Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Amsterdam Fashion Institute, opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde voltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Amsterdam Fashion Institute, opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde voltijd CROHO nr. 34254 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV december 2008 Auditteam: drs. W. G. van Raaijen W. Hekking drs. J.G.L. Teunissen J. Kessels M. Yee drs. R.F.H.M. Stapert I . Meijer Secretaris: drs. M.S. Bijkerk
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitaties en audits Beschrijving van traject n.a.v. de interne audit in 2007: Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Technische Commerciële Confectiekunde,15 en 16 september 2008
1 1 1 1 3 4 7 7 9 10 11 11
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
13 13 13 15 17 19 19 23 25 27 29 31 32 35 38 38 40 41 44 44 46 49 49 52 54 56 56 58
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
61 61 62
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 15 en 16 september 2008
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu het Amsterdam Fashion Institute (hierna te noemen het AMFI), verzorgt de HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde met de afstudeerrichtingen / beroepsprofielen Fashion & Branding, Fashion & Design en Fashion & Management. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Technisch Commerciële Confectiekunde, voltijd, crohonummer 34254 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de afstudeerrichtingen Fashion & Branding, Fashion & Design en Fashion & Management van de opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde in één rapport samengevat omdat alle afstudeerrichtingen gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de drie afstudeerrichtingen zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. Het AMFI is de enige HBO-opleiding in Nederland waar studenten het diploma Technisch Commerciële Confectiekunde kunnen behalen. Deze naam geeft aan dat de opleiding zich van andere modeopleidingen, zoals die bijvoorbeeld aan de kunstacademie aangeboden wordt, onderscheidt. Bij het AMFI gaat het om alle activiteiten die vanaf het allereerste designconcept nodig zijn om een kledingstuk uiteindelijk als eindproduct in de winkel te krijgen en te verkopen. De student kan zelf de keuze maken waar zij1 in de toekomst als professional in deze mode keten werkzaam wil zijn en hoe zij daar wil komen. Dit kan in drie afdelingen: Fashion & Branding, Fashion & Design en Fashion & Management, die allemaal een eigen afstudeerrichting met een internationale variant hebben. Bij Fashion & Branding staat de identiteit van merken en communicatie centraal. De studenten ontwikkelen concepten en leren een merkenstrategie op te zetten. Onderwerpen zijn onder andere marketing, visual culture en visual merchandising. Fashion & Design leidt op tot ontwerper en stylist. De studenten houden zich onder andere bezig met ontwerpen, patroontekenen, moulage en de realisatie van hun ontwerpen. Achtergrondkennis van de beeldcultuur en kostuumgeschiedenis speelt net als textielkennis een belangrijke rol. Fashion & Management leidt op voor technische en commerciële beroepen in de mode-industrie. Op het programma staan onderwerpen als marketing, organisatie, management, economie, logistiek en materialenkennis. Om de studenten goede kansen op de arbeidsmarkt te geven oriënteert het AMFI zich internationaal. Nederland is geen productieland en een Nederlandse professional zal voor de productie naar het buitenland moeten, met name naar Azië, waar het grootste deel van de mondiale kledingproductie plaatsvindt.
1
Aangezien 85% van de studenten vrouwelijk is, is de keuze gemaakt om in dit rapport over de studenten in de vrouwelijke vorm te spreken. Uiteraard worden hiermee ook de mannelijke studenten bedoeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 1
Het AMFI is ontstaan uit twee instituten, die gesticht werden door Mr. H.F. Koetsier en Charles Montaigne. De ingenieursopleiding HTS Mr. Koetsier ontstond 60 jaar geleden als een technische, commerciële opleiding. Academie Charles Montaigne, opgericht in 1951, was een private opleiding voor couture styling. Mr. Koetsier trad in 1987 toe tot de Algemene Hogeschool Amsterdam, de Academie Charles Montaigne in 1992 tot de Algemene Hogeschool van Amsterdam. De instituten fuseerden in 1992 tot één instituut. In 2002 kreeg het instituut zijn huidige naam, het Amsterdam Fashion Institute. Na de fusie van 1992 werd het instituut vier jaar geleid door een technisch directeur vanuit de opleiding Mr. Koetsier. De daarop volgende zeven jaar zag de opleiding vijf directeuren (ad interim) voorbij komen. Van 2002 tot 2005 volgde een directeurschap dat nogal wat onrust en problemen veroorzaakte bij het personeel, daarna werd het instituut een half jaar ad interim geleid door een lid van het College van Bestuur van de HvA. Op 1 januari 2006 ging het huidige directieteam aan het werk. Bij het aantreden van de huidige directie in 2006 viel het AMFI rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur. De directeur had één van de leden van het College als leidinggevende. In 2006 heeft de hogeschool haar veertien instituten verdeeld over zeven domeinen. Het AMFI valt onder het domein Media, Creatie en Informatie en de directeur van het AMFI legt verantwoording af aan de voorzitter van dit domein. Per 1 september 2008 zijn in de HvA de instituten opgeheven en zijn de opleidingen geleid door opleidingsmanagers, de bestuurlijke eenheden. Voor het AMFI is een uitzondering gemaakt, het zal als instituut met een eigen directeur verder blijven bestaan. Het instituut is een blikvanger binnen de hogeschool en trekt als sterk ‘merk’ veel studenten. De directeur vertegenwoordigt het gezicht naar buiten van het AMFI. Het AMFI is nu een opleiding met ruim 1200 studenten, 70 docenten en 20 stafmedewerkers. De studentenpopulatie bestaat voor 85% uit meisjes en 15% uit jongens; 18% van de reguliere studenten komt uit het buitenland. Aan het hoofd van het instituut staat een directeur, geflankeerd door een adjunctdirecteur. Met de drie afstudeerrichtingen biedt de opleiding studenten de kans om, afhankelijk van hun talent, voor beroepen in het hele modevakgebied te kiezen. Met de toekomst van de mode als uitgangspunt speelt het instituut enerzijds in op de behoefte van het werkveld aan hooggekwalificeerde professionals en denkt het anderzijds na over de specifieke bijdrage die het met zijn Nederlandse identiteit en mentaliteit aan de mondiale mode-industrie kan leveren. Het antwoord dat het AMFI op die vraag ontwikkeld heeft, is om in alle drie de afdelingen de verbinding van technisch, commercieel en creatief denken en handelen tot de basis van het onderwijs te maken. Bij het aantreden van de nieuwe directie in 2006 lag er een niet oninteressant onderwijsprogramma dat ingebed was in een ingewikkelde, ondoorzichtige structuur, waardoor het zijn doel voorbijschoot. De focus lag vooral op de theoretische kant. Sommige praktische onderdelen dreigden geschrapt te worden. Door de wijze van organisatie en het ontbreken van een overkoepelende onderwijsvisie voldeed het niveau van de eindresultaten bovendien niet meer aan de vraag van de industrie. In kennismakingsgesprekken die de nieuwe directie voerde met studenten en docenten kwam naar voren dat het instituut wel op de goede weg was, maar dat er wel één en ander moest veranderen. Er werden onder andere vragen gesteld bij de diepgang van het van het onderwijs, de organisatie en de inhoud van de tentamens, de internationalisering en de roostering werd als groot probleem ervaren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 2
Na het bijwonen van eindexamens moest de directie concluderen dat die nogal uiteenlopend van inhoud, vorm en kwaliteit waren. Gesprekken met het werkveld maakten duidelijk dat er van afgestudeerden bij het AMFI eerder meer dan minder technische kennis wordt verwacht, met name over productie en materialen. Een deel van de bevindingen bleek overeen te komen met de uitkomsten van de visitatie uit 2002, zoals een onvoldoende borging van de relevantie van de kwalificaties, het ontbreken van een beleid gericht op de bewaking van de kwaliteit van de toetsen, passende maatregelen voor verbetering van het rendement en een onvoldoende geëxpliciteerd personeelsbeleid. Het besluit werd genomen om het onderwijsprogramma, met behoud van het goede, geheel te vernieuwen, In 2006 is aan het vernieuwingsproces begonnen. De invoering van het nieuwe programma vindt gefaseerd plaats. Op het moment van de audit is de nieuwe propedeuse voor de eerste maal gepasseerd en geëvalueerd, het tweede jaar is ingezet en het derde en vierde jaar staan in de steigers. Er bestaan dus twee onderwijsprogramma’s: in de eerste twee jaren is dat het nieuwe programma, in de laatste twee jaar het programma dat tijdens de voorlaatste bestuursperiode (2002-2005) ontstond. In dat programma is al een aantal zaken, dat dringend om vervanging vroeg, tijdelijk aangepast. Het AMFI ziet zichzelf als een internationaal kenniscentrum, dat tevens als bruggenbouwer tussen kleine en grote spelers in de modewereld fungeert. Door deze spilfunctie worden de beste mogelijkheden voor de studenten en alumni gecreëerd om in het werkveld aan de slag te gaan en er een positie te verwerven. De opleiding is in vele netwerken actief, zowel in het onderwijs als in de professionele wereld. Als enige opleiding in Nederland die zich op alle facetten van het modevak richt, werkt de opleiding op verschillende manieren met andere opleidingen samen. Het creatieve deel van de opleiding heeft sterke overeenkomsten met de modeopleidingen aan de kunstacademies, zij het dat het AMFI een meer toegepaste oriëntatie heeft. Het technische deel van het onderwijs vertoont overeenkomsten met het onderwijs van de textielopleiding De Maere van Saxion Hogescholen en de Textiel Management Opleiding in Doorn. Deze opleidingen concentreren zich op management en technische kennis van textiel. Het AMFI werkt met deze creatieve en technische opleidingen samen, maar voelt zich het beste thuis bij de fashion technology institutes, zoals die in het buitenland bestaan. Qua visie en aanbod lijken Engelse modeopleidingen, zoals die van Nottingham Trent University en het London College of Fashion van London University het meest op het AMFI.
1.4.
Visitaties en audits
In de afgelopen jaren hebben er meerdere reflectiemomenten plaatsgevonden, te weten een visitatie in 2002, een quickscan door een adviesbureau in 2005 en een interne audit in 2007. In die laatste audit beoordeelde de commissie 9 van de 21 facetten als onvoldoende waarmee alleen onderwerp vier ’’Voorzieningen’’ zonder voorbehoud als voldoende aangemerkt kon worden. Als sterke punten van de opleiding werd gezien: Bij het management heerst ‘awareness’ voor problemen. Knelpunten worden (h)erkend. Ondanks het turbulente verleden is de betrokkenheid van medewerkers bij de veranderingen hoog. Echter de balans hiervoor is wel wankel. (De verbetercapaciteit in het team is nog beperkt). De medewerkers herkennen dat recente veranderingen een verbetering inhouden. Het instituut is in Nederland een unieke opleiding met een grote aantrekkingskracht op studenten en werkveld. Vanuit het bedrijfsleven zijn er jaarlijks 700 stageaanvragen terwijl - er vanuit de opleiding geredeneerd - slechts 300 stageplaatsen nodig zijn. De relatie met het werkveld is goed. De opleiding onderscheidt zich duidelijk als beroepsgericht ten opzichte van de kunstopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 3
Als kritische succesfactoren om op accreditatieniveau te komen,werden aangemerkt: Maak het HBO-bachelor niveau aantoonbaar. Versterk het competentiegericht opleiden, vooral het gebruik van het portfolio. Toetsing is van (te) wisselend niveau. Zowel toetsen als beoordelen gebeurt subjectief en is afhankelijk van de interactie tussen student en docent. Stel duidelijke normen op. Stel een helder personeelsbeleid op en verminder de werkdruk voor de medewerkers. Verbeter de afstemming tussen de docenten. Bepaal de eindkwalificaties waar studenten aan moeten voldoen en werk dan terug naar de propedeuse, in plaats van andersom. Werk de afstudeerprofielen beter uit en betrek hierbij aantoonbaar het werkveld. Geef de internationale variant een nog meer internationaal karakter.
1.4.1.
Beschrijving van traject n.a.v. de interne audit in 2007:
Naar aanleiding van de laatste audit in 2007 zijn er uitgebreide verbetermaatregelen in gang gezet. Dit verbeterproces sloot aan op de nieuwe weg die met het aantreden van de nieuwe directie in 2006 ingeslagen is. Domeinspecifieke eisen en niveau bachelor (facetten 1.1 en 1.2) Bij het begin van de onderwijsvernieuwing constateerde de opleiding dat het AMFI nog geen competentieprofielen en eindkwalificaties had vastgesteld. Zoals ook in de interne audit werd geconstateerd was het daardoor problematisch het bachelorniveau aan te tonen. De volgende maatregelen zijn inmiddels afgerond:
In samenwerking met het werkveld vastleggen van beroepsprofielen. In overleg met het werkveld vastleggen van competenties en kennis en vaardigheden. Het maken van een vergelijking met de Dublin Descriptoren. Deze zaken zijn vastgelegd in een geïntegreerd opleidings- en beroepsprofiel, het AMFI-profiel.
Programma (facetten 2.2, 2.3) In gesprekken met medewerkers en studenten en door kennis te nemen van evaluaties (met name de studententevredenheidsmonitor, STM) constateerde de opleiding in 2006 dat het onderwijs onvoldoende transparant was en de samenhang van de programmaonderdelen niet altijd duidelijk, terwijl de studenten ook te weinig een reëel beeld kregen van de modewereld. Uit de interne audit kwam hetzelfde naar voren. Bovendien stelde men vast dat het onderwijs te licht was en de relatie tussen de doestellingen en het programma te wensen overliet.
De samenhang in het programma is verbeterd door consequent beroepsproducten centraal te stellen en kennis en vaardigheden productgericht aan te bieden en meteen toe te passen. Met de theoretical backbone en toolshops zorgt het nieuwe programma voor meer verdieping. Sinds 2005 is het AMFI bezig met de invoering van honoursprogramma’s voor getalenteerde studenten, met een zwaardere studielast. Met de vele realistische opdrachten en optredens van gastdocenten uit de industrie is de praktijk in de opleiding verankerd. Bovendien krijgen de studenten de kans om in speciale modules en in de reality school direct in de praktijk aan het werk te gaan.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Zowel uit de studententevredenheidsmonitor van de laatste jaren en gesprekken met studenten als de interne audit kwam naar voren dat de kwaliteit van de beoordeling en toetsing verbeterd moest worden. Er zijn de volgende maatregelen genomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 4
Het onderwijsprogramma is gestroomlijnd en het aantal programmaonderdelen beperkt; zo is er een eind gemaakt aan de overvloed van tentamens die nauwelijks verband met elkaar hielden. Het aantal vormen van toetsing is teruggebracht en beperkt tot productbeoordelingen, assessments en tentamens. Alle toetsing vindt plaats aan de hand van formulieren waarop de competenties zijn vermeld. In het onderwijsprogramma is expliciet ruimte gecreëerd voor feedback. Bij de planning is rekening gehouden met de inzet van docenten. Er is zo min mogelijk overlap in de beoordelingsperiodes. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 vinden ook de examens plaats aan de hand van de competenties. Alle procedures voor beoordeling, toetsing en exameninering staan duidelijk beschreven en worden in de afdeling geëvalueerd.
Inzet van Personeel (facet 3.1, 3.2, 3.3) Bij haar aantreden in 2006 ontbrak het de nieuwe directie aan een helder overzicht van de inzet van personeel. In de interne audit in 2007 werd geadviseerd een meerjaren personeelsbeleid te formuleren. De volgende maatregelen zijn erop gericht deze en andere verbeterpunten op het gebied van het personeelsbeleid adequaat aan te pakken.
Er is een meerjaren personeelsplan geformuleerd. De opleiding heeft een aanvang gemaakt met de opzet van een vlootschouw per afdeling, waarin een inventarisatie is gemaakt van de aanwezige expertise en waarbij hiaten en overlappingen in kaart zijn gebracht. De opleiding nodigt gastdocenten uit het bedrijfsleven uit om de nodige expertise in te brengen in verschillende modules (kwaliteitsimpuls) en een flexibeler personeelsbestand te creëren. Er is een gesprekscyclus ingevoerd met functionering- en beoordelingsgesprekken. Om de kwaliteit van het personeel op peil te houden wordt veel aandacht gegeven aan scholing.
Internationalisering Om studenten goed voor te bereiden op het internationale karakter van de mode-industrie en ze de best denkbare opleiding te geven, zet de opleiding sterk in op internationalisering.
De opleiding heeft een klein bureau voor internationalisering opgezet met een tweetalige coördinator (native speaker) en twee medewerkers (ook native speakers) voor de studentenadministratie en het uitwisselingsprogramma. Het gebruik van Engels binnen de opleiding wordt op diverse manieren gestimuleerd: er is een traject gestart om de Engelse taalvaardigheid van de docenten te verbeteren, documenten en literatuur worden in het Engels vertaald, sollicitanten voeren naast het reguliere sollicitatiegesprek ook een gesprek in het Engels met de coördinator internationalisering. Het AMFI heeft een minor ‘International Production Management’ ontwikkeld, die zich voor de helft in het buitenland afspeelt.
Voorzieningen (facet 4.1) Er is de laatste jaren veel aandacht besteed aan het upgraden van faciliteiten en de inrichting van het gebouw. De zeefdrukkerij is met nieuw materiaal in het eigen gebouw ondergebracht. De faciliteiten in de drukkerij worden naar behoefte aangevuld en uitgebreid. Voor de minor Individuals is een plotter (machine) geïnstalleerd. De tekenfaciliteiten zijn in 2007 in het buurgebouw nieuw en riant gehuisvest.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 5
De opleiding doet onderzoek naar de uitbreiding van digitale programma’s die professioneel worden gebruikt ter ondersteuning van modeontwerp, -productie en -logistiek. In de studentenlounge is catering beschikbaar zodat studenten er een goedkope lunch kunnen krijgen.
Kwaliteitszorg (facet 5.1, 5.2, 5.3) Bij het aantreden van de nieuwe directie in 2006 was de kwaliteitszorg als afzonderlijk aandachtsgebied nauwelijks ontwikkeld. De kwaliteitszorg bestond hoofdzakelijk uit het volgen van procedures van de HvA. De laatste jaren is al werkend aan de verbetering van het onderwijs en de organisatie een eigen kwaliteitsbeleid ontwikkeld.
Alle voor de kwaliteitszorg relevante documenten, evaluatie-instrumenten, kwaliteitsrapportages en overleggen zijn in kaart gebracht. Er is een eenvoudige kwaliteitszorgsystematiek ontwikkeld en de verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. Er zijn streefcijfers opgesteld op diverse gebieden, onder andere voor de scores op onderzoeken. Er is een nieuwe medewerker kwaliteitszorg aangesteld, nadat de post een half jaar onbemand is geweest.
Organisatie Bij het aantreden van de nieuwe directie in 2006 werd geconstateerd dat een deel van de zwaktes van het AMFI verband hielden met de organisatie, die te weinig doorzichtig en te weinig slagvaardig was. Daarop zijn meteen maatregelen genomen.
Er is een afdelingsstructuur ingevoerd met drie afdelingen, die elk door een hoofd geleid worden. Er is onderzoek gedaan naar alle activiteiten van het OBP. Daaruit kwam naar voren dat er een grote versnippering van taken is door de wijze waarop deze over de medewerkers zijn verdeeld. De werkzaamheden worden nu gebundeld. Daardoor is komt er meer helderheid in de organisatiestructuur. Er is een roosterbureau en een bedrijfsbureau ingesteld om de bestaande roosterproblemen op te lossen en om de organisatorische en administratieve processen in het onderwijs aan te sturen. Er is een onderwijsassistent aangenomen om coördinerende en administratieve taken van de afdelingshoofden over te nemen.
