Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice
Verslag van het bijzonder onderzoek - naar de relaties binnen de financiële sectie van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen - naar de relatie tussen het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen en het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen Goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 27 maart 2012
INHOUDSTAFEL 1.
REDEN OPSTARTEN BIJZONDER ONDERZOEK ......................................................................... 1
2.
AANLEIDING ......................................................................................................................... 1
3.
WETTELIJK KADER ................................................................................................................. 2
4.
SAMENSTELLING WERKGROEP BIJZONDER ONDERZOEK ......................................................... 2
5.
DOEL EN AFBAKENING VAN HET BIJZONDER ONDERZOEK ...................................................... 2
6.
VERLOOP VAN HET ONDERZOEK ............................................................................................ 3
7.
INFORMEREN EN ANALYSEREN .............................................................................................. 3 7.1. VERZAMELEN BASISINFORMATIE ............................................................................................ 3 7.2. OPSTARTVERGADERINGEN...................................................................................................... 3 7.3. HOORZITTINGEN...................................................................................................................... 4
8.
VASTSTELLEN, VERIFIËREN EN RAPPORTEREN ........................................................................ 5 8.1. DE RELATIES BINNEN DE SECTIE FINANCIËLE EN FISCALE CRIMINALITEIT .............................. 5 8.1.1. Context en belang van de sectie ..................................................................................... 5 8.1.2. Samenwerking binnen de sectie vóór 1 september 2005 ............................................... 6 8.1.3. Samenwerking binnen de sectie na 1 september 2005 .................................................. 7 8.1.4. Samenwerking binnen de sectie na de gewijzigde dienstregeling van 30 september 2010 ....................................................................................................... 11 8.1.5. De belangrijkste actoren in het conflict binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit ................................................................................................................... 11 8.1.5.1. PETER VAN CALSTER .............................................................................................. 11 8.1.5.2. CHRISTIAAN NYS .................................................................................................... 13 8.1.6. Interne en externe impact van het conflict ................................................................... 14 8.2. DE RELATIE TUSSEN HET ANTWERPSE PARKET-GENERAAL EN HET ANTWERPSE PARKET ... 14 8.2.1. Samenwerking tussen parket-generaal en parket – algemeen ..................................... 14 8.2.2. Samenwerking parket-generaal en de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket............................................................................................. 17 8.2.2.1. In principe goede samenwerking .......................................................................... 17 8.2.2.2. Overleg met alle betrokken magistraten is noodzakelijk ...................................... 17 8.2.2.3. Gemeenschappelijke inspanning om procedureproblemen te vermijden is noodzakelijk ........................................................................................................... 18 8.2.2.4. HSBC ...................................................................................................................... 19 8.2.2.5. Contacten diamantsector ...................................................................................... 21 8.2.2.6. Communicatiestijl (wederzijds) ............................................................................. 22 8.2.2.7. De verruimde minnelijke schikking ....................................................................... 24 8.2.2.8. Evoluerende noodzakelijke competenties voor magistraten................................ 25
9.
ACTIEF BEMIDDELEN EN EVALUEREN VAN HET BEREIKTE AKKOORD ..................................... 26
10. AANBEVELINGEN ................................................................................................................ 28 11. VALIDEREN EN COMMUNICEREN ......................................................................................... 32
1. REDEN OPSTARTEN BIJZONDER ONDERZOEK Bij brief van 13 januari 2012 heeft de minister van Justitie gevraagd om een bijzonder onderzoek in te stellen naar: de relaties binnen de financiële sectie van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de relatie tussen het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen en het parketgeneraal bij het hof van beroep te Antwerpen De minister vraagt om een verslag met aanbevelingen binnen een termijn van 2 maand1.
2. AANLEIDING Op 5 januari 2012 voerden 2 raadsheren van het Antwerpse hof van beroep huiszoekingen uit bij het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (in de kantoren van PETER VAN CALSTER, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale zaken, en van 2 gedetacheerde ambtenaren van de FOD Financiën). De huiszoekingen gebeurden door raadsheer-onderzoeker MICHEL JORDENS in het kader van een gerechtelijk onderzoek dat was gevorderd door de Antwerpse procureur-generaal YVES LIÉGEOIS. De procureur-generaal stelt dat zijn optreden in het concrete diamantdossier louter is ingegeven en noodzakelijk was geworden “om procedureel orde op zaken te stellen. Dit omdat bij nazicht van het dossier bepaalde onregelmatigheden werden vastgesteld die een grondig onderzoek vereisen. Daarom werd een gerechtelijk onderzoek gevorderd dat zal bijdragen tot de volledige transparantie teneinde de rechten van eenieder en vooral ook van de Staat te vrijwaren”2. Volgens de media waren er aanwijzingen van “valsheid in authentieke geschriften”. De Antwerpse procureur-generaal had volgens diezelfde media eerder in een brief aan de Antwerpse procureur des Konings HERMAN DAMS reeds vragen gesteld bij de werkwijze van substituutprocureur des Konings PETER VAN CALSTER in de dossiers rond fraude in de Antwerpse diamantsector. Deze werkwijze zou eerder vervolgingsgericht zijn, terwijl (nog steeds volgens dezelfde pers) het parket-generaal voorstander zou zijn van een flexibelere toepassing van de mogelijkheid tot het aangaan van minnelijke schikkingen. Ook binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket zou er sprake zijn geweest van interne twisten, in het bijzonder tussen het hoofd van de sectie CHRISTIAAN NYS en substituut-procureur des Konings PETER VAN CALSTER. Dit alles gaf aanleiding tot berichten in de media over een zogenaamde “oorlog” tussen het parketgeneraal bij het hof van beroep te Antwerpen en het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, en binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket. Ook de minister van Justitie werd door de media om een standpunt over deze situatie gevraagd en zij werd hierover geïnterpelleerd in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De minister vraagt uiteindelijk op 13 januari 2012 aan de Verenigde advies- en onderzoekscommissie om het voornoemde bijzonder onderzoek in te stellen.
1
Deze termijn werd met enkele dagen overschreden om de werkgroep bijkomende ruimte te geven om te werken aan een mogelijke oplossing. Daarnaast waren er op 13 maart ook een nieuwe reeks persartikelen verschenen en werden daaropvolgend maatregelen getroffen door de procureur des Konings – zie verder punt 9. 2 Persbericht parket-generaal dd. 11 januari 2012.
1
3. WETTELIJK KADER Het bijzonder onderzoek past binnen de wettelijke bevoegdheden van de Hoge Raad en meer in het bijzonder van de Verenigde advies- en onderzoekscommissie, zoals die beschreven staan in de artikelen 151, §3 van de Grondwet, en 259bis-16 en 259bis-19, §2bis van het Gerechtelijk Wetboek. Het heeft bijgevolg een beperkte reikwijdte : de Hoge Raad kan enkel een onderzoek instellen naar de werking van de rechterlijke orde; de Hoge Raad heeft geen tuchtrechtelijke of strafrechtelijke bevoegdheid.
4. SAMENSTELLING WERKGROEP BIJZONDER ONDERZOEK Op 23 januari 2012 beslist de Verenigde advies- en onderzoekscommissie om gevolg te geven aan de vraag van de minister van Justitie. De commissie stelt in haar midden volgende werkgroep samen die het bijzonder onderzoek zal voeren: Voorzitter: Nadia DE VROEDE (Bureaulid HRJ, Voorzitter CAE en VAOC, Substituut-procureurgeneraal bij het hof van beroep te Brussel - feitelijk verhinderd de werkzaamheden bij te wonen) Leden: Hilde DERDE (advocaat), Erik VAN DEN EEDEN (vrederechter) en Pascale VIELLE (hoogleraar) Plaatsvervanger: Jean-François FUNCK (rechter in de arbeidsrechtbank) Dossierbeheerders administratie: Geert CLEEMPUT (eerste auditeur) en Daan VYVERMAN (auditeur)
5. DOEL EN AFBAKENING VAN HET BIJZONDER ONDERZOEK Doelstelling 1: Onderzoeken of er een probleem is op het vlak van de onderlinge relaties binnen de financiële sectie van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, en of dit, in voorkomend geval, de goede werking van deze sectie en het parket beïnvloedt. Doelstelling 2: Onderzoeken of er een probleem is op het vlak van de relatie tussen het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen en het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, en of dit, in voorkomend geval, de samenwerking tussen deze twee entiteiten beïnvloedt. Doelstelling 3: Formuleren van oplossingsgerichte aanbevelingen op basis van de gedane vaststellingen. Doelstelling 4: Nagaan of door bemiddeling kan worden bijdragen tot het oplossen van de eventueel vastgestelde problemen. Tijdens het volledige onderzoek wordt gestreefd naar een maximale participatie en betrokkenheid van de onderzochte entiteiten en wordt waar mogelijk gestreefd naar een oplossing die na evaluatie duurzaam en werkbaar kan blijken.
2
Algemene afbakening: 1. Geen andere entiteiten worden onderzocht dan: -
Het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen Het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, en de sectie financiële en fiscale criminaliteit in het bijzonder
2. Het geheim van het onderzoek in lopende opsporings- of gerechtelijke onderzoeken dient te worden gerespecteerd.
6. VERLOOP VAN HET ONDERZOEK Het huidige bijzonder onderzoek kent de volgende fases:
Informeren en analyseren Vaststellingen formuleren Formuleren van oplossingsgerichte aanbevelingen Valideren Rapporteren Actief bemiddelen en evalueren van het bereikte akkoord Communiceren
7. INFORMEREN EN ANALYSEREN 7.1. VERZAMELEN BASISINFORMATIE De werkgroep wilde van bij aanvang een duidelijk beeld krijgen van de problematiek die aanleiding gaf tot het onderzoek. Om die reden werden de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen en de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 17 januari 2012 aangeschreven om uiterlijk tegen 23 januari 2012 volgende informatie over te maken: een kopie van alle voor het onderzoek relevante briefwisseling en/of e-mailverkeer; de namen en contactgegevens van alle rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken magistraten en andere medewerkers, steeds met aanduiding van hun relevante taken en bevoegdheden; alle andere informatie die nuttig kon zijn voor dit onderzoek. Zowel de procureur-generaal als de procureur des Konings verleenden ten volle hun medewerking en maakten de gevraagde documenten over. Daarnaast werd een overzicht van de relevante wetgeving samengesteld, werden de organigrammen, beleidsplannen en relevante dienstregelingen van de onderzochte entiteiten opgevraagd. Ook de bij de Hoge Raad voor de Justitie beschikbare relevante werkingsverslagen werden aan het dossier toegevoegd.
7.2. OPSTARTVERGADERINGEN Het doel van deze vergaderingen was het officieel informeren van de korpschefs over hoe het bijzonder onderzoek zou verlopen, door wie het onderzoek zou worden gevoerd, en om hen een aantal bijkomende inlichtingen te vragen teneinde op gerichte wijze de hoorzittingen te kunnen organiseren en een gefundeerd eindverslag op te stellen. Op 2 februari 2012 had een delegatie van
3
de werkgroep een eerste opstartvergadering met de Antwerpse procureur des Konings. Diezelfde dag was er ook een opstartvergadering met de Antwerpse procureur-generaal. Beide korpschefs werd ook de mogelijkheid gegeven om een eerste schets te geven van hun visie op de problematiek.
7.3. HOORZITTINGEN De hoorzittingen hebben als doel om het beeld van de problematiek verder uit te diepen en te nuanceren en om waar nodig de beschikbare informatie te verduidelijken en uit te breiden. De werkgroep heeft er voor geopteerd het horen te beperken tot de sleutelfiguren en enkele rechtstreeks betrokkenen. Volgende personen werden gehoord: Naam Christiaan NYS
Peter VAN CALSTER
Gerda VERVECKEN
Florent DE MOND Patrick VANDENBRUWAENE Michel SALDEN
Dirk SCHOETERS
Stanny DE VLIEGHER Johan DENOLF Johan MEULEPAS Herman DAMS Yves LIÉGEOIS
4
Functie Fiscaal substituut-procureur des Konings bij het parket te Antwerpen, sectie financiële en fiscale criminaliteit Fiscaal substituut-procureur des Konings bij het parket te Antwerpen, sectie financiële en fiscale criminaliteit Gedetacheerd fiscaal ambtenaar bij het parket te Antwerpen, sectie financiële en fiscale criminaliteit Eerste advocaat-generaal bij het parketgeneraal te Antwerpen Advocaat-generaal bij het parket-generaal te Antwerpen – afdelingshoofd KI Advocaat-generaal bij het parket-generaal te Antwerpen – verantwoordelijke correctionele zaken ECOFIN Substituut-procureur-generaal bij het parketgeneraal te Antwerpen – voormalige sectiechef van de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket Gerechtelijk directeur FGP Antwerpen
Datum horen 08-02-2012
Directeur DJ - ECOFIN Brussel - FGP Commissaris Georganiseerde Financiële Criminaliteit FGP Antwerpen Procureur des Konings te Antwerpen Procureur-generaal te Antwerpen
13-02-2012 13-02-2012
08-02-2012
08-02-2012
09-02-2012 09-02-2012 09-02-2012
09-02-2012
13-02-2012
15-02-2012 15-02-2012
8. VASTSTELLEN, VERIFIËREN EN RAPPORTEREN De informatie waarover de HRJ in het kader van dit bijzonder onderzoek beschikt, is nauw verwant of heeft rechtstreeks betrekking op lopende gerechtelijke en opsporingsonderzoeken. Bij het opstellen van dit verslag is erover gewaakt dat het geheim van deze lopende opsporingsof gerechtelijke onderzoeken maximaal wordt gerespecteerd3. Hierdoor is de rapportering soms minder gedetailleerd dan de informatie waarover de HRJ beschikt. Er dient te worden benadrukt dat dit geenszins met zich meebrengt dat eventueel vastgestelde disfuncties niet in het verslag werden opgenomen.
