en is ook afstemming tussen verschillende vakken eerder mogelijk. • De verticale afstemming richt zich op het beter uitlijnen van het programma door de jaren heen. Dit gebeurt door nog meer de competenties op drie niveaus als centrale doelstellingen te hanteren. Het onlangs beschreven beroepsbeeld Sascha concretiseert dit al voor een deel van het programma aan de studenten. • De samenhang wordt aan studenten kenbaar gemaakt via de studiegids waarin het totale programma staat beschreven. In de WAB-boeken wordt ingegaan op de samenhang binnen een semester, de bijdrage van de vakken en op de samenhang tussen de semesters. In de introductie van onderwijseenheden wordt de plek van de onderwijseenheid in het programma toegelicht. Aan het begin van elk studiejaar krijgen studenten een overzicht dat aangeeft welke vakken bij welke beroepstaak horen, welke prestaties verwacht worden en hoe het getoetst wordt.
24/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
•
Binnen de beroepstaken staat de beroepspraktijk van de leraar basisonderwijs centraal. Enerzijds komen vakken (theorie) aan bod en anderzijds komt de praktijk via opdrachten of stage aan de orde. Studenten koppelen praktijk terug in lessen en maken gebruik van theorie en inzichten vanuit school in de praktijk. De studieloopbaanbegeleider helpt de studenten waar nodig om de samenhang te zien. Door te werken aan het portfolio en het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) zijn studenten actief bezig met de samenhang. Ten eerste stimuleert de vaste indeling van het portfolio en POP studenten de samenhang te ervaren tussen beroepstaken, competenties, professionele standaard, de stage en de vakken. Ten tweede schrijven studenten als onderdeel van het portfolio een verantwoording waarin de relatie gelegd wordt tussen competenties en beroepstaken. Studenten moeten dat voor elke summatieve competentiebeoordeling doen. De minor hangt inhoudelijk samen met het majorprogramma, deze is verbredend of verdiepend aan het beroep waarvoor wordt opgeleid en mag in die zin geen overlap hebben met de beroepstaken/competenties die de student al in de eigen major op hetzelfde niveau verwerft. De resultaten van het STO geven een wisselend beeld: met in 2007 een tevredenheidheidspercentage van 67% over de samenhang. In de onderwijsevaluaties scoort de ervaren samenhang tussen vakken en beroepstaken en tussen programmaonderdelen rond de streefnorm (3,0-3,4 op een vijfpuntsschaal). De ambitie van Pabo Arnhem ligt hoger. Mede op grond van evaluatie-uitkomsten heeft de Pabo in een revisieplan weergegeven op welke punten de samenhang in het programma dient te worden verbeterd. Het gaat hierbij om het expliciet uitschrijven van de horizontale en verticale samenhang. Uit de gevoerde gesprekken met onder andere leden van de CG blijkt dat de Pabo hier mee bezig is. Op grond van de verbeterslag die de Pabo op dit punt nog maakt, komt het panel hier tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Elk studiejaar bestaat uit twee semesters, die elk bestaan uit twee perioden van ieder tien weken. Elke onderwijseenheid binnen een semester bestaat uit 210 studiebelastingsuren of een veelvoud daarvan en bereidt de student voor op een assessment van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. • Bij het ontwikkelen van programmaonderdelen maakt de opleiding vooraf een inschatting van de studiebelasting. De opleiding heeft als streefnormen voor studiebelasting gesteld: - Minimaal aantal contacturen per week: 20 (voltijd), 16 (deeltijd) - Minimaal ervaren studielast per week: 36 (voltijd en deeltijd)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
25/61
•
•
•
•
•
•
Hier wordt aan voldaan, zo blijkt uit programmaoverzichten. In evaluaties wordt studenten gevraagd naar de werkelijke studielast. De onderwijsevaluatie van november 2007 laat zien dat studenten gemiddeld tussen de 37 uur (eerste jaar) en 46 uur (derde jaar) per week aan de studie besteden. Ook in gesprekken met het panel geven studenten van zowel de voltijd als de deeltijd aan dat zij fulltime met hun studie bezig zijn. De Pabo maakt het voor studenten mogelijk om versneld het programma te doorlopen, door flexibele (rand)voorwaarden aan te bieden: - zo worden alle onderwijseenheden twee keer per jaar aangeboden; - kan de minor op een door de student gekozen moment in de hoofd- of afstudeerfase worden gevolgd; - biedt het programma studenten de mogelijkheid iedere maand af te studeren; - kunnen deeltijdstudenten de studieduur aanpassen door te variëren in het aantal dagen stage per week. Dit geldt voor voltijdstudenten voor de LiO-stage. Wanneer studenten willen versnellen, is toestemming vereist van de examencommissie. Studenten ervaren dat de opleiding nadrukkelijk openstaat voor individuele wensen, de mogelijkheid om een eigen kleur te geven aan je opleiding, vinden zij van grote waarde. Lesroosters en toetsroosters worden uiterlijk twee weken voor de start van een onderwijsperiode c.q. toetsweek bekend gemaakt. Roosters worden gepubliceerd op het intranet. Om studievertraging te voorkomen hanteert de opleiding een aantal drempels in het programma, te weten in de propedeuse en aan het eind van de hoofdfase. De propedeuse wordt afgesloten met een bindend studieadvies. Waarbij de student in ieder geval de landelijke reken- en taaltoets met voldoende resultaat dient te hebben afgerond. Halverwege het eerste jaar wordt een voorlopig studieadvies uitgesproken. De opleiding begeleidt hiermee concreet op de studievoortgang. Wanneer een student aan het eind van het eerste studiejaar geen positief studieadvies heeft, maar positieve resultaten heeft laten zien tijdens de studievoortgang, krijgt de student een voorlopig negatief advies. De student heeft dan nog maximaal één jaar de tijd om de propedeuse te halen en mag de lessen van het tweede jaar volgen. De uitvalgegevens van het eerste jaar komen vooral door het niet halen van de reken- en taaltoets. Hierdoor zijn deze vakken als struikelvakken te beschouwen. Het panel constateert dat de opleiding hier afdoende op anticipeert in de vorm van een deficiëntieprogramma en studieloopbaanbegeleiding. Aan het eind van de hoofdfase moet de student voldoen aan de kennisbasis voor de verschillende vak- en vormingsgebieden, waaronder ook de kerndoelen van het basisonderwijs vallen. Dit om te mogen doorstromen in de afstudeerfase. Voorts geldt voor deelname aan een minor dat een student zijn propedeuse en minimaal 22,5 studiepunten uit de hoofdfase heeft behaald. Dit om te voorkomen dat studenten te vroeg met de profilering beginnen. Om toegelaten te worden tot de afstudeerfase dienen studenten minimaal 60 studiepunten uit de hoofdfase te hebben behaald. Studenten mogen pas aan het assessment van de afstudeerfase deelnemen als zij de gehele hoofdfase hebben afgerond. Studenten mogen aan de LiO-stage beginnen als zij de hoofdfase en het eerste semester van de afstudeerfase hebben afgerond.
26/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
Elk kwartaal moet de student de voortgangstoets maken. Deze toets test kennis op het niveau van de startbekwame leraar basisonderwijs en is bedoeld als begeleidingsinstrument van de studievoortgang. Vanuit de studieloopbaanbegeleiding wordt hier op gestuurd. Het resultaat is onderdeel van het portfolio en van de voortgangsgesprekken met de studiebegeleider. De opleiding biedt op bepaalde gebieden een ondersteuningsaanbod dat de student kan volgen als hij onvoldoende scoort op de toets. De student is verplicht het ondersteuningsaanbod op gebied van rekenen en taal te volgen als hij onvoldoende scoort op de landelijke reken- respectievelijk taaltoets. Voor studenten die extra ondersteuning nodig hebben tijdens de stage wordt 'speciale ondersteuning stage' aangeboden. Voor studenten die studieachterstanden oplopen is er de Assessment Plusgroep, die hen in staat stelt op tussenliggende momenten een assessment te doen. Studenten van alle varianten die langer dan vier jaar over de opleiding doen, krijgen een speciale begeleider toegewezen. Hiermee wil de opleiding bereiken dat deze studenten bij de opleiding betrokken blijven en zo snel mogelijk afstuderen. Resultaten van enquêtes onder studenten tonen positieve resultaten. Dit komt overeen met het geluid dat het panel van studenten hoort in de gesprekken die het met hen heeft gevoerd. De studenten geven aan dat een onevenwichtige verdeling van studielast is aangepakt door de opleiding na een gesprek met klassenvertegenwoordigers en de Student Advies Groep (zie 5.3).