Het AMFI naar buiten toe Het AMFI en de studenten waren te weinig zichtbaar in de maatschappij en de band tussen de opleiding en de afgestudeerden kon worden versterkt. Om de prestaties van de studenten beter voor het voetlicht te brengen, de studenten kansen te bieden om direct in het werkveld ervaring op te doen, de band met oudstudenten te versterken en het imago van het AMFI te versterken, zijn er op diverse terreinen actie ondernomen.
Met Fashion Transit is een nieuw concept ontwikkeld om afstudeerders van alle drie de afdelingen in de schijnwerpers te zetten. De opleiding heeft een eigen Statement Store Individuals op het Spui in Amsterdam Studenten van de opleiding werken mee en/of verzorgen een presentatie bij onder andere de Amsterdam International Fashion Week (AIFW), de ‘Lichting 200...’, het India Festival in Amsterdam, de Graduates Fashion Week in London en de Modebiënnale Arnhem. De opleiding heeft in 2007 een website voor alumni in het leven geroepen, die het startpunt vormt voor alumniactiviteiten. Er worden alumni als gecommitteerden bij eindexamens en als gastdocenten betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 6
Het auditteam heeft kunnen concluderen dat de opleiding op bovenstaande punten grote stappen vooruit gemaakt heeft. Alle bovenstaande minpunten zijn omgezet naar positieve ontwikkelingen. In de verschillende facetten zal dit nader besproken worden.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de door het AMFI verzorgde opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde met de afstudeerrichtingen Fashion & Branding, Fashion & Design en Fashion & Management is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende afstudeerrichtingen geldt het volgende: De opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde met de afstudeerrichtingen Fashion & Branding, Fashion & Design en Fashion & Management hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een bacheloropleiding Technische Commerciële Confectiekunde op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door het AMFI aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Rapport interne audit 2007 (zie ook § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 7
-
studiebegeleiding, onderwijsrendement.
Op basis van de door het AMFI aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de drie afstudeerrichtingen. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van werkveld, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. 2
Visitatie heeft op 15 en 16 september 2008 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 8
Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
3
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 9
1.5.2.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
De heer drs. W. G. van Raaijen De heer W. Hekking (werkvelddeskundige) De heer J. Kessels (werkvelddeskundige) Mevrouw M. Yee (werkvelddeskundige) Mevrouw drs. J.G.L. Teunissen (vakdeskundige) De heer drs. R.F.H.M. Stapert (onderwijsdeskundige) Mevrouw I . Meijer (studentlid) Mevrouw drs. M.S. Bijkerk
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Lead auditor Willem van Raaijen is werkzaam bij de Hobéon Groep en heeft inmiddels een brede ervaring in het uitvoeren van audits in het onderwijs waaronder audits in het HBO in het kader van accreditatie binnen verschillende domeinen. De werkvelddeskundigen Jan Kessels (Fashion & Management), Wiet Hekking (Fashion & Branding) en Marina Yee (Fashion & Design) hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programmainhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De bovenstaande auditoren hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals in de modeketen op HBO-niveau. De heer Kessels is onder andere directievoorzitter van De Bijenkorf, Vroom & Dreesmann en de HEMA geweest. De heer Hekking is lange tijd werkzaam geweest als inkoper bij C&A, en vervolgens in verschillende leidinggevende- en managementfuncties bij MEXX, Esprit en Amici. Tegenwoordig heeft de heer Hekking een eigen bedrijf in designmeubelen. De toonaangevende modeontwerpster Yee maakte deel uit van de 6 van Antwerpen, een groep ontwerpers die de Belgische mode op de wereldkaart wilde plaatsen. Sinds het uiteen vallen van de groep is zij als zelfstandig ontwerpster en kunstenares werkzaam. Vakdeskundige José Teunissen is sinds 2002 lector Modevormgeving bij ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en was daarvoor werkzaam als conservator Mode en Kostuums van het Centraal Museum in Utrecht en als universitair docent aan de UvA. Zij heeft in haar eerdere en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die haar in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 10
Rob Stapert heeft zich als deskundige ‘onderwijs’ vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. Mevrouw drs. M.S. Bijkerk heeft in dit team de rol van secretaris vervuld. Mevrouw Bijkerk studeerde kunsten cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, afstudeerrichting beleid en management en klassiek contrabas. Sinds enige tijd is zij voor Hobéon werkzaam op het gebied van certificering van kunsteducatieve instellingen, accreditatie van hoger beroepsopleidingen en persoonscertificering. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.3.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.4.
Programma visitatie Technische Commerciële Confectiekunde, 15 en 16 september 2008
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 11
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 12
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Na het aantreden van de nieuwe directie in 2006 is de opleiding gestart met het opstellen van de huidige beroepsprofielen. Hiervoor heeft een reeks van bijeenkomsten met vertegenwoordigers uit het beroepenveld plaatsgevonden. Dit leverde een schets op van het beroepenveld met een beschrijving van de beroepen en de eisen van een beginnend beroepsbeoefenaar in het werkveld. Naar aanleiding van die gesprekken heeft de opleiding vijf kernwaarden, zes competenties en de door de opleiding gehanteerde, inhoudelijke, ‘body of knowledge and skills’ opgesteld. Deze zijn goedgekeurd door de Raad van Advies van de opleiding. Hoewel de opzet van de opleiding, waarin de hele modewereld vertegenwoordigd is, uniek is in Nederland, hebben onder andere de netwerken van de modeafdelingen van het kunstvakonderwijs en met technische opleidingen in de mode en textiel, waaronder ArtEZ, hogeschool voor de Kunsten een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het profiel. Daarnaast heeft de opleiding nadrukkelijk naar vergelijkbare opleidingen in het buitenland gekeken. De twee toonaangevende internationale netwerkorganisaties, de International Federation of Fashion Technology Institutes en de International Apparel Foundation, werden gevraagd om advies over het profiel. Binnen het algemene opleidingsprofiel onderscheidt het AMFI drie beroepsprofielen, te weten Fashion & Branding, Fashion & Management en Fashion & Design. De keuzes voor deze drie profielen zijn gemaakt in overleg met het werkveld, zoals hierboven beschreven. Het auditteam heeft kennis genomen van de totstandkoming van het beroepenprofiel en is van mening dat de opleiding door middel van de geformuleerde kernwaarden en competenties de student opleidt tot een beginnend beroepsbeoefenaar. Daarnaast is het auditteam van mening dat het AMFI in Nederland een bijzondere plek inneemt, aangezien het de enige opleiding is, die alle facetten van de modewereld in een opleiding verenigt. Het auditteam is positief over de visie van het AMFI en de wijze waarop de opleiding zich positioneert. Het auditteam ervaart de visie van de opleiding als pragmatisch en toekomstgericht. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de vijf kernwaarden, zes competenties en de door de opleiding gehanteerde, inhoudelijke, ‘body of knowledge and skills’ opleidingsbreed gedragen worden door zowel studenten als docenten en daarmee een goede basis vormen voor het curriculum. Op basis van de drie beroepsprofielen heeft de opleiding weer een onderverdeling gemaakt van functies, waarin zij verwachten dat studenten terecht zouden kunnen komen. Voor Fashion & Design zijn dat Independent Designer, Designer for the Industry, Fashion Forecaster, voor Fashion & Branding is het Brand Engineer, Concept Developer, Creative Manager en voor Fashion & Management Buyer/Productmanager, Production manager Retail en Concept Manager. Voor al deze functieomschrijvingen zijn eindkwalificaties omschreven, die de studenten tijdens hun opleiding kunnen bereiken door invulling van de keuzemodules in het derde en vierde jaar binnen de gekozen afstudeervariant.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 13
Uit evaluaties onder afgestudeerden blijkt dat twee jaar na het afstuderen 87% van de studenten een passende en betaalde functie in de mode heeft gevonden. Het nieuwe profiel is in het jaar 2007-2008 ingevoerd, in dat jaar is het eerste jaar van het nieuwe curriculum doorlopen. De competenties zijn evenwel direct geldig voor alle studiejaren. Gezien de korte bestaansduur van het nieuwe curriculum tot nu toe, is er nog geen sprake van structurele periodieke actualisering van de eindkwalificaties. Uit de notulen van de vergaderingen van de Raad van Advies is af te lezen dat die raad het functioneren van het nieuwe profiel en de aansluiting daarvan op het beroepenveld nauwlettend in de gaten houdt en op een adviserende wijze invloed heeft op het curriculum. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende contacten die de opleiding onderhoudt met het werkveld en is van mening dat de opleiding er op een zeer goede en actieve manier voor zorgt dat zij zicht houdt op de ontwikkelingen in het veld en de betekenis daarvan voor de bekwaamheidseisen/ competenties. Het auditteam heeft kennisgenomen van de samenstelling van de Raad van Advies en is van mening, concludeert, dat er met de Raad van Advies regelmatig wordt gesproken over de structuur en de inhoud van de opleiding. Het AMFI leidt de studenten nadrukkelijk op om werkzaam te kunnen zijn in een internationale omgeving. Om de studenten goed voor te bereiden op hun toekomstige rol in de international beroepspraktijk heeft het AMFI een internationale component aan de opleiding toegevoegd, zoals internationale afstudeerrichtingen, internationale minoren, buitenlandse excursies en exchange-programma’s. Het beleid is vastgelegd in Internationalisation Policy 2006-2008. Op het ogenblik wordt er gewerkt aan een tweede plan, voor de periode van 2009-2011, dat in het late najaar van 2008 voltooid moet zijn. Het AMFI ziet zichzelf als een internationaal kenniscentrum dat tevens als ‘’bruggenbouwer’’ tussen kleine en grote spelers in de modewereld fungeert. Door deze spilfunctie worden voor studenten en alumni mogelijkheden gecreëerd om in het internationale werkveld aan de slag te gaan. Het auditteam heeft kennisgenomen van de internationale oriëntatie van de opleiding en spreekt zijn waardering uit voor de inbedding van de internationale component in de visie van de opleiding en de uitwerking hiervan in de praktijk. Studenten van alle afstudeerrichtingen worden door het curriculum van de opleiding met internationale vakken, buitenlandse excursies en mogelijke internationale minoren en stages daadwerkelijk opgeleid om in een internationale context te kunnen werken. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het AMFI heeft een duidelijk, pragmatische en toekomstgerichte visie en baseert het handelen daarop. De opleiding hanteert, na overleg met vergelijkbare opleidingen, het werkveld, internationale organisaties, en na gekeken te hebben naar buitenlandse opleidingen een beschrijving van het beroepenveld met daaraan verbonden vijf kernwaarden, zes competenties en de door de opleiding gehanteerde, inhoudelijke, ‘body of knowledge and skills’. Deze worden opleidingsbreed gedragen. De eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en sluiten goed aan bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan de opleiding. Met allerlei verschillende geledingen vanuit het werkveld hebben de diverse betrokkenen vanuit de opleiding zeer regelmatig overleg over de opzet en inhoud van de opleiding en de competenties. Het AMFI is een internationale speler en leidt de studenten nadrukkelijk op om werkzaam te kunnen zijn in een internationale omgeving. Het merendeel van de studenten vindt binnen afzienbare tijd na het afstuderen een passende en betaalde functie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 14
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen Het auditteam heeft de body of knowledge and skills en de competenties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de respectieve eindkwalificaties van de opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde. Dublin Descriptoren
AMFI Opleidingsprofiel Body of Knowledge and Skills
1.
Kennis en inzicht
Competentie Presenteren
De afgestudeerde heeft aantoonbare kennis en inzicht van
De student is in staat om haar werk effectief en inspirerend te
een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau
visualiseren en overtuigend te presenteren en kan op verschillende
bereikt in het voortgezette onderwijs en dit wordt
niveaus, gebruik makend van diverse media communiceren.
overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige
Competentie Oriënteren
aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste
De student is in staat om ondernemend en onderzoekend de wereld
ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
te beschouwen, weet inventief bronnen aan te boren en te gebruiken om inspiratie op te doen en kennis te vergaren met betrekking tot verschillende onderwerpen.
2.
Toepassen kennis en inzicht
Competentie Realiseren
De afgestudeerde is in staat om zijn/ haar kennis en inzicht
De student kan haar ideeën tot resultaten brengen en binnen een
op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele
gevraagde context uitwerken tot afgeronde producten. Ze beschikt
benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en
over de vaardigheden om deze vorm te geven en uit te voeren.
beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van
Competentie Organiseren
problemen op het vakgebied.
De student kan zijn eigen werk organiseren en initiërend en ondernemend de resultaten van haar werk implementeren in een organisatie waarbij ze in staat is met verschillende disciplines samen te werken.
3.
Oordeelsvorming
Competentie Beslissen
De afgestudeerde is in staat om relevante gegevens te
De student is in staat om in zijn onderzoek te reflecteren en op tijd
verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met
conclusies te trekken en beslissingen te nemen. Ze is in staat stelling
het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op
te nemen en een visie te bepalen naar aanleiding van de door haar
het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke,
vergaarde informatie en opgedane kennis en inspiratie. Ze weet
wetenschappelijke of ethische aspecten.
deze te vertalen in eerste ideeën en concepten.
Competentie Evalueren De student is in staat haar eigen werk en dat van anderen te beschouwen en te evalueren, en consequenties te trekken ten bate van de eigen ontwikkeling en de organisatie waar ze in werkt. 4.Communicatie
Competentie Realiseren
De afgestudeerde is in staat om informatie, ideeën en
De student kan haar ideeën tot resultaten brengen en binnen een
oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit
gevraagde context uitwerken tot afgeronde producten. Ze beschikt
specialisten of niet-specialisten.
over de vaardigheden om deze vorm te geven en uit te voeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 15
Competentie Presenteren De student is in staat om haar werk effectief en inspirerend te visualiseren en overtuigend te presenteren en kan op verschillende niveaus, gebruik makend van diverse media communiceren.
Competentie Organiseren De student kan zijn eigen werk organiseren en initiërend en ondernemend de resultaten van haar werk implementeren in een organisatie waarbij ze in staat is met verschillende disciplines samen te werken. 5. Leervaardigheden
Competentie Evalueren
Bezit leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een
De student is in staat haar eigen werk en dat van anderen te
vervolgstudie aan te gaan die
beschouwen en te evalueren, en consequenties te trekken ten bate
een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
van de eigen ontwikkeling en de organisatie waar ze in werkt.
Het auditteam heeft kennisgenomen van de vertaling van de Dublin Descriptoren naar opleidingseigen competenties en de uitwerking hiervan en is van mening dat de Dublin Descriptoren op de juiste wijze geoperationaliseerd zijn. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft een werkbare vertaling gemaakt van de Dublin Descriptoren naar de opleidingsspecifieke competenties en deze competenties verder geëxpliceerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Het beroepprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van het AMFI beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2) bij de beschrijving van het bachelorniveau van de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de door het AMFI aangeboden opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. 1.3.2. Beroepsonderwijs De eindkwalificaties van het AMFI zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie facet 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelen de oriëntatie op het voor het AMFI relevante werkveld geborgd. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties van het AMFI voldoen duidelijk aan het niveau Bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren. De opleiding hanteert, na overleg met vergelijkbare opleidingen, het werkveld, internationale organisaties, en na gekeken te hebben naar buitenlandse opleidingen een beschrijving van het beroepenveld met daaraan verbonden vijf kernwaarden, zes competenties en de door de opleiding gehanteerde, inhoudelijke, ‘body of knowledge and skills’. De eindkwalificaties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar. Het merendeel van de studenten vindt binnen afzienbare tijd na het afstuderen een passende en betaalde functie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 17
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende.