8.1. DE RELATIES BINNEN DE SECTIE FINANCIËLE EN FISCALE CRIMINALITEIT 8.1.1. Context en belang van de sectie De sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket bestaat momenteel uit 6 magistraten (onder wie drie fiscale substituten). Zij worden bijgestaan door 3 parketjuristen en 3 gedetacheerde fiscale ambtenaren. Laatstgenoemden opereren op basis van een Koninklijk Besluit van 21 januari 2007 inzake de terbeschikkingstelling van ambtenaren van fiscale diensten (meestal BBI) aan parketten. Hun detachering geschiedt in de regel voor een periode van zes jaar, hernieuwbaar voor maximale termijnen van twee jaar. Hun terbeschikkingstelling is gelijkgesteld aan een normale periode van dienstactiviteit binnen de FOD Financiën met behoud van hun rechten op bevordering en van hun weddevoordelen. Zij werken onder het hiërarchisch gezag van de procureur des Konings. In Antwerpen, een internationale havenstad en nationaal handelscentrum, komen zeer belangrijke financiële en fiscale onderzoeken bij het parket terecht. Het feit dat Antwerpen wereldcentrum van de diamanthandel is, betekent voor dit parket een bijkomende uitdaging, waarvoor niet alleen op politie- doch ook op parketniveau de nodige bekwame en sterk gespecialiseerde onderzoekscapaciteit dient ingezet te worden. Het Antwerps parket heeft hierop sedert tientallen jaren een adequaat antwoord geboden door de creatie in de jaren zeventig (door FLORENT DE MOND, LUC HUYBRECHTS, en de latere procureurgeneraal CHRISTINE DEKKERS) van een sectie financiële en fiscale criminaliteit. In deze sectie wordt door gespecialiseerde substituten in teamverband gewerkt aan vaak zeer complexe en omvangrijke dossiers. Het Antwerpse parket heeft met dit gerechtelijk speerpunt in de strijd tegen de fiscale fraude steeds een pioniersrol gespeeld. Het is zonder meer duidelijk dat de substituten werkzaam op deze sectie onder bestendige zware werkdruk en stress staan. Niet alleen krijgen ze te maken met zeer omvangrijke dossiers met een veelheid aan technische feiten- en cijfergegevens met internationale dimensie, ze krijgen ook te maken met grote en sterk uitgebouwde gespecialiseerde advocatenkantoren. Daarnaast is het financieel belang van de te behalen resultaten vaak immens groot, en tenslotte is er de zware Antwerpse diamantlobby. De sectie behandelt onder meer zeer belangrijke dossiers in de diamantsector, kasgeldvennootschaps- en witwasconstructies, en grote fraudestructuren: dit stelt ongetwijfeld hoge eisen qua kennis, stressbestendigheid en integriteit aan deze magistraten en hun medewerkers. 3
Ook al komen sommige van de zaken, waarvan de HRJ over alle voor het bijzonder onderzoek noodzakelijke informatie beschikt, in de pers uitgebreid aan bod.
5
Alleen al om al deze zaken op een behoorlijke wijze af te handelen (onderzoeken en vervolgen of schikking treffen) is een goed gestructureerde onderlinge samenwerking en een bestendige interne controle onontbeerlijk. Het economische en maatschappelijke belang van de goede werking van deze sectie vereist qua capaciteit en personeelsondersteuning absolute prioriteit. Een disfunctionerende samenwerking daarentegen betekent een groot potentieel risico op fouten in procedures en onderzoeken, en dus potentiële schade niet alleen voor de werking van de sectie zelf, doch bij uitbreiding ook voor het parket en, in de strijd tegen de fiscale fraude, ernstige imagoschade voor het openbaar ministerie en Justitie in het algemeen.
8.1.2. Samenwerking binnen de sectie vóór 1 september 2005 De goede samenwerking binnen de sectie is zeer ernstig aangetast door een reeds lang aanslepend en toenemend conflict tussen de sectiechef CHRISTIAAN NYS en fiscaal substituut PETER VAN CALSTER. CHRISTIAAN NYS is fiscaal substituut-procureur des Konings te Antwerpen sinds eind 2002. Sinds september 2005 staat hij aan de leiding van de sectie financiële en fiscale criminaliteit4. PETER VAN CALSTER is parketmagistraat sinds april 2002, en sinds december 2003 is hij fiscaal substituutprocureur des Konings. Tussen 1 mei 2003 en 31 augustus 2005 stond de sectie onder leiding van DIRK SCHOETERS5. In die periode kampte de sectie met een historische achterstand. Er was toen op zeer regelmatige basis overleg met de lokale politie en de FGP waarbij de stand van zaken van de verschillende lopende dossiers werd besproken. Er waren ook regelmatig sectievergaderingen waarin een overzicht werd gegeven van de dossiers en hun voortgang om zo de redelijke termijn op te volgen. Hierover werden dan concrete afspraken gemaakt en waar nodig werd verslag uitgebracht aan het parket-generaal, werden er juridische problemen aangekaart (in dossiers, nieuwe wetgeving, enz.), en werd de aandacht gevestigd op dossiers van andere secties die een impact hadden op de eigen sectie. Inhoudelijk werden op deze vergaderingen nooit instructies gegeven. Dit is de verantwoordelijkheid van de individuele magistraat. Wel werden instructies gegeven naar werkprocessen en termijnbewaking toe. De sectiechef had toen een goed zicht op datgene waarmee iedereen binnen de sectie bezig was. Tijdens deze periode was er ook geen strikte verdeling van de dossiers volgens bepaalde materies. Voor het toebedelen van de dossiers bestond er een beurtrol tussen de magistraten en iedereen deed zittingen koophandel. Enkel bepaalde dossiers met een specifieke materie en de zeer grote of complexe dossiers werden toegewezen door de sectiechef of door de sectiechef zelf behandeld. Omdat er weinig zuiver fiscaal-strafrechtelijke dossiers waren, dienden ook de fiscale substituten (o.a. CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER) andere dossiers te behandelen en andere materies te kennen. Er waren duidelijke afspraken. Iedereen wenste op dat ogenblik ook als één team de bestaande achterstand weg te werken. Men is het erover eens dat de sectie financiële en fiscale criminaliteit toen een vrij hecht team was 6. Op dat ogenblik waren er nog niet echt conflicten binnen de sectie. Het leiding geven aan PETER VAN CALSTER was ook toen niet altijd even eenvoudig. De taak van de sectiechef naar PETER VAN CALSTER toe was er eerder een van het uitoefenen van een permanente controle (procedureel, maken van afspraken, passen binnen het beleid,…). Daarnaast was er ook procureur des Konings BART VAN LIJSEBETH die van de sectiechefs verwachtte dat zij loyaal zijn beleidsplan uitvoerden, en die hierop geen afwijkingen duldde. De procureur volgde de situatie binnen zijn parket op via de sectiechefs. Als hij bijkomende info nodig 4
Voordien was hij substituut-procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen sinds november 1996. SCHOETERS was werkzaam op de sectie ECOFIN van het Antwerpse parket van december 1998 tot eind augustus 2005. Na enige tijd adjunct-sectiechef te zijn geweest, leidde hij de sectie van 1 mei 2003 tot 31 augustus 2005. Nadien ging hij naar de sectie georganiseerde misdaad van het Antwerps parket en sinds 2007 is hij substituut-procureur-generaal bij het parket-generaal te Antwerpen. 6 Het ging toen om een relatief grote sectie van 8 magistraten, 3 parketjuristen en 3 fiscaal ambtenaren. 5
6
had, riep hij de betrokken magistraat zelf bij hem. Het beleid van procureur VAN LIJSEBETH was vrij directief. Beslissingen moesten worden uitgevoerd, en alle briefwisseling over het beleid werd via hem gevoerd om het overzicht te bewaren. Uit de verklaringen die door procureur VAN LIJSEBETH op 23 maart 2009 werden afgelegd voor de parlementaire commissie belast met onderzoek naar de behandeling van grote fraudedossiers7, blijkt een zeer pragmatische en projectmatige aanpak. Zo worden precieze selectiecriteria inzake instroom van zaken gehanteerd teneinde deze in overeenstemming te brengen met de verwerkingscapaciteit. Hierbij wordt het principe van “buitgericht rechercheren” gehuldigd (“follow the money”) teneinde zoveel mogelijk goederen en gelden te recupereren ten behoeve van de Staat. Ook inzake de faillissementsmisdrijven (vooral belangrijke verduisteringen van activa) worden hoge sepotcriteria aangelegd. Sedert 2004 wordt gewerkt met een modelslotvordering waarin op nauwkeurige, concrete en logische wijze zowel de feiten, personen, plaats- en tijdsgegevens alsmede strafwetsaanduiding worden opgenomen. In de arrondissementele netwerken (o.m. inzake fiscale en financiële criminaliteit) met politie- en andere (bv. douane) diensten werd over de inzet en sturing van capaciteit overlegd.
8.1.3. Samenwerking binnen de sectie na 1 september 2005 Na het vertrek van DIRK SCHOETERS is CHRISTIAAN NYS aangeduid als leidinggevende van de sectie financiële en fiscale criminaliteit. Onder de leiding van CHRISTIAAN NYS wordt de frequentie van de overlegvergaderingen met de politiediensten en de sectievergaderingen teruggeschroefd. Op deze vergaderingen worden ook geen concrete dossiers meer besproken. De vergaderingen met CHRISTIAAN NYS als sectiechef zijn eerder eenrichtingsverkeer dan interactief. Ze zijn meer opleidingsgericht en minder operationeel. De bespreking van de voortgang van dossiers gebeurt onder CHRISTIAAN NYS met de individuele magistraten. De aanpak van CHRISTIAAN NYS verschilt in grote mate van deze van zijn voorganger en lijkt een interactieve en overkoepelende beleidsmatige samenwerking niet ten goede te komen. Toename conflict CHRISTIAAN NYS-PETER VAN CALSTER De relatie tussen CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER is geleidelijk steeds meer gespannen geworden. Volgens sommigen is deze relatiestoornis vooral in 2009 in omvang toegenomen na het resultaat dat PETER VAN CALSTER had geboekt in de zg. zaak MASSIVE8, hetgeen tot een zekere afgunst zou hebben geleid. Voordien was er nog een zekere vorm van communicatie tussen beiden, nadien zou dit onmogelijk zijn geworden. Het conflict escaleerde in de zomer van 2010 toen PETER VAN CALSTER zich niet wilde inschakelen in de dienstregeling van de sectie voor de zomervakantie, en weigerde om het openbaar ministerie waar te nemen op de hem toegewezen zittingen in de rechtbank van koophandel en zittingen kort geding9. PETER VAN CALSTER beriep zich op het ontbreken van de nodige “capaciteit” omwille van de hoge werklast in zijn kabinet. In het e-mailverkeer hierover zegt PETER VAN CALSTER zich miskend te voelen over het door hem verzette werk, en laat hij zich nogal laatdunkend uit over zijn sectiechef en enkele van zijn collega’s. 7
Hoorzittingen dd. 23 maart 2009 van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers, Kamer, 2008-2009, CRIV 52, F045, 14. 8 September 2009. 9 Ingevolge de werkdruk op de sectie Jeugd werd beslist om gedurende enkele maanden de zittingen kort geding (die voorheen allen door magistraten van de sectie Jeugd werden waargenomen), te spreiden over het volledige parket.
7
Tezelfdertijd ontstond er een bijkomend conflict tussen CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER over een reeds lang lopend diamantfraudeonderzoek, toen CHRISTIAAN NYS zich als leidinggevende van de sectie wilde informeren over de aanpak van PETER VAN CALSTER in deze zaak. Dit had een wantrouwende reactie van PETER VAN CALSTER als gevolg. Daarnaast is er nog de regelmatig weerkerende opmerking van PETER VAN CALSTER aan het adres van zijn collega’s dat zij te gunstige (voor de fraudeurs) minnelijke schikkingen aanvaarden, vooral in de diamantsector10. Bij nader toezien gaat het niet zozeer om een principieel tegengestelde visie (vervolgen versus schikken), maar wel over de vraag hoever en hoe diep men in het onderzoek wil gaan teneinde weliswaar maximaal resultaat te halen, doch met een toenemend potentieel risico op onbeheersbaarheid en overschrijden van de redelijke termijn. Dezelfde bekommernis leeft overigens eveneens bij de FGP11. Men dient regelmatig diep genoeg te graven in fraudeonderzoeken teneinde de omvang van de fraude te kunnen inschatten en om de kennis van de speurders te verdiepen en vooral te actualiseren (in het licht van steeds weer nieuwe fraudemechanismen die zich manifesteren). PETER VAN CALSTER is de mening toegedaan dat CHRISTIAAN NYS afgunstig is, terwijl CHRISTIAAN NYS van oordeel is dat PETER VAN CALSTER regelmatig procedurele fouten maakt. De communicatie tussen CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER verloopt reeds geruime tijd enkel nog via officiële kantschriften, briefwisseling en e-mailverkeer. Dit is nefast voor een goede samenwerking en geeft enkel aanleiding tot tijdrovende en vaak overbodige proza. PETER VAN CALSTER – rest van de sectie Ook de relatie tussen PETER VAN CALSTER en de rest van de medewerkers van de sectie blijkt allesbehalve optimaal te zijn. Er is sprake van meerdere conflicten12. De relatie PETER VAN CALSTER – gedetacheerde fiscale ambtenaren blijkt wel goed te zijn. Maatregelen procureur des Konings DAMS Dit alles gaf aanleiding tot corrigerende tussenkomsten van de procureur des Konings DAMS13. De procureur wijst PETER VAN CALSTER er op dat: de tijdsdruk en werkdruk voor eenieder groot is en dat van iedereen een zekere solidariteit wordt verwacht; hij verwacht dat PETER VAN CALSTER niet zal verzuimen aan zijn verplichtingen en het openbaar ministerie zal waarnemen op de zittingen waarvoor hij werd aangewezen; PETER VAN CALSTER werkzaam is in een hiërarchisch georganiseerde structuur die één en ondeelbaar is; dossiers geen persoonlijke eigendom van magistraten zijn; CHRISTIAAN NYS als leidinggevende de taak heeft verantwoordelijkheid te dragen voor alle dossiers binnen zijn sectie. PETER VAN CALSTER was tot mei 2010 adjunct-leidinggevende van de sectie. Toen werd door de procureur des Konings een einde gemaakt aan dit adjunctschap omwille van een gebrek aan bereidheid om “samen te werken, ervaring te delen, te coachen, te luisteren en te leiden”. Procureur DAMS licht toe dat zowel zijn voorganger als hijzelf hoopten dat door het aanduiden van PETER VAN CALSTER als vervanger van CHRISTIAAN NYS als leidinggevende, laatstgenoemde dit zou aangrijpen 10
Schriftelijke en mondelinge beschuldigingen die teruggaan tot vóór de aanpassing van artikel 216bis Sv (zg. uitgebreide minnelijke schikking). 11 Dit is gebleken tijdens de hoorzittingen. 12 Dit blijkt o.m uit een kantschrift dd. 14 juli 2010 van procureur des Konings DAMS aan PETER VAN CALSTER en werd tijdens meerdere hoorzittingen bevestigd. 13 Meer bepaald de schriftelijke tussenkomsten op 2 juli 2010 en 14 juli 2010.