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten worden toegelaten tot de opleiding als zij in het bezit zijn van een havo-, vwodiploma of een diploma mbo niveau 4. Studenten die 21 jaar of ouder zijn en geen aansluitende vooropleiding hebben, kunnen instromen via een toelatingsonderzoek, waarna beoordeling plaats vindt door de toelatingscommissie. • Studenten met een buitenlands diploma, mits dit gelijkwaardig is aan het havo-diploma kunnen worden toegelaten. Om een Nederlandstalig programma te mogen volgen, moet de buitenlandse student in het bezit zijn van het staatsdiploma ‘Nederlands als tweede taal’. Op hogeschoolniveau heeft de HAN de Code of Conduct getekend. • De Pabo biedt voor specifieke instroomgroepen aangepaste leerroutes. Studenten met een diploma spw niveau 4 of onderwijsassistent kunnen, wanneer zij daarvoor kiezen, versneld de propedeuse volgen. Binnen de regio Arnhem zijn afspraken gemaakt met de ROC's om de doorstroming naar de Pabo goed te laten verlopen en regelmatig vindt een bilateraal afstemmingsoverleg plaats. Verder kunnen studenten met een vwo-diploma ervoor kiezen om in het eerste jaar in een aparte vwo-klas te worden geplaatst. Dit biedt
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
27/61
•
•
•
•
•
hen de mogelijkheid om het programma meer op maat te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door oriëntatie in de propedeuse op de route OiS. Studenten die reeds in het bezit zijn van een hbo- of wo-diploma kunnen een verkorte route volgen van tweeënhalf jaar in de deeltijd verkort. Via een startassessment worden eerder verworven competenties (EVC) in kaart gebracht en wordt de leerroute bepaald. HAN-breed is in 2006-2007 EVC-beleid geformuleerd en is een aantal EVC-pilots gehouden. In aansluiting hierop zal Pabo Arnhem haar EVC-procedures verder ontwikkelen. De startassessments zoals uitgevoerd bij deeltijd verkort geven de opleiding goed inzicht in de beginsituatie van de student. De opleiding heeft het voornemen om alle studenten aan een startassessment te laten deelnemen. In februari 2008 is een pilot met een aangepast startassessment gestart met de studenten die op dat moment instroomden. Het panel heeft van docenten en het werkveld vernomen dat de ervaringen tot dusver positief zijn. Het werken met een startassessment wordt als een verbetering bij de instroom gezien. Studenten die van een andere hbo-opleiding komen en dus geen diploma hebben, kunnen in een intakegesprek met de instroomcoördinator in aanmerking komen voor een aangepaste leerroute. Dit kan bijvoorbeeld op basis van relevante werkervaring of een specifieke vooropleiding zijn. Instromende studenten moeten hiervoor zelf bewijsmateriaal aanleveren. De instroomcoördinator maakt bij beoordeling van vooropleiding en/of relevante werkervaring waar nodig gebruik van deskundigheid van collega's, informatie van de instelling waar de vooropleiding gevolgd is of deskundigen uit het veld. Om de doorstroom te verbeteren van het ROC naar de Pabo is in samenwerking met ROC’s een doorlopende leerlijn ontwikkeld van de mbo-opleiding onderwijsassistent naar de Pabo. Tijdens de opleiding aan het ROC kunnen studenten gebruik maken van ondersteuningscursussen van de Pabo op het gebied van rekenen, taal en oriëntatie op jezelf en de wereld. Ook wordt toetsmateriaal van de Pabo gebruikt. Er vindt regelmatig afstemming plaats van het onderwijs en er worden afspraken gemaakt over doorstroom en het bevorderen daarvan. Zo heeft in 2006 een mbo-hbo-aansluitingsonderzoek plaatsgevonden waarin studenten met de aansluitende vooropleiding onderwijsassistent of spw niveau 4 zijn bevraagd op verschillende aansluitingspunten. Deze mbo-studenten ervaren een voorsprong op het gebied van ontwikkelingspsychologie, samenwerking, communicatie en vaardigheden. Een tekort wordt ervaren voor schriftelijke communicatie. Mede op grond hiervan wordt extra aandacht besteed aan studievaardigheidstrainingen en theoretische vakken. Studenten van de ROC’s waarmee wordt samengewerkt bleken verder meer tevreden over de aansluiting dan studenten van andere ROC's. Sinds 2007 biedt de Pabo een zomercursus taal en rekenen aan voor alle instromende studenten. Hierin wordt nieuwe studenten de mogelijkheid gegeven hun beginniveau te bepalen en achterstanden geheel of gedeeltelijk weg te werken. Evaluatie van deze zomercursus laat zien dat studenten hierover zeer positief zijn. Pabo Arnhem organiseert jaarlijks de zogenaamde Profielkeuzedagen van de HAN, bestemd voor leerlingen van het voortgezet onderwijs, als voorbereiding op de profielkeuze en ter oriëntatie op het hbo. Voor aankomende studenten die geïnteresseerd zijn in de opleiding worden meeloopdagen georganiseerd. Hiermee krijgen ze een beeld van hoe de colleges verlopen, wat er verwacht wordt van een student, hoe de sfeer in het
28/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
gebouw is en hoe studenten en docenten met elkaar omgaan. Daarnaast organiseert de opleiding elk jaar vijf open dagen of informatieavonden. Ook bezoekt een team van voorlichters ROC's en scholen voor voortgezet onderwijs om voorlichting te geven.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het totale programma van alle routes omvat 240 studiepunten. De opleiding bestaat uit een major van 210 studiepunten en een minor van 30 studiepunten. De major van 210 studiepunten bestaat uit drie fasen: - de propedeusefase met een omvang van 60 studiepunten; - de hoofdfase met een omvang van 90 studiepunten; - de afstudeerfase met een omvang van 60 studiepunten.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Kompas (opleidingskader Pabo Arnhem 2007-2008) heeft Pabo Arnhem haar onderwijsconcept verwoord. De didactische vormgeving is afgestemd op competentiegericht onderwijs. Hierin stelt de Pabo vier aspecten centraal: - Zelfsturing; studenten sturen hun eigen leerproces in het licht van de leerdoelen. In de propedeuse is sprake van een opbouw van docentgestuurd onderwijs (eerste semester) naar meer gedeelde sturing door student en docent (tweede semester). In de hoofdfase is sprake van een gedeelde sturing door docent en student. De afstudeerfase is nadrukkelijk studentgestuurd. - Adaptief onderwijs; studenten kunnen zich ‘optimaal professioneel’ ontwikkelen in een rijke leeromgeving waarin studenten worden uitgedaagd mogelijkheden, belangstelling en interesse binnen de beroepscontext optimaal te benutten. Dit is deels in ontwikkeling. - Dialoogpabo; de dialoog betekent een uitwisseling van opvattingen en overtuigingen tussen personen die erop gericht is tot verheldering en eventueel bijstelling van eigen standpunten te komen door verdieping in de standpunten van de ander. Aandacht voor communicatieve vaardigheden, respect hebben voor anderen en eigen oordelen ter discussie stellen, komen tijdens alle fasen binnen de opleiding naar voren.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
29/61
‘Teach as you preach’; docenten, maar ook studenten, vervullen een voorbeeldrol gedurende de hele opleiding. Dit wordt zichtbaar in het gebruik van activerende werkvormen en bespreken van ‘good practices’ in de verschillende vaklessen en WAB-bijeenkomsten. Een belangrijk uitgangspunt voor het onderwijs is dat studenten sterk verschillen in voorkennis, interesses, ambities, talenten en leerstijlen. De Pabo doet recht aan de verschillen tussen studenten door het onderwijs steeds meer vraaggestuurd in te richten. De mate waarin zelfsturing van studenten wordt gevraagd, sluit hier op aan. De ontwikkeling van zelfsturing bij studenten wordt gestuurd door middel van het persoonlijk ontwikkelplan (POP), een eigen stageactiviteitenplan, de eigen leervragen die studenten formuleren en het schrijven van verantwoordingen van hun competentieontwikkeling. Middels het in kaart brengen van de eigen beginsituatie en leerbehoeften werken studenten op adaptieve wijze aan de eigen professionele ontwikkeling. De dialoog krijgt daarbij aandacht op verschillende niveaus: tussen studenten onderling, tussen studenten en docenten, en tussen studenten en de opleiding. Studenten werken in verschillende werkvormen die aansluiten op de vormgeving van het onderwijs. Het panel beoordeelt deze positief. Studenten geven daarbij aan dat zij adaptief onderwijs ervaren. Naast stages en vakken, werken studenten individueel en in groepsverband aan projecten waarvoor zij hoorcolleges en werkcolleges volgen, praktijkopdrachten uitvoeren en afstemmen met collega-studenten. Zowel uit de gevoerde gesprekken als uit evaluatieresultaten blijkt dat studenten vinden dat de opleiding zelfstandig leren stimuleert. Daarbij vinden studenten dat ze verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling van de eigen competenties en oordelen zij positief over de gebruikte werkvormen. Het panel onderschrijft dit.
-
•
•
•
•
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De toetsing is opgebouwd conform de richtlijnen in het Rapport Summatieve Competentie Beoordeling van de HAN en het Onderwijs Examen Reglement. De vertaling daarvan is vastgelegd in de documenten Hoofdlijnen Toetsing Pabo Arnhem, Toelichting Documenten Toetsing 2007-2008, Toetsbouwwerk Pabo Arnhem en Actieplan Toetsing 2006-2009. • De Pabo werkt met verschillende toetsgroepen; examencommissie, vaststellingscommissie, toetsadviesgroep, assessorengroep en toetsbureau. De verdeling van taken en verantwoordelijkheden wordt beschreven in Toetsstructuur Pabo Arnhem. Samen bewaken zij de totale kwaliteit van de toetsing. De toetsadviesgroep en de vaststellingscommissie richten zich daarbij meer op de opzet en ontwikkeling van
30/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
•
•
•