Het AMFI heeft een duidelijk, pragmatische en toekomstgerichte visie en baseert het handelen daarop. De opleiding hanteert, na overleg met vergelijkbare opleidingen, het werkveld, internationale organisaties, en na gekeken te hebben naar buitenlandse opleidingen een beschrijving van het beroepenveld met daaraan verbonden vijf kernwaarden, zes competenties en de door de opleiding gehanteerde, inhoudelijke, ‘body of knowledge and skills’. Deze worden opleidingsbreed gedragen. De eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en sluiten goed aan bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan de opleiding. Met allerlei verschillende geledingen vanuit het werkveld hebben de diverse betrokkenen vanuit de opleiding zeer regelmatig overleg over de opzet en inhoud van de opleiding en de competenties. Het AMFI is een internationale speler en leidt de studenten nadrukkelijk op om werkzaam te kunnen zijn in een internationale omgeving. De opleiding heeft een werkbare vertaling gemaakt van de Dublin Descriptoren naar de opleidingsspecifieke competenties en deze competenties verder geëxpliceerd.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 18
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Door de nieuw ingezette lijn sinds 2006 is het curriculum van de opleiding in verandering. Gedurende de eerste twee jaar is het nieuwe curriculum, en in het derde en het vierde jaar het oude curriculum van toepassing. Het verschil tussen het oude en het nieuwe curriculum is het meest wezenlijk in de eerste twee jaren. Waar het oude curriculum bestond uit veel losse, naast elkaar staande vakken, waarvan de samenhang niet altijd duidelijk was, vormen in het nieuwe curriculum de vakken een netwerk van samenhangende onderwerpen, die in elkaar grijpen en op elkaar voort bouwen. Sinds 2002 bestaat het derde en vierde jaar al uit grotere onderwijseenheden:twee aaneengesloten basisblokken, een stage en het afstuderen. Deze basisblokken veranderen in het nieuwe curriculum in een minor en een specialisatiesemester. Kennisverwerving vindt bij het AMFI in het huidige, nieuwe curriculum, plaats in de ‘’theoretical backbone’’ en toolshops en workshops. In de theoretical backbone verdiepen de studenten van het eerste en tweede jaar hun kennis van de mode en worden ze bekend gemaakt met de historische, culturele, economische en sociale achtergronden van het modevak. Ze krijgen hoorcolleges en lezingen en bestuderen verplichte en aanbevolen studiemateriaal. Deze theoretical backbone is voor alle afstudeerrichtingen gelijk. De toolshops zijn onderverdeeld per afstudeervariant en rusten de studenten toe met de specifieke (theoretische) kennis en vaardigheden om in de workshops hun beroepsproducten te maken. Tijdens de audit heeft het auditteam kennis kunnen nemen van de opbouw van het nieuwe curriculum en de implementatie daarvan en is van mening dat de opbouw van het nieuwe curriculum passend is. Het studiemateriaal voor de theoretical backbone bestaat uit boeken, magazines, films presentaties, websites en door de docenten samengestelde readers. Op deze lijsten staan voor een deel ook Engelse titels, de opleiding verwacht van alle studenten dat zij ook Engels spreken. Op de literatuurlijsten voor de internationale afstudeerrichtingen staan uitsluitend Engelse boeken. Het auditteam heeft kennis genomen van de literatuurlijsten en is van mening dat deze actuele en relevante (vak)literatuur bevatten voor alle drie afstudeerrichtingen, waarin in voldoende mate de theoretische diepgang van de verschillende afstudeerrichtingen geborgd wordt. In de mediatheek zijn van diverse relevante tijdschriften vele jaargangen beschikbaar. De afstudeerrichtingen organiseren jaarlijks excursies, waarvan elk jaar voor iedere student tenminste één meerdaagse buitenlandse. Afhankelijk van de actualiteit vinden extra excursies plaats, bijvoorbeeld naar beurzen en exposities.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 19
De excursies hebben als doel om trends in de mode en retail te onderzoeken en kennis op te doen van het werkveld en materialen. Er worden bezoeken gebracht aan musea, productiebedrijven, beurzen en gespecialiseerde winkels. Van de excursies worden video’s gemaakt die in het onderwijs gebruikt worden. In de eerste twee studiejaren zijn de excursies verplicht. Het auditteam heeft kennisgenomen van de in het curriculum opgenomen excursies en is van mening dat de studenten op deze wijze een goed beeld krijgen van het internationale beroepenveld en op de hoogte worden gebracht van de ontwikkelingen en trends die er in het vakgebied gaande zijn. Ook de wijze waarop de informatie van de excursies gedeeld wordt binnen de opleiding, beoordeelt het auditteam positief. Het AMFI integreert inzichten en werkvormen uit de beroepspraktijk in het onderwijs en participeert met programmaonderdelen direct in het werkveld. De studieonderdelen zijn georganiseerd rondom de voor de mode-industrie kenmerkende beroepsproducten: een inspiratieboek, stijlboek, prototype, collectie, brand manual, financieel jaarplan e.d. De producten zijn in samenspraak met het werkveld uitgekozen. De studenten verwerven een groot deel van hun kennis en vaardigheden tijdens het werken aan deze beroepsproducten. Het AMFI heeft een eigen kledinglabel (Individuals), dat in een eigen winkel in het centrum van Amsterdam verkocht wordt. In de winkel dragen de studenten gezamenlijk zorg voor de ontwerpen, de voorbereiding van de productie, de communicatie en de verkoop van de kleding. Daarnaast heeft de opleiding een eigen tijdschrift. De studenten verzorgen hiervan het concept, de inhoud, vormgeving, executie en verkoop. Beide onderwerpen vormen een minor binnen de opleiding en het merk Individuals maakt deel uit van de zogenaamde Reality School. Tijdens de audit heeft het auditteam inzicht gekregen in de vervlechting van voorbeelden en programmaonderdelen uit de praktijk in het curriculum en is positief over deze integratie. Het auditteam is van mening dat de gehanteerde beroepsproducten een zinvolle keuze is en goed op het toekomstige werkveld voorbereiden. Het kledinglabel met eigen winkel waardeert het auditteam positief, en ziet het als een uniek project, hoewel het auditteam ook opmerkt dat de professionaliteit van de winkel nog verbeterd kan worden door de continuïteit beter te borgen. Ook in andere onderdelen werken studenten direct in de beroepspraktijk, b.v. in de minor International Production, waarbij de studenten werken in een bedrijf in een productieland. De studenten volgen dan ook onderwijs ter plaatse, b.v. Chinese taal en cultuur aan de Hong Kong Polytechnic. Deze minor wordt aangeboden in Hongkong en ontwikkeld inTurkije. Verder participeren studenten in bijvoorbeeld de Amsterdam International Fashionweek, de Modefabriek, de Fashion United Carrièrebeurs en de Modebiënnale in Arnhem. In de laatste twee jaar van de studie volgen de studenten een verplichte stage. Zij verblijven 20 weken aaneengesloten in een bedrijf. Het AMFI beschikt over een uitgebreid bestand van ca. 1350 stagebedrijven wereldwijd, maar studenten mogen ook zelf een stagebedrijf zoeken. Dit bedrijf moet dan eerst goedgekeurd worden door de stagecoördinator. De opleiding heeft een stagebureau die de stages coördineert en een stagehandleiding. Twee keer per jaar worden stagevoorlichtingen verzorgd. Ook het afstuderen vindt vaak plaats in samenwerking met het werkveld. Het afstuderen bestaat uit het uitvoeren van een afstudeeropdracht en een eindgesprek daarover. Bij de afdelingen Fashion & Branding en Fashion & Management komt de afstudeeropdracht in de meeste gevallen van een bedrijf en wordt daar ook uitgevoerd. Bij Fashion & Design komt de afstudeeropdracht voort uit de eigen ideeën van de student. De afdelingen verschillen in wat ze precies als eindproduct van de studenten vragen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 20
Bij branding maken de studenten een visueel product (meestal een boek) en een onderzoeksverslag. Studenten van management maken een afstudeeropdracht waarin ze bij voorbeeld een oplossing geven voor een door een bedrijf aangedragen problematiek of een theoretische uitwerking maken van een zelf gekozen thema. Bij design bestaat de afstudeeropdracht uit een scriptie en een door de student te ontwerpen en te vervaardigen kledingcollectie en de presentatie daarvan. De mogelijkheid om zowel bij de minor, als bij de stage en het afstuderen deel uit te maken van het toekomstige werkveld bereidt de studenten volgens het auditteam goed voor op de tijd na de studie. De keuzes die de opleiding heeft gemaakt met betrekking tot de invulling van de minoren en de contacten die de opleiding onderhoudt met het werkveld met betrekking tot de stages en afstudeeropdrachten, worden door het auditteam als zeer passend beoordeeld. Voor getalenteerde studenten van de afstudeerrichting Fashion & Design heeft de opleiding een honoursprogramma ingericht. Dit houdt onder andere in een drie weken durende excursie naar Milaan met aansluitend de mogelijkheid om met intensieve en individuele begeleiding aan een eigen collectie te werken met als afsluiting een presentatie van het werk. Jaarlijks worden er ca. 12 studenten tot het honoursprogramma toegelaten. Met dit programma wil de opleiding o. a. de aansluiting met de masteropleidingen verbeteren. Tijdens de audit heeft het auditteam de positieve uitwerking van het honoursprogramma op de rest van de studenten kunnen ervaren. Zowel docenten als studenten merkten op dat het honoursprogramma ook invloed heeft op niet-deelnemers en het algemene niveau omhoog getrokken wordt. In 2007 is het vierjarige door de HBO-raad gefinancierde lectoraat beëindigd. Rond dit lectoraat bestond een kenniskring van het AMFI-docenten en leden van de modebrancheorganisatie MODINT. Samen verdiepten ze het inzicht in demand chain management. Studenten konden participeren in deelonderzoeken. Samen met het lectoraat zijn papers gepubliceerd, openbare lessen gegeven, docentenconferenties gehouden en is er onder de titel “Avonden aan de Amstel” een reeks bijeenkomsten georganiseerd om het intellectuele debat te stimuleren. Het AMFI is op het ogenblik bezig een nieuw lectoraat op te zetten. Het auditteam acht deze ontwikkeling als zeer wenselijk aangezien het AMFI als internationale speler in het modeonderwijs een belangrijke meerwaarde kan hebben in het onderzoek op dit gebied. Binnen het lectoraat zou ruimte kunnen ontstaan om studenten, naast het praktisch georiënteerde honoursprogramma, een extra theoretische verdieping te kunnen bieden. In de studententevredenheidsmonitor (STM) van 2007 en 2008 worden de onderdelen die over theoretische kennis en de praktische oriëntatie gaan, met cijfers tussen de 3,2 en 3,8 op een schaal tot 5, positief beoordeeld. Het werken in de praktijk en de buitenlandse stages worden met een 3,5 beoordeeld. De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal en het gebruik van internationale vakliteratuur scoren met resp. een 3,2 en een 3,3 wel voldoende, maar kunnen nog verbeterd worden. Uit een eigen enquête uit het jaar 2007-2008 onder eerstejaars studenten (de eersten die met het nieuwe curriculum werken) blijkt dat zij het nieuwe theorieprogramma van de theoretical backbone hoog waarderen, met cijfers tussen de 3,6 en 4,3.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 21
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: In het curriculum vormen de vakken een netwerk van samenhangende onderwerpen, die in elkaar grijpen en op elkaar voort bouwen en bestaan uit diverse werkvormen, te weten de theoretical backbone, toolshops en workshop; Het studiemateriaal voor de theoretical backbone bestaat uit actueel en relevant lesmateriaal, zoals boeken, magazines, films presentaties, websites en door de docenten samengestelde readers, voor een deel in het engels; In het curriculum zijn diverse excursies naar binnen- en buitenland opgenomen. De studenten krijgen op deze wijze een goed beeld van het (internationale) beroepenveld en worden op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen en trends die er in het vakgebied gaande zijn; De studenten maken beroepsproducten in de vorm van een inspiratieboek, stijlboek, prototype, collectie, brand manual, financieel jaarplan e.d. De producten zijn in samenspraak met het werkveld uitgekozen. Ook heeft het AMFI heeft een eigen kledinglabel (Individuals); Er is een vervlechting zichtbaar van voorbeelden en programmaonderdelen uit de praktijk met de theoretische vakken; Het beroepenveld is ook duidelijk zichtbaar in de minoren, b.v. in de minor International Production, waarbij de studenten werken in een bedrijf in een productieland; De keuzes die de opleiding heeft gemaakt met betrekking tot de invulling van de minoren en de contacten die de opleiding onderhoudt met het werkveld met betrekking tot de stages en afstudeeropdrachten, worden door het auditteam als zeer passend beoordeeld; Voor getalenteerde studenten van de afstudeerrichting Fashion & Design heeft de opleiding een honoursprogramma ingericht, hetgeen een positieve uitwerking heeft op de opleiding in het algemeen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 22
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen Het onderwijsprogramma bestaat uit acht semesters. In de eerste vier semesters volgen de studenten naast elkaar het programma van de theoretical backbone, workshops en toolshops. Voor elk van de programmaonderdelen zijn leerdoelen geformuleerd. Deze zijn afgeleid van de competenties en de body of knowledge & skills. In de workshops en toolshops zijn de leerdoelen verbonden met beroepsproducten. Ze betreffen de kennis en vaardigheden die nodig zijn om een beroepsproduct te maken en in zijn context te plaatsen. De leerdoelen zijn opgenomen in de semesterhandleidingen. Doordat de studenten gedurende de gehele opleiding beroepsproducten vervaardigen en consequent aan de hand van dezelfde competenties beoordeeld worden, biedt de inhoud van het programma hen de mogelijkheid om de eindkwalificaties te behalen. Alle beroepsproducten zijn opgezet, gedacht vanuit de beroepspraktijk. In het derde en vierde jaar volgen ze een minor (verbredend, één aanbod voor alle afstudeerrichtingen), een specialisatiesemester (verdiepend, het aanbod verschilt per afstudeerrichting), een stage en het afstudeerprogramma. Voorbeelden van minoren zijn: de minor Research Retail i.s.m. de UvA, de minor Visual Culture, de minor Fashion & Future, de minor Design & Innovation en de minor Textile Technology. Daarnaast biedt de opleiding de twee praktijkgerichte minoren Individuals en Magazine aan als een zogenaamde Reality School. Ook is het mogelijk om in het kader van de minoren een semester bij een buitenlandse mode-opleiding door te brengen. De specialisaties, die verdiepend werken, worden aangeboden per afstudeerrichting. Het auditteam heeft kennis genomen van de wijze waarop het programma opgebouwd is en is van mening dat deze goed voorbereidt op de eindkwalificaties. Het auditteam waardeert de veelzijdigheid van het programma en de verbinding met de beroepspraktijk. Met name de minor Individuals dekt het hele modeproces, van ontwerp, via productie tot verkoop. De collectie die wordt ontworpen door de studenten Fashion & Design wordt door het auditteam gezien als interessant en draagbaar, en vormt daarmee een goede voorbereiding op het werkveld. De internationale studenten van de afdeling design, die het auditteam gesproken heeft, gaven aan dat zij de theoretische onderbouwing binnen hun studie als te licht ervaren. De internationale oriëntatie van het AMFI blijkt onder meer uit de aanwezigheid van een grote groep buitenlandse studenten, buitenlands personeel (ca. 20% van het docentenbestand) en een verscheidenheid aan activiteiten gericht op het internationale netwerk. Daarnaast hebben alle afdelingen een internationale, Engelstalige afstudeervariant. Bij Fashion & Management wordt het onderwijs over 4 jaar helemaal Engelstalig aangeboden, aangezien er in Nederland geen productie van betekenis meer is, waardoor de afgestudeerden van deze richting veelvuldig met het buitenland te maken hebben. Een punt dat nog uitgebreid zou kunnen worden binnen het internationaliseringstraject is de opzet van een structureel programma van docentenuitwisselingen met buitenlandse opleidingsinstellingen op het gebied van mode.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 23
Studenten gaan regelmatig op excursie naar het buitenland (tenminste 2 keer in hun studie) en kunnen daarnaast stage lopen en afstuderen bij internationale bedrijven en in het buitenland. Het AMFI heeft vaste uitwisselingscontacten met 24 partnerinstituten wereldwijd en met ca. 400 bedrijven in het buitenland. Tijdens de audit heeft het auditteam kennis kunnen nemen van de verschillende componenten van de internationalisering van de opleiding, zoals de internationale afstudeerrichtingen, en daarmee de toegankelijkheid van de studie voor buitenlandse studenten aan de ene kant, en de buitenlandse excursies en de mogelijkheid een semester in het buitenland de studeren, een internationale stage te lopen en in het buitenland te studeren aan de andere kant. Het auditteam spreekt hier zijn waardering voor uit. De studenten beoordelen het programma van het AMFI als sterk: de score in de afgelopen jaren (STM 20052008) bedroeg gemiddeld een 3,6, op een schaal ban vijf. De hoogste score was voor de inhoud van het programma: een 3,8 (2007 en 2008). Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De wijze waarop het programma opgebouwd is bereidt de studenten goed voor op de eindkwalificaties. Het auditteam waardeert de veelzijdigheid van het programma en de verbinding met de beroepspraktijk. Met name de minor Individuals dekt het hele modeproces, van ontwerp, via productie tot verkoop; Voor elk van de programmaonderdelen zijn leerdoelen geformuleerd. Deze zijn afgeleid van de competenties en de body of knowledge & skills. In de workshops en toolshops zijn de deeldoelen verbonden met beroepsproducten; Alle beroepsproducten zijn opgezet vanuit de beroepspraktijk; Doordat de studenten gedurende de gehele opleiding beroepsproducten vervaardigen en consequent aan de hand van dezelfde competenties beoordeeld worden, biedt de inhoud van het programma hen de mogelijkheid om de eindkwalificaties te behalen; De opleiding biedt de studenten zowel de mogelijkheid tot verbreding (minor) als ook tot verdieping (specialisatiemodule); De internationale oriëntatie van het AMFI blijkt uit de aanwezigheid van een grote groep buitenlandse studenten, buitenlands personeel (ca. 20% van het docentenbestand) en een verscheidenheid aan activiteiten gericht op het internationale netwerk, zoals internationale excursies en stage en de exchange-programma’s. Ook hebben alle afstudeervarianten een internationale, Engelstalige variant.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 24
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen Het AMFI heeft samenhang in het onderwijsprogramma gecreëerd door consequent uit te gaan van het creatieve proces, het onderwijs rond beroepsproducten te organiseren en elk jaar een eigen thema mee te geven. De verticale samenhang van de opleiding is terug te zien in de ruggengraat van de opleiding, die bestaat uit opdrachten voor het vervaardigen van beroepsproducten. Deze opdrachten worden in de loop van de tijd complexer. In het eerste semester maken alle studenten een inspiratieboek, een stijlboek en een prototype. Daarna gaan ze accenten in hun studie leggen en al naar gelang de afstudeerrichting andere producten vervaardigen. Daarnaast wordt er elk jaar een moment gecreëerd waarop studenten van verschillende afdelingen met elkaar samenwerken aan een beroepsproduct. De fases van het creatieve proces komen tot uitdrukking in de competenties. In de propedeuse komen vijf competenties aan bod, in de hoofdfase zijn het er zes. In alle jaren wordt er getoetst aan de hand van deze competenties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gedragscriteria waarin de competenties zijn geoperationaliseerd. Per jaar neemt de complexiteit van de opdrachten voor het maken van beroepsproducten toe. Om binnen de studiejaren de binding van de studenten met het programma en het modevak te vergroten, heeft elk studiejaar een eigen thema. De keuze van de thema’s weerspiegelt de opbouw van de studie. Die verloopt van oriëntatie van de student op zichzelf en de modewereld in het eerste jaar tot professionaliseren in het laatste jaar. In de tussenliggende jaren leren de studenten hun plaats te bepalen in de modewereld en te ontdekken hoe ze hun talenten kunnen omzetten in een specialisme. De thema’s van de jaren zijn als volgt geordend: Jaar 1: Is de modewereld iets voor mij, ben ik iets voor de modewereld? Jaar 2: Wat willen wij in de fashion industry, wat wil de fashion industry van ons? Jaar 3: Wat is mijn talent? Jaar 4: Wat kan ik als young professional? De horizontale samenhang van het programma komt tot uiting in de combinatie van de werkvormen. In de eerste twee jaar van de studie wordt altijd een combinatie van drie werkvormen aangeboden. Elk semester bestaat uit een workshop, bedoeld om onder begeleiding van een of meer docenten aan de producten te werken, een toolshop voor de verwerving van specifieke vaardigheden en specifieke kennis (bijvoorbeeld digitale vaardigheden, illustratie of patroontekenen) en de theoretical backbone. De inhoud van de workshops en toolshops is afhankelijk van het beroepsproduct waaraan gewerkt wordt. De theoretical backbone, die vooral bedoeld is om de kennis van de studenten op diverse vlakken te verbreden, wordt in het eerste jaar onafhankelijk van de beroepsproducten geprogrammeerd. Wel wordt rekening gehouden met het jaarthema. In het tweede jaar ligt bijvoorbeeld de focus op de verschillende producten die de industrie voortbrengt. Daarnaast is er ook een horizontale samenhang te herkennen tussen de drie afstudeerrichtingen. Het eerste semester volgen alle studenten hetzelfde programma, vanaf het tweede semester lopen de programma’s uit elkaar, maar blijft een samenhang tussen de verschillende afstudeerrichtingen bestaan, doordat zij met dezelfde projecten en thema’s bezig zijn, zij het vanuit een andere invalshoek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 25
Het curriculum wordt ontwikkeld door bouwteams van docenten. Ook hier wordt disciplineoverstijgend gewerkt. Tijdens de audit spraken de studenten hun waardering uit voor de opbouw van het curriculum en de wijze waarop daarin disciplineoverstijgend gewerkt wordt, zowel binnen een afstudeervariant, als ook tussen de afstudeerrichtingen. In het derde of vierde jaar lopen de studenten stage. Deze stage ligt in het verlengde van de eerder in de studie ontworpen beroepsproducten en is inhoudelijk op die manier goed voorbereid. Voorafgaand aan de stage schrijven de studenten een motivatie voor de stage met daarin geformuleerd hun leerdoelen en de competenties waaraan zij tijdens hun stage aan willen werken. Deze motivatie wordt na afloop van de stage geëvalueerd. Tijdens de stage houden de studenten een logboek bij, waaruit uiteindelijk het stageverslag ontstaat. Ten minste één keer in de twee weken is er contact tussen de student en de stagebegeleider van het AMFI. Daarnaast is er tijdens de stage tenminste één terugkomdag. De stage wordt beoordeeld door de stagebegeleider uit het bedrijf en op basis van het stageverslag. Het auditteam is van mening dat de uitgangpunten, die de opleiding geformuleerd heeft als basis van het curriculum (consequent uit gaan van het creatieve proces, het onderwijs rond beroepsproducten organiseren en elk jaar een eigen thema mee geven), geleid heeft tot een consistente opbouw van het curriculum. Ook het gebruik van de competenties heeft op een inzichtelijke wijze een plek gekregen binnen het curriculum. Docenten en studenten herkennen de zes competenties en ervaren ze als nuttig. Het auditteam heeft tijdens de audit kunnen vaststellen dat zowel de horizontale als ook de verticale samenhang duidelijk zichtbaar is . Ook de samenhang tussen het binnen- en buitenschoolse curriculum vindt het auditteam zinvol. Tijdens de audit vertelden de studenten dat zij door de onderlinge samenhang van de vakken niet meer het gevoel hadden dat zij slechts voor een tentamen aan het studeren zijn, maar daadwerkelijk werken voor de voorbereiding op hun toekomst in de beroepspraktijk. Het auditteam heeft kennisgenomen van de plek van de stage binnen de opleiding en is van mening dat de stage op een zinvolle wijze is ingebed in het curriculum en goed aansluit op de binnenschoolse voorbereiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: In de opbouw van het curriculum wordt consequent uitgegaan van het creatieve proces door het onderwijs rond beroepsproducten te organiseren en elk jaar een eigen thema mee te geven. De fases van het creatieve proces komen tot uitdrukking in de competenties. In de propedeuse komen vijf competenties aan bod, in de hoofdfase zijn het er zes. Om binnen de studiejaren de binding van de studenten met het programma en het modevak te vergroten, heeft elk studiejaar een eigen thema. De verticale samenhang van de opleiding is terug te zien in de toenemende complexiteit van de ruggengraat van de opleiding, die bestaat uit opdrachten voor het vervaardigen van beroepsproducten. De horizontale samenhang van het programma komt tot uiting in de combinatie van de werkvormen binnen de studiejaren en de samenwerking tussen de drie afstudeerrichtingen. De stage ligt in het verlengde van de eerder in de studie ontworpen beroepsproducten en is inhoudelijk op die manier goed voorbereid. Het auditteam is van mening dat de uitgangpunten, die de opleiding geformuleerd heeft als basis van het curriculum, geleid heeft tot een consistente opbouw van het curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 26