8
om zich meer verantwoordelijk te voelen, niet alleen voor zijn eigen dossiers maar voor de ganse sectie. Dit blijkt volgens de procureur niet het geval te zijn “nu elk gesprek met zowel je leidinggevende, als met verschillende collega’s (binnen en buiten de sectie) en zelfs met mij ontaarden in een roeptirade waar met vermanende vingers wordt gezwaaid” 14. PETER VAN CALSTER werd als adjunct vervangen door ISABELLE DE VEL15. Deze beslissing toont aan dat de relaties tussen PETER VAN CALSTER en zijn collega’s van de sectie financiële en fiscale criminaliteit reeds enige tijd vóór mei 2010 verstoord waren. Verdere escalatie van het conflict CHRISTIAAN NYS-PETER VAN CALSTER Sinds september 2010 is er een steeds verdergaande escalatie van het conflict CHRISTIAAN NYSPETER VAN CALSTER. Deze komt er door een conflict tussen beiden over de aanpak inzake bewijsgaring in een mogelijk fraudedossier in de diamantsector, het HSBC-dossier. In feite begint de HSBC-zaak wanneer het parket in de krant leest dat de Belgische fiscus via de Franse fiscus in bezit werd gesteld van een CD-ROM met gegevens van diamantairs die rekeningen hebben bij de Zwitserse bank. PETER VAN CALSTER vraagt deze CD-ROM op bij de fiscus en meldt dit niet aan zijn sectiechef. CHRISTIAAN NYS informeert zichzelf ook bij de fiscus over de juistheid van de berichtgeving in de pers. Hij komt zo te weten dat de bewuste CD-ROM reeds is overgemaakt aan PETER VAN CALSTER. CHRISTIAAN NYS vraagt hierover een rapport aan PETER VAN CALSTER en aan de gedelegeerde fiscale ambtenaar, GERDA VERVECKEN omdat hij zich vragen stelt bij de werkwijze die bij het bekomen van deze CD-ROM werd gevolgd. CHRISTIAAN NYS zendt deze mail ook in cc. aan eerste advocaat-generaal FLORENT DE MOND16. Het antwoord van VERVECKEN aan CHRISTIAAN NYS op deze mail wordt eveneens in cc. gezonden aan eerste advocaat-generaal FLORENT DE MOND17. Op deze manier komt het conflict over het HSBC-dossier ook terecht op het parket-generaal. Veel informatie stroomt ook door via CHRISTIAAN NYS naar FLORENT DE MOND die beiden een goede professionele relatie onderhouden. De problemen rond het HSBC-dossier zullen later aanleiding geven tot het hoger vermelde gerechtelijk onderzoek en huiszoekingen en tot een gespannen situatie tussen het Antwerpse parket-generaal en het Antwerpse parket bij de rechtbank van eerste aanleg18. Bijkomende maatregelen procureur des Konings DAMS Procureur des Konings DAMS besliste om de magistraten-evaluatoren19 een rondvraag te laten doen over de toestand binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit en hem hierover te rapporteren. Op basis van de bekomen informatie had hij een soort van functioneringsgesprek met PETER VAN CALSTER20. Behoudens enkele persoonlijke nota’s van de procureur zelf bestaat hiervan geen schriftelijke weerslag. Er werden evenmin concrete doelstellingen afgesproken waardoor een adequate opvolging niet mogelijk was. Wel is gebleken dat het nooit uiten van enige appreciatie door CHRISTIAAN NYS naar PETER VAN CALSTER toe een bijkomend element is die de relatie tussen beiden bemoeilijkt. Aansluitend op het functioneringsgesprek met PETER VAN CALSTER, en mee gebaseerd op de informatie die hem verstrekt werd door de evaluatoren, neemt procureur des Konings DAMS op 30 september 2011 een aantal maatregelen die als doel hebben PETER VAN CALSTER weg te halen uit de sectie financiële en fiscale criminaliteit, namelijk: 14
Kantschrift dd. 14 juli 2010van procureur des Konings DAMS aan PETER VAN CALSTER. PETER VAN CALSTER zegt deze niet als adjunct te aanzien. 16 E-mail dd. 22 september 2010, in CC gezonden aan de procureur des Konings DAMS en F. DE MOND. 17 E-mail dd. 23 september 2010 van Gerda VERVECKEN aan C.CHRISTIAAN NYS, in CC gezonden aan de procureur des Konings DAMS, P. PETER VAN CALSTER en F. DE MOND. 18 Zie verder onder 8.2. 19 Eerste substituten-procureur des Konings Denise De Bondt en Eric Lannie. 20 Op 21 september 2010. 15
9
PETER VAN CALSTER maakt niet langer deel uit van de sectie financiële en fiscale zaken en wordt niet langer in de dienstregeling opgenomen, met uitzondering van de verder opgesomde regeling onder punt 6;
PETER VAN CALSTER maakt deel uit van het persoonlijk kabinet van de procureur des Konings en werkt onder rechtstreekse leiding, gezag en toezicht van de procureur des Konings;
PETER VAN CALSTER zal instaan voor de behandeling van ernstige fraudedossiers in georganiseerd verband die belangrijke economische en of politieke consequenties hebben of kunnen hebben (o.a. diamantsector);
dossiers die voldoen aan voormeld criterium kunnen door de politie ook rechtstreeks worden aangebracht en/of voorgelegd aan substituut PETER VAN CALSTER, doch pas na visum door de procureur des Konings worden ingeschreven op het kabinet van substituut PETER VAN CALSTER;
PETER VAN CALSTER is bij voorkeur de magistraat die instaat voor de behandeling van de zogenaamde diamantdossiers. Alle dossiers, zelfs van gemeen recht, waarin sprake is van fraude of andere ernstige inbreuken binnen de diamantsector kunnen worden voorgelegd aan substituut PETER VAN CALSTER en na visum door de procureur des Konings ingeschreven op het kabinet van PETER VAN CALSTER
PETER VAN CALSTER behandelt verder de hem door de procureurs des Konings toebedeelde dossiers op arrondissementeel en/of ressortelijk niveau;
wat betreft de fiscale aanmeldingen (artikel 29, §2 Sv.) en de aanmeldingen van de CFI die hoofdzakelijk betrekking hebben op georganiseerde fiscale fraude, zal CHRISTIAAN NYS instaan voor een evenredige verdeling van deze meldingen onder de fiscale substituten; bij doormeldingen van de CFI (b.v. in het licht van al of niet de bevestiging van een beslag), zal de beoordeling geschieden door de fiscale substituut die dan ook in principe de zaak zal verder zetten;
een beurtrol wordt in de dienstregeling opgenomen; bij afwezigheid van de fiscale substituten beslist de magistraat van dienst van de financiële/fiscale sectie;
wat betreft de sectie financiële en fiscale criminaliteit, dient de samenwerking met de fiscale ambtenaren optimaal te blijven verlopen; indien beroep dient te worden gedaan op één van de juristen van de sectie, zal de toebedeling van een jurist teneinde ondersteuning te geven in de afhandeling van dossiers gebeuren via de procureur des Konings. Deze zal een jurist aanwijzen in overleg met de sectiechef.
Deze regeling zou geëvalueerd worden binnen de zes maanden. Het is niet duidelijk of deze evaluatie is gebeurd, in welke mate en op welke wijze. In ieder geval bestaat hiervan geen geen schriftelijke weerslag. De isolering van PETER VAN CALSTER is een ordemaatregel zonder duurzaam karakter. De huidige situatie lijkt er immers op neer te komen dat de organisatie van het parket zich aanpast aan een individu (in plaats van omgekeerd) en aan de daarbij horende problematiek. Op lange termijn kunnen de genomen maatregelen dan ook contraproductief zijn. Zo verhoogt het risico op ontsporingen. Een efficiënt en effectief toezicht op de werkzaamheden van PETER VAN CALSTER lijkt de facto immers moeilijker geworden. Van procureur des Konings DAMS, die onvoldoende ervaring heeft in de door de sectie financiële en fiscale criminaliteit behandelde materies, kan immers niet worden verwacht dat hij beschikt over de noodzakelijke financieel-fiscaal juridisch-technische kennis en competenties om de geldigheid en opportuniteit van de door PETER VAN CALSTER gestelde handelingen en ontwikkelde inzichten te beoordelen en adequaat in te grijpen indien nodig. De procureur des Konings had er ook goed aan gedaan deze maatregel na een zekere tijd te evalueren. De maatregel van procureur des Konings DAMS om PETER VAN CALSTER onder zijn rechtstreeks gezag te plaatsen en hem te onttrekken aan de controle van de sectiechef, is ook een trendbreuk
10
met zijn eerdere beslissingen. Hij verklaart deze door het meer genuanceerde beeld van de situatie dat hij zou hebben verkregen na het verslag door de evaluatoren en het functioneringsgesprek met PETER VAN CALSTER. De procureur des Konings DAMS had voordien ook bij de procureur-generaal gepolst of het haalbaar was om Dirk SCHOETERS tijdelijk te mogen “lenen” om de sectie terug op de rails te brengen. Op dit verzoek kon toen niet worden ingegaan omwille van een capaciteitsprobleem.
8.1.4. Samenwerking binnen de sectie na de gewijzigde dienstregeling van 30 september 2010 Sinds PETER VAN CALSTER onder rechtsreeks gezag van de procureur des Konings DAMS werd geplaatst en uit de sectie financiële en fiscale criminaliteit werd verwijderd, is ook een fysieke scheiding tussen PETER VAN CALSTER en de sectie gerealiseerd21. Sindsdien is er wel enige verbetering merkbaar. Enkel in het HSBC-dossier zijn er nog sterke wrijvingen. Momenteel lijkt de sfeer binnen de sectie zelf relatief goed en lijken de spanningen grotendeels te zijn verdwenen.
8.1.5. De belangrijkste actoren in het conflict binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit Hierna wordt geprobeerd om een korte schets te maken van de belangrijkste actoren in het conflict in de sectie, op basis van de beschikbare informatie en de vaststellingen gedaan door de werkgroep.
8.1.5.1. PETER VAN CALSTER Ervaring PETER VAN CALSTER was gerechtelijk stagiair in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen van 1 oktober 2000 tot zijn benoeming bij Koninklijk Besluit van 2 april 2002 tot substituut-procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Bij koninklijk besluit van 3 december 2003 is hij benoemd tot substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Voordien was hij enige tijd advocaat en was hij werkzaam bij de gerechtelijke politie. Binnen het Antwerpse parket is hij steeds werkzaam geweest in de sectie financiële en fiscale criminaliteit. Toebedeling van taken22 PETER VAN CALSTER is referentiemagistraat diamant. Hij is momenteel de enige magistraat binnen het Antwerpse parket die de specifieke diamantfraudedossiers behandelt en heeft de mogelijkheid gehad in deze materie een ruime expertise op te bouwen. Daarnaast behandelt hij ook nog andere fiscale fraudedossiers. Hij rapporteert sinds begin oktober 2010 rechtstreeks aan de procureur des Konings DAMS, onder wiens rechtstreeks gezag hij staat. Het is ook met de procureur dat hij de afhandeling van zijn dossiers bespreekt. De andere leden van de sectie financiële en fiscale criminaliteit worden hier niet bij betrokken. Het toekennen van alle bevoegdheden in een bepaalde materie aan één magistraat, zonder hierbij te voorzien in enige back-up houdt een risico in23. 21
PETER VAN CALSTER heeft nu een bureau in dezelfde gang als procureur de Konings DAMS. Ook de gedetacheerde fiscale ambtenaren zijn mee verhuisd naar deze gang. 22 Zoals gebleken tijdens de hoorzittingen en uit de beschikbare stukken. 23 Zo is er ook maar één specialist mensenhandel, één specialist internationale drugtrafieken, één specialist kredietkaartenfraude, enz... . Het Antwerpse parket zegt geen ruimte te hebben in hun personele middelen om verschillende mensen op één specialiteit te zetten.
