Hoe slimmer, hoe meer vragen Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
1
Inhoudsopgave
Inleiding
pag. 3
Hoogbegaafdheid & Leren
Hoogbegaafdheid & Gevoel
Hoogbegaafdheid & School
1. > Een stukje geschiedenis
pag. 5
2. > IQ
pag. 6
3. > Modellen
pag. 7
1. > Hooggevoeligheid
pag. 10
2. > Intellectueel
pag. 11
3. > Beweging
pag. 12
4. > Zintuigen
pag. 13
5. > Fantasie
pag. 14
6. > Emoties
pag. 15
1. > Passend onderwijs
pag. 17
2. > Compacten
pag. 18
3. > Verrijken
pag. 19
4. > Plusklas
pag. 21
Conclusie
pag. 23
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
2
Inleiding
Dit werkstuk gaat over hoogbegaafdheid. Ik heb het onderwerp gekozen omdat ik denk dat heel veel mensen en kinderen niet weten wat het is of hoe je er mee om moet gaan. Dat ga ik in dit werkstuk dus heel goed uitleggen. Maar ik heb het onderwerp ook gekozen om een andere reden. Er zijn namelijk heel veel vooroordelen over hoogbegaafdheid. Bijvoorbeeld: ‘een hoogbegaafd kind haalt altijd negens en tienen!’ ‘een hoogbegaafd kind hoeft nooit te leren!’ ‘was ik maar hoogbegaafd, dan gaat alles vanzelf’ Dit zijn vooroordelen die niet kloppen, maar die anderen wel vaak geloven. Voor hoogbegaafde kinderen is dat helemaal niet fijn, soms gaan ze er zelf ook in geloven. Dit werkstuk bestaat uit drie delen, namelijk: Hoogbegaafdheid & leren Hoogbegaafdheid & gevoel Hoogbegaafdheid & school Elk deel bestaat uit een paar hoofdstukken. In een hoofdstuk vind je informatie en in sommige hoofdstukken vertel ik over mijn eigen ervaringen die met dat onderwerp te maken hebben.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
3
Deel I Hoogbegaafdheid & Leren
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
4
1. Een stukje geschiedenis
Om uit te leggen wat hoogbegaafdheid is gaan we eerst een stukje terug in de tijd. Vroeger - voor 1900 - vond men het fijn als alles in evenwicht was. Als er iets goed aan iemand was, moest er ook iets slechts aan diegene zijn. Dus als je heel slim was moest je wel heel ziek zijn of knettergek. Rond 1900 werden er veel onderzoeken gedaan naar intelligentie. Een van de onderzoekers was Spearman. Hij ontdekte dat als een kind op school goede punten haalde voor bijvoorbeeld rekenen, hij ook vaak goede punten haalde voor andere vakken zoals taal en spelling. In zijn conclusie zei hij dat er iets in je zit dat bepaalt of je het goed doet op school of niet. Dat noemde hij de g-factor. Als je daar veel van hebt, doe je het goed op school. En als je daar weinig van hebt, doe je het niet goed op school. De mensen dachten dat als de g-factor in je zat, je dat ook kunt meten. Toen kwam men op het idee om een test te gaan ontwikkelen waarmee je kunt meten hoeveel gfactor (intelligentie) je hebt. Zo ontstonden de eerste IQ tests. Daar wordt in het volgende hoofdstuk meer over verteld.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
5
2. IQ
IQ is de afkorting van Intelligentie Quotiënt. Een IQ-test meet hoe goed je dingen doet op school. Dus niet hoe goed je kunt voorlezen of voetballen. Alleen de dingen die iets met school te maken hebben. De IQ-test voor kinderen heet de WISC III. Uit een IQ-test komt een cijfer. Dat cijfer geeft aan op welk niveau je prestaties kunt leveren. Als je kijkt naar het IQ van alle mensen op de wereld en daar een grafiek van maakt ziet dat er zo uit:
In het midden staat honderd. Dat is het gemiddelde van iedereen. Dus hoe meer je naar rechts of naar links zit, hoe minder mensen datzelfde IQ hebben. Als je helemaal naar links zit, ben je zwak begaafd. Als je op de 130 of hoger zit (helemaal naar rechts) ben je hoogbegaafd. Dat betekent dat je prestaties van een hoogbegaafde kunt leveren. Dat betekent dus niet dat dat vanzelf gaat. Daar moet je net zoals iedereen heel erg je best voor doen. Als er op een school honderd kinderen zitten, zijn er gemiddeld twee of drie kinderen hoogbegaafd. Mijn eigen ervaringen… Toen ik acht jaar was moest ik een IQ-test maken. Niet omdat ze merkten dat ik super slim was ofzo. Maar in die tijd ging het niet zo goed met mij. Ik was heel vaak boos en verdrietig en ik zat helemaal niet lekker in mijn vel. Het was in de tijd dat mijn ouders net gescheiden waren. Mijn ouders dachten dat het daar misschien aan lag. Maar dat wisten ze natuurlijk niet zeker. Daarom wilden ze me laten testen, dan wisten ze tenminste of het daar aan lag of niet. Mijn moeder had bijna tegen niemand verteld dat ik werd getest. Omdat het een beetje voelde als opscheppen. Mijn moeder wist toen ook nog niet echt heel goed wat het nou precies inhield. Nu vraag je je misschien af hoe mijn ouders op het idee zijn gekomen om me te laten testen. Ik had namelijk een aantal kenmerken van hoogbegaafdheid. Bijvoorbeeld dat ik al op mijn vierde kon lezen, maar ook dat ik heel gevoelig was voor wat er om me heen gebeurde. Wat er ook mee te maken heeft is dat ik niet kon (kan) kiezen. Ik heb hier een paar grappige voorbeelden van, maar die vertel ik in een ander hoofdstuk.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
6
3. Modellen
Vroeger dachten mensen dat hoe hoger je IQ was, hoe meer succes je zou hebben in je leven en op school. Daar zijn toen heel veel onderzoeken naar gedaan. En uit die onderzoeken blijkt dat dat helemaal niet waar is. Er hebben nog meer dingen met hoogbegaafdheid te maken. In de jaren tachtig bedacht Renzulli iets nieuws. Hij zei namelijk dat hoogbegaafdheid lang niet alleen een hoog IQ was, maar dat het een samenstelling was van intellectuele capaciteit, motivatie en creativiteit. En dan niet het creatieve van tekenen en schilderen, maar van creatief denken. Met intellectuele capaciteit bedoelen ze hoge intelligentie. Zo ziet dat schema eruit:
hoogbegaafdheid
In diezelfde tijd was Mönks ook aan het denken over hoogbegaafdheid. Toen hij het schema van Renzulli zag, bedacht hij dat er nog meer meespeelde. Behalve dat je creativiteit, motivatie en intelligentie nodig hebt om te presteren op hoogbegaafd niveau, tellen school, vrienden en gezin ook mee! Mönks bedacht een nieuw schema: Het is dus precies hetzelfde model als dat van Renzulli, maar dan met een driehoek er omheen zoals je ziet. In de hoeken van de driehoek zie je de woorden school, vrienden en gezin. Al deze dingen hebben dus invloed op of je hoogbegaafde prestaties kunt leveren, of niet.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
7
In 2010 kwam Jan Kuipers. Hij bedacht een ander model dat speciaal bedoeld was voor kinderen. Het is eigenlijk een vertaling van een ander schema voor volwassenen, maar dan voor kinderen. Er staat een heleboel op, maar het belangrijkste is dat de aanleg om goed te leren en hoge prestaties leveren uit elkaar wordt gehaald. Het is namelijk niet zo dat als je een hoog IQ hebt, je gelijk hoge prestaties levert. Er zit volgens hem nog iets tussen die twee dingen in. Dat noemt hij de Wijze van Leren. Dat is de overgang van iets niet weten, kennen en kunnen naar wél weten, kennen en kunnen. Die wijze van leren kun je opbouwen door de kracht van je omgeving en de kracht in jezelf in te zetten. Met de kracht van je omgeving bedoelt hij bijvoorbeeld hulp van je ouders krijgen of kinderen uit je groep die je begrijpen. En met kracht in jezelf bedoelt hij bijvoorbeeld kunnen doorzetten als het moeilijk wordt of voor jezelf op kunnen komen. En als je dat allemaal hebt kun je dus hoge prestaties leveren. Het is dus totaal niet zo dat als je een goede aanleg hebt om te leren, je gelijk hoge prestaties kunt leveren. Dit is het schema:
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
8
Deel II Hoogbegaafdheid & gevoel
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
9
1. Hooggevoeligheid
Veel hoogbegaafde kinderen voelen zich anders dan andere kinderen. Aan de ene kant komt dat door het IQ. Als je kijkt naar het grafiekje van IQ, zie je dat veruit de meeste kinderen rond het gemiddelde IQ van 100 zitten. Er zijn dus veel kinderen die op dezelfde manier denken en voelen. Als je hoogbegaafd bent is je IQ heel anders dan het gemiddelde IQ, daardoor denk en voel je anders dan de meeste andere kinderen. De kans dat je kinderen tegen komt die hetzelfde denken als jij, is veel kleiner. Omdat er minder hoogbegaafde kinderen zijn. Daardoor voelen hoogbegaafde kinderen zich vaak anders. Hoogbegaafdheid heeft namelijk niet alleen met slimheid te maken, want dan zou je je ook niet heel anders hoeven voelen. Je zou je dan alleen wat slimmer voelen. Behalve dat hoogbegaafde kinderen misschien wat slimmer zijn, zijn hoogbegaafde kinderen namelijk ook vaak hooggevoelig. Dabrowski zegt dat hoogbegaafde kinderen op allerlei gebieden hooggevoelig zijn. Ze beleven alles heel intens. Iemand anders heeft een boek geschreven over het idee van Dabrowski, in het Engels. Het boek heet Living with Intensity. Dat betekent: leven met intensiteit. Hooggevoeligheid kun je terugzien in vijf gebieden. Namelijk: intellectueel, lichaamsbeweging, zintuigen, fantasie en emoties. We gaan het in de volgende hoofdstukken over die onderwerpen hebben. Al die dingen over hooggevoeligheid kunnen problemen veroorzaken. Omdat te voorkomen, moet je het proberen te begrijpen. Die gevoeligheden kunnen je ook kracht geven. Bijvoorbeeld dat je sommige dingen veel leuker en heftiger ervaart. Of dat je meer fantasie hebt. Dat hebben normaal begaafde kinderen ook, maar hoogbegaafde kinderen op een andere, heftige manier.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
10
2. Intellectueel
Bij elk onderwerp van hooggevoeligheid heb je een aantal kenmerken en voorbeelden. Die gaan we apart bespreken. Intellectueel betekent ook wel intelligentie. De kenmerken van hooggevoeligheid op het gebied van je intelligentie zijn bijvoorbeeld actieve hersenen. Dus dat je hersenen altijd wel bezig zijn met nadenken over alles wat je ziet. Ook dat je veel vragen stelt, omdat je alles te weten wilt komen over een onderwerp. Maar ook dat je houdt van problemen oplossen. En je denkt echt na over jezelf, je gaat je allerlei dingen afvragen over onderwerpen waar zelfs volwassenen nooit over nadenken. Deze kenmerken heb je of je hebt ze niet. Maar als je ze hebt kun je ze zien doordat je heel nieuwsgierig bent, dat heeft weer te maken met die vragen stellen. Maar ook dat je je goed kan concentreren. En dat je dingen graag wilt begrijpen. Je hebt ook negatieve dingen. Want als je altijd bezig bent met nadenken kun je begrijpen dat je moeilijk kunt ontspannen. Of als je ’s avonds in bed ligt, je niet kunt slapen omdat je hoofd te vol zit. Dat kan heel vervelend zijn, en zelfs problemen veroorzaken. Mijn eigen ervaringen… Ikzelf herken