valide toetsing, de assessorengroep op de uitvoering van de assessments en de examencommissie heeft een meer overkoepelende verantwoordelijkheid. Het panel heeft verschillende notulen van de toetsgroepen ingezien en beschouwt de toetsstructuur als een gedegen opzet voor de bewaking van de kwaliteit van de toetsing en beoordeling. Het panel constateert, mede op grond van het gesprek met de lector, dat de explicitering van criteria met betrekking tot onderzoekscomponenten in de beoordeling en toetsing in ontwikkeling is. Een semester bevat twee periodes. Een periode bestaat uit onderwijsaanbod, stage, toetsing, herkansingen en presentaties. De onderwijseenheden worden per semester afgerond, dat geldt ook voor de stage. Voor de beoordeling van de competentieontwikkeling hanteert de Pabo toetscriteria. De criteria zijn per beroepstaak geformuleerd in termen van de SBL-competenties op het betreffende niveau. Daarbij zijn er voor de professionele standaard criteria op drie niveaus beschreven die bij iedere summatieve competentiebeoordeling (SCB) deel uitmaken van de beoordeling van de beroepstaken. Hiermee wordt bewaakt dat studenten aan de kwalificaties op hbo-niveau voldoen. De gehanteerde criteria zijn beschreven in de WAB-boeken van de studenten. Daarin is per semester tevens een overzicht opgenomen waarin staat welke prestaties studenten moeten leveren en welke bewijsmaterialen daarbij passen in termen van verplicht en aanbevolen bewijs. De WABboeken worden aan het begin van het semester aan studenten uitgereikt. In het digitaal portfolio (dpf) bewaart de student het bewijsmateriaal waarmee hij aantoont dat hij de competenties van een bepaalde beroepstaak uit kan voeren. Studenten krijgen aan het eind van ieder semester de mogelijkheid om via een SCB aan te tonen dat zij aan de gestelde criteria voldoen. Ten behoeve van een SCB maakt de student een selectie uit de bewijsmaterialen in zijn portfolio, waarbij een aantal bewijsmaterialen verplicht is. Bij het aanleveren van deze selectie aan de assessoren voegt de student een schriftelijke verantwoording toe waarin wordt aangegeven welke bewijsstukken om welke reden zijn geselecteerd en wat de relevantie ervan is voor de beoordeling die de student wil ondergaan. In 2007-2008 werkt de helft van de vierdejaars studenten nog met een papieren portfolio. De uitgangspunten die gelden voor bewijsvoering in portfolio’s zijn gelijk. Vanaf september 2008 werken alle studenten met een digitaal portfolio. De verzilvering van studiepunten vindt plaats via de SCB van beroepstaken. Daarin wordt, los van de gebruikte leerbronnen, getoetst of de student de competenties heeft verworven die horen bij zijn opleiding. De SCB wordt uitgevoerd door twee assessoren; een eerste beoordelaar is onafhankelijk en de tweede beoordelaar is vaak de begeleider van de student. In het geval dat dit een externe assessor betreft, zoals een soller (stagebegeleider op locatie), dan heeft deze een verplichte training ondergaan. Alvorens de summatieve toetsing van een beroepstaak plaatsvindt, heeft in een eerder stadium (vaak een periode eerder) een formatieve toetsing of een peerassessment (door medestudenten) plaatsgevonden. Uitkomsten hiervan dienen altijd als verplicht bewijs in het portfolio te worden opgenomen. De assessoren beoordelen de door de student uitgevoerde beroepstaken aan de hand van het digitaal portfolio met behulp van beoordelingsformulieren op basis van de vastgestelde criteria. Het panel heeft uitwerkingen en beoordelingen van portfolio’s
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
31/61
•
•
•
• •
•
•
•
•
ingezien en beoordeelt de opzet en uitvoering van de SCB positief. Studenten leveren concreet bewijsmateriaal op, dat gericht is op de beoogde competenties en dienen dat nadrukkelijk te verantwoorden. De daarbij gebruikte criteria sluiten aan op de doelstellingen en representeren het niveau dat wordt nagestreefd. In de opleiding wordt de kennis en vaardigheid voor de vakgebieden rekenen, taal en oriëntatie op jezelf en de wereld getoetst in de propedeuse en de hoofdfase. Het panel beoordeelt de toetsopzetten hiervan positief. De gevraagde kennis sluit inhoudelijk aan op de behandelde stof. Extra aandacht voor het toetsen van de kennisbasis van studenten gebeurt via de landelijke reken- en taaltoets in het eerste jaar en de landelijke voortgangstoets die viermaal per jaar wordt aangeboden. Deelname aan landelijke toetsen is verplicht. Een voltijdstudent moet gedurende zijn opleiding minimaal twaalf voortgangstoetsen gemaakt hebben. De resultaten van de toetsen en de bijbehorende actieplannen worden meegewogen bij de beoordeling van de professionele standaard. Studenten nemen deze resultaten als verplicht bewijs op in hun portfolio. Studenten krijgen binnen tien werkdagen na afloop van de SCB van de assessoren een schriftelijke beoordelingsrapportage. De student kan op verzoek de beoordeling van de geleverde prestaties met de betrokken assessoren bespreken. De opleiding bewaakt de kwaliteit van de beoordeling en toetsing door te werken volgens vastgestelde procedures. Deze heeft het panel ingezien. Ze worden via informatiebijeenkomsten en scholing bij docenten en studenten bekend gemaakt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van vaste beoordelingsformulieren. Van docenten heeft het panel vernomen dat, afhankelijk van het type toets, sommige toetsen gezamenlijk worden nagekeken en besproken. Zoals gezegd worden portfolio’s altijd door twee assessoren bekeken, besproken en beoordeeld. Daarbij wisselt de samenstelling van duo’s per groep studenten. Hierdoor ontstaat een steeds meer gemeenschappelijk en betrouwbaar beeld van beoordelen. Assessoren zijn via scholing getraind in het betrouwbaar, valide en efficiënt afnemen van een SCB. Na afloop van de SCB’s vindt een gerichte evaluatie plaats onder studenten en assessoren. De resultaten ervan worden in de teams van assessoren besproken. Sterke punten blijven gehandhaafd, zwakke punten worden verbeterd welke voor aanvang van de volgende ronde SCB’s zijn ingevoerd. Naast schriftelijke evaluaties onder studenten is ‘toetsing’ een vast agendapunt tijdens het klassenvertegenwoordigersberaad (KVB). Uitkomsten hiervan worden eveneens in de teams van assessoren besproken. Vanaf het begin van de propedeuse wordt tijdens de bijeenkomsten van studieloopbaanbegeleiding aandacht besteed aan de wijze waarop het portfolio moet worden opgebouwd. Hierdoor richten de studenten zich al meteen op de toetscriteria van het aankomend semester en worden ze ondersteund bij de manier waarop ze tijdens de SCB kunnen aantonen dat ze voldoen aan de gestelde criteria. Stages worden beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in de stageboeken. Studenten leveren stageverslagen aan op basis van hun POP welke worden beoordeeld door de mentor van de stageschool en de begeleider van de Pabo. In de afstudeerfase worden de volgende onderdelen beoordeeld (zie ook 6.1): - theoretische verdieping in een leeftijdsgroep, een vakdifferentiatiegebied en een levensbeschouwelijk terrein;
32/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
•
•
•
- LiO-stage; - afstudeeronderzoek; - eindexamen. Het werkveld wordt op twee manieren betrokken bij het vaststellen van het eindniveau: - bij de beoordeling van de LiO-stage wordt de mentor in een tri-assessment betrokken; - sollers worden als veldassessor betrokken bij de begeleiding van het afstudeeronderzoek. Op grond van de bestudeerde beoordelingsopzet en formulieren constateert het panel dat in de beoordeling van de afstudeerfase de competenties op niveau 3 centraal staan tezamen met de professionele standaard. Studenten zijn positief over de wijze waarop toetsing plaatsvindt. In gesprek met het panel gaven studenten aan dat toetscriteria evenals te gebruiken bewijsmateriaal (naast het verplichte) helder zijn. Op grond van het gesprek met studenten en het bestudeerde materiaal constateert het panel bovendien dat er goed feedback wordt gegeven. De studenten op Pabo Arnhem worden betrouwbaar en valide getoetst op de door de opleiding gestelde leerdoelen en (eind)kwalificaties. Deze zijn vertaald in toetscriteria, op basis waarvan studenten beoordeeld worden. De assessoren zijn voldoende toegerust om de toetsing betrouwbaar en valide uit te voeren. Er zijn vaste procedures en regels opgesteld en er zijn scholings- en intervisiebijeenkomsten die gericht zijn op afstemming en intersubjectiviteit. Verbetering richt zich vooral op efficiëntie en op organisatorisch gebied. Zo worden (vanaf juni 2007) getrainde sollers (extern) opgenomen in de R&O-gesprekscyclus van de Pabo (zie 3.3) en heeft de opleiding aangegeven dat er op dit moment binnen de beroepstaken nog te veel toetsen worden aangeboden. Het panel beoordeelt dat de opzet en uitvoering van beoordeling en toetsing adequaat plaatsvindt, in relatie tot de doelstellingen. De beschreven verbeteracties (binnen de revisie) zullen de kwaliteit van de toetsing verder verhogen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft een schematisch overzicht van medewerkers ingezien waaruit onder andere blijkt wie welke rol vervult en wat hun diensttijd en werkervaring is. Daarnaast heeft het panel een selectie van cv’s ingezien om een indruk te krijgen van de inhoudelijk
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
33/61
•
•
• • •
kwaliteiten die vertegenwoordigd zijn in het team. Op grond van deze documentatie beoordeelt het panel deze positief. Driekwart van de docenten is werkzaam als stagebegeleider en heeft zodoende frequent contact met basisscholen. Vier docenten begeleiden studenten bij het vmbo. Elke stagebegeleider is contactpersoon van een vaste school. Van docenten wordt verwacht dat zij tijdens hun aanstelling steeds opnieuw de verbinding leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Niet alleen in de lessen, maar ook tijdens de WAB-bijeenkomsten en de bijeenkomsten in het kader van de studieloopbaanbegeleiding waar studenten stageervaringen inbrengen. Voorts maakt de opleiding gebruik van sollers en veldassessoren, dat zijn assessoren uit de praktijk. Acht van de sollers zijn tevens veldassessor. De Pabo leidt deze mensen (verplicht) op. Sollers (tevens veldassessoren) met wie het panel heeft gesproken, zijn hierover tevreden. Bij OiS en Werkplekleren werkt de opleiding met getrainde opleiders uit het veld. Bij het aanstellen van nieuwe collega’s wordt gelet op de mate waarin iemand relevante praktijkervaring heeft in het basisonderwijs of het vmbo. Via studiedagen voor het hele docententeam worden relevante en actuele zaken besproken. Studenten geven in evaluaties aan dat docenten veel gebruik maken van praktijkvoorbeelden en dat zij een duidelijke samenhang zien tussen wat zij op de Pabo leren en de stage. In gesprek met het panel wordt eenzelfde geluid afgegeven.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op peildatum 1 januari 2008 beschikt Pabo Arnhem over 85 docenten, 5 onderwijsassistenten, 34 stagebegeleiders en assessoren uit het werkveld, 19 Opleiders in de school en 24 onderwijsondersteunende personeelsleden, waarvan 12 afkomstig uit het Service Bedrijf van de HAN. Het personeelsbestand bestaat voor 59,6 fte (73%) uit onderwijsgevend personeel en 21,5 fte (27%) uit onderwijsondersteunend personeel. • De docent-studentratio is gebaseerd op de ingezette formatie aan onderwijsgevende staf, inclusief studieloopbaanbegeleiders en assessoren en exclusief onderwijsassistenten, lectoren, gastdocenten en mensen die werken in projecten. Hierbij wordt uitgegaan van de eis van ten minste 20 contacturen per week. De gerealiseerde docent-studentratio is 1:26,8. • Het merendeel van de docenten is in vaste dienst. De opleiding wil ten minste tien procent van de formatie in tijdelijke dienst of van elders gedetacheerd hebben. Dit is van belang voor een verantwoorde personeelsplanning waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke schommelingen in studentenaantallen, maar ook vanwege de tijdelijkheid van
34/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
• •
