Hoge Gezondheidsraad ‐ Algemene Vergadering 2013 (16 mei 2013 ‐ 13u15) Volksgezondheid en duurzame ontwikkeling ‘Volksgezondheid en duurzame ontwikkeling’ is het gekozen thema voor de algemene vergadering dit jaar. Een logische keuze, want meer dan ooit staat de vraag centraal hoe we ons zorgsysteem toekomstgericht en duurzaam moeten organiseren. De link tussen volksgezondheid en duurzame ontwikkeling is sterker dan ooit. Neem bijvoorbeeld de levensverwachting, die een goede indicator is voor de gezondheidstoestand van de bevolking en waarvoor we 5 belangrijke determinanten kunnen onderscheiden: 1. Gedragingen (m.a.w. onze productie‐ en consumptiepatronen) die voor 40% verantwoordelijk zijn voor onze levensverwachting 2. Genetische factoren (30%) 3. Sociale factoren (15%) 4. Gezondheidszorg (10%) 5. Milieufactoren (5%) De 3 pijlers van duurzame ontwikkeling, namelijk het sociale, het leefmilieu en de productie en consumptie bepalen samen dus 60% van onze levensverwachting. Hoe geeft deze regering invulling aan een duurzaam volksgezondheidsbeleid? Twee belangrijke verwezenlijkingen waar ik als Staatssecretaris voor bevoegd ben, moeten hiervoor zorgen:
De federale regering neemt morgen de langetermijnvisie duurzame ontwikkeling aan. Die langetermijnvisie moet als leidraad fungeren voor het beleid van vandaag en van de toekomst. Ze bevat 56 doelstellingen met daarin gelinkte indicatoren, onder andere op het vlak van volksgezondheid, die tegen 2050 een sociaal rechtvaardige transitie naar een duurzame samenleving moeten bewerkstelligen; o De nadruk op preventie en gezondheid staat hierbij centraal
Dat brengt mij bij de zesde staatshervorming, waarin op het vlak van preventieve gezondheidszorg heel wat veranderingen op til staan.
1
1. Gedragingen: naar een maatschappij die haar productie‐ en consumptiepatronen aanpast aan de economische, sociale en leefmilieu uitdagingen De belangrijkste determinant van onze levensverwachting zijn onze gedragingen. Het gaat hierbij om onze dagelijkse consumptiepatronen op het vlak van mobiliteit, energie, voeding, maar ook tabak‐ en alcoholverbruik. Menselijk welzijn en een geringe impact op het leefmilieu moeten voorop staan in zowel onze productie‐ als onze consumptiepatronen. Hoe maken we dit nu concreet?
Op het vlak van mobiliteit en vervoer moeten we inzetten op een geïntegreerd multimodaal vervoersysteem waarin duurzame vervoerspatronen worden aangemoedigd.
Daarbij
moeten
de
veiligheidsomstandigheden
maximaal
gegarandeerd zijn en moet een drastische vermindering van de milieuhinder centraal staan. Kortom het aantal verplaatsingen met de wagen of de motor moet verminderen ten voordele van verplaatsingen met het openbaar vervoer of met de fiets waarbij nul doden op de weg het streefdoel moet zijn.
Koolstofarme energievormen moeten overheersen in de energiemix. Ten opzichte van de momenteel meest gebruikte energiebronnen, d.w.z. olie, gas, steenkool en kernenergie biedt hernieuwbare energie (zoals zonne‐energie, windenergie, geothermische energie ..) niet alleen het voordeel dat de beperkte natuurlijke hulpbronnen niet worden uitgeput. Er is bovendien veel minder hinder op het vlak van luchtvervuiling, uitstoot van broeikasgassen of beheer van radioactief afval. Het waarborgen van de toegankelijkheid van de energiediensten door ze voor iedereen betaalbaar te houden, is in dit verhaal cruciaal.
De impact van ons voedingspatroon op de gezondheid en op het milieu moet aanzienlijk afnemen door bewust te kiezen voor gezonde en eerlijke producten (minder en beter vlees, meer seizoensgroenten en –fruit), maar in de eerste plaats door minder voedsel te verspillen. Geïntegreerde landbouw, waarin natuur‐, en milieubeheer een volwaardig bestanddeel van de bedrijfsvoering is, kan daartoe bijdragen. Geïntegreerde landbouwbedrijven kunnen bovendien overgaan in zogenaamde verbrede landbouwbedrijven die bijvoorbeeld zorginstellingen de mogelijkheid kunnen bieden er cliënten onder te brengen (de zogenaamde zorgboerderijen).