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Een van de doelen van de herziening van het onderwijsprogramma in 2006 was de opleiding beter studeerbaar te maken. Belangrijke maatregelen hiervoor waren het creëren van meer samenhang tussen de vakken, het verbeteren van informatieverstrekking naar de studenten, het scheppen van betere keuzemogelijkheden en het verbeteren van het mentoraatsysteem. In het nieuwe curriculum komen in de eerste twee jaren in elk semester dezelfde onderdelen aan de orde, waardoor de studielast gelijk over het jaar verdeeld is. De toetsperioden zijn in elk jaar gelijk en de toetsen zijn onderling op elkaar afgestemd. Na afloop van het eerste, tweede en halverwege het vierde semester is er een assessment over de ontwikkeling van de competenties. Aan de hand van de negen beroepsomschrijvingen uit het AMFI-profiel kan elke student in het derde en vierde jaar in grote lijnen haar eigen programma bepalen, waarbij de omvang van de onderdelen vooraf is bepaald. Gebruik makend van het AMFI-spoorboekje kan de student de opleiding zo op haar eigen kwaliteiten, voorkeuren en ambities afstemmen. De student volgt een minor, een specialisatie, een daarop aansluitende stage. Uit dit traject volgt de keuze voor de afstudeeropdracht. De student stelt de route samen in overleg met de mentor. De wekelijkse contacturen zijn evenwichtig over de jaren verdeeld, met 20 uren in het eerste jaar en 19 in het tweede, derde en vierde jaar. Volgens de STM besteden de studenten in 2007 gemiddeld 43,2 uren aan hun studie. In gesprekken met studenten werd dit beeld bevestigd. Tijdens de audit heeft het auditteam kunnen vaststellen dat het aantal contacturen passend is. Wel is de studielast van de opleiding vrij hoog doordat er naast het onderwijs nog veel zelfstudie van de studenten verwacht wordt. Het auditteam heeft echter vast kunnen stellen dat studenten dat niet als zodanig ervaren, maar hun inzet voor hun studie ervaren als een logisch gevolg van hun passie voor het modevak. Naast hun studie heeft een groot deel van de studenten een bijbaan in de modewereld. Een ander punt van aandacht was de soms versnipperde roostering. Dit kan voor studenten betekenen dat zij het creatieve proces moeten onderbreken voor één lesuur, hetgeen zij als vervelend ervaren. Elk semester wordt de mening van de studenten over de gevolgde onderdelen gepeild. Daarnaast evalueert de HvA de studeerbaarheid in de STM. De opleidingscommissie evalueert het onderwerp met de directeur. In de bouwteams wordt de studielast van de onderdelen bepaald. Het managementteam bespreekt de voorstellen tot aanpassing van de studielast. Op het onderwerp studeerbaarheid scoorde de opleiding in de STM in 2006 een 3,0 op een schaal van 5. Dit was voor de opleiding een teken dat hier actie ondernomen moest worden. In 2008 komt de opleiding op dit punt uit op een 3,2 en is het aantal onvoldoendes van vijf naar twee gedaald. Het niveau van de opleiding wordt door 66% van de studenten precies goed gevonden, 24% van de studenten vindt het te laag en 10% te hoog. In het eerste jaar van de nieuwe programmering vindt 74% van de studenten het niveau goed, 23% te hoog en 4% te laag.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 27
Het auditteam heeft tijdens de audit vast kunnen stellen dat de studeerbaarheid in het nieuwe curriculum goed is. Aangezien het oude curriculum alleen nog geldt voor de derde- en vierdejaarstudenten, hun programma bestaat uit keuzeonderdelen en daar voor de opleiding geen verbeterpunten lagen , kan het auditteam concluderen dat de studeerbaarheid van de opleiding goed is. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding voorziet in de nodige begeleiding van de studenten maar verwacht ook een hoge mate van zelfstandigheid van hen. De studenten ervaren dit als positief omdat zij op deze wijze hun eigen stijl kunnen ontwikkelen. Het auditteam is positief over de verhouding tussen begeleiding vanuit de opleiding en de zelfstandigheid van de studenten. De informatievoorziening naar studenten over zaken met betrekking tot hun studie wordt door de studenten beoordeeld met een voldoende. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De studielast is in de eerste twee jaar gelijkmatig over het studiejaar verdeeld doordat in elk semester dezelfde onderdelen en werkvormen aan de orde komen. In het derde en vierde jaar kunnen de studenten aan de hand van de negen beroepsomschrijvingen uit het AMFI-profiel en van tevoren in omvang vastgestelde keuzesemesters in grote lijnen haar eigen programma samenstellen. De wekelijkse contacturen zijn passend en evenwichtig over de jaren verdeeld, maar de studenten besteden, zo blijkt uit onderzoek en de audit, veel tijd aan zelfstudie, waardoor de studielast voor de studenten redelijk hoog is. Het cijfer voor de studeerbaarheid van de opleiding is sinds de invoering van het nieuwe curriculum omhoog gegaan. Het niveau van de opleiding wordt door het merendeel van de studenten als passend beoordeeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 28
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen Leerlingen uit het voortgezet onderwijs met een HAVO- of VWO-diploma en afgestudeerde MBO-leerlingen met een opleiding op niveau 4 kunnen bij het AMFI instromen. Voor havisten en VWO-ers die afgestudeerd zijn binnen het profiel Cultuur en Maatschappij wordt de aanvullende eis gehanteerd dat ze Wiskunde A2 en Economie 2 of Management en Organisatie hebben gedaan. Buitenlandse aanmelders moeten een vergelijkbare opleiding afgerond hebben. Het AMFI kent naast de wettelijke instroomeisen ook een intakeprocedure. Kandidaten melden zich aan met een formulier, een motivatiebrief en de uitwerking van een opdracht. Vervolgens worden de kandidaten door twee docenten of een docent en een hogerejaars student beoordeeld op hun geschiktheid voor de opleiding. Daarnaast voeren ze terplekke een opdracht uit en hebben een motivatiegesprek met een docent en een student van de afstudeerrichting. Deze intake-procudere geldt zoveel mogelijk ook voor de buitenlandse studenten. Aan buitenlandse studenten wordt de aanvullende eis gesteld dat ze een 6,5 gehaald hebben voor de IELTS-toets. Alle kandidaten ontvangen binnen drie weken schriftelijk advies. Er wordt dringend geadviseerd dit advies op te volgen. Studenten hebben echter het wettelijk recht aan de opleiding te beginnen, ook tegen het advies van de opleiding in. Voor geïnteresseerden die niet aan de wettelijke eisen voldoen, organiseert de opleiding voorbereidende cursussen. Deze cursus duurt zeven dagdelen en omvat economie en wiskunde. Voor kandidaten boven de 21 zonder geldig voordiploma bestaat de 21+ toets met opgaven op het gebied van Nederlands, Engels, Wiskunde en Economie. In het studiejaar 2007-2008 had 59% van de instromende studenten een HAVO of VWO diploma, 25% van de studenten had een MBO-opleiding gedaan, 13% van de studenten had een buitenlands diploma. 85% van de studenten zijn vrouwen. De opleiding geeft aan geen speciaal beleid te hebben met betrekking tot de verhouding vrouwen/mannen. De instroom is ongeveer gelijk verdeeld tussen de verschillende afstudeerrichtingen. Afhankelijk van de vooropleiding en ervaring kunnen studenten vrijstellingen krijgen voor onderdelen. Zij dienen hiervoor een verzoek in bij de examencommissie. In 2008 startten er 324 eerstejaars met hun studie aan het AMFI. Sinds 2006 was er een daling te zien in het aantal eerstejaars bij de studie. Dit is een bewuste keuze geweest van de opleiding om op die manier de kwaliteit van het onderwijs en de studenten te kunnen verhogen. In tevredenheidsonderzoeken oordelen de eerstejaars studenten gunstig over de aansluiting van de opleiding op hun vooropleiding. Rond de 70% van de eerstejaars studenten looft de aansluiting met het oordeel ‘goed’. Het auditteam heeft kennisgenomen van het beleid van de opleiding met betrekking tot de instroom en de instroomprocedure en is van mening dat dit beleid passend is. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de instroom van AMFI heel divers is, dat de vooropleiding van de studenten varieert van HAVO en MBO tot VWO en dat er zelfs studenten zijn die als vooropleiding een andere HBO hebben gevolgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 29
Tijdens de audit heeft het auditteam kunnen ervaren dat de bijscholingsmogelijkheden en de vrijstellingsmogelijkheden die de opleiding de studenten met verschillende achtergronden biedt, passend is om de studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op de studie. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het AMFI heeft de instroomeisen duidelijk vastgelegd en kent naast de wettelijke instroomeisen ook een intakeprocedure om voorafgaand aan de studie de motivatie van de studenten te toetsen en daarmee uitval te beperken. Geïnteresseerde studenten die niet aan de wettelijke eisen voldoen, kunnen deelnemen aan voorbereidende cursussen, die de opleiding voor hen organiseert. Daarnaast heeft de opleiding een duidelijk beleid met betrekking tot vrijstellingen. De vooropleiding van de studenten is divers, variërend van HAVO en MBO tot VWO en er zijn zelfs studenten die als vooropleiding een andere HBO opleiding gedaan hebben. De studenten zijn tevreden tot zeer tevreden over de aansluiting van de studie op hun vooropleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 30
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen De opleiding van het AMFI telt 8 semesters, met elk een studielast van 30 ECTS. In het totaal gaat het dus om 240 studiepunten. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 31
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Het AMFI hanteert in het onderwijs verschillende werkvormen. De opleiding wordt ‘gedragen’ door beroepsproducten die de studenten in een creatief proces, van oriënteren tot en met evalueren, tot ontwikkeling brengen, met inbegrip van alle organisatorische werkzaamheden die daarvoor nodig zijn. Kenmerkend voor het onderwijs bij het AMFI is dat er situaties opgezocht worden waarin de scheidslijn tussen onderwijs en praktijk begint te vervagen. Onderdeel van het didactische concept is dat er een splitsing gemaakt wordt tussen de kennis en vaardigheden die de studenten nodig hebben om de kenmerkende beroepsproducten te vervaardigen en de achtergrondkennis om in het vak te functioneren. Voor de kennis en vaardigheden die gerelateerd zijn aan het beroepsproducten bestaan er de toolshops, voor de achtergrondkennis de theoretical backbone. Tot een integratie van kennis en vaardigheden en de ontwikkeling van hun competenties komen de studenten in workshops, waarin het vervaardigen van de beroepsproducten centraal staat. In deze drie werkvormen wordt een variëteit van onderwijsmiddelen ingezet, variërend van individuele begeleiding en gezamenlijke werkbesprekingen tot instructie en klassikaal onderwijs. Workshops De studenten werken in het AMFI vier uur per week onder begeleiding van één of meer docenten aan hun beroepsproduct. De docent spreekt individueel met de studenten en richt zich als dat nodig of nuttig is ook tot de hele groep. Soms worden gastdocenten uitgenodigd om een bijdrage aan het programma te leveren. Toolshops De studenten werken aan de verwerving van kennis en vaardigheden die nodig zijn om het beroepsproduct waaraan ze in de workshops werken te kunnen vervaardigen. Het aanbod van de toolshop is altijd afgestemd op de beroepsproducten die in het semester op het programma staan. Theoretical backbone De studenten volgen in het eerste tot en met het vierde semester, 18 weken lang, tweemaal per week hoorcolleges van twee uur om de kennis op te doen die voor studenten van alle afstudeerrichtingen belangrijk is. Het gaat daarin om modewereld en haar historische, culturele, sociale en economische achtergronden. Projecten De drie afstudeerrichtingen organiseren in bepaalde periodes projecten waarin de studenten vanuit de kennis en vaardigheden die ze binnen hun eigen richting hebben opgedaan samen aan de totstandkoming van een gezamenlijk beroepsproduct werken. De doelstellingen en werkwijze staan beschreven in de projecthandleidingen, die een variant zijn op de semesterhandleidingen. Reality school In deze werkvorm werken de studenten in de realiteit. De roosters zijn afgestemd op het ritme van de markt. Met name bij de minoren kunnen de studenten kiezen voor dit type onderdelen, zoals Individuals, het eigen kledingmerk van de opleiding, dat geheel door studenten wordt verzorgd, tot en met de verkoop in de winkel, en het maken van het Magazine.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 32
Mentoraat Dit is een vorm van individuele begeleiding, die bestaat uit een reeks gesprekken tussen de student en haar mentor over de studievoortgang in relatie tot de persoonlijke doelen die de student zich gesteld heeft. In het mentoraat leert de student persoonlijk en kritisch te reflecteren op haar motieven, beslissingen af te wegen en manieren uit te proberen om haar doelen te bereiken. Stages Alle studenten gaan in het derde of vierde jaar een semester op stage. De stages worden gecoördineerd door het stagebureau en kunnen in Nederland zowel als in het buitenland plaatsvinden. Excursies De afstudeerrichtingen organiseren jaarlijks een reeks binnenlandse en buitenlandse excursies naar bedrijven en manifestaties. Afstudeeropdracht Dit is een proeve van bekwaamheid. Het project komt voort uit een individuele opdracht die door een bedrijf wordt verstrekt of door de student zelf ontwikkeld wordt. De student wordt bij de uitvoering inhoudelijk en procesmatig begeleid door docenten. Het auditteam heeft tijdens de audit kennis kunnen nemen van de verschillende werkvormen die de opleiding hanteert, de wisselwerking daartussen en de verhouding tussen het didactische concept en de doelstellingen. Het auditteam is van de mening dat de opleiding de studenten met de opbouw van het curriculum in het algemeen en de producten in het bijzonder hun de kans geeft om inspiratie, onderzoek en al het praktische en theoretische werk wat ervoor nodig is om een realistisch eindproduct neer te zetten, te combineren. Het auditteam is van mening dat op deze wijze een representatief product ontstaat en de studenten op een goede wijze voorbereid worden op hun werk in de modewereld. Uit de gesprekken die het auditteam voerde tijdens de audit bleek heel duidelijk dat er veel eigen initiatief gevraagd wordt van de studenten, de studenten worden uitgedaagd om de informatie te komen halen, in plaats van dat de opleiding de informatie naar de studenten brengt. Docenten en studenten benadrukten dat het in hoge mate van de eigen inzet van de studenten afhangt hoe zij zich ontwikkelen en dat er met veel inzet in de studie heel veel te bereiken is. Het auditteam ervaart dit als zeer positief. Het auditteam is van mening dat de minor Individuals, die voor alle afstudeerrichtingen een andere invulling heeft, een uniek project is voor een (mode) hbo opleiding en een unieke kans voor de studenten om in de eigen context ervaring op de doen in het werkveld en daarvoor initiatieven te ontplooien. Wel is het auditteam van mening dat het project nog een professionaliseringsslag moet maken om volledig mee te kunnen tellen in het professionele circuit. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Kenmerkend voor het onderwijs bij het AMFI is dat er situaties opgezocht worden waarin de scheidslijn tussen onderwijs en praktijk begint te vervagen. Het didactische concept van het ‘competentiegericht leren’, de wisselwerking tussen de kennis en vaardigheden die de studenten nodig hebben om de kenmerkende beroepsproducten te vervaardigen en de achtergrondkennis om in het vak te functioneren en de daarbij door de opleiding gehanteerde onderwijsstijlen reflecteren actuele onderwijskundige inzichten en zijn passend bij de in de eindcompetenties opgenomen eisen, die aan een (beginnend) beroepsuitoefenaar in de modewereld worden gesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 33
De zeven verschillende werkvormen zijn voor een groot deel gebaseerd op werkvormen uit de praktijk en stellen de studenten in staat de vereiste eindcompetenties te verwerven. Tijdens de studie ontstaan representatieve beroepsproducten waardoor de studenten op een goede wijze voorbereid worden op hun werk in de modewereld. De studenten zijn van mening, dat het didactisch concept voldoende duidelijk is en ze zijn tevreden over de gehanteerde werkvormen in de opleiding en de ondersteuning die ze krijgen bij het uitvoeren van de leertaken. De studenten worden door de aangeboden lesstof uitgedaagd veel eigen initiatief te ontwikkelen, zelfstandig aan de slag te gaan en zich op die wijze zo optimaal mogelijk te ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 34
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen In het studiejaar 2007-2008 is het toetsbeleid van de opleiding herzien. De vernieuwende methoden en procedures zijn vastgelegd in de notitie toetsbeleid. De criteria en eisen worden vermeld in de handleidingen van de studieonderdelen. Het AMFI ziet in het nieuwe toetsbeleid elke beoordeling als een integraal onderdeel van het onderwijssysteem. De toetsweken staan aan het begin van het studiejaar vast en de data zijn voor de studenten op verschillende plekken te vinden. De exacte data van de tentamens worden minimaal een maand van te voren bekend gemaakt. De procedures van de verschillende toetsen staan beschreven in de semesterhandleidingen. De opleiding hanteert een toetssysteem met een vaste reeks toetsen, die in het hele programma in principe steeds weer voor alle studenten terug komen. Deze toetsen zijn de assessments, de beoordeling van de gemaakte beroepsproducten en tentamens van de theoretical backbone. In deze toetsen worden de studenten beoordeeld op hun competenties en op hun theoretische kennis. De overige toetsen zijn de beoordeling van de stage en van de afstudeeropdracht. Ook buiten de toetmomenten om krijgen de studenten uitgebreide feedback, onder andere in de workshops. Bij assessments en mondelinge toetsen zijn minimaal twee beoordelaars aanwezig. Om het toetsmoment tot leermoment te maken en de studenten optimaal voor te bereiden op de beoordelingen is in het nieuwe programma expliciet ruimte voor mondelinge en schriftelijke feedback ingeruimd. De uitslag van en de feedback op de toets ontvangt de student binnen twee weken. De beoordelingsprocedure, verdeling van de toetsen over het jaar en de manier waarop studenten tegen de uitslag in van toetsen in bezwaar en beroep kunnen gaan zijn opgenomen in het onderwijs en examenreglement (de OER). Het werkveld wordt op meerdere manieren betrokken bij het toetsen. In de eerste plaats worden de studenten getoetst door docenten die werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Daarnaast spelen externe begeleiders een rol bij de beoordeling van stages en afstuderen. Doel is om in de toekomst ook ouderejaars in te zetten bij beoordeling van propedeusestudenten. De opleiding is zich er bewust van dat het moeilijk is om volledig objectief te beoordelen en dat dat ook geen realistisch beeld van de beroepspraktijk zou geven. De opleiding vindt het belangrijk dat de studenten zich tot verschillende personen, met soms zeer verschillende denkwijzen en oordelen, leren verhouden. In de manier van toetsen zorgt de opleiding ervoor dat de studenten niet met een enkel oordeel worden geconfronteerd. Intersubjectieve overeenstemming tussen beoordelaars, die in principe flink van achtergrond en opvatting mogen verschillen, is het middel om boven de ongewenste subjectiviteit en onrealistische objectiviteit uit te stijgen. Hiervoor worden regelmatig trainingen verzorgd. Binnen de HvA zijn er diverse cursussen over het thema toetsen, waaraan de docenten van het AMFI kunnen deelnemen. De nieuwe toetssytematiek voor het derde en vierde studiejaar wordt in september 2009 in de praktijk gebracht, die van het eindexamenjaar in 2010. Tot die tijd worden in de laatste twee studiejaren alle studieonderdelen nog op hun specifieke manier getoetst. Met de explicitering van het toetsbeleid wordt een eind gemaakt aan de wildgroei aan toetsvormen en onduidelijkheid van procedures, zoals die in de interne audit van 2007 beschreven werden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 35
Het komende studiejaar gaat er gewerkt worden aan het verbeteren van de toetskwaliteiten van de docenten, waaronder het geven van feedback en het afnemen van assessments. Het auditteam heeft tijdens de audit vast kunnen stellen dat het nieuwe toetsbeleid op een zinvolle wijze ingevuld is. De studenten zijn zeer tevreden met de gang van zaken. Zij zijn met name enthousiast over de feedback die zij krijgen op tentamens en producten. De docenten benadrukten tijdens de audit dat de studenten ook daadwerkelijk om de feedback of uitleg over de gegeven feedback komen vragen. Het auditteam is van mening dat met name de feedback een zeer zinvolle aanvulling is op het door de opleiding gehanteerde toetsbeleid, gezien de verwachte individuele artistieke invulling van de studie door de studenten. Het auditteam is van mening dat doordat de student vanaf het begin met een vaste cyclus van toetsen te maken heeft, inclusief het maken van beroepsproducten, de opleiding duidelijkheid en houvast creëert bij de student. Ook is het auditteam van mening dat de keuze van de opleiding voor het gebruik van assessments een zinvolle is. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding goed en wel op grond van de volgende observaties: De toetsweken worden aan het begin van het studiejaar vastgesteld en de data worden op passende wijze met de studenten gecommuniceerd. De opleiding hanteert een toetssysteem met een vaste reeks toetsen, die in het gehele programma in principe steeds weer voor alle studenten terug komen. Deze toetsen zijn passend bij het soort opleiding. Bij het toetsen en beoordelen speelt het geven en krijgen van mondelinge en schriftelijke feedback een belangrijke rol. Het werkveld wordt op verschillende wijze betrokken bij het toetsen en beoordelen. De opleiding is zich er bewust van dat het moeilijk is om bij een opleiding waarin creativiteit een belangrijke rol speelt, volledige objectief te beoordelen. Hier wordt rekening mee gehouden in het samenstellen van de beoordelende docententeams. De studenten zijn inmiddels tevreden over het toetsen en beoordelen.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle afstudeerrichtingen als voldoende.