11
Wanneer men slechts één persoon één specifieke materie laat behandelen, stelt men zich als organisatie immers zeer kwetsbaar op. Het eventuele wegvallen van deze magistraat zou aanleiding kunnen geven tot een periode waarin een kennis- en ervaringsvacuüm ontstaat, waardoor de noodzakelijke snelle opvolging bemoeilijkt wordt24. Het is van belang dat het risico op kennisverlies tijdig en correct wordt ingeschat, en dat de nodige maatregelen worden genomen om het kennisverlies door medewerkers die de organisatie verlaten, te ondervangen25. Indien het ondervangen van dit eventuele kennisverlies niet wordt voorbereid, dan zal men genoodzaakt zijn op het laatste moment te reageren met weinig doeltreffende maatregelen. Kwaliteiten en werkpunten26 PETER VAN CALSTER wordt in de pers geportretteerd als een fraudejager. Ook tijdens de hoorzitting en in zijn briefwisseling manifesteert hij zich als dusdanig. Deze attitude houdt evenwel een belangrijk risico in zich op aantasting van een van de kerntaken van een magistraat als controleur van het politiewerk. Hij is een man van pragmatische, duidelijke afspraken en concrete richtlijnen. PETER VAN CALSTER ligt daarom ook goed bij de politiediensten (FGP komt vaak rechtstreeks bij hem) en bij de gedetacheerde fiscale ambtenaren. Belangrijk werkpunt is dat hij aandacht dient te schenken aan het aanvaarden van gezag. Ook het aan de dag leggen van meer teamgeest en collegialiteit om zijn functioneren binnen een hiërarchische organisatie als het parket te optimaliseren lijkt een werkpunt te zijn. Opvallend is wel zijn bijna tastbare wantrouwende ingesteldheid27. Een operationele en pragmatische benadering mag ook de juridische correctheid niet in het gedrang brengen28. Een ander mogelijk werkpunt is het op een positieve manier kunnen omgaan met opmerkingen en deze aanwenden om de eigen kwaliteiten verder te ontwikkelen. Belangrijke voorwaarde hierbij is wel dat de auteur van de opmerkingen deze op een constructieve en positief kritische wijze formuleert, waarbij ruimte blijft voor discussie en dialoog, en waarbij het belang van een goede, efficiënte en juridisch correcte rechtsbedeling centraal dient te staan. De schriftelijke communicatie van PETER VAN CALSTER is uiterst direct en kan soms erg agressief, dreigend en beschuldigend overkomen. Regelmatig formuleert hij ook suggestieve verdachtmakingen ten aanzien van de geadresseerde of andere betrokken partijen. Deze verdachtmakingen maakt hij tijdens het onderzoek niet hard29. Soms worden ook stijlformules en een communicatiestijl gehanteerd die ongepast lijken. Het is ook opvallend dat zelfs eenvoudige interne en niet zaakgebonden zaken via officiële kantschriften worden gecommuniceerd.30 De communicatiestijl is in sommige gevallen weinig zakelijk, soms zelfs provocerend te noemen. Procureur des Konings DAMS deelt mee dat hij PETER VAN CALSTER begeleidt met het oog op een gepaste communicatie en het bewaren van kalmte. 24
Het is wel zo dat een groot deel van de knowhow in diamantfraudedossiers zich bij de politiediensten bevindt, kennis die zij kunnen overdragen aan de magistraat. Dit neemt enige tijd in beslag, terwijl de noodzakelijk controle van de magistraat op de onderzoeksdaden gesteld door de politiediensten op dat ogenblik niet optimaal is. 25 Het is uiteraard niet de bedoeling dat bepaalde gespecialiseerde materies permanent door meerdere personen worden behandeld. Hiervoor beschikken de parketten immers niet over voldoende personele middelen. Wel moet het mogelijk zijn om via interne kennisoverdracht een zekere back up te creëren die een snelle overdracht van bevoegdheden in een bepaalde materie mogelijk maken. 26 Gebaseerd op de informatie bekomen tijdens de verschillende hoorzittingen, uit de beschikbare stukken en uit het arrest van de Raad van State dd. 17 oktober 1994 (PETER VAN CALSTER t./ Belgische Staat, RvSt., 17 oktober 1994, arrest nr.49.703). 27 Ook ten aanzien van het onderzoek door de HRJ, zoals gebleken tijdens de hoorzittingen en de bemiddelingspoging. 28 Uit de overgemaakte stukken blijkt dat er in sommige dossiers die door PETER VAN CALSTER werden behandeld een aantal procedurele problemen zijn geweest die het optreden van het parket-generaal hebben vereist. Deze dossiers zijn niet uitsluitend gerelateerd aan diamantzaken, maar hebben ook betrekking op fiscale financiële fraude zaken. 29 Ook niet wanneer hem daar tijdens de hoorzittingen om wordt verzocht. 30 Dit hangt meer dan waarschijnlijk samen met het niet meer “on speaking terms” zijn met bepaalde personen.
12
Bereidheid om mee te werken aan een oplossing De breuk met CHRISTIAAN NYS zit zeer diep, maar een belangrijke vaststelling is de bereidheid uitgedrukt door PETER VAN CALSTER om constructief mee te werken aan een mogelijke oplossing voor de problemen binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit.
8.1.5.2. CHRISTIAAN NYS Ervaring en toebedeling van taken31 CHRISTIAAN NYS werd bij Koninklijk Besluit van 28 oktober 1996 benoemd tot substituut-procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Bij Koninklijk Besluit van 23 oktober 2002 is hij benoemd tot substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Voordien was hij enkele jaren advocaat in een groot advocatenkantoor. CHRISTIAAN NYS leidt de sectie financiële en fiscale criminaliteit. Hij is ook referentiemagistraat ECOFIN. Kwaliteiten en werkpunten32 CHRISTIAAN NYS wordt tijdens de hoorzittingen omschreven als een intelligente en juridisch sterk onderlegde magistraat. Hij lijkt geen problemen te hebben met de andere leden van zijn sectie en wordt door hen blijkbaar beschouwd als iemand bij wie men steeds terecht kan voor juridisch advies. Tijdens de hoorzittingen is gebleken dat zijn organisatorische en leidinggevende kwaliteiten echter niet zo sterk zijn als zijn juridische en intellectuele kwaliteiten. Nochtans zijn ook deze laatste belangrijke eigenschappen voor een sectiehoofd. Onder de leiding van CHRISTIAAN NYS is de impact van de overlegvergaderingen met de politiediensten en de sectievergaderingen als beleidsinstrumenten afgenomen. Deze zijn nu meer opleidingsgericht en minder operationeel dan voorheen. Zijn mindere aandacht voor operationeel management blijkt ook uit het feit dat de dienstregeling sinds enige tijd door de adjunct-sectiechef DE VEL wordt opgesteld en uit zijn nogal afwijzende houding tegen het voor de sectie ontwikkelde recherchemanagementplan. Ook het bewaken van het goed aanwenden van de recherchecapaciteit in ECOFIN-zaken gebeurt door een andere magistraat. Volgens procureur des Konings DAMS behoort het beheren van misdaadfenomenen volgens de huidige functiebeschrijving echter niet tot de taken van een sectiechef. CHRISTIAAN NYS blijkt te communiceren over eenvoudige interne en niet zaakgebonden zaken via officiële kantschriften.33 Uit de hoorzittingen blijkt een neiging om conversaties grotendeels naar zich toe te trekken en weinig aandacht te schenken aan interactie. Een ander mogelijk werkpunt is het in ruimere mate besteden van aandacht aan het op een constructieve en positief kritische wijze formuleren van opmerkingen naar medewerkers en collega’s toe, zodat zij deze kunnen aanwenden om hun eigen kwaliteiten te verbeteren en verder te ontwikkelen. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat er ruimte blijft voor discussie en dialoog, waarbij het belang van een goede, efficiënte en juridisch correcte rechtsbedeling centraal dient te staan. De communicatiestijl van CHRISTIAAN NYS blijkt dus een werkpunt. Ook voor interne problemen lijkt hij zich vrij snel te wenden tot het parketgeneraal. Het zou aangewezen dat hij zich voor deze zaken steeds eerst tot zijn interne hiërarchische overste wendt.
31
Zoals gebleken tijdens de hoorzittingen en uit de beschikbare stukken. Gebaseerd op de informatie uit de beschikbare stukken en bekomen tijdens de verschillende hoorzittingen. 33 Dit hangt meer dan waarschijnlijk samen met het niet meer on speaking terms zijn met PETER VAN CALSTER. 32
13
Bereidheid om mee te werken aan een oplossing De breuk met PETER VAN CALSTER zit zeer diep, maar een belangrijke vaststelling is de bereidheid van CHRISTIAAN NYS om constructief mee te werken aan een mogelijke oplossing voor de problemen binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit.
8.1.6. Interne en externe impact van het conflict De disfunctionerende samenwerking tussen CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER en tussen PETER VAN CALSTER en de rest van de sectie financiële en fiscale criminaliteit heeft een uitgesproken negatieve impact op deze sectie en weegt ontegensprekelijk op de werking ervan. De maatregel om PETER VAN CALSTER onder rechtstreeks gezag te plaatsen van de procureur des Konings heeft de rust enigszins doen terugkeren in de sectie zelf, zij het dat bij sommigen de indruk is gewekt dat zij de steun van hun korpschef niet meer genieten. De beslissing om ook de fiscale ambtenaren mee te verhuizen met PETER VAN CALSTER ontwricht verder de samenwerking binnen de sectie. Zowel PETER VAN CALSTER als CHRISTIAAN NYS moeten als fiscale substituten beide noodgedwongen werken met dezelfde gedetacheerde ambtenaren, administratie en gespecialiseerde politiediensten. De huidige situatie, en de bijhorende clanvorming, tast dan ook rechtstreeks het goede functioneren van interne en externe medewerkers aan. De disfunctionerende samenwerking heeft ook een negatieve impact op de relatie en de samenwerking met de FGP. Het tandemoptreden van PETER VAN CALSTER met sommige politiemensen heeft een negatieve impact op de goede structurele samenwerking tussen de secties als dusdanig van enerzijds parket en anderzijds politie. Ook de huidige samenwerkingsproblemen tussen het Antwerpse parket-generaal en het Antwerpse parket hebben voor een groot deel hun oorsprong in de conflicten binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket. De persaandacht heeft daarenboven de druk op beide korpschefs danig doen toenemen, geven zij zelf aan.
8.2. DE RELATIE TUSSEN HET ANTWERPSE PARKET-GENERAAL EN HET ANTWERPSE PARKET 8.2.1. Samenwerking tussen parket-generaal en parket – algemeen Tussen het Antwerps parket en het Antwerps parket-generaal bestaat in het algemeen en traditioneel een zeer goed gestructureerde samenwerking. Beide korpschefs bevestigen dit zonder aarzelen en meteen bij opening van dit onderzoek. Bij wijze van voorbeeld: Het werkingsverslag 2010 van het parket-generaal maakt melding van volgende punten van gestructureerd verticaal overleg van het parket-generaal Antwerpen met het Antwerpse parket34:
Permanent beleids- en dossiermatig overleg inzake ondermeer het instellen van hoger beroep tegen vonnissen van de correctionele rechtbank.
Periodiek overleg met de onderzoeksrechters en parketmagistraten van het ressort over criminele en andere strafzaken.
34
14
Zie werkingsverslag parket-generaal Antwerpen 2010.
2 vergaderingen met de procureurs des Konings en arbeidsauditeurs van het ressort Antwerpen over de uitvoering van de modernisering van de Rechterlijke Orde en de samenwerkingsverbanden.
2 vergaderingen met de procureurs des Konings van het ressort, waarvan 1 voor de verdeling van de toegevoegde substituten-procureur des Konings en 1 voor de verdeling van de gerechtelijke stagiairs.
2 vergaderingen met de procureurs des Konings over verticale integratie
1 vergadering met de onderzoeksrechters, procureur des Konings en stafhouder te Antwerpen over de Salduzproblematiek.
2 overlegvergaderingen met de parketmagistraten van het ressort Antwerpen werkzaam in de sector ECOFIN, waarbij ondermeer de dading met de fiscus, interessante rechtsleer en rechtspraak werden besproken, alsmede de afstemming van het vervolgingsbeleid binnen het ressort.
3 vergaderingen van het ressortelijk expertisenetwerk internationale samenwerking in strafzaken
3 ressortvergaderingen met de jeugdmagistraten om het beleid in jeugdzaken beter op elkaar af te stemmen en de nodige feedback te laten doorstromen over het resultaat en de inhoud van het horizontaal overleg in het kader van het nationaal expertisenetwerk.
1 vergadering met de referentiemagistraten van het ressort aangaande drugs.
1 vergadering met de BOM-magistraten van het ressort met het oog op informatie- en expertiseuitwisseling op het vlak van de Bijzondere Opsporingsmethoden.
3 vergaderingen van de stuurgroep recherchebeheer van de procureur des Konings te Antwerpen.
5 vergaderingen met de stuurgroep kindermishandeling, waar ondermeer de procureur des Konings deel van uit maakt, over het pilootproject ‘Protocol van Moed’
De krachtlijnen van het beleid kunnen samengevat worden als "ondersteuning"en "samenwerking". Die krachtlijnen zijn ook gerealiseerd op het terrein en uiten zich een intensieve samenwerking. Deze goede samenwerking tussen het Antwerpse parket-generaal en het Antwerpse parket werd ook bevestigd tijdens de hoorzittingen van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers35. Elk jaar wordt ook een rondgang van alle arrondissementen georganiseerd, samen met de eerste voorzitter, en worden de resultaten getoond zowel aan de procureur des Konings als aan de voorzitter van de rechtbank. Ook wat het beleid van het openbaar ministerie betreft, werd een rondgang gedaan van het hele ressort waarbij alle magistraten van eerste aanleg betrokken werden. Er bestaan uiteraard richtlijnen inzake het toezicht op langdurige gerechtelijke onderzoeken (art. 136bis en 235bis Sv.) en inzake gewichtige en de criminele zaken, en het rapporteren van die zaken door de procureur des Konings aan het parket-generaal. Maar de gerechtelijke onderzoeken betreffen slechts een kleine fractie van de dossiers die het openbaar ministerie behandelt. Om de communicatie ook in deze dossiers te optimaliseren werd een extern communicatieplan opgesteld dat over het hele rechtsgebied beschikbaar is36 zodat alle magistraten van het rechtsgebied rechtstreeks kunnen bellen of e-mailen met de magistraten van het parket-generaal. In dat communicatieplan worden de 35
Hoorzittingen dd. 23 maart 2009 van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers, Kamer, 2008-2009, CRIV 52, F045, 14. 36 dit is gehecht aan de dienstregeling en algemeen verspreid in het rechtsgebied en is ook beschikbaar via OMPTRANET, waar het beleidsplan van de PG eveneens beschikbaar is.