een groot aantal projecten en de flexibele formatie die bijvoorbeeld nodig is in het kader van de lectoraten. Studenten en alumni oordelen positief over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten en begeleiders. Docenten geven aan als gevolg van de invoering van het HOF-onderwijs een werkdruk te ervaren. Het feit dat dit nu zichtbaar vruchten afwerpt, maakt dat de beleving van de werkdruk een minder zware is dan enkele jaren geleden. Daarbij wordt aangegeven dat de zorg vanuit het management voor het personeel aanwezig is in de vorm van duurzaam personeelsbeleid: aandacht voor individuele capaciteiten en wensen van medewerkers op korte en (middel)lange termijn. Docenten geven in het gesprek met het panel aan deze te ervaren.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het grootste deel (84%) van het docententeam beschikt over een academische graad of eerstegraads bevoegdheid. Het team telt daarnaast drie promovendi. • Voor professionaliseringsactiviteiten zijn uren opgenomen in de jaartaak van de docent. Iedere medewerker krijgt vijf procent van zijn aanstellingsuren voor eigen deskundigheidsbevordering, waaronder in ieder geval het bijhouden van het eigen vakgebied valt (via bijvoorbeeld conferenties en vakliteratuur). In resultaat- en ontwikkelingsgesprekken worden hierover individuele afspraken gemaakt. Daarnaast wordt minimaal vijf procent ingevuld met door de opleiding vastgestelde scholing. • De opleiding verzorgt zelf diverse professionaliseringstrajecten, bijvoorbeeld voor de docentrollen van stagebegeleider, studieloopbaanbegeleider en assessor. Daarbij wordt soms externe deskundigheid ingeschakeld en participeren soms collega's uit het veld. Ook worden lectoren betrokken bij de ontwikkeling van docenten. • De introductie van nieuwe medewerkers wordt uitgevoerd door twee ervaren docenten met trainingservaring. Nieuwe docenten krijgen standaard 40 extra uren om zich in te werken. Het traject kent een op intervisie lijkende vormgeving gecombineerd met basisinformatie over de opleiding. • Docenten worden gestimuleerd zich te blijven ontwikkelen en hun gezichtsveld te verbreden, onder andere naar FE en HAN. Sinds 2006 wordt binnen de HAN gewerkt met de resultaat- en ontwikkelcyclus (R&O-cyclus). Met deze cyclus wordt het functioneren van de medewerker jaarlijks in het voorjaar geëvalueerd en beoordeeld en maken medewerker en leidinggevende resultaat- en ontwikkelafspraken voor het komende jaar. In de R&O-gesprekken worden onder andere werkzaamheden, deskundigheidsbevordering en resultaten van de studentevaluaties besproken. Naast de kwaliteit, externe gerichtheid en de dialogische grondhouding komen ook de ambities van
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
35/61
•
de docent op korte en lange termijn aan de orde. Tevens worden uitkomsten van het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) besproken. Van de docent wordt verwacht dat hij reflecteert op voor hem relevante evaluatieresultaten en zijn functioneren in het team. Zowel studenten als het werkveld oordelen positief over de docenten. In het laatste STO (2007) gaf maar liefst 93 procent van de studenten aan docenten voldoende deskundig te vinden. Dit percentage ligt, net als in de voorgaande jaren, ruim boven de streefnorm van 80 procent.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Arnhem is gehuisvest in een eigen vrij nieuw gebouw op de HAN-campus in Arnhem. Het gebouw biedt verschillende onderwijsruimtes waarmee het geschikt is voor modern onderwijs en meerdere onderwijsvormen. Naast verschillende compleet ingerichte vaklokalen, is er een studiecentrum, een sporthal en zijn er flexibele ruimtes te creëren in de Vleugel (per 1 september 2007) voor verschillende grote groepen en gelegenheden. Alle voor onderwijs- of begeleidingsactiviteiten bedoelde ruimtes zijn voorzien van een computer en een beamer. Daarnaast is andere audiovisuele- en ICTapparatuur beschikbaar. Van circa 25 (vak)lokalen zijn 6 voorzien met een digitaal schoolbord. Door studenten in aanraking te laten komen met deze nieuwe voorzieningen naast bestaande reguliere voorzieningen wordt aangesloten op faciliteiten die gebruikt worden binnen het basis- en voortgezet onderwijs (vmbo). • In het studiecentrum zijn computers beschikbaar. Daarnaast is er in de Vleugel een draadloos netwerk beschikbaar. • Het studiecentrum heeft een multifunctionele functie. Studenten kunnen er (in stilte) studeren en samenwerken in kleine groepen. Naast werkplekken is er een mediatheek en er is een studio om video's te bekijken. De mediatheek beschikt over boeken, tijdschriften, dvd's, educatieve software en cd-roms. Van vrijwel alle onderwijsmethoden is literatuur voorhanden welke studenten kunnen gebruiken om lessen voor te bereiden. Naast studieboeken en (vak)tijdschriften zijn kinder-, sprookjes- en verhalenboeken beschikbaar. • Docenten bepalen in overleg met het hoofd va het studiecentrum welke literatuur of materialen worden aangeschaft. Hiervoor is een ruim budget beschikbaar. • Het studiecentrum is een aantal avonden per week geopend voor deeltijdstudenten.
36/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
•
•
Studenten kunnen ook de catalogus van de locatie Nijmegen inzien waar zij literatuur vandaan kunnen halen, evenals andere HAN studiecentra en de nabijgelegen openbare bibliotheek (kosteloos). Docenten hebben een eigen werkplek in de sectiekamers; in een enkel geval delen docenten een werkplek. Ook de coördinatoren hebben een eigen werkplek. Er zijn een paar flexplekken. Daarnaast is er een rustruimte voor docenten. Naast de genoemde voorzieningen beschikken alle studenten en medewerkers over een HAN-account waarmee zij toegang hebben tot de computers van de HAN en het intranet. Docenten hebben daarnaast nog de beschikking over een digitale werkomgeving ePlace waar zij vanuit huis op in kunnen loggen. Hier maken zij in toenemende mate gebruik van. EPlace is een digitale werkomgeving die informatie-uitwisseling mogelijk maakt en een forumfunctie heeft. In het klassenvertegenwoordigersberaad (KVB) is de kwaliteit van de voorzieningen een vast agendapunt. De opleiding kent de werkgroep Transparant die de taak heeft te adviseren over de inrichting en uitstraling van het gebouw. Uit verschillende evaluatieresultaten van studenten en medewerkers en de gevoerde gesprekken met het panel blijkt dat zij tevreden zijn over de beschikbare voorzieningen in het gebouw van de Pabo. De geschiktheid van ruimtes en de faciliteiten van de mediatheek scoren rond de 90% tevredenheid. Daarnaast scoren kantine en computers ten minste 70% tevredenheid. Het panel beoordeelt de voorzieningen toereikend en vindt dat deze een prettige werksfeer uitademen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen de Pabo heeft de student te maken met een studieloopbaanbegeleider, een stagebegeleider en een mentor. De SLB’er bewaakt de algehele studievoortgang en ontwikkeling. De stagebegeleider en de mentor ondersteunen dit proces – de competentieontwikkeling – vanuit de stage. Stagebegeleiding wordt verzorgd door de stagebegeleider (vanuit de Pabo) en de mentor (vanuit de stageschool). • Iedere student krijgt jaarlijks een SLB’er toegewezen. De studieloopbaanbegeleiding (SLB) is in het programma vormgegeven middels een aantal individuele en groepsgesprekken die gedurende het jaar plaatsvinden. De frequentie van het aantal gesprekken neemt af naarmate het programma vordert. Hetgeen gelijk oploopt met de toenemende mate van zelfsturing die van studenten wordt verwacht. In de gesprekken staat de studievoortgang centraal op basis van de algemene competentieontwikkeling en
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
37/61
•
•
•
•
•
•
behaalde studieresultaten. Verder is de SLB’er aanspreekpunt voor studenten wanneer zij vastlopen. Stagebegeleiders zijn afkomstig van de opleiding of komen uit het werkveld (sollers). SLB’ers worden zowel intern als extern geschoold. Alle stagebegeleiders (sollers en docenten van de Pabo) volgen een verplichte training begeleidingsvaardigheden. Tijdens de LiO-stage heeft een student op basis van een contract vier keer een gesprek met zijn stagebegeleider. Na vier weken, ter afronding van het inwerken en als start voor het ‘echte werk’, na tien en vijftien weken en een afsluitend gesprek na 21 weken. De mentor is de leerkracht van de klas waar de student stage loopt. De mentor begeleidt de student in de eigen groep en geeft feedback op praktisch handelen van de student. De concrete begeleiding door de mentor vindt plaats door middel van mondelinge en schriftelijke feedback, inzage in de stagemap, lezen/doornemen van schriftelijke reflecties van de student en begeleidingsgesprekken samen met de stagebegeleider. De SLB’er fungeert naast de stagebegeleider van de Pabo ook als achtervang voor de student. Het panel constateert op grond van gesprekken met studenten dat dit goed werkt. De SLB’er fungeert als eerste aanspreekpunt wanneer studenten vastlopen of wanneer zij vragen hebben. Ook kunnen studenten terecht bij de teamleider of de fasecoördinator. Collectieve vragen en knelpunten - van algemene aard - komen naar voren in het KVB. Hierbij zijn teamleiders en directie aanwezig. Zowel uit evaluaties als uit de gevoerde gesprekken met het panel blijkt dat studenten positief oordelen over de wijze waarop zij worden begeleid. Ook over de stagebegeleiding oordelen zij positief. Het panel heeft een goede indruk gekregen over de samenwerking van de Pabo met de mensen uit het werkveld. Zij oordelen uitermate positief over de wijze waarop zij samen met de Pabo het gesprek voeren over de ontwikkeling van een student en de wijze van begeleiding in het algemeen. De ondersteuning die de Pabo biedt voor sollers wordt als toereikend en prettig ervaren. Studenten krijgen informatie van docenten en begeleiders in de klas of via e-mail. Alle informatie met betrekking tot het programma en de uitvoering daarvan is terug te vinden in werkboeken, studiegids en het OER. Daarnaast worden studenten van informatie voorzien via introductiedagen, publicaties op het intranet, een digitaal memobord, prikborden, en postvakken. Cijferinformatie wordt voor iedere student gepresenteerd in het studie-informatiesysteem HAN-SIS. Studenten zijn tevreden over de informatievoorziening hetgeen een vooruitgang is ten opzichte van voorgaande jaren.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