Kenmerkend voor het onderwijs bij het AMFI is dat er situaties opgezocht worden waarin de scheidslijn tussen onderwijs en praktijk begint te vervagen. In het curriculum vormen de vakken een netwerk van samenhangende onderwerpen, die in elkaar grijpen, op elkaar voort bouwen en die bestaan uit diverse werkvormen die allemaal gebaseerd zijn op voorbeelden uit de beroepspraktijk. De beroepsproducten, die de studenten maken, zijn in samenspraak met het beroepenveld uitgekozen. Het aanbod van specialisaties en minoren bouwt hier op voort en ook de stage ligt in het verlengde van de eerder in de studie ontworpen beroepsproducten en is inhoudelijk op die manier goed voorbereid. De opleiding onderhoudt op diverse manieren intensief contact met het werkveld. Het studiemateriaal voor de theoretical backbone bestaat uit actueel en relevant lesmateriaal en in het curriculum zijn diverse excursies naar binnen- en buitenland opgenomen. De internationale oriëntatie van het AMFI blijkt uit de aanwezigheid van een grote groep buitenlandse studenten, buitenlands personeel (ca. 20% van het docentenbestand) en een verscheidenheid aan activiteiten gericht op het internationale netwerk, zoals internationale excursies, stages en exchangeprogramma’s. Ook hebben alle afdelingen een internationale, Engelstalige afstudeervariant.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 36
Het (Internationale) beroepenveld is o.a. duidelijk zichtbaar in de minoren, b.v. in de minor International Production, waarbij de studenten werken in een bedrijf in een productieland en in Individuals, het eigen label van de opleiding. Voor getalenteerde studenten van de afstudeerrichting Fashion & Design heeft de opleiding een honoursprogramma ingericht, hetgeen een positieve uitwerking heeft op de opleiding in het algemeen. De wijze waarop het programma opgebouwd is, bereidt de studenten goed voor op de eindkwalificaties. Voor elk van de programmaonderdelen zijn leerdoelen geformuleerd. Doordat de studenten gedurende de hele opleiding beroepsproducten vervaardigen en consequent aan de hand van dezelfde competenties beoordeeld worden, biedt de inhoud van het programma hen de mogelijkheid om de eindkwalificaties te behalen; De fases van het creatieve proces komen tot uitdrukking in de competenties. In de propedeuse komen vijf competenties aan bod, in de hoofdfase zijn het er zes. Om binnen de studiejaren de binding van de studenten met het programma en het modevak te vergroten, heeft elk studiejaar een eigen thema. De verticale en de horizontale samenhang van het programma is duidelijk te herkennen in het curriculum. Het AMFI heeft de instroomeisen duidelijk vastgelegd en kent naast de wettelijke instroomeisen ook een intakeprocedure om voorafgaand aan de studie de motivatie van de studenten te toetsen en daarmee uitval te beperken. Daarnaast biedt de opleiding mogelijkheden om deficiënties weg te werken en heeft de opleiding een beleid met betrekking tot het verstrekken van vrijstellingen. Het didactische concept van het ‘competentiegericht leren’, de wisselwerking tussen de kennis en vaardigheden die de studenten nodig hebben om de kenmerkende beroepsproducten te vervaardigen en de achtergrondkennis om in het vak te functioneren en de daarbij door de opleiding gehanteerde onderwijsstijlen reflecteren actuele onderwijskundige inzichten en zijn passend bij de in de eindcompetenties opgenomen eisen, die aan een (beginnend) beroepsuitoefenaar in de modewereld worden gesteld. De studenten worden door de aangeboden lesstof uitgedaagd veel eigen initiatief te ontwikkelen, zelfstandig aan de slag te gaan en zich op die wijze zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. De toetsweken worden aan het begin van het studiejaar vastgesteld en de data worden op passende wijze met de studenten gecommuniceerd. De opleiding hanteert een toetssysteem met een vaste reeks toetsen, die in het hele programma in principe steeds weer voor alle studenten terug komen. Deze toetsen zijn passend bij het soort opleiding. Bij het toetsen en beoordelen speelt het geven en krijgen van mondelinge en schriftelijke feedback een belangrijke rol. Het werkveld wordt op verschillende wijze betrokken bij het toetsen en beoordelen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 37
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen De meeste van de docenten aan het AMFI zijn ook in de beroepspraktijk werkzaam als ontwerper, forecaster, brander, conceptontwikkelaar, manager, inkoper of werken in een andere functie die voor het onderwijs relevant is. Circa 20% van het docentenbestand komt uit het buitenland. Ongeveer een kwart heeft een universitaire opleiding (23%), de rest een opleiding op HBO-niveau. Daarmee doet de opleiding het goed binnen de HvA, waar het beleid erop gericht is het aandeel universitair opgeleiden te verhogen naar 20%. In vergelijking met het gehele domein Media, Creatie en Informatie heeft de opleiding meer kleine en minder grote aanstellingen; 13% van de docenten heeft een aanstelling van minder dan 0,4 fte en slechts 20% een volledige aanstelling (1 fte). Er werken bij het AMFI veel docenten met een dienstverband tussen de 11 en 25 jaar (45%) en weinig met een dienstverband tussen 3 en 5 jaar. De studenten waardeerden de docenten in de STM van 2008 op het item ‘actuele kennis over de beroepspraktijk’ met gemiddeld een 3,9, hetzelfde cijfer als in 2007, toen de docenten van international Fashion & Design zelfs met een 4,5 werden beloond. De opleiding verwacht van nieuwe docenten dat ze een positie in de modewereld hebben die ertoe doet en hun kennis inspirerend op de studenten overbrengen. Ze zijn op zoek naar een combinatie van vakkennis, actuele beroepservaring en passie en bij voorkeur onderwijservaring. Goede beheersing van het Engels is een vereiste, docenten kunnen op dit vlak ook worden bijgeschoold. Van docenten die een vaste aanstelling krijgen (of hebben) wordt verlangd dat ze een didactische aantekening behalen. De eisen die gesteld worden zijn mede afhankelijk van het functieniveau. Alle functies zijn ingedeeld volgens de UFO/HvA functiewaarderingsmethode van de adviesorganisatie Hay Group. Dit houdt in dat voor iedere medewerker een standaard functieprofiel van toepassing is, waarbij voor docenten drie niveaus gelden. Bijna 20% van de docenten treedt buiten het AMFI op als trainer of gastspreker, publiceert in vakbladen of doet onderzoek. 80% van de docenten bezoekt beurzen, workshops, tentoonstellingen en andere evenementen. Ze maken daarbij regelmatig gebruik van een speciaal budget van het AMFI dat voor deze doelen gereserveerd is. De afgelopen jaren hebben vijf docenten intensief deelgenomen aan de kenniskring van het lectoraat. Voor het verzorgen van gastcolleges maakt het AMFI gebruik van ca. 60 gastsprekers per jaar, die met hun expertise onder andere een bijdrage leveren in de theoretical backbone . Dit zijn toonaangevende personen uit het vakgebied. Daarnaast betrekt het AMFI bedrijven uit de mode-industrie als zodanig bij het onderwijs. Voorbeelden hiervan zijn bedrijven die een onderwijsmodule verzorgen of betrokken zijn bij de invulling van een minor. Doordat de opleiding zo praktijkgericht opgezet is, zijn de banden met het werkveld, waaronder stagebedrijven, gastdocenten, alumni etc. zeer intensief. Het merendeel van deze contacten wordt door de opleiding en het stagebureau onderhouden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 38
Tijdens de audit heeft het auditteam vast kunnen stellen dat de docenten goede contacten onderhouden met het werkveld en een groot deel van de docent zelf participeert in het werkveld. Vanuit de opleiding worden de docenten gestimuleerd om deel uit te blijven maken van het werkveld en worden gemotiveerd om beurzen, tentoonstellingen etc te bezoeken en door naar buiten te treden als gastspreker of door het schrijven van artikelen voor vakbladen. Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de opleiding gebruik maakt van de expertise uit het werkveld en dat de gastdocenten, die de opleiding aantrekt, belanghebbende en relevante personen zijn. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De meeste van de docenten aan het AMFI zijn ook in de beroepspraktijk werkzaam. De docenten hebben relevante netwerken, bezoeken relevante cursussen, tentoonstellingen e.d. en treden naar buiten door publicaties in vaktijdschriften en externe optredens. Bijna een kwart van hen heeft een universitaire opleiding. Van nieuwe docenten verwacht de opleiding dat zij een positie in de modewereld hebben die ertoe doet en dat zij de studenten kunnen inspireren. Daarnaast maakt de opleiding op zeer regelmatige basis gebruik van toonaangevende gastsprekers uit de modewereld en input van modebedrijven. De studenten zijn zeer tevreden over de actuele kennis van de beroepspraktijk van de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 39
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen Op 1 september 2007 bedroeg de totale personeelsinzet 88 personen, die bij elkaar 60,9 fte vervulden. Het ging daarbij om 66 docenten (43,6 fte) en 22 medewerkers ondersteunend personeel (17,3 fte). Daarmee was de docent/studentratio 1:29 en de OBP/studentratio 1:68. In de begroting voor 2008 is de docentencapaciteit ten opzichte van 2007 met bijna 4 fte uitgebreid, terwijl de capaciteit van het ondersteunend personeel met bijna 4 fte verminderd is. Deze cijfers liggen ruim binnen de normen van de HvA, zijnde 1:30. De opleiding wil het onderwijs inbedden in een creatieve benadering, waarin de persoonlijke talenten van de studenten optimaal worden gestimuleerd. Daarvoor is persoonlijk contact tussen student en docent onontbeerlijk. Studenten moeten individueel gecoacht worden om hun kwaliteiten optimaal tot ontwikkeling te brengen. Dat doet de opleiding door te differentiëren in het onderwijsaanbod, van kleine workshops tot hoorcolleges. De opleiding ziet de ideale docent/studentratio als 1:20. Alle medewerkers, zowel docenten als leden van het onderwijsondersteunend personeel, leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van de nieuwe onderwijsprogramma’s. Hiervoor is binnen de aanstelling ruimte opgenomen. De opleiding organiseert studiedagen en bijeenkomsten. Het management is verantwoordelijk voor de strategische lijnen en keuzes. Docenten zijn resultaatverantwoordelijk voor de ontwikkeling van het onderwijs in hun eigen onderdeel en daarmee voor de implementatie van de onderwijsvernieuwing. Daarnaast zet de opleiding in op onderzoek waarmee het AMFI, de studenten en de modewereld op de toekomst wordt voorbereid. Deze vernieuwing moet een maatschappelijke spin-off hebben. Hieronder vallen onder andere twee promotieonderzoeken van leden van de kenniskring. De opleiding merkt dat het moeilijker wordt om voor alle vakken nieuwe docenten binnen te halen. Met het verdwijnen van de productie uit Nederland verdwijnen ook de beroepsbeoefenaren. De opleiding zoekt naar oplossingen door delen van het onderwijs naar het buitenland te verplaatsen, zelf textieldocenten op te leiden, de beschikbare expertise in het instituut te registreren en de expertise op het gebied van textiel in Nederland in kaart te brengen. Het auditteam heeft kennis genomen van de kwantiteit van het personeel en de wijze waarop deze ingezet wordt en is van mening dat dit voldoende is. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding zet voldoende personeel in om het onderwijs met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding heeft een duidelijke en gefundeerde visie wat de gewenste situatie is met betrekking tot de kwantiteit van het personeel. De opleiding herkent de zwaktes met betrekking tot het personeelsbeleid en probeert daar op voor te bereiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 40
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen In het wervingsbeleid wordt gebruik gemaakt van het eigen netwerk, met de afdelingen HRM van de stagebedrijven als belangrijke informanten. Nieuwe docenten worden geselecteerd op de rol die kandidaten in de modewereld vervullen en het vermogen om de kennis en ervaring op een inspirerende wijze over te brengen. Nieuwe medewerkers worden door de hoofden van de afdeling begeleid in het uitvoeren van hun onderwijstaken. Daarnaast is er voor beginnende docenten in samenwerking met de HvA-afdeling O2 (onderwijsresearch en ontwikkeling) een introductiecursus didactiek. Een didactische aantekening is nodig voor alle docenten met een arbeidsovereenkomst van 0,4 fte of groter. Functioneringssgesprekken met de docenten worden tenminste een keer per jaar gevoerd. De HvA biedt mogelijkheden voor het begeleiden van leidinggevenden en medewerkers in het voeren van functioneringsen beoordelingsgesprekken. Tevens worden er door de HvA individuele trainingen aangeboden voor medewerkers om te leren een persoonlijk ontwikkelingplan op te stellen. Van het totale budget is 4,5 % gereserveerd voor scholing en ontwikkeling van de medewerkers. Daarvan worden AMFI-brede scholingen, zoals bijscholingen in didactische vaardigheden en cursussen engels, en individuele scholing die voortkomt uit de functionerings- en beoordelingsgesprekken en het POP bekostigd. Om de kennis van docenten over de ontwikkelingen in het werkveld ‘’up to date’’ te houden organiseert de opleiding bedrijfsbezoeken en –stages. Ook heeft iedere medewerker een persoonlijk budget voor ontwikkeling ter grootte van 0,8 % van zijn jaarsalaris, met een minimum van 300 euro. Van dat budget wordt de deelname aan workshops, seminars, conferenties en het bezoek aan tentoonstellingen en beurzen bekostigd. De afgelopen 5 jaar heeft 80% van de docenten hier gebruik van gemaakt. Daarnaast verzorgt de opleiding interne trainingen, zoals een cursus Engels. Er is de mogelijkheid om betaald studieverlof of lang buitengewoon verlof aan te vragen. Onderlinge uitwisseling over ervaring, opgedaan in het werkveld vindt veelal op informele wijze plaats. Hiervoor zijn onder andere iedere maandag afdelingsinterne overleggen, waarin docenten elkaar op de hoogte kunnen stellen van de opgedane ervaringen. Ongeveer 15% van de docenten publiceert in tijdschriften en vakbladen. Daarnaast verzorgen docenten trainingen en lezingen over onder andere kwaliteitsbeoordeling, technologische ontwikkelingen in de textiel en het maken van programma’s van eisen voor de ontwikkeling van corporate kleding. Dit gebeurde bijvoorbeeld voor het Instituut voor Sociale en Bedrijfswetenschappen, KLVB-groep, European Chemistry Thematic Network, Pro Education en McGregor. Daarnaast werden gastlessen verzorgd bij de Hogeschool voor Economische Studies en waren er gastdocentschappen bij het Indian Institute of Planning and Management van de London School of Economics en de masteropleiding Fashion, Design & Stragegy van ArtEZ, hogeschool voor de Kunsten in Arnhem.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 41
Op het ogenblik wordt in kaart gebracht welke expertise er binnen de opleiding bij de docenten aanwezig is. Er wordt gekeken welke kennis de docenten hebben, waar hun voorkeuren liggen, met welke thema’s ze zich bezig hebben gehouden en waarin ze uitblinken. Dit wordt gedaan om beleid te kunnen voeren op de inzet van de docenten in het nieuwe onderwijsprogramma. Wie vormen de vaste kern, wie leidt het onderzoek, wie zijn de praktische professionals, wie begeleidt, wie organiseert? De inventarisatie maakt, aangevuld met de uitkomsten van functioneringsgesprekken, ook duidelijk waar de behoefte ligt aan scholing en training van het nieuwe programma. Daarnaast maakt de opleiding op grote schaal gebruik van expertise uit het werkveld. Er wordt gewerkt met ca. 60 gastdocenten en -sprekers per jaar van internationaal niveau. De studenten zijn tevreden over de docenten (STM 2008). Ze hebben vooral veel waardering voor de actuele kennis van de beroepspraktijk bij de docenten en voor de manier waarop de docenten de studenten uitdagen tot zelfstandig leren. Onvoldoende waardering was er voor de afstemming tussen de docenten. Het auditteam heeft tijdens de audit kunnen constateren dat er veel expertise is onder de docenten en dat de docenten beschikken over de benodigde kwaliteit om het onderwijs te verzorgen. Waar de benodigde kennis niet in huis is, wordt deze van buiten gehaald door het uitnodigen van gastdocenten. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding zorg draagt voor de ontwikkeling van zijn docenten. 80% van de docenten bezoekt beurzen, seminars, workshops, tentoonstellingen en andere evenementen om hun kennis te verdiepen en te verbreden. In de periode 2002-2007 hebben vijf docenten intensief deelgenomen aan de kenniskring van het lectoraat. Het auditteam was onder de indruk van de grote betrokkenheid, enthousiasme en gepassioneerdheid van de docenten. De nieuwe wind, die sinds 2006 binnen de opleiding waait, heeft voor veel nieuwe inspiratie en motivatie gezorgd binnen de opleiding en het docentencorps. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het personeel van het AMFI is inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch prima gekwalificeerd om het onderwijs van de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding is nog aan het inventariseren op welke wijze zij optimaler kan profiteren van de onder de docenten aanwezige expertise. Met alle medewerkers worden structureel functioneringsgesprekken gehouden. Op basis hiervan worden de scholingsplannen voor de docenten opgesteld. Het AMFI zorgt er op een adequate wijze voor dat medewerkers zich verder (kunnen) ontwikkelen, zowel inhoudelijk als didactisch. De docenten die het auditteam sprak waren tevreden over de geboden scholingsmogelijkheden. De docenten hebben intensieve contacten met het werkveld en blijven op die wijze betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen op het modevakgebied. Het AMFI maakt structureel gebruik van expertise van externen. De studenten zijn zeer tevreden over de deskundigheid van de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 42