15
magistraten aangewezen per specialiteit37 en wordt eveneens de interne verdeling van de zaken38 weergegeven. Elke magistraat van het rechtsgebied kan bijgevolg onmiddellijk weten tot wie hij zich met zijn probleem kan richten. Is er dan nog een probleem, dan biedt een “ombudsmagistraat” uitweg. Deze helpt de vraagsteller en stelt hem in verbinding met de juiste magistraat. Er is dus sprake van een in principe laagdrempelig en open communicatiebeleid tussen het parket-generaal en alle eerstelijnsparketten. Verder werd een beleid van specialisatie over het hele ressort ingericht waarbij alle eerstelijnsmagistraten en medewerkers werden bevraagd over hun specialisatie / vakgebied / interesse of bijzonder kennis teneinde samenwerking over het hele ressort nog te versterken en bijzondere juridische of praktische problemen over de grenzen van de arrondissementen samen op te lossen. Dit werd in een up-to-date digitaal instrument verwerkt. Verticale integratie werd steeds gepromoot en uitgebouwd. Antwerpen speelt zelfs een voortrekkersrol inzake verticale samenwerking tussen magistraten en strekt tot voorbeeld voor de andere rechtsgebieden39. Deze samenwerking neemt 3 vormen aan: Bottom-up: magistraten van het eerstelijnsparket gaan het openbaar ministerie waarnemen in het hof van beroep Top-down: magistraten van het parket-generaal gaan het openbaar ministerie waarnemen voor de rechtbank van eerste aanleg Samenstelling van gemengde teams: magistraten uit beide korpsen werken zaakgebonden samen in onderling overleg. Deze vorm van samenwerking beantwoordt aan meerdere doelstellingen. De kwaliteit en efficiëntie van de werking wordt verbeterd wanneer eerstelijnsmagistraten het door hen behandelde dossier “volgen” in hoger beroep. Bepaalde gespecialiseerde en/of ervaren magistraten van het parketgeneraal of het parket kunnen hun kennis ontplooien voor de rechtbank of het hof. In beide richtingen laat deze samenwerking ook toe tijdelijke personeelsmanco’s op te vangen. Kwaliteitsbewaking Binnen zijn arrondissement is de procureur des Konings in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het vervolgingsbeleid en de behandeling van de onderzoeken en van de zaken voor de rechtbank. Het is zijn primaire opdracht hierbij een kwaliteitszorg te handhaven, die beantwoordt aan de heersende standaarden. In het kader van zijn gezagsrecht (art. 150 Ger.W.) dient de procureur-generaal evenwel het kwaliteitsniveau van de eerstelijnsparketten van zijn ressort te bewaken binnen een overlegmodel met de procureurs (art. 147ter Ger.W.).
37
Vakgebied dat bijzonder gevolgd wordt / referentiemagistraten / leden expertisenetwerken federaal of op niveau van het rechtsgebied van het hof van beroep. De procureur-generaal zelf is ook betrokken bij de uitvoering van het communicatieplan als hoofdcoördinator van het expertisenetwerk strafrechtspleging en wordt vaak gecontacteerd in zijn vakgebied. 38 correctionele zitting / kamer van inbeschuldigingstelling / jeugdzaken enz.... 39 Zo wordt in gewichtige criminele zaken een magistraat van het parket-generaal aangeduid en gedelegeerd om de zaak vanaf het begin mee te volgen in eerste aanleg zodat het eerstelijns parket ontlast wordt van de uitgebreide rapportering.
16
8.2.2. Samenwerking parket-generaal en de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket 8.2.2.1. In principe goede samenwerking De samenwerking tussen het Antwerpse parket-generaal en de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket verloopt in de regel goed40. Er is blijkbaar ook regelmatig strategisch overleg met de sectie financiële en fiscale criminaliteit van het Antwerpse parket, in het bijzonder met sectiechef CHRISTIAAN NYS. Het hoofd van de financiële zaken (fiscaal, faillissementen en witwassen) bij het parket-generaal, MICHEL SALDEN, heeft ook regelmatig contact met de secties ECOFIN van de parketten eerste aanleg, dus ook met de Antwerpse sectie. Hij houdt 2 à 3-maal per jaar een overlegvergadering met de magistraten van de secties ECOFIN van eerste aanleg. Er blijken in de samenwerking geen structurele problemen te zijn. Volgens de huidige leidinggevende magistraat van de sectie kamer van inbeschuldigingstelling, Patrick VANDENBRUWAENE, worden tussen de magistraten van het parket-generaal en deze van het parket Antwerpen veelvuldige contacten onderhouden, die beschreven worden als goed en vlot. Eventuele problemen worden aan de parketten gesignaleerd en oplossingen worden geboden. Deze feedback wordt steeds gegeven met het oog op het goede verloop van de gerechtelijk onderzoeken. Uit een bundel samengesteld door de sectie van de kamer van inbeschuldigingstelling blijkt dat het parket-generaal in alle dossiers de door het openbaar ministerie in eerste aanleg ontwikkelde visie verder ondersteunt. De goede samenwerking bij de behandeling van sommige financiële en fiscale dossiers lijkt echter onder druk te staan ingevolge incidentele en persoonsgebonden conflicten. Deze zijn een uitzondering op de, in de regel, goede samenwerking.
8.2.2.2. Overleg met alle betrokken magistraten is noodzakelijk Volgens het hoofd van de financiële zaken op het parket-generaal, MICHEL SALDEN, zijn er in de samenwerking problemen met één magistraat, nl. PETER VAN CALSTER. Gevolg hiervan is dat PETER VAN CALSTER reeds geruime tijd niet meer wordt uitgenodigd op de door MICHEL SALDEN georganiseerde overlegvergaderingen. Met dergelijke uitsluitingsmaatregelen wordt best omzichtig omgesprongen. Deze dienen minstens in de tijd te worden beperkt. Zo niet wordt iedere dialoog tussen betrokkenen onmogelijk, en wordt het steeds moeilijker om te komen tot een gemeenschappelijke oplossing voor het ontstane conflict. Los van de reden die hiertoe de aanleiding is geweest, kan men zich afvragen of het uitdrukkelijk en definitief uitsluiten van één magistraat van deelname aan het overleg niet eerder een conflictbevorderend effect heeft. Bovendien kan men zich de vraag stellen hoe een gepast beleid kan worden ontwikkeld voor de materies die door deze magistraat worden behandeld, indien deze niet bij het overleg wordt betrokken? Het is aangewezen de overlegvergadering met de magistraten van de secties ECOFIN van eerste aanleg te houden met alle betrokken magistraten.
40
Deze goede samenwerking werd ook bevestigd tijdens de hoorzittingen dd. 23 maart 2009 van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers, Kamer, 2008-2009, CRIV 52, F045, 14.
17
8.2.2.3. Gemeenschappelijke inspanning om procedureproblemen te vermijden is noodzakelijk Zoals reeds werd vermeld verloopt de samenwerking met de kamer van inbeschuldigingstelling in de regel goed. Het blijkt dat het parket-generaal in alle dossiers de door het openbaar ministerie in eerste aanleg ontwikkelde visie tracht te ondersteunen. Er lijkt hier geen sprake te zijn van het speciaal negatief viseren van een of andere magistraat. De onderliggende gedachte is immers steeds het juridisch en beleidsmatig correct afhandelen van de volledige strafprocedure. In sommige gevallen zijn herstellende tussenkomsten van het parket-generaal nodig gebleken. Zo heeft het parket-generaal reeds gebruik gemaakt van de zuiveringsprocedure (art. 235bis Sv.) om een zaak terug op de rails te brengen. Deze herstellende tussenkomsten leiden soms tot uitgebreide rechtsvorderingen die erop gericht zijn de strafvordering en de behandeling ten gronde te vrijwaren. Uit de overgemaakte stukken blijkt dat er ook in de dossiers die door PETER VAN CALSTER werden behandeld een aantal procedurele problemen zijn geweest die tot een optreden van het parketgeneraal hebben geleid. Deze dossiers zijn niet uitsluitend gerelateerd aan diamantzaken, maar hebben ook betrekking op andere fiscale en financiële fraudezaken. Zo werd door het parket-generaal aan de procureur des Konings gevraagd om PETER VAN CALSTER van een zaak te ontlasten en een andere magistraat aan te duiden om de zaak verder te behandelen. De reden hiertoe was, naast procedurele redenen, zijn houding ter terechtzitting. Daarnaast is ook een conflict met het parket-generaal vastgesteld over de aanpak van PETER VAN CALSTER in een reeds langlopend diamantdossier41. In grote fraudedossiers stelt zich vaak het probleem van de lange (niet-redelijke) termijnen. Daarom is het de beleidslijn van het parketgeneraal om in deze dossiers steeds te streven naar het beperken van de termijnen en het duidelijk aflijnen van de dossiers. Dit indachtig werd aan PETER VAN CALSTER voorgesteld om de prioriteit te geven aan de voornaamste verdachten om deze zo spoedig mogelijk voor de bodemrechter te brengen (= duidelijke aflijning en beperken van termijnen). Zo zou men de hoofdverdachten alleszins op kortere termijn effectief kunnen berechten. Voor de andere verdachten werd door het parket-generaal een werkwijze voorgesteld die geenszins een voordeelbehandeling zou opleveren voor deze categorie van verdachten. PETER VAN CALSTER ging in eerste instantie zelf akkoord met de piste van “afsplitsing”. Zijn uiteindelijke eindvordering bevat echter een veel minder ruime afsplitsing dan overeengekomen. Dit had een toevloed aan procedures Franchimont als gevolg, waardoor een grote inspanning nodig zal zijn om de zaak binnen een redelijke termijn af te handelen. Wat de verdere behandeling van de afgesplitste verdachten betreft verwijst PETER VAN CALSTER later in een omvangrijk rapport naar "akkoordjes" en uit hij verdachtmakingen. Uit de overgemaakte stukken blijkt dat de door het parket-generaal voorgestelde oplossing evenwel verdergaand was dan hetgeen initieel door PETER VAN CALSTER was voorgesteld. Het parket-generaal had in deze zaak ook vastgesteld dat PETER VAN CALSTER: zich moeilijk kan neerleggen bij vaste rechtspraak van de KI en dit in zijn vorderingen ook schriftelijk blijft verwijten aan deze KI; meldt dat het parket-generaal er niets van begrijpt. Op voorstel van de leidinggevende magistraat van de KI is dan beslist om de zaak voor de KI niet te laten behandelen door een magistraat van het parket-generaal, maar om PETER VAN CALSTER voor zijn eigen verantwoordelijkheden te plaatsen en hem voor de behandeling van deze zaak te delegeren naar het parket-generaal42.
41 42
18
Het onderzoek loopt reeds sinds eind 2004. Deze delegatie is momenteel ingetrokken.
De zaken lijken enigszins geëscaleerd te zijn naar aanleiding van de zogenaamde HSBC-zaak en de juridische discussies over de gevolgde werkwijze in dit dossier.
8.2.2.4. HSBC Zoals hoger vermeld is het conflict over het HSBC-dossier op het parket-generaal terechtgekomen via een mail in CC. aan eerste advocaat-generaal DE MOND43. Dit gebeurde enkele weken nadat PETER VAN CALSTER de CD-ROM met de HSBC-rekeninggegevens van de diamantairs was gaan ophalen bij de Bijzondere Belastinginspectie. Vanuit een bezorgdheid over de gevolgde werkwijze werd de procureur des Konings hierover bevraagd door de procureur-generaal. Dit gebeurde eerst mondeling op 27 september 2010 en vervolgens per brief op 29 september 2010. Naderhand is gebleken dat de juridische zienswijze van de procureur-generaal over de gevolgde werkwijze fundamenteel verschillend was van die van de procureur des Konings en PETER VAN CALSTER. Ook de advocaten van de diamantsector hadden via de pers lucht gekregen van deze zaak en verzochten de procureur-generaal om een onderhoud44. Federalisering van het dossier Tijdens een persoonlijk onderhoud op 8 november 2011 stelt de procureur-generaal de procureur des Konings in kennis de piste van het “federaliseren”45 van het dossier HSBC te willen onderzoeken46. De redenen die het parket-generaal hiertoe aangeeft zijn:
Op zoek gaan naar meer capaciteit en ondersteuning door meer gedelegeerde ambtenaren die op de zaak kunnen verder werken. Er werd vanuit gegaan dat delegaties van fiscale ambtenaren eenvoudiger waren via de DJF ECOFIN van de federale politie.
Ook in andere arrondissementen (BRUSSEL) waren opsporingsonderzoeken opgestart inzake HSBC. Het dossier had bijgevolg implicaties over meerdere rechtsgebieden, en vertoonde eveneens een duidelijk internationaal karakter zodat federaliseren tot de mogelijkheden behoorde.
Een einde stellen aan de blijvende achterliggende spanning of strijd tussen CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER.
Op 10 november 2011 vergaderde eerste advocaat-generaal DE MOND in Brussel met enkele vertegenwoordigers van de federale gerechtelijke politie47 over een mogelijke federalisering van het dossier. Laatstgenoemden bleken minder te vinden voor deze piste. De piste van de federalisering wordt daarna verlaten. Noch de procureur des Konings DAMS, noch PETER VAN CALSTER werden uitgenodigd op vermelde vergadering, en werden hiervan slechts achteraf op de hoogte gebracht. Dit werd door hen geïnterpreteerd als een démarche van het parket-generaal om PETER VAN CALSTER van het dossier te halen. Door deze poging om het dossier te federaliseren is de spanning tussen de betrokkenen nog toegenomen.