38/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De manier waarop de kwaliteitszorg is ingericht, staat in het Kwaliteitszorgplan 20052008 en Aanvullingen kwaliteitszorgplan 2005-2008, 2006. Dit meerjarenplan is leidend voor het Instituut Pabo. Jaarlijks wordt op basis van dit meerjarenplan een actieplan gemaakt, waarin de streefnormen en de evaluaties en andere activiteiten staan vermeld. Hieruit blijkt dat per doel een andere passende streefnorm is vastgesteld. Enkele voorbeelden zijn: Bij het doel ‘bij alle teams de betrokkenheid bij kwaliteitszorg vergroten’, is de norm geformuleerd dat 100% van de teams een actieplan hebben, daarover gesprekken voeren met de directie waarvan verslaglegging plaatsvindt. Bij het doel ‘een meerjarenplan ontwikkelen’, is de norm in de vorm van een datum vastgesteld. Namelijk dat voor 1 juli 2008 een meerjarenplan is opgesteld. Het panel acht deze uitwerking erg goed. Daaruit blijkt verder wie wanneer de actie gaat uitvoeren en wanneer deze geëvalueerd wordt (Actieplan Kwaliteitszorg 2007-2008). • Door middel van diverse enquêtes en gesprekken vinden evaluaties plaats met studenten, docenten, alumni en werkveld. In het document Jaarlijkse cyclus, afspraken is een overzicht van de geplande evaluaties opgenomen, die binnen het studiejaar plaatsvinden. Daarbij is vermeld wanneer actieplannen gereed dienen te zijn en wanneer gesprekken gehouden worden. Voor de resultaten van enquêtes geldt als algemene streefnorm 3,1 op een vijfpuntsschaal. Dat is 0,1 hoger dan de norm van de HAN. • Naast de onderwijsevaluaties van onderwijseenheden, worden jaarlijks HAN-evaluaties afgenomen onder studenten en medewerkers (het STO en MTO). Hiervoor gelden de streefnormen van ten minste 80% tevredenheid (STO) en een score van ten minste 7,5 op een tienpuntsschaal (MTO). Daarnaast worden externe evaluaties afgenomen (HBOmonitor en de Nationale Studentenenquête van Choice) en organiseert Pabo Arnhem samen met andere Pabo's de evaluatie 'BON' (Benchmarken op niveau) onder afnemers en afgestudeerden. Dit heeft in 2007 plaatsgevonden en een evaluatie staat gepland voor 2009. • Bij het jaarlijks vaststellen van de streefnormen in het actieplan houdt de opleiding rekening met de hoogte van de streefnormen binnen de HAN, de realiseerbaarheid van streefnormen en het beleid van de Pabo. De Pabo legt de lat doorgaans hoger dan de HAN-norm voorschrijft, omdat zij over het algemeen betere evaluatieresultaten heeft dan de meeste andere HAN-opleidingen. Het panel beoordeelt deze aanpak goed. • De kwaliteit van de routes Werkplekleren en OiS wordt expliciet bewaakt door: - afname van digitale enquêtes (in 2006-2007 en 2007-2008); - een gesprek met betreffende studenten; - het jaarlijks nalopen van de specificaties uit het NVAO- en Inspectierapport; - onderzoek dat plaatsvindt in het kader van de dieptepilots 'Opleiden in de school' en 'De academische school', waarin kritische kwaliteitskenmerken worden onderzocht. Bij laatstgenoemde wordt tegelijkertijd onderzocht of de opleidingsschool een geschikt traject is voor mannelijke Pabo-studenten en voor Pabo-studenten die vwo als vooropleiding hebben. Op grond van het bestudeerde materiaal constateert het panel dat de opleiding zeer gedegen en gericht onderzoek verricht ter bevordering van de kwaliteit.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
39/61
•
De opleiding kent structurele aanstelling van een kwaliteitszorgcoördinator (0,6 fte). Hij vervult een centrale rol bij de kwaliteitsborging: hij bereidt het jaarlijkse actieplan kwaliteitszorg voor en is verantwoordelijk voor het voorbereiden, uitvoeren en analyseren van diverse evaluaties en draagt zorg voor rapportages. De directie stelt het actieplan vast dat gecommuniceerd wordt met de leden van de CG en de coördinatoren. Eén van de directieleden beheert de portefeuille 'kwaliteitszorg'. Eens per twee weken vindt overleg plaats tussen de directie en de kwaliteitszorgcoördinator. Het actieplan kwaliteitszorg is de rode draad voor dit overleg. De kwaliteitszorgcoördinator van Pabo Arnhem werkt samen met de coördinator van de Pabo Groenewoud uit Nijmegen met wie tweewekelijks de geplande evaluaties worden voorbereid. Ook hierbij is het gezamenlijke actieplan kwaliteitszorg het uitgangspunt voor overleg.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Er worden drie bronnen ingezet bij het aansturen van verbeterprocessen: - organisatieontwikkelingsmodellen: European Foundation for Quality Management (EFQM) en Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education (AISHE); - controle-instrumenten in het kader van de accreditatie: het uitvoeren van de NVAO-quick scan of -dieptescan; interne audit in 2006, schrijven van het zelfevaluatierapport (2007-2008) en de visitatie; - structurele en (enkele) incidentele evaluaties met alle direct betrokkenen van het Pabo-onderwijs. • Pabo Arnhem toetst de evaluatieresultaten aan de streefnormen door de resultaten van alle evaluaties te analyseren. Op basis van vergelijking met streefnormen worden aandachtspunten geformuleerd. Deze worden besproken in het tweewekelijkse overleg tussen directie en kwaliteitszorgcoördinator en bekeken wordt welke acties moeten worden ondernomen. Evaluatie-uitkomsten kunnen aanleiding zijn tot nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van een gesprek met studenten. • Ieder jaar vinden zowel in november (zogenaamde prik-evaluatie voor een eerste indruk) als in maart evaluaties plaats, zodat eventuele verbeteringen nog in het daaropvolgende studiejaar doorgevoerd kunnen worden. Deze evaluaties vormen input voor de actieplannen van de onderwijsteams, commissies of de directie. • De Pabo werkt met actieplannen, die volgens een vast format worden opgesteld, en een stimulerings- en verantwoordingscyclus om de betrokkenheid met kwaliteitszorg (verder) te vergroten. Teams, commissies en de directie stellen ieder jaar een eigen actieplan vast op basis van evaluatieresultaten en zijn zelf verantwoordelijk voor hun actieplannen. Deze plannen worden in bestaande teamoverleggen besproken.
40/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
Evaluatie-uitkomsten worden aan het eind van ieder studiejaar samengevat in een jaarverslag, waarin verantwoording van kwaliteitszorgactiviteiten wordt afgelegd en de belangrijkste verbeterpunten voor de organisatie worden gepresenteerd (Jaarverslagen Kwaliteitszorg Pabo Arnhem 2004 tot 2007). Vanuit de drie eerder genoemde bronnen die daarin sturend zijn, zijn enkele voorbeelden te noemen die het panel heeft geconstateerd: - De organisatieontwikkelingsmodellen EFQM en AISHE hebben geleid tot veranderingen op het gebied van visie, beleid, leiderschap en organisatie. Zo is 'duurzaamheid' bijvoorbeeld (nog) nadrukkelijker opgenomen in het visiedocument Kompas en programma en is bestaand studenten-, personeels- en werkveldbeleid vastgelegd, geformaliseerd en (verder) geïmplementeerd. - Naar aanleiding van de interne audit (HAN) en NVAO-scans is en wordt door de Pabo gewerkt aan verbeteringen van het onderwijsprogramma en de toetsing. Zo zijn per 2007-2008 toetsoverzichten voor studenten ontwikkeld en in de WAB-boeken opgenomen. - Actieplannen geven weer dat de 'just in time'-informatie door docenten scherper kan worden verzorgd binnen de eigen WAB en dat klachten van studenten beter kunnen worden teruggekoppeld. In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding bij ieder facet diverse voorbeelden gegeven waaruit blijkt op welke wijze verbeteringen zijn doorgevoerd en/of hoe verbetering van kwaliteit verder beoogd wordt. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat de opleiding aandacht heeft voor de verdere integratie van theorie en praktijk in het programma en de start van de leerlijn onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden onder leiding van de lector Ontwerpen van Innovatieve Leerarrangementen. De visitaties van Pabo’s in 2002 hebben geleid tot algemene aanbevelingen voor alle Pabo's. Deze hadden onder meer betrekking op het landelijk vastleggen van de startbekwaamheden, het versterken van het hbo-niveau en van de kwaliteitszorg. Uit de gegeven argumenten in deze rapportage blijkt dat Pabo Arnhem op deze punten positief door het panel wordt beoordeeld. Pabo Arnhem werd bij de visitatie in 2002 eveneens positief beoordeeld en eindigde in de rangorde op een gedeelde eerste plaats. Specifieke aanbevelingen voor Pabo Arnhem werden destijds door de commissie ter overweging meegegeven om de opleiding verder te optimaliseren. Zo werd de Pabo geadviseerd om eigen accenten nadrukkelijker te formuleren in relatie tot de generieke hbo-kwalificaties. De mate waarin dit aan de orde is, blijkt uit de gegeven argumentatie bij onderwerp 1. Het panel beoordeelt dit positief. Voorts werd feedback op toetsing als aandachtspunt benoemd. Bij de beoordeling van assessment heeft het panel kunnen constateren dat de daarbij gebruikte beoordelingsformulieren voorzien in ruimte voor (uitgebreide) feedback voor studenten en dat uit de toepassing van deze formulieren ook blijkt dat feedback wordt gegeven. Verder hadden aandachtspunten betrekking op het verduidelijken van reglementen ten behoeve van overstap tussen studiestromen, EVC en vrijstellingen en het relateren van de enquêteresultaten aan streefnormen. Het panel constateert dat de instroomcoördinator zich bezig houdt met gevallen van overstappen van de ene naar de andere stroming, dat EVC tot op heden alleen van toepassing is op studenten die willen instromen in de verkorte deeltijd en dat vrijstellingen verder zijn vastgelegd, waarbij in afwijkende gevallen altijd wordt gekeken naar de mogelijkheden op maat.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
41/61
•
•
Via het jaarverslag kwaliteitszorg wordt de cirkel van kwaliteitszorg rond gemaakt, deels op instituutsniveau en deels op opleidingsniveau. Het jaarverslag toont de uitgevoerde evaluaties en de acties die daaruit volgen. Verder wordt aan studenten gevraagd of zij het effect van kwaliteitszorg ervaren en of zij vinden dat klachten serieus genomen worden. Zij oordelen hierover redelijk positief en zijn vooral positief over hun inspraakmogelijkheden. Uit gesprekken met studenten blijkt dat de KVB een orgaan is dat werkt voor studenten. Daarin worden eventuele signalen afgegeven naar de opleiding. De opleiding geeft aan dat teamleiders positief staan tegenover het werken met actieplannen. Doordat de punten in de teamoverleggen worden besproken, dwingt het tot uitvoering. Op grond van de bestudeerde stukken constateert het panel dat de opleiding nadrukkelijk heeft geïnvesteerd in het rondmaken van de PDCA-cyclus. Het panel is enthousiast over de wijze waarop de Pabo zich heeft ontwikkeld en de manier waarop zij dit heeft aangepast. Dialoog en gedegenheid voeren de boventoon. Daarbij is de opleiding, naar mening van het panel, goed zelfkritisch,
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Pabo profileert zich als dialoogpabo. Dit zit niet alleen in de wijze waarop de Pabo haar studenten opleidt. Dit blijkt ook nadrukkelijk uit de contacten die de Pabo onderhoudt met haar studenten, medewerkers, afnemers en oud-studenten. De doelstelling van de opleiding om met proactieve kwaliteitszorg de verschillende belanghebbenden te betrekken bij het vernieuwen of bijstellen van onderwijs en onderwijsbeleid herkent het panel in de uitvoering. • In het kwaliteitszorgplan 2005-2008 staat beschreven op welke wijze verschillende belanghebbenden worden betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. Docenten zijn betrokken bij de kwaliteit via de verzorging van het onderwijs en daarnaast door participatie in ontwerpgroepen, teams, secties, commissies en projecten. De resultaten vormen input voor het teamactieplan. • In het jaarlijkse R&O-gesprek worden docenten gehoord door de directie over wat ze vinden van de leiding, de samenwerking met collega's, het werk en de voorzieningen. • Docenten worden op de hoogte gehouden van resultaten van docentenevaluaties via rechtstreekse e-mail, een samenvatting in het personeelsbulletin (de Berichten) en een integraal verslag op het interne systeem (PAapplicaties). Ook liggen resultaten ter inzage bij kwaliteitszorgcoördinator. Docenten ontvangen persoonlijk de resultaten van de individuele docentenevaluaties.