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. De meeste van de docenten aan het AMFI zijn ook in de beroepspraktijk werkzaam. De docenten hebben relevante netwerken, bezoeken relevante cursussen, tentoonstellingen e.d. en treden naar buiten door publicaties in vaktijdschriften en externe optredens. Bijna een kwart van hen heeft een universitaire opleiding. Van nieuwe docenten verwacht de opleiding dat zij een positie in de modewereld hebben die ertoe doet en dat zij de studenten kunnen inspireren. Daarnaast maakt de opleiding op zeer regelmatige basis gebruik van toonaangevende gastsprekers uit de modewereld en input van modebedrijven. De opleiding zet voldoende personeel in om het onderwijs met de gewenste kwaliteit te verzorgen en heeft een duidelijke en gefundeerde visie wat de gewenste situatie is met betrekking tot de kwantiteit van het personeel. De opleiding herkent de zwaktes met betrekking tot het personeelsbeleid en probeert daar op voor te bereiden. Het personeel van het AMFI is inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch prima gekwalificeerd om het onderwijs van de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding is nog aan het inventariseren op welke wijze zij optimaler kan profiteren van de onder de docenten aanwezige expertise. Met alle medewerkers worden structureel functioneringsgesprekken gehouden. Het AMFI zorgt er op een adequate wijze voor dat medewerkers zich verder (kunnen) ontwikkelen, zowel inhoudelijk als didactisch. Op basis van de functioneringsgesprekken worden de scholingsplannen voor de docenten opgesteld. De docenten hebben intensieve contacten met het werkveld en blijven op die wijze betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen op het modevakgebied. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 43
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen De opleiding wil alles wat specifiek is voor een modeopleiding in eigen huis hebben, zoals een naaizaal, een breiwerkplaats, ateliers, een zeefdrukkerij, een textiellaboratorium etc. De opleiding wil de studenten vooral bekend maken met de basistechnieken, zodat ze later de uitvoering kunnen aansturen. Om studenten met nieuwe technologie in aanraking te brengen, organiseert de opleiding samenwerkingsprojecten met bedrijven en excursies, zoals een jaarlijkse workshop in het Textielmuseum voor de propedeuse. Het AMFI is gevestigd in een karakteristiek oud kantoorpand uit de jaren 20 van de vorige eeuw, waarvan enkele ruimtes op de monumentenlijst staan. Het pand is uitgerust met lokalen, werkplaatsen, docentenkamers, een kleine caféruimte, een studentenlounge, een auditorium annex filmzaal en kantoorruimtes voor directie en het onderwijsondersteunde personeel. In 2004 is het pand verbouwd en zijn er meer ateliers en meer flexibele werkplekken voor docenten gecreëerd. Ook werden de scheidingswanden tussen de lokalen en gangen vervangen door glas. Het gebouw biedt niet genoeg ruimte voor alle activiteiten. Voor tekenen wordt uitgeweken naar het Singelgrachtgebouw, een minuut lopen van het AMFI. Voor algemene lokalen wordt uitgeweken naar De Leeuwenburg, nabij het Amstelstation, waar 5 leslokalen gehuurd worden. Er zijn plannen om deze lokalen in te ruilen voor ruimtes in de buurt van het AMFI. Collegezalen en theorielokalen zijn uitgerust met een beamer, televisiescherm, computer en internetverbinding. In computerlokalen, mediatheek en projectruimtes zijn 120 computers voor studenten beschikbaar. De student/pc-ratio is met 7,4 iets gunstiger dan die van de hele HvA (7,8). De werkplaatsen zijn uitgerust met specialistische apparatuur. Er is een zeefdrukruimte met een zeefdruktafel en een computergestuurd belichtingsapparaat, een goed geoutilleerd confectielaboratorium met meer dan 30 verschillende apparaten voor het testen van weefsels en garens, een textiellaboratorium, een naaizaal met meer dan 50 naai-, snij- en persmachines, een breizaal met 13 (voor een deel computergestuurde) breimachines en een CadCam-systeem in de digitale werkplaats en grote voorraden stofstalen voor algemeen gebruik, geschonken door bevriende bedrijven. Het tekenlokaal is ingericht met schildersezels. In het AMFI-gebouw is een helpdesk voor de ondersteuning bij het gebruik van ICT en een uitleen van digitale camera’s. In het hele gebouw is WIFI, waardoor studenten overal met een eigen laptop op internet en het intranet kunnen inloggen. Het AMFI volgt de ontwikkelingen in het gebruik van software in de branche. Er wordt gebruik gemaakt van meer dan 15 branchespecifieke pakketten voor onder andere fotobewerking, het maken van technische tekeningen, patrooninleggen, breien, weven, logistiek en kwaliteitsmetingen. De mediatheek beschikt over een collectie van meer dan 8.000 titels. Ze streeft ernaar om informatie in huis te hebben over alle onderwerpen op het gebied van mode. De bezoekersaantallen liggen rond de 150.000 per jaar, inclusief digitale bezoekers, het aantal uitlenigen rond de 4.000.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 44
Het gebouw van het AMFI beschikt over een tuin, die, indien het weer het toelaat, intensief gebruikt wordt. Bij warm weer worden de lessen naar buiten verplaatst en vindt er werkoverleg plaats. Daarnaast wordt het door de studenten gebruikt voor sociale evenementen. Het gebouw is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.00 tot 19.30 en op vrijdag tot 17.30. Op verzoek van docenten en studenten kunnen de openingstijden worden verruimd, waardoor in drukke perioden ook op avonden, zaterdag en in de vakantie in het gebouw kan worden gewerkt. Uit de STM van 2008 blijkt dat de studenten ruim tevreden zijn met de voorzieningen. Het onderwerp scoort gemiddeld 3,4 op een schaal van 5. De hoogste cijfers waren voor de dienstverlening van de mediatheek (3,9), de helpdesk (3,7) en de studentenadministratie (3,6). De uitkomsten van dit onderzoek op het onderdeel beschikbare computers (2,4) is laag omdat de opleiding investeert vooral in kostbare randapparatuur en in software die studenten zelf niet kunnen aanschaffen. De opleiding verwacht dat iedere student een eigen computer heeft en maakt dit bekend bij de voorlichting. Tijdens de audit was het auditteam onder de indruk van de faciliteiten en, niet onbelangrijk bij een creatieve opleiding, de sfeer en entourage van het gebouw. Alle voor de opleidingen, in het bijzonder de opleiding Design & Fashion, belangrijke instrumentaria zijn in het gebouw aanwezig. Het auditteam moet echter wel concluderen dat het gebouw op het ogenblik krap is voor het aantal studenten. Hierdoor kunnen niet alle lessen in hetzelfde gebouw plaats vinden en moet worden uitgeweken naar andere locaties van de HvA, soms redelijk ver van het eigen gebouw verwijderd. Een goed compromis zou zijn om (meer) theorielokalen in de buurt van het gebouw van het AMFI te zoeken. Bijzondere aandacht verdient de mediatheek van het AMFI. Deze is uitstekend. Deze mediatheek is de meest uitgebreide en goed uitgeruste op zijn gebied in Nederland. Het auditteam was zeer enthousiast over de uitgebreide collectie boeken, (mode-) tijdschriften etc, die in de bibliotheek aanwezig is. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De materiële voorzieningen van de opleiding zijn ruim toereikend om het programma te kunnen verzorgen. Het benodigde instrumentarium voor de opleiding is uitgebreid, en de opleiding heeft het allemaal in voldoende mate in huis. Ook de specifiek voor de opleiding benodigde computer hard- en software is aanwezig. De ruimtelijke voorzieningen van de opleiding binnen de eigen locatie zijn op het ogenblik beperkt, voor een deel van het onderwijs moet uitgeweken worden naar andere locaties van de HvA. De opleiding is er mee bezig om de theorielessen ook in de buurt van het gebouw van het AMFI onder te brengen. Het gebouw van het AMFI is zeer sfeervol, hetgeen van belang is bij een creatieve opleiding. De mediatheek is uitstekend. Het is de meest uitgebreide en goed uitgeruste mediatheek op het gebied van mode. Docenten en studenten zijn over het algemeen tevreden over de materiele en ruimtelijke voorzieningen, met uitzondering van het ruimtegebrek in het AMFI.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Het AMFI begeleidt de studenten op drie manieren bij hun studie: inhoudelijk, bij de studievoortgang en als persoonlijke omstandigheden hen in hun studievoortgang dreigen te belemmeren. De inhoudelijke begeleiding is gericht op de verwerving van competenties. Elke werkvorm geeft de docent ruimte om de student individuele feedback te geven. In de workshops, toolshops en bij het afstuderen gebeurt dat direct in de onderwijssituatie; in de theoretical backbone indirect, door de student inzage te geven in de tentamenresultaten. De inhoudelijke begeleiding is individueel, ook als ze plaatsvindt binnen werkvormen waarin de studenten gezamenlijk aan het werk zijn. Ook in de stage en het afstudeerproces krijgen de studenten persoonlijke feedback. Bij het afstuderen wordt onderscheid gemaakt tussen procesbegeleiders, die de studenten coachen bij de voortgang van het afstuderen en kwaliteitsbegeleiders, die de studenten inhoudelijk bijstaan op een specifiek vakonderdeel. Bij Fashion & Design zien de studenten de kwaliteitsbegeleider net als de procesbegeleider ééns in de twee weken; bij de andere afdelingen incidenteel, als ze specifieke kennis nodig hebben of die willen toetsen. In de studievoortgangbegeleiding staat de reflectie op de behaalde studieresultaten centraal. Dit gebeurt in het mentoraat. Het mentoraat is in het studiejaar 2007-2008 in de plaats gekomen voor het verouderde systeem van studieloopbaanbegeleiding. In het mentoraat heeft de student één mentor voor haar volledige studie, van de propedeuse tot en met het afstuderen. De mentor volgt de student en coacht haar persoonlijk bij haar studievoortgang. De begeleiding is op afstand. De mentor heeft ook een taak in de groepsgewijze begeleiding van de studenten bij de voorbereiding van de assessments. De intensiteit van de studiebegeleiding is in de eerste jaren het grootst, waarbij de mentor het initiatief neemt tot begeleiding. Deze eerste twee jaar worden afgesloten met een plan van aanpak voor het vervolg van de studie. In het derde en vierde jaar kunnen de studenten nog wel een beroep doen op hun mentor, maar moet het initiatief daarvoor vanuit de student komen. Tijdens de stage krijgt de student vanuit de opleiding een stagebegeleider toegewezen. Samen met deze begeleider maakt de student een stageplan, waarin onder andere de motivatie voor de stage en de leerdoelen beschreven staan. Tijdens de stage heeft de student tenminste een keer in de twee weken contact met de stagebegeleider en houdt hem op de hoogte van de voortgang van de stage. Na afloop van de stage evalueert de student samen met de stagebegeleider aan de hand van het stageplan en de verslagen de stage. De mentoren worden vanuit het docententeam geselecteerd op geschiktheid en bereidheid voor deze functie. De mentoren vallen onder de verantwoordelijkheid van de mentorcoördinatoren en volgen ter voorbereiding op hun functie een training in gespreksvoering en een assessmenttraining.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 46
De opleiding registreert de voortgang van de studenten met het Volg+systeem. Studenten kunnen ook zelf hun studieresultaten opvragen, dat doen ze via de internetpagina Boom-online. In de voortgangsbegeleiding wordt ook gebruik gemaakt van de geregistreerde studieresultaten. Alle propedeusestudenten krijgen aan het eind van het eerste jaar een advies over het vervolg van de studie. Studenten die in de propedeuse minder dan 40 studiepunten hebben gehaald, en/of niet de drie studiepunten van het eindassessment van de propedeuse krijgen een bindend afwijzend studieadvies: een schriftelijke mededeling dat ze niet verder aan het AMFI kunnen studeren. Dat geldt ook voor studenten die na twee jaar de propedeuse niet gehaald hebben. Voorwaarde is dat de student op een redelijke termijn vooraf gewaarschuwd is. De procedure voor het bindend studieadvies is opgenomen in het onderwijs en examenreglement. Een student die door persoonlijke omstandigheden studievertraging of –onderbreking oploopt of hulp nodig heeft op het gebied van wet- en regelgeving, kan een beroep op de decanen doen. De decanen geven informatie en advies, kunnen een bemiddelende rol vervullen (bijvoorbeeld bij conflicten) en eventueel persoonlijke begeleiding geven als een student problemen met studeren ondervindt. De studenten kunnen ook een beroep doen op de studentenartsen en de studentenpsychologen. De kern van de interne communicatie is het AMFI-intranet. Alle studenten en medewerkers hebben wereldwijd toegang. Hier plaatst de opleiding organisatorische informatie, van roosters tot de beschrijving van voorzieningen, en alle informatie over het onderwijs. Voor medewerkers is er een afgesloten deel met onder andere verslagen van het managementteam. Alle algemene informatie is tweetalig (Nederlands en Engels). Informatie over onderwijsmodules is meestal tweetalig, soms alleen in het Engels of het Nederlands, afhankelijk van de voertaal in het onderdeel. Studenten en medewerkers hebben ook toegang tot de HvAintranetten, waarop informatie is te vinden over de algemene voorzieningen van de HvA. Voor communicatie binnen projecten kunnen studenten en medewerkers het groupware-programma BSCW gebruiken. Tijdens de audit heeft het auditteam vast kunnen stellen dat de opleiding een duidelijke en gestructureerde vorm van studiebegeleiding kent voor studenten in alle studiejaren in zowel het binnen- als het buitenschoolse programma. De tijdens de audit gesproken studenten waren tevreden over de mentoraten en studiebegeleiding, zoals die door de opleiding geboden wordt. De mentoren en docenten werden omschreven als toegankelijk. Ook bij de studiebegeleiding gaat de opleiding uit van de zelfstandigheid van de studenten, zeker vanaf het derde jaar. Het aanbod voor begeleiding is aanwezig, maar de student moet zelf het initiatief hiervoor nemen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het AMFI heeft een duidelijk systeem van begeleiding van het binnen- en buitenschoolse programma opgezet en zorgt er op deze wijze voor dat de studievoortgang van de studenten zo goed mogelijk verloopt. In dit systeem is de begeleiding in de eerste twee jaar het intensiefst en neemt de intensiteit in de loop van de jaren af. In het derde en vierde jaar ligt het initiatief voor begeleiding vanuit het mentoraat bij de studenten. Het AMFI hanteert een bindend studieadvies, de regels hiervoor zijn opgenomen in het OER. Het AMFI zorgt er voor dat studenten via intranet kunnen beschikken over de informatie die ze nodig hebben voor hun studie. Studenten zijn tevreden over de begeleiding die zij krijgen bij hun studie, zijn positief over de toegankelijkheid van docenten en mentoren en zijn tevreden over de informatievoorziening.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 47
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
De materiele voorzieningen van de opleiding zijn ruim toereikend om het programma te kunnen verzorgen. Het benodigde instrumentarium voor de opleiding is uitgebreid, en de opleiding heeft het allemaal in voldoende mate in huis. Ook de specifiek voor de opleiding benodigde computer hard- en software is aanwezig. Het gebouw van het AMFI is een zeer sfeervol, passend bij een creatieve opleiding. De ruimtelijke voorzieningen van de opleiding binnen de eigen locatie zijn op het ogenblik beperkt, voor een deel van het onderwijs moet uitgeweken worden naar andere locaties van de HvA. De opleiding is er mee bezig om de theorielessen ook in de buurt van het gebouw van het AMFI onder te brengen. De mediatheek is uitstekend. Het is de meest uitgebreide en goed uitgeruste mediatheek op het gebied van mode in Nederland. Het AMFI heeft een duidelijk systeem van begeleiding van het binnen- en buitenschoolse programma opgezet en zorgt er op deze wijze voor dat de studievoortgang van de studenten zo goed mogelijk verloopt. In dit systeem is de begeleiding in de eerste twee jaar intens en neemt de intensiteit in de loop van de jaren af. In het derde en vierde jaar ligt het initiatief voor begeleiding vanuit het mentoraat bij de studenten. Het AMFI zorgt er voor dat studenten via intranet kunnen beschikken over de informatie die ze nodig hebben voor hun studie.