een heleboel van hooggevoeligheid, dat past echt bij mij. Ik herken bij intellectueel vooral het gedeelte van de actieve hersenen. Bijvoorbeeld de vragen stellen: ik zit eigenlijk altijd vol met vragen, maar ik durf ze nooit echt te stellen. Ik weet eigenlijk niet zo goed waarom. Soms lijkt die vraag voor mijn gevoel heel raar, en dan laat ik hem maar in mijn hoofd zitten. Dat gebeurt heel vaak in de klas. Daar heb ik dus wel eens last van, maar waar ik ook nogal vaak last van heb is dat ik niet kan kiezen. Nu moet ik zeggen dat het vroeger een stuk erger was: Ik, mijn zusje Lot, mama en papa gingen naar een super grote draaimolen. Ik was helemaal enthousiast, tot ik moest kiezen waar ik ging zitten. Lot wist het meteen, en ik zei dat ik even wou kijken. Ondertussen zat ik vol gedachtes. Tja, ik kon op het grote witte paard. Maar dan zou ik er misschien afvallen! De paarden ging wel op en neer, nee… Het grote paard valt af. Misschien het kleine paardje dan?! Nee, moet je nu zien. Er zit een baby’tje op, ik ben toch geen baby meer? Nou, zo ging het nog wel een tijdje door. Je zou denken dat ik uiteindelijk wel iets had gekozen, maar nee hoor! Ik ging schreeuwend en huilend naar huis, zonder leuk ritje op de draaimolen.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
11
2. Lichamelijke beweging
Dit onderwerp is zoals je ziet lichamelijke beweging. Een kenmerk van dit onderwerp is bijvoorbeeld heel veel energie. Dat betekent dat je heel erg bewegelijk bent, en dus eigenlijk heel moeilijk stil kan blijven zitten. Wat er ook mee te maken heeft, is dat je emoties uit met je lichaam. Daarmee bedoel ik dat als je heel blij bent, je door de kamer huppelt. En als je boos bent, je keihard met de deuren smijt. Als je zo’n kenmerk hebt, kun je dat zien doordat je heel snel praat. Want als je heel veel energie hebt, kun je je voorstellen dat je heel snel praat. Maar ook dat je heel erg houdt van sport. Het liefst zou je elke dag een andere sport doen. Je bent dus erg bewegelijk. Er is ook iets negatiefs aan dit allemaal. Je kunt namelijk overactief raken. Dat kan heel vervelend zijn. Het kan namelijk gebeuren dat je niet kan slapen. Want als je super actief bent, wil je altijd bewegen. Maar als je moet slapen, is dat een beetje moeilijk.
Mijn eigen ervaringen… Ik heb zelf eigenlijk heel weinig met lichamelijke beweging. Ik hou totaal niet van sporten, dat heb je misschien al gezien bij de gym. Maar ik ken wel een (waarschijnlijk) hoogbegaafde jongen. Hij heeft dit wel heel erg! Toen hij klein was moest hij altijd bewegen. Maar nu nog steeds. Hij staat nooit stil, hij is altijd wel wat aan het doen. En dat heb ik ook wel, misschien niet met sport. Maar mij zie je nooit (niet zo vaak) languit op de bank liggen!
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
12
3. Zintuigen
Het derde onderwerp van hooggevoeligheid is zintuigen. Dat betekent dat je zintuigen extra goed werken. Je beleeft alles wat binnenkomt via je ogen, oren, mond, neus, en je huid heel intens. Je kunt er dus soms extra van genieten. Als je dit veel hebt, kun je het zien doordat je erg kunt genieten van mooie dingen. Bijvoorbeeld van mooie muziek, of een spannend boek dat je aan het lezen bent. Dit zijn allemaal positieve dingen, maar er zijn ook een aantal negatieve dingen. Veel mensen kunnen er bijvoorbeeld niet tegen als je nagels krassen over een schoolbord. Maar hooggevoelige kinderen krijgen al de rillingen van iets heel normaals. Zoals de labels in je shirt, of dat je niet tegen hard geluid kunt.