43
Zie hoger onder 8.1.3 bij “Verdere escalatie van het conflict CHRISTIAAN NYS-PETER VAN CALSTER”. Zie verder 8.2.2.5. 45 M.a.w. het onderzoek op het niveau van het federaal parket brengen. 46 Naar deze ontmoeting wordt verwezen in een brief dd. 18 november 2011 van de PK aan de PG. 47 Johan DENOLF en enkele van zijn medewerkers en Stanny DE VLIEGHER. 44
19
Verzoek om dossier aan parket-generaal over te maken Het parket-generaal bleef verontrust over de juridische gang van zaken omdat de vragen betreffende de opstart van het opsporingsonderzoek HSBC zonder duidelijk antwoord waren gebleven48. Omdat het parket-generaal van oordeel was dat er dringend diende opgetreden te worden om de zaken juridisch in orde te brengen, werd het dossier opgevraagd om klaarheid in deze zaak te brengen. Het dossier werd echter niet binnen de gevraagde termijn overgezonden49. Op 1 december 2011 werd deze vraag opnieuw gesteld op straffe van tuchtonderzoek. Tevens kon worden vastgesteld dat door de procureur des Konings niet is tegemoetgekomen aan de vraag van de procureur-generaal dd. 29 september 2009 om klaarheid te scheppen omtrent de opstart, het verloop en het herstel van het opsporingsonderzoek (door het aanleveren van de noodzakelijk objectieve bewijselementen in termen van strafprocedure of door het omzetten van het door het parket-generaal gedane voorstel tot oplossing)50. Wijze van overmaken van het dossier aan het parket-generaal - verdachtmakingen Op 1 december 2011 zond PETER VAN CALSTER in opdracht van de procureur des Konings51 het dossier aan het parket-generaal . In de begeleidende brief probeert PETER VAN CALSTER de wijze waarop hij heeft gehandeld juridisch te verantwoorden. Hij benadrukt ook over zichzelf, in opdracht van de procureur, dat "zijn substituut PETER VAN CALSTER" op een correcte, weloverwogen en wettelijke wijze is tussengekomen en wat hem betreft er geen enkel begin van verwijt kan bestaan over zijn volledig transparant handelen". In dezelfde brief uitte PETER VAN CALSTER ook opnieuw een aantal insinuaties en verdachtmakingen. Hij heeft het over "tussenkomsten" in een andere zaak waarbij hij verwijst naar een vergadering die plaats vond op het kabinet van de minister van Justitie. CHRISTIAAN NYS en eerste advocaat-generaal DE MOND werden hierbij door hem in opspraak gebracht, en de vraag werd gesteld of deze "tussenkomsten" in overeenstemming waren met de wet en zelfs met de Grondwet.52 Bevestiging loyauteit door procureur des Konings Aansluitend hierop stelde de procureur-generaal op 8 december 2011 de vraag aan de procureur des Konings of deze verdachtmakingen en insinuaties aan zijn adres en aan het adres van andere magistraten effectief in opdracht van de procureur zelf werden opgesteld. Hij vestigde er tevens de aandacht op dat deze onaangepaste werkwijze uiting gaf aan interne spanningen binnen het parket. Hierop volgde een antwoord van de procureur op 12 december 2011 waarbij deze inderdaad bevestigde dat hij aan Peter VAN CALSTER opdracht gaf het dossier over te maken zonder verdere argumentatie teneinde de serene afhandeling van het dossier niet in het gedrang te brengen. Er volgden uitgebreide verontschuldigingen. De procureur des Konings bevestigde ook dat de interne spanningen binnen het parket nog niet volledig ten einde waren. De procureur des Konings benadrukte dat het hele parket loyaal achter zijn procureur-generaal staat, en dat hij geschokt is dat hijzelf of leden van zijn parket de indruk hebben gewekt niet loyaal of conform de hiërarchie te handelen. Ondanks deze zware onterechte verdachtmakingen en de conflictbevorderende houding van Peter VAN CALSTER, hierbij gesteund door zijn procureur des Konings53, kon de procureurgeneraal in het belang van de goede werking van het openbaar ministerie vrede nemen met aangeboden loyauteit vanwege de procureur des Konings. Na deze brief van 12 december 2011 was het incident met betrekking tot de verstoorde relatie (procureur-generaal - procureur des Konings)
48
Zie onder meer de brief van 25 november 2011. Er werd binnen het parket wel het nodige gedaan om dit tijdig te doen. Door omstandigheden (afwezigheden, enz.) gebeurde dit echter niet binnen de gevraagde termijn. 50 In zijn brief van 29 september 2010 zegt de procureur enkel dat hij tot op heden geen onregelmatigheden ziet. 51 Een zeer ongebruikelijke stijlformule gelet op het feit dat het parket één en ondeelbaar is. 52 Zie verder 8.2.2.5. 53 Het verzuim om op te treden in hoofde van een gezagsdrager is in zulke situatie evenmin conflictoplossend. 49
20
voor de procureur-generaal beëindigd en zou in een goede verstandhouding verder samengewerkt kunnen worden. Vorderen gerechtelijk onderzoek De procureur-generaal was echter van oordeel dat het noodzakelijk was om te onderzoeken of de tijdens het opsporingsonderzoek gevolgde werkwijze baan zou kunnen houden bij de verdere vervolging. Na nazicht van het opsporingsonderzoek was er volgens het parket-generaal geen andere weg meer mogelijk dan een gerechtelijk onderzoek te vorderen om de volledige transparantie te herstellen en de aanwijzingen van mogelijke misdrijven te onderzoeken op een neutrale en objectieve wijze, à charge en à décharge. De actie ondernomen door de procureurgeneraal blijkt te zijn ingegeven door zijn vrees dat zonder dit gerechtelijk onderzoek, dat opnieuw transparantie zou moeten brengen in alle handelingen die het parket stelde of waartoe opdracht werd gegeven, een verder opsporingsonderzoek de toets van de regelmatigheid niet zou doorstaan. Hierbij dient te worden benadrukt dat de procureur-generaal wel een gerechtelijk onderzoek vorderde doch niet expliciet om huiszoekingen vroeg. De beslissing om een huiszoeking uit te voeren heeft de aangestelde raadsheer-onderzoeker in alle soevereiniteit genomen.
8.2.2.5. Geformaliseerde contacten met de diamantsector Een van de twistappels tussen de protagonisten zijn de beschuldigingen van PETER VAN CALSTER over de contacten van het parket-generaal met de diamantsector. Gelet op het feit dat de onderzoeksmiddelen op dit vlak noodzakelijkerwijze beperkt zijn, heeft de werkgroep zich voor haar onderzoek enkel kunnen baseren op de ontvangen informatie en stukken. Dit onderdeel valt formeel gezien niet binnen de scope van het bijzonder onderzoek. Het lijkt echter niet mogelijk om het conflict volledig te begrijpen zonder kennis van hetgeen hieronder wordt beschreven. Uit de overgemaakte documenten en de informatie bekomen tijdens de verschillende hoorzittingen blijkt dat er een aantal contacten zijn geweest met de diamantsector. Al op 17 september 2010 blijkt de procureur-generaal een vraag te hebben gekregen van de advocaten van het Antwerp World Diamond Centre (AWDC), de federatie van de diamantsector, om het pas geopende HSBC-onderzoek te bespreken54. De procureur-generaal stelde de procureur des Konings in kennis van het verzoek van de advocaten55. Hierop stelde de procureur voor om zelf56 bij de bespreking aanwezig te zijn op 5 oktober 2010. Hij stelde ook een voorafgaande bespreking voor met PETER VAN CALSTER. Aansluitend hierop werd door het parket-generaal een vergadering georganiseerd met de advocaten van het AWDC. Procureur de Konings HERMAN DAMS was hierbij aanwezig, evenals PETER VAN CALSTER voor de voorafgaande bespreking. Tijdens deze vergadering werd geen standpunt ingenomen met betrekking tot de voorstellen van de advocaten. De procureur des Konings meldde op 10 mei 2011 aan de procureur-generaal het gebrek aan transparantie en medewerking i.v.m. de kaderovereenkomsten die de advocaten van ADWC hadden voorgesteld. Hij deelde mee dat de gang van zaken niet kon aanvaard worden en dat het niet mogelijk was om in te gaan op hun voorstellen. Dit standpunt werd gedeeld door de procureurgeneraal. De advocaten van AWDC bleven echter vanwege de diamantsector hun aanbod herhalen aan het parket-generaal en een werkwijze voorstellen om spontane rekeninginformatie te verstrekken in het 54
Niets belet dat een verdachte zijn bereidheid tot het sluiten van een minnelijke schikking te kennen geeft aan de procureur des Konings, die hier al dan niet op kan ingaan, afhankelijk van zijn exclusief opportuniteitsoordeel. 55 Hetgeen een logische stap is gelet op het feit dat het de procureur des Konings is die de bevoegdheid heeft om minnelijke schikkingen te sluiten. 56 In plaats van de sectiechef van de sectie financiële en fiscale criminaliteit, CHRISTIAAN NYS.
21
kader van een eventuele minnelijke regeling. In opdracht van eerste advocaat-generaal FLORENT DE MOND werd het e-mailbericht hierover van een advocaat van het AWDC van 20 juni 2011 met bijhorende tekst overgemaakt aan de procureur des Konings. In deze e-mail werd aan de advocaat van het AWDC expliciet gemeld dat het voorontwerp het voorwerp uitmaakte van verdere bestudering en dat een nieuwe bespreking voorbarig leek. Uit dit e-mailbericht blijkt dat de problematiek inzake de toepassing van een eventuele “minnelijke schikking" is overgemaakt aan de procureur des Konings, tot wiens bevoegdheid de beoordeling hiervan behoort, en dat er gewacht wordt op het resultaat van de studie ervan. Uit de door de procureur-generaal overgezonden stukken blijkt ook dat de advocaten van de diamantsector steeds naar de procureur des Konings zijn doorverwezen. Het oordelen over de opportuniteit van de vervolging en de wijze van optreden werd steeds aan deze laatste overgelaten. Tot slot kan worden opgemerkt dat de advocaten van de AWDC de minister van Justitie probeerden te betrekken bij de bespreking van eventuele minnelijke schikkingen. De procureur-generaal heeft zich hiertegen verzet in een mail aan de procureur des Konings. In een hoger vermelde brief van 1 december 2011 57 uitte PETER VAN CALSTER een aantal insinuaties en verdachtmakingen ("tussenkomsten" in een andere zaak, vergadering op het kabinet van de minister van Justitie, vragen over wettelijkheid en grondwettelijkheid van deze tussenkomsten, enz.). Uit de overgemaakte stukken blijkt dat de verwijzingen in de brief van PETER VAN CALSTER betrekking hadden op een bespreking op het kabinet van de minister van Justitie van het wetsvoorstel nr. 739 houdende diverse maatregelen inzake inbeslagneming van ondernemingsgoederen58. Over dit wetsvoorstel werd door het college van procureurs-generaal en het COIV een negatief advies gegeven59. Dit negatief advies was een van de oorzaken dat wetsontwerp 739 definitief werd afgevoerd60.
8.2.2.6. Communicatiestijl (wederzijds) De samenwerking tussen parket-generaal en parket werd verder verstoord door de gehanteerde onprofessionele communicatiestijl. De briefwisseling die door PETER VAN CALSTER werd gericht aan zijn collega CHRISTIAAN NYS en aan de procureur-generaal, soms als “ghostwriter” (“in opdracht”) van de procureur des Konings, getuigt op meerdere plaatsen van een disproportionele agressiviteit, vijandigheid en neemt soms een destructief karakter aan. Het feit dat hij in een voor de werking van beide organisaties en voor de 57
Zie 8.2.2.4. Op 14 maart 2008 vond een overlegvergadering plaats op het kabinet van minister van justitie VANDEURZEN met de verschillende vertegenwoordigers uit respectievelijk de justitiële wereld (parket-generaal, parket eerste aanleg, COIV, onderzoeksrechters, federale politie) en de bedrijfswereld (diamantsector, VBO, UNIZO). Deze vergadering werd voorgezeten door de minister zelf (vergezeld van zijn kabinetschef Herman DAMS). Het betrof een onderhoud dat de aanzet gaf voor verder overleg. Als gevolg van deze vergadering is een lokaal overleg opgestart in Antwerpen waaraan volgende personen deelnamen: parket-generaal Antwerpen (F. DE MOND) – parket eerste aanleg (C. NYS) – vereniging van onderzoeksrechters (P. VANSANTVLIET) – vertegenwoordigers van de diamantsector (J. ROTH, J. HANARD, CLAES) en hun advocaten (R. VERSTRAETEN, A. HAELTERMAN) & VBO – beleidscel van de minister van justitie (H. PENNE). Er vonden vergaderingen plaats op 11 april, 18 juni en 11 september 2008. Omtrent het aangepaste voorstel houdende diverse maatregelen inzake inbeslagneming van ondernemingengoederen, uitgewerkt door Mter. A. HAELTERMAN, werd geen eensgezindheid bereikt. Er waren blijkbaar fundamentele opmerkingen vanwege het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters en het kabinet van de minister zelf. De diamantsector had wel oren naar bepaalde argumenten en was bereid om de tekst andermaal te herschrijven. Het uitgewerkte voorstel werd finaal afgeschoten zowel door openbaar ministerie, onderzoeksrechters als het kabinet van de Minister. 59 Dit advies werd opgesteld door procureur-generaal LIÉGEOIS samen met de toenmalige directeur van het COIV en zijn medewerkers. 60 Samen met de ander in vorige voetnoot vermelde negatieve standpunten over dit wetsvoorstel. 58
22
relatie van beide betrokken korpschefs uiterst belangrijke aangelegenheden brieven schrijft aan de procureur-generaal, waarin hij in naam van de procureur des Konings uitgebreide commentaren geeft over de waarde van zichzelf en door hem uitgevoerde handelingen, moet als onorthodox en ontregelend bestempeld worden. Men kan hierbij niet voorbijgaan aan de vaststelling dat de procureur des Konings onvoldoende controle heeft uitgeoefend op de briefwisseling die vanuit zijn kabinet of in zijn naam is verzonden aan het parket-generaal61. Verder wordt de communicatie van alle actoren gekarakteriseerd door een zeer vormelijk, soms zelfs wat oubollig taalgebruik (zoals “mijn ambt” of zelfs “uw hoog ambt”), dat zeer fel contrasteert met scherpe persoonlijke uitvallen en adjectieven. Ook deze communicatiewijze heeft de samenwerking negatief beïnvloed. Heel deze communicatie past niet in een samenwerkingsmodel doch wel in een conflictmodel. Een achterliggende uitlokkende factor voor de negatieve wijze van communiceren is het wederzijds wantrouwen dat als een rode draad doorheen de opbouw van de conflicten loopt. Dit wantrouwen is niet alleen gebleken uit de briefwisseling doch wordt ook bevestigd tijdens de hoorzittingen. Dit wantrouwen heeft ontegensprekelijk naast een belangrijke persoonlijke component ook een externe component. De persoonlijke relaties blijken immers onder sterke druk te staan van verschillende externe factoren, onder meer:
de berichtgeving in de pers over de zaak HSBC: in opvolgende krantenartikelen worden via een mengeling van opvallend precieze inside-gegevens, speculaties en verdachtmakingen zware klappen, soms onder de gordel, uitgedeeld aan de persoon van de procureur-generaal;
de herhaalde vraag van de advocaten van de diamantsector aan het parket-generaal om raamakkoorden te sluiten62;
de besprekingen op het kabinet van de minister van Justitie over diverse wetsvoorstellen.