42/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
• •
•
•
•
•
•
De CG bewaakt de inhoudelijke kaders en adviseert de directie bij het stellen hiervan. Daarbij wordt nagegaan of wordt voldaan aan landelijke eisen, HAN-kaders en eisen van het instituut, opleiding en werkveld. Ook bewaakt zij de horizontale en verticale uitlijning en draagt ze zorg voor afstemming en communicatie. In de CG zijn de belangrijkste onderdelen van de opleiding (toetsing, studieloopbaanbegeleiding, opleiding en veld, onderwijseenheden, kwaliteitszorg) en de afgevaardigden van de grote leergebieden vertegenwoordigd (de vier grote leergebieden van de basisschool en het leergebied pedagogiek en levensbeschouwing). De CG komt 20 keer per jaar bijeen. De Kompasgroep bewaakt of wordt voldaan aan de door de Pabo zelf vastgestelde uitgangspunten. Studenten worden eveneens op verschillende manieren betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. Uitgangspunten die hiervoor van belang zijn, zoals de dialoog aangaan, zijn opgenomen in het studentenbeleidsplan 2007. Het studentenbeleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd op gerealiseerde doelen aan de hand van streefnormen. De belangrijkste studentengroep bij proactieve kwaliteitszorg is de Studenten Advies Groep (SAG). De SAG bestaat uit acht tot twaalf studenten, afkomstig uit alle leerjaren en verschillende varianten en stromingen. De SAG geeft gevraagd gericht advies op vooraf door de CG vastgestelde onderwerpen en die grotendeels zijn afgeleid van het actieplan van de CG. Zo wordt de SAG dit jaar intensief betrokken bij de revisie van het curriculum. Verder is er het klassenvertegenwoordigersberaad. Dit beraad bestaat uit afgevaardigden uit alle klassen. Naast inspraakorgaan (ten behoeve van knelpunten en informatieverstrekking) is het beraad een klankbord voor de directie en docenten. Indien gewenst wordt het KVB gevraagd om toelichting te geven op bepaalde evaluatieuitkomsten. Evaluatieresultaten en verslagen van evaluaties worden naar studenten teruggekoppeld via e-mail en intranet. De klassenvertegenwoordigers hebben de taak om besproken aandachtspunten terug te koppelen naar hun klas. De wijze waarop het werkveld wordt betrokken bij de kwaliteitsborging van de opleiding staat, naast in het kwaliteitszorgplan 2005-2008, beschreven in het Beleidsplan Werkveld Instiuut Pabo HAN 2007-2010. Doel hiervan is relatiebeheer en samenwerkingsvormen in kaart te brengen en verder te stimuleren. Op strategisch niveau functioneert de instituutsbrede VAR (zie 1.1). Deze groep brengt vier maal per jaar (gevraagd en ongevraagd) advies uit over strategische keuzes van de Pabo. Daarnaast informeert de VAR de Pabo over sectorale ontwikkelingen. De VAR is breed samengesteld op basis van deskundigheid in het beroepenveld, het toeleverende veld of in onderzoek, dienstverlening en inspectie. De VAR-bijeenkomsten worden vanuit de Pabo door de directie bijgewoond en daarnaast door coördinatoren of leden van de CG (afhankelijk van de agenda). Onderwerpen van gesprek zijn onder meer (geweest): de inhoud en opzet van minoren, het instituutsbeleidsplan en het meerjarenplan kwaliteitszorg. Het panel heeft notulen van de VAR ingezien. Op tactisch niveau is er de veldresonansgroep (VRG): mensen uit het regionale basis en speciaal basisonderwijs. Deze groep bestaat sinds 2004 en komt vier keer per jaar bijeen om - net als de SAG - te adviseren en valideren. Daarnaast wordt de VRG gevraagd
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
43/61
•
•
•
•
•
•
ontwerpvoorstellen te bespreken en te vertalen naar praktijksituaties. De VRG bestaat uit tien tot vijfentwintig leden. De agendapunten zijn eveneens afgeleid van het actieplan van de CG. Voorbeelden van besproken onderwerpen zijn: de professionele standaard, alle beroepstaken, leerlijnen van leergebieden, begeleiding op hbo-niveau, het zelfevaluatierapport en de verticale en horizontale uitlijning (gepland). Het panel heeft hiervan notulen ingezien. Op operationeel niveau functioneert de werkgroep 'Competentiegericht begeleiden en beoordelen in de stage' (CBS). Deze groep komt acht keer per jaar bij elkaar en bestaat uit diverse docenten, de coördinator Opleiding en Veld en een lid vanuit het werkveld. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van stagematerialen, begeleidings- en beoordelingsformulieren, het voorbereiden en uitwerken van de regiobijeenkomsten en het bewaken van de verticale afstemming van de stages. Verder wordt het werkveld via evaluaties bevraagd via het werkveldonderzoek (2002, 2004, 2006, 2007) waarin directeuren naar hun oordeel is gevraagd over de aansluiting van de competenties van afgestudeerden van de Pabo op het werk. In 2007 heette dit onderzoek Benchmarken op niveau, in samenwerking met 17 Pabo's in Nederland. In 2005 en 2006 heeft een onderzoek onder mentoren, stagedocenten en sollers plaatsgevonden in het kader van de invoering van HOF, verder hebben evaluaties plaatsgevonden binnen de VRG en de VAR naar het eigen functioneren in de organisatiestructuur en is de kwaliteit van de opleiding in regiobijeenkomsten besproken. Een evaluatie onder mentoren is gepland in het voorjaar 2008, evenals stage-evaluaties en functioneringsgesprekken met sollers. Laatstgenoemde hebben ook in 2007 plaatsgevonden. De opleiding koppelt alle evaluaties en verbeteringen terug naar de betrokken respondenten. Verder worden resultaten van onderzoek gepresenteerd op de regiobijeenkomsten. Structurele terugkoppeling vindt ook plaats binnen de VAR en de VRG. Dit heeft het panel bevestigd gekregen in het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld. De wijze waarop de Pabo alumni betrekt bij de opleiding staat beschreven in het kwaliteitszorgplan 2005-2008, het Studentenbeleidsplan 2007-2008 en het alumnibeleidsplan 2007-2010. Er is sinds 2000 een vereniging voor alumni, de OSPA (Oud Studenten en medewerkers van Pabo Arnhem). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen alumni die al langere tijd geleden de opleiding hebben afgerond en recent afgestudeerden. Voor de eerste groep zijn er netwerkbijeenkomsten en reünies. Voor de tweede groep is er een jaarlijkse reünie, waarin de opleiding een lezing voor beginnende leerkrachten aanbiedt en waar de opleiding vraagt naar de aansluiting van de Pabo op het beroep. Jaarlijks worden vijf of zes recent afgestudeerden van de Pabo aangesteld als onderwijsassistent. Zij hebben (onder andere) de opdracht om teams, ontwikkelgroepen en/of revisiegroepen te ondersteunen door mee te denken vanuit het studentenperspectief (zie Studentenbeleidsplan 2007-2008). Alumni worden jaarlijks bevraagd over hun oordeel over de aansluiting van de genoten opleiding (competenties) op hun functie en aan hen wordt een terugblik naar de opleiding gevraagd. Daarnaast heef het BON-onderzoek in 2007 plaatsgevonden, waarin alumni zijn bevraagd. Voorts worden alumni jaarlijks via de HBO-monitor bevraagd over de
44/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
kwaliteit van hun opleiding. Uitkomsten van evaluaties onder alumni worden gepresenteerd op de jaarlijkse alumnidag (in januari). Ook presenteert de opleiding samenvattingen van onderzoeken via het bulletin OSPA.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de afstudeerfase staan in de beoordeling van de startbekwaamheid de SBLcompetenties en het hbo-niveau centraal. De afstudeerfase bestaat uit de volgende vier onderdelen: - Theoretische verdieping in een leeftijdsgroep, een vakdifferentiatiegebied en een levensbeschouwelijk terrein: Bij de keuzes en de afronding ervan komen het persoonlijk werkconcept (PWC) en de bevlogenheid van de student voor het beroep expliciet aan de orde. De theoretische verdieping moet zijn afgerond voordat de student met zijn LiO-stage start. In de afstudeerfase rondt de student tevens zijn profielkeuze af. - LiO-stage: In de LiO-stage laat de student in de praktijk zien dat hij de SBL-competenties en de professionele standaard geïntegreerd beheerst op niveau 3. De student dient gedurende 21 weken zelfstandig het onderwijs te verzorgen voor een basisschoolgroep. Als toelatingseis geldt dat de student de hoofdfase en het theoriedeel van de afstudeerfase heeft afgerond. Daarnaast heeft de student zich voorafgaand aan de LiO-stage binnen de stageschool voorbereid en georiënteerd op de stage (verplichte oriëntatiedagen). Ook moet zijn POP goedgekeurd zijn door de stagebegeleider. Ten slotte heeft hij zijn POP en het onderwerp van zijn afstudeeronderzoek met de mentor op de stageschool besproken. - Afstudeeronderzoek: Tijdens zijn LiO-stage voert de student in samenspraak met de mentor en de stageschool zelfstandig een afstudeeronderzoek uit naar een aspect uit de onderwijspraktijk. Daarbij is het tonen van onderzoeksvaardigheden essentieel. De student wordt begeleid door een eerste en een tweede onafhankelijke begeleider. De eerste begeleider is de inhoudsdeskundige van de opleiding en begeleidt de student bij de aanpak en uitvoering van het onderzoek. Tijdens het proces van het onderzoek is er een aantal momenten waarop de student contact moet hebben met de begeleider. Dit zijn tussenmomenten waarop de kwaliteit wat betreft domein en niveau bewaakt wordt. De LiO-stagebegeleider van de student is in principe de tweede begeleider. De tweede begeleider is lezer-op-afstand en beoordeelt (evenals
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
45/61
•
•
•