Extra aantekening: Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de twee facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen” als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit is reden voor het auditteam om de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 48
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen De kwaliteitszorg van het AMFI hangt nauw samen met het centrale kwaliteitsbeleid van de HvA. De opleiding maakt gebruik van de interne audit, de planning- en controlecyclus en de evaluatieinstrumenten van het hogeschoolbrede onderzoekshuis. In het kader van de planning- en controlecyclus stelt elk instituut van de HvA jaarlijks een resultaat- en activiteitenplan op. Daarnaast heeft de opleiding eigen evaluatie-instrumenten, waaronder periodieke schriftelijke enquêtes en mondelinge feedbackbijeenkomsten. Voor de schriftelijke onderzoeken en een reeks van andere onderwerpen zijn streefcijfers geformuleerd. De kwaliteit van de opleiding wordt eens in de zes jaar extern getoetst in het kader van de accreditatie. Halverwege de accreditatieperiode vindt er een interne audit plaats waarbij een commissie van de HvA aangevuld met externe deskundigen zich een oordeel vormt over de opleiding en die vastlegt in een rapportage. De laatste interne audit dateert van 2007, zij was om organisatorische redenen uitgesteld. De uitkomsten van de interne audit zijn meegenomen in het al ingezette proces van onderwijsvernieuwing; een groot aantal verbeterpunten was reeds bekend en er werd aan gewerkt. In 2006 heeft de opleiding met het College van Bestuur een managementcontract afgesloten. Daarin ligt vast dat de opleiding jaarlijks over de kwaliteit van de opleiding verantwoording af moet leggen. In de rapportage worden streefcijfers en verbetermaatregelen opgenomen. De streefcijfers hebben betrekking op de instroom en uitstroom, uitkomsten van evaluaties, prestaties van afgestudeerden, samenstelling van studentenpopulatie, inzet van personeel en financiën. Tweemaal per jaar levert de opleiding een instituutrapportage op. Daarin staan kwantitatieve gegevens en uitleg over ontwikkelingen ten aanzien van het onderwijs, de markt en omgeving, personeel en organisatie en financiën en rendement. De HvA voert jaarlijks een reeks enquêtes uit om de tevredenheid te peilen van studenten, alumni, studiestakers en medewerkers. Onderwerpen waarop de opleiding onvoldoende scoort, worden aangepakt. Aanvullend op de centrale enquêtes heeft de opleiding ook eigen evaluatie-instrumenten, waaronder een semesterenquête, feedbacksessies en gesprekken. Met de semesterenquête wordt aan het eind van een semester de kwaliteit van het onderwijs gemeten. In de feedbacksessies bespreekt de coördinator met een groep studenten de uitkomst van de enquêtes: Hoe moeten ze geïnterpreteerd worden en wat moet er gedaan worden om het onderwijs te verbeteren?
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 49
De opleiding hanteert de volgende evaluatie instrumenten: Evaluatie-instrument STM
Onderwerp
Deelnemers
Frequentie
Onderwijs en
Studenten
Éénmaal per jaar
Motieven om de studie te
Studenten uit de
Doorlopend, tweemaal per
beëindigen
propedeuse die gestopt zijn
jaar een rapportage
Aansluiting opleiding en
Alumni
Jaarlijks
Medewerkers
Tweejaarlijks
Tweemaal per jaar
onderwijsorganisatie ETM
ATM
werkveld MTM
Werkinhoud en
Semesterenquête
Onderwijs en
Studenten die dat semester
onderwijsorganisatie
het programma gevolgd
werkomgeving
heeft Feedbacksessies
Uitslagen van de enquêtes /
Een deel van de groep
Tweemaal per jaar, maar
kwaliteit van het onderwijs
studenten die dat semester
niet bij alle groepen
onderwijs heeft gevolgd Gesprek met docenten
Kwaliteit van het onderwijs
Docenten die les gegeven
Tweemaal per jaar
hebben Opleidingscommissie
Spreekuren
Onder meer kwaliteit van
Directeur en leden van de
het onderwijs
Opleidingscommissie
Eenmaal per zes weken
Onder meer kwaliteit van
Hoofden en individuele
Eenmaal per week voor
het onderwijs
studenten; directeur en
hoofden, eenmaal per drie
individuele studenten
weken voor directeur
De opleiding hanteert streefcijfers voor de evaluaties. Zij streeft naar een respons van 50% in de semesterenquêtes, de STM en de ETM. In het alumnionderzoek (ATM) streeft de opleiding naar een respons van 35% (gelijk aan de HBO-monitor), op langere termijn naar een respons van 50%. Van de medewerkers wordt een respons van 85% verwacht op de MTM ( medewerkerstevredenheidsmonitor). Wat de uitkomsten betreft streeft de opleiding naar minimaal een 3,5 op een schaal van 5. Uitkomsten onder de 3 zijn onvoldoende en worden direct besproken met het oog op mogelijke acties. Onderdelen waarop de opleiding tussen 3 en 3,5 scoren, verdienen extra aandacht. Voor rapportcijfers geldt iets soortgelijks: onder de 6 is onvoldoende. Tussen 6 en 7 is er extra aandacht nodig en bij een cijfer hoger dan 7 is het streefcijfer bereikt. Het verloop en het niveau van de stages wordt met de stagebedrijven op regelmatige basis in direct contact geëvalueerd. Het AMFI is van mening dat alle medewerkers van de instelling betrokken zijn bij de kwaliteit van de opleiding en dat zij dus allemaal geïnformeerd moeten worden over de stand van zaken. De oplossingen behoren te komen van de personen die direct met de problemen te maken hebben. Zodra de maatregelen vaststaan, worden die gecommuniceerd naar de andere betrokkenen. Dit gebeurt onder andere door de nieuwsbrief die vier keer per jaar uitkomt en op intranet. Tijdens de audit heeft het auditteam vast kunnen stellen dat de kwaliteit van de opleiding op voldoende wijze geborgd is. De streefcijfers die de opleiding hanteert en de wijze waarop daar naartoe gewerkt wordt, beoordeelt het auditteam als ambitieus. Opmerkelijk vond het auditteam dat alle medewerkers van de opleiding betrokken zijn bij de kwaliteitszorg en een substantiële bijdrage leveren in de verbeterplan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 50
Het auditteam is van mening dat op deze wijze kwaliteitszorg binnen de opleiding gaat leven, en iedereen het belang ervan in gaat zien. Tot nu worden de stages met name beoordeeld door de stagebedrijven. Het beeld omtrent het verloop en niveau van de stages wordt compleet door de evaluatie van de studenten van de gang van zaken bij de stagebedrijven. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De kwaliteitszorg van het AMFI hangt nauw samen met het centrale kwaliteitsbeleid van de HvA, maar heeft ook haar eigen evaluatie-instrumenten. Daardoor heeft de opleiding een breed kwaliteitszorgsysteem. De opleiding heeft duidelijke streefdoelen opgesteld aan de hand waarvan de analyse van de evaluatieuitkomsten kan worden gedaan en waar naartoe gewerkt wordt. De opleiding is van mening dat alle medewerkers verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de opleiding, en betrekt nadrukkelijk iedereen bij de kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 51
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Het uitvoeren van verbetermaatregelen verloopt over vier schijven: de opleiding ontwikkelt de maatregelen en implementeert deze, beoordeelt de effectiviteit en stelt vast of men op die manier verder gaat werken of een nieuwe maatregel gaat ontwikkelen. Dit proces steunt sterk op persoonlijke communicatie. In elke fase wordt overleg gevoerd om het gewenste resultaat te bereiken. Nadat er in 2006 zwakke plekken in het onderwijs waren vastgesteld, is de onderwijsvernieuwing in gang gezet. Daar waren alle overlegorganen bij betrokken. Dit heeft onder andere geleid tot het formuleren van competentieprofielen, het ontwikkelen van een nieuw programma, aanpassingen in de roostering en verbeteringen in de planning en structuur van de tentamens. Dit verbetertraject werkt nog steeds door binnen de opleiding, onder andere in het vaststellen van de aanwezige expertise bij de docenten, bij de (internationale) positionering van de opleiding en in het versterken van het contact met alumni. Het AMFI heeft één medewerker die voor 0,4 fte met kwaliteitszorg belast is. Daarnaast behoort kwaliteitszorg tot het reguliere takenpakket van directie, hoofden, coördinatoren en diverse bureaumedewerkers. In het AMFI behoort kwaliteitszorg tot het reguliere takenpakket van directie, hoofden, coördinatoren en diverse bureaumedewerkers. Daarnaast heeft het AMFI een medewerker die voor 0,4 fte belast is met ondersteuning bij de uitvoering van kwaliteitszorg. Door het intensieve proces van onderwijsvernieuwing bedraagt hun inzet in bepaalde weken tot 50% van de werktijd. Ook docenten besteden een aanmerkelijk deel van hun tijd aan de onderwijsvernieuwing (studiedagen, overleggen, voorbereidingen van modules en ontwikkeling van nieuwe werkvormen). Sinds het begin van de onderwijsvernieuwing organiseerde de opleiding ruim 20 studiedagen. Communicatie is het sleutelwoord als het gaat om het verbeteren van het onderwijs. Als uit onderzoek of persoonlijke ervaringen blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs in het geding is, gaat de opleiding in overleg met de betrokkenen. Er wordt afgesproken hoe de problematiek aangepakt gaat worden en wie daarvoor verantwoordelijk is. Dit wordt schriftelijk vastgesteld, en gecontroleerd door mondelinge navraag en/ of (periodieke) onderzoeken. In het schooljaar 2007-2008 is de opleiding begonnen met het vastleggen van afspraken en acties in een resultaat- en activiteitenplan, zodat er systematisch overzicht is over de verbetertrajecten. Het auditteam heeft kennis genomen van de verschillende verbeterplannen van de afgelopen jaren en heeft kunnen constateren dat het AMFI aantoonbare verbeteringen heeft uitgevoerd en uitvoert naar aanleiding van de uitkomsten van de verschillende evaluaties. Dit gebeurt op een vrij informele wijze, waarbij alle medewerkers betrokken zijn. Het auditteam is van mening dat er nog gewerkt kan worden aan de positionering van de opleiding in het veld. Daarnaast verdient de opleidingscommissie meer aandacht. Hij bestaat en functioneert wel, maar is onder de studenten redelijk onbekend.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 52
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het AMFI behoort kwaliteitszorg tot het reguliere takenpakket van directie, hoofden, coördinatoren en diverse bureaumedewerkers. Daarnaast heeft het AMFI een medewerker die voor 0,4 fte belast is met ondersteuning bij de uitvoering van kwaliteitszorg. Door het intensieve proces van onderwijsvernieuwing wordt er op het ogenblik hieraan door deze mensen veel aandacht besteed. Het auditteam heeft kunnen constateren dat het AMFI aantoonbaar verbetermaatregelen heeft uitgevoerd en uitvoert naar aanleiding van de uitkomsten van de verschillende evaluaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 53
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Zoals ook al onder facet 5.1 en 5.2 beschreven, worden de medewerkers van het AMFI nadrukkelijk betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. De mening van de studenten en alumni wordt jaarlijks gepeild met de STM en de alumnitevredenheidsmonitor (ATM). De opleiding vraagt de studenten bovendien regelmatig schriftelijk om hun oordeel over het onderwijs. Een deel van de studenten kan aan het eind van het semester aan een feedbacksessie deelnemen, waarin de uitkomsten van de enquêtes besproken worden. Alumni worden via de vorig jaar gelanceerde alumniwebsite uitgenodigd om deel te nemen aan de activiteiten van de opleiding. In het contact dat zo ontstaat, wordt kennis opgedaan over de ervaring van de alumni met het werkveld. Met inzet van de website is vorig jaar onderzoek gedaan onder de alumni naar het gebruik van software in het werkveld. Dit heeft tot aanpassingen in het softwarebudget van de opleiding geleid. Medewerkers kunnen tweejaarlijks hun mening geven over de inhoud en organisatie van de opleiding in de medewerkerstevredenheidsmonitor (MTM). Daarnaast spreken de docenten tweewekelijks in teamverband met het afdelingshoofd over zaken die het onderwijs betreffen. In het kader van de onderwijsvernieuwing vindt tweewekelijks overleg van het ‘’bouwteam’’ plaats. Stagebedrijven worden gevraagd schriftelijk een oordeel te geven over de prestaties van een stagiair. De oordelen worden twee keer per jaar besproken in het managementteam. Een werkveldcommissie informeert in wisselende samenstelling de afdelingshoofden over de ontwikkelingen in de beroepspraktijk en denkt mee over vernieuwingsprocessen. De Raad van Advies, waarin vertegenwoordigers uit het werkveld zitting hebben, heeft een vaste bezetting en komt viermaal per jaar met het managementteam bijeen. Tijdens deze bijeenkomsten worden de laatste ontwikkelingen in de mode-industrie besproken en adviseert de Raad van Advies over de inrichting van het onderwijs. Het auditteam heeft inzage gehad in de verslagen van de vergaderingen van de verschillende geledingen en constateert, dat daarin onderwerpen zijn besproken die betrekking hebben op de interne kwaliteitszorg. De opleiding toont aan dat zij studenten, medewerkers, alumni en werkveld betrekken bij de opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het AMFI betrekt nadrukkelijk medewerkers, studenten, alumni en het afnemend werkveld bij de interne kwaliteitszorg. Uit de verslagen van overleggen met de verschillende geledingen blijkt, dat in deze overleggen onderwerpen zijn besproken die betrekking hadden op de interne kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 54
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende.
De kwaliteitszorg van het AMFI hangt nauw samen met het centrale kwaliteitsbeleid van de HvA, maar heeft ook haar eigen evaluatie-instrumenten. Daardoor heeft de opleiding een breed kwaliteitszorgsysteem. De opleiding heeft duidelijke streefdoelen opgesteld aan de hand waarvan de analyse van de evaluatie-uitkomsten kan worden gedaan en waar naartoe gewerkt wordt. Het AMFI heeft een medewerker die belast is met kwaliteitszorg, daarnaast behoort kwaliteitszorg tot het reguliere takenpakket van directie, hoofden, coördinatoren en diverse bureaumedewerkers. Door het intensieve proces van onderwijsvernieuwing wordt er op het ogenblik hieraan door deze mensen veel aandacht besteed. Daarnaast is de opleiding van mening dat alle medewerkers verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de opleiding, en betrekt nadrukkelijk iedereen bij de kwaliteitszorg. Het auditteam heeft kunnen constateren dat het AMFI aantoonbaar verbetermaatregelen heeft uitgevoerd en uitvoert naar aanleiding van de uitkomsten van de verschillende evaluaties. Het AMFI betrekt nadrukkelijk medewerkers, studenten, alumni en het afnemend werkveld bij de interne kwaliteitszorg. Uit de verslagen van overleggen met de verschillende geledingen blijkt, dat in deze overleggen onderwerpen zijn besproken die betrekking hadden op de interne kwaliteitszorg.
Extra aantekening: Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg’ als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit is reden voor het auditteam om de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 55
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen De studenten mogen aan hun afstudeeropdracht beginnen als ze daar formeel en inhoudelijk aan toe zijn. Ze moeten voldoende studiepunten hebben gehaald en een goedgekeurd startdocument geschreven hebben. Doordat ze gedurende de hele opleiding op hun competenties beoordeeld zijn, zijn ze op het moment van afstuderen al ver in het realiseren van de vereiste oriëntatie en het gewenste niveau. Het afstuderen bestaat uit het uitvoeren van een afstudeeropdracht en een eindgesprek daarover. Bij de afdelingen Fashion & Branding en Fashion & Management komt de afstudeeropdracht in de meeste gevallen van een bedrijf en wordt daar ook uitgevoerd. Bij Fashion & Design komt de afstudeeropdracht voort uit de eigen ideeën van de student. De afdelingen verschillen in wat ze precies als eindproduct van de studenten vragen. Bij branding maken de studenten een visueel product (meestal een boek) en een onderzoeksverslag. In het verslag worden de in het boek gepresenteerde oplossingen verantwoord. Studenten van Fashion & Management maken een scriptie. Daarin presenteren ze een oplossing voor een door een bedrijf aangedragen problematiek of geven ze een theoretische uitwerking van een zelf gekozen thema. Bij design bestaat de afstudeeropdracht uit een scriptie en een door de student te ontwerpen en te vervaardigen kledingcollectie en de presentatie daarvan. De scriptie en de collectie moeten op elkaar aansluiten: de tekst is bijvoorbeeld een theoretische verkenning die de student tot haar collectie heeft geïnspireerd. Als de afstudeeropdracht geschikt is bevonden om op af te studeren, krijgt de student ‘groen licht’ voor het eindgesprek. Daarin presenteert ze haar werk en wordt ze over werk en scriptie ondervraagd door een beoordelingsteam, bestaande uit tenminste twee docenten en een gecommitteerde. Eén van de twee docenten is de procesbegeleider. De andere docent fungeert als voorzitter en is verantwoordelijk voor het verloop van de procedure. Hij vult het beoordelingsformulier met competenties in en ondertekent het. Bij Fashion & Design nemen naast de procesbegeleider en de gecommitteerde ook de inhoudelijke begeleider en het hoofd van de afdeling aan het gesprek deel. De gecommitteerden zijn deskundigen uit het werkveld. Ze stellen vast in hoeverre de afstudeeropdracht aan de eisen van het werkveld voldoet en of de procedure goed verloopt. Ze hebben een adviserende stem bij het vaststellen van het eindoordeel. Regelmatig zijn ook begeleiders vanuit bedrijven bij het eindgesprek aanwezig. Uiteindelijk zijn het de docenten die de studenten beoordelen, rekening houdend met het advies van de gecommitteerde en eventuele begeleiders uit het bedrijfsleven. Het eindoordeel wordt uitgedrukt in een cijfer. In het begeleidende schriftelijke commentaar wordt vastgesteld hoe de student zich in de verschillende competenties ontwikkeld heeft. Om de studenten op hun afstudeerperiode voor te bereiden, organiseert de opleiding één keer per jaar een voorlichtingsdag. Daarnaast is op het intranet informatie over het afstuderen beschikbaar, waaronder de afstudeerhandleiding en een lijst met door het werkveld aangedragen afstudeeronderwerpen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 56
De afgestudeerden hebben een goede marktpositie. Zij gaan naar gerenommeerde vervolgopleidingen (ca. 10 %), krijgen snel een baan (87%, bleek uit het ATM 2007) en komen op interessante posities in de modewereld terecht. De komende jaren wil de opleiding het afstudeerniveau stap voor stap verder verhogen. De opleiding wil een topopleiding worden, die de studenten kans op de meest interessante posities geeft. Het nieuwe studieprogramma is daarop gericht. Het auditteam is aanwezig geweest bij Fashion Transit 2008, waarbij de studenten Fashion & Design in een modeshow hun afstudeerwerkstukken presenteerden. Het auditteam was van mening dat de gepresenteerde werken een goed niveau hadden en dat zowel de creatieve als de vakmatige kwaliteit in de getoonde stukken ruimschoots aanwezig was bij de afstudeerders Fashion & Design. Verder heeft het auditteam afstudeeropdrachten van de andere afstudeerrichtingen bekeken. Ook deze waren van voldoende tot soms goede kwaliteit. Wel toonden de afstudeerstukken vaak een nog wat minder sterk overkoepelende visie dan het auditteam zou verwachten op basis van het nieuwe curriculum. Voor het auditteam was het darmee duidelijk zichtbaar dat deze werken geschreven waren door studenten die het oude curriculum gevolgd hebben. Het auditteam heeft er alle vertrouwen in dat de werkstukken van de studenten die het nieuwe curriculum volgen deze overkoepelde visie wel zullen hebben. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende.