Een belangrijke indicator voor de levensverwachting – die ook is opgenomen in de langetermijnvisie duurzame ontwikkeling ‐ is het sterftepercentage door hart‐ en vaatziekten. Met bijna 32% zijn cerebrovasculaire aandoeningen in ons land de 2
belangrijkste doodsoorzaak. Zij zijn het gevolg van risicofactoren (verhoogd cholesterolgehalte, obesitas, hoge bloeddruk) die zelf te wijten zijn aan ongezonde voeding, gebrek aan lichaamsbeweging, tabaksgebruik en alcoholmisbruik. Het terugdringen van het verbruik van tabak en alcohol en het promoten van gezonde voeding blijven dus een uitdaging. Eerder dan ons te concentreren op ziekte en genezing, is preventie het instrument bij uitstek om die doelstellingen te realiseren. En net op dit vlak zullen belangrijke stappen genomen worden met de zesde staatshervorming. Het Vlinderakkoord bevat onder andere de doelstelling om de gemeenschapsbevoegdheid inzake de gezondheidsopvoeding en de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg te homogeniseren. Het gaat hierbij om:
Vaccinatiecampagnes
Screeningscampagnes
Nationaal voedings‐ en gezondheidsplan (NVGP)
Mondhygiëne in scholen
Tabaksontwenning
Fonds ter bestrijding van verslavingen
Hiervoor zal in totaal 81,6 miljoen euro worden overgedragen aan de gemeenschappen. Zij zullen over de volledige bestedingsautonomie voor de hen toegekende middelen beschikken. Als die preventieve acties de medewerking vragen van zorgverstrekkers door middel van terugbetaalde prestaties (bv. screeningshonoraria of het honorarium voor het toedienen van een vaccin) dan kunnen die prestaties vanuit het RIZIV worden gehonoreerd. Om de gemeenschapsbevoegdheid op het vlak van preventieve gezondheidszorg en de federale bevoegdheid inzake de ziekte‐ en invaliditeitsuitkering optimaal op elkaar af te stemmen, zullen onderling een samenwerkingsakkoord en uitvoeringsakkoorden worden afgesloten waarbinnen de terugbetaling wordt overeen gekomen. Het preventiebeleid kan immers verschillen van gemeenschap tot gemeenschap en het is dus noodzakelijk dat de terugbetaling ervan door het RIZIV op asymmetrische wijze kan verlopen. Een wijziging van onze productie‐ en consumptiepatronen, bijvoorbeeld op het vlak van voeding, van lichaamsbeweging, maar ook op het vlak van verslavende middelen is dus een verantwoordelijkheid van de deelstaten én van de federale overheid. 2. Sociale factoren: naar een maatschappij die sociale cohesie bevordert 3
Een andere belangrijke determinant van de levensverwachting zijn de sociale factoren. Een inclusieve en solidaire samenleving waar iedereen toegang heeft tot alle levensdomeinen, moet permanent ons streefdoel zijn. Aangezien een inclusieve maatschappij het welzijn van elke persoon wil bevorderen, zal het essentieel zijn om armoede en sociale ongelijkheden te bestrijden, vooral op het vlak van gezondheid. Aspecten zoals opleidingsniveau en geslacht mogen geen determinerende invloed hebben op de levensverwachting. Dankzij onderwijs en door het scheppen van geschikte banen die zowel de levens‐ als de gezondheidsomstandigheden respecteren, zal voor iedereen de best mogelijke levensstandaard gehandhaafd worden. Maar dit is geen exclusieve opdracht van de staat. Het sociale weefsel, solidariteit tussen generaties, culturen en maatschappelijke categorieën en vrijwilligersinzet van iedereen spelen hierbij een belangrijke rol. In een duurzaam zorgsysteem is de hele samenleving betrokken. Mantelzorg is een passend voorbeeld, waarvan het belang de komende jaren alleen maar zal toenemen. Vlaanderen telt momenteel 600.000 mantelzorgers, waarvan de meerderheid tussen de 45 en de 70 jaar oud is. 40% combineert die mantelzorgtaken met een betaalde job. 3. Milieufactoren: naar een maatschappij die haar leefmilieu beschermt Een derde determinant van de levensverwachting die rechtstreeks gelinkt is aan duurzame ontwikkeling, is het leefmilieu. De gevolgen van milieubederf op de gezondheid mogen niet onderschat worden. Meer dan vroeger worden we geconfronteerd met de risico’s die verbonden zijn aan de klimaatveranderingen, aan de invoering van nieuwe producten of aan de combinatie van vervuilende stoffen. We zullen moeten inspelen op nieuwe situaties inzake volksgezondheid, zoals chronische ziekten. We moeten nog sterker dan vandaag het geval is, inzetten op een rechtvaardige transitie naar een koolstofarme en resource‐efficiënte maatschappij om de milieu‐impact veroorzaakt door menselijke activiteiten te voorkomen, of indien niet, zo veel als mogelijk te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van duurzame materialen in gebouwen, de uitstoot van broeikasgassen en andere vervuilende stoffen terug te dringen, in de woon‐ en werkomgeving respect te hebben voor het behoud van biodiversiteit, … Voor werkgevers verdient dit thema extra aandacht op de werkvloer. Dat kan bijvoorbeeld door het invoeren van een intern milieuzorgsysteem, gericht op het terugdringen van het energie‐ en waterverbruik, de hoeveelheid afval en het verhogen van de biodiversiteit. Door 4
de invoering van zo een intern milieuzorgsysteem kunnen organisaties bovendien besparingen van 20, 30 en 40% realiseren op het verbruik van energie en water. De federale overheid heeft alvast de beslissing genomen om in elke overheidsdienst een intern milieuzorgsysteem in te voeren.
5