de eerste begeleider) of het afstudeeronderzoek aan de professionele standaard (hbo-kwalificaties) voldoet. Na goedkeuring door beide begeleiders mag de student zich aanmelden voor het examen - Eindexamen: De afstudeerfase wordt afgerond met een examen waarbij het afstudeeronderzoek centraal staat. Het examen wordt afgenomen door de twee begeleiders van het afstudeeronderzoek. Bij het examen toont de student aan dat hij in staat is: - om als professionele gesprekspartner een gesprek aan te gaan; - helder en gestructureerd uitleg te geven over de aanpak van en werkwijze bij het afstudeeronderzoek; - de theoretische onderbouwing te verantwoorden; - gekozen oplossingen helder te beargumenteren en te onderbouwen; - de bijdrage van het afstudeeronderzoek aan de eigen ontwikkeling tot startbekwaamheid te motiveren. De afstudeercoördinator is verantwoordelijk voor de onderwijsontwikkeling en de inhoud van de afstudeerfase. Hij draagt zorg voor de complete coördinatie, de contacten met de CG, de ontwikkeling en verbetering van documenten en procedures en het voorstellen van verbeteracties op basis van evaluatieresultaten en streefdoelen. De teamleider van de afstudeerfase controleert of een student voldoet aan de eisen die gesteld worden voor het starten van de LiO-stage en voor deelname aan het examen, en geeft hiervoor al dan niet toestemming. Voorafgaand aan de afstudeerfase zijn drempels in het programma opgenomen die bijdragen aan niveaubewaking (zie 2.4 en 2.5). In het kader van niveaubewaking beoordeelt het panel het gebruik van de professionele standaard als zeer positief. In verschillende gesprekken die het panel heeft gevoerd, heeft het nadrukkelijk stilgestaan bij het hbo-niveau en de borging daarvan. Sollers gaven daarbij aan dat het gehanteerde beoordelingsformulier als strikte ondergrens wordt gehanteerd. Alumni bevestigden dit. Zij gaven hierbij aan dat al langer voor de invoering van de landelijke reken- en taaltoets, eisen werden toegepast met betrekking tot rekenen en taal in het eerste studiejaar. Overall heeft het werkveld zich positief geuit over de kwaliteit van de afgestudeerden van Pabo Arnhem. Het panel heeft tien afstudeeronderzoeken die het voorafgaand aan het bezoek had ontvangen, grondig bestudeerd en daarnaast heeft het nog een aantal afstudeeronderzoeken, LiO-verslagen, theoretische verdiepingen en weergaven van eindexamens ingezien. Daarvan heeft het panel enkele ‘complete dossiers’ individueel besproken met betreffende studenten (bijna alumni). Op grond van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken beoordeelt het panel het hbo-bachelorniveau positief. De opzet van het afstuderen is gedegen en borgt het juiste niveau; alle eindkwalificaties worden op het juiste niveau nagestreefd. De geformuleerde criteria herkent het panel in de beoordeling van het eindniveau. De onderwerpen worden goed uitgewerkt en sluiten aan op de beroepspraktijk. Met het oog op het resultaat plaatst het panel een opmerking bij het doorontwikkelen van de onderzoekscomponent in het afstuderen. Het gebruik van onderzoeksmethodes en de verantwoording daarvan kan aldus het panel scherper. Uit het gesprek met de lector heeft het panel reeds vernomen
46/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
dat studenten per 2008 meer expliciet werken met bijgestelde criteria die dit mede omvatten. Het panel heeft vertrouwen in een goede doorwerking van deze ontwikkeling.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Centraal staan het verbeteren van de studievoortgang en het tegengaan van ongewenste studievertraging en -uitval (Rendementsbeleid Pabo Arnhem 2008). • De opleiding hanteert de volgende streefnomen voor het rendement (begroting meerjarenraming tot en met 2011 van de FE): - 70% propedeuserendement - 90% hoofdfase rendement • Het hoofdfaserendement voor de Faculteit Educatie is 80% (2008). Voor het Instituut Pabo is, aansluitend bij de landelijke discussie hierover, een streefcijfer voor het hoofdfaserendement afgesproken van 90%. Het streefcijfer van de faculteit voor 2008 maakt de opleiding namelijk al enkele jaren waar voor wat betreft de voltijd en de deeltijd. • Analyse van resultaten laat zien dat het propedeuserendement voor de voltijd en de deeltijd niet wordt behaald. Van het cohort 2005 van de voltijd had 54,7% na twee jaar de propedeuse gehaald. De twee daaraan voorafgaande cohorten (voltijd) voldeden na twee jaar wel aan het rendement van 70%. Bij de deeltijd liggen onder andere persoonlijke zaken ten grondslag aan de hogere uitval in de propedeuse. Het cohort van 2005 van de deeltijd haalde een rendement van 23,9%. De twee daaraan voorafgaande jaren vielen, net als bij de voltijd, positiever uit namelijk rond de 50%. • Het panel heeft vernomen dat de opleiding het voornemen heeft om het streefcijfer voor het propedeuserendement bij te stellen. • De opleiding verklaart het lage propedeuserendement van het cohort 2005 doordat deze groep de pilotgroep van het HOF was. Voor de komende cohorten wordt een hoger rendement in de propedeuse verwacht. Verder heeft de invoering van de landelijke reken- en taaltoets geleid tot een lager rendement in de propedeuse. Het is juist ook deze strenge selectie in de propedeusefase die bijdraagt aan een hoog percentage opleidingsrendement vanaf de propedeuse. • Het panel constateert dat de opleiding maatregelen neemt op grond van uitvalcijfers en analyse daarvan. De opleiding voert exitgesprekken met studenten die de opleiding verlaten. Uitkomsten hiervan worden meegenomen in de ontwikkeling van het onderwijs. Verder wordt op studievertraging (mogelijke uitval) geanticipeerd via studiebegeleiding en het aanbieden van deficiëntieprogramma’s. Voorts is de opleiding zeer actief bezig het onderwijs voor vwo’ers en jongens voldoende aantrekkelijk te houden om uitval van deze groepen tot een minimum te beperken.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
47/61
•
Op grond van de behaalde kwantitatieve resultaten na de hoofdfase en de kwaliteit daarvan, komt het panel hier tot het oordeel ‘goed’. Daarbij heeft het panel in achtgenomen de actieve houding van de opleiding ten opzichte van het bewaken van de rendementen, het geuite voornemen om het streefcijfer voor het propedeuserendement aan te passen en de aandacht die zij heeft voor specifieke doelgroepen.
Onderwerp 7
Facet 7.1
Bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs
Concretisering
Goed
Criterium: - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Arnhem heeft bij de stichting Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) het keurmerk Duurzame ontwikkeling aangevraagd. Voor het bepalen of een organisatie dit keurmerk verdient, gebruikt DHO de AISHE-systematiek (Audit Instrument for Sustainability in Higher Education). • De wijze waarop ‘duurzame ontwikkeling’ is geconcretiseerd in doelstellingen, programma, personeelsbeleid, voorzieningen, kwaliteitszorgsysteem en de resultaten is onderzocht door gecertificeerde auditoren van de stichting DHO. Met behulp van het AISHE-instrument is systematisch nagegaan in hoeverre duurzame ontwikkeling aantoonbaar is geconcretiseerd. Op 16 juni 2007 heeft de stichting DHO dit keurmerk aan Pabo Arnhem toegekend met twee sterren (protocollen) (vooraankondiging via getekende brief op 15 mei 2008). Het panel heeft de AISHE rapportage ingezien. In een brief aan het visitatiepanel van NQA d.d. 10 juli 2008 vraagt de opleiding om toekenning van het bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs. • In het zelfevaluatierapport van de opleiding wordt bij herhaling melding gemaakt van activiteiten rondom duurzame ontwikkelingen. In het navolgende zijn deze per onderwerp uit het NVAO-kader samengevat (vergelijk AISHE-rapport, juni 2007): • Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Pabo Arnhem heeft duurzame ontwikkeling in documenten vastgelegd (Kompas, Opleidingskader 2007-2008) en een Kompasgroep (‘het geweten’) ingesteld om de visie (verder) te ontwikkelen en te bewaken, zo veel mogelijk in samenspraak met medewerkers en studenten. De opleiding kent specifieke beleidsplannen en bijbehorende acties op het gebied van duurzaamheid (bijvoorbeeld het Personeelsbeleidsplan Instituut Pabo, 2006-2009). De opleiding heeft een overzicht gemaakt waarin de SBLcompetenties naast de duurzame competenties worden gelegd (Het Duurzame Web, 2007).
48/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
•
•
•
•
•
Onderwerp 2 Programma Het curriculum kent een accent op voortdurende reflectie. Ruimtelijke, natuurlijke, sociale en culturele facetten van duurzame ontwikkelingen komen in het curriculum aantoonbaar en volgens een heldere opbouw aan de orde, ook tijdens de stages. Pabo Arnhem kent geïntegreerde vormen van onderwijs, waardoor diverse studieonderdelen steeds met elkaar in verband worden gebracht (Duurzaamheid in het huidige curriculum van Pabo Arnhem, 2007). Onderwerp 3 Inzet van personeel Pabo Arnhem kent een personeelsbeleidsplan waarin duurzaamheid mede het uitgangspunt is. Ook kent de Pabo een vertaling naar deskundigheidsbevordering op het gebied van duurzame ontwikkeling (Professionaliseringsplan 2007-2008). Verder speelt duurzaamheid een rol bij de functioneringsgesprekken tussen directie en medewerker (Informatiepakket R&O-gesprekken). Enkele docenten hebben contacten met externe instanties en vertalen dit ook naar het programma. Kennis en belangstelling van medewerkers en studenten is geïnstitutionaliseerd via het Ecoteam (Agenda’s en notulen Ecoteam 2006-2008). Op directieniveau participeert de directeur van Pabo Arnhem in de Adviesraad van Duurzame Pabo’s. Onderwerp 4 Voorzieningen Milieuzorg vindt plaats op HAN-niveau. Op opleidingsniveau gaat Pabo Arnhem hier uiteraard vanzelf in mee (afval- en energiebeleid). Ook wordt projectmatig aangesloten op initiatieven van de HAN, bijvoorbeeld door het voortouw te nemen bij de ecologische catering. Het Ecoteam neemt hier actief aan deel (Agenda’s en notulen Ecoteam 20062008). Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Via het kwaliteitszorgsysteem is sinds 2007 structureel aandacht voor trendgegevens van docenten en studenten (Actieplan kwaliteitszorg 2007-2008). De opleiding heeft in kaart gebracht met welke externe organisaties contact over duurzaamheid bestaat (Uitwerking telefonische enquête, najaar 2007). Naar aanleiding van het AISHE-rapport zijn ook diverse verbeterpunten te noemen. Deze punten zijn leidend voor het Ecoteam en de directie. Verbeterpunten richten zich met name op betere communicatie over en bekendheid geven aan duurzaamheid en verdere vertaling van de uitgangspunten naar het programma via de zogenaamde uitlijning of revisie (Actieplan Ecoteam).