De opleiding heeft in de afstudeerhandleiding helder beschreven welke procedures er verbonden zijn aan het afstuderen en wat er van de student wordt verwacht en welke criteria er worden gehanteerd bij de beoordeling van het eindniveau. De beoordeling van het eindniveau van de studenten gebeurt op een goede wijze: naast de procesbegeleider is daarbij tenminste een andere docent en een gecommitteerde uit het werkveld betrokken. De afstudeeropdrachten variëren in kwaliteit, maar tonen aan dat de studenten beschikken over de benodigde vaardigheden en een kennisniveau en analytisch vermogen hebben dat van een HBOstudent mag en moet worden verwacht. Uit onderzoek onder alumni en werkveld blijkt, dat de afgestudeerden een goede marktpositie hebben. Een groot deel van de afgestudeerden werkt in een functie waartoe ze is opgeleid of is aangenomen bij een gerenommeerde vervolgopleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 57
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen De streefdoelen van de opleiding zijn neergelegd in het managementcontract met het College van Bestuur (2006) en zijn mede gebaseerd op die van de hogeschool. Er wordt naar gestreefd dat 35% van de studenten de propedeuse na één en 65% na twee jaar studiejaren haalt. Wordt dat bereikt, dan wordt ingezet op 40% na één jaar en 70% na twee jaar. Het uiteindelijke doel is een propedeuserendement van 50% na één jaar. Daarnaast is het streefdoel voor de korte termijn dat 60% van de studenten vijf jaar na aanvang van de studie het diploma heeft gehaald. Op de langere termijn wordt gestreefd naar een diplomarendement van 63% na vijf jaar. Het propedeuserendement gemeten één jaar na aanvang van de studie ligt de laatste jaren gemiddeld op 26%, na twee jaar is het gemiddeld 60%. In het studiejaar 2007-2008 zijn de eerstejaars studenten aan het nieuwe curriculum begonnen. Dit heeft direct een positieve uitwerking gehad op het propedeuserendement: Na één jaar had 44% van de studenten zijn propedeuse gehaald. Daarmee heeft de opleiding een grote ontwikkeling doorgemaakt. Het diplomarendement (gemeten vijf jaar na het begin van de opleiding) is een paar jaar dicht in de buurt van het streefcijfer van 60% gekomen. Door de verbetering van het programma denkt de opleiding het streefcijfer binnen enkele jaren te kunnen verwezenlijken. Om studenten die het oude programma volgen te helpen hun opleiding eerder af te ronden, ontwikkelt de opleidingmaatwerk, waaronder ‘hogejaarscoaches’, die tot taak hebben studenten die lang over hun studie doen te motiveren. Benchmarking met betrekking tot de rendementen is moeilijk, aangezien de opleiding van het AMFI uniek is in Nederland. De opleiding gaat daarom uit van streefcijfers van de HvA en, in beperkte mate, het kunstvakonderwijs. Ook wordt er gekeken naar de gemiddelde cijfers van de HBO-monitor. Daarbij scoort het AMFI gemiddeld wat hoger dan het kunstonderwijs in het algemeen. De opleiding houdt zicht op de rendementen door de jaarlijkse HvA-rapportages en halfjaarlijkse instituutsrapportages. Bij neerwaartse ontwikkelingen wordt in het managementteam over mogelijke oorzaken gesproken en worden er maatregelen genomen. Schommelingen in de rendementen van de cohorten 2000-2003 zijn mede ontstaan doordat het programma vanaf 2000 diverse wijzigingen heeft ondergaan. Zowel het programma zelf, als de voorlichting en de selectie zijn inmiddels aangepast. Van het eerste cohort dat het in 2007 ingevoerde nieuwe programma volgt, worden de resultaten en de rendementen extra scherp in het oog gehouden. Het cohort 2008, waarvan de eerste studenten in het studiejaar 2011-2012 afstuderen, zal pas echt het effect van het nieuwe programma aantonen. De opleiding verwacht dat de samenhang en doelgerichtheid van het programma positief op de hele opleiding zal doorwerken. De opleiding houdt het daarom voor realistisch om in het studiejaar 2012-2013 het streefcijfer voor het diplomarendement na 5 jaar op 63% te stellen. Het auditteam heeft kennisgenomen van de kerngetallen en streefcijfers en rendementgegevens van de opleiding. Het auditteam is van mening dat de resultaten van het nieuwe curriculum al duidelijk zichtbaar zijn in de propedeuserendementen en dat de opleiding daarmee op de goede weg is om de streefcijfers van de HvA te bereiken. Ook is het auditteam van mening dat de extra aandacht die de opleiding schenkt aan de studenten, die studievertraging opgelopen hebben, zinvol is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 58
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het AMFI heeft eigen streefcijfers vastgelegd die mede gebaseerd zijn op die van de HvA. De opleiding toont aan te werken aan het verhogen van de rendementscijfers. Het auditteam heeft in dit verband en gezien de eerste resultaten vertrouwen in de genomen en te nemen maatregelen en de uitwerkingen van het nieuwe curriculum.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” van de opleiding als voldoende.
De opleiding heeft in de afstudeerhandleiding helder beschreven welke procedures er verbonden zijn aan het afstuderen en wat er van de student wordt verwacht en welke criteria er worden gehanteerd bij de beoordeling van het eindniveau. De beoordeling van het eindniveau van de studenten gebeurt op een goede wijze: naast de procesbegeleider is daarbij tenminste een andere docent en een gecommitteerde uit het werkveld betrokken. De afstudeeropdrachten variëren in kwaliteit, maar tonen aan dat de studenten beschikken over de benodigde vaardigheden en een kennisniveau en analytisch vermogen hebben dat van een HBO-student mag en moet worden verwacht. Uit onderzoek onder alumni en werkveld blijkt, dat de afgestudeerden een goede marktpositie hebben. Een groot deel van de afgestudeerden werkt in een functie waartoe ze is opgeleid of is aangenomen bij een gerenommeerde vervolgopleiding. Het AMFI heeft eigen streefcijfers vastgelegd die mede gebaseerd zijn op die van de HvA. De opleiding toont aan te werken aan het verhogen van de rendementscijfers. Het auditteam heeft in dit verband vertrouwen in de genomen en te nemen maatregelen en de uitwerkingen van het nieuwe curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 60
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING TECHNISCH COMMERCIELE CONFECTIEKUNDE voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V5
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
G V6
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V7
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V8
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V9
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
5
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. 8 Extra aantekening: goed. 9 Extra aantekening: goed. 6 7
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 61
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam in casu Amsterdam Fashion Institute, verzorgde HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie”zoals vastgelegd in het NVAO accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
Twee van de drie facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed; wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; Zes van de acht facetten van onderwerp 2 (“Programma”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; Twee van de drie facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; Beide twee facetten van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; Twee van de drie facetten van onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) als goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 62
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W.G. (Willem) van Raaijen Drs. W.G. van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij als Consultant Public Search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Van Raaijen is partner van de Hobéon Groep en eerste aanspreekpunt voor Hobéon SKO, het bedrijf dat persoonscertificering in uiteenlopende beroepsgroepen uitvoert. W . (Wiet) Hekking De heer Hekking is lange tijd werkzaam geweest als inkoper bij diverse onderdelen van C&A. Vervolgens heeft hij de overstap gemaakt naar MEXX, waar hij onder andere medeoprichter was van MEXX International en MEXX girls en waar hij werkzaam was als creative director MEXX international en director New Product Developments. Vervolgens is hij werkzaam geweest als salesmanager Esprit Benelux en als designdirector voor Amici. Tegenwoordig is de heer Hekking eigenaar van het bedrijf WonderWood, een bedrijf in designmeubelen. J. (Jan) Kessels De heer Kessels werkte twintig jaar bij het grootwinkelbedrijf De Bijenkorf, waar hij begon als inkoper en eindigde als directeur. In 1988 stapte hij over naar de directie van Vroom & Dreesman waar hij mede vorm gaf aan een ingrijpende cultuuromslag. Van 1994 tot 1998 gaf hij leiding aan de HEMA, met 250 winkels een van de grootste en meest winstgevende divisies van het Vendex- KBB concern. Vanaf 1998 werkt hij als bedrijfsadviseur. Hij is gespecialiseerd in strategie- en bestuurlijke vraagstukken voor retail. Sinds 2000 is hij lid van het dagelijks bestuur van NEVI, de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagement, met als aandachtsgebieden onderzoek, ontwikkeling en onderwijs. drs. J.G.L. (José) Teunissen Mevrouw Teunissen is sinds 2002 lector Modevormgeving bij ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en daarnaast werkzaam als conservator Mode en Kostuums van het Centraal Museum in Utrecht. Daarnaast publiceerde zij over mode voor diverse media. Zij was van 1990 tot 1998 universitair docent Filmesthetiek bij de vakgroep Film- en Televiesiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. M. (Marina) Yee Mevrouw Yee studeerde in 1981 met grote onderscheiding af aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, afdeling “Fashion design”. Van 1983 tot 1990 maakt ze deel uit van de Antwerpse “Bende van Zes” en ontwerpt ze voor verschillende merken en stelt tegelijkertijd haar eigen collecties voor in Parijs, Osaka, Antwerpen enz. In 1990 verlaat Marina Yee Parijs als woonplaats en keert de mode de rug toe. Toch blijft ze kostuums ontwerpen voor theater- en dansvoorstellingen. Ze neemt ook deel aan tentoonstellingen over hedendaagse kunst en design – met name in de Art Gallery Marie Puck Broothaerts in Brussel of nog op de Biennale van Keulen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 63
Vanaf 1998 ontwerpt zij vier collecties voor het label Lena Lena. Ze coördineert de tentoonstelling “Fashion for Van Dyck” in Antwerpen, ontwerpt een handtassenlijn op uitnodiging van Dirk Bikkembergs en gaat vijf seizoenen door met de lijn Femme. In 2003 opent Yee M.Y. Worshop in Brussel. I. M. Th (Ingrid) Meijer Mevrouw Meijer is vierdejaars studente Fashion Design aan ArtEZ, hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. Daarvoor studeerde zij onder andere Fashion Design aan de HKU. Naast haar studie was zij onder andere werkzaam bij Daryl K/ Karrigan in New York als assistent-ontwerpster, als docente aan de Willem de Kooning academie in Rotterdam en bij het Gemeentemuseum in Den Haag. Drs. R.F.H.M. (Robert) Stapert De heer Stapert is afgestudeerd aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen) en was van 1976 tot 1981 als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basis- en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma, gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral betrokken (als auditor ‘onderwijs’ en als secretaris) bij de door Hobéon Certificering verrichte accreditatieonderzoeken. Drs. M. S. (Miriam) Bijkerk Mevrouw Bijkerk studeerde kunst- en cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, afstudeerrichting beleid en management. Daarnaast studeerde zij contrabas aan het Rotterdams Conservatorium. Na het afronden van haar studies is zij een aantal jaren werkzaam geweest binnen de culturele sector als o.a. docerend en uitvoerend musicus, reisleider en projectcoördinator in de kunsteducatiesector. Sinds enige tijd is zij voor Hobéon werkzaam op het gebied van accreditatie van hoger beroepsopleidingen en persoonscertificering en als coördinator voor de certificering van kunsteducatie instellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 68
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 69
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 70
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 71
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 72
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie-audit opleidingen Amsterdam Fashion Institute (AMFI) – Fashion & Branding, Fashion & Management, Fashion & Design Hogeschool van Amsterdam – 15 september 2008 Contactpersoon opleiding: Ria van Nijen, 06-13641802 Tijd/ruimte 08.45 – 09.00 Kamer Liesbeth 0.13 -gelijkvloers
Gesprekspartners
09.00 – 09.30 Kamer Liesbeth 09.30 – 09.45 Lounge – 1.22 1e etage
09.45 – 10.45 Lounge
10.45 – 11.00 Kamer Liesbeth 11.00 – 12.00 Lounge
12.00 – 12.45 Foyer Bert en Filmzaal 2.10 12.45 – 13.30
Auditoren Auditteam: Willem van Raaijen Rob Stapert Wiet Hekking José Teunissen Jan Kessels Marina Yee Ingrid Meijer Miriam Bijkerk Auditteam
Auditteam Managementteam Liesbeth in ’t Hout, directeur Nannet van der Kleijn, adjunctdirecteur Ingrid Dokter, propedeuse en instroom René van de Velde, afdelingshoofd FB Lesley Holden, afdelingshoofd FD Mirjam Goedkoop, afdelingshoofd FM Corine van Arragon, hoofd bedrijfsbureau Marian McLaughlin, head international office Auditteam Managementteam
Auditteam Coördinatoren Guido Kerssens, FM Cora Verhoog, FD Hanneke Overdiep, FB Ineke Vijn, FD Ciska de Lange, FB Jan de Vries, FM Cora Grote, FB Joop Smit, FM
Rondleiding gebouw
Auditteam
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam
Voorbespreking auditteam
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / instroom / toelating Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / scholing Resultaten / onderwijsrendement Alumnibeleid Interne terugkoppeling, verificatie
Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Praktijkcomponent/ stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Vrijstellingen / EVC
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 73
Tijd/ruimte 13.30 – 14.15 Lounge
Gesprekspartners Docenten Fashion & Management Patricia Brien Peter Buts Ligia Hera Guido Kerssens Chris Koeleman Jan Piscaer Clarence van der Putte Wim van Ruiten
Auditoren Auditteam
14.15 – 15.00 Lounge
Studenten Fashion & Management Arjen de Bruijn, 2e jrs Sammy Roggeman, 2e jrs Marloes Molenaar, 2e jrs Maartje van Gils, 3e jrs Ginger Vogels, 3e jrs Sylvia Hazenbroek, 4e jrs Eveline Stephanus, 4e jrs
Auditteam
14.15 – 15.00 Parallel Kamer Liesbeth 15.00 – 15.15 Kamer Liesbeth
Verificatie documenten
Deel van het auditteam
15.15 – 16.00 Lounge
Docenten Fashion & Branding Rebecca Breuer Stephen Fetherston Cora Grote Herman Jager Ciska de Lange Casimir Morreau Hanneke Overdiep Frank Wijlens Studenten Fashion & Branding Jolien van de Berg, 2e jrs Sacha Esmaïl, 2e jrs Elaine van Leeuwen, 2e jrs Niels vander Vlugt, 2e jrs Rodney Bos, 3e jrs Selianthe Kallimopoulos, 3e jrs Dennis Coenen, 4e jrs Rosanne van den Bosch, 4e jrs
16.00 – 16.45 Lounge
16.45 – 17.00 Kamer Liesbeth 17.00 – 17.15 Kamer Liesbeth
17.15 – 17.30/17.45 Kamer Liesbeth
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen [of in ieder geval de sleutelpersonen] beschikbaar)
Onderwerpen Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stage Internationalisering Scholing Studiebegeleiding Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) Studeerbaarheid / studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Zie hierboven: gesprek docenten F&M
Auditteam
Zie hierboven: gesprek studenten F&M
Auditteam
Intern overleg en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 74
Programma Accreditatie-audit opleidingen Amsterdam Fashion Institute (AMFI) – Fashion & Branding, Fashion & Management, Fashion & Design Hogeschool van Amsterdam – 16 september 2008 Tijd/ruimte 08.30/08.45 – 09.00 Kamer Liesbeth
Gesprekspartners
09.00 – 09.30 Parallel Lounge
Examencommissie Marjon van den Berg, secretaris Ineke Vijn, voorzitter Peter Buts, lid Willem Schouten, lid
09.00 – 09.30 Parallel Kamer Liesbeth
Verificatie documenten
09.30 – 10.00 Parallel Lounge
Medewerkers kwaliteit Ria van Nijen, medewerker kwaliteitszorg Ingrid Dokter, manager propedeuse en instroom Marian McLaughlin, hoofd internationalisering Piet Dekker, ICT-coördinator Yma vd Born, coördinator stagebureau Corine van Arragon, hoofd bedrijfsburueau Sjouke van Brederode, studentendecaan Verificatie documenten
Auditoren Auditteam: Willem van Raaijen Rob Stapert Wiet Hekking José Teunissen Jan Kessels Marina Yee Ingrid Meijer Miriam Bijkerk Auditteam I: Willem van Raaijen Rob Stapert
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam
09.30 – 10.00 Parallel Kamer Liesbeth
10.00 – 10.15 Kamer Liesbeth 10.15 – 11.00 Lounge
Studenten Internationaal Nienke Sinnema, FB- 2e jrs Stephanie Suchey, FB- 2e jrs Roos Smits, FB- 2e jrs Suzanne Smulders, FB- , OC Laura Kirchner, FD-2e jrs Merle Miegel, FD- 3e jrs Danielle Hod, FD- 3e jrs Nicole van Diemen, FD- 4e jrs Katinka Davey, FM, 3e jrs Sabine Spaargaren, FM-3e jrs
Auditteam II: Wiet Hekking José Teunissen Jan Kessels Marina Yee Ingrid Meijer Miriam Bijkerk Auditteam I: Willem van Raaijen Rob Stapert Miriam Bijkerk
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen / EVC Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, studielast Gerealiseerd niveau
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld
Auditteam II: Wiet Hekking José Teunissen Jan Kessels Marina Yee Ingrid Meijer Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) Studeerbaarheid / studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 75
Tijd/ruimte 11.00 – 11.15 Kamer Liesbeth
Gesprekspartners Koffie
Auditoren Auditteam
Onderwerpen Interne terugkoppeling, verificatie
11.15 – 12.00 Lounge
Docenten Fashion & Design Martine Coppes Saskia van Drimmelen Mikki Engelsbel Martine Heinen Peter Leferink Linnemore Nefdt Willem Schouten Cora Verhoog
Auditteam
Studenten Fashion & Design Aafke Hofman, 2e jrs Annabelle Lampe, 2e jrs Bram Dekker, 2e jrs Isabelle Hönl, 3e jrs Sarah Blom, 3e jrs Anthonia Reedijk, 3e jrs Lunch in de winkel
Auditteam
Auditteam
Verificatie documenten
Auditteam
12.00 – 12.45 Lounge
13.00 – 14.00 ’t Spui 23 14.00 – 15.00 Kamer Liesbeth
15.00 – 15.15
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
15.15 – 16.15 Kamer Liesbeth 16.15 – 16.45 Lounge
AUDITTEAM Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Alle gesprekspartners & genodigden
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stage Internationalisering Scholing Studiebegeleiding Zie hierboven: gesprek studenten internationaal
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Interne terugkoppeling Verificatie van o.a. CV’s docenten, toetsen, werkstukken, notulen/verslagen overleggen etc. Bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Dhr. W.G. van Raaijen Dhr. R.F.H.M. Stapert – auditor onderwijs Mevr. J. Teunissen – vakdeskundige Dhr. W. Hekking – Fashion & Management Dhr. J. Kessels – Fashion & Branding Mevr. M. Yee – Fashion & Design Mevr. I. Meijer - Student Mevr. M.S. Bijkerk
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Technisch Commerciële Confectiekunde 1.0, Hogeschool van Amsterdam 76