Mijn eigen ervaringen… Bij dit onderwerp herken ik mezelf heel erg! Toen mama me over dit onderwerp vertelde kreeg ik een heel raar gevoel, alsof het een verklaring was voor een heleboel dingen. Ik vraag me altijd af hoe het kan dat iedereen uit de klas zo makkelijk de koprol kan maken en zelfs salto’s! Daar krijg ik nou de rillingen van, als ik over de kop ga word ik helemaal misselijk en duizelig. Ik heb het één keer gedaan, in groep zes. Ik wilde het niet, maar het moest. Dus ik ging. Bah, verschrikkelijk, alsof de hele wereld om je heen draait en het daarna niet kunt voorkomen om met een klap op de grond te vallen. Het lijkt misschien alsof ik heel erg aan het overdrijven ben, maar zo voelt het echt voor mij. Dat met die koprol heeft ook te maken met dat ik heel snel wagenziek word en dat ik niet lang kan schommelen. Dan word ik ook snel misselijk. Dat komt doordat mijn evenwichtsorgaan gevoelig is. Nu over naar een ander onderwerp. Ik kan namelijk niet zonder sokken slapen. Ik heb geen idee waarom. Maar ik heb altijd sokken aan in bed! Ik kan gewoon niet tegen het droge gevoel van het laken.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
13
4. Fantasie
Dit onderwerp is fantasie. En dan niet alleen dat je veel fantasie kunt hebben, maar dat je het ook goed kunt gebruiken. Maar ook dat je er soms in kunt leven. Als je veel fantasie hebt, kun je niet zo goed tegen verveling. Als je je dan toch verveelt verdwijn je al snel in een fantasie wereldje. Wat er ook mee te maken heeft, is dat je veel dagdroomt.
Als je veel van die fantasie hebt, kun je het herkennen doordat je dingen goed kun voorstellen in je hoofd. En dat je houdt van sprookjes en magische verhalen. Maar ook dat je bijvoorbeeld een fantasievriendje of vriendinnetje hebt.
Mijn eigen ervaringen… Bij het onderwerp fantasie heb ik niet zo heel veel. Ik weet nog wel dat ik in groep 5 een fantasie vriendin had. Ze heette Mara. Ik weet nog hoe ze eruit zag. Bruin lang haar, best klein, ze had altijd een spijkerbroek aan met blauwe laarsjes, en een rood shirt. Eigenlijk hebt ik dit nooit verteld, maar nu komt het weer in me op. Ik speelde met haar op het schoolplein. Ik stond er niet bij stil dat iedereen zag dat ik praatte tegen de muur. Haha, zag er vast raar uit. Dat fantasie vriendinnetje heb ik al lang niet meer. Dat was maar een paar weken. Daarna ging ik weer veel meer om met mijn beste vriendin en werden we hartsvriendinnen.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
14
5. Emoties
Dit is het laatste onderwerp, emoties. Als je hooggevoelig bent zijn je gevoelens en
emoties
sterker.
Dus
als
je
bijvoorbeeld heel erg blij bent, voel je vlinders in je buik. En als het niet helemaal goed gaat, krijg je buikpijn en voel je woede naar boven komen. Maar bij dit onderwerp hoort ook dat je je eigen gevoelens goed begrijpt. Want sommige kinderen weten niet precies of ze nou boos zijn of verdrietig. Hooggevoelige kinderen weten precies hoe ze zich voelen, en wat dat betekent. Je begrijpt ook vaak de gevoelens van anderen. Dat je weet hoe je je voelt is natuurlijk heel erg fijn. Maar er zijn ook weer minder leuke dingen aan dit onderwerp. Want als je hier veel van hebt huil je bijvoorbeeld heel erg snel. En je hebt niet alleen gevoelens in je lichaam, de emoties en gevoelens komen er ook extra erg uit. Bijvoorbeeld dat je hele erge zweethanden hebt wanneer je zenuwachtig bent, of snel bloost wanneer je je schaamt.