In de negatieve spiraal waarin de verhouding tussen de procureur-generaal en de procureur des Konings was terechtgekomen ingevolge de aanpak en behandeling van het HSBCopsporingsonderzoek door PETER VAN CALSTER, werd de bezorgdheid en de twijfel van de procureur-generaal met betrekking tot de rechtsgeldigheid van bepaalde werkprocessen, door PETER VAN CALSTER als negatief controlerend en zelfs manipulatief geïnterpreteerd. De in crescendo gaande indringende wijze waarop de procureur-generaal aandrong op het bekomen van de noodzakelijke beoordelingsgegevens, tot en met de dreiging met een tuchtonderzoek63 zetten de relatie tussen de procureur-generaal en de procureur des Konings, en bij uitbreiding met PETER VAN CALSTER, verder onder druk. Daarenboven richtte PETER VAN CALSTER dan nog rechtstreeks bepaalde insinuaties aan het adres van de procureur-generaal. 64 Op die wijze gaf de communicatie tussen de betrokkenen niet alleen uiting aan het conflict, maar werd het conflict door deze communicatie nog verder aangewakkerd. De communicatie zelf werd aldus voedingsbodem voor verder conflict. Blijkbaar ervoer de procureur-generaal een onmacht om de zaak op een rationele wijze kort te sluiten met de procureur des Konings, ingevolge de storende interferenties vanwege PETER VAN CALSTER.
61
In het bijzonder de brieven van 18 november 2011 en 1 december 2011 De advocaten werden wel steeds doorverwezen naar het parket. 63 Zie hoger 8.2.2.4. 64 Zie hoger 8.2.2.4. 62
23
8.2.2.7. De verruimde minnelijke schikking Algemeen Artikel 216bis van het wetboek van strafvordering inzake de verruimde minnelijke schikking verleent een belangrijke en ruime bevoegdheid aan het openbaar ministerie. Binnen een parket zijn echter verschillende zienswijzen en interpretaties mogelijk van over hoe en binnen welke grenzen de techniek van de verruimde minnelijke schikking kan worden toegepast. Dit kan een bron zijn van interne betwistingen en conflicten. Daarnaast kan het bij sommigen, zoals tijdens dit onderzoek is gebleken, ook de indruk wekken dat bepaalde personen worden bevoordeeld. Het is dus aangewezen zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de draagwijdte van artikel 216bis Sv.65 Hierbij kan onder meer worden gedacht aan:
het uitwerken van een uniforme interpretatie;
een uniforme afbakening van het toepassingsgebied;
een duidelijke omschrijving van de gevallen waarin gebruik kan worden gemaakt van de techniek van de verruimde minnelijke schikking;
het duidelijk afbakenen van de minimumvoorwaarden waaraan best is voldaan om onderhandelingen over een verruimde minnelijke schikking te kunnen opstarten;
het duidelijk afbakenen van de "mededelingen gedaan tijdens het overleg" zoals bedoeld in artikel 216bis, §2, laatste lid, Sv.;
het duidelijk omschrijven en afbakenen wanneer gemeenschappelijk overleg tussen parket en parket-generaal noodzakelijk is (om een zo uniform mogelijke werkwijze en toepassing te garanderen).
De verruimde minnelijke schikking binnen de onderzochte entiteiten De wijze waarop wordt omgegaan met de verruimde minnelijke schikking66 is een van de elementen die het reeds bestaande conflict binnen de sectie financiële en fiscale criminaliteit verder hebben aangewakkerd. Deze problematiek is ongetwijfeld ook latent aanwezig in de huidige problemen tussen het parket-generaal en het Antwerpse parket. Bij nader toezien gaat het niet zozeer om een principieel tegengestelde visie (vervolgen versus schikken), maar wel over de vraag hoever en hoe diep men in het onderzoek wil gaan teneinde weliswaar maximaal resultaat te halen, doch met een toenemend risico op onbeheersbaarheid en overschrijden van de redelijke termijn. Dezelfde bekommernis leeft overigens eveneens bij de FGP67. Men dient ook regelmatig diep genoeg te graven in fraudeonderzoeken teneinde de omvang van de fraude te kunnen inschatten en om de kennis van de speurders te verdiepen en vooral te actualiseren (in het licht van steeds weer nieuwe fraudemechanismen die zich manifesteren). Het is duidelijk dat noch het parket-generaal, noch het parket tegen het gebruik zijn van de techniek van de verruimde minnelijke schikking, wel integendeel. Er is wel een verschillende zienswijze over het ogenblik waarop de onderhandelingen hierover dienen te worden opgestart en voor welke fraudegevallen dit dient te gebeuren. Het parket-generaal en CHRISTIAAN NYS laten zich hierbij eerder leiden door een zorg voor het beheersbaar houden van de omvang van een dossier en de termijnen. PETER VAN CALSTER is eerder “vervolgingsgezind” waardoor een snelle afhandeling 65
Voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen kan worden verwezen naar de omzendbrief van de PG dd. 24 oktober 2011. 66 Art. 216bis Sv. Zoals gewijzigd door artikel 84 van de wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen (B.S., 6 mei 2011) en de (reparatie-)wet van 11 juli 2011 tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter Sv. En van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek (B.S., 1 augustus 2011). 67 Dit is gebleken tijdens de hoorzittingen.
24
secundair lijkt. Hij lijkt er de voorkeur aan te geven om eerst het volledige dossier rond te hebben68 om dan pas onderhandelingen op te starten. Duidelijkheid over de draagwijdte en de toepassing van artikel 216bis Sv. zou kunnen bijdragen tot het voorkomen van deze verschillende zienswijzen. Het H.S.B.C.-dossier toont bovendien aan dat het risico van druk op het parket is toegenomen sinds de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 216bis Sv. Terwijl er nog geen dossier is geopend, terwijl er nog geen enkele onderzoeksdaad is gesteld, en terwijl enkel in persartikels melding wordt gemaakt van informatie die in het bezit van het Antwerpse parket zou zijn, nemen de advocaten van de diamantsector reeds contact op met het parket-generaal en stellen ze voor om te onderhandelen met het oog op een schikking. In een stadium waarin nog zelfs geen onderzoek is opgestart zijn dergelijke voorstellen opmerkelijk. Er kan voor gevreesd worden dat dergelijke stappen die uitgaan van sterke economisch lobbygroepen, herhaald zullen worden met de bedoeling diepgaande onderzoeken te vermijden.
8.2.2.8. Evoluerende noodzakelijke competenties voor magistraten Doorheen het volledige bijzonder onderzoek is gebleken dat magistraten naast de nodige juridische kwaliteiten ook moeten beschikken over tal van andere competenties. De rol van de magistraat is immers gegroeid. Hierdoor zijn de noodzakelijke competenties geëvolueerd, zowel wat de generieke competenties (de gedragseigenschappen relevant voor elke magistraat) als de specifieke competenties betreft69. Dit bewijst eens te meer hoe belangrijk het is dat de benoemings- en aanwijzingscommissies van de Hoge Raad de kandidaat-magistraten zo volledig mogelijk screenen. Omdat het eigenlijke doel van de magistratuurexamens het beoordelen van de voor de uitoefening van het ambt van magistraat noodzakelijke maturiteit en bekwaamheid is, is het aangewezen een maximum aan inlichtingen in te winnen om de maturiteit en bekwaamheid van een kandidaat adequaat te kunnen beoordelen. Persoonlijkheidstesten en aangepaste interview- en selectietechnieken zijn hierbij een belangrijk element. Ieder instrument dat leidt tot een meer kwalitatieve en objectieve beoordeling van de kandidaten kan hiertoe bijdragen. In het kader van een optimalisering van de voordrachten voor vacante plaatsen in de magistratuur is het tevens van primordiaal belang dat de benoemings- en aanwijzingscommissies van de Hoge Raad beschikken over alle nuttige informatie. Het belang van een volledige en correcte adviesverlening70 kan niet genoeg worden benadrukt. In dit verband kan ook het voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie dd. 30 september 2009 tot wijziging van het artikel 259ter van het Gerechtelijk Wetboek (Bevoegdheden van de benoemingscommissies) in herinnering worden gebracht71.
68
Bepalen van de mogelijke fraudeurs en van de volledige omvang van de fraude. Zie www.hrj.be: Overwegingen over de selectie, de loopbaan en de vorming van magistraten, HRJ, goedgekeurd door de algemene vergadering op 31 mei 2006. 70 Ook over de vaststellingen die eventueel tijdens de gerechtelijke stage zijn gedaan. 71 Zie www.hrj.be 69
25
9. ACTIEF BEMIDDELEN EN EVALUEREN VAN HET BEREIKTE AKKOORD De werkgroep heeft er van bij aanvang van het onderzoek naar gestreefd om vanuit de huidige situatie te komen tot een voor iedereen werkbare en duurzame oplossing. In die optiek werd een bemiddelingspoging ondernomen tussen CHRISTIAAN NYS en PETER VAN CALSTER. Hierbij werden enkele duidelijke afspraken gemaakt. Achteraf bleek echter het wederzijdse wantrouwen nog te groot zodat de uitvoering ervan weinig perspectieven bood. Om toch tot een duurzame en werkbare oplossing te bekomen, werd in samenspraak met de procureur-generaal en de procureur des Konings overeengekomen om opnieuw een belangrijke rol toe te kennen aan de vroegere sectiechef DIRK SCHOETERS. Hierover werd een protocolakkoord gesloten tussen de procureur-generaal en de procureur des Konings. Het protocolakkoord werd doorgesproken met alle betrokken partijen en draagt hun goedkeuring weg. De inhoud van het protocolakkoord luidt als volgt: 1. De leiding van de financiële en fiscale sectie van het parket te Antwerpen zal tijdelijk waargenomen worden door de heer Dirk SCHOETERS, substituut-procureur-generaal bij het parket-generaal te Antwerpen. De heer Dirk SCHOETERS zal deze opdracht ter plaatse waarnemen vanuit zijn ambt als substituut-procureur-generaal, zonder dat aan hem hiertoe een bijzondere opdracht zal gegeven worden overeenkomstig artikel 326 § 2 Gerechtelijk Wetboek. Tot het takenpakket van de leiding zal behoren:
taakverdeling binnen de sectie; dagelijks beheer en monitoring van de sectie; coördinatie en toezicht op de uitvoering van het beleid zoals vervat in de bestaande beleidsplannen; netwerk financiële en fiscale zaken; organisatie periodiek overleg binnen de sectie, met andere secties, met de administratie en met de politiediensten; recherchemanagement ECOFIN-FGP.
De procureur des Konings te Antwerpen verbindt er zich toe de huidige middelen en personeel (magistraten inclusief de magistraat die thans onder directe leiding van de procureur des Konings staat, parketjuristen, gedetacheerde fiscale ambtenaren en personeel van het parketsecretariaat) van de financiële en fiscale sectie te behouden en/of functioneel volledig onder te brengen bij de financiële en fiscale sectie. De procureur des Konings te Antwerpen zal de beslissingen en maatregelen die de leiding van de financiële en fiscale sectie (i.c. de heer Dirk SCHOETERS) nodig acht om de werking van de dienst te optimaliseren volledig ondersteunen en/of hieraan het gepaste gevolg geven. 2. Alle leden van de financiële en fiscale sectie (magistraten inclusief de magistraat die thans onder directe leiding van de procureur des Konings staat, parketjuristen, gedetacheerde fiscale ambtenaren) en de leden van het parketsecretariaat dienen te aanvaarden dat de leiding tijdelijk wordt waargenomen door de heer Dirk SCHOETERS en zullen zich dienen te houden aan zijn richtlijnen. De politiediensten en andere overheidsdiensten die samenwerken met de financiële en fiscale sectie zullen ingelicht worden omtrent deze regeling en dienen zich hiernaar eveneens te schikken.
26
3. In vervanging van Dirk SCHOETERS zal een magistraat van het parket te Antwerpen die geschikt wordt geacht, tijdelijk gedetacheerd worden bij het parket-generaal te Antwerpen. 4.
De heer Dirk SCHOETERS zal tussentijds en bij het einde van zijn opdracht verslag uitbrengen over zijn werkzaamheden, bij de procureur-generaal en de procureur des Konings.