Facet 7.2
Onderscheidend karakter
Goed
Criterium: - Het kenmerk is onderscheidend in relatie tot relevante andere opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs.. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Erkenning van het Keurmerk DHO impliceert een vergelijking met andere hboopleidingen in Nederland op dit kenmerk. Volgens de site van DHO (www.dho.nl)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
49/61
•
beschikken 15 opleidingen over het Keurmerk, waarvan zes opleidingen met één ster en negen opleidingen met twee sterren. In Nederland beschikt één andere relevante opleiding (de Marnix Pabo in Utrecht) over het Keurmerk met twee sterren. De NVAO en de stichting DHO zijn overeengekomen dat een AISHE duurzaamheidskeurmerk (2 sterren) leidt tot het toekennen van een bijzonder kenmerk duurzaam hoger onderwijs. Het panel stelt vast dat Pabo Arnhem aan deze afspraak voldoet en komt tot het oordeel ‘goed’ voor beide facetten van dit onderwerp.
50/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
51/61
Bijlage 1:
52/61
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
53/61
54/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
55/61
56/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De mevrouw M. Snel
Panellid: Mevrouw J.M.A. Janssen-Kubbinga
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer D. Brauns
Panellid: Mevrouw prof.dr. M.L.L. Volman
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw prof.dr. M.L.L. Volman Mevrouw Volman is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van onderwijskunde en onderwijspedagogiek en vanwege haar inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Mevrouw Volman beschikt over onderwijservaring door haar werkzaamheden als docent, daarnaast heeft zij onderzoekservaring. Mevrouw Volman is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1972 – 1978 VWO, Carolus Borromeuscollege te Helmond 1981 Kandidaatsexamen Pedagogische Wetenschappen en Andragologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam 1986 Doctoraalexamen Pedagogische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam, hoofdrichting Onderwijskunde 1994 Promotie in de Sociale Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
57/61
Werkervaring: 1986 – 1997 Onderzoeker/projectleider bij het SCO-Kohnstamm Instituut, programmagroep COBO 1990 – 2003 Onderzoeker/docent bij het Instituut voor de Lerarenopleiding van de UvA 1997 – 2002 Universitair docent bij de afdeling Onderwijspedagogiek, Vrije Universiteit 2002 – heden Universitair Hoofddocent Onderwijspedagogiek en Opvoedingsfilosofie, Vrije Universiteit 2003 – 2005 Lector ‘Identiteitsontwikkeling in de school’, Faculteit Educatie, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 2005 – heden Hoogleraar ‘Onderwijskunde, in het bijzonder leren en onderwijzen in het voortgezet en hoger onderwijs’, Onderwijscentrum Vrije Universiteit (bijzondere leerstoel ingesteld vanwege Stichting De Beauvoir)
Panellid mevrouw J.M.A.Jansen-Kubbinga Mevrouw Jansen is voornamelijk ingezet vanwege haar ervaring en haar domeindeskundigheid. Zij heeft jaren ervaring als docent in het primair onderwijs. Daarnaast beschikt zij door haar ruime ervaring als mentor en studieloopbaanbegeleider van Pabostagiaires en haar contacten met verschillende studieloopbaanbegeleiders over domein- en onderwijskundige kennis van het paboonderwijs. Mevrouw Jansen heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is zij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het accreditatieproces in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1968 – 1974 1974 – 1977 2006 – 2007
Gymnasium Triniteit Lyceum te Haarlem Bevoegd Onderwijzer, Pedagogisch Academie De La Salle te Heemstede Mensgericht Coachen, Academie voor Counselling en Coaching
Relevante cursussen: 1999 – 2000 Middenmanagement, Hogeschool Haarlem 1999 – 2001 Cursus voor het certificaat Daltonleerkracht, Wenke Adviesbureau Onderwijs 2003 Kweekvijverproject Schoolmanagement, I.S.O.B. Werkervaring: 1977 – 1982 1992 – 2002 1994 – 2002 1998 – 2001 1999 – 2002 2002 – 2007 2006 – 2007 2006 – 2007 2003 – 2006 2002 – 2007 2007 – 2008 2007 – 2008
58/61
Onderwijzeres Heilig Hartschool te Haarlem Groepsleerkracht Brederodedaltonschool te Santpoort Zuid Mentor stagiaires PABO Lid Managementteam Daltoncoördinator Groepsleerkracht OBS DE Wissel te Uitgeest Auditor Kwaliteitskaarten Lid managementteam als bouwcoördinator Daltoncoördinator Mentor Stagiaires PABO Gestart met eigen bedrijf Triple Touch voor coaching, advies en training verschillende coachingstrajecten op het gebied van persoonlijke ontwikkeling Roads Haarlem - Ontwikkelen en uitvoeren van training didactiek - Begeleiden en ondersteunen van docenten op het gebied van cursusontwikkeling en didactiek van het lesgeven.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Diversen: 1992 – 1996 2003
Lid medezeggenschapsraad Brederodedaltonschool te Santpoort Zuid Lid Medezeggenschapsraad OBS DE Wissel te Uitgeest
Panellid student de heer D. Brauns De heer Brauns is ingezet als studentpanellid. Hij is tweedejaars student Pabo aan een andere instelling en representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar basisonderwijs. De heer Brauns heeft deelgenomen aan de NQA auditortraining hoger onderwijs. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1997 – 2001 2001 – 2003 2003 – 2005 2005 – heden
VMBO, De Rooi Pannen, diploma behaald MBO, De Rooi Pannen, diploma behaald SPW, ROC Eindhoven, diploma behaald PABO, Pedagogische Hogeschool De Kempel
Werkervaring: 2003 – 2004 Gereformeerd Vrijgemaakte School “Immanuel”, 1 jaar stage 2004 – 2006 Evangelische Basisschool Online, 2 jaar stage 2006 – 2007 OBS de Ekenrooi, 1 jaar stage
Mevrouw M. Snel (NQA-auditor) Mevrouw Snel is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Opleiding: 2000 – 2004 Personeel & Arbeid (bachelor HRM), Saxion Hogeschool Enschede 2008 – heden Opleidingskunde (bachelor HRD), Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Werkervaring: 2004 – 2005 Junior personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra 2005 – heden NQA-auditor, Netherlands Quality Agency Cursus: Maart 2004
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
59/61
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Pabo Arnhem op 21 en 23 mei 2008
Dag 1: 21 mei 08.30-11.30 uur 11.30-12.15 uur 12.15-13.15 uur 13.15-14.00 uur 14.00-14.45 uur 14.45-15.15 uur 15.15-15.45 uur 15.45-16.30 uur 16.30 uur
Algemene dag Ontvangst en materiaalbestudering Gesprek management Lunch Gesprek studenten Gesprek docenten Rondleiding Gesprek Alumni Gesprek werkveld Paneloverleg
Dag 2: 23 mei 08.30-09.30 uur 09.30-10.00 uur 10.00-11.30 uur
Dieper ingaan op het hbo-niveau Materiaalbestudering om alvast wat werk in te kunnen zien Presentatie/toelichting ambitie Pabo Arnhem HAN Presentaties/toelichting van huidige derde- en vierdejaars studenten (max. 8) over opzet en toetsing van werkstukken, stages en afstudeerwerk Presentaties/toelichting van alumni (meest recent, max. 8) over opzet en toetsing van werkstukken, stages en afstudeerwerk Lunch en paneloverleg Gesprek met docenten/afstudeerbegeleiders over het werk dat het panel heeft bestudeerd Paneloverleg Tweede gesprek management en afsluiting
11.30-12.30 uur 12.30-13.30 uur 13.30-14.30 uur 14.30-15.00 uur 15.00 uur
60/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
Bijlage 4: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9.
10.
11.
12. 13.
14.
15. 16. 17. 18. 19.
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Studiegidsen van de opleiding per variant en stroom, inclusief overzichten van het curriculum Het landelijk opleidingsprofiel (SBL), aangevuld met eigen accenten via het Kompas. De uitwerking van de Dublin Descriptoren in relatie tot de eindkwalificaties. Het opleidingskader (docenten) en het opleidingsstatuut (studenten). De onderwijs- en examenregeling. Geactualiseerde cv’s van docenten met o.a. informatie met betrekking tot: omvang dienstverband, functie, rollen (bijvoorbeeld docent, SLB’er), opleiding, werkervaring + wanneer, relevante nevenactiviteiten. Een overzicht van de verbeteractiviteiten sinds de vorige visitatie (opgenomen in 5.2 van het ZER). Stage- en afstudeerhandleidingen. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau: o.a. instituutsbeleidsplan, onderwijsbeleid, toetsbeleidsplan, studentenbeleidsplan, alumnibeleidsplan, personeelsbeleidsplan, kwaliteitszorgbeleidsplan, beleidsplan internationalisering, beleidsplan ict. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, o.a.: • De WAB-boeken (werken aan beroepstaken) • SLB-handboek • Diverse (vak-)literatuur • (Stage- en afstudeer)handleidingen • Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken • Specifieke opdrachten. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen): • Toetsen • Opdrachten • Portfolio’s en assessments • Stageverslagen • Projectverslagen. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem (o.a. beleidsplan en actieplannen, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers, recente evaluatierapporten (zowel intern als extern), evaluaties van studenten, werkveld en docenten en bijbehorende analyses en verbeteracties, actieplannen teams, verslagen proactieve groepen (studenten, werkveld). Verslagen van bijeenkomsten van relevante overlegorganen (curriculumgroep, opleidingscommissie, veldadviesraad, veldresonansgroep, studentenadviesgroep, examencommissie, directieoverleg, e.a.), statuten/reglementen en samenstelling van diverse overlegorganen. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. Afstudeerproducten (o.a. afstudeerscripties, LIO-verslagen), inclusief beoordelingen. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal. De documenten waar de Pabo in het zelfevaluatierapport naar verwijst (zie ZER bijlage 2B). Diverse documenten rondom duurzaamheid en toekenning keurmerk duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Pabo Arnhem
61/61