Mijn eigen ervaringen… Dit onderwerp past ook best veel bij mij. Ik begrijp mijn gevoelens en emoties wel goed. Ik heb ook wel eens last van die zweethanden, of dat ik bloos. Maar ook dat snel huilen. Want toen ik ongeveer acht was, was ik best vaak verdrietig, zonder reden. Mijn emoties waren dus eigenlijk verder dan mijn gedachte erbij! Ik moest vaak huilen, zonder te weten waarom. Dat is nu al niet meer, want met de jaren mee begon ik mijn emoties te begrijpen. Ik ben ook heel sfeergevoelig. Dat betekent dat ik heel snel merk wanneer er iets niet helemaal in orde is. Dat heb ik ook bij mensen. Ik merk heel snel of er iets aan de hand is met iemand. Dat is op zich wel fijn, want daardoor kan ik bijvoorbeeld andere kinderen uit de klas goed helpen met hun problemen.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
15
Deel III Hoogbegaafdheid & School
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
16
1. Passend onderwijs
De lesboeken op school zijn gemaakt voor gemiddelde kinderen. Die lesboeken passen niet goed bij hoogbegaafde kinderen. De lesstof is namelijk te makkelijk. En als iets te makkelijk is, kunnen hoogbegaafde kinderen het groene gedeelte uit het MTO niet aanleren. Zoals doorzetten als het moeilijk wordt of fouten durven maken. Om dat te leren, heb je moeilijker werk nodig.
Deze dingen moet je kunnen om het goed te kunnen doen op de middelbare school. En deze dingen kun je niet leren met de normale boeken. Want hoogbegaafde kinderen hebben maar een paar keer herhaling om het goed
te
begrijpen.
Terwijl
een
gemiddeld
kind
misschien wel drie of vier herhalingen nodig heeft. Dus de herhaling die in een lesboek zit, moet er voor een hoogbegaafd kind uit. Je hebt dus moeilijke opdrachten, dat heet verrijken. En je hebt minder herhaling, dat heet compacten. Maar het is ook fijn als hoogbegaafde kinderen met andere hoogbegaafde kinderen kunnen samenwerken, dat doe je bijvoorbeeld in een plusklas. Dat alles bij elkaar heet passend onderwijs.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
17
2. Compacten
Compacten betekent eigenlijk dat je de gewone lesstof indikt. Je haalt veel herhaling, oefeningen en makkelijke opdrachten eruit. Dat zorgt er aan de ene kant voor dat de les niet saai wordt. En aan de andere kant dat er tijd vrij komt voor moeilijk werk. De leerkracht kán zelf de keuze maken wat de hoogbegaafde kinderen wel en niet moeten doen, maar meestal koopt de school
een
aantal
routeboekjes.
De
routeboekjes zijn gemaakt door Stichting Leerplan Ontwikkeling. Die stichting heeft samen met de makers van de lesboeken gekeken wat er uit kon worden gehaald voor de hoogbegaafde kinderen. Dat hebben ze voor vier rekenmethodes gedaan en acht taalmethodes. In die routeboekjes staat per les wat je wel en niet moet maken. In alle boeken die na 2009 zijn gemaakt zit al een compact route, zodat je geen aparte routeboekjes meer nodig hebt. In de meeste klassen werken er ongeveer vier of vijf slimme kinderen met routeboekjes. Die slimme kinderen hoeven niet perse hoogbegaafd te zijn. Want alle kinderen die heel goed in taal en rekenen zijn, kunnen routeboekjes gebruiken. Door het compacten komt er tijd vrij. In die tijd kunnen de kinderen moeilijke opdrachten maken, dat heet verrijken. Mijn eigen ervaringen… Vanaf groep vier zat ik al in de rekencompacting. Daardoor miste ik heel veel handigheidjes om sommen uit te rekenen. En omdat ik zo weinig handigheidjes wist, ging ik slomer werken. Daarom moest ik uit de compacting. In groep zes werd ik heel onzeker. Groep zes was dan ook mijn minst leuke jaar. Ik dacht namelijk dat ik gewoon niet kon rekenen. Dat ik er heel erg slecht in was en zo. Dat kwam natuurlijk door mezelf, maar ook door de juf. Ze gaf me namelijk nooit de beurt, omdat ze dacht dat ik het al wel wist. In groep zeven bij de rekenmix zat ik eerst bij de compacters, daar dacht ik ook dat ik niet kon rekenen. Omdat ik heel vaak als laatste klaar was, en ik het niet snapte. En ik had nooit mijn rekentijger of kien af, omdat ik het niet snapte. Daarom ging ik ook daar uit de compacting en weer terug naar de normale rekenaars.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