5. Deze regeling doet geen afbreuk aan de verdere afhandeling/behandeling van het “HSBCdossier”, de beslissingen die dienaangaande dienen genomen te worden, en de reeds vastgelegde communicatielijnen (dienstbrief van 26 januari 2012). Omtrent het onderzoek HSBC worden uitsluitend mededelingen gedaan aan de pers door en via de aangewezen persmagistraten.
6. De eventuele externe communicatie omtrent huidige regeling zal steeds geschieden in gezamenlijk overleg tussen de procureur des Konings te Antwerpen, de procureur-generaal en de Hoge Raad voor Justitie. De communicatie tussen het parket-generaal en het parket betreffende de organieke en inhoudelijke werking van de sectie zal verlopen in overeenstemming met het communicatieplan van het parket-generaal en de bestaande richtlijnen. 7. De regeling gaat in vanaf 16 april 2012 en geldt voorlopig voor een termijn van 6 maanden. Zij kan met wederzijds akkoord ten allen tijde verlengd of beëindigd worden. De uitvoering van huidig protocol zal in de eerste week van juni 2012 samen met de Hoge Raad voor de Justitie worden geëvalueerd.
Het protocolakkoord is op 9 maart 2012 ondertekend door alle betrokkenen. Zij hebben zich akkoord verklaard om hun loyale medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorgestelde regeling. De uitvoering van het protocolakkoord zal in de eerste week van juni 2012 samen met de Hoge Raad voor de Justitie worden geëvalueerd. Na de ondertekening van het protocolakkoord op 9 maart 2012 heeft de werkgroep haar onderzoek afgesloten. Op 13 maart 2012 zijn er echter opnieuw een aantal persartikelen verschenen over de HSBC-zaak. In een van deze artikelen geeft PETER VAN CALSTER een interview en dreigt hij zelfs met verdere acties. Hiermee gaat PETER VAN CALSTER reeds in tegen hetgeen is bepaald in punt 5, al. 2 van het door hem op 9 maart 2012 ondertekende protocolakkoord, nog voor het effectief in werking getreden is72. De Hoge Raad voor de Justitie heeft op 13 maart 2012 bij de procureur des Konings zijn diepe bezorgdheid uitgedrukt over deze gang van zaken. De procureur des Konings werd nogmaals gewezen op het belang van het bereikte samenwerkingsakkoord. De Hoge Raad voor de Justitie heeft er ook ten zeerste op aangedrongen om een goede uitvoering van dit akkoord in de toekomst te verzekeren.
72
Dat formeel pas zal worden toegepast vanaf 16 april 2012.
27
In antwoord hierop heeft de procureur des Konings DAMS de Hoge Raad voor de Justitie meegedeeld dat hij reeds beslist had om een inwendige maartegel tot het herverdelen van de dienst73te nemen74. Bij wijze van tijdelijke dienstwijziging worden de dossiers waarin PETER VAN CALSTER werkzaam is, en die kunnen gerelateerd worden aan het conflict met het parket-generaal, voorlopig ondergebracht bij een fiscaal substituut PAUL HANNES. Laatstgenoemde is totaal vreemd aan de conflictueuze situatie. Andersom zal PETER VAN CALSTER tijdelijk de dossiers van PAUL HANNES overnemen. De door de procureur des Konings genomen maatregel is verenigbaar met de afspraken die werden vastgelegd in het op 9 maart 2012 ondertekende protocolakkoord. Zowel de procureur des Konings als de procureur-generaal hebben aan de Hoge Raad voor de Justitie uitdrukkelijk bevestigd en benadrukt verdere uitvoering te zullen geven aan hetgeen in het protocolakkoord is overeengekomen.
10. AANBEVELINGEN
Aanbeveling 1: Herstructurering van de sectie financiële en fiscale criminaliteit
De sectievergaderingen dienen opnieuw interactief, met aandacht voor de door de magistraten aangebrachte specifieke probleemstellingen, periodiek georganiseerd te worden.
Alle magistraten dienen opnieuw deel te nemen aan de sectievergaderingen.
De dossiers dienen verdeeld te worden over alle sectieleden volgens objectieve en transparante criteria. Hierbij dient erover gewaakt worden dat geen overbodige nichevorming ontstaat.
Er dient voorzien te worden in een teamwerking voor complexe, mediatieke en financieel belangrijke zaken, om de kwetsbaarheid van de organisatie te verminderen wanneer iemand uitvalt, de individuele benaderbaarheid te verminderen, de verantwoordelijkheidsdruk niet te concentreren op één magistraat en tenslotte de neiging tot individueel “scoren” te verminderen.
Er dient gewaakt te worden over een goede structurele samenwerking met de politiediensten zonder exclusieve tandemvorming (dus per definitie niet met preferentiële politiemensen).
Alle magistraten en fiscale ambtenaren van de sectie dienen onder actief toezicht en juridisch visum te staan van de sectiechef. De korpschef dient te worden betrokken bij dit toezicht.
Aanbeveling 2: Aangepaste managementstijl
De leiderschapstijl van een sectiechef ten aanzien van ervaren, capabele, gedreven medewerkers beschikkend over zelfvertrouwen en motivatie om zelfstandig te werken dient volgende kenmerken te vertonen: actief luisteren/overleggen – ondersteunen – aanmoedigen/belonen - aansturen – delegeren.
Een sectiechef moet betrokken worden bij het bewaken van het goed aanwenden van de recherchecapaciteit en bij het beheren van misdaadfenomenen. Het zou goed zijn de functiebeschrijvingen voor een sectiechef op dit punt aan te passen.
73
Conform artikel 154 Ger.W. Er dient te worden benadrukt dat de procureur des Konings de beslissing over deze maatregel reeds had genomen op het ogenblik dat de HRJ bij hem blijk gaf van zijn bezorgdheid over de gang van zaken. De procureur des Konings had hierover op dat ogenblik ook reeds een persbericht verspreid en een bijhorende persconferentie aangekondigd. 74
28
De leiderschapstijl van een korpschef dient onder meer volgende kenmerken te vertonen: coachend en groepsgericht - ondersteuning van de sectiechefs – conflictbeheersing en tijdig en effectief oplossen van onenigheden binnen de groep van medewerkers– teamgeest aanwakkeren – creëren van “win-win” situaties binnen de groep van medewerkers.
Aanbeveling 3: Verbetering van methodiek functioneringsgesprek
De medewerker dient gestimuleerd te worden op basis van organisatie- en sectiedoelstellingen die vertaald worden naar een concreet actieplan, hetgeen moet vastgelegd en opgevolgd worden.
Aanbeveling 4: Professionaliseren communicatiestijl
Communicatievorm: - interne mededelingen verlopen beter en efficiënter via e-mail dan met officiële briefwisseling. Die moet voorbehouden worden voor externe communicatie; - brieven hebben een definitief karakter en zijn contraproductief met betrekking tot conflictbeheersing.
Nastreven van proportionaliteit: geen vijandige taal – geen insinuaties of verdachtmakingen.
Wanneer kritiek wordt geuit moeten de standpunten en/of acties van iemand worden geviseerd en niet de persoon. (Wanneer persoons- en/of gedragskenmerken van iemand worden benoemd, wordt een persoonlijk conflict geïnstalleerd, wat niet past binnen een professionele situatie en wat ook contraproductief, namelijk eerder uitlokkend en dus conflictbevorderend werkt).
Opstelling: zakelijk blijven - geen agressie noch defensie – geen weerstand tegen weerstand – niet destructief maar constructief – niet vasthouden aan verleden maar gericht op toekomst – niet probleem-koesterend maar oplossingsgericht – geen afkeuring uiten maar betrokkenheid – richten op gemeenschappelijke doelen.
Niet overhaast communiceren (geschil even durven parkeren om nadien evenwichtiger te ageren).
Men moet vermijden om van bij aanvang rechtstreeks met het parket-generaal te communiceren en in discussie te treden over interne problemen binnen het parket van eerste aanleg.
Er dient in het algemeen een grotere aandacht te worden besteed aan de manier van communiceren. Eventueel dient men zich hier via een opleiding verder in te bekwamen.
Aanbeveling 5: Intensifiëren en informaliseren overleg parket-generaal – parket
De procureur-generaal en de procureur des Konings zouden regelmatig moeten samenzitten om voeling te houden en een vertrouwensvolle relatie te behouden.
29
Aanbeveling 6: Verslaggeving
Regelmatige verslaggeving ten behoeve van parket-generaal met constructieve feedback, waar nodig, dient de goede samenwerking. Het parket-generaal moet immers een forum zijn van reflectie over het vervolgingsbeleid. Van daaruit kunnen visie en goede praktijken worden ontwikkeld die het terreinwerk gaan ondersteunen en inspireren op uniforme wijze over het ressort.
Het verdient aanbeveling de circulaire (2/75) van 10 januari 1975 inzake rapportage van de criminele en de gewichtige zaken, als gewijzigd door de circulaire (6/98 – 4/98) van 9 april 1998 inzake uitbrengen van verslag over zaken in lang onderzoek (art. 136bis Sv.) te reactiveren en op een aangepaste manier toepasselijk te maken op de fiscale en financiële zaken van georganiseerde fraude met zware maatschappelijke impact. Essentieel komt het hierop neer dat zodra het misdrijf gekend is, en nadien om de zes maanden, het parket-generaal op de hoogte wordt gebracht, en dat wanneer het onderzoek is voltooid, de relevante stukken met een eindverslag aan het parket-generaal worden meegedeeld alvorens vorderingen te nemen voor de raadkamer.
Aanbeveling 7: Verder intensifiëren van verticale samenwerking.
In het kader van de gerechtelijke hervorming zouden op bepaalde plaatsen financieel-fiscale secties met voldoende schaalgrootte kunnen worden gevormd, eventueel op ressortelijk niveau. In dergelijke hoog gespecialiseerde secties, die weliswaar ingebed moeten blijven in de globale parketstructuur, kunnen dan voldoende gespecialiseerde magistraten, ondersteund door fiscale ambtenaren en accountants, een performante professionele samenwerking opbouwen. In dergelijke grotere secties bestaat meer ruimte voor carrièreplanning, arbeidsdiversificatie, overleg en voortdurende vorming.
Aanbeveling 8: Statuut fiscale ambtenaren
Het statuut van de fiscale ambtenaren in de parketten zou moeten geherwaardeerd worden en meer aantrekkelijk worden gemaakt teneinde voldoende bekwame mensen te motiveren de overstap te maken ondanks de hogere werkdruk. Zoals fiscale substituten zouden zij ook moeten genieten van een geldelijke stimulans.
Aanbeveling 9: Vertrouwensmagistraat
30
Het creëren van de functie van vertrouwensmagistraat waarbij magistraten en gerechtspersoneel terecht kunnen om disfuncties of conflictsituaties te melden waarna deze kunnen gerapporteerd worden aan de korpschef zonder vermelding van de naam van de aanmelder.
Aanbeveling 10: Verruimde minnelijke schikking Om een uniforme interpretatie van artikel 216bis Sv. te garanderen zou een omzendbrief van het College van Procureurs-generaal75:
het toepassingsgebied van artikel 216bis Sv. moeten afbakenen; een duidelijke omschrijving moeten geven van de gevallen waarin gebruik kan worden gemaakt van de techniek van de verruimde minnelijke schikking; de minimumvoorwaarden bepalen waaraan moet voldaan zijn om onderhandelingen over eventuele een verruimde minnelijke schikking te kunnen opstarten; het duidelijk afbakenen van de "mededelingen gedaan tijdens het overleg" als bedoeld in artikel 216bis, §2, laatste lid, Sv.;
Het verdient aanbeveling dat partijen die de toepassing nastreven van de verruimde minnelijke schikking meteen en rechtstreeks zouden doorverwezen worden naar het parket bij de rechtbank van eerste aanleg. Het verdient tevens aanbeveling dat bij wetsvoorbereidend werk, voor zover beroep zou worden gedaan op advocaten(kantoren), erover gewaakt wordt dat de overheid later niet kan worden geconfronteerd met een schijn van belangenvermenging. Gezien de aanzienlijke bevoegdheden die door de wet van 14 april 2011 (artikel 216bis Sv.) werden toegekend, is het van belang dat de wetgever deze nieuwe wettelijke bepaling evalueert. In het bijzonder zou moeten worden nagegaan of deze bepaling niet van aard is om de positie van het openbaar ministerie te verzwakken, omdat de onderzoeken in grote fraudedossiers verminderen en doordat belangrijke verschillen zouden kunnen ontstaan tussen en in de parketten over de wijze waarop de wet wordt toegepast.
Aanbeveling 11: Coaching
Beleidsaanbeveling: installeren van een vorm van psychologische coaching voor parketmagistraten die dikwijls onder zware druk moeten opereren – eventueel per grote entiteit in het nieuwe gerechtelijke landschap
Aanbeveling 12: Uitbreiden onderzoeksbevoegdheden benoemings- en aanwijzingscommissies – betere screening kandidaten en gebruik van persoonlijkheidsvragenlijsten
75
Voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen kan worden verwezen naar de omzendbrief PG dd. 24 oktober 2011.
31
11. VALIDEREN EN COMMUNICEREN 11.1.
Valideren
De ontwerpverslagen zijn voorgelegd aan de betrokken korpschefs die de mogelijkheid hebben gehad terug te koppelen naar de rechtstreeks betrokken magistraten. De korpschefs hebben de mogelijkheid gehad om opmerkingen te formuleren. Het verslag is goedgekeurd door de VAOC van 19 maart 2012 en door de algemene vergadering op 27 maart 2012.
11.2.
Communiceren
Na goedkeuring door de AV wordt het eindverslag overgezonden aan:
32
de Minister van justitie
de Kamer van volkvertegenwoordigers
de Senaat
de korpschefs van de hoven en het openbaar ministerie bij deze hoven
alle magistraten die werden gehoord