18
3. Verrijken
Verrijken betekent eigenlijk dat je de lessen rijker maakt. Dus interessanter en leerzamer. Met leerzamer bedoel ik niet alleen dat je taal en rekendingen leert. Het gaat er namelijk vooral om dat je de dingen uit het groene deel van het MTO schema leert. Vroeger bestonden er bijna geen verrijkingsmaterialen. Nu zijn er heel veel werkboekjes die scholen kunnen kopen. Zoals Rekentijger, Kien, Taalmeester, Kinderliteratuur en de Kinheim werkgidsen. Hoogbegaafde kinderen hebben deze opdrachten nodig om te leren. Je denkt misschien dat ze dat leuk vinden, maar dat is soms juist helemaal niet zo. Want als alles eerst heel makkelijk was en heel snel ging, is het voor een hoogbegaafd kind heel moeilijk om ineens echt je hersens te laten kraken. Ze zijn dan namelijk als de dood om fouten te maken, of om niet slim over te komen. Het komt erop neer dat hoogbegaafde kinderen het soms moeilijk vinden om over te schakelen. Daarmee wordt bedoeld dat het eerst allemaal heel makkelijk was, en dat je het snel kon maken, en dat je de slimste van de klas werd genoemd. En als je dan hard moet werken en je hersens moet laten kraken, ga je fouten maken en moet je hard nadenken en dan zul je niet binnen twee seconden het antwoord weten. Die schakeling kunnen hoogbegaafde kinderen dus heel erg moeilijk vinden en ze doen er dan alles aan doen om dit te voorkomen. En dan hebben we het echt niet over alle hoogbegaafden hoor! Sommige vinden die uitdagingen juist wel leuk, maar de meeste zien het niet zo zitten. Maar die schakeling naar hard werken moet je echt een keer maken. Want daar leer je van. Want als je dat doet werk je niet alleen aan je zelfvertrouwen, maar ook aan die groene reeks zinnen van het MTO!
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
19
Dit hoef je natuurlijk niet alleen te doen, de leerkracht kan een hoogbegaafd kind hier heel erg goed mee helpen. Door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat je niet opgeeft en dat je meer zelfvertrouwen krijgt. Want dan ontdek je dat je het wel kan! Sommige hoogbegaafde kinderen denken dat het gewoon iets stoms is, een stom werkje dat je moet doen als je hoogbegaafd bent. Het is dus heel erg belangrijk dat de leerkracht de verrijkingsopdrachten goed nakijkt en er een punt voor geeft. Zodat de hoogbegaafde kinderen voelen dat het echt bij hun werk hoort en dat het niet gewoon een saaie extra opdracht is. Dit is zo’n verrijkingsopdracht:
Mijn eigen ervaringen… Zoals ik al zei, was ik nooit klaar met mijn rekentijger en kien. Ik zei (zeg) de hele tijd dat ik het heel erg stom vind. Maar eigenlijk zeg ik dat om het te voorkomen dat ik het moet maken. Ik vind het helemaal niet vervelend om hard te werken, of om mijn hersens te laten kraken. Maar ik vond het heel stom om het thuis te doen. En ik had het ook nooit klaar, omdat ik mijn normale werk nooit af had. En doordat ik het niet af had, kon ik niet aan mijn extra werk werken. Dus daarom vind ik het zo fijn om gewoon te maken wat de groep maakt.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
20
4. Plusklas
Je hebt drie soorten plusklassen: 1. Plusklas op school 2. Bovenschoolse plusklas 3. Fulltime plusklas
1. Plusklas op school Met ‘op school’ bedoel ik natuurlijk een plusklas op je eigen school. Dat is meestal een paar uur in de week. Op zo’n plusklas maak je vaak verrijkingsopdrachten of werk je met projecten. Je zit dan in een best grote groep met slimme kinderen. Maar die zijn niet allemaal hoogbegaafd. Je hoeft namelijk niet perse hoogbegaafd te zijn om extra werk te hebben. Nee, extra werk is speciaal bedoeld voor kinderen die goed in dat vak zijn.
2. Bovenschoolse plusklas Bovenschools betekent dat andere scholen samenwerken. En plusklas betekent een klas waarin alle kinderen die extra werk nodig hebben samen worden gezet. Dus bovenschoolse
plusklas
betekent
eigenlijk
een
klas
waarin
kinderen
van
verschillende scholen bij elkaar worden gezet voor extra verrijking. Een voorbeeld is Eureka!. Eureka! biedt passend onderwijs aan voor hoogbegaafde kinderen. Als je daar bent aangemeld, kom je daar één ochtend in de week. Op Eureka! krijg je dingen zoals: •
Denkspellen
•
Spaans
•
Mindmappen
•
Projecten Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
21
Dat laatste is wel erg leuk, je werkt namelijk met projecten op Eureka!. Bijvoorbeeld: ‘maak een documentaire.’ of ‘maak een les die andere kinderen dan kunnen maken.’ Dat kun je natuurlijk niet zomaar doen. Daarom werken ze op Eureka! met Plannex. Plannex is een site waarop je lessen kunt zoeken en maken. Het is heel erg handig, en je kunt er ook je eigen werk mee plannen! Dat doe je dus allemaal op Eureka!.
3. De fulltime plusklas De fulltime plusklas kun je eigenlijk geen plusklas meer noemen. Want een fulltime plusklas is eigenlijk een school voor hoogbegaafde kinderen. Bijvoorbeeld de Leonardo. Dat is een school, speciaal voor hoogbegaafde kinderen. De school zegt: ‘Veel hoogbegaafde kinderen raken op een normale school gefrustreerd door gebrek aan verrijking. Daardoor lopen veel hoogbegaafde kinderen vast in het reguliere onderwijs. Het gevolg is dat kinderen zich gaan aanpassen in de groep en/of ander gedrag gaan vertonen.’ Dit is een stukje tekst uit de website van de Leonardo. Het is net zo’n school als alle andere, maar dan met speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.
Mijn eigen ervaringen… Ik zit op Eureka!, al sinds groep vier. Ik ben dan ook een van de eerste leerlingen. Toen ik op Eureka! ging was mijn moeder nog juf in mijn klas. Nu niet meer in mijn klas, maar in een andere groep op dinsdagochtend. Ik vind Eureka! heel erg leuk vooral omdat er kinderen zitten die eigenlijk precies hetzelfde denken als ik. Dat geeft wel een fijn gevoel. Ik heb twee beste vriendinnen op Eureka!. Daar ga ik wel het meeste mee om denk ik. Ze zitten allebei op een andere school dan ik. Ik vind het wel heel erg jammer dat ik er straks af moet. Eureka! is namelijk van groep drie tot acht.
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
22
Conclusie
Dit was mijn werkstuk. Hopelijk heb je veel geleerd van de informatie, en heb je genoten en gelachen om mijn eigen ervaringen! Even terug naar mijn inleiding. In de inleiding vertel ik dat er veel vooroordelen zijn. Die vooroordelen hoor ik heel vaak in de klas. En daar erger ik me soms kapot aan. Ik vind het namelijk heel vervelend als iemand zegt: ‘S. is de slimste van de klas!’ Niet omdat ik wil dat ik de slimste word genoemd, maar omdat ik het zo vervelend vind dat ze het gewoon niet begrijpen! Oja, dit is ook een goed voorbeeld: ‘Ohh! S. heeft een acht en ik een negen, nu ben ik slimmer!’ Slaat toch helemaal nergens op? Ik probeer het dan ook goed uit te leggen, maar dat gaat niet altijd even makkelijk. Ik heb al honderden gesprekken (discussies) gehad daarover. Maar het eindigde er altijd mee dat ik ongelijk had. Ik liet het dan maar zo, maar ik ben dan toch altijd een beetje boos in mezelf. Het lijkt me ook helemaal niet fijn voor S. Want als hij een keertje een onvoldoende haalt, krijgt hij gelijk op zijn kop door de andere kinderen uit de klas. Dan vragen ze dingen zoals: ‘Huh? Jij bent toch de slimste van de klas?’ of: ‘ik dacht dat jij hoogbegaafd was!’ Dat lijkt me heel erg vervelend voor hem, want ze verwachten eigenlijk van hem dat hij het goed doet. En trouwens, die verrijkingsopdracht op bladzijde twintig, mag je maken hoor!!
Werkstuk Loes Hoogbegaafdheid
23